ZAAL Z
JG 7 / NR 25 / JUNI - AUG 18
KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN
GESPREK Bart Demuyt (AMUZ) en Manfred Sellink (KMSKA) over samenwerking / COLLECTIE Een nieuwe Jan Steen / MUSEUMMUZE Eva Cardon aka Ephameron / AANBEVOLEN Ann De Bie / GESPREK Wat heeft beeldhouwster Nadia Naveau met barok? En met The Simpsons?
jubileum editie
25
2
IN DIT NUMMER
Collectie
gesprek
‘Meer dan ooit moeten we samenwerken, over disciplines heen.’
Het verhaal van de ontdekking van een Jan Steen in de KMSKA-collectie. Meteen een hoogtepunt in zijn oeuvre Ariane van Suchtelen van het Mauritshuis vertelt > 11-15
museumgebouw
Toen in 1890 het museum openging, waren de gevels nog ‘kaal’. Daar kwam snel verandering in.
Bart Demuyt, directeur van AMUZ, in gesprek met Manfred Sellink > 4-10
Het verhaal van het beeldhouwwerk > 18-23
Wat doen wij?
‘Het leukste aan de job is de betrokkenheid bij de werf.’ Wim Claessens > 16-17
Museummuze
Foto’s uit ZAAL Z knippen: Eva Cardon aka Ephameron doet het! Over leven met kunst > 24-29
3
Souvenir
Suppoosten anno 1890 > 30
Inventarisnummer
De Italiaans-Franse avonturen van een gigantische Rubens Het jeugdwerk ‘Doopsel van Christus’ > 42-47
Wat heeft beeldhouwster Nadia Naveau met barok? En met The Simpsons? N.a.v. ‘Sanguine/Bloedrood. Luc Tuymans on Baroque’, met ook werk uit het KMSKA > 36-41
Tweeluik
Over schaduwen in de KMSKA-collectie > 31-35
Alma-Tadema gaat eigentijds. En licht erotisch ‘Kersen’ > 54
Gesprek
‘Schaduw’ is het fascinerende thema van een Keulse tentoonstelling.
Op de cover
Aanbevolen
Wat raadt een cultuurjournalist van de VRT u aan om te lezen, bezoeken, zien, horen…? Ann De Bie > 48-52
4
gesprek
Voor het Artists in Residenceprogramma werkt het KMSKA onder meer nauw samen met AMUZ, dat onder leiding staat van Bart Demuyt. Hoofddirecteur Manfred Sellink sprak met hem.
DE TOEKOMST? SAMENWERKEN!
Bart Demuyt in gesprek met Manfred Sellink opgetekend door Patrick De Rynck portretfoto door Rob Stevens
Bart Demuyt (°1964) legde na zijn studies aan het Leuvense Lemmensinstituut een indrukwekkend traject af in de klassieke muziekwereld. Sinds 2008 leidt hij de befaamde Alamire Foundation. Die doet en coördineert onderzoek naar de muziek en het muziekleven in de Lage Landen tijdens het ancien régime, met een ferm accent op de Vlaamse polyfonie. Demuyt is ook artistiek directeur van het internationale muziekcentrum AMUZ, dat muziek uit alle tijden en culturen brengt, met een historisch-wetenschappelijke aanpak als fundament. Place to be is de historische Sint-Augustinuskerk in Antwerpen. Bekend is het festival Laus Polyphoniae dat AMUZ organiseert.
Vluchtelingen manfred sellink : ‘Bart, we kennen mekaar al van onze Brugse periode en we delen interesses. Zo zijn we pleitbezorgers van samenwerking van cultuurhuizen en tussen disciplines en kunstvormen, met oog voor eigentijdse kunst. Hoe kijk jij daartegen aan?’ bart demuyt : ‘Samenwerking is ongelooflijk belangrijk voor de culturele sector. En dat begint met de vraag: hoe gaan we om met kunst? Het is voor mij onmogelijk om een muziekstuk los te koppelen van de context waarin het gecreëerd is, van een tijdsperiode. Idem voor een schilderij, beeldhouwwerken, architectuur... Ik heb dat zelf in mijn opleiding als musicus te weinig meegekregen. Je wordt opgeleid in een discipline, maar alles opentrekken is veel krachtiger. Waar is een creatie tot stand gekomen, in welke context, voor wie? Veel vragen die we ons constant stellen, bijvoorbeeld over de uitvoering, worden evidenter met de context erbij.’
6
7 ‘Ik ben jaloers op een museum: jullie kunnen meer kaderen en verbanden leggen in je diverse tentoonstellingszalen.’
‘Meer dan ooit moeten we dus inzetten op samenwerking: een museum en een concerthuis, een dansgezelschap, jonge beeldende kunstenaars met een nieuwe visie op onze samenleving… Zo ontdekte ik drie jaar geleden het ensemble Sollazzo in Praag. Die jonge mensen doen dat schitterend: 14de-eeuwse muziek contextualiseren naar vandaag en bijvoorbeeld linken met de problematiek van de vluchtelingen. Vanuit een wetenschappelijk onderbouwde studie van de bron en de historische context leggen ze verbindingen met onze tijd.’
Jaloers manfred sellink : ‘Een voorzichtige trend in musea is transhistorisch denken, een afschuwelijk woord maar een boeiend concept: je trekt lijnen van het verleden naar het heden. Hoe sta jij daartegenover, als muziekwetenschapper en festivalorganisator?’ bart demuyt :
‘Dat is heel belangrijk volgens mij. Ik denk dat we in de muziek te vaak focussen op één bepaalde componist of een tijdsperiode, zonder voor en na in beeld te brengen. Persoonlijk denk ik bijvoorbeeld dat je de muziek van een Adriaan Willaert uit de 16de eeuw niet kunt snappen zonder de periode rond 1500 te kaderen. Daarmee puzzelen is een heel boeiend gegeven. Ik ben in die zin jaloers op een museum: jullie kunnen meer kaderen en verbanden leggen in je diverse tentoonstellingszalen. Bijvoorbeeld in het museum in Lens trof mij de wandeling door de tijd die je in de vaste
AMUZ is ondergebracht in de barokke Sint-Augustinuskerk in Antwerpen.1628, olieverf op doek, 564 × 401 cm
8
gesprek
‘Wij zijn dagelijks met parels bezig en we kennen het hart ervan. Als we dat kunnen openen en delen met zo veel mogelijk mensen, dan kunnen we als gelukkige mensen sterven.‘
opstelling maakt. Wij zitten vast in een concertstramien dat bijzonder ver van de oorspronkelijke context staat. De functie van wat we opvoeren is vaak weggevallen. De muziekwereld moet daarom toekomstgericht denken en zou bijvoorbeeld muzikale tentoonstellingen kunnen houden. Door excellente mensen uit heel diverse sferen samen te brengen wordt één plus één drie. Het wordt veel sterker.’ manfred sellink: ‘In een van onze AiR-projecten komen heel diverse sferen samen: Fouquet, een jazzmusicus als Robin Verheyen, een 15deeeuws handschrift, het Goeyvaertstrio…’ bart demuyt : ‘Ik ben daar een grote voorstander van. Maar ik zie ook wel dat veel oefeningen niet tot goede resultaten leiden. Het idee is in wezen goed, maar het blijft risicovol. Met het Goeyvaertstrio, dat in de diepte werkt, ben ik er nogal gerust in. Nu, we moeten ook durven mislukken. Misschien gebeurt dat te weinig. Ook daar kun je lessen uit trekken.’ manfred sellink : ‘Inderdaad, Artists in Residence moeten ook kunnen falen. Ik streef met ons programma overigens naar een intrinsieke en diepgaande samenwerking. Veel musea werken samen met andere kunstvormen, maar vaak gebeurt dat eenmalig en voor korte tijd. Ik denk dat wij door de lange duur waarmee we met kunstenaars samenwerken behoorlijk uniek zijn.’
Peter Paul Rubens, Tronende Madonna door heiligen omringd, 1628, olieverf op doek, 564 × 401 cm
Vertrouwen manfred sellink : ‘Hoe zie je de verdere samenwerking van het museum met AMUZ, Alamire, Laus?’ bart demuyt : ‘Ik apprecieer ten zeerste het vertrouwen, dat is heel belangrijk in samenwerking. De tijd kunnen nemen om aan dingen te werken. Het makkelijkste zou zijn te zeggen: wij hebben een podium, jullie hebben Artists in Residence en die zijn welkom… Maar we proberen toekomstgericht te kijken: hoe kunnen we het wetenschappelijke, het museale, de uitvoering en het bronnenonderzoek samenbrengen? Als we het hebben over de Medici, kunnen zowel wij als jullie en ook architecten daar iets mee aanvangen en bruggen bouwen.’
9 VAN RUBENS TOT FABRE ‘We moeten durven gaan voor zulke grote projecten. Om ook aan de wetenschappelijke wereld duidelijk te maken dat er veel ruimte is voor maatschappelijke valorisatie. Denk aan ons project rond Petrus Alamire. Dat onderzoek heeft gerendeerd en doet het nog altijd: een tentoonstelling die we samen cureerden, concerten met muziek die je zelden hoort, een multimedia-installatie die de wereld rondreist… Ze maak je mensen duidelijk: het gaat hier niet alleen om een muziekstuk of een miniatuur of een schilderij, het gaat om iets dat je in zijn totaliteit moet inbedden. En als je dan ook de stap naar multimedia en technologie zet om dingen te ontsluiten, ja, ik zie daar veel toekomst in.’
Parels ‘Dat lijkt me haalbaar en we hebben het dus al gedaan. En als je nu eens hardop mag dromen over onze verdere samenwerking…’
manfred sellink :
bart demuyt : ‘Dan is het volgens mij fascinerend om vanuit een figuur of stijlperiode iets te doen wat de grenzen van disciplines overstijgt. We moeten daarin out of the box durven denken en brainstormen over het conceptuele: hoe bij het zien van een Bruegel een muzikale dimensie creëren die meer is dan een muziekje bij iets fantastisch visueels? Ik heb een haatliefdeverhouding met audioguides. Ze zijn dikwijls goed uitgewerkt, maar muziek dient er vaak om aan het eind van de rit een sfeer te creëren. Kunnen we die werelden niet dichter bij elkaar brengen, zonder dat het ene ten dienste staat van het andere? Kunnen we niet alle banden die er zijn samenbrengen en daarbij ook de nieuwe technologie gebruiken?’
