Luchtvaartkennis - 2020 | 3

Page 1


INHOUD

ISSN 1381-9100

secretaris.luchtvaartkennis@knvvl.nl www.luchtvaartkennis.net

Redactie

Arno Landewers (hoofdredacteur)

Loet Kuipers

adviseur: Harm J. Hazewinkel

redactieadres:

Arno Landewers

Zuiderkruis 16 2665 WS Bleiswijk tel.: 06-43778843

email: alandewers@gmail.com

Voorzitter Afdeling

Luchtvaartkennis

Loet Kuipers

Livingstonelaan 1250 3526 JV Utrecht tel.: 030-8785187

email: loetk@hotmail.com

Secretaris/Penningmeester

Frank van de Goor

Jan van Eyckgracht 68 5645 TJ Eindhoven tel.: 06-20654521

email:

secretaris.luchtvaartkennis@knvvl.nl

Luchtvaartkennis is het officiele orgaan van de KNVvLAfdeling Luchtvaartkennis/Air-Britain Netherlands Branch

Luchtvaartkennis verschijnt 4 maal per jaar (half maart, half juni, half september, half december) en is voor leden gratis. Losse abonnementen EUR 37 Opgave voor abonnenmenten bij Loet Kuipers (adres hierboven).

Meldingen niet ontvangen nummers: secretaris/penningmeester (voor leden) of voorzitter (voor abonnees).

Het overnemen van gegevens of artikelen uit Luchtvaartkennis en/of verspreiden daarvan is toegestaan voor niet commerciële doeleinden, mits onder duidelijke bronvermelding. Toezending van overgenomen artikelen wordt op prijs gesteld

Restauratie van een Poolse (maar ook Nederlandse) Spitfire (door Jan Willem  de Wijn)

Italiaanse driedekkers ­ de Breda­Pensuti en de Sarri Vampiro (door Harm J. Hazewinkel)

Het web­ luchtvaarthistorie op Internet (door Frank van de Goor)

De Kranich­ een beroemd zweefvliegtuig (door Neelco Osinga)

De Douglas 100­tons bommenwerper (door Kees Rijzebol)

In model: onbekende oude Fokkers (door Rob Hamann)

Boekbesprekingen

De Fokker T.V voor de LA­KNIL ­ een fase in de ontwikkeling van de T.V  bommenwerper (door Frits Gerdessen)

Biografische bouwstenen: Frans van Breemen Mutaties Nederlands Luchtvaartuig Register (door Arno Landewers)

Douglas DC­4, later bekend als DC­4E. Op blz 89 vindt U meer over een aantal  ontwerpen voor zware bommenwerpers van Douglas, waarvan er een aantal op de  DC­4 waren gebaseerd.

LUCHTVAARTKENNIS is het oudste luchtvaart historische tijdschrift in Nederland. De onderwerpen richten zich met name op de luchtvaartgeschiedenis van Nederland en de (al dan niet voormalige) overzeese gebiedsdelen, maar ook worden regelmatig andere onderwerpen uit de luchtvaartgeschiedenis belicht In  LUCHTVAARTKENNIS wordt vooral aandacht geschonken  aan onderwerpen  die elders niet zo  vaak aan  de orde komen, of die niet in de meer gangbare literatuur te vinden zijn.

Binnen de redactionele formule van LUCHTVAARTKENNIS is nadrukkelijk ruimte voor het plaatsen  van  door lezers ingezonden  artikelen,  waaraan  nauwelijks beperkingen worden gesteld behalve dan dat LUCHTVAARTKENNIS publiceert over onderwerpen die elders al niet uitgebreid behandeld zijn

Heeft U een artikel of onderwerp voor handen? Neem dan contact op met de redactie (gegevens in het colofon).

Foto's voorpagina

Boven: De eerste door het Nederlandse Spitfire Fonds betaalde Spitfire "Java" P8327 in april 1941. (Foto: Regeringsvoorlichtingsdienst, Londen)

Onder: Kranich PH-103. (Foto: Neelco Osinga)

Restauratie van een Poolse (maar ook Nederlandse) Spitfire

De tweede Nederlandse Spitfire "Sumatra" P8331 voordat hij in Poolse dienst trad. (Foto: Regeringsvoorlichtingsdienst)

Jan Willem de Wijn

Een berichtje in Flypast van juli: “Rare Spitfire Mk.IIb to fly again in the UK”1  Het gaat om de P8331 die met de code RF­M  op 13 mei 1941 in dienst trad bij RAF’s 303 (Polish) squadron. Bij het artikel stond een artist impression van deze machine met  op de neus de naam “Sumatra”. Een Nederlandse connectie?

Zes weken nadat de P8331 in gebruik was genomen verloor Commander Piotr Łaguna van de 1 Polish Fighter Wing het leven in de machine tijdens een aanval op het vliegveld van  Calais Laag vliegend geraakt door vijandelijk vuur crashte de P8331 vlak naast het "Duitse" vliegveld. Daar bleef het wrak  liggen totdat het Calais War Museum in 1986 samen lokale luchtvaartarcheologen zo’n veertig procent van de resten wist te bergen. De Merlin-motor werd  tentoongesteld  in  het museum, maar vond in 1990 zijn weg naar Engeland. Daar heeft Scott Booth  het plan  opgevat om alle gevonden  onderdelen weer terug te bouwen tot een compleet vliegtuig,  maar ook om het luchtwaardig te maken en ermee te gaan  vliegen. In FlyPast zegt de oprichter van het Spitfire P8331  Restoration Project daarover: “We hebben de registratie GKOSC aangevraagd vanwege de band van het toestel met het  303 ‘Kosciuszko’ squadron en de Poolse vliegers die ermee  gevlogen hebben.” De plannen zijn om binnen zes tot twaalf maanden met de herbouw te starten en klaar te zijn in 2025.

Dan zou gevlogen kunnen worden als onderdeel van de Polish  Memorial Flight tijdens het 85-jarig jubileum van de Battle of Britain  en  bij de herdenkingen  rond 80  jaar VE-Day,  de bevrijding van  Europa. En  boven  Nederland,  zouden  wij willen toevoegen, na lezing van het onderstaande!

Ruim honderd Spitfires gesponsord

Terug naar de naam "Sumatra" op de P8331. Wat had Piotr Łaguna van dat Poolse squadron met het Indonesische eiland?

Zijn doopceel leverde geen  enkele band op.  Maar van  dit specifieke type Spitfire (Mark  IIb) zijn  slechts 170  exemplaren gebouwd,  waarvan  een  groot aantal als "Dutch

Presentation Spitfires" Nederland  was dan  wel vanaf mei 1940 bezet,  maar Nederlands-Indië was nog  vrij. En  in  de Gordel van Smaragd lieten de inwoners zich niet onbetuigd.  Overal werden  lokale comités inzamelingsacties gehouden.  Doel: “Door middel van collectes onder de vrije  Nederlanders over de gehele wereld geld bijeen te brengen  om een bijdrage te leveren aan de oorlogsinspanningen van  Geallieerden.” Dat gebeurde onder de noemer van  het in  augustus 1940  opgerichte Netherlands Indies Spitfire Fund  waaraan Prins Bernhard  zijn  naam verleende door een  samenwerking met het Prins Bernhard Fonds2 (dat vandaag  de dag nog  steeds bestaat als het Prins Bernhard  Cultuur Fonds). De enige tegenprestatie die de Indische steden,  regio’s en  eilanden  vroegen,  was dat het vliegtuig  dat zij sponsorden voorzien  zou  worden  van  de naam van  de sponsor. De Poolse Spitfire P8331 “Sumatra” was dus ook  een  beetje Nederlands,  want betaald  met Nederlands geld,  ingezameld op Sumatra.

Eerste Spitfires

De eerste vermelding van een lokaal Spitfire fonds in Indië is op Oost-Java Op 12 september 1940 meldt een lokale krant dat een Spitfire 37.500 gulden kost en dat daarvan gisteren al 25.000 op  een  dag  binnen  is geharkt3 Die dag  wordt een  bedrag van vijfduizend Engelse ponden (38.000 gulden) via het Prins Bernhard Fonds overgemaakt naar Engeland om er een Spitfire "Java" mee te sponsoren. Die krijgt de registratie P8327. Vier dagen later wordt de "Sumatra" (P8331) als tweede betaald.  In  Engeland  reageert de minister van  Vliegtuigenproductie, Lord  Beaverbrook,  verheugd: “Uwe

patriottische geste verlicht onze harten in de ogenblikken van  crisis. Zij is een prachtige demonstratie van vertrouwen in de  overwinning en toewijding aan de gemeenschappelijke zaak  van de Nederlandsche en Britse volken. Ik verzeker u dat de  vliegtuigen overeenkomstig uw verlangen zullen worden  gedoopt en door Nederlandsche piloten (althans wanneer zij  beschikbaar zijn) zullen worden gevlogen ”4

Hele squadrons

Die eerste twee vliegtuigen  zijn  slechts een  voorbode In  kranten verschijnen  kolommen  vol goede gevers voor de Spitfire-acties, met onderscheidingen  voor maandelijkse gevers. Om de paar dagen  is er weer voldoende binnengekomen om een  volgend  jachtvliegtuig mee te bekostigen Ook  bedrijven  willen  zich  van hun  beste kant laten zien. Zo  lapt Billiton,  de NV Gemeenschappelijke Mijnbouwmaatschappijen samen  met personeel 5.000 pond  voor een  eigen  Spitfire "Billiton". Ook  rubberbedrijf "Fei  Yue" sponsort een gelijknamig toestel. Op 7 november is het zover, dan heeft Nederlands-Indië geld voor twaalf Spitfires overgemaakt; “Het eerste eskader is compleet” kopt de krant Trots prijken  de namen  van  de naamgevers achter de overmakingsdata. “Vooral de overzeese gebiedsdelen in Oost  en West droegen in eerste instantie veel bij tot de bloei van  het fonds. Gedurende de oorlog werd ongeveer twintig  miljoen gulden bijeengebracht. Meer dan de helft hiervan is  overgemaakt aan de Nederlandse regering voor de  financiering van bommenwerpers (32 Lockheed Hudsons),  drie motortorpedoboten, de torpedojager ‘Jan van Galen’ en  een Dakota­hospitaalvliegtuig voor de ML­KNIL in  Australië"5 . De rest van het geld werd aan de Britse regering  overhandigd als bijdragen in de aanschaf van ruim honderd  Spitfire-jagers en  ander oorlogsmaterieel,  zoals drie nachtjagers van  een  onbekend  type,  zes tanks en  veertien  Bren gun carriers Overigens was de opzet van dit fonds geen  Nederlands initiatief,  soortgelijke wervingsacties waren  in  Britse kolonies al eerder gestart en succesrijk.

Verjaardagscadeau

De vaart zat er in  Nederlands-Indië goed in.  In  Suriname

Vaste maandelijkse bijdragen waren  ook mogelijk. (coll. Coert Munk)

werd ook een actie gehouden die een eigen Spitfire opleverde (P8364). De in  Oost-Indië verzamelde Rotterdammers zamelden samen voldoende in voor een Rotterdamse Spitfire (P8365). Tevens kwam er eentje op naam te staan van OAB,  oftewel de vereniging  van  onderofficieren  "Ons  Aller  Belang". Met het geld dat over was van het eerste squadron  wordt in  november 1940 een  doorstart gemaakt met een  tweede squadron van twaalf vliegtuigen. Eind november staat de teller op  zeven  stuks: "Ceram" (P8342),  "Batavia" (P8330),  "Bandoeng" (P8338),  "Merapi" (registratie onbekend),  "Soebang" (P8332),  "Toba" (P8369) en  "OAB" (AB206).

Besloten wordt om wat extra publiciteit te creëren rond deze actie: het zevental wordt op 30  november symbolisch  als verjaardagscadeau aangeboden  aan  de dan  66-jarige Sir Winston Churchill Die geste wordt zeer gewaardeerd, zoals de Britse leider in een annonce in de Oost-Indische bladen  aan  alle deelnemers liet weten.  In  de eerste week  van  december blijven  de inkomsten  doorgaan.  Er kunnen  eigen  Spitfires besteld  worden  namens "Medan" (P8343),  "Banda" (P8333) en "Sumbawa" (P8329). Dan missen er nog  twee om een  tweede squadron  vol te maken.  Door Medan  worden separaat op 6  december nog  gelden voor twee machines gefourneerd.  Die moeten  genoemd  worden  naar twee van hun vulkanen (de link met vuurspugers ligt voor de hand). Het gaat om de "Sibayak" (P8368) en  de "Sinaboong" (P8376, ook wel als P8377 vermeld). Zo kunnen  binnen drie maanden  twee complete squadrons met 24  Spitfires worden geleverd

De bij die namen behorende registraties zijn ontleend aan een  lijst met registraties van 92  "Netherlands East Indies (Government) sponsored" Mk.II Spitfires waarvan  beide gegevens bekend  zijn6 De lijst is gebaseerd op  het boek  "Gifts of War" van Ray Sturtivant en Henry Boot waarin een  kleine duizend gesponsorde Spitfires met naam en toenaam staan (met de toevoeging dat er veel meer zijn waarvan de combinatie niet kon worden gemaakt). Dat gold ook voor 22  Nederlands-Indische Spitfires (wel naam,  geen  registratie).

