ZAAL Z #32

Page 1

ZAAL Z – 2020 32

Foto Karin Borghouts

ZAAL Z

Het KMSKA-schenkersboek / NIEUW! I HAVE A DREAM Jonge mensen dromen over het museum van de toekomst / GESPREK Léon Spilliaert breekt internationaal door / TWEELUIK Het landschap als pril genre / MUSEUMMUZE Sofie Muller COLLECTIE

JG 8 / NR 32 / MAA - MEI 20

KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN


2

51

IN DIT NUMMER

INLICHTINGEN T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be BIBLIOTHEEK & ARCHIEF bezoek na afspraak, Lange Kievitstraat 137, 2018 Antwerpen T +32 (0)3 242 95 81 of archibib@kmska.be

KLEINE LETTERS

Korte berichten over en uit het museum TWEELUIK

In Helmond wordt de landschapsschilder Lucas Gassel belicht. Begin 16de eeuw is het landschap nog een pril genre.

> 22-23

Vier vroege landschappen uit

Lange Gasthuisstraat 19, 2000 Antwerpen www.museummayervandenbergh.be tot 31/12/2020

WILT U EEN GRATIS ABONNEMENT?

Schrijvers over hun grootse werk > 4-11

MUSEUMMUZE

‘Rodin staat bekend als een zeer vrouwonvriendelijke machokunstenaar. Een typische man met macht en aanzien uit die periode.’ WAT DOEN WIJ NU?

SOUVENIR

‘Ik vind mijn job heel erg leuk en zou nooit meer naar een commerciële setting terug willen.’

Koningin Elisabeth bezoekt het

Kunstenares Sofie Muller, ook

KMSKA > 19-21

over Van der Weyden, Van Eyck

> 12-13

Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen

de collectie > 14-18

Auteurs Leen de Jong en Nanny

Chantal Lefeber, hoofd ICT

Madonna ontmoet Dulle Griet. Verzamelaars in topstukken gevat

Vrienden van het KMSKA vzw Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen Secretariaat bereikbaar op dinsdag en donderdag van 10 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur. T +32 (0)3 237 75 09 F +32 (0)3 238 30 25 of info@vkmska.be

GESPREK

Het schenkersboek van het KMSKA is er! Een volumineus en rijk geïllustreerd overzicht van twee eeuwen schenkers en legaatgevers

CORRESPONDENTIE Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be

Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is vanwege renovatiewerkzaamheden gesloten. U vindt een deel van onze collectie op de tentoonstelling

en Massijs > 24-29

KMSKA geniet de steun van

Surf naar www.zaalz.be en vul het formulier in. Dan krijgt u voortaan ZAAL Z in uw brievenbus. VEEL LEESPLEZIER!


3

GESPREK

Londen, Parijs, Berlijn: op deze plekken is dit jaar (veel) werk van Léon Spilliaert te zien. Het jaar van de internationale doorbraak voor de getormenteerde Oostendenaar? Gesprek met Spilliaert-specialiste Anne Adriaens-Pannier > 32-39

INVENTARISNUMMER

‘Portret van een kamprechter’ is recent gerestaureerd. Het paneel straalt weer! Restaurator Claire Toussat

OP DE COVER

> 42-45

Bijzondere bloemen

FLANEUR

Over onverwachte ontdekkingen en ontmoetingen in musea

Rik Wouters en zijn ‘Tulpen’ > 49

Leen Huet over, onder meer, een madonna uit ‘haar’ Brainele-Comte > 30-31

ONGEZIEN

Bernard Dewulf kijkt naar de blauwen van Léon Spilliaert > 40-41

DANKJEWEL I HAVE A DREAM

Dit is de laatste ZAAL Z

NIEUW! Jonge mensen laten hun dromen los op het kunstmuseum van de toekomst.

waar Greta Toté aan meewerkte. Greta’s vele werk bij het opvragen en aanleveren van beelden was 32 nummers lang

Somto Offor, 23, student aan de

onmisbaar. De redactie

KULeuven > 46-48

dankt haar van harte!


4

COLLECTIE

Een gebeurtenis van formaat: het rijk geïllustreerde schenkersboek van het KMSKA verschijnt deze maand! Wat blijkt? De meer dan 390 schenkers en erflaters uit de periode 18182018 stonden samen in voor een kleine 40% van de KMSKA-collectie! Een gesprek met hoofdauteur Leen de Jong en coauteur Nanny Schrijvers.

GEVEN ALS CULTUUR – HET SCHENKERSBOEK VAN HET KMSKA GESPREK EN TEKST DOOR PATRICK DE RYNCK PORTRETFOTO’S JESSE WILLEMS

‘Het resultaat van deze diepgaande studie heeft ook ons verrast. Het belang van schenkingen en legaten is – zowel in kwaliteit als in omvang – nog groter dan wij al vermoedden.’ Dit schrijven Luk Lemmens, voorzitter van de raad van bestuur, en hoofddirecteur-hoofdconservator Manfred Sellink in het voorwoord van een boek dat gaat over twee eeuwen ‘geven’ aan het museum. Dit moet een gigantisch werk zijn geweest: alle schenkingen van een kleine 400 schenkers en erflaters uit twee eeuwen passeren de revue. Hoe begin je aan zo’n klus? Waar haal je je informatie? Leen de Jong: ‘De bronnen vind je in de eerste plaats in het archief van het museum. Daar heb je dossiers van schenkingen of legaten die systematisch vrij goed bijgehouden zijn, zij het niet altijd perfect. Dan heb je ook nog de verslagen van de museumcommissie, waarin de aangeboden lega-

ten en schenkingen besproken en al dan niet goedgekeurd worden. Die commissie is dé grootste rode draad. De dossiers en haar verslagen vullen mekaar aan. Dat is de basis. Maar daarnaast zit je natuurlijk met de vraag: wie zijn al deze mensen? We wilden ook wat historisch-biografische context geven. Van het leven van een aantal van hen is al veel bekend, vooral van grote schenkers en erflaters: ridder Florent van Ertborn, barones Baut de Rasmon, de families Franck en Nottebohm, dokter Ludo van Bogaert-Sheid, mevrouw Ghesquière... Van anderen vind je informatie in naslagwerken en andere studies, en we zijn uiteraard ook naar stads- en rijksarchieven geweest, zoals dat hoort voor een historisch werk als dit. Maar soms vond je nauwelijks iets. We beseffen dan ook goed dat dit werk onaf is en dat er lacunes zijn. Ik lig daar soms zelfs wakker van… Daarom doen we in het boek een oproep om bijkomende informatie aan te leveren. Voor onze opvolgers. Ik pleit in elk geval


5

Nanny Schrijvers

‘Het valt ook op dat een aantal families nog andere goede werken deden, zoals zorginstellingen of scholen oprichten… Schenken zit in die sfeer.’ —

Nanny Schrijvers

voor een goede archivering door het museum, anders wordt dit soort werk onmogelijk en vergeet je je eigen geschiedenis. Terwijl die toch erg belangrijk is om te begrijpen waar je nu staat.’ Nanny Schrijvers: ‘Een aantal schenkers heeft ook van nabij meegeleefd met het museum. Over hen weet je automatisch meer. Maar anderen geven als het ware “zomaar” en hebben verder geen connectie met het museum.’

Leen de Jong

Spanningsveld Uit dit boek blijkt het kwantitatieve belang van schenkingen. Maar er is meer: als je het goed bekijkt, zijn het ook schenkers die grotendeels mee hebben bepaald waar het museum nu mee uitpakt: de 15de eeuw met Van Eyck, Van der Weyden en Fouquet, de eerste helft van de 20ste eeuw, James Ensor, Rik Wouters. Voor de 17de eeuw is het beeld divers: veel stukken komen uit kerken en kloosters... Leen: ‘… Maar veel genrestukken en veel NoordNederlands werk uit de 17de eeuw komen dan weer uit het legaat-Baut de Rasmon. Het klopt wat je zegt: de 15de eeuw, dat is Van Ertborn. De familie Franck introduceerden Ensor en ook de eerste helft van de 20ste eeuw, Ludo van Bogaert-Sheid zorgde mee voor de omvangrijke Rik Wouterscollectie. Een belangrijke schenker als Oscar Nottebohm wist wat het museum had, en dus ook wat er ontbrak. Hij richtte zijn aankopen systematisch daarop. En recent bracht mevrouw Ghesquière Panamarenko en bijvoorbeeld ook Basquiat binnen.’


Isaac Israels, Restaurant ‘Mille Colonnes’ in Amsterdam, aquarel op papier, 24,4 × 34,4 cm, KMSKA, inv.nr. 2651, schenking van de erfgenamen Johannes Fredericus Samuel Esser, 1949

Nanny: ‘Je ziet ook dat conservatoren zich vervolgens toeleggen op het versterken en aanvullen van die ensembles en die oeuvres. Schenkers inspireren het museum dus ook, en bepalen mee de rest van het verwervingsbeleid. Hun invloed gaat in die zin verder dan wat ze zelf schenken. Als je het kort samenvat kun je zeggen: de kern van de collectie, denk aan de grote stukken van Rubens, komt van de Academie, maar de breedheid van de waaier is het resultaat van wat schenkers binnenbrachten.’

Moeilijker is soms de categorie van schenkers die vooral ‘hun’ kunstenaar vertegenwoordigd willen zien in de collectie: de echtgenote, familie, vrienden… Of de kunstenaar zelf, die wil schenken. Zo’n schenking is niet altijd vanzelfsprekend. En al helemaal niet als er ook bijzondere eisen worden gesteld, à la ‘alles moet tot in de eeuwigheid samen worden getoond in het museum’… Leen: ‘Er zijn ook schenkingen geweigerd, uiteraard. Daar hebben we ons niet mee beziggehouden, hoewel het zeer interessant zou zijn: wat is er allemaal geweigerd en waarom? Men had misschien soms meer moeten weigeren, maar het is natuurlijk makkelijk praten achteraf. Je ziet vaak een spanningsveld in de commissie en er zijn best


COLLECTIE wel stevige discussies en botsingen geweest, met Rijksmuseum bijvoorbeeld conservatieve types en mensen die We hebben het hier eigenlijk over wat nu heet andere richtingen uit wilden. Conservatoren moes- ‘het participatieve museum’. Zeker als je weet ten vaak een masserende en bemiddelende rol spe- dat een aantal schenkende burgers ook nog len. Zij beslisten lang niet in hun eentje.’ eens bestuursfuncties waarnam. Al bij al gaat Nanny: ‘Een museum heeft een collectieplan, al het om een nogal homogene groep van weldan niet op papier. Er is ook je missie of basis- gestelde burgers (en edellieden), doorgaans opdracht. In het begin was het museum bijvoor- gesitueerd in het Antwerpse en met onder beeld een academiemuseum, dat jonge kunste- meer een stevige vertegenwoordiging van naars voorbeelden wilde aanreiken. Later werd dat families met een Duitse achtergrond. verbreed. Op die gronden kon men werken weige- Leen: ‘Bij die laatste groep is er vaak een gevoel van ren. En natuurlijk op basis van de bestaande col- “wij willen iets terugdoen voor de gemeenschap lectie en van wat men niet wilde verzamelen. Dit waarin we groot en succesvol zijn kunnen worden”. museum bezit bijvoorbeeld vooral werk uit Vlaan- Het charity-idee, als een soort van burgerdienst aan deren en Nederland.’ het land. Mooi, toch? Dat duurt tot aan de Tweede

Nicaise De Keyser, Barones Adelaïde Vanden Hecke-Baut de Rasmon, 1862, olieverf op doek gemaroufleerd op paneel,

Jozef Geefs, Ridder Florent van Ertborn, burgemeester van

89 × 69,5 cm, KMSKA , inv.nr. 1043

Antwerpen, 1849, marmer, 65 × 62,5 × 36,5 cm, KMSKA , inv.nr. 1067

7


8

COLLECTIE

Gilberte Ghesquière

Emile Auguste Carolus-Duran, Gravin Rattazzi, geboren Maria-Laetitia Bonaparte-Wyse, olieverf op doek, 235,8 × 161,3 cm, KMSKA , inv.nr. 1380

‘Er worden opnieuw mensen aangesteld om connecties te leggen met de buitenwereld. Ik juich dat toe, die betrokkenheid en het aanzwengelen van een genereuze geefcultuur.’

