3
TWEELUIK
Stilzitten, dat kun je op diverse manieren. Ook dat laat een museumcollectie zien. Over Pasch, Tytgat, Kerels en Willink > 29-33
AANBEVOLEN
Een soundtrack, een theaterstuk en vier platen: daar is Rudy Trouvé nu mee bezig. Wat kan hij ons aanbevelen? Rudy Trouvé > 43-46
GESPREK
‘Soms zie ik een werk waarvan ik vermoed dat het bij een verzamelaar zou passen. Ik ben heel gelukkig als mijn aanvoelen ook klopt.’ Marianne Hoet, deputy chairman Europe bij veilinghuis Phillips > 36-42
SOUVENIR
De notitieboekjes van Max Rooses
LEZINGEN OP ZONDAG
> 34-35
Mark Schaevers over zijn zoektocht naar Felix Nussbaum > 47-48
OP DE COVER
Een speelse Jan Vaerten ‘Homo ludens’ > 49
4
gesprek 2019 wordt het Pieter Bruegeljaar, 450 jaar na zijn dood. Wenen is dit najaar al de place to be voor een ongezien overzicht van zijn werk.
ALLE BRUEGELWEGEN LEIDEN NAAR WENEN Interviews door Manfred Sellink Tekst door Patrick De Rynck
Dertig van de zowat 45 panelen van Pieter Bruegel de oude, naast vele tekeningen en prenten: once in a lifetime wordt misschien iets te vaak als blockbusterkreet gebruikt, maar voor wat deze herfst rond Bruegel in het Kunsthistorisches Museum in Wenen gebeurt, mogen we vermoedelijk zelfs een toontje hoger zingen: once in two lifetimes, bijvoorbeeld. Wat staat Wenengangers te wachten? Waarom is Wenen dé Bruegelplek? Bruegelspecialist Manfred Sellink ging in gesprek met drie Weense en één Nederlandse collega. Allemaal zijn ze nauw betrokken bij de grote overzichtstentoonstelling in het Kunsthistorisches Museum. Vier stemmen over één grootmeester.
Alice Hoppe-Harnoncourt wetenschappelijk medewerkster bij het KHM: ‘Een unieke kans’ ‘De Bruegels zijn altijd een belangrijk deel geweest van onze collectie. Dat we er twaalf hebben, heeft veel te maken met twee broers Habsburg: Rudolf II en aartshertog Ernst, zonen van keizer Maximiliaan II. Zij werden opgevoed aan het hof in Madrid, waar ze uiteraard de bijzondere kunstcollectie konden zien, met daarbij wellicht Bosch-schilderijen. Vandaar misschien hun Breugelfascinatie? Ernst verbleef in 1594-1595 als gouverneur in Brussel. Van de
stad Antwerpen kreeg hij de Bruegelcyclus van de maanden cadeau, goed voor zes schilderijen. Dat wekte bij hem waarschijnlijk het verlangen naar meer. In enkele weken of maanden tijd kocht hij in Antwerpen een heel aantal schilderijen, weten we uit zijn rekeningen. Bij zijn dood bezat hij Bruegels die nu nog tot de collectie behoren, zoals de Kinderspelen en de Boerenbruiloft, blijkt uit de inventaris. Van keizer Rudolf II is bekend dat hij een groot kunstliefhebber en verzamelaar was. Ook hij bezat een grote collectie Bruegels. We weten niet precies hoe hij ze verwierf. Maar deze twee waren dus vroege Bruegelcollectioneurs.’ ‘Het vervolg van het verhaal is lastig. Er waren nog veel Habsburgers met een collectie. Het is moeilijk te onderscheiden wie op den duur wat bezat. In elk geval kwamen de meeste werken naar Wenen, waar Matthias, nog een broer, het hof vestigde. Wenen werd het centrum van de kunstcollectie. Maar de inventarissen zijn onduidelijk. De volgende naam is Leopold-Wilhelm (1614-1662). Van hem hebben we wel een goede inventaris en bij zijn collectie zaten werken die van Rudolf en/of Ernst kwamen. Ze moeten in Wenen zijn gebleven. Hij was ook gouverneur in Brussel. Hij kan daar Bruegels op de kop hebben getikt op de kunstmarkt, misschien zonder goed te weten dat het om werk van de oude Bruegel ging.’
5
Pieter Bruegel I, Jagers in de sneeuw, 1565, olieverf op paneel, 117 × 162 cm, Kunsthistorisches Museum Wenen
Napoleon ‘In de 18de eeuw werd de collectie van LeopoldWilhelm geïntegreerd in de keizerlijke collectie en kwam er een nieuwe barokke presentatie. Alleen de Toren van Babel was voor het publiek te zien. Dit is ook de tijd waarin de formaten werden aangepast. De jaargetijden en andere werken waren in het depot, nog andere in de keizerlijke schatkamer. Maar opnieuw hebben we maar weinig informatie. De eerste echte inventaris is van 1772, door de eerste museumdirecteur. Daarin staan ook alle Bruegels uit het depot. Een voordeel van die plek is dat Napoleon en zijn troepen in 1809 een aantal Bruegels niet naar Parijs brachten. Eentje uit de cyclus van de maan-
den is daar wél gebleven en werd later verkocht. Zo belandde het in New York. Het zesde paneel is waarschijnlijk voorgoed verloren. Vanaf 1850 krijg je dan het besef dat de Bruegels gewoon getoond moesten worden.’ Waarom moeten mensen komen kijken? ‘Dit is een unieke kans om zoveel tekeningen, prenten en schilderijen naast elkaar te zien, een van de grote troeven van de expo. Je krijgt een overzicht van de zeer uiteenlopende kwaliteiten van Bruegel. Zijn breedheid beseffen mensen niet altijd, doordat slechts enkele iconische werken van hem bijna zijn misbruikt in de beeldvorming. Er valt dus veel te ontdekken.’
6
gesprek
Elke Oberthaler hoofd Restauratie en Conservatie bij het KHM: ‘Bruegel is modern’ ‘Ik leef sinds drie decennia samen met onze twaalf Bruegels. Als jonge medewerker vond ik hem eerst ontregelend, maar ik was altijd al aangetrokken door de manier waarop hij kijkers aanspreekt en raakt. En er is natuurlijk de briljante techniek. Bruegel is geniaal in zijn omgang met olieverf en haar kwaliteiten. Het plezier spat ervan af. Ook zijn visuele intelligentie is ongelooflijk: hoe verdeel je een compositie? En dan is er nog de variatie.’ ‘De panelen zijn in een erg goede conditie. Bruegel had een zeer grondige kennis van zijn materiaal, maar ook zijn manier van schilderen is zo helder dat er later maar weinig interventies zijn gebeurd. Bruegel schilderde erg direct: één penseelstreek werd meteen een tegel of een baksteen. Mensen voelden gewoon de behoefte niet om in te grijpen en dingen te “verduidelijken”, zoals je elders vaak ziet. Bruegel heeft de twee kwaliteiten die je bij grote schilders ziet: een losse penseeltoets en tegelijk toch ook een grote precisie. Los en gedetailleerd tegelijk.’ ‘Als je er zo dicht op zit als wij, zie je dat hij tijdens het proces veranderingen aanbracht, ongetwijfeld door nieuwe inzichten en een scherpere blik op wat hij wilde bereiken. Het gaat bijvoorbeeld om een blik die van richting verandert, waardoor het effect soms heel anders wordt. Bruegel denkt ook erg scenisch.’ ‘Ik ben nu bezig met onze Zelfmoord van Saul. Ook als hoofd van onze afdeling vind ik het cruciaal zelf te blijven restaureren. Ik doe het ook zo graag. Dit werk is al meer dan 150 jaar niet meer behandeld, wat uitzonderlijk is. We hebben er zelfs geen documentatie over. Hier stelde met name de vernis ons voor problemen.’ Waarom moeten mensen komen kijken? ‘Bruegel is voor mij een moderne kunstenaar en een soort action artist. Je wordt onvermijdelijk aangesproken door zijn werk, dat gaat over het leven zelf. Dat bedoel ik met “modern”. Niets is zeker, laat hij uitschijnen, en we moeten het allemaal zelf doen…’
7
Pieter Bruegel I, Zelfmoord van Saul, 1562, olieverf op paneel, 33 x 55 cm, Kunsthistorisches Museum Wenen
8
gesprek
De curatoren van de Bruegeltentoonstelling buigen zich over de
Ron Spronk
restauratie van de Zelfmoord van Saul. V.l.n.r.: Manfred Sellink,
specialist vroeg-Nederlandse kunst, gastconservator en lid van het team van curatoren: ‘Die fantastische gelaagdheid van Bruegel…’
Elke Oberthaler, Sabine Pénot, Alice Hoppe-Harnoncourt, Ron
‘Bruegel is natuurlijk een van de allergrootsten.Hij is een van de boekensteunen in ons vakgebied: niet toevallig heb je nogal wat boeken met titels als “Van Van Eyck tot Bruegel”. Ik kende Bruegel niet goed vóór dit project en heb een fascinerende persoonlijkheid leren kennen. Met Bruegel zit je fundamenteel in een andere sfeer dan de middeleeuwen. Dit is echt de renaissance, de rederijkerij, de Erasmus-sfeer... Vóór dit project zat ik in een groot Bosch-project. Een heleboel dingen die daar beginnen zie je bij Bruegel doorlopen: iconografisch, de monstertjes, thema’s als zonden, maar ook op technisch en materieel vlak. Er is natuurlijk een groot tijdverschil: Bosch sterft in 1516 en Bruegel is als schilder actief vanaf de jaren 1550.’ ‘Bosch brak met de schildertechniek van zijn tijd. Hij is de eerste kunstenaar in de moderne zin van
het woord: geen ambachtsman meer. Dat breken met gevestigde technieken zie je ook bij Bruegel. Hij heeft goed naar de techniek van Bosch gekeken. Dat vind ik heel opvallend en Karel van Mander schrijft het ook: Bruegel oefende volgens hem in het nabootsen van de techniek en de handelingen van Bosch: het open schilderen, het laten doorschemeren van de grond…’
Spronk
Ron Spronk staat bekend als iemand die gescheiden werelden verbindt: de traditionele kunstgeschiedenis, de wereld van de restauratie, het onderzoek van materialen en technieken. Hoe belangrijk zijn die crossovers voor dit project? ‘Ze zijn de grote meerwaarde ervan en je ziet ook dat mensen zeer geïnteresseerd zijn in dat materieel-technische facet: hoe werden die schilderijen
9 gemaakt? We wisten tot nu toe niet hoe Bruegel zijn composities creëerde, ondanks infraroodreflectografie, röntgenstralen, macrofluorescentie... We beten onze tanden stuk op zijn werkwijze: hoe bouwde hij zijn composities op? Voor Bosch weten we dat inmiddels beter: hij werkte zijn composities uit op het paneel. Bij Bruegel lijkt dat ook zo nu en dan, maar niet altijd. Hij werkte ook met kartons op schaal. We zijn er nu verder in gekomen, maar de lezing van Bruegels composities en zijn fantastische gelaagdheid blijven voorwerp van discussie. Wellicht is dat het antwoord op de six milli-
on dollar-vraag naar het geheim van Bruegel: dat er meerdere interpretaties mogelijk zijn. Je kunt per object en per schilderij uitspraken doen, maar over het hele oeuvre, nee.’ Waarom moeten mensen komen kijken? ‘Dertig Bruegels samen is natuurlijk fantastisch en met de tekeningen en prenten erbij is het bijna onvoorstelbaar. Je bent gek als je niet komt. Het zal op zijn minst twee levens duren voor het nog eens gebeurt. Dit is een absolute buitenkans. Wie in kunst geïnteresseerd is, moet gewoon komen.’
