ZAAL Z – 2019 29
Foto Karin Borghouts
ZAAL Z
Rubens, de interieurontwerper / TWEELUIK Drie impressionisten, drie vrouwen / INVENTARISNUMMER William Bouguereau, weer in de mode / MUSEUMMUZE Ria Pacquée / GESPREK Kunst inzetten voor de geestelijke gezondheid / AANBEVOLEN Lucas De Man GESPREK
JG 8 / NR 29 / JUN - AUG 19
KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN
2
47 Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is vanwege renovatiewerkzaamheden gesloten. U vindt onze collectie ondertussen op verschillende locaties in binnen- en buitenland.
IN DIT NUMMER
INLICHTINGEN T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be BIBLIOTHEEK & ARCHIEF bezoek na afspraak, op donderdag gesloten Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen T +32 (0)3 242 95 81 of archibib@kmska.be
WAT DOEN WIJ NU?
‘Wanneer ik tussen de rekken poets, kijk ik in alle stilte naar de talrijke schilderijen.’ Beser Gumus, poetsdame > 12-13
SOUVENIR
Veilingcatalogi en wat je er aan waardevolle kennis uit kunt halen > 19-22
GESPREK
Een verrassende Rubens, doorgelicht in een nieuw volume van het Corpus Rubenianum
CORRESPONDENTIE Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be Vrienden van het KMSKA vzw Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen Secretariaat bereikbaar op dinsdag en donderdag van 10 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur. T +32 (0)3 237 75 09 F +32 (0)3 238 30 25 of info@vkmska.be
ANTWERPEN Onze-Lieve-Vrouwekathedraal REÜNIE. Van Quinten Metsijs tot Peter Paul Rubens tot 31/12/2019 Handschoenmarkt, 2000 Antwerpen www.dekathedraal.be OOSTENDE Mu.ZEE Dromen van parelmoer. De ENSOR-verzameling van het KMSKA in Oostende tot 31/03/2020 Romestraat 11, 8400 Oostende www.muzee.be DROGENBOS FeliXart Museum Moderne kunst uit het Interbellum tot 31/12/2019 Kuikenstraat 6, 1620 Drogenbos www.felixart.org LUXEMBURG Musée National d’Histoire et d’Art Drama and Tenderness. Flemish, Spanish & Italian Art of the Baroque tot 30/06/2019 Marché aux Poissons, 2345 Luxembourg www.mnha.lu
Auteur Valerie Herremans > 4-11
KMSKA geniet de steun van
TWEELUIK
Drie impressionisten uit de collectie. Drie vrouwen Werk van Trullemans, Schenck en Marcotte > 14-18
INVENTARISNUMMER
William Bouguereau: ooit succesvol, later misprezen en nu weer en vogue. Het museum bezit twee werken van hem. ‘De heilige vrouwen bij het graf’ > 23-27
WIL U EEN GRATIS ABONNEMENT? Surf naar www.zaalz.be en vul het formulier in. Dan krijgt u voortaan ZAAL Z in uw brievenbus. VEEL LEESPLEZIER!
3
GESPREK
Kunst en therapie gaan samen in Kapellen. Gesprek met George Meertens > 34-39
OP DE COVER
Over Anne Bonnet en haar late ontwerpen voor wandtapijten
MUSEUMMUZE
‘Het carnavaleske, ik vind het fantastisch. Om die reden ga ik ook graag naar het carnaval in Aalst. Maar dan wel op dinsdag.’ LOEP
Ria Pacquée,
Een haan, een nijptang, een kruis, een afgehakt oor…
performancekunstenaar en
van der Weyden > 28-30
in de Albertina in Brussel’ > 44-45
registrator van het dagelijkse bestaan > 31-33
Over een werk van Goswin
‘Ontwerp voor het wandtapijt
AANBEVOLEN
‘De surrealisten laten mij iedere keer weer zien dat er meer is dan wij denken, meer dan wij weten en meer dan er is.’ Lucas De Man > 40-43
4
GESPREK
Voor een nieuw volume in het Corpus Rubenianum Ludwig Burchard maakte Valerie Herremans een indringende studie over Rubens’ kleinarchitectuur.
NIEUW SPEURWERK NAAR WEINIG BEKENDE RUBENS DOOR PATRICK DE RYNCK PORTRETFOTO JESSE WILLEMS
De Sint-Joostkerk in Sint-Joost-ten-Node en de kerk van Zundert: dát zijn de geheimtips waar u naartoe moet voor de echte, authentieke Rubens. Toch als we het hebben over Rubens als ontwerper van archisculpture of kleinarchitectuur. Valerie Herremans onderzocht diepgaand een vijftiental altaaromlijstingen of portieken en gedenktekens, met name grafmonumenten, die de meester heeft ontworpen. Of die hij misschien heeft ontworpen. Of minstens deels. Of misschien minstens deels. We hebben het dan over werk voor niet de minste kerken: de kathedralen van Gent en Antwerpen, die van de verdwenen Sint-Michielsabdij in Antwerpen en de Sint-Donaaskathedraal in Brugge, de jezuïetenkerk in Neuburg, de Brusselse Kapellekerk, waar hij in 1617 zijn eerste volledige ontwerp realiseerde…
Peter Paul Rubens, Ontwerp voor een grafmonument voor Jean Richardot, pen op papier, 27,2 x 17,1 cm, Amsterdam, Rijksprentenkabinet
Valerie Herremans (1970) is wetenschappelijk onderzoeker en conservator sculptuur bij het KMSKA.
5
6
GESPREK
‘Rubens was geïnteresseerd in architectuur, maar dan als schilder.’ - Valerie Herremans
Waarom moeten we in godsnaam naar SintJoost en Zundert? ‘Ik kan daar kort en krachtig op antwoorden. In SintJoost vind je twee portieken die waarschijnlijk volledig naar Rubens’ ontwerp tot stand zijn gekomen. Ze belandden daar pas in de 19de eeuw. Net over de grens zijn in de kerk van het dorpje Zundert vooral de sculpturen indrukwekkend. Als je sculpturen wil zien die Rubens ontwierp, dan moet je daarheen. Ze zijn afkomstig uit de Sint-Michielsabdij. De pastoor daar is het overigens al gewoon dat Rubensbedevaarders zich met de regelmaat van een klok bij hem aandienen.’
Duur Je bracht in je boek voor het eerst al het materiaal en alle bronnen over dit aspect van het oeuvre van Rubens samen: tekeningen, olieverfschetsen die soms verzaagd zijn, gravures, maar ook vermeldingen in brieven en archiefdocumenten. Wat wisten we nog niet? ‘In het algemeen ontdek je hier een Rubens die we niet goed kennen en die op een specifiek domein zijn plaats moest veroveren. Hij was daarbij niet al-
Hans van Mildert naar een ontwerp van Peter Paul Rubens, Hoogaltaar van de Kapellekerk in Brussel, diverse materialen, 1120 x 560 x 140 cm, Sint-Joost-ten-Node. Het geschilderde altaarstuk is een kopie naar Rubens.
tijd succesvol. Zo is er een Italiaanse brief van hem bewaard aan de aartshertog waarin hij duidelijk gefrustreerd is omdat hij zijn zin niet kreeg. Met dat beeld zijn we niet echt vertrouwd. Het gaat ook om een kunsttak waarin je als ontwerper veel niet in de hand hebt, zoals de keuze van beeldhouwers. En geld speelt een heel belangrijke rol. Dit zijn bijzonder dure opdrachten. Vaak is de prijs van een altaaromlijsting zowat tien keer die van een altaarstuk. Met financieringsproblemen als gevolg, opdrachten die aanslepen, ontwerpen die worden bijgestuurd, niet volledig uitgevoerd enzovoort.’ Je kon ook nieuwe inventies definitief aan Rubens toewijzen. Andere ontwerpen, die zogezegd van hem waren, moest je dan weer afwijzen. Zoals de omlijsting van het altaar in zijn grafkapel in de Antwerpse SintJacobskerk. ‘Dat is inderdaad merkwaardig. Je zou verwachten dat hij bij uitstek dáár een hand in had, maar uit getuigenissen blijkt dat zijn familie pas na zijn dood het plan opvatte om een kapel met altaar op te richten. Daar was Rubens dus hoogstwaarschijnlijk niet bij betrokken. Tenzij men een ontwerp uit zijn befaamde cantoor (zijn toolbox aan ontwerpen, red.) heeft opgediept, maar dat is slechts een veronderstelling. Dat gebeurde in de 18de eeuw wel vaker: onbewezen veronderstellingen en interpretaties lanceren, in het zog van de Rubens-hype toen. Mijn vaste lijn was: hebben we iets concreets om een ontwerp aan vast te hangen?’