— Leen de Jong

Wereldoorlog. En uiteraard zijn echte verzamelaars bemiddelde mensen, die mekaar vaak ook kenden en aanzetten om te kopen. De Brusselse Musea voor Schone Kunsten gaan breder wat hun schenkers betreft.’ Nanny: ‘Het valt ook op dat een aantal families nog andere goede werken deden, zoals zorginstellingen of scholen oprichten… Schenken zit in die sfeer. Wat Brussel betreft: dat was van meet af aan een nationaal museum. Antwerpen heeft die status nooit gehad. Het was lang een museum van de stad. Wanneer het een museum van het rijk wordt, zie je dat schenkers en verenigingen zich meer naar het Rubenshuis en andere stedelijke musea gaan richten. Het KMSKA valt dan zo’n beetje tussen twee stoelen: niet langer Antwerps, maar ook geen echt “rijksmuseum” met een lange traditie.’


GESPREK

Toegeschreven aan Paul de Vos, Stilleven, olieverf op doek,

Banden met de buitenwereld De sfeer is veranderd na de Tweede Wereldoorlog, zeggen jullie, de tijd waarin musea ‘professionaliseren’. Leen: ‘Dat is een problematiek met diverse aspecten, afhankelijk van hoe je het benadert. Neem een directeur-conservator als Walther Vanbeselaere, die de collectie ontzettend heeft verrijkt. Hij kocht vooral bij kunstenaars en galeries, en mede daardoor slonk de schenkersvijver. De omstandigheden veranderden ook: rijke mensen hielden hun collecties voor zich en stichtten eigen musea, zoals ook banken deden. De focus van het museum ging meer richting educatie en onderzoek. Het sociale van de

117,5 × 150,1 cm, KMSKA, , inv.nr. 1380. Legaat van Felix A.J. Mutsaers, 1960

werking van musea ging wat verloren. De overheid werd verantwoordelijk en er kwam genoeg belastinggeld “uit Brussel”, in de ogen van veel mensen. Wat natuurlijk ook niet helemaal klopt.’ Gaat de slinger weer de andere richting uit, denk je? Nanny: ‘Ik noem graag het voorbeeld van de Koning Boudewijnstichting. Zij verwerft stukken die ze vervolgens aan musea in bruikleen geeft. Denk in

9


10

COLLECTIE

Charles Mertens, François Franck, contépotlood,

Albert Crommelynck, Dr. Ludo van Bogaert, potlood en waterverf

106 × 106 mm, KMSKA , inv.nr. 1380

op papier, 455 × 320 mm, KMSKA, inv.nr. 3324/3

het geval van het KMSKA aan de terracotta’s van Van Herck uit de 16de en 17de eeuw. Die hebben de collecties enorm verrijkt. Een recente evolutie zijn ook financiële schenkingen om restauraties mogelijk te maken. Dat is een belangrijke nieuwe richting die men inslaat.’ Leen: ‘Inderdaad, bruiklenen zijn belangrijk, met de bijbehorende trots van bruikleengevers dat hun werk in een groot museum hangt. Vaak wordt zo’n bruikleen later een schenking. Er zijn dus zeker veranderingen. Nog een voorbeeld: er was een tijd dat samenwerken met galeries en dus met “de commerce” taboe was. Nu zie je dat weer keren. Er worden opnieuw mensen aangesteld om connecties te leggen met de buitenwereld. Ik juich dat toe,

die betrokkenheid en het aanzwengelen van een genereuze geefcultuur. Na de oorlog was dat wat verdwenen. En zeker in de jaren 1960. Ik hoop dat dit boek mee kan bijdragen aan de herwaardering van de rol en het belang van schenkers.’

Leen de Jong, Nanny Schrijvers & Ulrike Müller, Schenkingen aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 1818-2018, hardcover, vierkleurendruk, 251 x 186 x 59 mm, 608 p., ISBN 978 94 014 6732 2


Emile Claus, Zomer, 1893, olieverf op doek, 59 × 91 cm, KMSKA, inv.nr. 1836. Schenking van Gabriëlle Jeanne Marie De Poorter, 1922

KMSKA, Museum Mayer van den Bergh en Rubenianum organiseren op 13 maart 2020 van 9 tot 18.15 uur in het Rubenianum, Antwerpen, een studiedag rond verzamelen, herwaarderen en schenken. Meer info en inschrijven: www.museummayervandenbergh.be/nl/activiteit/studiedagrond-verzamelen-herwaarderen-en-schenken Lezers van ZAAL Z die het schenkersboek bestellen via www.kmska.be krijgen tot 31 maart korting: 45 euro i.p.v. 49,99 euro En voor wie al lezend in het boek vermoedt dat hij/zij over meer informatie beschikt, is er het adres info@kmska.be.


12

WAT DOEN WIJ NU?

‘IK HEB EEN FANTASTISCHE JOB!’ Wie? Chantal Lefeber Functie? Hoofd ICT Hoe lang al in het museum? 12 jaar

In deze rubriek stellen medewerkers van het museum zich voor. Een blik op de bedrijvigheid achter de museummuren, in de aanloop naar het nieuwe museum.

DOOR VEERLE DE MEESTER PORTRETFOTO JACQUES SONCK

Wat doe je? ‘Als hoofd ICT ondersteun ik collega’s bij vragen en problemen. Daarnaast geef ik advies over de soften hardware die in het toekomstige museum ingezet zal worden. Vorig jaar ben ik ook bezig geweest met de software die we nodig hadden voor de overstap naar de vzw, die we begin dit jaar maakten. Maar ook zaken zoals het beheer van de website en het ontsluiten van afbeeldingen behoren tot mijn takenpakket. Eigenlijk is de volledige werking van een museum doorweven met ICT.’

Wat is voor jou de grootste uitdaging binnen het masterplan? ‘Ervoor zorgen dat we een netwerk krijgen dat futureproof is en waar we nog jaren mee verder kunnen. Daarbij hebben we een zo efficiënt mogelijk beheersysteem nodig en moeten we alles op een goede manier kunnen monitoren. Dat zal ons in staat stellen tijdig defecten te detecteren, waardoor de toekomstige bezoeker niet te maken krijgt met toepassingen die niet werken.’

Hoe anders is je taakinvulling tegenover vroeger? ‘Een wereld van verschil! Ik denk dat we als museum heel fel geëvolueerd zijn. We zetten meer in op innovatie, we denken er beter over na dan vroeger. Vóór het museum dichtging, waren we hoofdzakelijk bezig met het ondersteunen van collega’s. Ervoor zorgen dat het netwerk werkte en ze aan

de slag konden blijven. Ondertussen staan we op het vlak van digitalisering veel verder. We denken op een andere manier na over hoe we onze data kunnen delen en ontsluiten naar zowel publiek als collega’s en onderzoekscentra.’

Waarom ga je als ICT’er in een museum aan de slag? ‘Ik vind mijn job heel erg leuk en zou nooit meer naar een commerciële setting terug willen. Het is fantastisch om tussen die schilderijen te zitten en een rol te kunnen spelen in hoe mensen met onze collectie kennismaken. Tezelfdertijd is er ook het technische aspect dat me boeit. Ik hou gewoon erg van prutsen aan computers. Je vastbijten in een probleem en dat niet loslaten tot het opgelost is.’

Waar kijk je het meest naar uit de komende jaren? ‘Op korte termijn naar de verdere uitwerking van de multimedia binnen de collectiepresentatie. Dat is een mooie uitdaging. Op iets langere termijn naar de heropening. Naar een open, vol en levendig museum!’

Wat is je lievelingskunstwerk? ‘De Heilige Barbara van Nicomedië van Jan van Eyck. De onwaarschijnlijke preciezie waarmee dat geschilderd is! Ik kan ernaar blijven kijken.’


13


14

TWEELUIK

Lucas Gassel, Vlucht naar Egypte, (1541-1550), olieverf op paneel, 82,7 × 96 cm, KMSKA, inv.nr. 5128


TWEELUIK

Uit het internationale aanbod van tentoonstellingen kiezen we er een. We leggen een rechtstreekse band met de collectie van het KMSKA.

OVER BERG EN DAL DOOR VÉRONIQUE VAN PASSEL

Museum Helmond presenteert dit voorjaar de eerste overzichtstentoonstelling over Lucas Gassel (1480-1568). Karel van Mander roemt Gassel in zijn Schilder-boeck uit 1604 als een van de vroege landschapsschilders in de Nederlanden. Over het leven van Helmondenaar Lucas Gassel weten we maar weinig. Hij leert de stiel wellicht bij zijn vader, ook een schilder. Als jonge twintiger verlaat hij de Noord-Brabantse stad en vestigt zich zowat honderd kilometer zuidwaarts in Antwerpen, dé booming city in Europa. Patriciërs en handelaars leven er in weelde. Zoals de adel willen ook zij uitpakken met kunst. Sommige mercantiele schilders spelen daar handig op in. Om de productie van hun ateliers op te drijven gaan ze zich specialiseren. Nieuwe genres veroveren de kunstmarkt, waaronder het landschap. In Antwerpen ontwikkelen schilders vooral het panoramische wereldlandschap. Hun schilderijen brengen een harmonieuze mix van weiden, bomen, rotsen, stromen, zee, huizen, wegen, bergen... Gods hele schepping in het klein.

wordt ingenomen door grillige rotsen en via een weg gaat je blik naar een weids groen landschap op het middenplan, met een dorp aan een vijver. In de verte lossen de zee en de lucht op in een blauwgrijze waas. De vervagende kleuren zorgen voor een dieptesuggestie: het atmosferisch perspectief. Het resultaat is een panoramisch wereldlandschap. De natuur wordt in al haar diversiteit in beeld gebracht.