Bij elkaar gaat het dus in  ieder geval om 114  stuks met wortels in het verre Indië. Dat komt dan overeen met zo’n  tien procent van alle Presentation Spitfires.

Verliezen

Het verging  die eerste twee dozijn  Nederlands-Indische Spitfires overigens niet al te best We begonnen dit verhaal met de crash van de P8331 "Sumatra" bij Caen na getroffen  te zijn  door FLAK Dat was binnen  twee maanden na aflevering. De P8327 "Java" wordt binnen drie maanden in  dienst van 308  (Polish) squadron  boven  Frankrijk  neergeschoten door een Duitse jager In dezelfde maand komt boven Frankrijk de P8330 "Batavia" tijdens een dogfight in  botsing met een  Messerschmitt BF109.  De vlieger van  het Poolse 303 RAF squadron weet met de beschadigde Spitfire terug te vliegen  naar Ramsgate waar het tijdens de crashlanding volledig wordt vernield. Een andere Spitfire van  303 squadron (P8329 "Sumbawa") komt in juli 1941 bij een  landing op  de zachte ondergrond  van Martlesham Heath  ondersteboven terecht en wordt afgeschreven

Zo’n vroege "Nederlands-Indische" Spitfire Mk.IIb  is ook  boven Nederland  verloren  gegaan: op 21  september 1942  stortte de "Madura" bij Haamstede in zee nadat het waarschijnlijk tijdens een aanval op een schip werd getroffen  door Duits FLAK In  het Verliesregister 1942  van  de Studiegroep Luchtoorlog  is dit verlies opgenomen  onder nummer T1852  als een  Spitfire Mk.Vb  in  dienst van  het Amerikaanse 335 Fighter Squadron/4FG7 Het boek over de Nederlandse Presentation  Spitfires houdt P8339  aan,  maar houdt het op een Spitfire Mk.IIb van RAF’s 121 squadron8. Die laatste optie lijkt logischer gezien de registratiereeks De gulle gevers van de "Surinam" hadden bij hun sponsoring een  voetnoot ingebracht: na afloop van de oorlog wilden ze graag  hun Spitfire of overblijfselen ervan terug krijgen om er een  monument van  te maken. Dat werd  echter niet meteen  toegezegd9. Dat kon ook moeilijk want deze P8364 van 74  squadron werd  al op 6  mei 1940,  negentien  dagen  na aflevering van  de fabriek,  vermist boven  het Franse Gravelines op  een  missie om Blenheim-bommenwerpers te

beschermen.

"Soebang"

Onderdeel van het tweede eskader gesponsorde Spitfires is de "Soebang" (deel van Java) waarvoor de betaling plaatsvindt op 30  november10 In  Engeland  krijgt Spitfire P8332  deze naam. Waarschijnlijk  werd  die niet in  de fabriek in  Castle Bromwich aangebracht,  maar begin  april 1941  door Maintenance Unit 45  die dit toestel klaarstoomde voor operationeel gebruik11. Het aanbrengen van de naam op de toestellen gebeurde volgens voorschriften  met een  bepaald  lettertype en een hoogte van vier inch (ruim een decimeter) Op 21  april wordt de "Soebang" met de code ZD-L afgeleverd aan 222  (Natal) squadron  van  de RAF op  Coltishall. De machine wordt vooral ingezet op  konvooipatrouilles en op "sweeps" boven Frankrijk. Op 23  augustus raakt P8332 beschadigd, waarna via verschillende Maintenance Units herstel volgt Maar geen  operationele inzet meer.  Op 1  april 1942  wordt de "Soebang" overgedragen van de RAF aan de Royal Canadian Air Force (RCAF). Aan boord van de SS "Manchester Escort" komt deze van oorsprong "Nederlandse" Spitfire in mei in Canada (Ontario) terecht In  de gelederen  van  No.  1 Training  Command wordt deze machine (inmiddels voorzien van de registratie A166) maar zonder de Nederlands-Indische naam gedurende de oorlog  ingezet als een  instructiemodel en  promotiemiddel. Later wordt deze Spitfire in 1959 tijdens de Canadian National Exhibition in Toronto tentoongesteld om uiteindelijk in 1964 terecht te komen in de museumcollectie van de Canadese luchtmacht In 1966 krijgt de machine de code SO-P van 45  squadron  RCAF.  Na een  verhuizing  in  1986 naar het National Aviation Museum in Ottawa werden  in juli 1988  de oorspronkelijke code en registratie weer aangebracht, evenals de naam "Soebang".  Ze heeft verschillende musea van binnen gezien, maar staat nu in de WWII Gallery van het Canadian War Museum in Ottawa Van  de "Soebang" verscheen  in 2011  van AZ  Models een  1:72  model bouwdoos met de huidige (en  vroegere) identiteit P8332/ZD-L.

Hier wordt gewerkt aan de  "Bandoeng", ook een cadeautje  voor Churchill. (Foto:  Regeringsvoorlichtingsdienst, Londen)

Links: Indische Courant, 16 december 1940; rechts: Soerabaijasch Handelsblad, 6 december 1940 Onder: P8329 "Sumbawa". (Foto: Regeringsvoorlichtingsdienst, Londen)

Buren: P8331 en P8332

Bovendien: "It is the only surviving Presentation Spitfire" schrijft Philip Markham van de Friends of the Canadian War Museum, het belang benadrukkend van de "Soebang"12 In dit artikel is geconcentreerd op de eerste twee eskaders die eind  1940 vanuit Nederlands-Indië werden  gesponsord.  Uit het dossier over de jaren 1940-45 van het Prins Bernhard Fonds komt naar voren dat met name Nederlands Oost-Indië goed  was voor naar schatting 114 Spitfires, waarvan 92 met een  registratie en  gedoopt met een  naam en 22  met een  naam waaraan geen registratie kon worden gekoppeld. Niet alleen  het vroege type Mk. IIb, maar bijvoorbeeld ook van de latere Mk. Vb’s. Van beide typen vloog een "Bandoeng".

Nu doet zich  dus het feit voor dat van  het zeldzame type Spitfire Mk.IIb  niet alleen  een  exemplaar nog  bestaat (de "Soebang") maar dat ook nog ’s zijn leven begon als Indisch  cadeau voor Winston  Churchill En dan wordt er nog  een  exemplaar herbouwd,  mogelijk  zelfs tot vliegende staat: de "Sumatra" waarmee we dit artikel begonnen. Dus twee unieke

soortgenoten die ooit ook  (als resp.  P8331  en  P8332) tijdgenoten en in Castle Bromwich naaste buren waren; beide met een weinig bekende Hollandaisesaus overgoten!

Met dank aan Harry van der Meer

1. FlyPast, July 2020, P.9

2 Nationaal Archief, 2.19.034,  Prins Bernhard  Spitfire fonds,  Geschiedenis, 7.

3 Soerabaijasch Handelsblad, 12 september 1940

4 Bataviaasch Nieuwsblad, 20 september 1940

5 Soerabaijasch Handelsblad, 9 november 1940

6 Nico  Geldhof,  Nederlanders bekostigen vuurspuwers voor RAF, LUCHTVAARTKENNIS 1997/3, 71

7 Geldhof, LUCHTVAARTKENNIS 1997/3, 69

8 Nico Geldhof en Luuk Boerman, Dutch Presentation Spitfires, Dutch Profile 4, (2006) 39

9 SGLO, Verliesregister 1942, blz. 62, T1852

10 Geldhof/Boerman, Dutch Presentation Spitfires, 32 11. J. Verheul, “Tot stand gekomen met steun van..50 jaar Prins Bernhard  Fonds 1940-45” (Zutphen 1990).

12 Indische Courant, 16 december 1940

13 Philip Markham, Factsheet 8, Friends of the Canadian War Museum;  Vickers-Armstrong Supermarine Spitfire Mk.IIb, serial nr P8332 (2010).

14 Markham, Factsheet 8, Spitfire Mk. IIb, P8332, p 1

ITALIAANSE DRIEDEKKERS

De Breda­Pensuti en de Sarri Vampiro

De Ricci driedekkers waaraan in LUCHTVAARTKENNIS 3/2019 aandacht werd besteed, waren niet de enige lichte Italiaanse  vliegtuigen in die tijd die in deze configuratie werden uitgevoerd  Onder de zeven vliegtuigen die in 1919 werden ingeschreven voor de competitie voor lichte vliegtuigen van de Lega Aerea Nazionale (L.A.N.) waren liefst drie driedekkers. Die andere twee  worden nu hier beschreven. De auteur dankt Gert den Herder en Kees Kort voor hun hulp; de laatste stelde ook nog twee foto’s  van Ricci driedekkers ter beschikking

Pensuti

De driedekker ontworpen door Emilio Pensuti Speranza (1890-1918) was eigenlijk  niet bedoeld  als licht sportvliegtuig, maar reeds gedurende Eerste Wereldoorlog als licht verbindingsvliegtuig, een soort “vliegende (motor)fiets”. De eenpersoons machine werd  gebouwd  bij de Caproni fabriek, waar Pensuti testvlieger was Pensuti verongelukte echter toen zijn Caproni Ca.4 in 1918 in brand vloog De eerste vlucht van zijn lichte driedekker vond enige tijd later plaats met luit. Ludovico Montegani aan  het stuur. Het toestelletje bleek te voldoen aan de verwachtingen van de omgekomen ontwerper, onder meer door op te stijgen binnen twintig meter.  De motor was een  35 pk  Anzani Y.  Het driedekkertje, dat niet in  de reguliere Caproni reeks ontwerpen werd  opgenomen,  werd  in  Jane’s van  1919 vermeld als Pensuti-Caproni (en  in  latere publicaties als Caproni-Pensuti) maar de Caproni fabriek verloor weldra de interesse in het toestel. Na het einde van de oorlog verdween de behoefte aan het vliegtuigje in de daarvoor bestemde rol. Het zou  dus ook niet worden  aangeschaft, gezien ook  de onzekere situatie van de Italiaanse luchtvaart in die tijd

Interesse voor het ontwerp bestond echter wel bij de Breda fabriek (Società Italiana Ernesto Breda) te Milaan. De familie van Pensuti droeg het ontwerp over aan dit bedrijf, dat het nog eens onder handen nam, de staart wijzigde en een andere, sterkere motor installeerde,  volgens sommige bronnen  een tiencilinder Anzani van  90 pk,  volgens andere een 80  pk Breda achtcilinder Nu  bekend  als Breda-Pensuti B.2,  werd het ingeschreven voor de L.A.N competitie van 1920. Weer gevlogen door Montegani behaalde het hier een  eervolle tweede plaats, achter de Macchi M.16 Verdere productie

Caproni­Pensuti in oorspronkelijke  configuratie.

vond echter niet plaats. De enige Breda-Pensuti kreeg later de civiele registratie I-BADZ  en  werd  in  december 1926 uitgeschreven

Technische gegevens Pensuti­Caproni (Breda­Pensuti tussen  haken):

Motor 1Anzani Y van 35 pk (1 Breda 8-cil. Van 80 pk))

Spanwijdte: 4,- m (6,- m), lengte: 3,80 m (6,-m), hoogte: 2,40 m, geladen gewicht: 230 kg (650 kg), max. snelheid: 95 km/u (140 km/u), plafond: - (5000 m), vliegduur: - (2 ½ uur). (Gegevens Jane’s 1919, 1922)

Sarri “Vampiro”

Een van die drie driedekkertjes van de L.A.N. competitie was de “Vampiro”,  ontworpen  door Tommaso  Sarri Sarri, waarschijnlijk geboren in 1885 te Trani (Apulië), studeerde in  zijn geboortestad en in Rome, waar hij in 1910 zijn eerste vliegtuig bouwde,  de “Adriano  I” Na de oorlog  ontwierp Sarri voor de L.A.N competitie een  kleine driedekker, waarvan de bouw werd toevertrouwd aan de Officine Carlo Bestetti te Arcore in  Noord-Italië Het was in  een  aantal opzichten een opmerkelijk ontwerp. Zo had het geen kielvlak, waarvan de functie was overgenomen door de ondervleugel. Ook opmerkelijk was de aanwezigheid van een neuswiel, in die tijd vrij ongebruikelijk. Als motor was een Anzani van 35 pk aangebracht.

De bouw moest natuurlijk niet te veel kosten en de Officine Bestetti had  er daarom voor gekozen  veel onderdelen  te gebruiken van een Hanriot HD-1 jachtvliegtuig, een type dat in de Eerste Wereldoorlog ook door de Italianen was gebruikt.

Links: Breda­Pensuti met  gewijzigde staart. Onder: Breda­Pensuti als  I­BADZ.