7
8
GESPREK
Discussies en processen Je legt graag de nadruk op de jaren 1613 tot 1617 als een doorbraakperiode van déze Rubens. ‘Ja, die klemtoon heb ik echt willen leggen en is ook nieuw. Rubens zocht zijn weg, niet altijd succesvol, maar in 1616 en 1617 is er de samenwerking met Hans van Mildert. Die is dan ook aan Rubens’ woning bezig en hij is betrokken bij de kerk van de Antwerpse jezuïeten, zoals Rubens. Rubens realiseert dan zijn eerste ontwerp in de Brusselse Kapellekerk, en dat is een doorbraak. Deze periode wordt ook de creatiefste genoemd als het gaat om Rubens als ontwerper van titelpagina’s. Daarin spreekt hij eigenlijk dezelfde ontwerperstaal.’ ‘Je moet weten: het tweedimensionaal weergeven van het architecturale ornament interesseerde Rubens vooral ook als schilder. Hij wilde in staat zijn om architectuur in twee dimensies weer te geven op zijn schilderijen én tegelijk was het handig om ook als ontwerper actief te zijn. Zijn diverse bezigheden komen dus samen. Zo zie ik het toch. Ik geloof daarom minder in Rubens’ ambities als architect. Rubens was geïnteresseerd in architectuur, maar dan als schilder.’ Hij werd ook geholpen door de sociaaleconomische context, schrijf je. Zo kwam er in 1606 een belangrijke richtlijn: werken in steen mochten voortaan ook door leden van het Sint-Lucasgilde worden uitgevoerd. Het privilege van het ambacht van metsers en steenhouwers verviel. Bovendien: ontwerpen werd in de Zuidelijke Nederlanden voor het eerst als een intellectuele bezigheid beschouwd. Disegno als oorsprong van alle kunsten. Vakmannen voelden zich gepasseerd door de nieuwe concurrenten. ‘Dat is heel belangrijk. Bouwen was het terrein van voornamelijk steenhouwers en metsers. De ordonnantie heeft dan ook tot veel discussies en processen geleid. De nieuwe beeldhouwers-architecten, zoals ze zichzelf noemden, identificeerden zich onder invloed van de Italiaanse renaissance meer
met intellectuelen en wilden het laken naar zich toetrekken. Maar disegni, getekende ontwerpen voor iets driedimensionaals, ontbraken nog grotendeels in hun praktijk. In die leemte probeerde Rubens te springen, en hij was niet alleen. Dat soort facetten is in het verleden te weinig benadrukt. Het was een belangrijke impuls voor de bloei van de barokarchitectuur.’ ‘Ik zie ook de relatie met zijn jonge leerling Lucas Faydherbe in dat licht. Faydherbe kwam als beeldhouwer niet zozeer bij Rubens in de leer om hem te helpen bij de realisatie van mixed media-projecten. Volgens mij wilde Faydherbe zich bij Rubens het ontwerpen van kleinarchitectuur eigen maken. Dat werpt een ander licht op hun relatie.’
Huis van wetenschap Ik bewonderde al lezend je detectivewerk, met al die diverse bronnen en bovendien ook erg veel materiaal dat verloren ging. Wat een kluwen! ‘Daar zie je stilaan meer belangstelling voor, voor wat er bij Rubens allemaal verloren is gegaan. Onder meer Arnout Balis, voorzitter van het Centrum Rubenianum in Antwerpen, gaf daar recent een lezing over. Ook dat facet komt in mijn studie tot uiting: soms weten we heel erg weinig. Voor het graf van bisschop Michael Ophovius dat Rubens zou hebben ontworpen, hebben we welgeteld één zin in het archief. Dit is onder meer daarom een bijzonder complexe materie, met veel ontbrekende puzzelstukken. Het is van een heel ander gehalte dan
Peter Paul Rubens, Aartsengel Michael verslaat Lucifer, olieverfschets op paneel, 64,8 x 49,6 cm, privécollectie
9
10
GESPREK
‘Vroeger bekeek men Rubens’ architecturale werk los van de rest van zijn oeuvre terwijl nu blijkt dat Rubens architectuur ook gebruikte voor zijn schilderijen.’ - Valerie Herremans
bijvoorbeeld Rubens’ schilderijen en de studies daarvoor. Het gaat stuk voor stuk om ingewikkelde dossiers. De bedoeling van het Corpus is overigens ook dat we uitgaan van het studiemateriaal en de opinies van Ludwig Burchard. Ook niet onbelangrijk om te weten.’ Tot slot: je ziet hier praktijken terugkomen die we kennen van de schilder Rubens, zoals hergebruik dankzij zijn Cantoor, natuurlijk de gravures die hij liet maken om zijn inventies te verspreiden, in eigen beheer of door een uitgever. ‘Klopt. Wat hij als schilder deed, is ook op dit terrein perfect van toepassing. Om dat te begrijpen moet je zijn deelontwerpen en totaalontwerpen opsplitsen. Zoals hij ook als schilder ontwerpen maakte voor volledige composities en voor onderdelen. Die laatste kon hij hergebruiken. Of ze werden hergebruikt, door leerlingen of mensen die ze in handen kregen. In dat geval was Rubens zelf er verder niet bij betrokken. Dat gebeurde ook hier en zo was er tot nu toe nog niet echt naar gekeken. Het komt er eigenlijk op neer dat men vroeger Rubens’ architecturale werk los van de rest van zijn oeuvre bekeek, terwijl nu blijkt dat alles met alles verbonden is en dat je dezelfde praktijken ziet terugkomen. En dat Rubens architectuur dus ook gebruikte voor zijn schilderijen.’
Hans van Mildert naar een ontwerp van Peter Paul Rubens, Aartsengel Michael verslaat Lucifer, albast, h. 252 cm, Zundert, Heilige Trudokerk
‘Ik ben blij dat ik de kans heb gekregen om dat allemaal bloot te leggen. Het KMSKA als wetenschappelijke instelling werkt al vele jaren intens mee aan het Corpus. Het gaat om een belangrijk samenwerkingsverband, dat door de aandacht voor het nieuwe museum misschien wat op de achtergrond raakt voor het publiek. Wetenschap en onderzoek met internationale ambities blijven in ons huis een belangrijke factor.’
Valerie Herremans, ‘Architectural Sculpture’, Corpus Rubenianum Ludwig Burchard, 22.4, 375 p., 115 kleurbeelden, 180 x 265 mm, uitg. Brepols – Harvey Miller, isbn : 978-1-912554-31-7 Het boek verschijnt in juli 2019.
11
12
WAT DOEN WIJ NU?
In deze rubriek stellen medewerkers van het museum zich voor. Een blik op de bedrijvigheid achter de museummuren, in de aanloop naar het nieuwe museum.
‘ONZE SCHILDERIJEN? WE HERKENNEN ZE METEEN!’ Wie? Beser Gumus Functie? Poetsdame Hoe lang actief in het museum? 11 jaar
DOOR VÉRONIQUE VAN PASSEL PORTRETFOTO JACQUES SONCK
Wat doe je? ‘Ik zorg voor het onderhoud van de werkplek en breng vergaderzalen op orde. Sedert de sluiting van het museumgebouw zijn de medewerkers op diverse locaties actief: de verschillende depots, de werfkeet en de kantoren achter het Centraal Station. Het is dus heel afwisselend. Met de dienstwagen trekken we van de ene naar de andere plek.’
Wat is het leukste aan je job? ‘Ik ben voor het KMSKA beginnen te werken in maart 2008. Ik hoorde van mijn collega’s dat ze er allemaal al zo lang werkten. En toen dacht ik: ga ik dit ook zo lang doen? En zie, ondertussen ben ik er al elf jaar.’ ‘Ik werk graag in het externe depot. Wanneer ik tussen de rekken poets, kijk ik in alle stilte naar de talrijke schilderijen die er hangen. En ik ben ook graag op kantoor, bij de andere collega’s. Maar het was nog leuker toen het museum open was.’
Het minst leuke? ‘De kortstondige voldoening van mijn werk. Daags nadien begint alles opnieuw. Maar dat hoort bij de job. Iedere functie heeft zo zijn kantjes.’
thee ter plaatse klaar, in de De Keyserzaal. Iedereen die wilde proeven of even wilde rusten kreeg een glaasje. Dat was voor mij een bijzonder moment. Ik wil het bij de heropening zeker nog eens overdoen!’
Het minst leuke moment? ‘Het wegvallen van collega’s die met pensioen gingen. Vroeger waren we met vijf. Het was een luidruchtige ploeg. Er werd veel gelachen. Nu zijn we nog maar met twee. En de overstap van het werk in een museumgebouw naar diverse buitenlocaties vanaf de sluiting, dat vond ik ook niet prettig. ’
Je lievelingskunstwerk? ‘Ik hou meer van oude meesters dan van moderne, zoals landschapsschilderijen met bergen, rotsen en zeeën, maar het liefst van al met bossen. En de Madonna van Fouquet. Ze is een prachtige vrouw, en tegelijk ook een moeder. Van Rubens kies ik het schilderij met de godin van de schoonheid en de liefde, met een engeltje met pijl en boog. Mijn collega en ik kennen de namen en titels niet zo goed. Maar wanneer “onze” schilderijen in een ander museum hangen, herkennen we ze meteen!’
Het leukste moment tot nu toe?
Blij dat je in een museum werkt?
‘In de week voordat het museumgebouw dichtging, wilden de publiekswerkers de bezoekers op een originele manier verwelkomen. Ik heb ze toen ontvangen met Turkse thee. In Turkije is thee schenken een teken van gastvrijheid. We maakten de
‘We werken momenteel voor een museum. Niet in een museum. Da’s toch wel een groot verschil. In mijn job althans. Ik ben benieuwd wat de toekomst zal brengen.’
13
Juliette Wytsman-Trullemans, Zomer aan de Maas, (1911), olieverf op doek, 101 Ă— 136 cm, KMSKA
TWEELUIK Uit het internationale aanbod van tentoonstellingen kiezen we er een. We leggen een rechtstreekse band met de collectie van het KMSKA.