Inspiratie van Patinir Dé pionier van het Vlaamse landschap is Joachim Patinir (1480-1524). Albrecht Dürer, die in 1520 in Antwerpen verblijft, bestempelt hem in zijn dagboek als ‘der gut landschafft mahler’. In Patinirs schilderijen, zoals het gesigneerde paneeltje Landschap met de vlucht naar Egypte van vóór 1515, niet groter dan een postkaart, moet je haast op zoek naar het Bijbelse verhaal. Het breed opgezette landschap kaapt alle aandacht. Het voorplan in bruine tinten

Joachim Patinir, Landschap met de vlucht naar Egypte (detail), (vóór 1515), olieverf op paneel, 17 × 21 cm, KMSKA, inv.nr. 64

15


16

TWEELUIK Lucas Gassel haalt inspiratie bij Patinir, niet alleen voor de opbouw van zijn schilderij. Ook hij schildert omstreeks 1541-1550 een Vlucht naar Egypte, een populair thema in de 16de eeuw, mogelijk vanwege de vele nevenverhalen. Die worden in het klein weergegeven. Op het middenplan is in een dorp de kindermoord aan de gang. Gassel schildert ook de legende van het korenveld, waarin een boer graan zaait als de Heilige Familie voorbijkomt. De

Het resultaat is een panoramisch wereldlandschap. De natuur wordt in al haar diversiteit in beeld gebracht.

volgende nacht al schiet dat wonderbaarlijk op. De dag nadien vragen Herodes’ soldaten aan de landbouwer of hij vluchtelingen heeft gezien: ‘Jawel, toen ik koren aan het zaaien was.’ In de overtuiging dat dit enkele maanden geleden gebeurde, geven de krijgslieden hun achtervolging op. In de achtergrond zien we een havenstad, burchten en bergen. Gassel maakt op het voorplan gebruik van coulissestukken of zogenaamde repoussoirelementen: de afgeknotte boom, het bankje, diverse planten. Ze zorgen voor een indruk van diepte. In de linkerbenedenhoek valt onder een dakje een afgodsbeeld van zijn sokkel wanneer de Heilige Familie nadert. Zoals de legende van het korenveld is ook dat een episode uit de Legenda aurea (Gouden legende), een bundel 13de-eeuwse kronieken die de Bijbel aanvullen en de honger van gelovigen naar meer verhalen stillen.

Pieter Bruegel I, Landschap met pelgrims, bruine pen op papier, penseel in grijs, gewassen in bruine inkt, 260 × 415 mm, KMSKA, inv.nr. 5098


17

Anonieme Meester, Zuid-Nederlands, 3de kwart 16de eeuw, Legende van de heilige Christophorus, olieverf op paneel,

Realistisch

69 × 118 cm, KMSKA, inv.nr. 849

Bij Patinir en Gassel is het geschilderde landschap een fata morgana. Vanaf Pieter Bruegel I (15251569) worden geschilderde landschappen realistischer, zoals de tekening Landschap met pelgrims laat zien. Op de voorgrond van een breed opgezet landschap lopen drie reizigers, met hun rug naar de kijker. Ze komen aan bij een gehucht. Hun pad kronkelt naar een aanlegsteiger, aan de voet van een stroom die zich tot diep in de achtergrond uitstrekt. Het landschap is groots en overrompelend, maar rotsen, water, bomen, planten en de mens vormen samen wel een organisch geheel. Bruegel reisde de Alpen over naar Italië en maakte tijdens zijn expeditie schetsen die hij later gebruikt in composities als deze. De tekening is een ontwerp voor een ets uit de reeks Grote Landschappen die de Antwerpse uitgever

Wereldbol Ook de Legende van de heilige Christophorus van een Anonieme Meester uit het 3de kwart van de 16de eeuw komt uit de Legenda aurea. Links vooraan waadt een man in een rivier. Hij draagt een wereldbol met daarop een piepklein, nauwelijks zichtbaar kind. De man is de heilige reus Christoffel of Christophorus, Grieks voor ‘drager van Christus’, die mensen helpt door hen de rivier over te dragen. Als Christoffel op een keer een kind op zijn schouders neemt, bereikt hij met moeite de overoever, want het kind weegt als lood: met het Christuskind heeft hij ook de last van de hele wereld gedragen. Die wordt hier uitgebeeld door de wereldbol, die weerspiegelt in het water. De eerste aardglobe uit 1493 is van de hand van de Neurenbergse handelaar Martin Behaim, die meermaals in Antwerpen verbleef. In de havenstad vond je dan ook globes. In een schilderij als dit komen 16de-eeuwse grote ontdekkingen en de vooruitgang van de kennis door het humanisme mooi tot uiting.

Het landschap is groots en overrompelend, maar rotsen, water, bomen, planten en de mens vormen samen wel een organisch geheel.


18

TWEELUIK

Euntes in Emmaus, 1555, ets en gravure, 295 x 420 mm, naar een ontwerp van Pieter Bruegel I, gegraveerd door

Wereldvenster

Joannes van Doetecum I en Lucas van Doetecum, uitgegeven

Reizen was in de 16de eeuw een moeilijke en gevaarlijke aangelegenheid. Er waren weinig wegen, en rivieren en bergen vormden obstakels. Vervoersmiddelen waren traag en omslachtig, en de reisduur hing af van het weer, de seizoenen, oorlogen en epidemieën. Landschappen – in schilderijen voor vermogende mensen, in prenten voor minder gefortuneerden – boden een venster op de wereld.

door Hiëronymus Cock, Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam

Hiëronymus Cock (1518-1570) rond 1555 publiceert. De tekening werd met een griffel doorgedrukt om het opzet te kopiëren. Later werd het blad gewassen of overschilderd met bruine inkt. Prent en ontwerp vertonen een aantal verschillen. Zo zien we vanwege de druktechniek het ontwerp in spiegelbeeld. Op de prent maakt het Latijnse onderschrift – ‘Euntes in Emmaus’ – duidelijk dat de drie pelgrims de Emmaüsgangers zijn. De middelste reiziger, met aureool, is Christus. Heeft Cock de door Bruegel bedoelde iconografie beklemtoond? Of is het onderwerp in de gravure aangepast? Na Pieter Bruegel I gaan kunstenaars voluit in de creatie van een oneindig aantal subgenres, zoals stadsgezichten, marines,...

Lucas Gassel van Helmond. Meester van het landschap vanaf 10 maart tot 7 juni 2020 in Kunsthal Helmond www.museumhelmond.nl Een selectie van de mooiste 16de-eeuwse landschappen uit de collecties van het KMSKA en het Museum Mayer van den Bergh hangt nog tot 31 december 2020 in de tentoonstelling Madonna ontmoet Dulle Griet. Verzamelaars in topstukken gevat. www.museummayervandenbergh.be


SOUVENIR

OP BEZOEK: KONINGINBEELDHOUWSTER

Vondsten uit de rijke museumcollecties en -archieven. Met een beknopt commentaar.

DOOR SISKA BEELE

Op zondag 28 november 1954 krijgt het KMSKA een doorluchtige gast op bezoek: koningin Elisabeth komt op de valreep kijken naar De Madonna in de Kunst, een uitzonderlijke expositie over de voorstelling van Maria in de West-Europese kunst, met bijna 600 kunstobjecten. Ze lokt ruim 120.000 bezoekers.

Het bezoek van Elisabeth werd uiteraard op de gevoelige plaat vastgelegd en het betrokken fotoalbum bevindt zich in het museumarchief. We zien de levendige belangstelling van de koningin voor de beeldende kunst. Ze luistert aandachtig naar de uitleg van de conservatoren en bestudeert van dichtbij de schilderijen en sculpturen. Op de

Bezoek van koningin Elisabeth aan de tentoonstelling De Madonna in de Kunst, 28 november 1954. Met Walther Vanbeselaere, de koningin en de buste van August Vermeylen, Archief KMSKA

19


20

Brief van August Vermeylen aan Arthur H. Cornette, 9 juni 1935, Archief KMSKA


SOUVENIR

meest opvallende foto bewondert de koningin geen middeleeuws madonnabeeld, maar een modern beeldhouwwerk. Hoofdconservator Walther Vanbeselaere had blijkbaar speciaal voor haar de buste van August Vermeylen van de hand van Oscar Nemon in de raadzaal klaargezet. De liefde van koningin Elisabeth voor moderne sculptuur was groot. Ze was zelf een getalenteerde beeldhouwster en onderhield intense contacten met andere beeldhouwers, van de minst bekende tot de meest gerenommeerde. De Kroatisch-Joodse beeldhouwer Oscar Nemon (1906-1985), een uitzonderlijk talent, kende ze erg goed. Ze hadden kennisgemaakt tijdens zijn Brusselse jaren. In 1932 boetseerde Nemon een treffend borstbeeld van haar echtgenoot, koning Albert.

Oscar Nemon, De schrijver, kunsthistoricus en politicus August Vermeylen, (1934), brons, 44 x 22 x 30 cm, KMSKA, inv.nr. 2308

Diverse Belgische personaliteiten poseerden voor Nemon, ook August Vermeylen (1872-1945), de invloedrijke schrijver, kunsthistoricus en politicus. In 1935 kocht het KMSKA voor 5000 Belgische frank een bronzen versie van Vermeylens ‘kop’. Vermeylen, die als bemiddelaar voor Nemon optrad, reageerde gepikeerd. In een brief aan hoofdconservator Arthur H. Cornette verweet hij de aankoopcommissie onbeschaamd gedrag: ‘Moet een kunstenaar die in de mizerie zit en daarom wellicht ten slotte zal moeten toegeven, op die wijze het mes op de keel gezet worden, en kan men hem toch niet iets meer dan dien vernederenden prijs aanbieden?’ De relatie van koningin Elisabeth met dit beeld van Nemon was persoonlijk en direct, kwetsbaar bijna. Na een van zijn vele ontmoetingen met de koningin noteerde August Vermeylen in zijn dagboek: ‘Ze betoonde me weer eens haar heel bijzondere genegenheid.’ Een genegenheid die haar leven lang zou duren.

21


22

KLEINE LET TERS Nieuws uit het museum en over projecten waar het KMSKA bij betrokken is. In sneltreinvaart.