‘We moeten tools zoeken om deuren te openen voor mensen die er weinig van afweten en toch de rijkdom kunnen ervaren. Wij zijn dagelijks met parels bezig en we kennen het hart ervan. Als we dat kunnen openen en delen met zo veel mogelijk mensen, dan kunnen we als gelukkige mensen sterven. ‘
manfred sellink :
‘Het kmska en amuz hebben nog een band: de drie topkunstwerken van Rubens, Van Dyck en Jordaens uit jullie Sint-Augustinuskerk die sinds de jaren 1950 bij ons zijn…’
bart demuyt :
‘Ik ben tien jaar bezig in amuz en een van m’n eerste dossiers was dat van de drie altaarstukken. De restauratie heeft altijd rekening gehouden met hun terugkeer, en ook ik was daar een grote voorstander van. Werken op de plaats waarvoor ze zijn gemaakt, dat blijft zeer sterk. Ik heb ook altijd gezegd: als ze niet terugkomen, moeten we een nieuwe injectie geven aan de ruimte. De huidige replica’s zijn archi-lelijk, amuz onwaardig.’ ‘Op een mooie dag krijg ik dan het fantastische bericht dat mijn goede vriend Manfred Sellink het kmska gaat leiden. Wij hebben meteen in alle openheid gezegd: we gaan dit onderzoeken. En na maanden wetenschappelijk werk hebben we er in alle rust een streep onder getrokken, vanwege de museale veiligheid, de vochtigheid, de ontsluiting… Alleen al het weer binnenkrijgen van de grote Rubens was moeilijk geweest. De bevoegde instanties hebben ons gevolgd. Ik vind het nog altijd spijtig, maar ik ben ook verheugd dat die drie fantastische kunstwerken in het KMSKA ontsloten worden.’ ‘De stad was toen in volle voorbereiding voor het barokjaar en werkte samen met Antwerpse kunstenaars. Vanuit die samenwerking heeft Jan Fabre de opdracht gekregen drie werken te creëren die in de plaats zullen komen van de replica’s. Dat wordt misschien heiligschennis voor bepaalde mensen: een hedendaagse ingreep op zulke cruciale plekken. Maar we leven vandaag en de confrontatie tussen heden en verleden, daarvan hoop ik dat het kan werken. Fabre zal werk met kevers maken. We zijn benieuwd hoe dat tot zijn recht zal komen.’
manfred sellink :
‘Zo komen we weer bij het begin: de continuïteit in creatieve processen en over disciplines heen. Enerzijds vind ik het ook jammer, maar we hebben de balans opgemaakt en we zijn tot een definitieve en verantwoorde oplossing gekomen.’
10
gesprek
LAUS POLYPHONIAE EN HET KMSKA Laus 2018 Before & Beyond loopt van augustus tot december. In het kader van het barokjaar zijn er concerten gepland van Artists in Residence Scherzi Musicali en Oltremontano, waaronder het openingsconcert La Pellegrina op 16 augustus.
TENTOONSTELLING KATHEDRAAL ANTWERPEN
PETRUS ALAMIRE MEERSTEMMIGHEID IN BEELD 19 AUGUSTUS - 22 NOVEMBER 2015
Die dag geeft Manfred Sellink om 11 uur in de Foyer van AMUZ een lezing over kunst en cultuur in Firenze in de tweede helft van de 16de eeuw, met het accent op de beeldcultuur en de internationale wisselwerking. www.amuz.be In 2021 volgt er nog een samenwerking in het kader van het Memlingproject, met concerten en een cd van Oltremontano.
INFO & TICKETS: WWW.AMUZ.BE
Affiche van de tentoonstelling Petrus Alamire, een samenwerking tussen AMUZ en KMSKA
‘Jaren geleden zag ik in Rome een tentoonstelling in Palazzo Doria Pamphilj met twaalf schilderijen van Caravaggio. Ik heb er een hele dag doorgebracht. Elk schilderij vertrok vanuit een totaalbelichting, het licht trok weg en systematisch werden details uitgelicht, heel rustig. Voor elk schilderij kon je een halfuur staan en nieuwe dingen ontdekken. Zoals je dat met een goede gids hebt. Fascinerend was dat. Mijn kennis van Bach is veranderd sinds ik Iets op Bach van Alain Platel heb gezien. Ik heb daar andere dingen gehoord in stukken die ik dacht te kennen, omdat er een laag van hedendaagse dans werd toegevoegd, een structuur binnen de architectuur van Bach. Dat is voor mij de toekomst.
Als we mekaar daarin kunnen vinden… Waarom niet onze materie in een museum ontsluiten, of in openlucht? Als het zinvol is, moeten we het doen.’ manfred sellink :
‘Na de heropening maken we afspraken voor ons project over de beeldcultuur in Antwerpens Gouden Eeuw. Het lijkt me een goed idee om daar een evenwaardige muzikale component aan toe te voegen. Maar we zullen alvast niet wachten tot 2021 om samen te werken.’
Op 2 juli worden in de Sint-Augustinuskerk de nieuwe werken van Jan Fabre onthuld.
COLLECTIE Zomaar een nieuwe Jan Steen in je collectie krijgen: het overkomt een museum niet elke dag…
Een ‘nieuwe’ Jan Steen! door Ariane van Suchtelen, m.m.v. Sabrina Meloni en Marya Albrecht
Op de recente tentoonstelling Jan Steen vertelt in het Mauritshuis hing een schilderij uit het KMSKA dat lange tijd een verstopt bestaan heeft geleid in het depot. Het stond te boek als een kopie naar Jan Steen door de 18de-eeuwse schilder Ignatius de Roore.
Hoogtepunt Op het schilderij is een bonte stoet typische Jan Steen-figuren te zien, zo goed geschilderd dat alleen de meester het kan hebben uitgevoerd. Zo was althans de indruk bij een eerste bestudering in het depot. Maar een sterk vervuilde vernislaag verhulde het verfoppervlak: het schilderij was eigenlijk ontoonbaar. Speciaal voor de tentoonstelling werd De bespotting van Simson in het Mauritshuis gerestaureerd en technisch onderzocht door Sabrina Meloni en Marya Albrecht. Daarbij kon de hernieuwde toeschrijving aan Steen worden bevestigd én kwamen interessante zaken aan het licht. De bespotting van Simson vormde meteen een hoogtepunt in de eerste overzichtstentoonstelling over de historiestukken van Jan Steen: onderwerpen uit de Bijbel, klassieke mythologie en Romeinse geschiedenis. Jan Steen, De bespotting van Simson:
Obsceen
detail tijdens de vernisafname
Het oudtestamentische verhaal van Simson en Delila is een bekend voorbeeld van een vrouwenlist: machtige mannen die door de verleidingskunsten van mooie vrouwen te gronde worden gericht of op zijn minst onsterfelijk belachelijk gemaakt. Dit was het soort verhalen waarmee Jan Steen met zijn
gevoel voor humor goed uit de voeten kon. Het verhaal gaat als volgt. Simson trekt ten strijde tegen de Filistijnen, die veertig jaar lang de Israëlieten hebben onderdrukt. Zijn onoverwinnelijkheid drijft
11
12
COLLECTIE
zijn tegenstanders tot wanhoop. Maar dan wordt hij verliefd op Delila, een mooie Filistijnse. Zij verleidt hem en ontfutselt hem het geheim van zijn kracht: het schuilt in zijn lange haar. Als Simson in Delila’s schoot in slaap is gevallen, laat ze zijn haar afknippen en levert hem uit aan de Filistijnen. Deze episode is uitgebeeld op een bekend schilderij van Steen uit het Los Angeles County Museum of Art dat op de tentoonstelling naast De bespotting van Simson hing. Op Simson en Delila is te zien hoe Simson in Delila´s schoot ligt te slapen, terwijl een barbier op het punt staat de schaar in zijn lange lokken te zetten. Dit is het moment uit het verhaal dat kunstenaars vaak afbeelden. Maar de bespotting van Simson ná zijn gevangenneming was nooit eerder voorgesteld. Simson wordt bespot door een joelende menigte treiteraars. De overwonnen krachtpatser is op zijn knieën gedwongen, in toom gehouden met touwen aan zijn stalen enkelbanden door twee kleine kinderen. Een nar houdt een zotskap boven zijn kortgeknipte hoofd. Zijn afgeknipte haren liggen op de voorgrond, evenals onder meer een scharenfoedraal en een scheerbekken. Ontzet kijkt Simson naar Delila, die een uitermate obsceen gebaar naar hem maakt. Ze is weergegeven als een gewetenloze prostituee. Als teken van ultieme spot laat zij zich betasten door een andere man, terwijl ze haar verradersloon in een grote pot schuift. Het kan allemaal niet erger.
Blik van ontzetting Steen heeft het onderwerp aangegrepen om een menigte figuren op te voeren: grijnzende soldaten met hellebaarden, exotische oosterlingen, lachende kinderen, trompetters, een vaandeldrager en een komische dwerg. Hij voegde, zoals hij wel vaker deed, een zelfportret toe. Linksboven zit hij achter een balustrade. Hij kijkt ons aan met een lachje om de lippen en wijst op wat er gebeurt: pas maar op met die vrouwen, lijkt de boodschap. Allerlei details in de voorstelling zijn prachtig geschilderd. Linksvoor ligt een oosters tapijt, een exemplaar dat Steen kennelijk in zijn atelier bewaarde, want op zo’n dertig van zijn schilderijen komt het voor. Hij liet ermee zien hoe goed hij was in stofuitdrukking.
Jan Steen, De bespotting van Simson, (ca. 1670), olieverf op doek, 65 x 82 cm, KMSKA
14
Rand van De bespotting van Simson met originele spijkertjes waarmee het doek nog altijd op het originele spanraam is bevestigd.
Het is veelzeggend dat Steen het verhaal behoorlijk naar zijn hand heeft gezet. Volgens de Bijbel werden bij Simson direct na zijn gevangenneming de ogen uitgestoken en vond de bespotting door de Filistijnen veel later plaats, tijdens een offerfeest in de tempel van de Filistijnen. Maar Steen wilde de confrontatie tussen Simson en zijn verraadster tot de kern van zijn voorstelling maken. Het ging hem om de blik van ontzetting waarmee Simson naar Delila kijkt. Omwille daarvan moest zijn gezichtsvermogen nog even intact blijven. Achter Simson is een donkere figuur te zien die een mes omhoog houdt terwijl hij op zijn ogen wijst: hij zal Simsons ogen zo meteen alsnog uitsteken. Steen heeft Simsons
bespotting nog een tweede keer weergegeven. Dit monumentale schilderij is een enigszins gekuiste versie, want Delila’s obscene gebaar ontbreekt.