Sarri “Vampiro”. (Foto:  via Kees Kort)

Maar de bouw ging langzaam; men kan zich voorstellen dat het niet de hoogste prioriteit genoot Toen op 5 juli 1920 de vliegtuigen  gepresenteerd  moesten  worden,  was de “Vampiro” dan ook nog niet gereed. De eerste vlucht werd  pas gemaakt in december 1920 door Cesare Redaelli op het vliegveld van Arcore. Hij voerde een of meer vluchten rond  het terrein  uit,  maar bij de landing  ging  het mis De “Vampiro” werd  ernstig  beschadigd,  al kwam de piloot er gelukkig goed af. De “Vampiro” zou met enige verbeteringen  wellicht een bruikbaar vliegtuig hebben kunnen worden, maar de tijden waren  moeilijk  en  het vliegtuig  werd  niet meer opgebouwd.

Sarri ontwierp later nog een tweemotorig verkeersvliegtuig,  de Sarri 1 “Italia”, gevolgd door een Sarri 2 en 3, die verder geen vervolg kregen. Hij werkte bij Breda, maar verdween zo  zeer in  de vergetelheid  dat zelfs geen  overlijdensdatum bekend is.

Technische gegevens: Motor: 1Anzani van 35 pk Spanwijdte: 6,- m,  lengte: 4,- m,  hoogte: 2,50 m,  vleugeloppervlak: 21,6  m2, leeggewicht: 280 kg,  snelheid  (berekend) 120 km/u

Bronnen: Giorgio Evangelisti,  Un  progrettista ancora poco  noto  : Tommasso Sarri ; Wikipedia : Caproni-Pensuti triplane Fantastic World War I Triplanes, inAir Progress, Spring 1962

Onder: Ricci R.9 op Villacoublay. (Foto: via Kees Kort)

Geheel onder: de tweede Ricci R.6, uit 1931/32. (Foto: via Kees Kort)

HET WEB ­ Luchtvaarthistorie op Internet

Frank van de Goor

Frank Whittle

Zo'n 90  jaar geleden  kwam Frank  Whittle met zijn eerste ideeën voor een  straal- /gasturbinemotor In  eerste instantie was er in Groot Brittannië echter geen belangstelling voor zijn  ideeën en verliep het door hem aangevraagde patent in 1934  door geldgebrek. In Duitsland pikt Hans von Ohain de ideeën  ook op en startte de ontwikkeling van zijn versie, gebaseerd  op dezelfde uitgangspunten, maar dan  in  een  axiale uitvoering Rond 1936  ziet men  eindelijk  ook in  Groot Brittannië de grote belofte van de turbojet in en kan Frank  Whittle zijn  versie verder ontwikkelen  en  uiteindelijk  gaan  produceren

https://frankwhittle.co.uk www.midlandairmuseum.co uk/jet.php https://youtu be/gKxsfE5Na8A https://en.wikipedia.org/wiki/Hans_von Ohain

Aircraft Year Book

Het Aircraft Year Book Project is een online archief van de Aircraft Year Books uitgegeven  door de Aeronautical Chamber of Commerce of America Inc De Aircraft Year Books zijn een uitstekende primaire bron van informatie voor onderzoekers over de luchtvaart historie De serie begint in  1919 en loopt door tot begin jaren zestig. De boeken zijn op  zich niet zeldzaam, maar het kan moeilijk zijn om toegang tot de boeken te krijgen. Vanwege de waarde van de informatie die de boeken bieden en omdat niet iedereen toegang heeft tot deze boeken,  maakte het Aviation  History  Online Museum een online archief van de Aircraft Year Books Door op de (blauwe) link van de beschikbare jaargang te klikken krijg je toegang.

www.aviation­history.com/acyb/acyb html

Forgotten Airfields in Europe

Een website met een  overzicht van  gesloten, vergeten  en  minder bekende vliegvelden in Europa Op de homepage is e.e.a per land  en  regio  gerangschikt. Van  de opgenomen  vliegvelden is informatie en  zijn  afbeeldingen  enz te raadplegen Aanvullingen zijn altijd welkom. www.forgottenairfields.com/index.php

Lost – Dutch Aviators lost in WW2

Rob Philips (1952-2010) ontwikkelde de data voor dit "Memorial Archive" In deze studie worden alle Nederlanders genoemd die in  de periode 1940-1945  zijn omgekomen  of vermist bij de RAF & FAA in  actie,  in  Europa Ook  Nederlands-Indië is opgenomen.  Een  uitgebreide database biedt links naar het personeel dat in de tekst wordt genoemd.  Via de website home page (Aircrew Remembered) is daarnaast nog veel meer soortgelijke data beschikbaar. http://www.aircrewremembered com/lost­rob­philipsmemorial­archive­homepage.html

Airport History

De website AirportHistory  wil de rijke en  kleurrijke geschiedenis van  's werelds grootste luchthavens tot leven  brengen. Op de site vinden een aantal artikelen over bestaande maar ook enkele nooit gebouwde (burger)luchthavens op onze wereldbol. www.airporthistory.org

RAF Museum Laarbruch

Het eerste en enige Royal Air Force Museum van Duitsland  met herinneringen aan 45 jaar aanwezigheid van de Royal Air Force te Laarbruch, Weeze en de Niederrhein. Het museum werd in 2007  geopend  en  bevind  zich  in  en  rondom het voormalige RAF-Station kerkgebouw. Als u het museum wilt bezoeken lees dan vooral de parkeerinstructies goed. www.laarbruch­museum.net

Avio Brug/Boarding Bridge

Vliegtuigslurf, passagiersbrug, Avio brug,  boarding  bridge: zomaar een aantal benamingen voor de overdekte toegang die op luchthavens wordt gebruikt om passagiers droog en veilig  in of uit het vliegtuig te krijgen. Over het ontstaan van dit stukje gronduitrusting is op het web het volgende te vinden https://nl.wikipedia.org/wiki/Vliegtuigslurf www.airporthistory.org/boarding­bridge­1 html https://en wikipedia org/wiki/Jet_bridge www.youtube.com/watch?v=X1lmuoJpgkQ

Vliegbasis Soesterberg

De voormalige vliegbasis Soesterberg heet tegenwoordig Park  Vliegbasis Soesterberg. Op deze site vindt u informatie over de verborgen geschiedenis van deze voormalige vliegbasis. Bijvoorbeeld het grote fotoarchief van  Dik  Top.  Onderverdeeld in  tijdvakken  en  onderwerpen  die de hele historie van de vliegbasis Soesterberg omvatten www.parkvliegbasissoesterberg nl

Op de site "Vliegbasis-Soesterberg" en  "Soesterberg  Air Base" is ook veel info te vinden Vooral veel foto's. www.vliegbasis­soesterberg nl https://soesty.webs.com

Voor wat meer diepgaande historische informatie m.b.t Soesterberg kunnen de volgende websites van belang zijn. www.sls39­45 nl/home/ www.bunkerinfo nl/2016/11/vliegbasis­soesterberg html

Uit de oude filmdoos

Birth of a Giant. Deze korte (± 30 min.) documentaire vertelt het verhaal van  het ontwerpen, bouwen  en  testen  van het grootste Canadese vliegtuig van zijn tijd - de Canadair Argus De Argus,  een  maritiem verkenningsvliegtuig,  werd  ontworpen en vervaardigd door Canadair voor de Canadian  Forces. https://youtu be/424oXB6­44Y

De ogen van de vloot. Documentaire uit 1989 over de toen  70-jarige Marine Luchtvaartdienst. Lengte ± 40 min. https://youtu be/CAjqTufzbC8

Basis Soesterberg, 3-delige documentaire. https://youtu be/E0TNJT8nFsg https://youtu be/PiJeuvAgKkA https://youtu.be/c5wIo9Ic2gQ

Luchtvaartkennis Forum: https://groups.io/g/LVK-ABNL

De Kranich­ een beroemd zweefvliegtuig

Neelco Osinga

Zweefvliegopleiding

Voor enig  begrip  van  de plaats van  de Kranich  in  de zweefvliegwereld is uitleg  over de sololesmethode noodzakelijk, voor en  na de oorlog  de gebruikelijke lesmethode. De leerling  zat alleen  in  het lesvliegtuig,  een  “Schulgleiter”. Het was heel omslachtig: eerst met de neus in  de wind  de kist recht houden.  Soms werd  de kist voortgetrokken over het veld  met een  auto  of met de lier,  zogenaamde sledevaarten.  Vervolgens werden  kleine hopjes gemaakt met een rubberkabel of lier. Tenslotte werden echte hoogtestarts gemaakt Kraken  waren  hierbij natuurlijk  onvermijdelijk Zweefvliegen  was een  sport voor echte volhouders. De fijne kneepjes moest men zichzelf aanleren.  Bekend waren de ESG, SG-38 en Zögling, maar er waren veel meer typen “Schulgleiters”. Pas na de oorlog kwam het

dubbel besturingsonderricht (DBO) van de grond, hoewel ook  toen nog vele Schulgleiters werden gebouwd

De betere leerlingen mochten van de Schulgleiter overstappen  op een overgangszweefvliegtuig zoals de Grunau Baby Dit zweefvliegtuig was heel geschikt voor gebruik  in de clubs,  eenvoudig en  robuust met zeer acceptabele prestaties.  Wereldwijd was de Baby populair Er zijn zeker 6000 stuks gebouwd

Prestatievliegtuigen in Nederland

Na het overgangszweefvliegtuig  kwam het prestatiezweefvliegtuig in beeld. Nederland had daarvan slechts zeven: twee Condors II,  waarvan  een,  onverkocht,  nooit heeft

Gekraakte ESG PH­186; Teuge augustus  1948.

Kranich PH­189 op Ypenburg.

gevlogen. De andere werd door vleugelbreuk in 1937 met Jan van der Meer als piloot in de wolken onherstelbaar beschadigd, maar landde veilig.  Voorts waren  er twee Rhönbussards en  het prototype van  het Nederlandse zweefvliegtuig V-201 Tenslotte was er in ons land  een  Kranich tweezitter, een ontwerp van de Duitser Hans Jacobs.

Hans Jacobs

Hans Jacobs, 1907-1994, behaalde in Hamburg zijn examen als scheepsbouwkundig ingenieur. In  1927 kwam hij in  dienst van het Rhön Rossitten Gesellschaft (RRG) op de Wasserkuppe als ontwerper van zweefvliegtuigen. Het RRG was een samenwerkingsverband van het zweefvliegcentrum op de Wasserkuppe in het Rhöngebergte en Rossitten op de Kurische Nehrung aan de Oostzeekust, nu Russisch Alexander Lippisch, beroemd ontwerper van zweefvliegtuigen werd  zijn  chef en  leraar Jacobs ontwierp een hele reeks bekende zweefvliegtuigen. Om de hogeschool van het zweefvliegen bereikbaar te maken ontwierp hij in  1935 de tweezitter Kranich, in 1940 verbeterd tot Kranich II. Hij was inmiddels hoofdontwerper bij de DFS,  Deutsche Forschungsanstalt für den  Segelflug  in  Darmstad.  Dit was

Schneider Grunau Baby IIb (PH­214, Hoogeveen, mei  1975).(foto: Fred Goth)

wereldwijd het toonaangevend wetenschappelijk centrum voor het zweefvliegen

Vliegtuigbouw in Duitsland was na de Tweede Wereldoorlog absoluut taboe Jacobs wierp zich op de fabricage van houten meubelen om zijn  gezin  te kunnen  onderhouden.  Voedsel kwam voornamelijk  uit eigen  tuin. Na de oorlog  werden buiten Duitsland nog  Kranichs en  door Jacobs ontworpen Olympia’s en  Weihes gebouwd.  De tekeningen  van  de Olympia werden  gratis ter beschikking  gesteld  omdat de Olympia de competitie voor het beste Olympisch zweefvliegtuig had gewonnen Zweefvliegen zou een Olympische sport worden, maar door de oorlog zijn  die spelen er niet gekomen Toen het zweefvliegen in Duitsland weer was toegestaan  ontwierp  Jacobs in  zijn  vrije tijd  de Kranich III. Behalve de naam en het feit dat het een tweezitter was, had de Kranich III niets gemeen met de I en II Van de veertig stuks die Focke Wulf begin  jaren  vijftig  bouwde bestaan er nog  ongeveer dertig,  een  teken  dat het een kwalitatief hoogwaardig vliegtuig is.

In 1977 was Jacobs eregast bij de Internationale

Hans Jacobs

Oldtimerrally in  Münster van  de Vintage Glider Club.  Hij sprak daar zeer onderhoudend  over zijn  scheppingen,  maar gaf toe dat hij meer plezier had in watersport dan in zweefvliegen2

Kranich

Hans Jacobs schreef in een artikel over de Kranich in het mededelingenblad van de ISTUS (Internationale Studienkommission für motorlosen Flug, december 1937, nr 5) dat hij geen concessies had gedaan aan de kosten. De ISTUS was opgericht voor de sportieve kanten van het zweefvliegen. De Kranich is erg complex geconstrueerd Om enig idee te krijgen van  de kosten  van  een  Kranich: een  Opel Kadett kostte in die jaren 495 Rijksmark, een Kranich 4.450! Behalve in Rusland (de Stakhanoviets) was er tot dan geen vergelijkbare tweezitter. Bij Flugzeugbau Schweyer in Ludwigshafen werd de Kranich in productie genomen Jacobs werd later medefirmant.