KLEINE LETTERS REDACTIE: WENKE MAST

Conservatieslag De voorbije maanden nam restaurator Nina Deleu 122 terracotta sculpturen onder handen. Het gaat om bozzetti – ontwerpen in klei – uit de verzameling van de Antwerpse kunsthandelaar Charles Van Herck. De Koning Boudewijnstichting gaf ze aan het KMSKA in bruikleen. Deleu voerde conditiecontroles uit op alle werken en stofte ze af. Elk beeld heeft nu ook eigen beeldmateriaal én een conditierapport.

Van Gent naar Antwerpen Eind april sluit de unieke Van Eycktentoonstelling in het MSK Gent haar deuren. Maar niet getreurd, Madonna bij de fontein – een van onze belangrijke bruiklenen aan de expo – reist meteen door naar Antwerpen. Daar is ze nog tot eind 2020 te zien in de expo Madonna ontmoet Dulle Griet in Museum Mayer Van den Bergh. Meer info en tickets: museummayervandenbergh.be

Mode in het museum De nieuwe zomercollectie van Ann Demeulemeester is zowel ruw als glamoureus. Net als de museumwerf. Die figureerde dan ook als decor voor de campagne waarin de collectie wordt gelanceerd voor het grote publiek. Voor de gelegenheid krijgt ook de etalage van Demeulemeesters flagship store op de Leopold Dewaelplaats – tegenover het museum – dezelfde rode kleur als de gerestaureerde Rubenszaal. Meer info: anndemeulemeester.com


KLEINE LET TERS Henri De Braekeleer, de ultieme catalogus Eind vorig jaar publiceerden KMSKA-onderzoeker Herwig Todts en André Bollen een catalogue raisonné – een uitgebreide inventaris, zeg maar – van het oeuvre van Henri De Braekeleer. Aanleiding was de expo Henri De Braekeleer (1840-1888), fenêtre ouverte sur la modernité, waarmee Musée Rops in Namen de onterecht vergeten Antwerpse schilder in de schijnwerpers plaatste. Die verbluffende retrospectieve is intussen voorbij. Wie zich verder in De Braekeleers werk wil verdiepen heeft dus nu deze oeuvrecatalogus. Meer info: ludion.be

Traag kijken in Het Kunstuur Het Kunstuur in Mechelen geeft je een uur de tijd om van 32 topwerken uit de periode 1887-1938 te genieten. Bekende en minder bekende Vlamingen vertellen een verhaal bij de schilderijen: Tom Boonen, Gert Verhulst, Mark Uytterhoeven, Goedele Liekens, Pascale Naessens… Uit de KMSKA-collectie reisden enkele meesterwerken richting Mechelen voor deze slow art-ervaring: schilderijen van Emile Claus, Gustave De Smet en Rik Wouters. Verder zijn er heel wat werken te zien uit privébezit, die nog maar zelden te bewonderen waren. Meer info en tickets: hetkunstuur.com

Gekregen van een goede vriend Het museum ontving onlangs een schenking van Ludo Devaux, sinds jaar en dag lid van de Vrienden van het KMSKA. Het gaat om Inname van een vreemde stad, een ets van James Ensor, en Staande vrouw, een tekening van de 19de-eeuwse historieschilder Willem Geets. Die baseerde zich op een portret dat Rubens maakte van zijn vrouw Hélène Fourment. Een mooie aanwinst voor onze collectie werk op papier. Wilt u het museum ook steunen? Op kmska.be/steunen vindt u meer info over de mogelijkheden.

23


24

MUSEUMMUZE

Welke kunstwerken uit de collectie van het KMSKA inspireren kunstenaars vandaag? En waarom?

KUNST ALS AANKLACHT EN MEDICIJN Sofie Muller (1974) brengt de kwetsbare, twijfelende mens en al zijn gevoeligheden in beeld. Dat doet ze met organische materialen: rook, bloed, albast. Dit voorjaar gaat ze op uitnodiging van curator Christa Vyvey van Musée Fenaille in het Franse Rodez de dialoog aan met Rodin, samen met twee collega’s. Muller maakt er een statement van. ‘Ik heb onmiddellijk mijn oog laten vallen op de Rodinzaal. Daar staan verschillende portretten van de vrouw van Maurice Fenaille, de mecenas van Rodin. Ik ben lang op zoek geweest naar informatie over haar, maar kon nauwelijks iets vinden. Terwijl je uiteraard van alles kan lezen over haar man en zijn vriendschap met Rodin… Maar wie was die vrouw? Dát wou ik weten. Rodin heeft een hele reeks beelden en studies van haar gemaakt. Fenaille moet haar enorm bewonderd hebben. Hij wou haar op een piëdestal plaatsen. In zijn werk voel je dat Rodin haar respecteerde. Tegelijkertijd valt op dat hij haar hals heel apart weergeeft. Alsof ze zich in allerlei bochten moet wringen. Daar heb ik op gewerkt. Ik heb die hals weggehaald en madame Fenaille dus letterlijk onthoofd. Ik toon een gebroken vrouw, die niet mocht zijn wie ze was. Zie het gerust als aanklacht tegen de overheersende rol van de man in de kunsten.’

DOOR WENKE MAST FOTO’S ANNEKE D’HOLLANDER

Sterk dat je zo ingaat tegen een kanjer als Rodin. Iemand die je als kunstenaar toch ook bewondert. ‘Rodin staat bekend als een zeer vrouwonvriendelijke machokunstenaar. Een typische man uit die periode met macht en aanzien. De manier waarop hij met vrouwen omging: dat was #MeToo, lang voor daar sprake van was. Kunstenaars die zich vandaag aan dergelijk gedrag wagen, krijgen de wind van voren. Als vrouwelijke kunstenaar wil ik daar wel een punt van maken.’ Kunst is voor jou ook een manier om meer sensitiviteit in de maatschappij te brengen. ‘Inderdaad, en ik denk dat er steeds meer ruimte is voor gevoelig, emotioneel werk. Ook in deze vreemde tijden. We staan voor zoveel uitdagingen. Ik werk in mijn biotoop en sta in die zin los


25

Sofie Muller

van de maatschappij. Ik doe mijn eigen ding. Af en toe vang ik iets op en daar doe ik dan op mijn manier iets mee. Kunst kan volgens mij wel een vluchtweg zijn, een medicijn tegen de constante ratrace waar veel mensen in gevangen zitten. Ik geloof echt dat kunst je naar een ander niveau kan brengen, dat het een soort van verlichting kan bieden.’

‘De manier waarop Rodin met vrouwen omging: dat was #MeToo, lang voor daar sprake van was.’ ­— Sofie Muller


26

MUSEUMMUZE


MUSEUMMUZE

Nieuwe talen Je studeerde schilderkunst in Antwerpen, maar werkt al bijna vijf jaar met albast. Wat trekt je daarin zo aan? ‘Na mijn opleiding aan de Antwerpse academie heb ik eerst nog beeldhouwen gestudeerd in Gent. Voor ik met albast begon te werken, heb ik een uitgebreide reeks kindfiguren geboetseerd. Maar in 2015 had ik nood aan verandering. Ik zat vast op persoonlijk gebied en voelde dat ik een nieuwe richting moest inslaan. Hier thuis, in de inkomhal, staat een piëta in albast. Ik liep er elke dag voorbij en voelde aan dat ik daarmee wou werken. Ik ben cursussen steenkappen beginnen volgen, zodat ik een basis had om met dat materiaal aan de slag te gaan. Albast is een vrij zachte steen, die goed aansluit bij de menselijke huid, door zijn transparantie en zijn adering. Ik ga altijd op zoek naar stukken die zwaargehavend zijn. Of ik trek het medium open door er dingen aan toe te voegen. Mineralen, bijvoorbeeld, of stukken textiel.’ Zie je jezelf op een moment ook weer naar een ander medium grijpen? ‘Ik blijf nieuwe talen zoeken. Ik heb er al zoveel gehad en zal er nog vinden. Zo maak ik ook schilderijtjes met bloed op albast. Daarmee wil ik het mensbeeld tot in de essentie tonen: met menselijk materiaal. Bloed zit qua kleur zo dicht bij de menselijke huid. Het ziet er vlezig uit, rauw. Het klopt gewoon, het is puur mens. Bovendien kan je het niet echt in een vorm duwen. Het doet z’n eigen ding. Ik werk ook vaak met rook en vuur – als symbool voor de dood of de schaduwkant van het leven. Ook rook heb je als materiaal niet in de hand. Hetzelfde met albast: dat zijn stenen die al een heel leven hebben gehad en waar de natuur als beeldhouwer mee aan de slag is gegaan.’

Jan Massijs, Judit, olieverf op paneel, 115 × 80 cm, KMSKA, inv.nr. 5076

‘Albast: dat zijn stenen die al een heel leven hebben gehad en waar de natuur als beeldhouwer mee aan de slag is gegaan.’

Parels in tempera Terug naar Antwerpen. Als student schilderkunst moest je vermoedelijk in het KMSKA kunstwerken kopiëren. ‘Dat klopt. Ik heb toen rond het portret van Philippe de Croy van Rogier van der Weyden gewerkt. Ik heb zijn handen, met de parels, gekopieerd in een temperatechniek. Om vervolgens nooit meer met tempera te werken. Na mijn studies ben ik nog vaak in het KMSKA geweest. Ik herinner me de trappenhal met de classicistische schilderijen van De Keyser, de Rubensen en de fontein van Cristina Iglesias op het museumplein. Ik vond het toen al een prachtig museum.’ Welke werken uit onze collectie kunnen jou inspireren? ‘Ik denk meteen aan de Heilige Barbara van Nicodemië van Jan van Eyck. Dat is een heel bizar paneel, te ver uitgewerkt om een tekening te zijn en te weinig ingekleurd voor een schilderij. Ik ben al lang gefascineerd door martelaressen, verzoekingen, kwellingen en psychische taferelen in oude kunst. De heilige Barbara (patrones van de mijnwerkers; nvdr) ligt me na aan het hart. Ik heb haar levens-

27


28

MUSEUMMUZE

Atelier van Sofie Muller in Gent

loop uitgebreid bestudeerd voor mijn expo Black Out in C-Mine in Genk. Een video-installatie toonde daar de verbranding van Barbara, die opnieuw slachtoffer werd van een pijnlijk verleden. Daarmee wou ik verwijzen naar het verleden van de mijnsite, waar heel wat mensen het leven lieten.’ ‘Ook Judit van Jan Massijs vind ik fascinerend. Een op het eerste zicht onschuldig meisje dat in staat is om te moorden. Naar het schijnt is dit het enige verhaal in de Bijbel waar de macht van de vrouw die van de man overstijgt. Massijs heeft dat uitzon-

derlijk mooi geschilderd. Tot slot denk ik nog aan het portret van Rose Beuret, de wettelijke vrouw van Auguste Rodin. Ik herinner me dat ik dat gezien heb tijdens de KMSKA-expo Tour de France in de Koningin Fabiolazaal. De roze glaspasta deed mij onmiddellijk denken aan de roze albast waar ik soms mee werk. Net als albast komt die zeer dicht bij de tinten van de menselijke huid, ook door het doorschijnende karakter. Een zeer inspirerende techniek!’