SCHILDERENDE VROUWEN DOOR NANNY SCHRIJVERS
Berthe Morisot, femme impressionniste: zo heet de tentoonstelling die vanaf 17 juni loopt in het Parijse Musée d’Orsay en die eerder te zien was in Québec, Philadelphia en Dallas. Je kunt je afvragen: waarom niet ‘gewoon’ Berthe Morisot, impressionniste? Moest femme erbij? Blijkbaar is het voorlopig ook nog steeds geen automatisme om, als er gevraagd wordt wat impressionisten op te sommen, Berthe Morisot (1841-1895) te noemen… De KMSKA-collectie bewaart 87 kunstwerken van in totaal 46 vrouwen. Voor zover bekend, want wellicht hebben vrouwen met hun mannen meegewerkt zonder hun eigen naam te gebruiken. En er zijn ook nog wel wat ‘anonieme’ kunstenaars, van wie naam en geslacht moeilijk te achterhalen zijn. Een van de 46 is in elk geval Juliette Trullemans (1866-1925).
Landschappen met bloemen Trullemans kreeg haar eerste artistieke opleiding aan de beroepsschool van Bischoffsheim in Brussel, waar ze zich bekwaamde in het tekenen van bloemstukjes. Daarna volgde ze privéles bij Jean Capeinick, een Belgische kunstschilder die gespecialiseerd was in stillevens met bloemen en tropische planten. Bij hem ontmoette ze de schilder
De bloemen en planten baden in een zonovergoten wereld met veel lichtroze en paars.
15
16
TWEELUIK
Rodolphe Wytsman, met wie ze in 1886 trouwde. Hun werk is verwant qua stijl en onderwerp. Vaak stelden ze ook samen tentoon. Trullemans vertrok vanuit de bloemschilderkunst en legde zich later toe op landschappen waarin bloemen een grote rol blijven spelen. Telkens weer zie je de bloemen, planten of onkruid op de voorgrond en krijgen ze veel aandacht. Inspiratie zoekt ze (behalve in haar eigen tuin) in de omgeving van Brussel, de Maasvallei, de Kempense heide en aan de kust, terwijl haar vele buitenlandse reizen nauwelijks invloed hadden op de keuze van haar onderwerpen. Maar het werk van de impressionisten was wel de aanleiding om in openlucht te gaan schilderen. Later wordt haar palet nog helderder, onder invloed van het luminisme van Emile Claus (1849-1924). De bloemen en planten baden in een zonovergoten wereld met veel lichtroze en paars. Naar aanleiding van de vijftiende driejaarlijkse tentoonstelling in Gent in 1903 bespreekt Alida Wynanda (A.W.) Sanders van Loo haar werk voor Dietsche Warande en Belfort: ‘Enkel in bloemen, … vermogen vrouwen soms iets heel oorspronkelijks te geven en zijn dan dikwijls beter kolorist dan de man. Een van de beste voorbeelden hiervan is Juliette Wytsman, die ik, hoewel haar man ook groote verdienste heeft, hooger stel dan hem… Den laatsten tijd schijnt ze ‘t liefst op een bewogen terrein te schilderen. Haar achtergronden vormt ze dan meest door laag golvende heuvelen, soms met een beekje of een kleine rivier en op ‘t voorplan bloeien wijde uitgestrektheden bloemen, meest alle van dezelfde soort schermbloemigen: weegbree, dolle kervel, korenbloemen, brem of kollen. Ze ziet vooral buitengewoon mooi kleur. Haar man doet dit ook, maar minder eigenaardig.’
Openluchtimpressionisme Een jaar jonger dan Juliette Trullemans is de Antwerpse Anna Schenck (1868-1947). Zij trouwde in 1887 in haar geboorteplaats met de uit Edam afkomstige Johann Heinrich (Henri) Kernkamp. Ze begon haar schilderscarrière pas na haar huwelijk en signeerde haar werk met de naam van haar man. In Brussel was Schenck een leerlinge van de kunstschilder Ernest Blanc-Garin (1843-1916), en in Antwerpen van de landschapsschilder Henri Rul (1862-1942).
Kernkamp schilderde voornamelijk landschappen en stadsgezichten. Met name het Kempense landschap, zonsondergangen en landschappen met veel bloemen blijken haar favoriete onderwerpen te zijn. ‘Openluchtimpressionisme’, noemt zij het zelf. Net zoals de andere vrouwen in dit stukje, alle drie een generatie jonger dan Berthe Morisot, stuurt ze geregeld werk naar de salons en de driejaarlijkse tentoonstellingen. Alle drie nemen ze actief deel aan allerlei kunstenaarsinitiatieven en beschouwen ze hun werk niet als tijdverdrijf. Even een sprong in de tijd. Zoals bekend, wordt er in onze dagen voor gepleit om meer straten naar vrouwen te noemen. Een recente lijst uit 2017 maakt dat streven concreet: ‘Aangezien de Antwerpse straten tot nu toe relatief zelden [7%] een vrouwennaam kregen toegekend, heeft de stad Antwerpen een lijst opgesteld met vrouwen die op basis van hun verdiensten en een band met Antwerpen in aanmerking komen om een straat naar zich te laten vernoemen. De geselecteerden worden opgenomen in de algemene lijst met mogelijke toekomstige straatnamen.’ Ook Anna Kernkamp staat op de lijst. Kernkamp heeft die eer misschien extra verdiend door haar stads- en straatgezichten. Zo toont ze in De oude Heilige Antonius van Paduakerk in Antwerpen een plek die kort na 1904 een totaal ander uitzicht kreeg. Er werd toen besloten het oude kerkje af te breken. Dat maakte deel uit van het kapucijnenklooster van eind 16de en begin 17de eeuw. De zaalkerk met haar ene beuk en georiënteerd op het oosten is wat Anna Kernkamp tekende. In 1910 stond er al een nieuwe kerk op de Paardenmarkt, volgens de plannen van architect Jules Bilmeyer uit 1904. De neogotische parochiekerk staat haaks op de Paardenmarkt ingeplant en is in vergelijking met de vorige enorm groot.
Van realisme naar luminisme De Franse Marie Antoinette Marcotte (1869-1929) schilderde genrestukken, portretten, landschappen en bloemen. Haar vader was vanaf 1872 viceconsul in Antwerpen, waar zij bijna haar hele leven heeft gewoond en gewerkt. Al op jonge leeftijd volgde ze
17 tekenles, vooral naar levend model, en als negentienjarige ging ze naar Parijs voor een traditionele opleiding met de nadruk op figuurstudie. Met haar populaire en vaak sentimentele genrestukjes nam ze deel aan salons en tentoonstellingen in Parijs en BelgiĂŤ. Via het realisme evolueerde ze naar het luminisme. Ook Marcotte had bijzonder veel waardering voor het werk van Emile Claus en wilde graag bij hem les volgen, maar Claus nam geen leerlingen aan. Onder zijn invloed kwam er in haar latere schilderijen steeds meer licht en lucht. De onderwerpen zijn eenvoudig en niet het product van
kunstmatige ensceneringen, wel van rechtstreekse observatie. Onder de glazen hemel is een combinatie van een interieur- en een bloemstuk. De toeschouwer lijkt zich midden in de serre te bevinden, in een symmetrisch opgebouwde compositie met een effectvol perspectief in opvallend sterke kleuren. Het aantrekkelijke, verrassende doek komt modern over en staat ver van de traditionele bloemschilderkunst. In 1898 publiceert Gustave De Graef Nos artistes anversois. Notices Biographiques. In zijn overzicht komen 54 kunstenaars aan bod: 52 mannen en twee vrouwen: Marie Wambach de Duve en Marcotte.
Anna Kernkamp, De oude Heilige Antonius van Paduakerk in Antwerpen, 1904, olieverf op karton, 27 Ă— 36 cm, KMSKA
18
Wellicht vol goede bedoelingen – en typerend voor die tijd – schrijft hij in zijn portret van haar: ‘A l’encontre de la plupart des femmes-artistes, elle n’a ni la chevelure à la diable, ni l’affection des allures masculines,... Modeste, on dirait une bonne et brave jeune fille …’. Hij schrijft zeer lovend over haar inzet en besluit dat ze alles heeft opgeofferd: ‘Toutes les joies de la jeune fille et de la femme, dont sa grâce pouvait pourtant revendiquer une si large part.’.
Marie Antoinette Marcotte, Onder de glazen hemel, (1921), olieverf op doek, 97 × 118 cm, KMSKA
SOUVENIR
Vondsten uit de rijke museumcollecties en -archieven. Met een beknopt commentaar.
OP ZOEK NAAR DE PEDIGREE DOOR INGRID DE POURCQ
Een van de meest fascinerende aspecten bij kunstwerken is hun zogenaamde pedigree: de gedocumenteerde geschiedenis van het werk, met de respectieve eigenaars vanaf het moment van het maken tot nu. Die gegevens zijn erg belangrijk in het licht van de vraag naar authenticiteit en de waardebepaling. Voor kunstwerken die op veilingen van eigenaar veranderden zijn veilingcatalogi een onmisbare schakel om de pedigree te reconstrueren. Het KMSKA heeft een collectie van ongeveer 270 lopende meter veilingcatalogi. De oudste en meest unieke catalogi kwamen in 1935 in het bezit van het museum dankzij het legaat van Oscar Nottebohm. Dat bevatte 1737 veilingcatalogi, waarvan de oudste teruggaat tot het jaar 1738. De collectie werd sindsdien door aankopen en schenkingen verrijkt tot zo’n 30.000 exemplaren, waarvan ongeveer 4.800 van vóór 1935. Eén voorbeeld van hun belang: in 1999 maakte het KMSKA scans van 26 catalogi met unieke annotaties over aan het Getty Research Institute in Los Angeles, voor toevoeging aan de Getty Provenance Index, Sales Catalogs.