Spijkers en rijgtouw Toen de restauratoren De bespotting van Simson aan de achterkant bekeken, ontdekten ze dat het niet is bedoekt: er is nooit een steundoek aan de achterkant bevestigd, een zeldzaamheid bij oude schilderijen op doek. Bovendien bleek het schilderij nog op het originele spanraam te zijn bevestigd – zelfs de spijkertjes zijn origineel. Langs de randen van het doek zijn op zo’n 10 cm afstand van elkaar gaatjes te vinden. Daardoor was het touw geregen
Jan Steen, Simson en Delila, 1668, olieverf op doek, 67,5 x 82 cm. Los Angeles County Museum of Art (Gift of the Ahmanson Foundation)
COLLECTIE
Jan Steen, De bespotting van Simson, olieverf op doek, 134 x 199 cm, Wallraf-Richartz-Museum & Fondation Corboud, Keulen
waarmee het doek tijdens het schilderen op een groter raam was gespannen. In sommige gaatjes zitten nog restjes van dat rijgtouw! Het schilderij had een vervuilde vernislaag en was in het middengedeelte bedekt met donkere, druppelvormige vlekken. Voor de restauratie baarden die vlekken nog enige zorgen, maar gelukkig bleken ze met het verwijderen van de vernis als sneeuw voor de zon te verdwijnen. Het verfoppervlak was bovendien in uitzonderlijk goede staat. Het is heel bijzonder dat zo’n oud schilderij zo onaangetast is gebleven, misschien wel dankzij de jarenlange ‘verwaarlozing’. Ten slotte onderzochten Sabrina en Marya enkele minuscule verfmonsters van het schilderij. Dit deden ze in het kader van een groot onderzoeksproject naar Steens materiaalgebruik dat het Mauritshuis
sinds enkele jaren samen met Shell uitvoert. Doel van het onderzoek, dat zich toespitst op de chemische elementen in de verf, is onder meer een beter inzicht te krijgen in de chronologie binnen Steens oeuvre. Die is lastig omdat Steen zo zelden zijn schilderijen dateerde. In De bespotting van Simson werd een groen pigment aangetroffen dat Steen vooral in zijn laatste periode heeft gebruikt: een tamelijk fel type groene aarde. Samen met informatie over de gronderingslagen maakt deze vondst het mogelijk het schilderij in de jaren 1670 te plaatsen, toen Steen was teruggekeerd naar zijn geboorteplaats Leiden. De bespotting van Simson past qua materiaalgebruik, schilderstijl en originele én vermakelijke voorstelling probleemloos in het rijke oeuvre van Jan Steen.
15
16
wat doen wij? In deze nieuwe rubriek stellen medewerkers van het museum zich voor. Zo werpt u een blik op de bedrijvigheid achter de museummuren, in de aanloop naar het nieuwe museum.
alleen door de zalen wie?
Door Veerle De Meester portretfoto Jacques Sonck
Wim Claessen functie? Coördinerend technisch hoofdassistent/gebouwbeheerder 26 jaar
hoe lang actief in het museum?
Wat doe je?
Het minst leuke moment?
‘Momenteel spendeer ik 80% van mijn tijd op de werf, de helft daarvan in vergaderingen die betrekking hebben op het masterplan. Ik ben daar voor het museum het aanspreekpunt voor de aannemer en Het Facilitair Bedrijf, dat diverse bouwprojecten van de Vlaamse Overheid coördineert. Ik volg afspraken in verband met de werf op. Daarnaast ben ik gebouwenbeheerder voor de museumsite en zie ik erop toe dat de delen van het gebouw en installaties die momenteel onder het beheer van het KMSKA vallen technisch perfect in orde zijn. Ik zorg er ook voor dat de aanwezigheidspermanentie op de werf gegarandeerd is. Indien nodig val ik zelf in. Ik coördineer ook nog de erfgoedbewakers die op andere locaties tewerkgesteld zijn.’
‘Elke kleine of grote calamiteit. Dat kan een klein defect aan een technische installatie zijn waardoor ze kort uitvalt, maar een paar jaar terug is er ook een brand geweest. Het geeft veel voldoening om bij te dragen aan de oplossing voor dergelijke problemen. Ik neem daarin ook graag mijn verantwoordelijkheid.’
Wat is het leukste aan je job? ‘De betrokkenheid bij de werf. De werf mee kunnen volgen vanaf de opstart tot waar we nu staan.’
Het minst leuke? ‘De stress, die is er vooral vanwege het gebrek aan tijd. Je wil alles heel goed doen maar moet prioriteiten stellen en kan daardoor niet alles afwerken zoals je wenst. Ik zou meer contact willen hebben met sommige medewerkers, maar daar is jammer genoeg niet altijd tijd voor.’
Het leukste moment ooit? ‘Voor een promotiefilmpje van Jongbloed!, de jongerenwerking van KMSKA, hebben we ooit opnames met mijn twee honden gemaakt in de Rubenszaal. Dat was een heel bijzonder moment.’
Je lievelingskunstwerk? ‘De Ark van Noah van Jan van Kessel I. Wanneer ik het in het depot passeer, kijk ik er altijd even naar. Kort weliswaar. Want om uitgebreid van kunst te genieten is er momenteel geen tijd.’ Blij dat je in een museum werkt? ‘Natuurlijk, anders doe je dit niet zo lang. We dragen de verantwoordelijkheid voor een collectie die onvervangbaar is. Ik verheug me nu al heel erg op de dag dat we weer opengaan en nog meer op de dag vóór we opengaan. Ik zie mezelf al door de zalen lopen, als het kan alleen. Alles hangt op zijn plaats en alle technische installaties doen hun werk. Waarschijnlijk zal nooit alles perfect zijn, maar ik verheug me er wel op. Dat zal een moment zijn waarop ik veel voldoening zal voelen.’ ‘Heel soms denk ik dat het fijn zou zijn een gewone nine-to-five job te hebben, waarvoor ik ’s avonds en in het weekend geen vervelende telefoons krijg. Maar ik denk dat ik het museum heel snel zou gaan missen.’
17
MUSEUMGEBOUW Als in 1890 het museum opengaat, zijn de gevels nog kaal. Daar komt de jaren nadien verandering in. Hoe ging dat in zijn werk? Wat stelt het beeldhouwwerk voor? Wie werkte mee?
VAN KAAL TOT BEELDRIJK: DE MUSEUMGEVELS door Leen de Jong
Op 11 augustus 1890 wordt het nieuwe Antwerpse museum met veel bombarie geopend. Een journalist schrijft: ‘Een immense stoet geopend door de burgerwacht, honderdvijftig kunstkringen zijn aanwezig, vele toespraken maar het was mij onmogelijk één woord te verstaan.’ Een ander krantenartikel meldt: ‘De gevels zijn op dit ogenblik van een lamentabele kaalheid. Alleen de loggia’s zijn met een voorlopig geschilderde fries versierd: Pompeïrood dat mooi contrasteert met de gouden caissons van het voorportaal.’
Links: Loggia aan de voorgevel met borstbeelden van kunstenaars Het museum vóór de plaatsing van de tweespannen op het dak in 1905.
De zes monumentale trappen, de vele Korinthische en Ionische zuilen en pilasters, de pinakels en portieken, de hoge voetstukken aan de gevel, de kroonlijsten en alle andere architecturale elementen: ze zijn allemaal af in de zomer van 1890, maar het hele programma van het beeldhouwwerk moet nog uitgevoerd worden. Geen wonder: in maart 1888 was daarvan naar verluidt nog niets aanbesteed. Verschillende beeldhouwers die later een opdracht kregen, waren toen al vragende partij.
19
20
MUSEUMGEBOUW Frans Van Dijk, Ontwerpen voor een fries, Archief KMSKA
Frans Van Dijk, Tekening voor buste in de loggia (buste op piĂŤdestal in vooren zijaanzicht), Archief KMSKA
21
Van voor naar achter Tussen 1891 en 1896 is het dan zover: 22 beeldhouwers werken aan de friezen, bustes, borstbeelden, medaillons, bas-reliëfs en beelden in ronde-bosse. De architecten, Jean Jacques Winders en Frans Van Dijk, hebben alles op voorhand vastgelegd: maten, soorten steen, profielen én het hele programma. Dat programma is voor de huidige museumbezoeker niet vanzelfsprekend. Wat houdt het in? Vier monumentale, vrijstaande vrouwenfiguren op de gevel boven de kroonlijst stellen de grote kunstdisciplines voor: architectuur, schilderkunst, beeldhouwkunst en grafiek. Zij worden geflankeerd door zeven medaillons met daarin de borstbeelden van zeven roemrijke kunstenaars die deze disciplines beoefenden: Bolswert, Floris, Van Eyck, Rubens, Metsijs, Quellinus en Appelmans. In de loggia prijken tegen de rode achtergrond de borstbeelden van weer negen andere kunstenaars, onder meer Michelangelo, Rembrandt, Holbein, Velázquez en Rafaël. En bovenop de museumgevel staan de tweespannen met ‘faamfiguren’. Die worden er pas in 1905 op getakeld. Op de hoge sokkels voor de frontgevel waren nog twee beelden gepland, door de beeldhouwers Mignon en Fabri. Uiteindelijk werd er maar één goedgekeurd en afgewerkt, én werd dat ene beeld van Léon Mignon verplaatst naar de achtertuin. Zo komt het dat de twee sokkels naast de ingangstrappen sinds 1890 nutteloos hoog en leeg zijn. Nog in 1896 vragen de architecten daarom aan de bevoegde museumdirectie om ze te verlagen. Tevergeefs. Op de twee zijgevels prijken tussen de rondboogvensters allegorische vrouwen, die periodes uit de kunstgeschiedenis voorstellen: het gaat van de Egyptische, Griekse en Romeinse, over de Arabische en Byzantijnse, naar de gotische, Vlaamse en eigentijdse kunst. Bovenaan tegen de kroonlijsten werkt men friezen met guirlandes uit. Aan de achtergevel tot slot komen een grote poort, halfzuilen van Ionische orde en een stadswapen.
Het hele programma met zijn tientallen sculpturen beantwoordde aan een in de 19de eeuw geijkt eisenpakket: het moest de glorie van het kunstverleden uitstralen.
Het hele programma met zijn tientallen sculpturen beantwoordde aan een in de 19de eeuw geijkt eisenpakket: het moest de glorie van het kunstverleden uitstralen. Zo heeft het Antwerpse Bourlatheater uit 1834 aan de gevels een plejade van schrijvers, componisten en de muzen van de poëzie, de dans, het blijspel en de tragedie, in overeenstemming met zijn functie. Het uitwendige museumdecorum staat ook in verband met de schilderijen van Niçaise De Keyser in de traphal binnen. Deze reeks uit 1861-1872 brengt een ode aan voorbije glorieuze periodes van nationale en internationale schilderscholen.
Leeuw of paard? Het hele proces – ontwerpen, jureren, uitwerken en plaatsen – nam veel tijd in beslag. De omvang van het werk was dan ook groot, met beelden van 6 en van 8 meter, medaillons van 1,50 meter, bustes van 1,50 meter op een piedestal van 3,50 meter. Om nog te zwijgen van de 8 meter hoge wagenmenners op het dak. Na discussies over het te gebruiken materiaal werden uiteindelijk steenblokken uit Franse groeven, voornamelijk uit Euville in Lotharingen, aangevoerd, per trein naar het zuidstation of per boot naar de haven. Vervolgens transporteerde men de blokken naar de kunstenaars. Discussies over esthetische aangelegenheden werden afgewisseld met inhoudelijke beslissingen. Zo gingen er in een bijna definitief stadium (vergeefse) stemmen op om ook beeltenissen van eigentijdse kunstenaars op te nemen: Wappers, Lies, Leys en De Braekeleer. Er werd ook lang geaarzeld over de belangrijke beel-
22
MUSEUMGEBOUW
Van Michelangelo vindt men dat het portret veel karakter heeft maar onherkenbaar is.
den op de sokkels aan de museumfaçade: moest er een leeuw of een paard in voorkomen? De architecten werden stilaan moe: de begeleiding van het immense werk hield hen al 15 jaar bezig. In april 1894 eisten ze hun honorarium op, maar de ingewikkelde werkzaamheden van de aannemers die de beelden moesten plaatsen, vereiste hun permanente aandacht tot en met de voltooiing.