29

‘Na mijn studies ben ik nog vaak in het KMSKA geweest. Ik vond het toen al een prachtig museum.’

Auguste Rodin, Rose Beuret, glaspasta, 25,8 × 17,3 × 14,5 cm, KMSKA, inv.nr. 1967

Ongetwijfeld zijn er ook hedendaagse kunstenaars die je bewondert? ‘Sinds mijn jeugd is Marlene Dumas mijn favoriet. Omdat ze het leven probeert vast te leggen met olieverf en aquarel. Ze was de eerste kunstenaar die me omverblies. Ze schildert pure emotie en vat zo de tristesse van het leven, de weemoed, het seksuele lichaam, alles.’

Vanaf 15 mei tot oktober kan je de interventies van Sofie Muller, Renato Nicolodi en Nick Ervinck bewonderen in Musée Fenaille in Rodez. In oktober heeft Muller een solotentoonstelling bij Foxjensen in Sydney, Australië. Verder neemt ze deel aan groepexpo’s: in Galerie Italienne, Parijs (maart 2020) en in FoxJenssen Gallery NieuwZeeland (maart 2020) www.sofiemuller.be


30

FLANEUR

Over onverwachte hoeken en kanten in musea. Over bijzondere ontmoetingen en opmerkelijke medebezoekers.

ZONDAGMORGEN DOOR LEEN HUET FOTO MILES FISHER

Op deze zondagmorgen zijn er even weinig bezoekers in het museum als in de eucharistievieringen van de lokale parochies. Zou kunst al aan het wegdeemsteren zijn als nieuwe religie? Ik breek mijn hoofd er niet over, ik ben hier om belangstelling aan de dag te leggen voor wat er gebeurt in mijn eigen stad. De onregelmatige treden naar de ingang, de doolhof van zalen, ik neem ze erbij. Ceci n’est pas une salle de musée, blijkt al snel: de curatoren spelen in één ruimte met twee verschillende vormen van presentatie, om de bezoeker bewust te maken van het werk achter de schermen. Te midden van artefacten trekt het hoofd van de reuzin Megera me aan: gemaakt omstreeks 1532, een mooi gezicht met helderbruine ogen en een wit kapje op de gesculpteerde haren. Verder is hier ook een roodfluwelen herautenkostuum te zien, met de bijbehorende hoed en zwarte leren schoenen met gespen. Wat moet die heraut plompe dikke voeten hebben gehad, is mijn eerste gedachte. Foei. Of is dat toch een authentieke historische sensatie? Herauten zagen er tijdens het ancien régime niet per se uit als acteurs in Angélique Marquise des Anges. Ze konden ook gewoon aan jicht lijden. In de volgende zaal kan ik me een eye-tracking device aanmeten om mijn manier van kijken naar kunstwerken te laten analyseren. Ik deins terug voor deze indiscretie.

Een kleine oude dame duwt een rolstoel voort met een heer erin. Ze staan langdurig stil bij de kunstwerken en praten er zacht met elkaar over, afwisselend in het Frans en het Nederlands. ‘Ja… nee…, we zijn in een museum,’ deelt een andere bezoekster lijzig mee via haar draagbare telefoon. Ik grijp zelf ook naar mijn telefoon, in deze zaal vol prachtig beeldhouwwerk uit de zestiende eeuw. Een familiebedrijf van beeldsnijders, meer dan honderd jaar actief. Kijk nu toch: een van hen gaf madonna en kind een treffende familiegelijkenis, Jezus heeft net zo’n fijne rechte neus als zijn moeder. Snel een fotootje, om dit niet te vergeten. Een dandy in ribfluweel fotografeert enthousiast de vijf verschillende Christussen op een koude steen. Ik observeer hem en dan zie ik haar: de madonna uit Braine-le-Comte. Het kind op haar arm bladert enthousiast in een dik boek. Mijn familie is afkomstig uit Braine-le-Comte, herinner ik me plotseling, en ik kijk verrast naar deze madonna, die mijn voorouders en naamgenoten de afgelopen eeuwen ongetwijfeld dikwijls hebben gezien.

Tentoonstelling Borman en zonen in Museum M, Leuven. Uiterst rechts op de foto: de Madonna uit Braine-le-Comte


FLANEUR

31


32


GESPREK

In Londen en Parijs is dit jaar werk van Léon Spilliaert te zien. Wordt dit het jaar van zijn grote doorbraak? We gingen praten met Anne Adriaens-Pannier, dé Spilliaertspecialiste.

‘SPILLIAERT IS EEN SPIRITUEEL, CONCEPTUEEL KUNSTENAAR’

DOOR ERIC RINCKHOUT

Aan het begin van de twintigste eeuw gaf Léon Spilliaert (1881-1946) een somber beeld van de werkelijkheid. Beroemd zijn de nachtscènes met de desolate zeedijk en het verlaten strand in zijn geboortestad Oostende, en de soms dreigende zelfportretten die hij tijdens zijn vele slapeloze nachten maakte: de mens staat hulpeloos tegenover de duisternis of lijkt te worden opgeslokt door een onpeilbare diepte. Die werken zijn meestal gemaakt met Oost-Indische inkt en gehoogd met pastelkrijt. Spilliaert drukte zo zijn pessimistische wereldbeeld uit, gevoed door de lectuur van filosofen als Nietzsche en Schopenhauer. Eindelijk ontdekt ook de Angelsaksische wereld deze magistrale kunstenaar. In de Royal Academy in Londen loopt een tentoonstelling, die later in gewijzigde vorm doorreist naar Musée d’Orsay in Parijs. Anne Adriaens-Pannier, die al decennialang het oeuvre van de meester bestudeert en bekendmaakt in binnen- en buitenland, is curator.

Léon Spilliaert, Golfbreker met paal, 1909, krijt, potlood en aquarel op papier, 155 x 232 mm, Verzameling Belfius

De Royal Academy in Londen brengt een solotentoonstelling over Spilliaert. Vanwaar komt hun belangstelling? Anne Adriaens-Pannier: ‘Bij de opening in 2016 van het Spilliaert Huis en de Ensor-Spilliaert vleugel in Mu.ZEE in Oostende sprak ik met Luc Tuymans, die me vertelde dat hij in zijn James Ensor-expo in de Royal Academy twee Spilliaerts zou brengen. Tuymans heeft zo Léon Spilliaert onder de aandacht gebracht van curator Adrian Locke, die mij daarna heeft gecontacteerd om samen te werken. De bedoeling was een partnership tussen Londen en New York, waar ik al lang probeer het Metropolitan Museum warm te maken voor een Spilliaert-expo. Telkens als het bijna lukt, veranderen de curatoren of directeurs. Uiteindelijk is de partner het Musée d’Orsay geworden. De Fransen willen evenwel geen volledig overzicht, in tegenstelling tot Londen. Maar de kern is dezelfde.’ ‘Het toeval wil dat in de Royal Academy tegelijk een tentoonstelling van Picasso loopt met wer-

33


34

maar dat verandert

ken op papier. Wist u dat Spilliaert en Picasso in 1904 samen hebben tentoongesteld in de galerie Clovis Sagot in Parijs? De blauwe harlekijnen van Picasso werden er geconfronteerd met de sombere zwart-witwerken van Spilliaert. Ze zijn trouwens allebei geboren in 1881.’

wanneer hij het geluk vindt.’

Zwarte geest

‘De jonge Spilliaert is een getormenteerde figuur,

— Anne Adriaens-Pannier

Anne Adriaens-Pannier (Brugge, 1951) was jarenlang als conservator en departementshoofd verbonden aan de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel (KMSKB) (19742011). In 1989 startte haar wetenschappelijk onderzoek naar leven en werk van Léon Spilliaert. Ze promoveerde in 2003 tot doctor in de kunstwetenschappen aan de Universiteit Gent. Hieruit vloeiden talrijke publicaties voort en ook het voorbereidend werk voor de beredeneerde catalogus van Spilliaerts oeuvre. Sinds 2016 is zij artistiek directeur van Het Spilliaert Huis in Oostende en organiseert er thematische tentoonstellingen.

We kennen Spilliaert vooral van zijn sombere en indringende zelfportretten. Was hij pessimistisch? ‘Spilliaert was twintig in 1901. Hij wilde op een eigen en zeer originele manier uit de hoek komen, niet volgens de mode van die tijd. Dus geen kleurrijke dingen, geen impressionisme of luminisme. Maar hij had ook psychische problemen. Eigenlijk had hij psychoanalyse moeten ondergaan, maar gelukkig voor ons is dat niet gebeurd. Zo kunnen wij kijken naar de psychoanalyse die hij in zijn zelfportretten op zichzelf toepaste. Hij ging zich verdiepen in zijn eigen persoonlijkheid en las heel veel: Nietzsche en Schopenhauer, al vanaf z’n zeventiende, in Franse vertaling. Hij werd daarvoor op school op de vingers getikt en vader Spilliaert moest zich komen verantwoorden. Maar dat was een zeer liberale man, die zijn oudste zoon liet doen. Léon Spilliaert was zeker geen bohème-kunstenaar. Hij kwam uit een burgerlijke familie: vader had een luxeparfumerie in Oostende, creëerde zelf parfums en was hofleverancier.’ Bijna alle zelfportretten zijn ’s nachts gemaakt. Waarom? ‘De kleuren verbleken en er ontstaat een spel van licht en schaduw. In het begin konden de mensen dat niet vatten: zij vonden zijn werk niet sensueel en kleurrijk genoeg. Er zit een dekkend, fluweelachtig zwart in dat vroege werk van Spilliaert. Werd hij hierin beïnvloed door Odilon Redon, die zei: “Le noir c’est la couleur de l’esprit”? Spilliaert is een spirituele kunstenaar. Er zit een existentiële angst in zijn werk. Als jonge kunstenaar heeft hij een donkere persoonlijkheid. Hij is eenzaam en zijn kunst ademt melancholie. Later zien we dat ook bij De Chirico. De jonge Spilliaert is een getormenteerde figuur, maar dat verandert wanneer hij het geluk vindt. In dat opzicht is hij anders dan Edvard Munch, die wel psychische stoornissen vertoonde.’