Handgeschreven De kwaliteit van de collectie-Nottebohm was al vóór haar overdracht aan het KMSKA gekend. De Nederlandse kunstkenner en verzamelaar Frits Lugt vermeldt ze in zijn vier volumes dikke Répertoire des catalogues de ventes publiques intéressant l’art ou la curiosité (1938-1987; ook online). Voor zijn onderzoek bezocht hij Oscar Nottebohm thuis, zoals hij in zijn inleiding vertelt: ‘M. Oscar Nottebohm nous a amicalement ouvert sa bibliothèque.’ Het belang van de collectie zit hem vooral in de talrijke handgeschreven aantekeningen, met de vermelding van prijzen en hier en daar ook namen van kopers. Dat
Het belang zit hem vooral in de talrijke handgeschreven aantekeningen, met de vermelding van prijzen en namen van kopers.
19
SOUVENIR
soort informatie is belangrijk voor de opmaak van een pedigree. Gedurende drie jaar, van 2012 tot 2015, heeft Karen Daghelet, toen bibliotheekmedewerker van het KMSKA, de 4800 oudste veilingcatalogi stuk voor stuk beschreven in de bibliotheekcatalogus. Ze keek ook de annotaties na waarin kopers vermeld worden. Doel: zien of het Musée d’Anvers als koper genoemd wordt en met welk kunstwerk in het museum het lot geïdentificeerd kan worden. Een complexe klus, omdat de oudere veilingcatalogi de titel van een kunstwerk vaak summier beschrijven en omdat de toenmalige toeschrijving aan een kunstenaar soms niet langer overeenkomt met de huidige. Bovendien werd een kunstwerk soms door een tussenpersoon aangekocht, die het nadien aan het museum schonk. Je moet het maar zien te achterhalen!
Bij het lotnummer 35 in de catalogus van de veiling-Drouot in Parijs (16 en 17 april 1869) staat geanoteerd: ‘Sedelmayer – acheté pour le musée d’Anvers en 1871 – frcs 1250’.
Frans Hals I, Vissersjongen, olieverf op doek, 74 × 61 cm, KMSKA
21
22
SOUVENIR
Nieuwe kennis Van de oudere veilingcatalogi bevatten er ongeveer zeshonderd aantekeningen van prijzen en/of kopers. Aan het eind van het project heeft Karen in deze catalogi 158 kunstwerken uit de KMSKAcollectie kunnen identificeren. Soms kenden de curatoren deze informatie al, bijvoorbeeld uit de commissieverslagen in het museumarchief, en soms ook niet. Zo leveren oude veilingcatalogi een mooie bijdrage aan het herkomstonderzoek door het museum en aan de kennis over de waarde van kunstwerken op het moment van de verkoop.
Annotaties en tekening in de marge van de Catalogue d’une belle et riche collection de tableaux (veiling in Antwerpen, 1 september 1817).
Wie een veilingcatalogus van het KMSKA wil raadplegen, kan opzoekingen doen in de online bibliotheekcatalogus. Er zijn uitgebreide zoekmogelijkheden, ook specifiek voor de informatie over veilingen. Je kunt online een documentaanvraag aan de bibliotheek richten en nadien in de leeszaal de gevraagde catalogus raadplegen. www.kmska.be/nl/collectie/Bibliotheek_archief/
INVENTARISNUMMER 1580
Helden in hun tijd, verguisd door de latere generaties. Het is het keiharde lot van veel kunstenaars. William Adolphe Bouguereau (1825-1905) is een markant voorbeeld.
VOLMAAKT EN VERGUISD
DOOR SISKA BEELE
Bouguereau behoorde tot een groep kunstenaars die tussen 1850 en 1900 enorme successen boekten, maar na de doorbraak van het modernisme uit de boot vielen. Zelden werd een reputatie zo vlug gekraakt als die van William Bouguereau.
William Adolphe Bouguereau, Zelfportret, 1895, olieverf op doek, 97,5 × 63,5 cm, KMSKA
Zijn dartele nimfen en onschuldige herderinnetjes waren eind 19de eeuw razend populair, maar al snel na zijn dood werd zijn werk bestempeld als de ergst denkbare kitsch. Maar zie, sinds de jaren 1980 staat Bouguereau weer in de schijnwerpers. Zijn werk hangt in gerenommeerde musea en is weer à la mode op de kunstmarkt. Fotografen, bloggers en ook tatoeëerders gebruiken het als inspiratiebron. Bouguereaus La jeunesse de Bacchus uit 1884 was onlangs nog opgenomen in een veiling bij Sotheby’s in New York. In dit wonderlijke schilderij verbeeldt Bouguereau een uitzinnig dansfeest met in de hoofdrol het godenkind Bacchus. Het werk was een icoon van de Franse academische schilderkunst, spectaculair van formaat – 331 bij 610 centimeter – en uitvoering. Het reisde de wereld rond, maar vond geen koper. Ook niet in Antwerpen, waar het schitterde op de wereldtentoonstelling van 1885. Op de wereldtentoonstelling van 1894 was Bouguereau opnieuw aanwezig in de Scheldestad en toen werd zijn werk wél opgenomen in een kunstcollectie: die van het KMSKA.
23
24
Zijn werk hangt in gerenommeerde musea en is weer à la mode op de kunstmarkt. Fotografen, bloggers en ook tatoeëerders gebruiken het als inspiratiebron.
Fabrikant van zoete dromen Even terug in de tijd. In 1846 meldt een jonge Bouguereau zich aan bij de prestigieuze École nationale supérieure des Beaux-Arts in Parijs. De ambitieuze jongen uit de provincie droomt van een glansrijke carrière als historieschilder. Hij volgt vlijtig de strenge opleiding, die hem voorbereidt op het schilderen van grote doeken met heroïsche taferelen uit de geschiedenis, Bijbelse scènes en stichtende voorstellingen uit de klassieke mythologie. Bouguereaus ijver wordt bekroond met de Premier Grand Prix de Rome, een beurs waarmee hij van 1850 tot 1854 kan studeren en werken in de Villa Medici in Rome. Bij zijn terugkeer debuteert hij op de Salon van Parijs met De triomf van de martelaar, een monumentaal religieus historiestuk. Bouguereaus carrière neemt snel een hoge vlucht. Met zijn hoogsteigen melange van oude tradities en nieuwe effecten bekoort hij zowel de ernstige Académie als het bourgeois salonpubliek. De Franse kunstwereld neemt hem op in haar hoogste gelederen. Hij mag gemeentehuizen en kerken decoreren en is een gewaardeerde gast op Salons in binnen- en buitenland. Bouguereau bedient ook de nieuwe generatie kunstliefhebbers. Zij willen geen nobele historiestukken meer, maar kunst die verstrooit, betovert en amuseert. Bouguereau wordt de geliefde en toonaangevende fabrikant van zoete dromen. Rijke verzamelaars tot in het verre Amerika kopen zijn sentimentele taferelen vol languissante Venussen en schattige boerenkinderen.
INVENTARISNUMMER 1580
William Bouguereau, La jeunesse de Bacchus, 1884, olieverf op doek, 331 x 610 cm
25
26
INVENTARISNUMMER 1580
De lijnvoering is perfect, de compositie origineel, het coloriet harmonieus, de lichtwerking fascinerend.
Opgeblazen en ontdaan van alle waarheid
The Antwerp Connection
Maar op dat moment loopt de grande peinture ook op haar laatste benen. Jonge kunstenaars verzetten zich tegen de versleten waarden van de academische traditie. Zij schilderen het eigentijdse leven in al zijn facetten en in een verrassend nieuwe stijl. Bouguereau, de populaire en duur betaalde Salonkunstenaar, wordt de kop van Jut. Conservatieve critici prijzen hem als de vaandeldrager van de academische stijl, van de edele en verheven kunst, maar progressieve literatoren als Emile Zola en Joris-Karl Huysmans verwijten hem juist die hang naar traditie en vakmanschap, en vinden zijn kunst een elegante leugen. In 1878 noteert Zola na zijn bezoek aan de wereldtentoonstelling: ‘Bouguereau […] een betoverende schilder die hemelse wezens ontwerpt, gesuikerde snoepjes die smelten als je ernaar kijkt. Hij heeft talent, als talent kan worden gereduceerd tot de vaardigheden om de natuur tot een dergelijke vorm aan te passen; maar het is een kunst zonder kracht, zonder vitaliteit, het is een schilderkunst die enorm is opgeblazen en ontdaan van alle waarheid.’ Een jaar later kruipt ook Huysmans in zijn kritische pen. Hij beschrijft in zijn Écrits sur l’art. L’art moderne, Le Salon de 1879 Bouguereaus naaktfiguren als: ‘opgeblazen ballonnen, zonder spieren, zenuwen of bloed’, met ‘banale hoofden’, precies ‘kleurplaatjes voor snoepdozen’.