Te korte benen De afwerking van de gevels begon bij de keuze van de 22 beeldhouwers, vooral bekende en geëerde meesters uit Brussel en Antwerpen. Zij moesten eerst plaasteren ontwerpen op ware grootte maken, die een jury vervolgens keurde. In een juryverslag van februari 1892 luidt het onder meer: benen zijn te kort, een bovenlichaam is in wanverhouding met de rest van het lichaam, er zijn mankementen aan voeten, friezen moeten meer reliëf krijgen, het hoofd van Jordaens’ buste moet de andere kant opdraaien en van Michelangelo vindt men dat het portret veel karakter heeft maar onherkenbaar is. Op 7 juli 1892, bij het plaatsen van de bustes in de loggia, merkt schepen Gits als lid van de museumcommissie op dat de achtergrond van de loggia ‘te log is en doods van uitzicht… spreker zou verlangen na te gaan of de achtergrond der loggia niet een betere versiering zou kunnen bekomen’. De lange onderneming krijgt haar beslag rond 1905. Er heerst tevredenheid over het geheel. De Antwerpse krant La Métropole schrijft op 22 juni van dat jaar lyrisch over het sluitstuk, de wagenmenners van Thomas Vinçotte op het dak, en vergelijkt ze met de Venus van Samothrace: ‘Het neo-Griekse monument met zijn sterke, maar kalme lijnen, heeft een sculptuur gekregen die in harmonie is met het geheel.’
Er werd lang geaarzeld over de beelden op de sokkels aan de voorgevel. Ontwerp door Frans Van Dijk, Archief KMSKA
Frans Van Dijk, Ontwerpen voor een fronton en andere beelden, Archief KMSKA
24
Museummuze
Welke kunstwerken uit de collectie van het KMSKA inspireren kunstenaars van vandaag? En waarom?
KUNST ALS BLIJVENDE JEUGDLIEFDE Door VĂŠronique Van Passel
Portretfoto door Jesse Willems
Eva Cardon aka Ephameron is een gerenommeerde beeldend kunstenares en ook docente. Ik ontmoet haar op een zonovergoten, ijskoude winterdag, maar in haar atelier in DE Studio in Antwerpen hangt een heerlijk warme sfeer. Ons gesprek voert mij terug naar mijn studies kunstgeschiedenis, waar ik veel heb opgestoken van haar vader Bert Cardon, een begenadigd lesgever.
Eva Cardon aka Ephameron ‘Ik heb eerst schilderkunst gestudeerd. Mijn afstudeerproject was het maken van een website, want het beroep van schilder zag ik niet echt zitten. Voor mij was er een kloof tussen de schilderkunst en de toepassing ervan. Daarom behaalde ik later ook een master in de illustratie. Op mijn website plaatste ik elke dag een beeld met wat woorden, vluchtig en efemeer. Eendagsvliegjes en drukwerk voor eenmalig gebruik, zoals affiches en flyers, heten ephemera, in het enkelvoud ephemeron. De
25
Museummuze
‘Spilliaert stelt zichzelf voor met ingevallen wangen, bleek, triest en melancholisch. Hij wil een goed beeld maken, geen mooi beeld. En daar draait het allemaal om.’
website kreeg daarom de naam Ephameron. Het klinkt als mijn naam: Eva Cardon. Waarom ik die naam blijf houden? In het domein van de websites, graphics, graffiti en illustratie is het heel normaal dat je een schuilnaam neemt. Ik zit op het raakvlak tussen die wereld en die van de schilderkunst.’ ‘Mijn werk kom je ook op straat tegen. Samen met Thijs Kelder (DSTRUCT) maakte ik van de spoorwegbrug aan de Plantin en Moretuslei een kleurrijke toegangspoort voor Antwerpen met portretten van de familie Plantin-Moretus, het familielogo, drukpersen en lezende mensen. Op Coney Island verfraaide ik een muur van 15 meter lang rond het thema “water”. Ik maak ook illustraties voor kranten en magazines als De Standaard, De Tijd, Knack en The New York Times.’ ‘Als kunstenaar ben ik Ephameron en als docente Eva Cardon. Ik doceer Illustratieve Vormgeving in Sint Lucas Antwerpen en Beeldverhaal aan LUCA School of Arts, Campus Sint-Lukas Brussel. Ik geef graag les: wat je zegt heeft impact op de studenten en uit onze gesprekken en de reflecties op hun werk haal ik veel voor mezelf.’
Léon Spilliaert, Zelfportret met blauw schetsboek, 1907, waterverf op papier, 50 × 38 cm, KMSKA
Autobiografie in beeld ‘Ik startte mijn doctoraat rond artistieke autobiografische beeldverhalen toen het boek Wij twee samen verscheen, over het verlies van mijn vader, die aan een dementieziekte leed. In een autobiografie geef je jezelf bloot. Dat kan confronterend zijn in je dialoog met pers en publiek. Daarom maak ik nu de kanteling naar autofictie of semifictie. Voor mijn doctoraat teken ik een aantal kortverhalen rond het moederschap. Niet alleen mijn ervaring en perspectief komen aan bod. Ik laat me inspireren door verhalen van anderen en fictionaliseer die. Mensen stellen minder gemakkelijk vragen omdat ze niet weten of verhalen verzonnen zijn of niet.’ ‘Ik ben nu halfweg, en ben vooral bezig geweest met het onderzoek van kortverhalen en het uitproberen van technieken. Naast het praktijkgedeelte heeft een doctoraat ook een reflectief gedeelte. Ik schreef een essay over het werkproces voor het boek over mijn vader en wil dat nu ook doen voor mijn nieuwe project. Hiervoor verdiep ik me onder meer in het werk van de Franse kunstenares Sophie Calle en lees ik het boek van Roland Barthes, De taal der geliefden.’
27
28
Ephameron, Broteram, aquarel op papier, 15,5 x 20 cm, © Ephameron, collectie van de kunstenaar: ‘Net als Breitner gebruik ik de fotografie als referentie. Dit werk uit de reeks “Zo is mijn leven”, die kadert in mijn onderzoek rond het moederschap, is gemaakt op basis van selfies die mijn zoon op zijn vierde maakte. Al spelend maakt hij per ongeluk fotootjes, foutief belicht en slecht gekadreerd. Ik vind het een leuke uitdaging om daar iets van te maken.’
Museummuze
Inspiratie uit het KMSKA ‘Tegen mijn werktafel heb ik een plakwand met beelden van kunstwerken die mij prikkelen. Onder andere foto’s die ik uit ZAAL Z heb geknipt (lacht): de Madonna van Fouquet, De twee lentes van Van de Woestyne, de tronie van Van Dyck, Breitner... Mijn liefde voor kunst is verweven met mijn jeugd. Mijn ouders waren beiden kunsthistorici, dus bij ons thuis lagen er veel kunstboeken. De beelden op de covers werden van kinds af iconisch voor me. Ik verzamelde kaartjes van kunstwerken met voorstellingen van Adam en Eva, en er hing een poster met de baadster van Spilliaert op mijn slaapkamer.’ ‘Léon Spilliaert is een van de grote Belgische kunstenaars naar wie ik opkijk. De aquareltechniek van Zelfportret met blauw schetsboek uit de KMSKAcollectie sluit nauw aan bij dat waarmee ik nu bezig ben: de zoektocht naar een nieuw medium voor mijn beeldtaal. Aanleiding voor mijn waterverfschilderijen zijn mijn reisdagboeken, waarvan een selectie te vinden is in de publicatie re/ collection. Ik ben met aquarel beginnen werken omdat je het materiaal gemakkelijk mee op stap kan nemen.’ ‘Schilderen in waterverf brengt een begrenzing met zich mee. De kleur van het papier is even belangrijk als de kleur van de verf. Je moet dus goed nadenken voor je aan de slag gaat. Normaal
begin je bij aquarel met lichte vlakken en bouw je op naar donker. Ik doe het andersom. Zo heb ik een beter zicht op de compositie. De valkuil van aquarel is dat het geheel er flets kan blijven uitzien, terwijl het evenveel kracht moet hebben als een olieverfschilderij. De verdeling van licht en donker is in dit werk van Spilliaert in perfecte balans. Eén hand wit, één hand zwart. En het kleine blauwe boekje: diepte door een kleurtoets.’ ‘Mij fascineert ook het autobiografische van het zelfportret. Als jonge kunstenaar heb ik er veel gemaakt. Je moet dan door een figuratieve fase: iets afbeelden wat je kent en kunt. Je uiterlijk is dan een veilig studieobject. Veel portretten geven een mooi beeld weer. Maar Spilliaert stelt zichzelf voor met ingevallen wangen, bleek, triest en melancholisch. Hij wil een goed beeld maken, geen mooi beeld. En daar draait het allemaal om.’
re/collection, een uitgebreide selectie uit de reisdagboeken van Ephameron, kwam eind 2017 uit bij Oogachtend, ISBN 9789492672025.
29
30
souvenir Een nieuwe rubriek in ZAAL Z. Vondsten uit het rijke museumarchief, met een beknopt commentaar.
MISTROOSTIG Bij de opening van het museum in 1890 worden twaalf zaalwachters in dienst genomen. In 1891 komen er twee politieagenten bij voor de nachtdienst. De suppoosten zien er op hun best uit, in uniform en met een kepie. Om hun hals dragen ze een indrukwekkend snoer met een medaille waarop het wapenschild van de Sint-Lucasgilde en het kenteken van de stad Antwerpen prijken. Gelukkig droegen ze dit niet dagelijks. De snor maakt geen deel
Door Christine Bauwens
uit van het uniform: de jonge man in het midden heeft er geen. De zaalwachters hadden het niet makkelijk. Ze verdienden 1 frank per dag, wat overeenkomt met het dagelijkse inkomen van een thuiskantwerkster. En ze hadden recht op vier vakantiedagen in de zomer en vier in de winter. Misschien dat ze er daarom wat mistroostig uitzien.
tweeluik Jan Lievens, Jonge tekenaar, olieverf op doek, 130,2 × 98,8 cm, KMSKA
Uit het internationale aanbod van tentoonstellingen kiezen we er een. We leggen een rechtstreekse band met de collectie van het KMSKA.