Pieter Bruegel I, Toren van Babel, ca. 1563, olieverf op paneel, 114 × 155 cm, Kunsthistorisches Museum Wenen
10
gesprek
Pieter Bruegel I, Strijd tussen carnaval en vasten, 1559, olieverf op paneel, 118 Ă— 164 cm, Kunsthistorisches Museum Wenen
11
Sabine Pénot conservator van de collectie 15de- en 16deeeuwse schilderkunst uit de Nederlanden bij het KHM: ‘Een feest voor het oog’ ‘De twaalf Bruegels zijn het heilige der heilige van ons museum. De Bruegelzaal is een soort van mythische ruimte. Daardoor zijn wij ook de enigen die dit evenement konden organiseren: het is een poging om zoveel mogelijk werk van Pieter Bruegel samen te brengen, behalve schilderijen dus ook tekeningen en prenten. Voor het eerst krijg je de hele waaier.’ ‘We werken met een klassiek monografisch hoofdparcours, chronologisch en thematisch. Bruegel begon als tekenaar en we tonen hier de vele relaties tussen de tekeningen, de prenten en de schilderijen. We bekijken Bruegel dus als tekenaar en schilder in één persoon. Dat gebeurde nog te weinig, dat de relaties tussen zijn diverse media worden blootgelegd. ‘We focussen ook op het recente onderzoek naar “de hand van de meester”: hoe werden de panelen gecreëerd, van bij het begin? Het creatieve proces dus. De toren van Babel staat daarin centraal. Met ook aandacht voor de materialiteit: zo zie je De kruisdraging als het ware zoals het in Bruegels atelier stond: de fragiliteit van de drager, de verflagen, de fysieke conditie, die overigens nog nagenoeg perfect is…’ ‘Bij De strijd tussen carnaval en vasten focussen we op de realia. Dat doen we in samenwerking met collega’s in Rotterdam en met Bokrijk. We hebben geprobeerd de vele objecten op dat schilderij terug te vinden, waardoor je het werk beter gaat begrijpen. Je gaat anders, van veel dichterbij, kijken hoe Bruegel schilderde en hoe hij omging met al die verschillende materialen. En door dat te doen zie je dat ook dit werk veel complexer is dan de dua-
liteit die de titel uitstraalt. Ook zotheid is een thema, en geld. Ook hier kijkt Bruegel kritisch naar de mensheid: valse bedelaars, het theatraal schenken van aalmoezen… Dankzij de objecten kijk je dus nauwgezetter en ontdek je opnieuw Bruegels gelaagdheid en zijn talent om de wereld voor te stellen zoals hij is: dat is fabuleus.’ Waarom moeten mensen komen kijken? ‘We bieden een veelzijdige en ongeziene Bruegelervaring aan. En Bruegel is echt uniek, om diverse redenen: de rijke verbeeldingswereld, de rijkdom van de details, de humor, de revolutionaire impact van een al bij al beperkt oeuvre op diverse genres, ook wat de prenten betreft… Dat we alles samen kunnen tonen, is reden genoeg om te komen. Dit is, behalve een feest voor het oog, ook een momentum voor het onderzoek. Met overbekende schilderijen is het gevaar dat mensen niet meer goed kijken. Wel, dat zullen we hier met alle middelen voorkomen.’
Bruegel, Kunsthistorisches Museum Wenen, van 2 oktober 2018 tot 13 januari 2019 www.khm.at
12
wat doen wij nu ?
In deze rubriek stellen medewerkers van het museum zich voor. Een blik op de bedrijvigheid achter de museummuren, in de aanloop naar het nieuwe museum.
HET DIGITALE MUSEUM Wie? Kim De Clercq Functie? Coördinator onlinecommunicatie Hoe lang actief in het museum? 9 maanden
Wat doe je? ‘Ik werk binnen het team Marketing, waar ik insta voor de onlinecommunicatie. Dat omvat het beheer van de website en de microwebsite Het Nieuwe Museum, het beheer van social media-kanalen en de e-mailmarketing of het uitsturen van de nieuwsbrieven naar het publiek. Daarnaast help ik ook mee met het opstellen van de contentstrategie. Verder maak ik de collectie digitaal toegankelijk op de Wikipedia- en Wikimedia-platformen.’
Wat is het leukste aan je job? ‘Ik werk nog niet zo lang voor het KMSKA en leer dus elke dag nog dingen bij over de museumwerking. De contentstrategie die we met het team Marketing aan het uitwerken zijn is zeer boeiend. We zoeken uit hoe we gaan communiceren naar verschillende doelgroepen. Op welke manier kunnen we mensen overtuigen om naar het museum te komen, in plaats van naar de dierentuin of een pretpark te gaan? Aan de hand van die strategie kunnen we later dan campagnes uitwerken. Via social media genereren we informatie waarmee we mikken of targetten op bepaalde doelgroepen. Waarmee bereik je een bepaald effect, worden onze berichten gelezen, vinden de mensen onze posts leuk? Aan de hand van statistieken binnen de social media-kanalen kan je dat makkelijk opvolgen: hoe groot is het bereik, hoe groot is het engagement van likes en shares? Wanneer ik iets over de verbouwing post, heeft dat meestal een redelijk hoog bereik, in vergelijking met een post over een schilderij of ‘het is zomer’. Hoewel, Rubens of Fouquet doen het ook altijd goed. De contentstrategie kan zo op voorhand worden uitgetest. Als het museum weer open zal zijn, lijkt het me heel fijn om op die manier zoveel mogelijk tickets online te verkopen.’
Door Karen Daghelet Portretfoto Jacques sonck
Zijn er aspecten aan de job die je minder goed liggen? ‘Er is een andere cultuur dan wat ik gewoon was bij mijn vorige werkgever in de privésector. Sommige zaken verlopen trager bij een overheidsinstelling doordat er veel papierwerk aan voorafgaat en alles van bovenaf moet worden goedgekeurd.’
Hoogtepunt in je carrière bij het museum? ‘Tegen de heropening gaan we een onlinestrategie met onder andere een nieuwe website uitwerken. Daar kijk ik nu al erg naar uit.’
Het minst leuke moment? ‘Op mijn eerste werkdag kreeg ik te horen dat de heropening is uitgesteld. Dat vond ik wel jammer. Anderzijds geeft ons dat de tijd om zelf de contentstrategie uit te werken, in plaats van het uit te besteden aan een extern bureau.’
Je lievelingskunstwerk? ‘Zestien september van René Magritte. Dit heb ik als kind in het museum gezien tijdens een schooluitstap. We moesten een schilderij natekenen en toen heb ik dit werk gekozen. Ik blijf het nog steeds een mooi schilderij vinden.’
Blij dat je in een museum werkt? ‘Jazeker, het is iets unieks. Zeker naar de heropening toe wordt het nog leuker en interessanter.’
Volg het museum op www.kmska.be en hetnieuwemuseum.be / facebook @KMSKA / twitter @KMSKA / instagram @kmska_museum en schrijf je via de website in op de e-nieuwsbrief
13
14
tentoonstelling In Oudenaarde kunt u dit najaar een nieuwe meester ontdekken: Adriaen Brouwer. Want Brouwer is zoveel meer dan de schilder van vechtende zatte boeren in en bij herbergen.
DE NIEUWE BrOUWER IS ER Door Patrick De Rynck
Rubens en Rembrandt bewonderden deze tijdgenoot van hen en verzamelden werk van hem. Nauwelijks 34 is hij geworden. Hij werkte eerst in het Noorden en later in Antwerpen, en er staan momenteel zowat 65 schilderijen op zijn naam. De kleine helft daarvan komt dit najaar uit tal van grote collecties naar het MOU in Oudenaarde, zijn geboortestad. De grootste verrassing daar: zijn veelzijdigheid. Zijn naam: Adriaen Brouwer. Zijn huidige grootste supporter: doctor Katrien Lichtert, de meer dan enthousiaste curator van Adriaen Brouwer – Meester van emoties.
Rokers Je brengt zo’n 25 heel uiteenlopende werken van Brouwer samen. Die veelheid en verscheidenheid is letterlijk een wereldprimeur. Er komt werk uit The Met in New York, de National Gallery en V&A in Londen, uit Berlijn, Dresden, München (dat met z’n 17 Brouwers de grootste collectie bezit), Zürich, Amsterdam, Den Haag enzovoort. En natuurlijk uit Antwerpen (KMSKA, Rubenshuis). Hoe slaagt een mens daarin vanuit het kleine Oudenaarde? K atrien L ichtert : ‘Als ik op mijn tochten de reactie kreeg “Oudenaarde? Never heard of it”, was mijn antwoord: “Ik was er ook nog niet geweest voor ik hieraan begon.” (lacht hartelijk) Tja, hoe gaat dat? Ik had het voordeel dat ik een onbeschreven blad was toen ik in 2015 van het museum van Oudenaarde de vraag kreeg om een goed concept uit te werken. Ik kom uit de academische wereld en was vooral met Bruegel bezig. Ik heb mij gesmeten en me ingewerkt. Ik dacht: “We doen dat gewoon.” Ik heb het concept gemaakt, dat door het wetenschappelijk comité is goedgekeurd. Daarbij heb ik ook de goede raad van Manfred Sellink gevolgd, die me zei: “Maak je lid van Codart (een netwerkorganisatie van conservatoren Vlaamse en Nederlandse kunst; PDR) en spreek voor bruiklenen eerst de mensen uit je netwerk aan van wie je denkt dat ze makkelijk toegankelijk zijn.”’ ‘Ik heb toen een soort van stappenplan gemaakt en ben begonnen met de Nederlanders: Boijmans Van Beuningen, Mauritshuis… Duitsland volgde
15
Adriaen Brouwer, Landschap bij maanlicht, ca. 1635-1637, olieverf op paneel, 25,8 x 34,8 cm, Gemäldegalerie Berlijn
‘Al die conservatoren beseffen ook dat de kwaliteit van zijn werk exceptioneel is en dat dit een belangrijk project is. Ook dat was een voordeel.’
snel. En omdat ik verknocht ben aan New York, was ook het Metropolitan een van mijn eerste streefdoelen: ze hebben daar het werk The Smokers, met het enige bekende zelfportret van Brouwer. Dat is een topstuk in de tentoonstelling. Een expo over Brouwer daarzonder zou toch maar magertjes zijn. Toen ik daar toch was, ben ik ook naar Washington en Philadelphia getrokken. Amerikanen zijn zeer content als je de moeite doet om naar hen te trekken voor onderzoek. Ik ben er heel hartelijk ontvangen en ben overal mijn product gaan verkopen.’