Bouguereau blijft een fervente verdediger van de academische waarden. Hij heeft weinig voeling met de nieuwe ideeën van Gustave Courbet, Edouard Manet en hun aanhangers. Op de Parijse Salon van 1890 presenteert hij met De heilige vrouwen bij het graf een historiestuk dat nog maar eens getuigt van zijn virtuoze academische flair. Want Bouguereau fabriceert niet alleen zoete dromen. Als het moet, zet hij zich ook aan ernstige en droevige onderwerpen. Hij werkte het Bijbelse tafereel van Christus’ verrijzenis uit op groot formaat. De lijnvoering is perfect, de compositie origineel, het coloriet harmonieus, de lichtwerking fascinerend. Voor de conservatieve kritiek is het een volmaakt meesterwerk. In 1890 wordt Bouguereau bestuurslid van de Antwerpse Academie en moet hij naar aloude traditie een representatief kunstwerk en een zelfportret leveren voor het Museum van de Academiekers. Wanneer hij De heilige vrouwen bij het graf selecteert voor de Antwerpse wereldtentoonstelling van 1894, lijkt het vanzelfsprekend dat hij het doek een plek wil geven in de Akademische Galerij. De kunstenaar ontvangt voor zijn werk de royale vergoeding van 23.500 frank. Een jaar later schenkt hij een zelfportret als blijk van erkentelijkheid. Voortaan vertegenwoordigt Bouguereau, samen met zijn eminente vakgenoten Jean Auguste Dominique Ingres, Joseph Nicolas Robert-Fleury en Alexandre Cabanel, het Franse academisme in Antwerpen. Dat doet hij tot op vandaag.
William Adolphe Bouguereau, De heilige vrouwen bij het graf, 1890, olieverf op doek, 259 × 161 cm, KMSKA
27
28
LOEP Details op kunstwerken: ze kunnen een (verdwenen) wereld oproepen. In deze rubriek belichten we pittige voorbeelden en brengen we het verhaal dat erachter schuilgaat.
HET OOR VAN MALCHUS
DOOR NANNY SCHRIJVERS
Als een plaatje in een oude encyclopedie: dat is dit paneeltje. Allerlei voorwerpen en figuren, geschikt op een gouden achtergrond, beelden op gecomprimeerde wijze Christus’ lijdensverhaal uit zoals we dat in het Nieuwe Testament lezen. Het begint net voor het Laatste Avondmaal en eindigt als de dode Christus in het graf wordt gelegd. Veel ruimte heeft Goswin van der Weyden (14651538) niet nodig om, door het laten zien van de zogenaamde passiewerktuigen, de lijdensweg van Jezus samen te vatten: een stukje hout van 33,7 cm hoog en 25,2 cm breed! De dood aan het kruis staat centraal, met het kruis en Christus die ons zijn wonden toont. Daaromheen worden, als een soort van geheugensteuntjes, de scènetjes heel beknopt
weergegeven, zodat de toeschouwer zich alle episodes van het verhaal voor de geest kan halen. Dat is ook het opzet.
Tumult Met de Bijbel in de hand is het best doenbaar het verhaal te reconstrueren. De hamer, de spijkers en de nijptang: ze verwijzen naar hoe men Christus op het kruis nagelde en er later weer afhaalde… Of neem de apostel Judas (linksboven), die Christus zijn beruchte kus gaf. Door dat valse teken wisten de knechten van de hogepriester wie ze moesten arresteren toen Jezus na het Laatste Avondmaal met zijn leerlingen naar de Olijfberg ging. De dertig zilverlingen en de geldbeugel die Judas voor zijn verraad ontving zie je onder hem. In het tumult dat bij de arrestatie van Christus ontstond verloor Petrus zijn kalmte. Eerder op de avond was hij al zwaar op zijn tenen getrapt, toen Jezus aan zijn trouw twijfelde: ‘Petrus, Ik zeg je, voordat vandaag de haan (rechtsboven, red.) kraait, zul je drie keer geloochend hebben dat je Mij kent.’ (Luc. 22:34) Nu wilde hij zichzelf bewijzen: ‘Daarop trok Simon Petrus het zwaard dat hij bij zich had, raakte de knecht van de hogepriester en sloeg hem het rechteroor af. De knecht heette Malchus.’ (Joh. 18:10) Naast de Judaskus is het zwaard afgebeeld. Het rechteroor van Malchus plakt er nog aan. Goswin van der Weyden, Christus met de passiewerktuigen, (1507), het middenpaneel van de Triptiek van Antonius Tsgrooten, olieverf op paneel, 33,7 × 25,2 cm, KMSKA (links: detail)
30
MUSEUMMUZE
Welke kunstwerken uit de collectie van het KMSKA inspireren kunstenaars vandaag? En waarom?
MEUNIER, DE PERFORMANCEKUNSTENAAR DOOR WENKE MAST PORTRETFOTO ANS BRYS
Ria Pacquée (1954) is een van de grondleggers van de performancekunst in ons land. Daarnaast legt ze zich ook toe op de registratie van het dagelijkse bestaan. Deze zomer kunt u in Antwerpen haar expo They are looking at us, we are looking at them in het Middelheimmuseum bezoeken. ‘Ik was een jaar of twintig toen ik voor het eerst een performance of “happening” zag. Ik ben niet met kunst grootgebracht. Ook naar de academie ben ik nooit geweest. Het ICC was mijn school. (het Internationaal Cultureel Centrum was in de jaren 1970 dé plek voor avant-gardekunst in Antwerpen, WM) Ik was jong, zat vol woede, vol energie en verstond niets van de wereld. Maar de performances die ik daar zag, de directe confrontaties, die begreep ik meteen. In 1974 heb ik me aangesloten bij een groepje rond kunstenaar Marc Verreckt. Zo ben ik begonnen. Het gaf me een uitweg, een reden om de revolutie niet in cafés weg te drinken. Ik vond er een stukje van mezelf in terug.’
Spijt Er is uit die beginperiode niet veel bewaard gebleven. Wat deed je toen zoal? ‘Ik probeerde van alles uit. Ook op straat. Zo heb ik lege huizen te huur gezet. Het museum trouwens ook! Ik plaatste een groot “te huur”-bord voor het gebouw, met daarop een telefoonnummer. Dat werd dezelfde dag nog weggehaald, natuurlijk. Een performance is altijd vluchtig. Voor mij draaide het rond de actie op dat moment, de mensen die ter plekke aanwezig waren. Dat kan je niet vastleggen, dacht ik. Nu heb ik daar spijt van.’ Je bent in de loop der jaren meer gaan documenteren en werkt intussen vaak met foto en video. ‘Ik ben geëvolueerd van performance en bodyart naar “Madame” en “It” (twee personages die Pacquée in de jaren 1980 creëerde, WM). In die periode ben ik foto’s beginnen te maken. Later zijn daar ook video en geluid bijgekomen en ben ik meer begin-
31
32 ‘Ik probeerde van alles uit. Zo heb ik lege huizen te huur gezet. Het museum trouwens ook!’
- Ria Pacquée
nen te observeren en documenteren. Maar het performance-element is nooit verdwenen. Alles wat ik registreer tijdens wandelingen door de stad en op reis smelt samen in nieuwe fragmenten.’
Op een eiland Binnenkort opent je expo in het Middelheim met nieuwe installaties en performances. Je gaat in juni ook een maand op een eiland doorbrengen. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? ‘Het wordt geen Temptation Island! (lacht) In het beeldenpark is inderdaad een eilandje waar ik een maand lang elke dag van twaalf tot achttien uur zal zijn. Ik laat verder niemand toe. Wat ik juist ga doen, weet ik nog niet. Er zullen elementen staan die ik kan verwerken in een performance. Er komt een luidspreker om geluiden af te spelen en ik laat een hokje maken, zodat ik kan schuilen als het regent. Daarnaast ben ik een muur aan het bouwen met dertig vakjes voor kleine verslagjes die ik elke dag maak. Als de maand voorbij is, kunnen bezoekers die bekijken. Maar wat ik concreet ga doen – ook tijdens mijn andere performances – daar kan ik niets over zeggen. Dat beslis ik daar en dan. Dat betekent niet dat ik zomaar iets doe. De locatie ligt vast. Een week of twee voor de performance start het vooronderzoek in mijn hoofd. Wat ik doe komt er dan ter plekke uit. Als performancekunstenaar moet je flexibel zijn. Je geeft jezelf helemaal bloot.’
Romeinse crisis Je haalt veel inspiratie uit het dagelijkse leven, uit verre reizen, uit wat je ziet terwijl je door de stad wandelt. Kan ook oude kunst je inspireren? ‘Absoluut. Al heb ik een omgekeerd leerproces meegemaakt. Veel kunstenaars starten bij oude kunst en kijken systematisch meer naar moderne kunst. Ik ben grootgebracht met wat ik in het ICC zag. Wat er op dat moment in het KMSKA gebeurde, interesseerde me niet. Tot ik in 1996 vier maanden in Rome doorbracht in de Academia Belgica, in het kader van een artist in residence-programma. Ik werd overrompeld door de oude meesters. Alles wat er in Rome aan oude kunst is, heb ik gezien. Ik heb toen erg geworsteld met mijn eigen kunst. Er was al zoveel moois. Wat kon ik nog bijdragen? Hoe moest ik verder? Was ik toch niet beter naar de academie gegaan om te leren schilderen en beeldhouwen? Gelukkig heb ik dat weer van mij kunnen afzetten. Sindsdien bezoek ik geregeld musea met klassieke kunst.’ Welke werken uit onze collectie inspireren je? ‘Ensor natuurlijk, vooral De Intrige. Dat carnavaleske, ik vind het fantastisch. Om die reden ga ik ook graag naar het carnaval in Aalst. Maar dan wel op dinsdag, de dag van de “Voil Jeanetten”, en alleen ‘s ochtends. De stad is dan bijna verlaten, op de mensen die blijven doorvieren na. Hun maskers zijn scheefgezakt. De chaos, de geur van bier, dat losgaan tijdens carnaval ook. Het feit dat je alles durft als je een masker op hebt en je identiteit verliest. Of komt je ware aard dan juist boven? Ensor heeft dat prachtig vastgelegd. Je voelt de gekte, de waanzin op die maskers. Ik hou ook erg van het werk van Constantin Meunier. De heilige Stefanus bijvoorbeeld, dat is een performance op zich. Zo dramatisch, met dat bloed. In dit werk inspireert vooral de pose van Stefanus mij. En de thematiek: heiligen, rituelen en de verhalen daarrond. Daar herken ik vaak performance-elementen in.’