Uit de schaduw Door Nanny Schrijvers
In Keulen loopt vanaf eind september de tentoonstelling Schatten im Blick? Hoe de weergave van schaduw evolueert wordt er getoond aan de hand van een reeks prenten. We kijken in deze bladzijden naar de schaduwen in enkele KMSKA-schilderijen. Hoe begin je eraan, lijkt Jan Lievens aan te geven. Een jonge tekenaar kijkt in een schetsboek. Weet hij al hoe hij het zal aanpakken? Hoe wordt
op een plat vlak een cirkel een bol? Allerlei tekengerei ligt klaar. Zal hij de schaduwpartij arceren? Of zal hij zachtjes doezelen, zodat er geen lijntjes meer te zien zijn? Het beeld van het Jezuskind wordt door Lievens half in de schaduw weergegeven en dompelt zelf de twee ‘hoofden’ in duisternis. Hij gebruikt donkere tonen om schaduw aan te geven. Dankzij de gerichte belichting en onderbelichting lijkt het beeld driedimensionaal.
31
Jan Baptist Weenix, Een Italiaanse zeehaven, z.d., olieverf op doek, 80 Ă— 107,5 cm, KMSKA
Licht en donker Jan Baptist Weenix specialiseerde zich in italianiserende landschappen en had veel aandacht voor indrukwekkende architectuur, zoals in Een Italiaanse zeehaven. Zelfs zonder dat de lichtbron te zien is, maken de scherp getekende slagschaduwen de positie van de zon meteen duidelijk. De geometrisch geconstrueerde schaduwpartijen zijn met precisie
uitgetekend, net zoals de architectuur. Licht en donker voeren onze blik over het schilderij en beschrijven de vorm en opbouw van de zuilengaanderij. De sterke contrastwerking brengt leven in de scène. Een dame loopt met haar gevolg over het terras de zon tegemoet, maar haar hond kiest voor de schaduw. Hij vormt een donker afgelijnd silhouet.
tweeluik
Vooraan rechts, in een punt zonlicht, slaapt een man leunend op een koffer met een hoop accessoires: een harnas, een standaard, een rode mantel... Een aapje zit er bovenop. Dramatische luchten met een afwisselend wolkenpatroon maken het mogelijk om licht- en donkeraccenten op de ondergrond te leggen. Zoals Meindert Hobbema doet in de Watermolen. Hij laat zonlicht en schaduw elkaar afwisselen en stippelt zo een heel ‘parcours’ over het paneel uit. De blik wordt heen en weer gevoerd zodat het kijken tijd vraagt, waardoor dan weer de uitgestrektheid van het landschap lijkt te vergroten. En net als bij Een Italiaanse zeehaven baden de figuren, in dit geval een man met een jongetje, in het licht.
Zelfs zonder dat de lichtbron te zien is, maken de scherp getekende slagschaduwen de positie van de zon meteen duidelijk.
Meindert Hobbema, Watermolen, (1670-1685), olieverf op paneel, 76,3 × 111 cm, KMSKA
33
34
TWEELUIK
Brugse Meester van 1499, Madonna in de kerk. Diptiek van Christiaan de Hondt, abt van Ter Duinen, (1499) linkerluik; binnenkant, olieverf op paneel, 31 Ă— 14,5 cm, KMSKA
35 Petanquende monniken Charles Hermans, die vooral bekend is voor zijn scènes met de Brusselse bourgeoisie, woonde een tijdlang in Italië en was in die periode bijzonder gefascineerd door het kloosterleven. In het lommer, onder de brede kruinen van de bomen op het plein, spelen monniken jeu de boules. De schaduw op de grond is een afwisseling van blauw, lichtbruin, roze en groen. Waar geen schaduw is, zijn de kleuren lichter en fletser. Details vallen er weg. De zon tast behalve de kleur ook de vorm aan. Hij staat hoog en het is heel warm. Al lijken de monniken met hun dikke pijen daar niet al te veel last van te hebben. De schaduwen verklappen de stand van de zon en laten soms zelfs toe om het uur van de dag af te leiden. De zon gaat immers onder in het westen, toch in aardse voorstellingen.
Hemelse schaduw In Madonna in de kerk ruilen we het aardse in voor het hemelse. Dit werkje van de Brugse Meester van 1499 is een kopie naar een origineel van Jan van Eyck, dat in de Berlijnse Gemäldegalerie bewaard wordt.
Maria is in het christendom de moeder van de ‘menselijke’ Jezus en bij uitbreiding de moeder van God en koningin van het hemelse. Déze Mariafiguur is indrukwekkend in haar houding en door haar kledij. Haar grootsheid wordt nog groter door de wanverhouding met de omgeving. Maria vult de kerk met haar aanwezigheid. Ze staat niet in de kerk, ze is de kerk. De vaas met bloemen die haar maagdelijkheid symboliseert en het openstaande deurportaal, dat voor de hemelpoort staat, verwijzen naar de rol van Maria als tussenpersoon: via haar moederschap kon God mens worden. En omgekeerd kan de mens via haar zoon Gods rijk betreden. Het invallende licht en de schaduw van de poort geven aan dat dit een hemelse voorstelling is. Op aarde kunnen we niet zijn, want dan zou de zon in het noorden staan. Het koor van een kerk is namelijk gewoonlijk naar het oosten gericht. Schatten im Blick? Van 28 september 2018 tot 13 januari 2019 in Keulen Wallraf-Richartz-Museum & Fondation Corboud www.wallraf.museum
Charles Hermans, Balspel, 1871, aquarel op papier, 235 × 479 mm, KMSKA
36
gesprek Wat heeft beeldhouwster Nadia Naveau met de barok? Luc Tuymans heeft drie werken van haar geselecteerd voor zijn tentoonstelling ‘Sanguine / Bloedrood. Luc Tuymans on Baroque’ in M HKA. Daar is ook werk uit de KMSKA-collectie te zien.
Bernini ontmoet The Simpsons
door Eric Rinckhout portretfoto Joke De wilde
Spetterende kleuren maar evengoed spierwit. Spanning tussen figuratie en abstractie, stilering en wilde verbeelding. Schoonheid met een weerhaak. Verwijzingen naar de kunstgeschiedenis, De Chirico en Brancusi, Thomas Schütte, tekenfilms, sprookjes, Maya-maskers, Amerikaanse canyons en spookstadjes, cowboys en de dagelijkse werkelijkheid. De sculpturen van Nadia Naveau hebben het allemaal. In haar atelier in Antwerpen hangen tientallen prentbriefkaarten en soms verkleurde fotokopieën met geliefde kunstwerken aan de muur. Er staan enkele monumentale sculpturen, maar het wemelt er vooral van de schaalmodellen en mini-installaties: proefprojecten en probeersels, waar Nadia Naveau al dan niet een versie op groot formaat van zal maken. Een versie die – onderweg – er nog helemaal anders kan gaan uitzien. Want dat is
Nadia Naveau (°1975) woont en werkt in Antwerpen en Saint-Bonnet-Tronçais in Frankrijk. Opleiding beeldhouwkunst aan de Antwerpse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, waar ze nu lesgeeft, en aan het HISK in Antwerpen. Heeft tentoongesteld in o.m. Base Alpha Gallery, M HKA en De Garage Mechelen. Residenties in New York, Sarasota en Rome. Sculpturen in de openbare ruimte in Tongeren, Maldegem, en Lokeren, in het Vlaams Parlement, de Universiteit Antwerpen, Mu.ZEE, Nationale Bank van België en Akzo Nobel Art Foundation (NL).
een van de voordelen van het boetseren in klei: je bouwt op en breidt uit. ‘Boetseren is tekenen voor mij, ik druk me beter en sneller uit in klei,’ zegt de kunstenares. Terwijl ze boetseert, kan Nadia Naveau haar verbeelding laten werken, intuïtief haar immense beeldenreservoir aanboren en het toeval een rol laten spelen. ‘Het verbaast me niet dat mijn werk tot de barok wordt gerekend. Dat gebeurt wel vaker. Ik hou ook van de barok en ben een hele grote fan van Bernini. Maar ik zou mezelf niet omschrijven als iemand die alleen maar “barok” maakt. Mijn werk gaat veel breder en is vaak gestileerder. Noem het 3Dcollages, waardoor ik het eerder “eclectisch” zou noemen.’
Meisjes met voetbalhoofd Waarom hou je zo van Bernini? ‘Om te beginnen zijn die beelden in marmer en steen. Het is gewoonweg waanzin dat ze echt gekapt zijn: het baldakijn in de Sint-Pietersbasiliek, maar evengoed de fontein van de rivieren op de Piazza Navona. Ik kende zijn werk al lang van afbeeldingen maar pas in 2009 ben ik voor de eerste keer in Rome geweest voor een verblijf in de Academia Belgica. Toen heb ik de werken van Bernini in het echt gezien en dat was overweldigend. De dynamiek en de energie van zijn beelden is heel sterk.’
38
gesprek
Nadia Naveau, Le Salon du Plaisir, 2007, keramiek, NOG Art Collection (NL)
39 Was dat barokke element al vanaf het begin aanwezig in jouw werk? ‘Ik heb de opleiding beeldhouwkunst gevolgd aan de Antwerpse academie en daar was Wilfried Pas mijn leraar. Ik heb leren boetseren naar bestaande modellen, maar toen al zat er bij mij een dynamische toets in. Ik werkte altijd net iets groter en krachtiger. (lacht) Het ging om naaktmodellen en portretten in klei. Puur figuratief. Zo is het begonnen. Maar na die opleiding van vier jaar werd ik bang dat mijn aanpak een maniërisme begon te worden. Ik kende mijn toets stilaan door en door – dat was eng – en toen ben ik iets totaal anders gaan doen. Geïnspireerd door Fred Bervoets, die docent was in de schilderopleiding, ben ik beginnen schilderen en andere wegen opgaan. Fred kwam wekelijks in mijn atelier kijken. Ja, die man is pure energie, heeft een goed oog en stimuleerde mij. Ik ben toen afgestudeerd met nog altijd wel geboetseerd werk, maar zonder specifieke toets of gevoeligheid. Meer koboldachtige, gestileerde figuren, zoals mijn Soccer Ball Head Girls, meisjesfiguren met een voetbalhoofd.’ Je boetseert nog altijd in klei? ‘Ik boetseer nagenoeg alles in klei, ook op groot formaat. Daarna kies ik welke afwerking of huid het beste is. Of ik het beeld in gips, keramiek, brons, gietijzer, rubber, beton of plasticine laat uitvoeren. Het is een constant onderzoek hoe je met beelden omgaat: sokkel, materie, huid, omgeving… Zo heb ik voor de Soccer Ball Head Girls een heel speelveld als sokkel gebruikt. Smackwater Jack, een cowboyfiguur uit 2003 met zijn schaduw als sokkel, is volledig opgetrokken in kunstleer.’
Marge Simpson, alias Nefertiti Luc Tuymans heeft drie beelden gekozen die teruggrijpen naar een aloude traditie: de buste. ‘Naar aanleiding van de tentoonstelling 350 jaar Koninklijke Academie in het MAS werd aan een aantal kunstenaars gevraagd om een herinterpretatie van een bestaand kunstwerk te maken. Ik heb toen de pronkbuste van Willem Kerricx gekozen (Maximiliaan II Emmanuel uit 1694; ER). Die zat al jaren in mijn documentatiemap.’