GESPREK Tegenover het claustrofobische van de interieurs en de zelfportretten staan de bijna duizelingwekkende perspectieven van dijken zeegezichten. Hoe verklaart u die dubbelheid? ‘Hij voelt de ruimte aan, het aanzuigende effect van de zee. De eerste marines zijn vlak, maar toch zit er al een diagonale lijnvoering in het waterfront. Hij is de eerste die een dergelijke driehoeksverdeling heeft ingevoerd. Kijk naar Vrouw op de dijk uit 1907: niemand doet hem dat na. Spilliaert is een zeer intellectuele kunstenaar: hij werkt niet buiten, niet “sur le motif ”. Hij ziet, verwerkt het in zijn geest en brengt het dan op papier. Hij is ook een conceptuele kunstenaar, lang voordat die kunst doorbreekt.’ ‘Die adembenemende perspectieven hanteert hij vijf à zes jaar: lang heb ik gedacht dat hij abstract zou kunnen worden. Als je in het werk Golfbreker met paal uit 1909 de anekdotische paal wegdenkt is het bijna een abstracte compositie. Maar Spilliaert heeft die stap nooit gezet.’

Léon Spilliaert, Vrouw op de dijk, 1907, potlood, aquarel, gouache en kleurpotlood op papier, 343 x 744 mm, KMSKB

Kantelende horizon Spilliaert vindt het geluk. Het cliché zegt dat hij dan als kunstenaar minder interessant wordt. ‘Hij trouwt in 1916, tegen de zin van zijn vader, met Rachel Vergison. Het is fijn dat hij het geluk vindt (lacht), ik ben blij voor hem. Net als Rik Wouters toont Spilliaert zijn huiselijk geluk, maar men kijkt daar anders naar. Spilliaert wordt traditioneler maar blijft in zijn composities toch erg persoonlijk. Men neemt hem kwalijk dat hij, wanneer hij zichzelf gevonden heeft, thema’s buiten zichzelf zoekt en meer experimenteel gaat werken. Hij kijkt om zich heen, gaat naar Brussel, ziet wat er bij de galerie Giroux wordt tentoongesteld, zoals de futuristen… Zijn onderwerpen evolueren, maar hij is niet minder geïnspireerd.’ Als hij terugkeert naar Oostende, begin mei 1922, wordt de zee weer een belangrijke inspiratiebron. ‘De marines uit de jaren 1920 zijn boeiend, kleurrijk en heel mooi. Bijna abstract: men heeft sommige werken al vaak ondersteboven afgebeeld… Eigenlijk zijn z’n marines zelfportretten, net zoals zoveel werk van Spilliaert. Hij schildert zichzelf niet, maar toont ons wel zijn diepe gemoedsgesteldheid.’

35


36

Léon Spilliaert, Dikke boom, 1945, Oost-Indische inkt op papier, 61,2 × 49,2 cm, KMSKA, inv.nr. 2878


GESPREK

‘Eigenlijk zijn z’n marines zelfportretten, net zoals zoveel werk van Spilliaert. Hij schildert zichzelf niet, maar toont ons wel zijn diepe gemoedsgesteldheid.’

‘Kijk hoe boeiend hij blijft: in 1921 schildert hij Huis in de schemering. Dat roept Het rijk der lichten op van René Magritte, dat wel pas na de Tweede Wereldoorlog werd gemaakt. Spilliaert durft ook expressionistisch uit de hoek te komen, onder invloed van zijn vrienden Oscar Jespers en Gust De Smet.’

Dan is er die lange reeks bomen… ‘Op het eind van zijn leven gaat Spilliaert mystieke literatuur lezen: Ruusbroec, Teresa van Àvila, SintJan van het Kruis, poëzie van Walt Whitman, en opnieuw Maeterlinck. Hij verlaat Oostende definitief in 1935 om zijn dochter, een goede pianiste, een degelijke opleiding aan te bieden aan het conservatorium van Brussel. Zijn lange zeewandelingen worden wandelingen in het Zoniënwoud en het Wolvendaelpark. De horizonlijn kantelt en de blik wordt verticaal gericht. Het liefst kijkt hij naar de structuur van de naakte boom, vooral eeuwigdurende bomen, zoals eiken en beuken.’

Léon Spilliaert, Landschap in rode avondgloed met trekvogels, 1919, waterverf op papier, 48,5 × 65 cm, KMSKA, inv.nr. 3890

37



GESPREK Léon Spilliaert, Zelfportret met blauw schetsboek, 1907, waterverf op papier, 50 × 38 cm, KMSKA, inv.nr. 2697. Deze aquarel is op de tentoontelling in Londen te zien.

Ziel geven aan de dingen Mogen we hem een symbolist noemen? ‘Ik denk dat hij zichzelf niet zag als symbolist. De ideale symbolist is Khnopff en die staat ver van Spilliaert. Een werk als I lock my door upon myself van Khnopff is een afgebakend verhaal met verwijzingen, zoals het gesloten venster, de lelies en het gezicht op Brugge. Het is een werk vol sleutels waarvoor je een zekere kennis moet bezitten. Het werk van Spilliaert is veel eenvoudiger.’ En de bezieling van de voorwerpen? Is dat geen symbolisme? ‘Ik zou dat eerder symbolisch expressionisme noemen. Zoals Xavier Mellery geeft Spilliaert “ziel aan de dingen”. Neem Interieur met groene plant en stolp uit 1907. Je wordt geconfronteerd met objecten die absoluut niet interessant zijn: een lelijke sanseveria, een bloempot, een stolp… We worden geïntrigeerd door alledaagse voorwerpen waarin we de geheimzinnigheid nog moeten lezen.’ ‘In Het glazen dak van 1909 is het nog veel duidelijker: binnen en buiten worden samengebracht, dat is toch veel meer dan symbolisme. Het is ook veel moderner: dat zou gemaakt kunnen zijn door een hedendaagse kunstenaar.’

Léon Spilliaert tot 25 mei in Royal Academy, Londen. www.royalacademy.org.uk Léon Spilliaert (1881-1946). Lumière et solitude, van 15 juni tot 13 september in Musée d’Orsay, Parijs www.musee-orsay.fr In Het Spilliaert Huis, Oostende, loopt van 14 maart tot 7 juni de tentoonstelling Before the Wave, waarin curator Joost Declercq werk van Spilliaert confronteert met hedendaagse kunstenaars. www.hetspilliaerthuis.be

OOK BERLIJN ONTDEKT SPILLIAERT Van 15 mei tot 13 september loopt in de Alte Nationalgalerie van Berlijn de tentoonstelling Todessehnsucht und Dekadenz. Der belgische Symbolismus. Ook daar zal werk van Léon Spilliaert hangen. ‘Tot vandaag zijn Belgische kunstenaars uit de 19de eeuw grotendeels onbekend bij een breder publiek in Duitsland,’ zegt dr. Ralph Gleis, directeur van de Alte Nationalgalerie. ‘Zelfs Khnopff en Ensor kennen alleen kunstliefhebbers. Daar wil deze tentoonstelling verandering in brengen.’ De expositie confronteert symbolistische referentiewerken van Gustave Moreau, Arnold Böcklin, Gustav Klimt en Edvard Munch, met werk van onder anderen James Ensor, George Minne, Fernand Khnopff, Félicien Rops, Jean Delville, William Degouve de Nuncques en Xavier Mellery. ‘Ook tonen we de “unheimliche” interieurs van Léon Spilliaert,’ zegt Ralph Gleis. ‘We willen laten zien dat België eind 19de eeuw in de kunstwereld een aparte plaats inneemt. Typisch voor het Belgische symbolisme is de voorliefde voor het morbide en decadente. Bovendien kan Brussel, met de salons van Les X X en schrijvers als Maurice Maeterlinck en Georges Rodenbach, beschouwd worden als een draaischijf van het symbolisme en het modernisme in het algemeen.’ (ER) www.smb.museum

39


40

ONGEZIEN

ZAAL Z vraagt writer in residence Bernard Dewulf om zijn scherpe blik te werpen op KMSKA-werken. En om die blik in woorden te gieten.

SPILLIAERT-BLAUW Het detail komt uit het aquarel Zelfportret met blauw schetsboek, 1907, van LĂŠon Spilliaert. Het is niet zomaar een blauw, ik noem het voor mezelf al jaren Spilliaert-blauw. Zeker in Spilliaerts vroege, en beste, werk verschijnt het regelmatig. Ik zou het welhaast uit duizend blauwen herkennen. Het komt in verschillende gedaanten. Als plafond in een spookachtige slaapkamer, in de hoed van een absintdrinkster, in de sjaal van een vissersvrouw, op de muren van een akelig leeg restaurant, als oplichtende contouren om een donker silhouet, als kleur van een peilloos raam, als diepe tint van de zee. Het komt bijna altijd in waterverf of krijt. Niet in verf. Spilliaert was niet echt een schilder, hij was een buitengewone tekenaar. Het meesterlijkst heeft Spilliaert zijn blauw gebruikt in zijn zelfportretten, die ook uit zijn vroege periode dateren en zonder meer zijn allerbeste werk zijn. Vooral in de genadige jaren 1907-1908 heeft de kunstenaar een onwaarschijnlijk geheel van even prachtige als pijnlijke zelfportretten gemaakt. Ze vormen een samenhangende reeks, waarin poses, voorwerpen en interieurs terugkeren. Het bindende element is de figuur van Spilliaert zelf, in zijn eeuwig aangesloten pak en met stijf wit hemdsboord.

DOOR BERNARD DEWULF

Zwarten, grijzen en witten, in zowat alle schakeringen, zijn de dominante kleuren in dit labyrint van zelfbespiegeling. We zien een getormenteerde jongeman die schier eindeloos in de spiegel staart en daar, uit verschillende standpunten, verslag van doet. Hoe strak hij ook in het kostuum zit, het duizelt hem. In die mate dat we hem, gaande de zelfbeelden, haast zien verdwijnen. In de doolhof van zijn ziel. Tegelijk, laten we dat niet vergeten, was zelfspot deze kunstenaar bepaald niet vreemd. Achter al de geposeerde en geregisseerde introspectie grijnst iemand. Intussen is dat blauw wĂŠl de kleur van een onmiskenbare, peilloze melancholie. Spilliaert kleedt er zich zelfs in. Meermaals vertoont hij zich nadrukkelijk in een diepblauw jasje, zoals in Zelfportret 2 november en Zelfportret met rood potlood, waardoor ineens de hele ruimte als het ware gedrenkt lijkt in dat blauw. In dat inktblauw. Het blauwst, om het zo te zeggen, is het Spilliaertblauw in het meest schrijnende zelfbeeld, Zelfportret met spiegel, uit 1908. Hier lijkt de figuur bijna op te lossen in het beeld, in een soort laatste stuiptrekking, een finale amechtigheid. Alleen zijn diepblauwe jasje zal dan overblijven.


ONGEZIEN

Léon Spilliaert, Zelfportret met blauw schetsboek (detail), 1907, waterverf op papier, 50 × 38 cm, KMSKA, inv.nr. 2697, zie p. 38

Het meesterlijkst heeft Spilliaert zijn blauw gebruikt in zijn zelfportretten.