De tijd is rijp ‘Toen de States eenmaal mee waren, was dat voor mij een enorme boost: “Als dát lukt, dan gaan we ervoor.” Zo ging de bal aan het rollen. De conservatoren bij wie ik met mijn vragen belandde kregen het gevoel: “Aha, The Smokers komt? Oei, als wij niet meedoen, dan missen we de boot.” Dat effect
16
17 krijg je dan. Het wereldje is klein en conservatoren horen het van mekaar dat er iets gaande is: “Oudenaarde? Brouwer? Katrien Lichtert? Dat lijkt wel iets te gaan worden.” Inmiddels kreeg ik de kans om talrijke Brouwers te bekijken en mijn expertise op te schalen. En ik moet zeggen: de back-up die bij Manfred altijd mogelijk was heeft mij ook gesterkt.’ ‘De tijd is er rijp voor: het is al heel lang geleden dat er nog een Brouwer-expo plaatsvond, en zoiets ambitieus als dit project is nooit eerder gebeurd met Brouwer. Al die conservatoren beseffen ook dat de kwaliteit van zijn werk exceptioneel is en dat dit een belangrijk project is. Ook dat was een voordeel. Er was veel goodwill van belangrijke mensen in de museumwereld. Ze hebben het echt voor Brouwer gedaan. Daarom heb ik de catalogus ook aan hem opgedragen. De inzet van Toerisme Vlaanderen op Vlaamse meesters heeft natuurlijk ook geholpen op financieel vlak, al had de stad Oudenaarde zich al eerder geëngageerd.’
Impressionist Brouwer Wat weten we nu meer dat we drie jaar geleden niet wisten, behalve de bijna zekerheid dat Brouwer in Oudenaarde is geboren als zoon van een tapijtwever? Wat zijn je belangrijkste boodschappen? ‘Brouwer-onderzoekers weten al langer dat hij heel veelzijdig was, maar een aantal facetten van zijn oeuvre is tot nu toe maar weinig belicht, zoals de landschappen. Over Brouwer leven vooral clichébeelden – je kent dat wel: hij is de schilder van vechtende en drinkende boeren in een herberg – en dat gaan we counteren. Je kunt het vergelijken met Bruegel en zijn reput atie van boeren-Bruegel. Trouwens, net als bij Bruegel was Felix Timmermans bepalend voor het beeld van de “boeren-Brouwer”.’ ‘Brouwer is de schilder van veel boerentaferelen, waarmee hij vroeger al als “de nieuwe Bruegel” bekendheid verwierf, maar hij is ook een belangrijke vernieuwer van de portretschilderkunst – De rokers is daar een uitzonderlijk voorbeeld van – en van de landschapsschilderkunst. Zoals ook Bruegel dat
Adriaen Brouwer, De rokers, ca. 1636, olieverf op paneel, 46.4 x 36.8 cm, Metropolitan Museum of Art/The Friedsam Collection
‘Hij is uitzonderlijk goed in het trefzeker weergeven van emoties, soms op een extreme manier. Hij tilt dat op een hoger niveau.’
was. En bij de zogenaamde boerentaferelen gaat het niet altijd over boeren. Brouwer onderscheidt zich van Bruegel als meester van emoties. Hij is uitzonderlijk goed in het trefzeker weergeven van emoties, soms op een extreme manier. Hij tilt dat op een hoger niveau. Waarschijnlijk zag hij dat bij iemand als Frans Hals. Brouwer combineert ook verschillende beeldtypes: hij gebruikt de traditie maar maakt er iets nieuws van. Toen hij in eind 1631 of begin 1632 van het Noorden terugkeerde naar de Zuidelijke Nederlanden en zich in Antwerpen vestigde, sloeg zijn werk in als een bom. Dit was heel vernieuwend in vergelijking met al die Bruegelkopieën die daar circuleerden.’ Laten we de landschappen nemen uit de jaren 1630. Men heeft lang gedacht dat Brouwer daarin invloed onderging van Rubens, die in die jaren ook landschappen schilderde. Jullie beweren nu: het ging om een wisselwerking. ‘Die wisselwerking is een typisch voorbeeld van emulatie, een kernbegrip in de schilderkunst van de 17de eeuw. Veel van die mannen probeerden elkaar te evenaren: dat is cruciaal om hun kunst te begrijpen. Het gaat niet om invloed, maar om wisselwerking. Brouwer was zo innoverend dat Rubens dat zeker geweten heeft. Hij was zelf al lang geïnteresseerd in landschappen, maar het is frappant dat hij in de jaren waarin hij Brouwer in Antwerpen
18
tentoonstelling
‘Brouwer was zo innoverend dat Rubens dat zeker geweten heeft. Hij was zelf al lang geïnteresseerd in landschappen.’
gekend moet hebben, landschappen gaat schilderen op klein formaat, in dezelfde stijl als die van Brouwer. Brouwer zelf had trouwens ook goed naar de Noord-Nederlandse landschappen gekeken. Ook in die zin is hij geen typisch Vlaamse kunstenaar, ondanks de beeldvorming. Hij is een mooi voorbeeld van cross-culturele mobiliteit, hier in de Lage Landen.’ ‘Hij lijkt in zijn landschappen wel de voorloper van de impressionisten. Echt. Je moet ze eens goed bekijken, bijvoorbeeld Brouwers Landschap bij maanlicht, dat Rubens heeft gekend. Die maakte een gelijkaardig werk, dat nu in The Courtauld Institute hangt. We weten dat dit landschap een aanzienlijke invloed had op Engelse landschapsschilders als Constable en Turner. En zo beland je uiteindelijk bij de impressionisten. Vergelijk het een beetje met Rembrandt, die gigantisch veel invloed heeft gehad op de 17de eeuw en lang daarna. Wel, Brouwer is op dat vlak echt miskend. Hij was extreem getalenteerd en een enorm goede observator van de mens en de natuur. Ik hoop dat we dat met de tentoonstelling kunnen aantonen.’
Breaking news Je schuwt de grote uitspraken niet, zoals: ‘Brouwer was de belangrijkste genreschilder van de 17de eeuw’. Hebben we hier breaking news? ‘Brouwer vernieuwde het genre en drukte er zijn stempel op. Een Jan Steen en veel andere grote namen in de genreschilderkunst zijn allemaal schatplichtig aan hem in hun beeldstrategieën, juist door dat vernieuwende. Brouwer laat ook allerlei genres samenvloeien, hij combineert de bruegeltraditie, vrolijke gezelschappen, de portretschilderkunst, de landschappen…’ Er wordt ook een verband gelegd met de rederijkers. Die cross-disciplinariteit vind je meer en meer in het kunsthistorisch onderzoek. ‘Brouwer was lid van enkele rederijkersgezelschappen: in Haarlem onder andere, wellicht samen met Frans en Dirck Hals. Dat was zijn sociaal netwerk en daar is nog maar weinig onderzoek naar gebeurd. Zijn interesse voor het weergeven van emoties kan hierdoor gestimuleerd zijn. Ook dat laten we in Oudenaarde aan bod komen. Verwonderlijk is het niet, en het is voor een Jan Steen al meer bestudeerd. Er waren nauwe banden tussen rederijkerskamers en kunstenaars. Het was een klein, nauw verweven wereldje, zeker in Antwerpen. Je ziet strategieën terugkomen. Brouwer zat zeker in het milieu en werkte waarschijnlijk samen met collega’s, maar ook dat is nog maar weinig onderzocht, zoals zijn banden met een David Teniers. Er zijn nog veel ontdekkingen te doen, bijvoorbeeld op het vlak van samenwerkingen, ook met Craesbeeck.’ ‘”Ick hoop nog meer”, was Brouwers motto. Wel, ik ook. En ik hoop vooral dat Adriaen Brouwer blij zou zijn geweest met wat we in Oudenaarde hebben verwezenlijkt.’
Adriaen Brouwer – Meester van emoties, MOU Museum van Oudenaarde en de Vlaamse Ardennen van 15 september tot 16 december. www.adriaenbrouwer.be
Adriaen Brouwer, Oude man in een kroeg, olieverf op paneel, 35 × 28cm, KMSKA
De catalogus is verschenen bij Amsterdam University Press.
19
20
Inventarisnummer 5 ZAAL Z belicht regelmatig opmerkelijke werken-met-eenverhaal uit de eigen KMSKA collectie. Een beroemd portret door Hans Memling toont een man met een Romeinse munt. Maar wie is de man?
DE (onbekende?) man met munt Door Nanny Schrijvers
Het is een klassieker in de collectie. Maar geen vanzelfsprekende: de zoektocht richt zich sinds een kleine twee eeuwen op de identiteit van de man. En een tijdlang ook op die van de schilder.
Het begin Ridder Florent van Ertborn koopt dit werkje in 1828 op de veiling baron Vivant Denon in Parijs: portret van Pisani door Antonello, is dan de kwalificatie. De baron zelf kocht het in 1807 in Venetië. En in 1841 behoort het portretje tot het legaat-Ridder Florent van Ertborn aan het museum: N° 11 Portrait de Victor Pisani par Antonello da Messina.