‘Maar eigenlijk moet ik eerst vertellen wat daaraan voorafging. Le Salon du Plaisir uit 2007 (nu in de NOG Art Collection, Nederland; ER) is een belangrijke schakel geweest in mijn werk. Ik had mezelf opgelegd om elke dag één werkje in klei te maken. Dat is uiteindelijk een groot ensemble geworden, geïnspireerd door Le Salon de Sculpture van 1900 in Le Grand Palais in Parijs en door een bezoek aan Chinatown in San Francisco, waar ik kitscherige ivoren beelden had gezien. Daarna dacht ik: ik ga mijn eigen Salon du Plaisir maken.’ ‘In dit ene werk heb ik zowat alles samengebracht waarmee ik tot dan bezig was geweest: 47 spierwitte sculpturen in keramiek, zo’n 20 à 30 centimeter hoog, op een glanzend zwarte plaat. Ik heb me uitgeleefd met steigerende paarden, Franse ruiters en waterspuwers . Er zitten verwijzingen in naar Grizzly Adams, een jeugdfeuilleton waar ik dol op was, en naar Bernini en zijn beeld De roof van Proserpina, maar ik heb de god Pluto hoorntjes en een zonnebril gegeven. Marge van The Simpsons heb ik uitgebeeld als een soort Nefertiti.’ (lacht)
‘Ik heb hier wel een hoop documentatie liggen van alles wat mij interesseert, van musea tot doodgewone straatbeelden, maar dat zit ook allemaal in mijn hoofd…’ Je liet alle mogelijke inspiratiebronnen toe. ‘Ik wist vooraf niet honderd procent wat ik wilde maken. Kijk, ik heb hier wel een hoop documentatie liggen van alles wat mij interesseert, van musea tot doodgewone straatbeelden, maar dat zit ook allemaal in mijn hoofd… Vaak gaat het om beelden die ik vergeten ben, maar die weer uit mijn vingers komen terwijl ik aan het boetseren ben. Ik kan in een soort trance terechtkomen, een opperste concentratie, en ben soms verwonderd wat er dan allemaal tevoorschijn komt.’
40
gesprek Sanguine/Bloedrood. Luc Tuymans on Baroque
Waarom is ‘Le Salon du Plaisir’ zo belangrijk voor jou? ‘Ik ben toen opnieuw voluit durven gaan. Overdaad, toets of geen toets, ik wilde doen waar ik zin in had. Ik experimenteerde met glazuur en ontdekte de “rococo” van keramiek. Ik had toen het gevoel dat ik genoeg maturiteit had, nadat ik zoveel andere dingen onderzocht had.’ Wat is het verband met de drie bustes? ‘Wel, voor de herinterpretatie van de buste van Willem Kerricx vond ik het prettig om opnieuw een hand en een gezicht te boetseren: je valt terug op je kunde van vroeger. Maar dan realiseerde ik me: mijn beeld is te eenduidig, te realistisch. Ik heb het beeld enkele keren hernomen en dan gebeurden er dingen: de hand werd een bokshandschoen, de kop kreeg die rare, uitpuilende ogen van komiek Marty Feldman (lacht hartelijk), maar heeft ook iets van The Simpsons en doet wat aan het werk van Philip Guston denken. Dan pas begon het voor mij te werken.’
In het kader van het stadsfestival Antwerpen Barok 2018 plaatst Luc Tuymans als curator van de tentoonstelling Sanguine/Bloedrood in M HKA grote barokmeesters tegenover hedendaagse topkunstenaars. Sleutelwerken uit de barok van onder anderen Zurbarán, Caravaggio, Van Dyck en Rubens en opmerkelijke bruiklenen uit het KMSKA laat Tuymans dialogeren met hedendaagse meesters, zoals On Kawara en Edward en Nancy Kienholz, aangevuld met werk van Takashi Murakami, Michaël Borremans, Sigmar Polke en Tobias Rehberger. De term ‘barok’ impliceert overdrijving en mateloosheid, maar ook spanning en onvatbaarheid. Als tentoonstellingstitel koos Tuymans voor Sanguine/ Bloedrood, een verwijzing naar de energiestroom van leven en dood. Sanguine/Bloedrood loopt van 1 juni tot 16 september in M HKA, Antwerpen. www.antwerpbaroque2018.be
Buste met Mickey Mouse-oren Uiteindelijk heb je drie bustes gemaakt. ‘Ik wílde er drie maken. Het eerste beeld, Roi je t’attends à Babylone, is het meest barokke. Het gezicht kreeg een blauwe plasticinelaag. In het tweede beeld, Deaf Ted, zit meer stilering en vervreemding. Zo is zijn hand een bol en een stel blokjes. Hij heeft ook een lap voor zijn gezicht gekregen en Mickey Mouse-oren. Het beeld is gebaseerd op Hercules die getooid is met de kop van de verslagen leeuw. De laatste buste, Figaro’s Triumph, is de meest gestileerde. Die heeft een kat op zijn kop, daar hebben eerst andere vormen op gestaan… Tijdens het boetseren ga ik steeds verder.’ Het is een Pinokkio-figuur? ‘Die kop was rond en ik vond dat er iets ontbrak. Ik heb gewoon een buisje in zijn hoofd gestoken. Het was zo veel beter, ook al is er nu een duidelijke referentie aan Pinokkio. Je doet iets aan de vorm en dan pas besef je welke inhoudelijke gevolgen dat heeft.’
Het oorspronkelijk werk van Kerricx is in marmer, terwijl jij in klei boetseert. ‘Ja, maar die oorspronkelijke ontwerpen waren meestal in terracotta, daarna werden ze in marmer uitgevoerd. Ik heb in mijn eerste jaar academie ook leren kappen, maar dat ging me te langzaam. Je neemt dan ook dingen weg, terwijl ik het leuker vind om op te bouwen en dingen toe te voegen. Boetseren is een andere manier van denken en werken. Wanneer het beeld wordt afgegoten, krijgt het wel vaak de illusie van een ander materiaal, zoals bij mijn recentste sculptuur Funny Five Minutes (Goofin’ around), waarvoor ik steengruis met polyester heb gemengd om het uiterlijk van een stenen beeld te krijgen. Maar beeldhouwen blijft een traag medium en een langzaam proces. Door de tijd krijgt een beeld de juiste gelaagdheid. Ik zie dat proces als noodzakelijk om tot een bewust eindresultaat te komen.’
41
Nadia Naveau, Roi, je t’attends à Babylone, 2018, keramiek, Collectie van de kunstenaar
Willem Kerricx, Maximiliaan II Emmanuel, keurvorst van Beieren, landvoogd van de Spaanse Nederlanden, 1694, marmer, 115,5 × 72,5 × 47 cm, KMSKA
42
Inventarisnummer 707
Rubens’ Doopsel van Christus is een minder bekend jeugdschilderij van de barokmeester. Hij maakte het op zijn 27ste. Toch is het een sleutelwerk in zijn oeuvre.
DE AMBITIEUZE JONGE RUBENS Door Nico Van Hout opgetekend door Véronique Van Passel
Met zijn gigantische afmetingen – meer dan 4 bij bijna 7 meter – is het Doopsel van Christus een van de grootste doeken in de KMSKA-collectie. Het behoorde bovendien tot een ensemble van drie stukken. Peter Paul Rubens (1577-1640) maakte dat voor de Santissima Trinità in Mantua.
Broodheer Zoals veel kunstenaars van zijn tijd trok Rubens op studiereis naar Italië, waar hij de klassieke oudheid en de Italiaanse meesters ontdekte. Hij zocht er, zoals veel onbekende Vlaamse schilders, ook een broodheer. Hiervoor was een kennissenkring belangrijk. Rubens kon rekenen op de steun van zijn broer Filips, die in Rome werkte als bibliothecaris en secretaris van kardinaal Ascanio Colonna. Ook aartshertog Albrecht gaf een voorzet door een schilderijenensemble te bestellen voor zijn titelkerk in Rome, de Santa Croce in Gerusalemme. Tijdens zijn verblijf in Venetië werd Rubens voorgesteld aan hertog Vincenzo I Gonzaga, bij wie hij in dienst trad als schilder en raadgever voor kunstaankopen. Het hof in Mantua verbleef in een van de grootste paleizen van Noord-Italië, waar in de renaissance belangrijke kunstenaars actief waren, zoals Mantegna. Giulio Romano, erfgenaam van Rafaël, had er als architect het beroemde Palazzo del Té gebouwd en liet er een studio na met al zijn tekeningen, ontwerpen en kartons. De verwoede collectioneur Gonzaga bezat tevens werk van Titiaan.
Rubens maakte in Mantua ook kennis met antieke kunst. Zo maakte hij er tekeningen naar de Knielende Venus. Rubens kwam onbeslagen naar Mantua, maar leerde er veel.
Stukgeregend Politiek stelde het hof van de Gonzaga’s niet veel voor: het hertogdom zat gewrongen tussen Habsburgers, Fransen en de paus. Maar de luxe was er onvoorstelbaar en er werden fortuinen uitgegeven aan kunst. Toch moest Rubens volgens zijn briefwisseling met staatssecretaris Annibale Chieppio aandringen op betaling van achterstallig loon. Mantua was Rubens’ vaste verblijfplaats in Italië, maar hij reisde ook intens. Zo ondernam hij voor de hertog in 1603 een diplomatieke reis naar Spanje met geschenken voor Filips III: een koets met paarden en een vaas in rotskristal. Voor de hertog van Lerma, Spanjes eerste minister en verwoed collectioneur, had Rubens schilderijen bij. Die kunstwerken vond Rubens maar niets, zoals we in zijn brieven kunnen lezen. Wellicht had de jonge kunstenaar gehoopt dat zijn werkgever hém zou vragen om een schilderij voor Lerma te maken. Tijdens de heenreis regende het dan nog eens onophoudelijk. Bij aankomst in Valladolid waren de kunstwerken door de regen onherroepelijk verloren… De sluwe Vlaming schilderde dan zelf maar een werk voor de eerste minister. Die zag het grote talent van de Vlaming en bestelde een heroïsch
43
Veronese, Gastmaal bij Levi, doek, 555 x 1280 cm, Galleria dell’ Accademia, Venetië
ruiterportret (Madrid, Prado). Rubens plaatste overal zijn voet tussen de deur en bouwde zo een internationaal netwerk uit. Terug in Mantua kreeg Rubens na kleinere projecten de opdracht voor een ensemble van drie grote doeken voor de Capella Maggiore in de voormalige jezuïetenkerk Santissima Trinità. Boven het hoogaltaar kwam een voorstelling van De Heilige Drievuldigheid aanbeden door de familie Gonzaga. Aan de zijmuren van het koor hingen doeken met links het Doopsel van Christus (KMSKA) en rechts de Transfiguratie (Nancy, Musée des Beaux-Arts). De jonge meester begon eraan na augustus 1604. Vóór 25 mei 1605 was de cyclus voltooid.
Groots en meesterlijk In de onderste helft van het hoofdaltaarstuk is de familie Gonzaga symmetrisch opgesteld. Boven lijkt de heilige Drievuldigheid op een tapijt te zweven, geschilderd op bladgoud. Door de flikkerende kaarsen in de donkere kerk leek het alsof dat bewoog. De kerkarchitectuur liep ook nog eens in een trompe-l’oeil door in het schilderij, een vondst die Rubens bij Veronese haalde, zoals in diens Gastmaal bij Levi (Venetië, Accademia) en Bruiloft van Kana (Parijs, Louvre). De Transfiguratie rechts baadt in lichtcontrasten, het handelsmerk van Rubens’ tijdgenoot Caravaggio. In Doopsel van Christus, links in het hoogkoor, is de invloed merkbaar van Rafaëls Vaticaanse Loggie en van Tintoretto’s ver-
44
gesprek
45
Peter Paul Rubens, Doopsel van Christus, (1604-1605), houtskool op papier, 48,6 x 76,7 cm, Parijs, Louvre
Met dit ensemble demonstreerde de jonge Rubens dat hij een gigantische cyclus meesterlijk kon uitvoeren.
kortingen in diens gelijknamige werk (Cleveland, Museum of Art). De dopelingen die zich rechts uitkleden vormden een alibi om heroïsche mannelijke naakten te schilderen, in poses die herinneren aan beroemde klassieke sculpturen, zoals de Spinario of Doornuittrekker, aan naakten op Michelangelo’s Laatste Oordeel en aan soldaten op diens Slag bij Cascina. Met dit ensemble wilde de ambitieuze Rubens indruk maken op de hertogen van Mantua, grote kunstkenners. Hij demonstreerde dat hij een gigantische cyclus meesterlijk kon uitvoeren.
Al doende zoeken Het Louvre bezit van het Doopsel van Christus een voorbereidende tekening, misschien wel het be-
Inventarisnummer 707
langrijkste vroege Rubensontwerp. Omdat die in een aantal details verschilt van de geschilderde versie, heeft Rubens volgens sommige kunsthistorici de compositie in andere onbekende schetsen bijgeschaafd. Onderzoek van het KMSKA-Rubens Research Project ontkracht dat. De afwijkingen tussen tekening en doek zijn de figuren van Johannes de Doper, in de tekening in profiel, en frontaal in het midden een jongeman die leunt tegen een boom. Op infraroodopnames blijkt dat deze figuren van het Louvre-modello aanwezig zijn onder de definitieve verflagen van het doek. Rubens zocht dus al doende!
L’étrange ‘Baptême du Christ’ Na Napoleons inname van Mantua in 1797 werd het centrale doek beschadigd: de Gonzaga-kinderen werden weggesneden en verkocht. De Transfiguratie belandde via Parijs in 1803 in Nancy, waar het zich nog steeds bevindt. Het Doopsel van Christus werd pas in juni 1799 uit de ontwijde kerk gehaald. In 1810 werd het in Londen voor 300 guinees aan de Gentse baron Schamp van Aveschoot verkocht. Bij de postume verkoop van diens gigantische collectie stond het Doopsel niet in de catalogus. Vermoedelijk was de kans dat zo’n grootschalig werk geveild zou worden, te klein. In 1858 hing het, wellicht ter promotie, een tijd in het Louvre. Eugène Delacroix beschreef het als ‘l’étrange Baptême du Christ’. Het schilderij werd ook aangeboden aan het Palais des Beaux-Arts van Lille en het Brusselse KMSKB. Uiteindelijk kwam Rubens’ jeugdwerk in Antwerpen terecht, in de collectie van Jozef De Bom. Die legateerde het in 1876 aan het Koninklijk Museum.
afbeelding op p. 44-45 Peter Paul Rubens, Doopsel van Christus, (1604-1605),
De Spinario of Doornuittrekker, (1ste eeuw voor Christus), brons,
olieverf op doek, 411 × 675 cm, KMSKA
Rome, Palazzo dei Conservatori (Musei Capitolini)
47
48
aanbevolen
Welke kunstenaar, welk museum of boek, welke stad of muziek hebben mensen-met-een-mening bijzonder getroffen? Wat willen ze u met de nodige passie aanbevelen?
VAN DE GEMÄLDEGALERIE TOT COELY
Door Véronique Van Passel
‘Ik lees heel graag. Voor Lees meer, een programma van de Bibliotheek Brugge, mag ik driemaal per jaar gesprekken voeren met auteurs. Zo ontdekte ik onder anderen Annelies Verbeke, een fantastische vrouw die gevoelige boeken schrijft met veel humor, zoals de kortverhalenbundel Halleluja. Stefan Hertmans heb ik ook via deze weg ontmoet bij het begin van de hype rond Oorlog en terpentijn, zijn grote doorbraak. Dat boek raakte een snaar bij veel mensen: een familiegeschiedenis in de periode van de Eerste Wereldoorlog.’
Wat is uw favoriete boek?
Journalist Ann De Bie werkt al 25 jaar voor de nieuwsdienst bij de VRT, waar ze ‘cultuur’ en ‘Antwerpen’ covert. Wanneer ze op pad gaat met de cameraploeg kan ze haar kennis van kunst en cultuur goed gebruiken. Haar nuchterheid en kritische zin schuift ze tijdens haar yogasessies graag even opzij. Andere favorieten somt ze hier voor u op.
‘Sandro Veronesi’s Kalme chaos vond ik een mooi boek. Het gaat over een man die in een probleemsituatie verzeild geraakt. Bekenden komen bij hem aankloppen onder het mom van hun bezorgdheid, maar al snel blijkt dat ze eigenlijk hun eigen problemen bij hem kwijt willen. Mensen durven zich kwetsbaar op te stellen ten opzichte van iemand die zelf kwetsbaar is. Dat vind ik een mooi gegeven.’ ‘Een ander boek dat ik absoluut wil aanraden is La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer. Het is een semiautobiografisch verhaal waarin Pfeijffer je meeneemt op een reis door Genua met zijn pleintjes en achterbuurten. Je ondergaat zijn zoektocht door
Zaalzicht van de tentoonstelling Berlinde De Bruyckere. Sculptures & Drawings 2000-2014, Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (S.M.A.K.), Gent (2015)
‘ Mensen durven zich kwetsbaar op te stellen ten opzichte van iemand die zelf kwetsbaar is. Dat vind ik een mooi gegeven.’
de Italiaanse bureaucratie. Er komen knotsgekke scènes in voor en het is tegelijk bloedserieus. Het hoofdpersonage ontmoet allerlei mensen en komt in contact met een bootvluchteling die in dramatische omstandigheden in Genua is geraakt en er illegaal verblijft, hopend op een betere toekomst… Mijn collega Thomas Vanderveken heeft voor het programma Alleen Elvis blijft bestaan een zeer ontroerend gesprek gevoerd met Pfeijffer, onder meer over zijn leven en de inzichten die hij kreeg toen hij stopte met drinken omwille van zijn nieuwe liefde.’
Hoor ik hier liefde voor Italië? Eerst een Italiaanse auteur en dan een boek over Genua? Wat is uw favoriete citytrip? ‘Als ik maar één tip mag geven, dan is het Berlijn! Ik was er in februari 1990, toen de muur net gevallen was. We hebben een steentje meegenomen! (lacht) Plots viel de verdeeldheid tussen Oost en
aanbevolen
West weg, zonder bloedvergieten. Het was intrigerend hoe Berlijn voordien een eiland was binnen een communistisch land. Als je naar het Pergamonmuseum ging, toen nog Oost-Berlijn, moest je op de tram je identiteitskaart tonen… Onlangs was ik terug in Berlijn. Er is zo veel te doen! Je weet niet wat eerst te kiezen: oude, moderne of hedendaagse kunst of fotografie… En de musea zijn er ook zo degelijk: de presentatie, de werking… In de Gemäldegalerie zouden we enkel naar de highlights kijken, maar we zijn er bijna een hele dag gebleven.’ ‘Ondanks dat het een van de grootste en drukste steden van Europa is, is het een rustige en menselijke stad. De lanen zijn er breed en statig en er is veel groen. En er heerst een fijne sfeer.’
Ligt ook uw favoriete museum in Berlijn? ‘Wie van de westerse kunstgeschiedenis alleen maar topwerken wil zien, moet naar het ThyssenBornemisza Museum in Madrid. Een van mijn favoriete musea in Antwerpen is het Rockoxhuis, dat onlangs gerenoveerd en uitgebreid werd tot Snijders&Rockoxhuis. Een pareltje waar op een aantrekkelijke en gezellige manier mooie kunstwerken worden getoond. Met buitenlandse gasten gaan we er altijd naartoe. En mijn derde favoriet is ook een privécollectie! Dat overheidsmusea goed (moeten) zijn is eigenlijk evident. Het Louisiana Museum in Kopenhagen was voor mij een echte ontdekking. Dit museum voor moderne kunst ligt net buiten de stad, aan zee. De architectuur ademt licht en ruimte en er is een knappe wisselwerking tussen het gebouw en de prachtige beeldentuin. En er is een museumcafé met een goed terras, zoals het KMSKA er voor de sluiting ook één had.’
James Ensor, De oestereetster, olieverf op doek, 205 × 150,5 cm, KMSKA. Dit schilderij is momenteel te zien in de tentoonstelling Dromen van parelmoer. De ENSOR-verzameling van het KMSKA in Oostende, in Mu.ZEE Oostende.
Van museum naar tentoonstelling. Welke expo heeft indruk op u gemaakt? ‘Berlinde De Bruyckere. Sculptures & Drawings 20002014 in het S.M.A.K. (2015). Op deze retrospectieve waren haar aquarellen en sculpturen zoals de Schmerzensmann ontzettend mooi gepresenteerd. Ik had Berlinde twee jaar eerder ontmoet op de Biënnale van Venetië: een kunstenaar met een indrukwekkende persoonlijkheid en een grote gevoeligheid. Ze maakt heel sterk en doordacht werk. Door de tijd te nemen om goed naar haar werk te kijken en door erover te lezen ontdek je hoe veellagig het is.’
Uw lievelingskunstenaar? ‘Ik vind het heel moeilijk om kunstenaars te vergelijken en er dan eentje te kiezen! Ik hou van het werk van Frida Kahlo. Een Mexicaanse vrouw, fysiek en mentaal gehavend, getrouwd met een kunstenaar met een moeilijk karakter. En de politieke context waarin ze leefde is ook heel boeiend. James Ensor is ook een van mijn favorieten. Zijn biotoop is een van mijn lievelingsplekken in België. Oostende is volgens mij de enige echte stad aan zee, en tegelijk een terminus. Daar leefde Ensor, de koning van de schilders die lang aan de zijkant stond voordat hij geaccepteerd werd. Ik kijk er al naar uit om De oestereetster te zien in het nieuwe museum: de bourgeoise die zit te genieten van de oesters, de objecten op de tafel die tactiel en bijna sensueel weergegeven zijn.’ ‘Mijn lievelingskunstwerk in Antwerpen is Two Figures for Middelheim van Juan Muñoz in het gelijknamige park. De poppen hangen argeloos in de bomen. Je ziet ze nauwelijks, maar wanneer je er voorbij wandelt, voel je hun aanwezigheid. Ze kijken naar jou, maar vooral ook naar elkaar. Ze wil-
51
Louisiana Museum of Modern Art nabij Kopenhagen
len communiceren, maar dat kan niet. Ze willen samen zijn, maar dat gaat niet. Telkens opnieuw raakt dit kunstwerk mij. Dat is grote kunst, wanneer je er zaken in blijft ontdekken.‘
En welke muziek zetten we voor u op ? ‘Ken je Coely? Zij is een 24-jarige Antwerpse rapster die geweldige dansmuziek maakt. Ze won twee MIA’s en onlangs nog de Ultima, de Vlaamse Cultuurprijs voor Muziek. Coely vertelt in haar muziek over haar moeilijke jeugd. Thuis hadden ze het lastig om de eindjes aan elkaar te knopen. Celebrate is een ode aan haar moeder die zo goed voor haar kinderen heeft gezorgd.’
‘Het strijkkwintet van Schubert heb ik ontdekt toen ik zeventien was. Ik hoorde het voor het eerst in de film Nocturne Indien van Alain Corneau. De film zelf maakte niet zo’n indruk op me, maar die muziek – de tweede beweging uit het strijkkwintet in ut – is zo romantisch en meeslepend!’
Welk talent zou u graag bezitten ? ‘Ik zou heel graag goed kunnen zingen, zoals Cecilia Bartoli. Die souplesse om eender welk stuk te kunnen zingen! Als zang je instrument is… Dat moet toch fantastisch zijn!’
op de cover
Kersentijd Door Leen de Jong
De geboren Fries Alma-Tadema (1836-1912) was als schilder zeer succesrijk. Van 1852 tot 1870 woonde, studeerde en werkte hij in België. Na zijn opleiding in de traditie van de 17de-eeuwse Hollandse fijnschilders, en later door Antwerpenaar Henri Leys en diens voorliefde voor 16de-eeuwse gebeurtenissen, zie je bij hem al snel een voorkeur voor historische thema’s. Die zijn dan in heel Europa in de mode. Alma-Tadema bestudeert en schildert Merovingische verhalen en later Egyptische, Griekse en Romeinse taferelen en letteren. Om dat zo precies mogelijk te kunnen doen onderneemt hij archeologische reizen naar Italië en Egypte en maakt hij in musea kopiëen. Geschiedenis vermengt hij als vanzelf met eigentijdse, burgerlijke gemoedelijkheid. Ook aan de architectuur en de inrichting van zijn huizen in Londen, waar hij vanaf 1870 woont, besteedt hij bijzondere aandacht: meubels, kleuren, bibelots… Niets laat hij aan het toeval over. De plafonds van zijn paleisachtige Townshend House bijvoorbeeld beschildert hij met Romeinse taferelen. Die zijn sinds lang verdwenen, maar twee tekeningen naar de Londense schilderingen bleven bewaard: het Antwerpse museum bewaart er één: Bacchus en Silenus. De andere, Venus, Mars en Cupido, zit in een privéverzameling. In 1873 vervaardigt Alma-Tadema op vraag van het Antwerpse Kunstverbond het schilderij Kersen om hun feestzaal te versieren. Hij kiest voor een licht erotisch en eigentijds beeld, geen historisch verhaal. De vrouw, haar jurk, de haarband, haar kunstig gevlochten kapsel, het tijgervel en de vage rode muurschilderingen komen letterlijk terug op veel van zijn schilderijen. Hoogstwaarschijnlijk staat de jonge Laura Epps (1852-1909) model, met wie hij net getrouwd is; zij poseert regelmatig voor hem.
Lawrence Alma-Tadema, Kersen, 1873, olieverf op doek, 79,3 × 128,5 cm, KMSKA
De marmeren pilaster helemaal rechts is AlmaTadema’s specialiteit: wit marmer uit Carrara imiteert hij overvloedig en als geen ander met verf en borstel. Het doek is groot, de vrouw, levensgroot, kijkt ons aan en ligt heel dichtbij. Tadema gebruikt een ingenieuze perspectiefverkorting in de diagonale opbouw. Ook spannende afsnijdingen (er is geen tijgerkop te zien en het onderlichaam van de vrouw verdwijnt) en verrassende close-ups zijn z’n handelsmerk. Dit onderwerp is vrij uniek in Tadema’s oeuvre. Tegelijk is het een traditioneel gegeven. Kersen hadden in kunst en literatuur altijd al een sensuele connotatie: ze voeden geliefden, vrouwen proeven ze met welllust, mannen plukken ze en werpen ze in een vrouwenschoot, hun zachte smaak en ronde vormen voelen vrouwelijk aan. Deze mannelijke dromen zijn zo oud als de straat en de kunsten.
53
54
ZAAL Z
De zalen van het KMSKA op het Zuid zijn geletterd, van A tot W. ZAAL Z opent een nieuwe, papieren zaal. Reacties welkom op zaalz@kmska.be ZAAL Z is een GRATIS uitgave van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) en verschijnt in maart, juni, september en december. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen is een instelling van de Vlaamse overheid en het enige Vlaamse museum met een wetenschappelijk statuut. De belangrijkste opdrachten van het KMSKA zijn het behoud, beheer en de verdere uitbouw van de collectie; de ontsluiting en de wetenschappelijke studie van de collectie; tentoonstellen van objecten en de uitbouw van een publiekswerking. Het KMSKA onderschrijft de statuten van ICOM, the International Council of Museums.
JAARGANG 7 / NR 25 / JUNI - AUG 18 Verantwoordelijke uitgever Manfred Sellink, Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen Redactie Karen Daghelet, Leen de Jong, Veerle De Meester, Patrick De Rynck, Wenke Mast, Eric Rinckhout, Nanny Schrijvers, Véronique Van Passel Coördinatie Véronique Van Passel Eindredactie Patrick De Rynck Werkten mee aan dit nummer Marya Albrecht is restaurator Mauritshuis, Christine Bauwens is medewerker Archief en Documentatie, Elly Buggenhout is medewerker Communicatie, Leen de Jong is oud-conservator KMSKA, Veerle De Meester is coördinator Tentoonstellingen, Patrick De Rynck is freelanceredacteur, Sabrina Meloni is restaurator Mauritshuis, Eric Rinckhout is freelance journalist en publicist, Nanny Schrijvers is wetenschappelijk medewerker Collectieonderzoek, Manfred Sellink is hoofddirecteur-hoofdconservator, Jacques Sonck is fotograaf, Ariane van Suchtelen is conservator Mauritshuis, Nico Van Hout is conservator, Véronique Van Passel is wetenschappelijk medewerker Collectieonderzoek, Jesse Willems is fotograaf Foto’s AMUZ: p. 10 Archief KMSKA: p. 19, 20, 22, 23 Archief KMSKA /Provinciaal Museum voor Fotografie: p. 30 Karin Borghouts: p. 18, backcover Joke De Wilde: p. 37 Ephameron: p. 28 Gallerie dell’Accademia, Venetië/Bridgeman Images: p. 43 KMSKA/Lukasart in Flanders vzw, Hugo Maertens: cover, p. 8, 26, 31, 32, 33, 34, 35, 41, 44-45, 50, 53 Lennart Knab: p. 6-7 Louisiana Museum of Lodern Art, Kopenhagen: p. 52 Museum Associates / LACMA: p. 14 Nadia Naveau/ Base-Alpha Gallery: p. 41 Palazzo dei Conservatori, Rome/Bridgeman: p. 47 Dirk Pauwels/ S.M.A.K.: p. 49
SABAM Belgium 2018: p. 28, 38, 41 Rob Stevens: p. 5 Rheinisches Bildarchiv, Köln: p. 15 RMN-Grand Palais (musée du Louvre) / Michèle Bellot: p. 46 Jacques Sonck: p. 17 Margareta Svensson: p. 12, 13 Jo Vandermarliere: p. 38 Jesse Willems: p. 24-25 Druk Die Keure, Brugge Grafisch ontwerp Linde Desmet Papier Cover en binnenwerk: Arctic Volume Highwhite Lettertypes Scala, Din, Memphis Oplage 5200 ex. ISSN 2294-0316 ZAAL Z wordt gedrukt met bio-inkt op papier afkomstig uit duurzame bosbouw in een CO²neutrale drukkerij.
logo toevoegen FSC etc door drukkerij
Niets van deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd auteursrechten op de illustraties te regelen volgens wettelijke bepalingen. Wie meent toch zekere rechten te doen gelden, kan zich tot de uitgever wenden. Om opgenomen te worden in ons adressenbestand of om uw abonnement op te zeggen kunt u uw gegevens telefonisch doorgeven op T 32 (0)3 224 95 61 of via zaalz@kmska.be
55 Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is vanwege renovatiewerkzaamheden gesloten. U vindt onze collectie ondertussen op verschillende locaties in binnen- en buitenland.
Inlichtingen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be Bibliotheek & Archief bezoek na afspraak Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen T +32 (0)3 242 95 81 of archibib@kmska.be Correspondentie Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be Vrienden van het KMSKA vzw Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen Secretariaat bereikbaar op dinsdag en donderdag van 10 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur. T +32 (0)3 237 75 09 F +32 (0)3 238 30 25 of info@vkmska.be
KMSKA geniet de steun van
Antwerpen Onze-Lieve-Vrouwekathedraal REÜNIE. Van Quinten Metsijs tot Peter Paul Rubens tot eind 2019 Handschoenmarkt, 2000 Antwerpen www.dekathedraal.be M HKA Sanguine / Bloedrood. Luc Tuymans on Baroque van 01/06 tot 16/09/2018 Leuvenstraat 32, 2000 Antwerpen www.muhka.be Atelierflat Jozef Peeters De Gerlachekaai 8, 2000 Antwerpen Bezoek na reservering via www.kmska.be Mechelen Museum Hof van Busleyden Roep om Rechtvaardigheid. Kunst en Rechtspraak in de Bourgondische Nederlanden van 23/03 tot 24/06/2018 Frederik de Merodestraat 65, 2800 Mechelen Muse.mechelen.be Oostende Mu.ZEE Dromen van parelmoer. De ENSOR-verzameling van het KMSKA in Oostende van 12/05 tot 16/06/2019 Romestraat 11, 8400 Oostende www.muzee.be Drogenbos FeliXart Museum Moderne kunst uit het Interbellum tot eind 2019 Kuikenstraat 6, 1620 Drogenbos www.felixart.org Luxemburg Musée National d’Histoire et d’Art Drama and Tenderness. Flemish, Spanish & Italian Art of the Baroque Tot 2019 Marché aux Poissons, 2345 Luxembourg www.mnha.lu