Hoe onvervreemdbaar van de kunstenaar dit blauw ook is, tegelijk is het het blauw van een tijdperk. Dat heet symbolisme. Vertegenwoordiger par excellence daarvan is schrijver Maurice Maeterlinck – wiens prachtige, broeierige Les serres chaudes Spilliaert heeft geïllustreerd. In die tekst vat Maeterlinck het ‘blauwe gevoel’ samen, inclusief het uitroepteken van die heerlijk overspannen tijden: ‘Cet ennui bleu dans le coeur!’


42

INVENTARISNUMMER 539

Bourgondiërs: u denkt meteen aan succesauteur Bart Van Loo. Claire Toussat, kunsthistorica en zelfstandig restaurator, denkt aan de kamprechter met wie ze maandenlang oog in oog stond.

DE (HER)ONTDEKKING VAN DE KAMPRECHTER DOOR CLAIRE TOUSSAT

De restauratie van een kunstwerk leidt wel eens tot revelaties. Dat was ook het geval bij de recente behandeling van Portret van een kamprechter, een paneel dat oud-burgemeester van Antwerpen ridder Florent van Ertborn in 1841 aan het KMSKA legateerde. Het was de eerste grondige restauratie van het portret, ook al wordt er al in rapporten van de restauratiecommissie uit 1884 gemeld dat het werk in slechte staat is. In 2009 werd het parket dat op de achterzijde ter versteviging was toegevoegd gedeblokkeerd, om vervormingen en spanningen in het paneel te voorkomen. Ook de verflaag is toen vastgehecht, om verlies van verfdeeltjes en dus verder verval te vermijden. Een direct gevaar voor de bewaring was er niet. In 2018 begon dan de grondige behandeling van het schilderij, waarvan opstuwingen in de verflaag de esthetische kwaliteit hadden aangetast. Vandaar eerst de pogingen om de opstuwingen te ‘vlakken’, jammer genoeg met maar een beperkt resultaat. De verflaag is erg hard omdat er een lijmsoort in is geïnjecteerd, wellicht bij een vorige behandeling. Ander probleem: onbeholpen en verkleurde retouches verbergen slijtage en lacunes. En vooral ook de vergeelde vernislaag was uiterst storend. Na het verwijderen van die dikke vernislaag en de oude retouches kwamen op het portret verdoken

elementen aan het licht. Zo zijn nu in de achtergrond houten planken te zien. Plots zijn ook kleine puntjes zichtbaar: ze suggereren op de plooien van de mantel de textuur van de stof. Ook het subtiele spel van transparante en opake verflagen die zorgen voor de glans van de huidskleur, werd dankzij de verwijdering van de vernis ontsluierd. De verscheidenheid aan kleurnuances komt opnieuw tot haar recht. Terwijl vroeger de hoed egaal zwart was, zie je nu zijn subtiele vormen.

Kunstvervalser Een reiniging kan de verborgen kwaliteiten van een kunstwerk onthullen, maar evengoed onvolkomenheden. Zo waren er op dit werk dus talrijke zones met slijtage en lacunes. In zo’n geval rijst de vraag hoe ver je met het retouchewerk moet en mag gaan om de visuele eenheid en leesbaarheid van het schilderij te herstellen. In samenspraak met de restauratoren en conservatoren van het museum werd gekozen voor een ‘illusoire’ retouche zodat de lacunes zo weinig mogelijk storen. Doorgaans waren er voldoende elementen om de ontbrekende delen aan te vullen: we moesten de motieven niet ‘uitvinden’. Een voorbeeld: op de borst konden we een hiaat bijwerken door de aanzet en het einde van de plooien in het drapé met elkaar te verbinden, naar analogie met de andere mantelplooien. Voor de rechterhand van de


43

Portret van een kamprechter voor behandeling

Het schilderij tijdens de behandeling, na reiniging

De verscheidenheid aan kleurnuances komt opnieuw tot haar recht. Terwijl vroeger de hoed egaal zwart was, zie je nu zijn subtiele vormen.

kamprechter waren er dan weer onvoldoende referenties. Hier kozen we voor een andere oplossing: fijne lijntjes in een neutrale kleur vullen de leemte op. Wie van dichtbij kijkt, ziet makkelijk het onderscheid tussen wat oorspronkelijk is en de latere ingreep. Deze plek opvullen met hoogsels en glacis zou meer het werk van een kunstvervalser worden dan van een restaurator…

Gulden Vlies Voor welk niveau van reiniging of retouche je ook kiest, de behandeling beïnvloedt de perceptie van het kunstwerk. Dit restauratieproject bracht opheldering in de discussie over het onderwerp, de toeschrijving en de datering. Wie is de geportretteerde man? Door de pijl in zijn linkerhand en het opschrift op de klok – ‘Tant que je vive, autre naray (sic)’ – kon men in de jaren 1920 de figuur identificeren als Jean Lefèvre de SaintRemy, de eerste wapenkoning van de ridderorde van het Gulden Vlies. Hij komt ook voor in andere schilderijen die worden toegeschreven aan Rogier van der Weyden, zoals in Fragment met een groep mannen van het KMSKB. De identificering als Jean Lefèvre de Saint-Remy werd veertig jaar later weerlegd door Leo Wuyts. Sindsdien heeft men het over een ‘portret van een kamprechter’.


44

INVENTARISNUMMER 539

Memento mori? Experts zijn het ook niet eens over de toeschrijving en datering van het schilderij. Kenners Hulin de Loo en Max J. Friendländer herkenden er vroeger de hand in van Rogier van der Weyden, maar huidige specialisten betwijfelen dat, op basis van de te ‘stijve’ stijl en de onevenredige grootte van enkele elementen, zoals de handen, de hoed en het kostuum. Ook het klokje en de banderol in de achtergrond doen vragen rijzen. Ze zouden het schilderij de betekenis van een memento mori geven, maar die traditie van een geschilderd portret als aandenken aan een overledene hoort eerder thuis in de 16de dan in de 15de eeuw. Is dit misschien een 15de-eeuws portret dat een eeuw later werd gekopieerd of aangevuld? Dendrochronologisch onderzoek door het KIK in Brussel geeft aan dat het paneel van na 1437 dateert. Ook de pigmentanalyse met MA-XRF scanning door de Universiteit Antwerpen wijst erop dat het werk mogelijk in de 15de eeuw werd geschilderd. De voorstelling van het klokje bevat geen anomalieën of anachronismen. Maar in de onderlaag van de inscriptie op de banderol – ‘Hora est iam nos de su(m)pno surgere’ en ‘Quia novissima hora est’ – is zink gevonden, een metaal dat pas vanaf de 19de eeuw courant in pigmenten werd gebruikt. De inscriptie is dus – althans gedeeltelijk – niet authentiek.

Bezoekers zullen bij

Atelier van Rogier van der Weyden, Fragment met een groep mannen, (derde kwart 15de eeuw), olieverf op eik, 50,1 x 31,7 cm, KMSKB Rechts: Navolger Rogier van der Weyden, Portret van een kamprechter, (1450), olieverf op paneel, 75 × 50 cm, KMSKA, inv.nr. 539, na behandeling

Frisse blik De restauratie van Portret van een kamprechter en het materiaal-technische onderzoek hebben concrete elementen aangereikt die de discussie over de toeschrijving en de datering zullen voeden. Experts kunnen de vragen die het schilderij oproept met een frisse blik herbekijken. De restauratie heeft ook opnieuw een uniforme visuele lezing mogelijk gemaakt. En bezoekers zullen bij de heropening van het museum – voor het eerst! – volop van de kwaliteit van het kunstwerk kunnen genieten.

de heropening van het museum – voor het eerst! – volop van de kwaliteit van het kunstwerk kunnen genieten.

Dit restauratieproject werd mogelijk gemaakt met de steun van Ackermans & van Haaren en van de spelers van de Nationale Loterij.

Tekst vertaald in het Nederlands door Véronique Van Passel


45


46

I HAVE A DREAM

Tentoonstelling Street Dreams: How Hiphop took over Fashion in de Kunsthal Rotterdam. De foto van Christopher Wallace en Sean Combs door Dana Lixenberg is uiterst rechts in beeld.


47

Jonge mensen, waar dromen ze van als ze aan kunstmusea en het KMSKA van straks denken?

DIVERS EN INCLUSIEF: MODEWOORDEN? DOOR SOMTO OFFOR PORTRETFOTO MARCO MERTENS

Somto Offor, 23, studeert politieke wetenschappen aan de KU Leuven. Wat verwachten jonge mensen van het KMSKA vandaag de dag? Ik moet toegeven: ik heb vaak gedacht dat ik kunst niet begreep, dat het simpelweg niet mijn ‘ding’ was. Zo’n besluit bleek achteraf te snel genomen. Goede kunst slaagt er altijd in een emotie uit te lokken bij een toeschouwer. Of dat nu bewondering of verwarring is. Of onverschilligheid. Misschien, tot dat besef kom ik nu, lag het toen niet aan mijn kunstbeleving, maar aan wat musea en andere instituties naar voren schuiven als kunst. Dit kan als voorspelbaar overkomen omdat ik een zwarte vrouw ben, maar ik blijf er wel bij: het merendeel van de musea die ik heb bezocht, geeft zijn bezoekers een westers of eurocentrisch kunstbeeld mee. Die visie zit ook ingebakken in de kunstgeschiedenissen: iedereen kent Michelangelo, Van Eyck en Picasso, maar hoeveel invloedrijke niet-westerse kunstenaars of kunstenaressen kan jij opsommen? Mannen domineren wereldwijd nog altijd de museumruimte, maar hoe zit het met vrouwelijke kunstenaars? De vrouw kan je nochtans niet wegdenken uit kunst. Zij of haar naakte lichaam zijn vaak genoeg kunstobjecten. Laten we haar ook evenredig als kunstenares erkennen. Quota in kunstmusea? Dat mag niet het vertrekpunt zijn. Vandaag de dag komen de termen ‘diversiteit’ en ‘inclusiviteit’ van alle kanten op ons


48

I HAVE A DREAM

Somto Offor

‘De ervaring van kunst is zo divers als de samenleving. Dat reflecteren moet het ideaal van een museum zijn.’