Voor en tijdens de oorlog werd de zweefvliegerij in Duitsland ingezet ten  behoeve van de opleiding van jonge piloten. Achteraf weten we dat militaire belangen vooropstonden. Al eerder werd  geschreven  dat zweefvliegers werden  opgeleid door middel van  de sololesmethode In  het Nazi-Duitsland was het zweefvliegen onderdeel van het NSFK, Nazional Sozialistisches Flieger Korps geworden De beste leerlingen die op de Grunau Baby vlogen kregen toen als “Belohnung” een voortgezette opleiding aangeboden op de Kranich. Omdat dat een hele eer was, was de belangstelling hiervoor groot. Op de Kranich leerden die jongens, meisjes deden er in de luchtvaart nauwelijks toe,  de fijne kneepjes van  het zweefvliegen Een ervaren instructeur zorgde ervoor dat de leerling goed leerde vliegen, zowel in thermiek als in blinden kunstvliegen. Wie dat goed liet zien mocht verder lessen met de Habicht,  een  kunstzweefvliegtuig.  Al naar de vorderingen werd  de spanwijdte van 13.6 meter in  twee stappen teruggebracht tot maar zes meter! Deze Stummelhabicht had daarmee de vliegeigenschappen van een jachtvliegtuig De stap naar het jachtvliegtuig was hiermee gezet. De opzet, het bevorderen van het zweefvliegen ten dienste van  de militaire luchtvaart voldeed  hiermee geheel aan de verwachtingen Overal in de wereld had en heeft men wel een vorm van gesubsidieerde opleiding tot zweefvlieger, zoals de Engelse Air Cadets en  de Nederlandse “Scholierenopleiding”. Veel beroepspiloten  zijn  zo  hun carrière begonnen

Productieaantallen  Schweyer bouwde tot in 1940 400  stuks van  de eerste uitvoering, Kranich I In 1940 werd het hele ontwerp kritisch doorgenomen en aangepast tot Kranich II. In Zweden werden in de oorlog 33 stuks gebouwd, opmerkelijk nog de Kranich I, terwijl de verbeterde versie al standaard was De firma Mraz in Nitra (Slowakije) en Choceñ (Bohemen) bouwde tot 1945 1724  Kranichs II's. Later werden  er in  TsjechoSlowakije nog  eens 200  gebouwd Het precieze aantal is echter niet bekend.

In Roemenië werd onder leiding van Vladimir Novitchi 25 stuks van een gemodificeerde versie geproduceerd, de RG 2  Partizan met een rechte vleugel, en de RG 9 Albatros met een kortere vleugel, ook 25 stuks Deze kisten hadden twee vaste wielen en een “eingestraakte Haube” een kap die verliep in de contouren van  de romp, zoals tegenwoordig  alle zweefvliegtuigen hebben. Ook van de Roemeense versies zijn de productiecijfers niet exact bekend

In Polen werden in Gdansk en Poznan 53 Kranichs gebouwd onder de naam IS-C Zuraw 2. De Poolse kisten hadden een  vast wiel De gewone Kranich  had  twee wielen  onder de schaats die direct na het loskomen in de start konden worden afgeworpen

In Joegoslavië werden 17 Kranichs als Zdral gebouwd door de firma Utva.

Ook in  Bulgarije werd  een onbekend  aantal gebouwd  als Jeřáb.

De firma AISA bij Madrid bouwde tussen 1946 en 1949 nog eens 60 Kranichs. Buiten deze grote fabrikanten hebben nog enkele kleinere bedrijven Kranichs gebouwd, zoals Kittelberger in Bregenz in Oostenrijk.

In totaal werden meer dan 2 500 Kranichs gebouwd!

Records en wedstrijden

Een volledige lijst van  alle records zou enkele bladzijden beslaan, daarom op deze plaats een korte opsomming:

Eerste en tweede plaats in de Duitse Rhönwedstrijden in 1938 en 1939,  resp. 1937.  Die wedstrijden  mogen, gezien  de internationale belangstelling worden gelijkgesteld aan  wereldkampioenschappen.

Eerste plaats wereldkampioenschappen in Cuatro Vientos bij

IS­C Zuraw 2 in het  luchtvaartmuseum in  Krakow, Polen.

Madrid in 1952.  Hier werden  de Kranichs ook  gebouwd.   Eerlijkheidshalve moet gezegd worden dat er van de 17 tweezitters 10 Kranich II en twee Kranich III tweezitters meededen Die Kranichs II waren  ter beschikking  gesteld door de Spaanse Aeroclub.  Ook  Nederland  deed  mee met zo’n Spaanse Kranich met Jan Koek en Ilbert de Boer Bij een buitenlanding op ruw terrein  werd  de kist zó  zwaar beschadigd dat voor hen de wedstrijd afgelopen was. 1938, wereldduurrecord, 50 15 uur, Boedecker en Zander, Rossitten

1940, absolute hoogte 11.410  m,  Klöckner,  Grunau,  een record dat pas na de oorlog is erkend 1950: hoogtewinst 8 162 m, Brzuska en Parceswiski, Polen; 1953, doelvlucht 541 km, Popiel en Siemaskiewicz, Polen

Het lot van de Duitse zweefvliegtuigen in 1945

In 1945 werden door de geallieerden nagenoeg alle Duitse vliegtuigen, ook zweefvliegtuigen, vernietigd Een klein aantal Kranichs werd  gered doordat zij naar Frankrijk en  Engeland werden  meegenomen.  Een achttal is als “oorlogsbuit” naar Zwitserland gehaald door “Pirat” Gehringer. Naderhand zijn  de kisten die de oorlog hadden overleefd praktisch allemaal vernietigd, omdat de Kaurit-lijm kristalliseerde, waardoor de sterkte verloren ging

De Kranich in Nederland

PH­99 – JZ­01

De Zaanse industrieel Cees Bruynzeel kocht in 1939 de eerste Kranich in Nederland Dat was er een uit de eerste serie, gebouwd door Flugzeugbau Karl Schweyer in Ludwichshafen Daar Bruynzeel nog geen zweefvliegbrevet had vloog hij met de bekende piloot Harry  Nienhuis. Nienhuis heeft op de PH-99 mooie vluchten met en zonder Bruynzeel gemaakt.

De kist overleefde de oorlog. Hij werd na de oorlog gekocht door de KNVvL om het zweefvliegen in het land weer op gang te krijgen  met de rondreizende zweefvliegschool De

"Biak crew" met de PH­99. Vlnr zittend: B.B. Schenk en  Johny v.d. Laan; staand: Bill  Litjens, Jan de Vries, Bertus  Grashuis, Ben (timmerman), Gerard de Rode en Willem  Minte.

Gilzer Luchtvaartclub  “Illustrious” kreeg  hem in 1952  in bruikleen. De kist werd ernstig gekraakt door een misverstand over het afwerpen van het onderstel in de start In augustus 1954, een  half jaar na deze grote kraak  was de kist weer luchtwaardig. Hij werd daarna voornamelijk ingezet voor sleep- en blindvlieginstructie De kist is tot 1960 ingezet met totaal ruim 1200 starts en bijna 50 uren

Op 1 oktober 1960 is de PH-99 verkocht aan de heer A.W. Litjens, een luchtmachtofficier. Een tiental luchtmachtmilitairen die in 1960  naar Nieuw Guinea werden uitgezonden wilden  daar zweefvliegen. Zij werden  als Koninklijke Luchtmacht Zweefvliegclub “Biak” gezamenlijk eigenaar van  de Kranich.  In  Nieuw Guinea kreeg  de kist registratie JZ-01. De heren hebben daar pionierswerk verricht met de Kranich: in 1961 264 starts, 40 uren. In 1962 bleek de caseïnelijm niet tropenbestendig en vloog de kist niet meer Hij werd  verkocht aan  een Australische piloot die ermee wilde vliegen. Door administratieve moeilijkheden bleef de kist op weg naar Australië op de kade van Madang in Papua Nieuw Guinea staan. Een watertoren werd gevuld, wankelde en viel om. Hij verpletterde de Kranich.

PH­189

Deze Kranich was in 1942 gebouwd door Mraz, een van de Kranichs die “Pirat” Gehringer als oorlogsbuit naar Zwitserland had  gebracht Hij was daar als HB-480 geregistreerd. In 1947 is de kist van Zürich naar Nederland gesleept. Na vijf uren vliegen brak vlak voor het einddoel bij Rotterdam de sleepkabel Toen  moest de kist over de weg verder vervoerd worden. De KNVvL had de kist gekocht om net als de PH-99 het zweefvliegen weer op gang te krijgen met de rondreizende zweefvliegschool, ook wel het reizend circus genoemd.  De PH-189  reisde verschillende clubs af: Teuge, Ypenburg, Twente en Eelde In verband met de eerder genoemde problemen met Kaurit-lijm is de kist al in 1948 buiten gebruik gesteld en in 1952 officieel afgekeurd. Later dat jaar gaf de RLD toestemming hem naar het buitenland te verkopen In 1952 is de kist verkocht naar Duitsland. Walen

Beuter zou hem hebben gekocht om er zelf mee te vliegen. Bij Coenen in Düsseldorf is hij gerepareerd Het verdere lot is niet bekend, maar hij heeft bij de LSV Ruhrtal Essen-Steele na deze reparatie als D-5324 zeker niet lang gevlogen.

PH­103

Deze kist is in  1948 gebouwd  in  Spanje door AISA (Aeronautica Industrial S.A.) in Cuatro Vientos bij Madrid Spanje had ook speciale regelingen voor jonge mannen om het zweefvliegen te stimuleren en had daarvoor enkele zeer luxe zweefvliegscholen  gesticht Deze Kranich  is een  van twee die door de kolonel Peñafiel, directeur van de vliegschool in Monflorite bij Huesca in 1954 zijn geruild tegen een  Duitse Lo 100,  een  zweefvliegtuig  voor kunstvluchten Hierdoor zijn  twee Spaanse Kranichs in Duitsland terecht gekomen en twee Lo-100 ’s in Spanje. Het toestel is in 1954  achter een  Ford Taunus van  Spanje naar Duitsland gebracht,  rijdend  in  de eerste en  tweede versnelling! De Lo-100’s zijn  thans in  het museum ondergebracht. Beide Kranichs vliegen nog, ruim 70 jaar oud! De nieuwe eigenaar uit Reutlingen (D) heeft de kist na een jaar overgedragen aan de vliegclub aldaar. Tot 1970 vloog de kist er als lesvliegtuig Enige malen kocht een andere club in de regio  de kist De zakenman  Günther Welzhofer uit Günzburg verwierf de kist in 1978. Welzhofer sloeg hem op in een niet lekvrije Romneyloods. Daar heeft de kist 12 jaren gestaan

Chris Wills, oprichter van de Vintage Glider Club, had mijn vrouw Marja en mij getipt dat Welzhofer een Kranich had. Wij zochten namelijk zo’n zweefvliegtuig. Welzhofer wilde de kist na lang  onderhandelen  gedurende tien  jaren  na de restauratie in bruikleen geven. Door de vochtige opslag had de kist behoorlijk geleden De kist is met caseïne verlijmd, een prima lijm, die echter slecht tegen vocht bestand is Van  1990 tot 1994 heeft Ben Schenk de kist gerestaureerd. Ben was een  van  de mede-eigenaren  van  de Kranich  JZ-01  op

Nieuw Guinea.

Tot 2016 hebben wij zo’n 700 starts met de kist, inmiddels ons eigendom,  gemaakt in  heel Europa,  van Spanje tot Finland, van  Engeland tot Italië en  bijna alle landen daartussen Honderden  gasten  hebben met de kist meegevlogen. Michael Jacobs, zoon van de ontwerper doopte de kist tot Köbes, de koosnaam van zijn vader als eerbetoon aan de geniale ontwerper We vlogen meestal in het kader van de Vintage Glider Club  (VGC) of Vereniging  Historische Zweefvliegtuigen Die verenigingen houden jaarlijks een of meer rally’s waarbij eigenaren van historische zweefvliegtuigen en hun gezinnen bij elkaar komen en met hun historisch  zweefvliegtuig  vliegen.  De VGC doet het jaarlijks in  een  ander Europees land.  Die bijeenkomsten voelen bijna als een familiereünie.

In 2016 hebben we de kist overgedragen aan een liefhebber in  Paderborn. Die vliegt thans met veel plezier met de Kranich. Van de ruim 2.500 ooit gebouwde Kranichs is dit een van de bijna twintig overgebleven exemplaren, waarvan ongeveer de helft in vliegende staat.