MUSEUMMUZE
Constantin Emile Meunier, Heilige Stefanus, 1867, olieverf op doek, 99 × 169 cm, KMSKA
Kun je ons tot slot nog een performancekunstenaar aanraden? ‘Een van de beste in België op dit moment is Boris Van den Eynden. Hij gaat heel ver in wat hij doet. Tegelijkertijd zit er altijd iets tragikomisch in zijn werk. Zeker de moeite om te ontdekken.’
‘Alles wat er in Rome aan oude kunst is, heb ik gezien. Ik heb toen erg geworsteld met mijn eigen kunst. Er was al zoveel moois.
They are looking at us, we are looking at them loopt van 25 mei tot 22 september 2019 in het Middelheimmuseum. www.middelheimmuseum.be
Wat kon ik nog bijdragen?’
- Ria Pacquée
33
34
GESPREK Elim, centrum voor psychotherapie, nodigt twee keer per jaar een beeldend kunstenaar uit. Met de werken kunnen de cliënten dag en nacht in dialoog gaan.
HELENDE KUNST DOOR ERIC RINCKHOUT
Het psychotherapeutisch centrum elim in Kapellen heeft sinds tien jaar een boeiende kunsttraditie opgebouwd. Kunstenaars als Anton Cotteleer, Arpaïs Du Bois, Ephameron, Kris Fierens & Tinka Pittoors, Johan Tahon en Karin Borghouts stelden er al tentoon. Camiel Van Breedam en Veronika Pot volgen. De cliënten – men vermijdt het woord ‘patiënten’ – kunnen een dialoog aangaan met de kunstwerken en de kunstenaars. ‘Kunst kan een psychotherapeutisch proces ondersteunen en bevruchten,’ zegt Joris Helssen, verantwoordelijke van elim (zie p. 39).
Schilderij zoekt mond Dit voorjaar was de Nederlandse schilder en beeldend therapeut George Meertens aan de beurt. Als therapeut werkt hij in het psychiatrisch ziekenhuis Bethaniënhuis in Zoersel, waar elim deel van uitmaakt. Hij staat er in voor de behandeling van alcohol- en medicijnverslaafden.
GESPREK
In elim stelde Meertens 14 schilderijen tentoon: op het eerste gezicht monochrome werken, maar schijn bedriegt. Er woelt en krioelt van alles op en onder de huid van het schilderij en er zit een zweem van figuratie in de abstractie: flarden van een landschap, een hoofd, een warreling van licht… Er is bovendien de materie zelf – de gladheid, smeuïgheid of weerbarstigheid van de verf – en er zijn de kleuren: grasgroen, vlezig roze, het blauw van de hemel of de gloed van erotiserend rood. Met Meertens’ werk zijn de elim-cliënten in dialoog gegaan: individueel of in groep. ‘Elim heeft in het gebouw een verstilde ruimte ingericht,’ vertelt George Meertens, ‘een cocon, waar je als kunstenaar je werken vier maanden kan tonen. De cliënten hebben er altijd toegang toe. Sommigen komen alleen kijken, anderen mediteren er, nog anderen schrijven erover of nemen elementen mee in hun eigen beeldende therapie en dus in hun eigen werk. Tijdens mijn tentoonstelling heeft iemand fysiek gereageerd op mijn werk: hij had de illustratie van een mond uit een magazine geknipt en heeft die over een van mijn kleine schilderijen gehangen. Er was niets beschadigd, hoor. Het leek alsof het schilderij een mond zocht om te spreken. Dat vond ik eigenlijk een mooi beeld. Ik heb niet met de man gesproken, maar ik weet wel dat het een reactie uit ongenoegen was. Of hij vond dat mijn werk onvoldoende communiceerde of te gesloten was, weet ik niet.’
Schilderen is strelen Heb je je werken geselecteerd met elim in het achterhoofd? ‘Zeker. Ik heb werken gekozen waarvan ik vind dat ze aansluiten bij de therapeutische praktijk en iets aanbieden waarmee de mensen die er in behandeling zijn een verbinding kunnen maken. Of waartegen ze zich kunnen afzetten.’
Wat zoek jijzelf in je werk? Wat druk je erin uit? ‘Mijn werkwijze biedt me houvast. Er is een kader, letterlijk. Het doek heeft vier zijden en een vooren achterkant. Ik maak keuzes: formaat en kleur. Horizontaal en verticaal aanbrengen van de verf: dat is het stramien waarin ik werk. Door laag over laag te werken kom ik tot een beeld, een kleurig beeld waarin het lichaam vertegenwoordigd is. Want het schilderij is voor mij een lichaam, een levend voorwerp. In het schilderij komen voor mij het geestelijke – de openheid – en het vleselijke – de begrenzing – samen.’ ‘Schilderen is alchemie, je probeert goud te maken. (lacht) Zo is het toch? Schilderen is ook strelen, het is een verlangen. Ik merk dat mijn schilderen steeds meer strelen – en minder schuren – geworden is: ik ben van de zachte hand. Dat heeft vermoedelijk met mijn werk als therapeut te maken.’ Schilder je in een trance? ‘Ik noem het liever overgave. Je moet goed luisteren naar wat je doet. Terwijl je schildert, ga je een dialoog aan met jezelf. Ik probeer werken te maken die waarde voor mij hebben. Naar die waarde ben ik op zoek’ Beschouw jij je schilderkunst als therapie? ‘Louise Bourgeois zegt dat ze therapeutische kunst maakt: ze verwerkt haar jeugdtrauma’s. Als ik een tijd niet schilder, mis ik het. Dan ontbreekt er iets, alsof mijn wereld verengt. Als ik schilder gaat mijn wereld weer open. In die zin is het therapeutisch.’ Daarna wil je je werk ook tonen. ‘Ja, de buitenwereld onderschat dat aspect. Je wil je werk tonen aan anderen op een zinvolle manier. Dat is het mooie van elim: daar komt mijn werk tot zijn recht. Er is de verstilling van die plek, het werk onttrekt zich aan de dagelijkse hiërarchie van de kunstwereld. Ik heb de indruk dat de cliënten erg openstaan voor mijn werk.’
35
36
GESPREK
George Meertens, Gulden brief 5, 2016, olieverf op papier, 40 x 30 cm, Courtesy George Meertens
GESPREK
‘Sommigen komen alleen kijken, anderen mediteren er, nog Wenen Hoe waren de reacties op je werk? ‘Betrokkenheid en nieuwsgierigheid, vragen en reflectie. Er zijn cliënten die gaan zitten, er zijn er die even binnenlopen of helemaal niets doen. Sommigen kiezen één werk om daarover te mediteren en te contempleren. Er ontstaat soms ook een bijna-fysieke betrokkenheid bij het kijken naar kunst: zelf heb ik dat bij Joseph Beuys en Jannis Kounellis. Ik kom uit de Limburgse mijnwerkersstreek, dus die kolenzakken van Kounellis betekenen wat voor mij.’ (lacht) Je had een sessie met cliënten over jouw werk? ‘Dat groepsgesprek met acht mensen vond plaats in de ruimte waar mijn schilderijen hangen. Eén cliënt vertelde dat het roze werk Ontvankelijk lichaam haar aansprak, omdat ze erg met haar lichaam bezig is en met vragen als: “Ben ik man, ben ik vrouw, wie of wat ben ik?” Een andere zei: “Er zitten geen voorstellingen in en toch is er veel te zien en te ervaren.” Een derde reageerde op iemand die op de vernissage was, het allemaal maar niks vond en wegging. Die cliënt is die vrouw achternagegaan en heeft haar overgehaald terug te komen, tijd te nemen om te kijken en dan pas een oordeel te vellen. Die vrouw gaf naderhand toe dat ze te snel was geweest met haar oordeel. Nou, dat vind ik heel mooi.’ ‘De vierde benaderde alles heel rationeel: hoe ik te werk ga, wat de betekenis van mijn werk is… Hij had het lastig om op de gevoelslaag te komen en de rationele bespiegelingen los te laten. Wat de werken met hem déden, daar kwamen we niet op uit. Ik herken die reacties vanuit de therapie: mensen die met hun verstand greep willen krijgen op de wereld. Zij verliezen het affectieve uit het oog, zoals iemand graag zien, iets graag doen, en waarom dat dan zo is.’
anderen schrijven erover of nemen elementen mee in hun eigen beeldende therapie.’
- George Meertens
GEORGE MEERTENS De Bredanaar George Meertens (1957) studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1976 tot 1981 volgde hij een opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten St. Joost in Breda en in Arnhem en Nijmegen volgde hij de opleiding Vaktherapie Beeldend (2003-2007). Hij had solotentoonstellingen in o.a. Museum De Pont in Tilburg (2011) en was in 2016 artist in residence in Van Gogh Huis, Zundert. Hij nam deel aan groepstentoonstellingen in Kiev, Kasteel Gaasbeek (Kairos Castle) en Museum Kranenburgh in het Noord-Hollandse Bergen (2015: Silence out Loud, samenstelling Joost Zwagerman). In 2018 nam hij deel aan het 14de International Painting Symposium Mark Rothko in het Mark Rothko Art Centre in Daugavpils, Letland. Publicaties: Sublacus (bij de tentoonstelling in De Pont) en Loutering, met o.m. een tekst van Joke Hermsen. www.georgemeertens.com
37
38
GESPREK
‘Als kunst kan choqueren, doen walgen, dan is het toch logisch dat kunst ook kan helen en genezen.’