— Somto Offor

af. Ik blijf kritisch als deze woorden vallen: het lijkt vaak eerder om een trend te gaan dan om een fundamentele erkenning. Terwijl diversiteit en inclusiviteit het logische gevolg zijn van onze steeds veranderende samenleving. Onze interpretatie van kunst is ook niet ‘vanzelfsprekend’. Ze moet zich altijd blijven openstellen voor wat nieuw is. Afgelopen zomer trok ik naar Rotterdam, waar ik in de Kunsthal de tentoonstelling Street Dreams:

How Hiphop took over Fashion bezocht, over de invloed van hiphop op mode en popcultuur. Zo’n tentoonstelling kan snel als atypisch worden opgevat en krijgt ook gauw het label ‘urban art’. Maar daar en toen voelde ik ‘Dit is kunst’: bij de confrontatie met een enorme foto van Christopher Wallace en Sean Combs – beter bekend als The Notorious B.I.G en P. Diddy. Dat is heel subjectief, ik weet het: ik ben van kleins af fan van hun muziek. Maar wat ik hiermee ook probeer te zeggen, is dat ongeacht het verleden, een bepaalde beperkte en geprivilegieerde groep van mensen niet langer moet bepalen wat kunst al dan niet is. Noch dat kunstenaars vooral witte mannen zijn. Dat heb ik daar en toen gevoeld. De ervaring van kunst is zo divers als de samenleving. Dat reflecteren moet het ideaal van een museum zijn. En dat hoop ik straks ook te kunnen zien in de tentoonstellingen van het KMSKA.


OP DE COVER

BLOEMEN VOOR EEN VRIEND DOOR VÉRONIQUE VAN PASSEL

Rik Wouters (1882-1916) schildert het leven van alledag. In de lente zijn dat bijvoorbeeld tulpen in een vaas op een vensterbank. Bloemen komen vaker voor in de zonnige interieurs die de kunstenaar schildert tijdens zijn gelukkige jaren in Bosvoorde. Het gaat om een eenvoudig motief, maar dan op een bijzondere manier geschilderd. De invloed van de aquareltechniek is opvallend. Wouters vertrekt niet van een nauwkeurig gedetailleerde tekening, maar van kleur. Hij suggereert de omgeving – een vensterbank en raam – met een paar schematische lijnen in verf, opgehoogd met losse kleurvlekken in felle kleuren die elkaar versterken. De rode tulpen en de groene bladeren, de glazen vaas en de gordijnen in voile zijn met soepele, transparante penseelvegen aangegeven. Omdat Wouters het doek nauwelijks met verf bedekt, is het werk doordrongen van licht. De onbeschilderde delen reflecteren dat licht, zoals het papier van een aquarel. Het resultaat is een vluchtige suggestie vol levenslust en vreugde. Onderaan links staat: ‘A mon ami Simon Lévy’. Wouters draagt het boeket op aan zijn goede vriend Simon Lévy (1886-1973), de schilder uit de Elzas die hij in 1909 in Brussel heeft ontmoet. Lévy woont dan anderhalf jaar in België, waarvan zes maanden in Mechelen. Rik beschouwt hem als zijn onvervangbare kunstbroeder. Lévy is welgesteld en gecultiveerd, en hij vertelt Rik over de tentoonstellingen die hij in het buitenland bezoekt. Hij toont hem reproducties – in zwart-wit – van wer-

ken die hij bewondert, onder meer van Cézanne en Van Gogh. Wouters schrijft vol respect over Lévy als ‘De man die Cézanne gezien heeft’… Eind april 1912 kan Wouters zijn droom realiseren. Met de opbrengst van de verkoop van enkele werken gaat hij, samen met zijn vrouw Nel, naar Parijs. In aanwezigheid van zijn kameraad Simon ziet hij daar voor het eerst de werken van Cézanne in kleur. Wouters portretteert zijn vriend tweemaal: hij boetseert een buste in 1910 en schildert in 1913 zijn beeltenis. De gedachtewisseling met Lévy – ook via hun uitvoerige correspondentie – is van doorslaggevend belang in Wouters’ artistieke evolutie. In een brief van 13 april 1912 brengt Rik zijn vriend ervan op de hoogte dat hij hem het schilderij Tulpen zal laten bezorgen, via een tussenpersoon. Hoewel de schilder er zelf niet echt tevreden over is. Hij voegt eraan toe dat, als Lévy ook niet onder de indruk is, hij het werk mag terugbrengen en inruilen voor een ander. Ik zou het bijhouden. U?

Rik Wouters, Tulpen (detail opschrift), 1912, olieverf op doek, 50 × 61 cm, KMSKA, inv.nr. 3295.. Opgedragen en gesigneerd onderaan links: A mon ami Simon Lévy./ Rik Wouters.

49


50

ZAAL Z

De zalen van het KMSKA op het Zuid zijn geletterd, van A tot W. ZAAL Z opent een nieuwe, papieren zaal. Reacties welkom op zaalz@kmska.be ZAAL Z is een GRATIS uitgave van het Eigen Vermogen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) en verschijnt in maart, juni, september en december. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen is een extern verzelfstandigd agentschap van de Vlaamse overheid in de vorm van een vzw, en een Vlaamse wetenschappelijke instelling. De belangrijkste opdrachten van het KMSKA zijn het behoud, beheer en de verdere uitbouw van de collectie; de ontsluiting en de wetenschappelijke studie van de collectie; tentoonstellen van objecten en de uitbouw van een publiekswerking. Het KMSKA onderschrijft de statuten van ICOM, the International Council of Museums.

JAARGANG 8 / NR 32 / MAA - MEI 20

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Manfred Sellink, Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen REDACTIE Siska Beele, Gwen Borms, Elly Buggenhout, Karen Daghelet, Veerle De Meester, Patrick De Rynck, Wenke Mast, Eric Rinckhout, Véronique Van Passel COÖRDINATIE Véronique Van Passel EINDREDACTIE Patrick De Rynck WERKTEN MEE AAN DIT NUMMER Siska Beele is conservator 19de eeuw, Karin Borghouts is fotograaf, Veerle De Meester is manager Tentoonstellingen, Patrick De Rynck is freelanceredacteur, Bernard Dewulf is columnist, dichter en dramaturg, Leen Huet is auteur van romans, literaire non-fictie en essays, Somto Offor is student aan de KU Leuven, Wenke Mast is medewerker Marketing en Communicatie, Eric Rinckhout is freelancejournalist en publicist, Jacques Sonck is fotograaf, Claire Toussat is freelancerestaurator, Greta Toté is medewerker Collectie-informatie Beeldbeheer, Véronique Van Passel is wetenschappelijk medewerker Collectieonderzoek FOTO’S Jan Adriaans: p. 46-47 Archief KMSKA: p. 2, 19, 20-21 Belfius Art Collection: p. 32 Karin Borghouts: p. 52 Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam / fotograaf: Studio Buitenhof: p. 18 Nina Deleu: p. 22 Anneke D’Hollander: p. 2, 25, 28, 29 Jelle Jespers: p. 11 KMSKA/Lukasart in Flanders vzw, foto d/Arch: p. 10, 23, 36, 37 KMSKA/Lukasart in Flanders vzw, foto Rik Klein Gotink: p. 3, 42, 43 KMSKA/Lukasart in Flanders vzw, foto Hugo Maertens: cover, p. 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 14, 15, 16, 17, 22, 26, 38, 40, 49 KMSKA/Lukasart in Flanders vzw, foto Dominique Provost: p. 28

KMSKB, Brussel / foto Guy Cussac: p. 45 KMSKB, Brussel / foto J. Geleyns - Art Photography: p. 35 A. Lammens: p. 19 Courtesy of Dana Lixenberg and GRIMM Amsterdam | New York: p. 46-47 Ludion: p. 23 Marco Mertens: p. 3, 48 Museum M Leuven, foto Miles Fisher: p. 3, 31 Oliver: p. 23 Nathalie Pauwels: p. 2, 22 SABAM Belgium 2020: 25, 28, 29, 46, 47 Jacques Sonck: p. 13 Jesse Willems: p. 5, 8 DRUK Albe De Coker GRAFISCH ONTWERP Linde Desmet PAPIER Cover en binnenwerk: Arctic Volume Highwhite LETTERTYPES Scala, Din Schrift, Memphis OPLAGE 5.000 ex. ISSN 2294-0316 ZAAL Z wordt gedrukt met bio-inkt op papier afkomstig uit duurzame bosbouw in een CO²-neutrale drukkerij.

Niets van deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd auteursrechten op de illustraties te regelen volgens wettelijke bepalingen. Wie meent toch zekere rechten te doen gelden, kan zich tot de uitgever wenden.


2

51

IN DIT NUMMER

INLICHTINGEN T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be BIBLIOTHEEK & ARCHIEF bezoek na afspraak, Lange Kievitstraat 137, 2018 Antwerpen T +32 (0)3 242 95 81 of archibib@kmska.be

KLEINE LETTERS

Korte berichten over en uit het museum TWEELUIK

In Helmond wordt de landschapsschilder Lucas Gassel belicht. Begin 16de eeuw is het landschap nog een pril genre.

> 22-23

Vier vroege landschappen uit

Lange Gasthuisstraat 19, 2000 Antwerpen www.museummayervandenbergh.be tot 31/12/2020

WILT U EEN GRATIS ABONNEMENT?

Schrijvers over hun grootse werk > 4-11

MUSEUMMUZE

‘Rodin staat bekend als een zeer vrouwonvriendelijke machokunstenaar. Een typische man met macht en aanzien uit die periode.’ WAT DOEN WIJ NU?

SOUVENIR

‘Ik vind mijn job heel erg leuk en zou nooit meer naar een commerciële setting terug willen.’

Koningin Elisabeth bezoekt het

Kunstenares Sofie Muller, ook

KMSKA > 19-21

over Van der Weyden, Van Eyck

> 12-13

Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen

de collectie > 14-18

Auteurs Leen de Jong en Nanny

Chantal Lefeber, hoofd ICT

Madonna ontmoet Dulle Griet. Verzamelaars in topstukken gevat

Vrienden van het KMSKA vzw Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen Secretariaat bereikbaar op dinsdag en donderdag van 10 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur. T +32 (0)3 237 75 09 F +32 (0)3 238 30 25 of info@vkmska.be

GESPREK

Het schenkersboek van het KMSKA is er! Een volumineus en rijk geïllustreerd overzicht van twee eeuwen schenkers en legaatgevers

CORRESPONDENTIE Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be

Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is vanwege renovatiewerkzaamheden gesloten. U vindt een deel van onze collectie op de tentoonstelling

en Massijs > 24-29

KMSKA geniet de steun van

Surf naar www.zaalz.be en vul het formulier in. Dan krijgt u voortaan ZAAL Z in uw brievenbus. VEEL LEESPLEZIER!


ZAAL Z – 2020 32

Foto Karin Borghouts

ZAAL Z

Het KMSKA-schenkersboek / NIEUW! I HAVE A DREAM Jonge mensen dromen over het museum van de toekomst / GESPREK Léon Spilliaert breekt internationaal door / TWEELUIK Het landschap als pril genre / MUSEUMMUZE Sofie Muller COLLECTIE

JG 8 / NR 32 / MAA - MEI 20

KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.