1 Zie LUCHTVAARTKENNIS 2010-1: Roeland Snellen  en de NV Vliegtuigbouw V-20, Arno Landewers

2 Tijdens die rally kregen mijn vrouw Marja en ik de kans met Chris Wills in zijn Kranich mee te vliegen Vanaf dat moment was de Kranich onze droom.

Douglas 100-tons bommenwerper gemaakt door A. de Vries in 1941 en 1942. De auteur kreeg de tekeningen van een collega bij het NLR. De tekeningen zijn waarschijnlijk gemaakt aan de hand van de aanzichten die begin 1940indepersverschenen.

De Douglas 100­tons bommenwerper

Kees Rijzebol

Als het om bommenwerpers gaat, is Douglas voornamelijk bekend geworden met tweemotorige bommenwerpers als de B­18 en  B­23, de DB­7/A­20 Havoc/Boston en de A­26 Invader. Toch heeft Douglas ook ontwerpen gemaakt voor viermotorige  bommenwerpers, en zelfs een zesmotorige.

Douglas DC­4

In de loop van 1935 was Douglas op initiatief van United Air Lines gestart met de ontwikkeling  van  een  viermotorig  verkeersvliegtuig, dat voorzien van een drukcabine twee maal de capaciteit van  de DC-3  (toen nog  in  ontwikkeling) zou  moeten krijgen. Toen begin 1936 de ontwerpstudies afgerond  waren, droegen naast United Air Lines ook Eastern, TWA en  Pan American  bij aan  de ontwikkelingskosten.  Die laatste twee richtten zich in 1938 op de ontwikkeling van de Boeing  Stratoliner. De Douglas DC-4 maakte in juni 1938 de eerste vlucht. Toen United in april 1939 het toestel twee weken ging  gebruiken op enkele kust-naar-kust routes over de Verenigde Staten, bleek de DC-4  zeer oneconomisch,  complex  en  kostbaar in onderhoud, waarop het project werd stilgelegd.

Douglas startte daarop het ontwerp van een meer eenvoudige viermotorige machine, zonder drukcabine, die ook als DC-4  werd aangeduid (de oorspronkelijk DC-4 werd daarna DC-4E  genoemd, E  van  “Experimental”) Vanaf 1941  werd  het toestel als militair transportvliegtuig (C-54) ontwikkeld en in  februari 1942 vloog het voor het eerst.

XB­19 en XB­31

Rond 1938  kreeg  Douglas de opdracht een  Experimental Bomber Long Range (XBLR-2) te bouwen, die bekend zou  worden als XB-19. Deze enorme machine kon (afhankelijk  van het bereik) 8500  tot 16800 kg  aan  bommenlast meevoeren. Uitgerust met vier Wright R-3350  DuplexCyclone motoren, op  dat moment de meest krachtige motoren, maakte de XB-19 in juni 1941 de eerste vlucht De R-3350’s zorgden aanvankelijk voor veel problemen (wat ook  de ontwikkeling  van  de Boeing  B-29  en  Lockheed  Constellation flink  belemmerde) zodat het testwerk  achterbleef, en  door de snelle ontwikkelingen  het ontwerp  snel verouderde.

Vanaf 1938/39 werkte Douglas, op verzoek van de USAAF,  ook aan  het ontwerp  voor een  andere zware viermotorige bommenwerper, het Model 332,  die ook  als XB-31  werd  aangeduid In 1939  en 1940  werden  ontwerpen  met verschillende motortypen  doorgerekend,  en  rond  mei 1940  werd het voorstel ingediend gebaseerd op vier Wright R-3350  Duplex-Cyclone motoren. Het ontwerp werd, samen met de op de Constellation  gebaseerde XB-30  van  Lockheed,  afgewezen ten faveure van de Boeing Model 345 (de B-29) en Consolidated B-39 Dominator.

DC­4 “bombers”

Er blijken ook  ontwerpen  voor bommenwerpers te zijn  gemaakt op  basis van  zowel de oude als nieuwe DC-4.  Douglas had  de DC-2  al gebruikt als basis voor de B-18  bommenwerper, dus deze gang  van  zaken  was niet ongewoon

Begin 1940 verschenen in de luchtvaartpers (onder meer in  Vliegwereld van 29  februari 1940) drie-zijden aanzichten en  korte beschrijvingen van een enorme zesmotorige Douglas,  de 100-tons bommenwerper,  die duidelijk  familietrekken  vertoont met de DC-4E. Er is wel gesuggereerd dat dit een  eerste ontwerp voor de XBLR-2 (de later XB-19) zou zijn1;  de specificaties voor de XBLR stammen dan ook al uit 1935.  In ieder geval was in 1940, met de XB-19 al in aanbouw,  deze zes-motorige machine een gepasseerd station. In 1938  zou onder de aanduiding DB-4 een op de DC-4E gebaseerde bommenwerker zijn  ontwikkeld,  deze machine was naar verluidt viermotorig2

In een  artikel van Alan  Griffith  in The Aviation  Historian3 worden van een ontwerp aangeduidt als Douglas DS-300B/

Zij­aanzichten van de Douglas DS­300B/DB­4 (boven) en Douglas DS­412/DC­4 bomber (@Alan Griffith, uit The  Aviation Historian)

DB-4 (met duidelijke trekken van de DC-4E) en van een op  de C-54  (DC-4) gebaseerd ontwerp  (Douglas Model 412,  “DC-4 bomber”) 3-zijden aanzichten gegeven. In spanwijdte komt de DS-300B overeen  met de DC-4E,  en  Model 412  komt in zowel spanwijdte als lengte overeen met de C-54/ DC-4 Griffith geeft, enigszins tegenstrijdig, wel aan dat de aanzichten “speculatief” zijn,  maar wel zijn  gebaseerd op  originele tekeningen. Of deze DS-300B/DB-4 identiek is aan  het op de DC-4E gebaseerde ontwerp uit 1938 is onduidelijk.  Wellicht is dit een later ontwerp,  Model 412  zal pas zijn  ontstaan nadat het ontwerp van de C-54/DC-4 vaste vormen  had gekregen. Dat zal niet eerder zijn geweest dan 1940. Op  het “secretprojects.co.uk” internetforum4 (waar ook  de,  welliswaar klein, illustraties van de DS-300/DB-4 en Model 412 zijn  te zien) wordt gespeculeerd  dat beide ontwerpen  slechts op  papier zijn  gezet om formeel de specificatie die

leidde tot de Consolidated B-24 Liberator geldig te maken.

Deze specificatie, C-212, stamt al uit januari 1939, zodat dit alleen voor de op de DC-4E gebaseerde DS-300B/DB-4 zou  gelden.

De hele gang van zaken  zal wel voor altijd  onduidelijk  blijven;  niettemin  kunnen  we wel concluderen  dat de ontwerpen van  de DS-300B/DB-4,  de XB-19  en  de 6motorige 100-tons bommenwerper op  diverse punten op  elkaar lijken.  Naast overeenkomsten  in  het rompontwerp  lijken de vleugelvormen  sprekend op  elkaar;  deze lijken  afgeleid van de DC-2/3

1. https://www.secretprojects.co.uk/threads/us-bombers.242

2 Air Magazine, Oct 2009, Rene Franicillon

3 Alan Griffith- Ploughshares into swords –  The Aviation Historian Issue 28

4. https://www.secretprojects.co.uk/threads/douglas-db-4.8248/

Douglas XB­19
Douglas XB­31

In model: onbekende oude Fokkers

Er bestaan een aardig aantal bouwdozen van vliegtuigen uit de beginperiode van Fokker in Duitsland. Iedereen heeft wel eens  zo’n kitje van de E.III, E.IV, DR.I, D.VI, D.VII, D.VIII en C.I voorbij zien komen. Er zijn daarnaast ook nog een aantal minder  bekende toestellen als bouwdoos verkrijgbaar, de meeste uitgevoerd in polyurethaan hars.

Ik heb in totaal 39 modellen kunnen vinden, waarvan er 29 niet in  het eerder genoemd  rijtje thuis horen.  De overgrote meerderheid daarvan is geproduceerd  in  Tsjechië door HR Models (de vroege periode),  Omega Models (de latere periode) enAB Model.

Ik heb een paar modellen er uit gepikt De eerste is een 1:72 model van een Spin uit 1912, geproduceerd door Aircraft in Miniature Ltd, een Engelse firma Geen plastic dit keer, maar foto ets metaal, wat gezien de constructie van het origineel een logische keus is Het model is met wat handigheid goed te bouwen is; het lastigste is misschien het bespannen van het toch wel fragiele geraamte met echte krimpfolie en het aanbrengen van de talrijke spandraden

Dan een paar voorbeelden van bijzondere experimentele toestellen Van AB Model Fokker’s oplossing voor het naar voren vurende jachtvliegtuig voordat de mitrailleur synchronisatie uitgevonden was: de M.9 of K.1 uit 1915. De piloot zat in de middelste romp en in ieder van de zijrompen was plaats voor een schutter Het vliegtuig was geen succes doordat het scheluw trekken  van  de vleugels voor de rol besturing leidde tot een kwispel gedrag van beide rompen. Na

Spin model.

twee vluchten werd het gesloopt. Het model is nogal lastig te bouwen, specifiek het uitlijnen van vleugels, rompen en staartvlakken met nogal fragiele verbindingen. Wat dat betreft lijkt het dus op het origineel.

Een tweede voorbeeld in deze categorie was de V.8 uit 1917 Na het succes van de Fokker Dr.I driedekker ontstond het idee dat meer vleugels beter was Terwijl Koolhoven  bij Armstrong-Siddeley dat vertaalde in  een  vierdekker,  liet Fokker een vijfdekker construeren. Ook dit was geen succes en het toestel verdween  na twee vluchten naar de schroothoop Het model is uitgebracht door Anigrand Craftswork. Het is relatief makkelijk te bouwen en  heeft, zoals het origineel, nauwelijks spandraden

Een aantal typen zijn  onbekend, maar waren  toch  best succesvol. En voorbeeld daarvan is de M.10, een tweedekker verkenner uit 1915,  waarvan  er 79  in  twee versies werden gebouwd. Het 1:72 model is van HR Models en is redelijk eenvoudig te bouwen, al blijft het aanbrengen van  de spandraden lastig. Maar ik kan uit ervaring zeggen dat het went als je het maar voldoende doet.

Fokker V.8

Onder: Fokker M.10

Fokker M.9

Dan twee voorbeelden uit de laatste Duitse jaren van Fokker.  Het eerste betreft een  laagdekker,  die er voor die tijd  verrassend modern uit ziet,  de V.23,  ingeschreven  voor de tweede jager competitie in 1918.  De prestaties,  speciaal de stijgsnelheid, waren  niet uitmuntend,  maar het grootste bezwaar was het slechte zicht naar beneden  door de grote vleugel. In de competitie legde hij het af tegen de Fokker E.V.

Omega Models heeft een 1:48 en 1:72 model uitgebracht Met wat extra werk is vooral van de 1:48 versie een fraai model te maken, onder andere dankzij de aanwezigheid van een mooi gedetailleerde motor en cockpit interieur.

Tenslotte nog de Fokker V.37 uit 1918. Dit prototype werd  ontwikkeld als antwoord op  een  eisen  pakket voor een  gepantserd vliegtuig voor grondaanvallen. De zitplaats van de piloot was aan alle zijden gepantserd  en de radiator werd  beschermd door een  bolvormige spinner,  waar in  vinnen  zorgden voor voldoende koeling

Het 1:72 model is van Omega Models en relatief eenvoudig te bouwen De meeste moeite kostte het aanbrengen  van  de

verspanning van  de vinnen  in  de spinner,  maar dit was zo  overduidelijk aanwezig  in  het origineel dat weglaten geen  optie was.

Dit is een beperkt overzicht van modellen uit de rijke Fokker productie in  die periode,  de andere 23  geïdentificeerde modellen moeten  onbesproken  blijven.  Maar in  een  later artikel kom ik nog wel terug op de civiele productie uit die tijd.

Lezenswaardige referenties zijn: Fokker Flugzeugwerke in Deutschland 1912-1921 van Peter Grosz en Volker Koos, FokkerAircraft of World War One van Paul Leaman, Fokker: The Creative Years vanA.R. Weyl.

Boven: Fokker V.23

Links: Fokker V.37

BOEKBESPREKINGEN

Kroniek van de Koninklijke Luchtmacht. Redactie Rogier  Koedijk en Jan Janssen; uitgever JEA, 2019; ISBN 978 90 700 2498 7; 516 blz.; prijs € 69,95

In het luchtvaartjubileumjaar 2019 vierden de KLM, Fokker en het NLR hun 100-jarig bestaan. Een andere belangrijke speler binnen  de Nederlandse luchtvaart ontbrak  bij die viering Dat was de Koninklijke Luchtmacht (KLu) omdat die haar jubileum al in 2013 vierde. In dat jaar bestond de KLu 100 jaar en was daardoor één  van de oudste luchtvaartorganisaties in Nederland De KNVvL is de oudste en werd  opgericht in  1907 Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, een zelfstandig wetenschappelijk onderzoeks- en documentatiecentrum binnen de Nederlandse Defensie Academie NLDA, heeft ook in 2019 een bijzonder en fors uitgevoerd  jubileumboekwerk uitgeven  dat past binnen de jubilea van genoemde organisaties.