II: 1844 Gustave Wappers, toenmalig directeur van de academie en het museum, vraagt bij de voorbereiding van een catalogus met de werken uit het legaat-Van Ertborn aan specialisten en liefhebbers 15de-eeuwse kunst om opmerkingen en aanvullingen. Op 7 februari 1844 schrijft Sulpiz de Boisserée (1783), een befaamd kunstkenner en eertijds ook adviseur van Van Ertborn: ‘Il est bien douteux que le personnage représenté dans ce beau tableau soit celui de Victor Pisani.’ Hij gaat verder: er bestaat een portret van de penningsnijder Pisani. Daar lijkt deze man niet op. Trouwens, waarom zou een 15de-eeuwse
Rechts: Hans Memling, Bernardo Bembo, staatsman en ambassadeur van Venetië, (1471-1474), olieverf op paneel, 30,8 × 23,2 cm, KMSKA. Boven: detail
22
Inventarisnummer 5
Een bijkomend argument: deze man volgt de Venetiaanse mode. penningsnijder een antieke munt vasthouden, niet een die hij zelf had gemaakt? Moeten we niet in de richting van een kunstverzamelaar en liefhebber van de oudheid zoeken? Zelf doet hij geen suggesties. Een jaar later vermeldt de collectiecatalogus van 1845 ‘Portrait’ én dat sommige auteurs dachten aan Victor Pisani of een portret van Antonello zelf.
III: 1871 en 1905 In de catalogus van 1905 ziet de notitie er al helemaal anders uit. In 1871 had de gezaghebbende kunstkenner W.H. James Weale het portret toegeschreven aan Hans Memling (1423/1443-1494). Die toeschrijving blijft tot nu toe behouden. Daardoor vervallen ook de twee vorige identificaties. De nieuwe titel is: Beeltenis Nikolaas di Sforzore Spinelli rond 1467. Opnieuw een graveur en penningsnijder dus? De Florentijn Niccolò di Forzore Spinelli (1430-1514) was aan het hof van de Bourgondische hertogen verbonden en ontwierp het zegel van Karel de Stoute.
Bij de eerdere identificaties ging het over een Florentijn en een Napolitaan.
IV: de jaren 1920 In de jaren 1920 stellen eerst Wilhelm von Bode, conservator in Berlijn, en vervolgens ook Georges Hulin de Loo, specialist 15de-eeuwse kunst, een nieuwe naam voor: Giovanni de Candida. Alweer een Napolitaanse (amateur-)penningsnijder. Hij was sinds 1472 in dienst is als secretaris bij Karel de Stoute en na diens dood in 1477 bij zijn dochter Maria van Bourgondië en haar man Maximiliaan I, tot 1480. De identificatie als Candida – beter: Giovanni di Salvatore Filangieri – is twijfelachtig, omdat deze man niet op zijn zelfportretten lijkt.
V: 1988 In de catalogus van 1988 wordt gekozen voor Man met de munt, wat later Man met Romeinse munt wordt, een verwijzing naar de bronzen sestertius die de man toont en die is geslagen onder keizer Nero in Lyon. De meest recente naam is die van Bernardo Bembo, al is niet iedereen het daarmee eens. De Venetiaan Bembo (1433-1519) is een uitmuntend diplomaat die na een gezantschap in Sevilla in 1471 naar Brugge komt om daar over een bondgenootschap tussen Bourgondië en Venetië te onderhandelen. Hij wordt geroemd om zijn staatmanschap en ook als humanist en erudiete man van letteren. Bembo is een belangrijke verzamelaar van onder andere manuscripten en munten. Dat zou de laurierblaadjes (onderaan) en de palm, eretekens van dichters en beroemde figuren, kunnen verklaren. Een bijkomend argument: deze man volgt de Venetiaanse mode. Bij de eerdere identificaties ging het over een Florentijn en een Napolitaan.
Museummuze Welke kunstwerken uit de collectie van het KMSKA inspireren kunstenaars van vandaag? En waarom?
weg van het schreeuwerige Door Véronique Van Passel Portretfoto Sébastien Hauwaert
De meeste mensen, en zeker trouwe ZAAL Z-lezers, kennen Jesse Willems (°1984) als fotograaf. Maar Willems heeft nóg een artistiek talent: hij maakt collages. Afgelopen zomer liep in Brussel zijn tweede tentoonstelling met collages. ‘Twee jaar geleden erfde ik van mijn overgrootvader zestig jaargangen van National Geographic Magazine. Uit deze tijdschriften heb ik fragmenten gescheurd, waarmee ik ben gaan puzzelen. Ik volgde geen kunstopleiding, maar heb journalistiek gestudeerd. Ik leerde er onder andere om dingen in een ander perspectief te bekijken. Omdat ik niets uitstak, had ik een tweede zit voor fotografie. Die zomer heb ik het plezier van fotograferen ontdekt! (lacht) En meteen na mijn studies ben ik als fotograaf beginnen te werken.’ Hoe ga je te werk voor je collages? Gebruik je alleen oude magazines? ‘Hoofdzakelijk oude publicaties. Ik ga op zoek naar oud papier met verweerde kleuren en interessante beelden. Soms zijn het kisten met tijdschriften die mensen op straat zetten. Of ik neem oude boeken mee die ik in het containerpark vind. Ik ben nogal meticuleus in mijn werkproces. Wanneer ik door de magazines blader, focus ik op interessante vor-
23
24
Museummuze
‘Ik vertrek altijd van een figuratief beeld. Daar kies ik een detail uit, zodat het abstract wordt.’
Jesse Willems, Drugs that scare even hippies, 2018, papiercollage, 20,5 x 16 cm, collectie van de kunstenaar
men, zonder te weten wat ik ermee ga aanvangen. Dan sorteer ik de fragmenten in categorieën: A+, A… Daaruit kies ik veertig stukjes waarmee ik aan de slag ga. Als de collage voltooid is, laat ik het liggen tot ’s anderendaags. De volgende dag puur ik het verder uit en verwijder ik fragmenten. Tot er niets overbodigs meer is.’ ‘Ik vertrek altijd van een figuratief beeld. Daar kies ik een detail uit, zodat het abstract wordt: een schouder herleid ik tot een gebogen lijn en een kleurvlak. Ik kijk meer naar de vorm dan naar de kleur. En de vormen moeten elkaar aanvullen. Elk lijntje moet aansluiten op het volgende. De kleuren komen meestal wel uit, omdat de fotofilm in publicaties uit de jaren vijftig tot zeventig een patine heeft die maakt dat deze beelden qua tonaliteit kloppen.’ ‘Ook de achterkant van het papierfragment speelt een rol, zelfs als het maar tekst is. Hier lees je bijvoorbeeld A walk in the hills in the late afternoon. Deze tekst wordt de titel van de collage. Lukraak dus, maar dat geeft een extra dimensie. Mijn collages moeten vragen oproepen.’
Abstraheren
Jesse Willems, This Bogey guy, 2018, papiercollage, 20,5x15,5 cm, collectie van de kunstenaar
In de collages die je vorig jaar in Knokke tentoonstelde was je fotografie veel meer aanwezig. Wat me nu opvalt is dat gefotografeerde elementen plaats ruimen voor lijnenspel en kleurvlakken. Maar vaak is er toch nog ergens een figuratieve component te vinden. ‘Dat doe ik heel bewust om de aandacht van de toeschouwer erbij te houden. Wanneer ik enkel abstracte werken toon haken mensen gemakkelijker af. De figuratieve elementen leiden de blik naar de
26
Museummuze
abstractie. Ook in mijn foto’s zit amper nog iets figuratiefs, hoewel ik uiteraard van de werkelijkheid vertrek. Abstraheren in de fotografie is moeilijk, omdat de werkelijkheid grillig is. Ik wil dat alles clean is. Alles moet kloppen zonder dat het steriel wordt. Zelfs wanneer ik portretten fotografeer, ga ik op zoek naar een manier om de werkelijkheid te abstraheren door er bijvoorbeeld grote kleurvlakken in te brengen. In de collages heb ik, in tegenstelling tot de fotografie, alles in de hand en dat brengt me innerlijke rust. En mijn werk wordt ook hoe langer hoe kleiner. Dat past beter bij me. Ik wil weg van het schreeuwerige. De toeschouwer moet de tijd nemen om naar mijn werk te kijken…’ Gebruik je soms fragmenten van afbeeldingen van kunstwerken? Ik dacht in een van je collages stukjes Spilliaert te zien. ‘Ik heb nog geen Spilliaert-knipsels gebruikt, maar het klopt dat ik een grote fan ben! Hij weet de randjes op te zoeken. Van iets heel onschuldigs, zoals een boeket bloemen, maakt Spilliaert iets donkers. Fantastisch vind ik dat.’ ‘Maar in deze collage (afb. p. 28) ben ik vertrokken van een foto van een schedel die Picasso heeft geboetseerd/gebeeldhouwd. En dan heb ik stukjes toegevoegd uit andere werken van Picasso. Ik eigen me dingen toe en zet ze naar mijn hand. Een fragment herleid ik tot een neus of een kin, hoewel ze bij Picasso geen gelaatsdelen waren. Soms stel ik me de vraag: waar eindigt de foto en waar begint mijn werk? Dat dubbel gevoel vind ik wel leuk.’ Uit je werk blijkt een fascinatie voor het modernisme. Vanwaar komt die? ‘Artistiek gezien was het een hele vrije periode, waarin veel geëxperimenteerd werd. Anderzijds was het ook een moeilijk tijdperk, denk maar aan de beurscrash van 1929 en de opkomst van het
Victor Servranckx, Opus 20, 1922, olieverf op doek, 70 x 45 cm, KMSKA
fascisme. Het lijkt een beetje op onze actualiteit met de verrechtsing van de samenleving en kunstenaars die zich verzetten en een nieuwe richting zoeken.’
De kunst van het combineren Welke actuele kunstenaars volg je? ‘Bruno V. Roels (°1976) is een Belgische fotograaf die hoge toppen scheert in New York. Hij vertrekt van een idyllisch beeld, zoals een piramide of een palmboom. Door een reeks afdrukken ervan met een zekere metriek samen te brengen maakt hij nieuwe composities. Ik hou ook van de subtiliteit in het werk van Babs Decruyenaere (°1978). Zij vertrekt van iets banaals waar andere mensen over kijken en ze maakt er iets abstracts van. Zilvergelatineprints van stenen die ze aantreft tijdens een wandeling. Of mobiles die ze maakt van stokken die ze vindt in de natuur.’ ‘En plein public is een jonge graffitikunstenaar die heel impulsief en meerlagig te werk gaat op werfhekken. Hij hoopt stiekem dat de bouwvakkers de hekken verplaatsen, waardoor je een soort collage-effect krijgt. Er zit veel humor in zijn werk. In 2017 heeft hij een werk achtergelaten op de werf van het museum: een uitgerekte horlogeband met de tekst How much longer.’ Welk werk binnen de collectie van het KMSKA kan je inspireren? ‘De werken van Victor Servranckx inspireren mij bij mijn collages. Maar het is niet zo dat ik eerst zijn werk heb gezien en dan collages ben gaan maken. Ik heb eerst kennisgemaakt met abstracte kunst uit de jaren vijftig en zestig die was geënt op het vroege modernisme. Ik hou vooral van Servranckx’ werk uit de vroege jaren twintig, zoals Opus 20. In dat schilderij zit zo’n ruimtelijk gevoel! Eind jaren twintig wordt zijn werk wilder
27
28
Museummuze
en meer visionair, zoals Het domein van het water uit de KMSKA-collectie. Dat vind ik een minder interessant werk. Wat ik bij Servranckx bewonder is dat hij zijn kunstenaarschap combineerde met een andere job. Hij werkte samen met René Magritte in een papierfabriek waar hij als hulptekenaar patronen voor behangpapier ontwierp. Ik combineer eveneens mijn beroep van fotograaf met de realisatie van mijn collages, en ik heb het gevoel dat die mix vandaag heel moeilijk ligt. Voor veel mensen moet de kunstenaar enkel voor de kunst leven…’
Jesse Willems, Mort d’un cubiste, 2018, papiercollage, 17 x 18 cm, collectie van de kunstenaar
‘In de KMSKA-collectie zitten nog veel boeiende kunstenaars zoals Marthe Donas, Jules Schmalzigaug, Jozef Peeters, Paul Joostens… Ik hoop dat, wanneer het museum opnieuw opengaat, er aandacht zal gaan naar de kunst van het interbellum!’
www.jessewillems.com
tweeluik
Uit het internationale aanbod van tentoonstellingen kiezen we er een. We leggen een rechtstreekse band met de collectie van het KMSKA.
stilzitten! Door Nanny Schrijvers*
In oktober opent in Lissabon een tentoonstelling met als thema ‘houding en pose’. In 2019 verhuist ze naar Kopenhagen. Te zien zijn een dertigtal beelden. Het thema: poses die kenmerkend zijn voor de 19de-eeuwse beeldhouwkunst. Welke ‘sprekende’ houdingen zijn er in de collectie van het KMSKA te vinden? Veel. De vraag levert een overvloed op. We belichten daarom één vrij statische pose uit de 20ste-eeuwse collectie: het stilzitten. Of toch niet? Het minst stabiel oogt het krukje van Clemens Pasch met zijn twee pootjes. Nana von Koväts, die model heeft ‘gestaan’, gebruikt haar linkerbeen als derde ‘poot’. Ze trekt haar rechterbeen over haar andere knie en houdt zich zo in evenwicht. Maar ze lijkt niet van plan lang te blijven zitten. Ze is onrustig, haar grote tenen wijzen in de lucht, klaar voor meer avontuur. De beelden van Clemens Pasch stralen een grote vitaliteit uit, ondanks het ‘gewicht’ van het brons.
Clemens Pasch, Nana von Koväts, (1961-1962), brons, 61 × 30 × 23,5 cm, KMSKA
29
tweeluik
Gekscherend Het meisje van Tytgat daarentegen zit heel keurig, haar voetjes lichtjes onder de stoel, het ene meer naar achteren dan het andere. Precies zoals het hoort. Door de nette zwarte schoentjes en witte kousjes valt haar voetenspel meteen op. Ze zit duidelijk steviger op haar stoel dan Nana von Koväts op haar kruk. Dit is een portret en het meisje poseert. Ze wil er op haar best op staan. Hierdoor lijkt ze ook ouder dan ze in werkelijkheid is. Dit schrijft de auteur Maurice Roelants over de kinderportretten van Tytgat: ‘Geheel zijn leven lang heeft Edgard Tytgat zich uit eigen lust, en zelden daartoe aangezocht, aan het schilderen van kinderportretten gewijd. Mijn dochtertje wilde hij absoluut schilderen omdat een van haar ogen soms charmant wegdraaide en omdat ze zo rad ter tonge was. Hij schilderde al babbelend en gekscherend met zijn kleine modellen. Al zijn werk is in grote liefde en blijdschap geschilderd, maar geen zo zeer als zijn kinderportretten.’ Zou het kunnen dat Roelants het over dit portret heeft. Is dit dan de kleine Mieke Roelants? Het zou mooi zijn, maar zeker is het niet.
Acrobaat en schoenmaker De afspraak is vermoedelijk geen portret. Een vrouw zit op een bank in een café. Haar houding geeft veel prijs over hoe ze zich voelt. Rechte schouders, armen over elkaar: het maakt haar streng en defensief. Ze is gespannen en alert. Haar blik is gericht op, wellicht, de deur. Ze heeft een afspraak, maar tot hiertoe is ze aan het wachten. Al een tijdje blijkbaar: haar glas is bijna leeg. Haar kleding en accessoires geven aan dat waar ze op wacht voor haar hoogst belangrijk is.
Edgard Tytgat, Portret van een kind, 1931, olieverf op doek, 90,4 × 71,5 cm, KMSKA
‘Al het werk van Tytgat is in grote liefde en blijdschap geschilderd, maar geen zo zeer als zijn kinderportretten.’ - Maurice Roelants
Henri Kerels was schrijver, tekenaar en schilder. Hij volgde een opleiding aan de Brusselse Academie voor Schone Kunsten, maar voor zijn achttiende was hij even acrobaat en schoenmaker. Hij maakte genretaferelen, stillevens, landschappen en na zijn reis naar Kongo doken in zijn werk ook Afrikaanse elementen op. Rond 1950 richtte hij zich op de abstracte kunst en maakte hij deel uit van de groep Art Abstrait, gesticht door Jo Delahaut.
Cowboy in rotslandschap Carel Willink heeft opvallend veel zelfportretten gemaakt, 22 om precies te zijn, al vanaf zijn negentiende. Hij komt hiermee in de buurt van Van Gogh en Rembrandt. Vooral die laatste wilde hij evenaren. Willinks laatste zelfportret uit 1973 is sinds 1980 in de collectie van het KMSKA opgenomen. Het wijkt op meerdere vlakken af van de andere. Zo is dit het enige zelfportret dat in opdracht is gemaakt. Ook de pose verschilt: meestal schildert Willink zichzelf hij ten halven lijve. Hier zien we
31
Henri Kerels, De afspraak, (z.d.), olieverf op doek, 69 × 79 cm, KMSKA
tweeluik
‘Willink was opgelucht toen het werk na een mislukte veilingverkoop in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen verdween.’
ook zijn knieën. Hij zit op een rotsblok, geconcentreerd kijkend in de verte. Door het lage standpunt domineert hij de omgeving. De kale grijzige rotsvlakte herinnert aan vele andere werken, zoals ook donkerblauwe luchten met witte wolkenslierten vaak voorkomen in Willinks oeuvre. Techniek en stofuitdrukking sluiten aan bij zijn andere werk en creëren een onwezenlijke, kille wereld. Normaal zit Willink stijf in het pak met bijvoorbeeld een penseel als attribuut. Hier houdt hij een zonnebril vast en zijn kleding, en daardoor ook de omgeving, doen veeleer aan vrije tijd en reizen denken. In een interview uit 1985 heeft zijn broer Jan het over dit werk: ‘Zijn laatste zelfportret was niet zijn idee. Hij schilderde het in opdracht van een particulier, die het vrij kort daarna op de markt bracht. Op instigatie van Mathilde [zijn toenmalige vrouw] had hij zich als een soort cowboy in een rotslandschap weergegeven, iets waarover hij zich later geneerde. Zijn oude schildershanden staan er prachtig op weergegeven, maar Willink was opgelucht toen het werk na een mislukte veilingverkoop in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen verdween.’
Pose and Variations. Sculpture in Paris in the Age of Rodin, Museu Calouste Gulbenkian in Lissabon van 26 oktober 2018 tot 4 februari 2019 The Pose. Rethinking Sculpture in 19th Century Paris, Ny Carlsberg Glyptothek in Kopenhagen van 28 februari tot 23 juni 2019 Carel Willink, Zelfportret, 1973, olieverf op doek,
* Met dank aan Sabine De Wolf, KMSKA
135,2 × 97,3 cm, KMSKA
33
34
souvenir
Vondsten uit het rijke museumarchief. Met een beknopt commentaar.
impressies van een conservator Door Christine van mulders
Het museumarchief herbergt een bijzondere collectie met 79 notitieboekjes van Max Rooses (18391914), van 1877 tot 1914 de eerste conservator van het stedelijk Museum Plantin-Moretus in Antwerpen. Rooses is de auteur van tal van toonaangevende publicaties, onder meer over Peter Paul Rubens en Jacob Jordaens. Zijn Catalogus van Rubens’ werken… (1890) was van groot belang bij de inventarisatie van de verzameling Rubensgrafiek van het KMSKA. Tijdens zijn bezoek aan talrijke musea, kerken en privéverzamelingen in heel Europa maakte Rooses in carnetjes aantekeningen over de kunstwerken ter plekke. Zijn aandacht ging vooral naar de schilderkunst en grafiek van oude Vlaamse meesters, in het bijzonder Rubens. Hij verwerkte de notities in zijn publicaties. Rooses schreef zijn impressies in situ neer, spontaan, oog in oog met kunst. We zien het voor ons. Rooses slentert door de museumzaal. Uit de zak van zijn veston haalt hij een boekje met potlood tevoorschijn, staat stil voor een werk, slaat gade en vertrouwt zijn indrukken in kleine kribbels toe aan het blad, soms moeilijk leesbaar. Af en toe maakt hij een vluchtige schets – een aide-mémoire. In verschillende notitieboekjes staan vooraan verwijzin-
gen naar toenmalige catalogi of lijstjes van werken die hij plande te zien. Rooses bereidde zijn bezoeken minutieus voor. De Bewening van Christus van Anthony van Dyck raakt Max Rooses: ‘De maagd met uitgestrekte handen is wel de sprekende aanduiding van het lijden. Hare kleeder, haar aangezicht, het groote zeeblauwe kleed waarop Christus rust, alles schijnt met zich vertrouwd, […]. De figuren van engelen en Joannes zijn zeer edel, de heele lijn is prachtig. Het verrassende indrukwekkende licht in de contrast der droeve figuren, met den blauwen hemel nauwelijks getemperd door eenige zachte wolke en harmonieerend met een zeeblauwen doek waarop Christus ligt vol elegance.’ Dit boekje maakt deel uit van een topografische reeks met 42 volumes, waarvan de banden gemerkt zijn met letters die verwijzen naar een stad of land. Daarnaast is er een tweede, chronologische reeks met 26 delen die gaan van 1886 tot 1908.
Archief KMSKA, Archiefcollectie Max Rooses (1886-1909), boekje met op rug: ‘AB’ en op kaft ‘1874, 5, 6 AB’ (200 pagina’s, beschreven met potlood), pp. 88-89.
35
Rooses’ notitieboekjes (17 x 11 cm) hebben een kartonnen kaft met een soepele rug in zwarte stof.
36
gesprek Marianne Hoet is sinds oktober 2017 deputy chairman Europe bij veilinghuis Phillips. Wat houdt haar functie in? En hoe gaat een veilinghuis tewerk in de kunstwereld?
‘Het meeste geleerd van verzamelaars’
Door Eric Rinckhout Portretfoto Jesse Willems
Marianne Hoet is de dochter van. Zij kreeg kunst met de paplepel ingegoten en werkt sinds 2008 in internationale veilinghuizen. ‘Thuis leerde ik veel kunstenaars kennen. Dat ging heel natuurlijk: Mario Merz en Joseph Beuys zaten mee aan tafel. Met mijn vader gingen we naar alles kijken: van conceptuele kunst tot figuratie. En op vakantie sleurde hij ons naar alle oude kerken mee.’ Het was niet haar bedoeling in de kunstwereld te stappen. Hoewel…
‘In 2008 kreeg ik het aanbod van veilinghuis Christie’s om bij hen te werken als specialist moderne en hedendaagse kunst. Klanten van Christie’s hadden mij aangebracht omdat zij vonden dat ik iets van kunst én geld afwist. Ik was, eerlijk gezegd, niet vertrouwd met de zogeheten secondary market: kunstveilingen en kunsthandel stonden ver van mijn bed. Maar al snel voelde ik dat er twee werelden samenkwamen: mijn ervaring in private banking en mijn gevoeligheden voor het patrimonium van klanten, en mijn passie voor kunst.’
‘Toen ik jong was, wilde ik heel graag iets met kunst doen,’ vertelt Marianne Hoet. ‘Ik ging naar de informatiedagen kunstgeschiedenis aan de universiteit, maar ik zag daar allemaal profs die dicht bij mijn vader stonden. Waarna ik tot de constatering kwam dat het misschien toch niet zo’n goed idee was om in de voetsporen te stappen van die beroemde en soms beruchte man. Ik was ook sociaal bewogen en dacht dat ik met een rechtenstudie alle richtingen uit kon: advocaat of iets met een grotere maatschappelijke betrokkenheid, wat ik – achteraf beschouwd – ook met kunst perfect kan.’
Je bent op een moeilijk moment gestart. ‘Ik ben gestart op een breuklijn. Op de financiële markten heerste de wereldwijde crisis en in de kunstwereld gooide Damien Hirst in één keer honderden eigen werken op de markt tijdens zijn eenmansveiling [bij Sotheby’s, ER]. 2009 was een moeilijk jaar met kleine veilingen en lagere schattingen. Maar dat was een goede leerschool. We zijn daar eigenlijk snel overheen geraakt. Verstandige verzamelaars kochten toen omdat de prijzen lager waren.’
Verstandige verzamelaars
Drempel verlagen
‘Eerst kwam ik in de wereld van de private banking terecht [Société Générale en Generale Bank - MeesPierson Fortis; ER], maar ik bleef de kunstwereld en de kunstmarkt volgen. Ik ging graag naar tentoonstellingen en probeerde met mijn klanten ateliers te bezoeken. Zo bracht ik hen in contact met kunstenaars en galerieën.’
Waarom heb je Christie’s verlaten? ‘Ik kreeg eind vorig jaar een kans bij Phillips, een kleiner veilinghuis dat zeker op het vlak van hedendaagse kunst de derde speler wereldwijd is. Qua design, edities en uurwerken is Phillips vaak nummer één. Onze focus ligt op moderne en hedendaagse kunst: je kan je dus veel meer specialiseren.
37
38
gesprek
‘Of je nu voor of tegen veilinghuizen bent, het is een platform om kunst te verkopen en te kopen. Wij Eigenlijk gaan we voor de kunst van na de Tweede Wereldoorlog, maar we veilen ook werk dat aansluit bij hedendaagse kunst: zo hebben we in maart La Dormeuse uit 1932 van Picasso verkocht. Dat schilderij bracht 38 miljoen pond op [42 miljoen euro. ER]. Doordat Phillips een kleiner bedrijf is, zijn de beslissingslijnen korter en kan ik veel meer een ondernemer zijn.’ Je heb je kantoor in Antwerpen. Als veilinghuizen al een kantoor in België hebben, is het in Brussel. ‘Klopt. Het maakt weinig uit waar ik zit: ik zou ook van thuis uit kunnen werken. Maar ik ben verantwoordelijk voor Europa: het is fijn een plek te hebben waar families kunnen samenkomen en vergaderen bij erfeniskwesties. Of waar we particuliere verkopen kunnen houden als een eigenaar een werk discreet wil verkopen. Ik kan in Antwerpen een preview met enkele topstukken voor een veiling in Londen houden, maar evenzeer een kleine tentoonstelling, benefietactiviteit of iets met jonge kunstenaars organiseren. Zo houd ik de vinger aan de pols. Als we zaken willen doen in Brussel, kan ik een ruimte in Wiels gebruiken waar Phillips partner is.’ ‘Kijk: of je nu voor of tegen veilinghuizen bent, het is een platform om kunst te verkopen en te kopen. Wij helpen mensen met de afbouw of uitbouw van een kunstcollectie. Ik vind het belangrijk om met deze vestiging de drempel te verlagen. Een veilinghuis in Londen, New York of Hongkong is voor veel mensen heel ver weg.’
Correct werken Stap jij naar potentiële verkopers? Of gaat het omgekeerd? “Het gaat om een langetermijnaanpak. Het is niet de bedoeling snel bij de klanten werken van de muur te halen. Van zo’n agressieve aanpak ben
helpen mensen met de afbouw of uitbouw van een kunstcollectie.’
ik geen voorstander, daarvoor hou ik te veel van kunst. Vertrouwen winnen is belangrijk. Het heeft geen zin zaken te forceren.’ ‘Het is belangrijk dat ik de kunstwereld goed volg en begrijp: wie verzamelt wat, wat zit er in welke verzameling, wat doen galeries voor hun kunstenaars? Zij doen het grootste werk en de zwaarste investeringen. Maar door de globalisering en snelheid van de kunstmarkt stoten kunstenaars al snel door van de primary naar de secondary market en wordt een galerie daar ook mee geconfronteerd. Denk in België aan Zeno X en Xavier Hufkens.’ Bedoel je de soms hoge veilingprijzen voor Borremans en Tuymans? ‘Exact. Een galerie volgt die prijzen nauwgezet.’ Welke afwegingen maak jij als een verzamelaar werk wil verkopen? ‘Soms komt het voor dat ik een klant adviseer opnieuw bij Axel Vervoordt aan te kloppen voor de verkoop van een werk dat hij daar gekocht heeft.
39
Keith Haring, Untitled (Knokke #3), 1987, olieverf op doek, 99.8 x 99.6 cm werd in juni geveild voor 823.000 euro.
Voor sommige kunstenaars kan Vervoordt meer betekenen. Omgekeerd zijn er galeries die hun klanten naar mij doorverwijzen. Als je correct werkt, kun je goed samenwerken met alle spelers.’ ‘Het gebeurt dat ik verzamelaars zeg dat het te vroeg is om hun Bruce Nauman te verkopen, of dat ik ze erop wijs dat ze een werk van grote kwaliteit nu niet opnieuw voor de toenmalige prijs zouden kunnen kopen. Maar het blijft natuurlijk de bedoeling dat ik goede werken vind om op veiling
te brengen.’ (lacht) ‘Onlangs kwam ik een Keith Haring op het spoor die sinds 1987 in dezelfde Belgische collectie zat. Die is in juni geveild [voor 823.000 euro; ER].’ ‘Er zijn natuurlijk mensen die moéten verkopen, door erfeniskwesties bijvoorbeeld. Stel dat iemand een Christopher Wool bezit die 1,7 miljoen waard is en het is het enige werk dat in die verzameling eruit springt. Dan is het normaal dat je adviseert om dat te verkopen.’
40
gesprek
‘Een hoogtepunt voor mij is het je met veel zorg doen. Je moet kijken
‘Een hoogtepunt voor mij is het aanbieden van een collectie: dat moet je met veel zorg doen. Je moet kijken naar de collectiegeschiedenis en de drijfveren van de verzamelaar.’
naar de collectiegeschiedenis en de
En de Picasso-koper is…
aanbieden van een collectie: dat moet
drijfveren van de verzamelaar.’
Contacteer je ook potentiële kopers? ‘Dat is een ander deel van mijn job. Enkele dagen voor een veiling vertrek ik en bel mogelijke kopers op. Ik weet bijvoorbeeld dat iemand een werk zoekt van Keith Haring of Dubuffet of Blinky Palermo.
41
Hans Op de Beeck, Snowscape, 2017, aquarel op papier, 104.5 x 278 cm werd afgelopen zomer geveild ten voordele van het kunstmagazine (H)art.
Ik neem contact op, nodig hen uit op de veiling of stuur bijkomende informatie. Ik blijf met hen in contact tot op de veilingavond. Bij sommigen gaat het bieden via de telefoon, anderen bieden liever online of komen zelf.’ Heeft België de beste verzamelaars ter wereld? ‘België is een heel belangrijk land. Er is een lange traditie en een open geest. Verzamelaars verplaatsen zich en zijn nieuwsgierig. Ik heb het meeste geleerd van verzamelaars.’
Wat dan precies? ‘Het oog van de verzamelaar is belangrijk. De aanstekelijke passie. Soms zie ik een werk waarvan ik vermoed dat het bij een verzamelaar zou passen. Ik ben heel gelukkig als mijn aanvoelen ook klopt.’ ‘Wiels heeft onlangs de tentoonstelling Unexchangeable gemaakt, met kunst van de jaren 1980 en 1990 uit Belgische verzamelingen. Belgische collectioneurs kopen niet de meest voor de hand liggende kunstenaars en werken: David Hammons, Robert Gober… Heel boeiend is dat.’
42
gesprek
De Londense veiling 20th Century & Contemporary Evening Sale op 8 maart 2018, met werk van o.a. Pablo Picasso en Henri Matisse, werd afgehamerd op 97.800.000 pond, een recordbedrag
‘België is een heel belangrijk
in de geschiedenis van het veilinghuis Phillips.
land. Er is een lange traditie en een open geest.’
De prijzen op de kunstmarkt liggen vrij hoog. Kunnen Belgische collectioneurs mee? En hoe zit het met de musea? ‘Musea kunnen de hoge veilingprijzen nog moeilijk aan. Maar in onze dagveilingen liggen de prijzen een stuk lager, soms begint het op 5000 euro. Musea zijn ook vrij log in hun aankoop, ook in Amerika. Het gaat traag, er komen altijd commissies aan te pas. Bellen naar het S.M.A.K. als we een Broodthaers in een veiling hebben, is toch niet evident.’ ‘Een Belgische privécollectioneur koopt graag vroeg en niet te duur. Zelfs mensen die het zich kunnen permitteren blijven redelijk. Belgen zijn zeer actief, maar niet voor de astronomische bedragen.
Dan zijn de kopers Amerikanen of Chinezen. Toch hadden we voor de veiling met La Dormeuse van Picasso veel Europese belangstelling. Ik was aan de lijn voor de Picasso. En die is aan een Europese koper verkocht. Nee, meer mag ik niet zeggen.’ (lacht) Om terug te komen op ons uitgangspunt: ben je nog met je maatschappelijke betrokkenheid bezig? ‘In juni hadden we bij Phillips de benefietveiling voor kunstmagazine (H)art, met onder andere werk van Luc Tuymans, Sofie Muller en Hans Op de Beeck. Ik ben blij zo’n initiatief als (H)art te kunnen steunen. Een gelijkaardige benefietveiling heb ik bij Christie’s gedaan voor de uitbreiding van Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle. Dus, ja, ik vind maatschappelijke betrokkenheid heel belangrijk.’
www.phillips.com
aanbevolen
Chicago, het Berlijn van Amerika
Welke kunstenaar, welk museum of boek, welke stad of muziek hebben mensen-met-een-mening bijzonder getroffen? Wat willen ze u met de nodige passie aanbevelen?
Door Eric Rinckhout Portretfoto Katleen Clé
Multitalent Rudy Trouvé (°1967) omschrijft zichzelf als een doe-het-zelver, slechte gitarist en klankfetisjist. Hij schildert, tekent, maakt theater en animatiefilms. Tussen 1993 en 1996 speelde hij bij dEUS, maar hij verliet de rockgroep om aan eigen projecten te werken, waaronder Kiss My Jazz. In het spoor daarvan vormde hij met Daan Stuyven de groep Dead Man Ray. Hij is ook de drijvende kracht achter het eigenzinnige platenlabel Heaven Hotel en oprichter van muziekbands als Gore Slut en The Love Substitutes. Op dit moment werkt hij aan een theaterstuk, een soundtrack voor een tv-serie en vier platen. ‘Het is een beetje waanzin.’
Welk boek kan u blijven lezen? ‘Ik lees nog altijd graag en veel, maar toch heb ik de indruk dat de boeken die je in je puberteit leest meer indruk maken. Later ben je niet meer dat onbeschreven blad. Catch 22 van Joseph Heller is een fantastisch boek. Het is tegelijk grappig, filosofisch en beschrijft schitterend de waanzin van de oorlog en de mensheid. De kameraad van het hoofdpersonage heeft zoveel angst om te sterven dat hij voordrachten van het leger gaat bijwonen: die zijn rotvervelend, maar in zijn perceptie gaat hij daardoor langer leven.’ ‘Tough Guys Don’t Dance van Norman Mailer is ook meesterlijk, vooral door de bovennatuurlijke sfeer van heksen en demonen, die mij aan het latere Twin Peaks doet denken. Mailer heeft het boek zelf verfilmd: een gladde B-film, een onding. Alsof de regisseur het boek niet begrepen heeft.’ (lacht) ‘Ik heb ook A Visit from the Goon Squad van Jennifer Egan graag gelezen. Een zeer gefragmenteerd, caleidoscopisch verhaal, onder andere over de punkscene in San Francisco.’ ‘Nee, het is geen toeval dat het telkens Amerikaanse boeken zijn. Ik lees veel Amerikaans, ook het hard boiled-genre. De natuurbeschrijvingen en psychologische uitweidingen van de Russische en Scandinavische schrijvers bevallen mij minder.’
43
44
aanbevolen
‘Je moet je verleden niet Gaat uw voorkeur dan ook uit naar Amerikaanse steden? ‘Wel, ik zou graag eens in New York ronddwalen. Ik ben er nog nooit geweest. Of het nog die mythische muziekstad is, van de tijd van Warhols Factory, durf ik te betwijfelen. Ik zou vooral boeken- en platenwinkels willen afschuimen en musea bezoeken. Naar Chicago wil ik graag teruggaan. Ik was er in 2002 toen we er met Dead Man Ray onze plaat Cago hebben opgenomen. We zaten toen vooral in de studio, ik heb maar een klein deel van de stad gezien. Voor mij is Chicago de Amerikaanse versie van Berlijn.’
Hebt u dan ook iets met Amerikaanse muziek? ‘Ik ben nooit een grote blues-fan geweest, behalve dan de ontspoorde blues van Captain Beefheart. Blues is een vrij puristische wereld in tegenstelling tot de rock, die geïnfiltreerd is door modern klassieke en oosterse invloeden. Maar eigenlijk ben ik een muzikale allesvreter: van elektronica en atonale muziek tot easy listening en kleinkunst. Grote invloeden voor mij zijn Brian Eno en de Velvet Underground, maar ook de vroege platen van Jan De Wilde. Ik luister nu veel naar ska uit de periode 1966-1972, een fascinerend genre uitgevonden door de DJ-scene op Jamaica.’
Het AfricaMuseum in Tervuren
verbergen: dat is een gevaarlijke vorm van ontkenning.’
In welk museum dwaalt u graag rond? ‘Het AfricaMuseum in Tervuren heeft op mij als kind enorme indruk gemaakt. Het was de evocatie van een mentaliteit en tijdsgeest. Men is nu met de herinrichting alles politiek correct aan het maken en daarmee ga ik niet akkoord. Je moet je verleden niet verbergen: dat is een gevaarlijke vorm van ontkenning. Uiteraard moet je correcties aanbrengen, zoals bij Kuifje in Afrika: voeg een tekst toe met de uitleg dat het toen een foute boel was en dat Leopold II een massamoordenaar was.’
Welke tentoonstelling heeft u met plezier bezocht? ‘De recente expositie van Anne-Mie Van Kerckhoven in M HKA vond ik erg knap. Die was zeer uitgebreid: van haar vroegste tekeningen tot haar recentste werk. Ook Stan Douglas in Wiels heeft veel indruk op mij gemaakt. Ik ben gefascineerd door
45
Anne-Mie Van Kerckhoven, Orakel Ornament, 2018, 157 x 224 x 5 cm, digitale print, plexiglas, hout, collectie van de kunstenaar
46
aanbevolen
‘Egon Schiele vind ik een virtuoos tekenaar. Ik deel zijn fascinatie voor het menselijk lichaam.’
Welke kunstenaar kan u diep ontroeren? ‘Andy Warhol voor zijn hoog postergehalte en het feit dat hij alles deed waar hij zin in had: hij maakte platen en films, richtte een tv-zender op… Bij striptekenaar Hugo Pratt bewonder ik de brute jugendstil: een woestijn of zee herleidt hij tot drie strepen. En Egon Schiele vind ik een virtuoos tekenaar. Ik deel zijn fascinatie voor het menselijk lichaam. Zelf teken ik heel graag: primitieve tekeningen die ik met de camera opneem en via computer bewerk. Ik hou heel erg van herhaling: in een animatiefilm is één beweging zo voorbij, maar die wil ik net vasthouden en herhalen.’
Welk talent zou u graag bezitten?
Sammlung
‘Ik heb veel talenten, maar ze zijn allemaal beperkt. Ik heb mezelf gitaar leren spelen, maar als er wordt gejamd, kan ik meestal niet mee. Ik probeer me dan ook te omringen met briljant getalenteerde mensen.’ (lacht) ‘Ik zou heel graag het talent voor meditatie bezitten. Ik kan mij namelijk heel moeilijk ontspannen. Mindfulness heb ik al geprobeerd, maar daar word ik alleen maar zenuwachtiger van. Ik drink, kijk tv of lees: anders ben ik toch maar altijd aan het denken. Ik zou dus graag mijn hersenen af en toe kunnen uitzetten.’
zijn high-tech-aanpak – hoewel ik zelf low-tech ben – en door zijn nep-documentaires waarin hij oog heeft voor elk detail. Hij maakt bovendien theater en gebruikt graag veel beeldschermen: dat doe ik ook voor mijn theaterstuk Screen, over een man die vermoeiende dromen heeft. Dat gaat in september in première.’
Op 14 september gaat Screen van Rudy Trouvé en Simon Allemeersch in première in deSingel in Antwerpen. www.nieuwstedelijk.be/project/screen. In januari 2019 exposeert Rudy Trouvé samen met zijn broer en beeldhouwer Alfred Trouvé en muzikant/ kunstenaar Stef Kamil Carlens bij veilinghuis Bernaerts in Antwerpen.
Egon Schiele, Liggend vrouwelijk naakt met opgetrokken benen, 1918, zwart krijt op papier, 47,5 x 29,2 cm, Albertina Graphische
lezingen op zondag
De speurtocht naar Orgelman Door Mark Schaevers
Een nieuwe herfst, een nieuwe reeks ‘Lezingen op zondag’. In zijn voordracht gaat Mark Schaevers dieper in op zijn ontdekking van en zoektocht naar de joodse kunstenaar Felix Nussbaum.
Felix Nussbaum, Zelfportret met groene haarband, 1927, Felix-Nussbaum-Haus , Osnabrück
In 2001 verscheen mijn bescheiden bijdrage aan de geschiedenis van onze sympathiekste kuststad. Oostende. De zomer van 1936 vertelde de geschiedenis van een kleine gemeenschap van joodse kunstenaars die er in die zomer neerstreek. Op de cover stonden de twee bekendsten onder hen: Stefan Zweig en Joseph Roth. Kort na het verschijnen van het boek zag ik een schilderij dat ik liever op het omslag had gehad, omdat het zo goed de sfeer trof van de Oostendse haven in het interbellum. Het doek stelde de Oostendse Visserskaai voor, en wel in 1936. De schilder heette Felix Nussbaum. Dat ook deze joodse kunstenaar in Oostende voor het nazisme was komen schuilen, was me tot dan ontgaan. Van Nussbaum wou ik meteen álles weten. Zijn levensverhaal, hoe hij na zijn dood in Auschwitz compleet onder de radar verdwenen was en decennia later weer bovengekomen, bleek razend spannend, en zijn nagelaten werk intrigerend en knap.
47
48
lezingen op zondag
Schrale biografie
Lezingen op zondag 2018 -2019 7 oktober 2018 Zonder beitel of penseel: van wandtapijt tot ‘fiber art’ > dr. Elsje Janssen, Wetenschappelijk directeur Collecties KMSKA 4 november 2018 De speurtocht naar Orgelman > Mark Schaevers, Redacteur en biograaf 2 december 2018 Incidents in a museum: Tentoonstellingsruimten in film > Prof. dr. Steven Jacobs, Publicist en docent aan Universiteit Gent en Universiteit Antwerpen 6 januari 2019 Auguste Rodin - Statuaire > dr. Sandra Kisters, Hoofd Collecties en Onderzoek, Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam 3 februari 2019 Het grafisch werk van Pieter Bruegel de Oude doorgelicht. Het FINGERPRINT-project > Joris Van Grieken, Conservator Prenten en Tekeningen Koninklijke Bibliotheek van België 3 maart 2019 Rubens als ontwerper van architecturale sculptuur > dr. Valérie Herremans, Conservator Sculptuur KMSKA
Voor meer informatie en inschrijvingen: www.kmska.be
Ook al woonde Felix Nussbaum met zijn vrouw Felka Platek van 1935 tot 1944 in België, het werd me snel duidelijk dat hij daar nauwelijks nog bekendheid genoot. In Duitsland lag dat anders. Bij wijze van Wiedergutmachung voor het verjagen van Felix Nussbaum door de nazi’s begon men in zijn geboortestad Osnabrück aan een werk van lange adem: de restauratie van het oeuvre en de levensloop van hun stadsgenoot. In 1998 kreeg Nussbaum er zelfs zijn eigen museum, ontworpen door de beroemde architect Daniel Libeskind. Vanuit België, dacht ik, moest het mogelijk zijn de schrale biografie van Felix Nussbaum te verrijken. Als rechtstreekse getuigenis van Nussbaum zelf resten, behalve honderden schilderijen en tekeningen, slechts enkele tientallen brieven. Daar kon ik er enkele aan toevoegen na een speurtocht in archieven in binnen- en buitenland. Groter was de oogst aan sporen van zijn bestaan in de Belgische pers en in herinneringen opgetekend door mensen die zijn pad hadden gekruist. Felix Nussbaum beeldde zichzelf graag af als een orgelman. Zijn drama was dat hij in een tijdperk belandde dat hem elke echo ontnam. Meer tijd nog dan aan het zoeken van de sporen van Nussbaums bestaan heb ik uiteindelijk besteed aan het zoeken naar de manier waarop dit verhaal moest worden verteld: hoe kon ik de echo die zijn werk alsnog op eigen kracht heeft weten te verwerven maximaal versterken? Het resultaat is het boek Orgelman. Felix Nussbaum. Een schildersleven, uitgegeven bij De Bezige Bij, Amsterdam.
Orgelman. Felix Nussbaum. Een schildersleven, De Bezige Bij, 2015, 456 pagina’s, ISBN 9789023498629 Oostende, de zomer van 1936. Irmgard Keun, Egon Erwin Kisch, Joseph Roth, Stefan Zweig aan de Belgische kust, Atlas Contact, 2015, 144 pagina’s, ISBN 9789045029122
op de cover
EEN BELEZEN VEDETTE Door Leen de Jong
Homo ludens uit 1953 van de belezen kunstenaar Jan Vaerten refereert aan het beroemde boek van Johan Huizinga uit 1938. De Nederlandse cultuurhistoricus, die nog meer bekendstaat om zijn Herfsttij der Middeleeuwen, schrijft hierin over het ludieke als wezenlijk kenmerk van de menselijke beschaving. We zien vaag twee dansende figuren in Vaertens kenmerkende zwierige lijnvoering. Homo ludens werd in 1955 door museumdirecteur Walther Vanbeselaere gekocht bij Atelier in Deurne. Deze privéwoning-galerie van Jos en Pip Wouters was toen een echt cultureel centrum, met tentoonstellingen, concerten, dans en lezingen. Jan Vaerten (1909-1980) was er medestichter van. Al sinds 1951 raadde burgemeester Craeybeckx een aarzelende museumdirectie aan om onder meer in het Atelier meer hedendaagse kunst te kopen. Over Jan Vaerten werd vijf jaar gesproken. Uiteindelijk werd hij, samen met een Marc Mendelsohn en een Ben Nicholson, in de collectie opgenomen. Vaerten, die een korte opleiding bij Albert Van Dyck kreeg en wat lessen volgde aan de Turnhoutse academie, is strikt genomen een autodidact. Al heel jong kwam hij in aanraking met de toenmalige Brusselse avant-garde en rond 1950 was hij een echte vedette. Hij werd uitgenodigd op de biënnales van Venetië (1948) en Saõ Paulo (1952). Vanaf 1951 gaf Vaerten tekenles aan de Antwerpse academie. Jan Vanriet, zijn student rond 1970, schrijft in zijn boek Radeloos geluk (2018): ‘Het tekenatelier van Jan Vaerten, een Kempische schilder die proefde van het existentialisme in SaintGermain-des-Prés… De levendige Vaerten is een discipel die Vlaanderen rondreist om in culturele kringen met een toverlantaarn de leer van Picasso te verkondigen. Zelf schildert hij volgens de neo-
Jan Vaerten, Homo ludens, 1953, olieverf op doek, 69,5 × 89,5 cm, KMSKA
kubistische canon…. Vaertens specialiteit is figuurschetsen. Hij houdt van intuïtief tekenen, met korte wisselende poses van het naaktmodel.’ Vaerten is in de jaren veertig en vijftig een exponent van het uitdovende expressionisme. In zijn werk figureren herinneringen aan de oorlog en hangt een sfeer van existentiële levensproblemen. Aanvankelijk werkt hij met voorstellingen van prikkeldraad, serpentines en uitgemergelde dieren. Later evolueert hij naar abstractie. Toenmalig kunstpaus Jan Walravens was vanaf Vaertens debuut rond 1941 een groot verdediger van diens werk. Typerend voor de evoluerende ideeën en de appreciatie van Vaerten is de manier waarop Walravens in 1961 met reserve schrijft over de schilder die hij eerder zo bewonderde: ‘De naam van Jan Vaerten blijft verbonden met het onmiddellijke naoorlogse, toen iedereen in de kunst koortsig naar de evocatie van de tijdgeest ging zoeken en de geëngageerde kunst aan de orde was.’ Walravens beschouwde dit in 1961 als een afgesloten tijdperk waarin Vaerten was achtergebleven.
49
50
ZAAL Z
De zalen van het KMSKA op het Zuid zijn geletterd, van A tot W. ZAAL Z opent een nieuwe, papieren zaal. Reacties welkom op zaalz@kmska.be ZAAL Z is een gratis uitgave van het Eigen Vermogen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) en verschijnt in maart, juni, september en december. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen is een instelling van de Vlaamse overheid en het enige Vlaamse museum met een wetenschappelijk statuut. De belangrijkste opdrachten van het KMSKA zijn het behoud, beheer en de verdere uitbouw van de collectie; de ontsluiting en de wetenschappelijke studie van de collectie; tentoonstellen van objecten en de uitbouw van een publiekswerking. Het KMSKA onderschrijft de statuten van ICOM, the International Council of Museums.
JAARGANG 7 / NR 26 / SEPT - NOV 18 Verantwoordelijke uitgever Manfred Sellink, Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen Redactie Pieter Bosmans, Elly Buggenhout, Karen Daghelet, Leen de Jong, Veerle De Meester, Patrick De Rynck, Billie Gielen, Wenke Mast, Eric Rinckhout, Nanny Schrijvers, Véronique Van Passel Coördinatie Véronique Van Passel Eindredactie Patrick De Rynck Werkten mee aan dit nummer Siska Beele is wetenschappelijk medewerker Collectieonderzoek, Karen Borghouts is fotograaf, Elly Buggenhout is medewerker Communicatie, Karen Daghelet is registrator, Leen de Jong is oud-conservator KMSKA, Patrick De Rynck is freelanceredacteur, Eric Rinckhout is freelancejournalist en publicist, Mark Schaevers is journalist en auteur, Nanny Schrijvers is wetenschappelijk medewerker Collectieonderzoek, Manfred Sellink is hoofddirecteurhoofdconservator, Jacques Sonck is fotograaf, Christine Van Mulders is conservator, Véronique Van Passel is wetenschappelijk medewerker Collectieonderzoek, Jesse Willems is fotograaf Foto’s AfricaMuseum Tervuren: p. 3, 44 Albertina Graphische Sammlung Wien: p. 46 Archief KMSKA: p. 3, 35 Karin Borghouts: p. 52 Katleen Clé: p. 43 Felix-Nussbaumhaus Osnabrück: p. 3, 47 Gemäldegalerie Berlin: p. 15 Keith Haring foundation: p. 39 Sébastien Hauwaert: p. 23 KMSKA/Lukasart in Flanders vzw, Hugo Maertens: cover, p. 2, 3, 19, 21, 26, 29, 30, 32, 33, 49 Kunsthistorisches Museum Wien: p. 2, 5, 6-7, 8, 9, 10 Ines Lichtert: p. 14
Metropolitan Museum of Art New York/The Friedsam Collection: p. 2, 16 M HKA: p. 45 Hans Op de Beeck: p. 3, 40-41 Phillips: p. 39, 40-41, 42 SABAM Belgium 2018: p. 29, 30, 32, 33, 40-41, 45 Jacques Sonck: p. 13 Anne-Mie Van Kerckhoven: p. 45 Jesse Willems: p. 2, 24, 25, 28, 36 Druk Die Keure, Brugge Grafisch ontwerp Linde Desmet Papier Cover en binnenwerk: Arctic Volume Highwhite Lettertypes Scala, Din, Memphis Oplage 5200 ex. ISSN 2294-0316 ZAAL Z wordt gedrukt met bio-inkt op papier afkomstig uit duurzame bosbouw in een CO²-neutrale drukkerij.
logo toevoegen FSC etc door drukkerij
Niets van deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd auteursrechten op de illustraties te regelen volgens wettelijke bepalingen. Wie meent toch zekere rechten te doen gelden, kan zich tot de uitgever wenden. Om opgenomen te worden in ons adressenbestand of om uw abonnement op te zeggen kunt u uw gegevens telefonisch doorgeven op T 32 (0)3 224 95 61 of via zaalz@kmska.be