- George Meertens Wat levert dat op in de therapeutische context? ‘Belangrijk is de therapeutische relatie die ontstaat tussen kunstwerk, cliënt en therapeut. Dat de cliënt zich openstelt voor nieuwe ervaringen en emoties. Veel mensen zijn daar bang voor. Het is anders dan wanneer je als individu naar een museum gaat. Pas op, ook daar gebeuren dingen: mensen beginnen te wenen voor een doek van Mark Rothko. Ik zag het ook op mijn tentoonstelling: bij één werk schoot het gemoed van een collega-schilder vol. Bij muziek gebeurt zoiets nog sneller, denk ik. Muziek werkt op een ander deel van de hersenen in.’ ‘Als kunst kan choqueren, doen walgen – want dat gebeurt – en tot nadenken stemmen, dan is het toch logisch dat kunst ook kan helen en genezen. Dat zit in dezelfde orde. Die helende factor is heel belangrijk voor mij: als kunstenaar en als therapeut.’ ‘Een kunstenaar als Joseph Beuys besefte ook hoe kunst iets in gang kan zetten: van een onherbergzame voetgangerstunnel onder een spoorweg maakte hij een afdruk met vet en parafine. Dat werk heeft, dertig à veertig jaar later, nog altijd een hogere temperatuur dan de omgeving en geeft nog altijd warmte af. Van iets onherbergzaams maakte Beuys warme kunst: een prachtig beeld van hoe kunst een helende factor kan zijn.’
George Meertens, Gulden brief IV, 2010, olieverf op doek, 50 x 40 cm, Courtesy George Meertens
De tentoonstellingen van elimart zijn in het weekend open voor het brede publiek. www.elim.be/elimart
GESPREK
ELIM? Elim in Kapellen richt zich als centrum voor psychotherapie op mensen voor wie een ambulante therapie ontoereikend is en een opname in een psychiatrisch ziekenhuis te verregaand. ‘Ze zijn vastgelopen in hun leven en ervaren een hoge lijdensdruk, maar ze zijn wel in staat een therapeutisch proces aan te gaan’, zegt verantwoordelijke Joris Helssen. Typisch voor elim is het inzetten van kunst via elimart: ‘Kunst geeft vorm aan ongevormde gevoelens, biedt herkenning, troost, nieuwe perspectieven en kan uitnodigen tot dialoog,’ aldus Helssen. ‘De zoektocht naar beeldend kunstenaars is voor curator Rob Bruyninckx niet altijd eenvoudig, want niet alles is geschikt. Sommige kunst, bijvoorbeeld van Philippe Vandenberg, kan te confronterend zijn. Aan de kunstenaar vragen we ook om een gesprek met de cliënten aan te gaan. Ook daarvoor is niet elke kunstenaar geschikt.’ Elimart zet niet alleen tijdelijke tentoonstellingen op. Van Kris Fierens en Paul Gees, en binnenkort van Tinka Pittoors, is er permanent werk te zien. Bovendien komt er een stille ruimte in openlucht: het eenvoudige, sierlijke paviljoen is een ontwerp van Studio Anne Holtrop.
39
40
AANBEVOLEN
Welke kunstenaar, welk museum of boek, welke stad of muziek hebben mensen-met-een-mening bijzonder getroffen? Wat willen ze u met de nodige passie aanbevelen?
‘ER IS MEER DAN WIJ WETEN’ DOOR LUCAS DE MAN PORTRETFOTO NICO KROON
Lucas De Man (°1982) is o.a. presentator, theatermaker, regisseur, oprichter en artistiek leider van Stichting Nieuwe Helden. Vier jaar lang was hij stadskunstenaar van Den Bosch in Nederland. Hij presenteert ook al jaren Kunstuur en Man en Kunst op NPO2. Deze zomer is hij gastcurator van TAZ#2019 (Theater aan zee).
Welke kunstenaar kan u diep ontroeren? ‘Ik ben altijd heel erg geraakt door de surrealisten. Dali en Magritte voornamelijk. Zij laten mij iedere keer weer zien dat er meer is dan wij denken, meer dan wij weten en meer dan er is. Ik houd van het idee dat dromen, het onderbewuste, het onwerkelijke en het onmogelijke ook voortdurend meespelen en meedoen in de dagelijkse realiteit.’
In welk museum dwaalt u graag rond? ‘Ik vind het vreselijk moeilijk één museum te kiezen aangezien ik voor mijn tv-werk al vier jaar bijna elke week in een museum rondloop. Ze zijn ook zo anders. De bouwstijl van Teylers Museum in Haarlem is fantastisch, de vibe maakt Voorlinden in Wassenaar zo aangenaam toegankelijk, de gekheid van de Verbeke Foundation in Kemzeke geeft energie. Maar ook in het buitenland heb ik zulke mooie musea gezien... Nee, sorry, ik kan niet kiezen.’
AANBEVOLEN
Salvador DalĂ, De bekoring van Sint-Antonius, 1946, olieverf op doek, 89,5 x 119,5 cm, KMSKB
41
42
De Bruegelretrospectieve in het Kunsthistorisches Museum Wenen is tijdens de kunstbeurs ‘Art Cologne’ uitgeroepen tot beste tentoonstelling van 2018 in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland! Manfred Sellink, directeur van het KMSKA, was curator van deze blockbustertentoonstelling, samen met Sabine Pénot, Elke Oberthaler en Alice Hoppe-Harnoncourt van KHM Wenen en Ron Spronk van de Queen’s University Kingston, Ontario.
‘Wat zijn wij toch allemaal bange, kwetsbare wezens, met een theatrale zucht naar zelfbevestiging.’
- Lucas De Man
Welke tentoonstelling heeft u met plezier bezocht? ‘Een van de mooiere tentoonstellingen die ik mocht zien, zonder andere mensen erbij, was de Bruegelretrospectieve in Wenen. Ik vind zijn detaillistische werk zo ontzettend goed. En vooral dat ik daar alleen met mijn filmploeg mocht doorheen lopen was echt een uniek en een beetje overdonderend moment.’
Welke muziek zetten we voor u op? ‘Ik ben een muziekconsument, meer dan een connaisseur. Ik kan heel goed meegaan met een vibe. Soms wil ik muziek om te dansen, soms om te vrijen, soms om te huilen, soms om gewoon even te zijn en meer niet. Terwijl ik dit schrijf, zou ik muziek willen om weg te dromen... Misschien een beetje Norah Jones, zoals op haar eerste cd Come Away With Me.’
In welke cultuurstad wilt u gerust verdwalen? ‘Ik verdwaal heel graag in steden. Als ik niet te veel indrukken wil, dan houd ik meer van steden waar je het gevoel hebt dat je er woont, zoals Berlijn, Londen of Kopenhagen.... Als ik geprikkeld wil worden heb ik liever steden die uitdagen, zoals Buenos Aires, Shenzhen, Seoul of Boedapest.’
43 Welk boek kan u blijven lezen? ‘Een van mijn favoriete boeken is Choke van Chuck Palahniuk. Met vlijmscherpe dialogen, een eigen beeldtaal en humor legt Palahniuk de eenzaamheid in onze huidige maatschappij bloot. Elk personage komt liefde tekort en zoekt bevestiging in de meest extreme vormen van verslaving of aandachttrekkerij. Toen ik het boek voor het eerst las dacht ik: wat zijn wij toch allemaal bange, kwetsbare wezens, met een theatrale zucht naar zelfbevestiging. Heerlijk! Fightclub, een ander boek van Palahniuk, vond ik trouwens ook indrukwekkend.’
Welk talent zou u graag bezitten? ‘Ik zou het talent willen bezitten om alle talen van de wereld te spreken. Dan zou ik beter kunnen luisteren en nog beter kunnen doorvertellen.’
Lucas De Man hangt Theater aan Zee (TAZ) in Oostende deze zomer vast aan het thema ‘betrokkenheid’. Met Stichting Nieuwe Helden benadert hij dat op diverse niveaus: van de toekomst van onze democratie tot het gevaar van de groeiende ongelijkheid, van de betrokkenheid van de maker met zijn publiek tot die van het publiek met de wereld. ‘Betrokkenheid’ is een oproep tot plaatsbepaling: waar staan wij als mensen en kunstenaars in de wereld, wat willen, kunnen en moeten we doen? TAZ (Theater aan Zee) vindt vanaf 31 juli tot 10 augustus plaats in Oostende, op diverse locaties in de stad. www.theateraanzee.be
Het Teylers Museum in Haarlem werd in 1778 opgericht als ‘boek- en konstzael’.