Het jubileumboek, een zorgvuldig samengesteld fotoboek voorzien van een uitgebreide en zeer duidelijke toelichting op de opgenomen foto’s, vertelt de geschiedenis van de KLu en voorgangers in  binnen- en buitenland  waaronder in Nederlands-Indië. Met personeel, vliegtuigen en ander materieel, organisatorische ontwikkeling, cultuur, oorlogen en missies, hulpverlening  in  Nederland en  daarbuiten  en internationale samenwerking vanaf 1913 en een enkele keer zelfs eerder Dit blijkt uit een experiment met een luchtballon door de krijgsmacht in  1887 Het is geen chronologisch overzicht dat in 1913 begint, maar een overzicht van gebeurtenissen die binnen  een  tijdsperiode van 100  jaar gedurende 365  dagen  hebben plaatsgevonden op  dezelfde dag, maar dan in een ander jaar. Kijk bijvoorbeeld naar 1 juli 1913 Op  die dag  werd  de Luchtvaartafdeeling  opgericht. Ook op 1 juli, maar dan in 1994, vond de oprichting plaats van de Groep Geleide Wapens De Peel. Eveneens op 1 juli, maar dan in 1946 overleed vliegtuigbouwer Frits Koolhoven Verder met 27 juni 1953 Toen kreeg de Luchtmachtkapel nieuwe uniformen, terwijl op die dag maar dan drie jaar eerder het hoofdkwartier van het ML-KNIL werd overgedragen aan de AURI, de Indonesische luchtmacht Iets teveel aandacht is besteed aan het overlijden van oudbevelhebbers en andere officieren van de KLu

Uiteraard is een ruime plaats weggelegd voor de vliegtuigtypen waarmee is gevlogen.  Daarmee is de KLu immers van  de grond  gekomen.  Andere interessante luchtvaartgebeurtenissen, zoals de oprichting van de KNVvL, zijn daarbij niet vergeten waardoor de Nederlandse luchtvaartgeschiedenis in het algemeen ook een waardevolle plaats krijgt. Zo  maar iets zoeken  in  het boek  is niet zo makkelijk als de datum niet bekend  is Daarvoor is een register op  personen,  plaatsen, locaties en  eenheden/ onderdelen opgenomen. Helaas ontbreken in het register de vliegtuigtypes. Dat is jammer want het NIMH beschikt over een uitgebreide beeldbank waarin honderden vliegtuigfoto’s zijn opgenomen.

De opgenomen kaarten van hoge kwaliteit tonen onder andere Luchtmacht locaties in Nederland en (West-) Duitsland 19502019, de dislocatie van vliegende eenheden en vliegscholen Militaire Luchtvaart op 10 mei 1940, missies van de KLu na

de val van de Berlijnse Muur 1989-2019 en  belangrijke vliegvelden voor de ML-KNIL in  Nederlands-Indië 19141950

De Kroniek, een standaardwerk, is niet bedoeld om van voor naar achter uit te lezen (maar dat mag wel natuurlijk), maar meer om regelmatig ter hand te nemen. Het totaal is een zeer waardevolle aanvulling op de boeken die in de loop der tijd  over de geschiedenis van de KLu zijn verschenen. Het moet daarom bij iedere luchtvaartenthousiast een (ere)plaats in de boekenkast krijgen.

Northrop NF­5 – de historie van de NF­5 bij de Koninklijke  Luchtmacht door Cor van Gent; uitgever Violaero/Lanasta, 2020; ISBN 978 90 8616 179 9; 196 blz; verkrijgbaar via  www.lanasta.eu; prijs € 34,95

Dit boek betreft een heruitgave van het boek dat in 1992 door “De Alk” werd uitgebracht. De tekst is identiek, op enkele verbeteringen en aanvullingen na, dit “om de oorspronkelijke tekst geen geweld aan te doen” zoals de auteur in het nawoord vermeld Bovendien zijn een aantal “vliegersverhalen” toegevoegd, en  zwart-wit foto’s zoveel mogelijk vervangen door kleurenmateriaal Het boek  is nu  uitgegeven op A4 formaat, wat samen met het kleurenmateriaal in een aantrekkelijk uiterlijk resulteert.

Dat de tekst nauwelijks is aangevuld,  is een  manco.  Het ontstaan van  de F-5  is een  interessante geschiedenis,  maar wordt slechts afgedaan in enkele pagina’s. In 1992 was het internet minder wijdverbreid, en bestond Wikipedia nog niet (dat inderdaad veelal gevuld is met informatie uit boeken als deze), maar hedendaagse boeken moeten meer diepgaande informatie leveren dan op Internet is te vinden om interessant te zijn.  De auteur noemt wel Facebook als bron  voor aanvullende informatie. Ook over de complexe selectie van de F-5  door de KLu  is inmiddels meer geschreven  (onder meer door Quirijn van der Vegt in zijn Take­Off, de opbouw  van de Nederlandse luchtstrijdkrachten 1945­1973), maar er zijn nog  diverse vragen  over te stellen. Hoewel Northrop destijds nota-bene voor 20% eigenaar was van Fokker, ging

licentieproductie niet door,  ondanks de aanwezigheid  van zowel Prins Bernhard als de min of meer beruchte directeur van Northrop, Thomas V. Jones in de Raad van Bestuur van Fokker. Er werd destijds al wel opgemerkt dat Northrop opvallend goed op de hoogte was van de eisen en wensen van de KLu.  In  de nasleep  van  de Lockheed  affaire werd overigens geconcludeerd dat er in dezen geen bewijzen waren  van ongeoorloofde beïnvloeding door de prins of Jones. Dat door het afhaken van Belgische interesse in  de F-5  licentiebouw niet meer kostendekkend was is aannemelijk, maar het lijkt plausibel dat Northrop een rol speelde bij de uiteindelijke oplossing.  Want de NF-5’s werden  in  licentie gebouwd door Canadair (Fokker mocht wel rompdelen bouwen), volgens de auteur omdat de productielijn van de CF-5 dreigde leeg te lopen (maar de productie van de CF-5 voor de Canadese luchtmacht was op dat moment nog in volle gang). De NF-5,  met diverse structurele modificaties en krachtigere motoren dan de standaardversie sloot waarschijnlijk goed  aan  bij de CF-5,  waarin  soortgelijke modificaties waren ingebouwd Een vergelijk van de CF-5 en NF-5, en  een  nadere beschouwing  over de NF-5  bouw bij Canadair lijkt interessant, maar ontbreekt helaas in dit boek

Maar het boek geeft, net als de uitgave uit 1992, een prima overzicht van de operaties met de NF-5 binnen de KLu De diverse squadrons worden voor het daglicht gebracht, evenals de testgroep, het NF-5 solo display team en “Double Dutch” (het demoteam dat spiegelvluchten uitvoerde) In de “vliegersverhalen” wordt verder ingegaan op onder meer het overvliegen van  de NF-5’s vanuit Canada,  testen  met Sidewinder raketten  door de testgroep,  de oefeningen  in arctische condities in Noorwegen en testen met een “Mission Improvement Programme” pod. Verder 36 pagina’s met foto’s (het merendeel in kleur) van alle KLu NF-5’s Over het lot en het gebruik van de aan Turkije en Griekenland overgedragen NF-5’s en de aan Venezuela verkochte exemplaren moet toch wel d (g d

het boek vermeld; vandaar dat de MTS ook “[…] ontkent ooit een NF-5 […] als studieobject in bezit gehad te hebben”). In het hoofdstuk “de techniek” wordt ingegaan op onder meer het landingsgestel,  de vleugelkleppen, de vanghaak  en  remparachute en bediening van de canopy. Of dat nu de meest interessant technische systemen  van  de NF-5  zijn  is subjectief. In dit hoofdstuk ook aanzichten en informatie over de kleurenschema’s en de cockpit-layout.

Samengevat: een  prima overzicht van  de Northrop  NF-5 binnen de KLu. Maar, tenzij U van kleurenfoto’s houdt, lijkt de toegevoegde waarde van deze heruitgave ten opzichte van de uitgave uit 1992 gering. Hoewel met name de individuele geschiedenissen van KLu NF-5’s zijn geactualiseerd, geldt dit nauwelijks voor de rest van het boek. En dat terwijl er sinds 1992 rond bijvoorbeeld de betekenis en ontwikkeling van de F-5, de aanschaf door de KLu  maar ook  over verdere wetenswaardigheden rond voormalige KLu NF-5’s in Turkije, Griekenland en  Venezuela toch  wel nieuwe gegevens en inzichten bestaan

Arno Landewers

"Roll­out" ceremonie van de Northrop N­156F op 30 mei 1959 Vanaf 1962, na het winnen van de "F­X' competitie van de  Amerikaanse luchtmacht, werd het ontwerp als F­5 aangeduid. Bij de ceremonie waren naar verluidt bezoekers uit meer  dan 40 landen aanwezig. Op 30 juli 1959 maakte de N­156F de eerste vlucht. Het toestel bestaan nog altijd, en kan worden  gezien in het Museum of Flight in Seattle in de Verenigde Staten. (foto: Northrop/collectie Bart van der Klaauw)

Een fase in de ontwikkeling van de T.V bommenwerper

Fokker T.V van de LVA.

Frits Gerdessen

Fokker heeft in 1935­37 getracht de T.V aan de Luchtvaart Afdeeling van het KNIL (LA/KNIL) te verkopen. Dat is niet gelukt. Deze pogingen waren wel een belangrijke fase in de ontwikkeling van de T.V.

Het ontstaan van de T.V.

De Luchtvaartafdeeling  (LVA) kreeg  in 1929  belangstelling  voor de z.g. luchtkruiser, een zwaar bewapend vliegtuig dat langdurig kon patrouilleren. Fokker ontwierp desgevraagd in  1929-31 enkele luchtkruisers Eerst een landuitvoering van de T.IV, vervolgens de CC.I, in feite een tweemorige F.VIIa en  tenslotte de CC.II, weer een T.IV op wielen. Dit alles leidde tot niets1

Vanaf 15 augustus 1932 had Fokker te maken met het op die datum opgerichte Luchtvaartbedrijf (LVB), dat de LVA in de lucht moest houden  en  daartoe ook  de aankopen  moest verzorgen  en  specificaties opstelde.  In 1934  kwam de luchtkruiser weer aan de orde Fokker had de licentierechten  voor de Lockheed  Electra verworven.  Dit type kreeg  ontwerpnummer 102.  Op  basis hiervan  werd  het gevechtsvliegtuig CL-2m ontworpen. Een en ander leverde de inspiratie voor de luchtkruiser CC.III Daarbij kwam dat Oerlikon in  Zwitserland  een 20  mm snelvuurkanon  had  ontwikkeld, dat (in een “gevechtstoren”) in een vliegtuig kon  worden ingebouwd. In de CC.III was dat mogelijk.

De Wetenschappelijke Afdeeling had op 6  juli 1934  het prestatieblad van  de CC.III gereed. Tekening  33853 was gereed medio augustus2. De CC.III voldeed niet aan de eisen  van het LVB Dus ging men bij Fokker weer aan de slag en  ontwikkelde een kleiner gelijkend type: Ontwerp 111

Ontwerp 111 en 122

Op 21  juli 1934  stuurde het LVB de nieuwe eisen  naar Fokker. Het LVB moet hebben beschikt over een tekening van  de CC.III,  al was die pas later gereed.  De samenstellingstekening (drie aanzichten) van Ontwerp 111, nr.  34117, was gereed op 1 september, de romptekening op 18  september en de beschrijving op 18 oktober 1934

Ontwerp 111 was een laagdekker met een nogal dikke vleugel en een slanke romp. De rompdoorsnede was bepaald door de geschutskoepels, een bolvormige in de neus en een intrekbare achter. Ontwerp 111 werd aangeboden met de Rolls Royce Kestrel IV (650 pk) en de Hispano 12Ybrs (860 pk) Op 16  november verscheen tekening 34523, waarop het toestel was uitgerust met Gnome & Rhône 14Kfs stermotoren  en  het typenummer T.V voerde.

Ontwerp 111/T.V werd  getoond op  de Parijse Salon  in  november/december 1934  en trok  daar de aandacht van  Ilmavoimat, de Finse Luchtmacht. Het Finse Ministerie van  Defensie stuurde op 21 december 1934 een offerte-aanvraag  aan  Fokker Ontwerp  111  voldeed  niet aan  de Finse verlangens. Het bommenruim, tussen de vleugelliggers, was veel te kort Daar pasten geen zwaardere bommen dan van 25  kg in. Fokker maakte een nieuw ontwerp, nr 122. Dit was een  middendekker met het bommenruim onder de vleugel,  iets kleiner dan de 111/T.V Ontwerp 122 kreeg het typenummer T.VII3 Ilmavoimat zag na enkele maanden van het type af.

Dit ontwerp had intussen wel de aandacht getrokken van de Inspecteur der Militaire Luchtvaart (IML),  die het idee opperde om samen met Finland aan dit toestel te werken en  zo de ontwikkelkosten te delen

Ontwerp 122 had invloed op de verdere vormgeving van de T.V Op 1 april 1935 verscheen tekening 35424, van de T.V 122, die een enkel kielvlak had. Alle volgende T.V ontwerpen  waren middendekkers met een  lang  bommenruim,  twee kielvlakken, en een mitrailleurkoepel in de neus Het kanon in  neus kwam pas in 1936 weer aan de orde op verlangen van  LVA en LVB. Toen werd ook een kegelvormige staartkoepel geprojecteerd Alle T.V ontwerpen,  te beginnen  bij de 111,  hadden een spanwijdte van 21 meter.

Belangstelling uit Indië

Wellicht in verband met het feit, dat bij het Ministerie van  Koloniën het plan  opkwam om bommenwerpers aan  te schaffen, verstuurde Fokker op 1 maart 19354 gegevens over de ontwerpen  111  en 122  aan  het Departement Deze gegevens werden op 20  april ook  verzonden  aan  ing.  H.A.  Vreeburg, de Chef Technische Dienst van  de LA/KNIL.  Hierna werden  calculaties en  tekeningen  gemaakt Daarna volgde op 26 en 27 april een beschrijving van de T.V van 18  april, met tekeningen, waarbij werd gerekend met de Bristol Pegasus IV.

Daarna was het geruime tijd stil Op 11 november 1935 vroeg  het Departement van Koloniën om een offerte voor de Glenn  Martin 139 bommenwerper. Er was nu definitief besloten om bommenwerpers aan te schaffen. Als gevolg daarvan ging de aanschaf van  de Fokker D.XXI niet door Een  vloot bommenwerpers zou  snel op  elk  bedreigd  punt van  de archipel kunnen  ingrijpen,  veel sneller dan  de marine ter plaatse zou kunnen zijn. Fokker reageerde op 16 november met gegevens over de T.V, en gaf een levertijd aan van negen  maanden na opdracht Dit was de uitvoering volgens tekening  35424 van 30 maart 1935, met een enkel kielvlak

Het KNIL had  in  oktober 1935  een  offerte voor de Glenn  Martin 139 ontvangen. De legercommandant, Gen. Broerstra,  stelde voor direct een  eerste serie van  negen  te bestellen.  Vlotte levering  was mogelijk,  want de Martin  was al in  productie. Fokker bood nu  nogmaals de T.V aan, maar dat type stond nog geheel op de tekenplank, en snelle levering  was uitgesloten.  Ook  wilde Koloniën  geheel metalen  vliegtuigen, die Fokker niet kon leveren

Bovendien wilde men in Indië niet van Nederland afhankelijk  zijn Bij problemen in Europa (oorlog bv.) zou ondersteuning  vanuit Nederland  in  ernstig  gevaar komen,  wellicht onmogelijk zijn.  Dat had  men in  Indië in  de Eerste Wereldoorlog terdege geleerd.  Bovendien  voldeden

Amerikaanse vliegtuigen (Curtiss Hawk) bij de LA beter dan  de Fokkers.

Overwogen werd  om zeven  Glenn  Martins in Amerika te kopen en er nog 32 in Nederland in licentie te laten bouwen.  Dat ging ook niet door, maar leidde wel tot een aanvraag bij Fokker. De voorbereiding van de bouw zou veel tijd kosten  en de levering  zou  ongetwijfeld  trager verlopen  dan  uit Amerika. Dus werden  in  1936-37  13+26=39  Martins in  Amerika besteld

Op 14 december 1935 ontving Fokker een aanvraag voor de Glenn Martin,  waar op  de 16e op  werd  gereageerd  met gegevens over de T.V. Nu betrof het de uitvoering volgens tek  37067  (9  december 1935) met dubbel kielvlak.  Intern  werd bij Fokker een vergelijking opgesteld tussen de Martin  139, Douglas DC-B en de Fokker T.V en T.VA. Dit werd op  16 december door Dr Schatzki besproken  met kpt.vl. Van  Lent van de LA Hierbij bleek dat Koloniën geen omlijnde eisen had.

Op 18 december kwam een brief (van 5 december) binnen  van de Fa.  Koopman  in  Bandoeng,  die Fokker vertegenwoordigde. Daarin  werd  gesteld  dat de bommenwerper zo snel mogelijk moest zijn, de bommenlast 1000 à 2000 kg en de actieradius 2000 km. De T.V voldeed  hier aan,  behalve voor de actieradius Bovendien  bleek  ing Vreeburg voorstander van de gemengde constructie.

De bij Fokker op 3 maart 1936 opgestelde Geschiedenis T V  (Koloniën) bevat nog  drie data in  januari 1936,  met een  samenvatting van  niet verzonden  brieven.  Het betrof aanvullende gegevens over de T.V, een beschrijving van de T.VA (een vergrote T.V, met een spanwijdte van 25,50 m),  een beschrijving  van  de metalen  Fokker bommenwerper (Douglas) en  een  mededeling  over het vrijgeven  van  de Bristol Mercury.

De Indische T.V

De Indische T.V, met Bristol Mercury VIII motoren (tekening  37067 van 9 december 1935), zag er anders uit dan de latere

Nederlandse T.V Het toestel had  geen  staartkoepel,  en  een  bolvormige neuskoepel met één mitrailleur Achter boven was een dubbelmitrailleur op  een  ring  onder een  schuifdak  geplaatst, en  achter onder een op  een  bodemluik.  De bommenlast was 1000 kg

Het prototype werd in november 1935 begroot op ƒ 154.300,  af Schiphol,  incl volledige afnamevluchten.  De volgende acht toestellen  werden  begroot op  ƒ  79.700 per stuk,  incl voorvliegen, af Schiphol,  onder voorwaarde dat deze toestellen identiek zouden zijn aan de proefmachine.

De T.V en T.VA werden in december 1935 tevens aangeboden  als transportvliegtuig. Of het KNIL dit had gevraagd is niet duidelijk, maar het was in  Indië ook  van  belang  zo  snel mogelijk militairen te vervoeren, bv om plaatselijke onrust de kop in te drukken, evenals allerlei vracht. De romp van de T.V kon  zonder veel problemen  worden  aangepast voor transport. Fokker presenteerde met tekening 37067  drie beladingsmogelijkheden:

- 16 militairen, hun uitrusting in het bommenruim.

- 2000 liter benzine in twee tanks in het bommenruim.

- drie motoren (Bristol Mercury VIII) in  een  speciale bak

onder het vliegtuig.  Hiertoe werden  de bommenluiken  verwijderd

De tegelijkertijd  aangeboden  T.VA (tekeningen 37093  en  37094 van 14 resp. 20 december 1935) had dezelfde indeling  en bewapening als de T.V, een grotere bommenlast (1600 kg) en  Bristol Pegasus X motoren.  Ook hier werden  drie beladingsmogelijkheden aangeboden:

- 21 militairen, hun uitrusting in het bommenruim.

- 3000 liter benzine in twee tanks in het bommenruim.

- vier motoren in een speciale bak onder het vliegtuig. Hiertoe werden de bommenluiken verwijderd.

Op 2  december 1936  was tekening 39367  gereed,  een  vergelijking van  de Martin 139  en  de T.V Deze viel (uiteraard) uit in het voordeel van de T.V, maar dat was niet voldoende om de LA alsnog te overtuigen. De bredere romp  van de T.V was zeker een voordeel In alle T.V ontwerpen (al vanaf Ontwerp 111) stonden  de ruimten  in  de romp  met elkaar in verbinding, via het “gangetje”.

In 1937 werd nogmaals een T.VA gepresenteerd, maar toen  was het de T.V met Bristol Pegasus XVII motoren van max.  900 pk in  plaats van  de Pegasus XXVI van 925 pk.  De diensthoogte van deze motoren was resp. 5400 m en 3050 m

Met de Pegasus XVII zou deze T.VA boven een hoogte van  ca. 4000 meter wat sneller zijn dan de T.V Hier is niet op  doorgegaan.

De T.V en Argentinië

De T.V volgens tek. 37067 werd in maart 1936 aangeboden  aan Argentinië, met de D.XXI, C.X en C.XII. Daar werd een  inschrijving gehouden  voor de aanschaf van  nieuwe vliegtuigen, waar 26  fabrieken  aan  mee deden.  Na een  selectie bleven er acht over, waaronder Fokker (Koolhoven  was al afgevallen) Fokker viel ook  af Argentinië koos blijkbaar ook  voor toestellen  die al gebouwd  werden: de Martin 139, Douglas DB-8A en Curtiss Hawk 75. Dezelfde typen die ook door Nederland en Indië werden aangeschaft.

De stukprijs van de Argentijnse T.V werd berekend voor een  “gesloten opdracht” en liep van ƒ 83.600 bij zes toestellen tot ƒ  77.800 bij 27 toestellen, onverpakt af Schiphol Voor het eerste toestel (ontwikkelingskosten enz.) kwam daar ƒ 78.000  bij. Het transport naar Buenos Aires,  zeewaardig  verpakt,  kwam op ƒ 6.350 per toestel Voor de T.V werd, anders dan  bij de overige toestellen, geen licentiebouw overwogen Zoals gebruikelijk moesten de motoren met toebehoren en sommige uitrustingsstukken (en mallen) door de opdrachtgever zonder bijkomende kosten bij de fabriek worden afgeleverd.

Beschrijving

T.V

Het toestel was een middendekker in gemengde constructie met intrekbaar hoofdlandingsgestel en  een  dubbel kielvlak.  Het rompmiddenstuk was samengebouwd met de vleugel De voor- en  achterromp  waren  vervaardigd  van stalen  buis,  bekleed met electron plaat, en met bouten aan het middenstuk  bevestigd Het stabilo  was uit hout vervaardigd,  de kielvlakken roeren en kleppen van stalen buis, bekleed met doek.

De bewapening  bestond  uit één  MG in  een  bolvormige neuskoepel, een dubbel MG op ring achter boven onder een  schuifdak en  één  MG op  een  bodemluik.  De bemanning  bestond uit vier man: waarnemer/schutter in de neus, vlieger,  telegrafist/schutter en boordmecano/schutter.

Het bommenruim was onder de vleugel.  De benzinetanks waren in de vleugel tussen de motoren en de romp geplaatst en de olietanks achter de motoren

T.VA

Dit grotere toestel kwam was qua opbouw gelijk aan de T.V.  Het bommenruim was groter, zodat zes bommen van 300 kg  of acht van 200 kg konden worden meegenomen. Het toestel had dubbele besturing en een bemanning van vijf in plaats van  vier Het laadvermogen als transportvliegtuig was groter dan  bij de T.V.

Bronnen O.a archief Fokker.

1. De CC.I,  CC.II en  CC.III zijn behandeld  in  LUCHTVAARTKENNIS 12/1986 en “Luchtvaart” van januari 1994 Het prestatieblad  van  de CC.III is later boven  water gekomen.

2. Tek. 33854 van de D.XIX is van 21 augustus.

3 De T.VI was de viermotorige bommenwerper Ontwerp 115.  De typenummers T.VI en  T.VII werden  later opnieuw gebruikt. Deze ontwerpen werden niet gebouwd.

4. Dit is de eerste datum in de op 3 maart 1936 opgestelde Geschiedenis T.V (Koloniën).

Koolhoven en Argentinië

De Directie van Handel en Nijverheid v.h. Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart (Bezuidenhoutscheweg 30, ’s-Gravenhage) stuurde op 28 mei 1936 een brief aan Koolhoven, waarin werd gevraagd om aanbiedingen aan de Argentijnse Regeering Koolhoven antwoordde op 2 juli. Argentinië had gevraagd om demonstraties met de FK.50B en de FK.55, maar Koolhoven had deze typen niet in voorraad staan en merkte daarbij nog op dat geen enkele vliegtuigfabriek toestellen met de gevraagde prestaties in voorraad had De FK.51 kwam wel in aanmerking Het type was in productie en Koolhoven zou wel enige tijd één toestel kunnen missen De fabriek was tot uitzenden van een toestel bereid wanneer er voldoende zekerheid op een bestelling zou zijn.

Biografische bouwstenen: Frans van Breemen

In de biografische bouwstenen deze keer aandacht voor Frans van Breemen. Nadat hij in 1930 als LVA-vlieger zijn brevet had gehaald, stapte hij in 1932 over naar de KLM De hier afgedrukte documenten  betreffen  de aanmelding  voor de overgangscursus bij de KLM,  en  vliegstaten  van  de lesvluchten Zoals we vaker in deze rubriek zien: het vliegen  in de zware Fokker F.VII was in vergelijk met de militaire Fokkers toch wel anders Tijdens een vlucht naar Eelde wordt zelfs aan  het uithoudingsvermogen  van  Van  Breemen  getwijfeld. Aan  de andere kant, tijdens een  lesvlucht met Koolhoven F.K. 43 PH-AIL wordt genoteerd “toonde neiging  om met dit vliegtuig te stunten”.

Van Breemen kwam inderdaad in dienst bij de KLM; in 1934  ging hij naar de KNILM Tijdens de mobilisatie was van  Breemen  in  Nederland,  hij was detachementscommandant van een zestal op Soesterberg gestationeerde Fokker D.XXI’s van de Jachtgroep Luchtverdediging. Nadat dit detachement werd opgeheven, in februari 1940, vertrok van Breemen weer naar Indië.

Na de Japanse inval vloog hij tussen 4 januari en 20 februari 1942 luitenant-gouverneur-generaal van Mook in een Catalina van  Java naar Washington  en terug  en  wist hij rond  de capitulatie naar Australië te ontkomen,  waar hij enige tijd  transportvluchten uitvoerde, en in 1944 liaisonofficier werd.  In september 1944 organiseerde hij de eerste pamflettenvlucht boven  Java met twee B-25  Mitchells vanuit Australië. Van  Breemen  vloog  zelf een  van  de toestellen,  de andere werd  door Guus Hagers gevlogen.  Beide verdienden  een  Vliegerskruis met de actie. Al eerder had van Breemen bij het 18de squadron  enkele operationele vluchten op  de B-25  uitgevoerd als gezagvoerder.

Na de oorlog keerde van Breemen terug als gezagvoerder bij de KLM. In 1955 kon  hij (inmiddels gezagvoerder op  de Constellation) worden onderscheiden voor het bereiken van  20000 vlieguren,  in 1961  (als gezagvoerder op  de DC-7C) voor het bereiken van 25000 vlieguren.

Fokker F.VIIb­3m PH­AEZ. Op 31 januari 1933 werd deze machine  gebruikt voor een lesvlucht met van  Breemen met instructeur Both: "2 x 30 min, blindvliegen matig, 1 x matige  landing, met ingreep".

MUTATIES NEDERLANDS LUCHTVAARTUIG REGISTER

Samenstelling: Arno Landewers. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de in deze rubriek gepubliceerde gegevens.

Niet officiële gegevens worden tussen vierkante haken [ ] weergegeven Mutaties van houders/eigenaren worden hier niet opgesomd. Op www.landewers.net/reg.html vindt U het Nederlandse Luchtvaartuig Register per 5 mei 2014, met alle mutaties sinds die datum (dat wil zeggen: in de meeste gevallen slechts een datum, eventueel aangevuld met niet officiële gegevens).

Uiteraard zijn alle aanvullingen meer dan welkom; deze zullen op de Internet pagina worden verwerkt.

Er is verheugend nieuws te melden: per 1 juli publiceert de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van het  Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de namen van de houders van luchtvaartuigen in het register weer. Naar  aanleiding van onder meer een beroep op de WOB en inspanning van Henk Wadman van Airnieuws heeft de juridische  afdeling van ILT besloten dat ICAO regelgeving (waarin staat dat een luchtvaartuig register bij voorkeur geheel  openbaar is) prevaleert boven de algemene wetgeving.

bronnen: Inspectie Leefomgeving en Transport van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat; Air-Britain News; Henk Wadman/Airnieuws

Nieuwe inschrijvingen

PH-BBD*

PH-CPI

PH-KBT

PH-NIR

PH-ONE

PH-PBO*

PH-SIX

PH-UMC

PH-UNC

PH-VRB*

PH-ZBZ

PH-ZCZ

PH-ZME

PH-1641

PH-1645*

PH-4R4

PH-4U5

PH-7N4

Kubíček BB130P

Embraer EMB-500 Phenom 100

Cessna TR182 Turbo Skylane RG

Van's RV-9A

Pilatus PC-12/47E

Ultramagic M-160

Van's RV-6A

Eurocopter EC 135 P3H

Dassault Falcon 7X

Cameron Z-160

Beech C90A KingAir

Beech B200 Super KingAir

Van’s RV-10

Marganski MDM-1 Fox

Schempp-Hirth Duo Discus T

TL-Ultralight TL-2000 Sting S4

Blackwing Sweden BW 600 RG

Nirvana Rodeo 125

Verandering van eigenaar

PH-FIN

PH-KVL

PH-MAR

PH-MMC

PH-STW

PH-STZ

PH-TIG

PH-TWO

Cameron Z-180

Tecnam P 2010

Sky Balloons Sky 65-24

Schroeder Fire Balloons G 36/24

Cessna 172R Skyhawk

Cessna 172R Skyhawk

Lindstrand LBL 310A

Zenair CH 801 HD STOL

CH8011202

2020

06 2020 03 06 2020 23 06 2020 07.07.2020 09 07 2020 28.07.2020

06 2020

06 2020

07 2020

07 2020 31 07 2020 25 06 2020 12 06 2020 15 06 2020 10.07.2020

BAS Ballonvaarten BV, Laren. [NextGenAviation Group], voorheen SP-IAF. Voorheen G-BNMO, N738RK. [R. Niehoff]. De Hondert Margen BV, De Lier, voorheen D-FKJM, HB-FVX.

J.L.M. van Hoesel.

D. Rosa. [ANWB MedicalAirAssistance BV, Lelystad], gebouw doorAirbus Helicopters Deutschland als H135 [Jet Netherlands; eigenaar: F. Zweegers/ Breevast Vastgoed], voorheen VQ-BNT, F-WWUL.

B.J.G. Casteel.

ZeuschAviation BV, Lelystad, voorheen 2-ZEUZ, F-WTDE, N104AJ, ZS-MIL, N3079Z.

ZeuschAviation BV, Lelystad, voorheen N287RA, C-FAMB, N856TC, N281WJ, SE-LMO, PK-HPH, N30721.

[H.J. van der Zouw, Utrecht], voorheen (PH-ZME).

Voorheen SP-3867.

A.G. Harte Holding BV, Heerhugowaard Voorheen SE-V11.

Gebouwd 2015

H.M. Paulusma. Partners in Property BV, Utrecht. New Spirit S.à.r.l.,Altwies (Luxemburg). H.M. Paulusma.

Zelf Vliegen BV, Lelystad

Zelf Vliegen BV, Lelystad.

C-Air BVBA, Sint Niklaas (België).

PJC Management (France) SARL, Saint Pierre (Frankrijk).

PH-449

PH-1340

PH-1559

SchleicherAS K13

Schempp-Hirth HS.5 Nimbus-4 DM Bölkow Phoebus C 13413 37/52 912

16.07.2020

19 07 2020 28.07.2020

Stichting Samenwerkende Zweefvliegers

Midden Zeeland

Nimbus 4M Gruppen, Søborg, Denemarken M. Goeree.

Een van de Nederlandse exemplaren van de opvallende Piaggio P.180 Avanti, PH­TCN, werd doorgehaald en kreeg een Amerikaans kenmerk. (Foto: Arno Landewers, Rotterdam, april 2011).

Doorgehaald

Boeing 747-406BC

Boeing 747-406BC

Lancair 320

Schweizer 269C

Monnett Sonerai II

Lindstrand LBL 150A

Robinson R44 Raven II

Piper PA-46-500TP Malibu Meridian

Piaggio P.180Avanti

Grob G-102Astir Club IIIB

Glaser-Dirks DG-300 Elan

Rolladen-Schneider LS 8-18

Rolladen-Schneider LS 4-b

Murphy Renegade Spirit

Solar Wings Pegasus Quasar

Aviasud Mistral BRD

Cosmos BI Phase II

Comco-Ikarus Fox C 22C

Zenair CH 601 UL Zodiac

03 06 2020 07.07.2020 24 07 2020

Buiten gebruik gesteld

Buiten gebruik gesteld

Ongeval Montpellier/Frejorgues (Frankrijk) 17 04 2017 Meer dan 1 jaar zonder geldig

Bewijs van Luchtwaardigheid

24 07 2020 28 07 2020 05 06 2020 14 07 2020 02.06.2020 15 07 2020 31 07 2020

BvL verlopen 09.04.2019.

Meer dan 1 jaar zonder geldig Bewijs van Luchtwaardigheid

Naar Bulgarije.

Voldoet niet langer aan vereisten

Naar Polen

Werd N2444Z.

Naar Duitsland

Fataal ongeval Haltern am See, Duitsland 11.07.2020.

31 07 2020 31.07.2020 28 07 2020 27 07 2020 24.06.2020

24 06 2020 24.06.2020

20 07 2020

Fataal ongeval Gilze-Rijen 12 07 2020

Fataal ongeval Haltern am See, Duitsland 11.07.2020.

Meer dan 1 jaar zonder geldig Bewijs van Luchtwaardigheid

Meer dan 1 jaar zonder geldig Bewijs van Luchtwaardigheid

Meer dan 1 jaar zonder geldig Bewijs van Luchtwaardigheid.

Buiten gebruik gesteld

Meer dan 1 jaar zonder geldig Bewijs van Luchtwaardigheid.

Naar Tsjechië.

Nagekomen

COMCO­IKARUS Fox C 22C  PH­3L2 werd doorgehaald na verlopen van het BvL. (foto: Arno Landewers, Leeuwarden 07 Juli  2001)

PH-IBF werd TC-BJF. PH-IRE werd TC-BYU. PH-ITH werd HA-9002 PH-PDAwerd 5B-CMC. PH-STY werd (TC-STY),  SP-SET. PH-WAV werd TC-BTZ. PH-288 werd OE-5060 PH-852 werd OH-595 PH-1218 werd D-KAZP. PH-1250 werd D-6684 PH-1592 werd F-CPVB. PH-4A3 werd SP-SLEK. PH-XXH voorheen OO-TAX, F-GTML, CN-TKA, F-GDQA, OO-JSM, N82542 (aanvulling).

PH-AQH

PH-BMD

PH-KZA

PH-KZL

PH-OOI

PH-RLG

PH-WXD

PH-XLI

Fokker F28 Mk0100

AirbusA320-214

Fokker F28 Mk0070

Fokker F28 Mk0070

CameronA-160

Cessna 680 Citation Sovereign+

Fokker F28 Mk0070

Aérospatiale-AeritaliaATR.42-320

Werd 5B-DDE, 2-BDDE (04 2020).

Werd G-OZBK, EI-FGM, HK-5125, LY-NVR (05 2019).

Werd P2-ANA, OE-ILR (04.2020).

Werd 5B-DDA, 2-BDDA(04 2020).

Werd G-CHLE, TC-BLY (2020).

Werd N531JG, N295JS (06.2020).

Werd P2-ANZ, OE-ILQ (04 2020).

Werd PJ-XLI, F-WQNB, D4-CBS, F-WQND, F-HBSO, G-ZEBS, HA-KAG, LZ-FAC, HA-KAM (05.2020).

en­Schneider LS 4­b 82 was een van de  tuigen betrokken bij een  ische botsing boven  Duitsland, waarbij beide  ers om het leven  men. Hier de machine op veld Hilversum in  ustus 2003. (foto: Arno ewers)

Deze keer putten we weer uit de collectie van Bart van der Klaauw (gedigitaliseerd door Nico Braas), met enkele niet  llerd Fra

De Bréguet Br. 940 was het prototype van een  experimenteel Short Take Off and Landing (STOL) vliegtuig, waarbij vier gasturbines  een gezamenlijke as aandreven, die vier  flinke propellers aandreef die vrijwel de  gehele vleugel besloegen. Hiermee ontstond een “aangeblazen” vleugel (l’aile soufflée), die ook nog eens was uitgerust met kleppen  op zowel de voorrand als achterrand. De Br. 940 vloog voor het eerst in mei 1958, en  leidde tot een opdracht van de Franse  luchtmacht voor een meer krachtige versie, de 941 (slechts een prototype) en 941S (vier  stuks gebouwd).

Boven links: de Dassault MD.415 Communauté was bedoeld a mei 1959. Uitgerust met Turbomeca Bastan turboprops kon het  de productie beperkt tot een prototype.

Boven rechts: de Breguet Br. 1100 was gebaseerd op de Breguet Br. 1001 Taon, die was ontworpen voor een NAVOspecificatie rond een aanvalsvliegtuig. De Br. 1100 was zwaarder dan de Br. 1001, en kon ook als jachtvliegtuig worden  gebruikt. Tijdens de eerste vlucht in maart 1957 werd al meteen de geluidssnelheid gehaald. Door bezuinigingen van de  Franse overheid moest de bouw van een tweede prototype worden gestaakt.

Het eenmotorige prototype van de  Dassault Mirage G, ontwikkeld als  interceptor en jachtvliegtuig met in  pijlstelling verstelbare vleugels. In  november 1967 vloog deze machine  voor het eerst, in januari 1971 verongelukte het. Van de  tweemotorige G4 en G8 vlogen  diverse prototypes, maar door  oplopende kosten en bezuinigingen  op de Franse defensiebegroting werd het programma gestaakt.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.