44
OP DE COVER
VAN TEKENING NAAR WANDTAPIJT Anne Bonnet (1908-1960) maakte aan het eind van haar leven ontwerpen voor wandtapijten. Eén daarvan siert de cover van deze ZAAL Z. Een kennismaking. Anne Bonnet is aanvankelijk een autodidact in de schilderkunst en volgt pas iets voor haar dertigste les bij Jacques Maes aan de academie van Sint-Joostten-Node. Samen met Louis Van Lint en Gaston Bertrand, met wie ze daar bevriend raakt, sticht ze in 1939 La Route Libre. Ze komen op voor een grotere onafhankelijkheid en meer persoonlijke inbreng van jonge kunstenaars. In 1945 is Bonnet een van de stichtende leden en stuwende krachten van La Jeune Peinture Belge en vanaf 1951 maakt ze deel uit van de kunstenaarsvereniging Kunst van Heden. Bonnet schildert heel picturaal. Eerst gaat het om portretten en landschappen, vanaf omstreeks 1949 werkt ze in een geometrische en lyrisch abstracte stijl en in de jaren vijftig maakt ze alleen nog abstracte schilderijen. Eind jaren vijftig komen daar ontwerpen voor wandtapijten bij. Drie van haar wandtapijtkartons werden geweven in Brussel, bij de Manufacture Chaudoir. De composities van Bonnet zijn helder en weloverwogen opgebouwd. Het beperkte aantal levendige kleuren is harmonisch op elkaar afgestemd, en je ziet een subtiel spel van tonen en schakeringen. In Composition sur des thèmes typographiques, een wandtapijt dat Bonnet voor de Koninklijke Bibliotheek van België ontwerpt en dat in 1959 wordt ge-
DOOR ELSJE JANSSEN
weven, houdt ze rekening met de specificiteit van het textiele medium: de monumentaliteit ervan, het weren van perspectief in het tweedimensionale vlak. De grond bestaat uit vlakken met grijstinten, de overzichtelijke compositie is afgelijnd en de motieven zijn goed leesbaar: een doorboorde hand, Romeinse en Hebreeuwse letters, de blauwe zonnecirkel met puntig uitwaaierende stralen in oranje en grijs, de eenvoudige sterren tussen de stralen. In de rechterbovenhoek staan op een blauwe grond symbolen of tekens, waaronder een slak. Het is dit detail waarvan Bonnets ontwerp in de KMSKA-collectie aanwezig is. Het is niet in spiegelbeeld gemaakt, zoals gebruikelijk als men wandtapijtkartons omzet in geweven wandkleden. In vergelijking met het wandtapijt valt meteen op dat de figuren daar vereenvoudigd zijn. De kleurschakering van de pasteltekening is ook veel subtieler, gedetailleerder en geraffineerder dan de uitvoering in wol. In het ontwerp is de creatieve hand van Bonnet duidelijk zichtbaar en voelbaar.
Anne Bonnet, Detail van een ontwerp voor het wandtapijt in de Albertina in Brussel, pastelkrijt op papier, 70 x 122 cm, KMSKA. Op de cover van dit nummer is een fragment van dit ontwerp afgebeeld. Wandtapijt Composition sur des thèmes typographiques, geweven in atelier Chaudoir, wol en katoen, 257 x 445 cm, 1959, Koninklijke Bibliotheek Albertina Brussel.
OP DE COVER
45
46
ZAAL Z
De zalen van het KMSKA op het Zuid zijn geletterd, van A tot W. ZAAL Z opent een nieuwe, papieren zaal. Reacties welkom op zaalz@kmska.be ZAAL Z is een GRATIS uitgave van het Eigen Vermogen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) en verschijnt in maart, juni, september en december. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen is een instelling van de Vlaamse overheid en het enige Vlaamse museum met een wetenschappelijk statuut. De belangrijkste opdrachten van het KMSKA zijn het behoud, beheer en de verdere uitbouw van de collectie; de ontsluiting en de wetenschappelijke studie van de collectie; tentoonstellen van objecten en de uitbouw van een publiekswerking. Het KMSKA onderschrijft de statuten van ICOM, the International Council of Museums.
JAARGANG 8 / NR 29 / JUN - AUG 19 VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Manfred Sellink, Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen REDACTIE Siska Beele, Pieter Bosmans, Elly Buggenhout, Karen Daghelet, Veerle De Meester, Patrick De Rynck, Wenke Mast, Eric Rinckhout, Nanny Schrijvers, Véronique Van Passel COÖRDINATIE Véronique Van Passel EINDREDACTIE Patrick De Rynck WERKTEN MEE AAN DIT NUMMER Siska Beele is conservator 19de eeuw, Karen Borghouts is fotograaf, Lucas De Man is presentator, regisseur en artistiek leider, Ingrid De Pourcq is bibliothecaris, Patrick De Rynck is freelanceredacteur, Elsje Janssen is wetenschappelijk directeur Collecties, Wenke Mast is medewerker Marketing en Communicatie, Eric Rinckhout is freelancejournalist en publicist, Nanny Schrijvers is conservator Collecties, Jacques Sonck is fotograaf, Véronique Van Passel is wetenschappelijk medewerker Collectieonderzoek, Jesse Willems is fotograaf FOTO’S Bibliotheek KMSKA: p. 2, 22 Karin Borghouts: p. 48 Ans Brys: p. 30 Koninklijke Bibliotheek Albertina Brussel: p. 45 KMSKA – Lukas-Art in Flanders vzw, d/arch: p. 3, 28, 29 KMSKA – Lukas-Art in Flanders vzw, Hugo Maertens: cover, p. 2, 3, 15,17, 18, 20, 23, 26, 33, 45 Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel/ foto: J. Geleyns - Art Photography: p. 3, 41 Nico Kroon: p. 40 KHM-Museumsverband Wenen: p. 42 Peter Maes: p. 6 George Meertens: p. 3, 34, 36, 38, 39 Rijksmuseum, Amsterdam: p. 4 Rubenianum, Antwerpen: p. 9
Sabam: cover, p. 41, 45 Sotheby’s New York: p. 2, 24-25 Jacques Sonck: p. 13 Teylers Museum Haarlem: p. 43 Adri Verburg: p. 10 Jesse Willems: p. 5 Erratum ZAAL Z 28 p. 26: Bijschrift Jean Michel Basquiat, Per capita, uit het legaat Ghesquière, is geen olieverf op doek maar een genummerde zeefdruk. DRUK Die Keure, Brugge GRAFISCH ONTWERP Linde Desmet PAPIER Cover en binnenwerk: Arctic Volume Highwhite LETTERTYPES Scala, Din, Memphis OPLAGE 4.000 ex. ISSN 2294-0316 ZAAL Z wordt gedrukt met bio-inkt op papier afkomstig uit duurzame bosbouw in een CO²-neutrale drukkerij.
Niets van deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd auteursrechten op de illustraties te regelen volgens wettelijke bepalingen. Wie meent toch zekere rechten te doen gelden, kan zich tot de uitgever wenden.
2
47 Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is vanwege renovatiewerkzaamheden gesloten. U vindt onze collectie ondertussen op verschillende locaties in binnen- en buitenland.
IN DIT NUMMER
INLICHTINGEN T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be BIBLIOTHEEK & ARCHIEF bezoek na afspraak, op donderdag gesloten Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen T +32 (0)3 242 95 81 of archibib@kmska.be
WAT DOEN WIJ NU?
‘Wanneer ik tussen de rekken poets, kijk ik in alle stilte naar de talrijke schilderijen.’ Beser Gumus, poetsdame > 12-13
SOUVENIR
Veilingcatalogi en wat je er aan waardevolle kennis uit kunt halen > 19-22
GESPREK
Een verrassende Rubens, doorgelicht in een nieuw volume van het Corpus Rubenianum
CORRESPONDENTIE Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be Vrienden van het KMSKA vzw Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen Secretariaat bereikbaar op dinsdag en donderdag van 10 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur. T +32 (0)3 237 75 09 F +32 (0)3 238 30 25 of info@vkmska.be
ANTWERPEN Onze-Lieve-Vrouwekathedraal REÜNIE. Van Quinten Metsijs tot Peter Paul Rubens tot 31/12/2019 Handschoenmarkt, 2000 Antwerpen www.dekathedraal.be OOSTENDE Mu.ZEE Dromen van parelmoer. De ENSOR-verzameling van het KMSKA in Oostende tot 31/03/2020 Romestraat 11, 8400 Oostende www.muzee.be DROGENBOS FeliXart Museum Moderne kunst uit het Interbellum tot 31/12/2019 Kuikenstraat 6, 1620 Drogenbos www.felixart.org LUXEMBURG Musée National d’Histoire et d’Art Drama and Tenderness. Flemish, Spanish & Italian Art of the Baroque tot 30/06/2019 Marché aux Poissons, 2345 Luxembourg www.mnha.lu
Auteur Valerie Herremans > 4-11
KMSKA geniet de steun van
TWEELUIK
Drie impressionisten uit de collectie. Drie vrouwen Werk van Trullemans, Schenck en Marcotte > 14-18
INVENTARISNUMMER
William Bouguereau: ooit succesvol, later misprezen en nu weer en vogue. Het museum bezit twee werken van hem. ‘De heilige vrouwen bij het graf’ > 23-27
WIL U EEN GRATIS ABONNEMENT? Surf naar www.zaalz.be en vul het formulier in. Dan krijgt u voortaan ZAAL Z in uw brievenbus. VEEL LEESPLEZIER!
ZAAL Z – 2019 29
Foto Karin Borghouts
ZAAL Z
Rubens, de interieurontwerper / TWEELUIK Drie impressionisten, drie vrouwen / INVENTARISNUMMER William Bouguereau, weer in de mode / MUSEUMMUZE Ria Pacquée / GESPREK Kunst inzetten voor de geestelijke gezondheid / AANBEVOLEN Lucas De Man GESPREK
JG 8 / NR 29 / JUN - AUG 19
KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN