Luchtvaartkennis - 2020 | 4

Page 1


INHOUD

ISSN 1381­9100

secretaris.luchtvaartkennis@knvvl.nl www.luchtvaartkennis.net

Redactie

Arno Landewers (hoofdredacteur)

Loet Kuipers adviseur: Harm J. Hazewinkel

redactieadres:

Arno Landewers

Zuiderkruis 16 2665 WS  Bleiswijk tel.: 06­43778843 email: alandewers@gmail.com

Voorzitter Afdeling

Luchtvaartkennis

Loet Kuipers Livingstonelaan 1250 3526 JV  Utrecht tel.: 030­8785187 email: loetk@hotmail.com

Secretaris/Penningmeester

Frank van de Goor Jan van Eyckgracht 68 5645 TJ Eindhoven tel.: 06­20654521 email:  secretaris.luchtvaartkennis@knvvl.nl

LUCHTVAARTKENNIS is het  officiele orgaan van de KNVvL  Afdeling Luchtvaartkennis/AirBritain Netherlands Branch

LUCHTVAARTKENNIS verschijnt 4 maal per jaar (half maart, half juni, half september, half december) en is  voor leden gratis. Losse  abonnementen EUR 37 Opgave voor  abonnenmenten bij Loet Kuipers  (adres hierboven).

Meldingen niet ontvangen nummers:  secretaris/penningmeester (voor  leden) of voorzitter (voor abonnees).

Het overnemen van gegevens of  artikelen uit LUCHTVAARTKENNIS en/of verspreiden daarvan is  toegestaan voor niet commerciële  doeleinden, mits onder duidelijke  bronvermelding. Toezending van overgenomen artikelen wordt op prijs  gesteld

Foto's voorpagina

Portsmouth naar Johannesburg 1936 ­ de vergeten Schlesinger Race (door  Harm J. Hazewinkel)

Het web­ luchtvaarthistorie op Internet (door Frank van de Goor)

Dirk Roosenburg: huis­architect van de KLM (door Arno Landewers)

In model: Pander D (door Paul Beukema)

‘Ploon’ ­ de stoottroepen gaan vliegen (door Coert Munk)

Boekbesprekingen

Uitstel Jaarvergadering 2021

Vanwege de onzekerheden rond de beperkingen door de Covid­19 pandemie wordt  de jaarvergadering van de KNVvL afdeling Luchtvaartkennis,  die traditioneel in  maart zou plaatsvinden, uitgesteld.

We gaan ervanuit dat er na de jaarwisseling wat meer duidelijkheid komt,  en we in  LUCHTVAARTKENNIS 2021/1 U nader kunnen berichten.

Bestuur KNVvL afdeling Luchtvaartkennis

LUCHTVAARTKENNIS is het oudste luchtvaart historische tijdschrift in Nederland. De  onderwerpen richten zich met name op de luchtvaartgeschiedenis van Nederland en de  (al dan niet voormalige) overzeese gebiedsdelen, maar ook worden regelmatig andere  onderwerpen uit de luchtvaartgeschiedenis belicht. In  LUCHTVAARTKENNIS wordt  vooral aandacht geschonken aan onderwerpen die elders niet zo vaak aan de orde  komen, of die niet in de meer gangbare literatuur te vinden zijn.

Binnen de redactionele formule van  LUCHTVAARTKENNIS is nadrukkelijk ruimte  voor het plaatsen van door lezers ingezonden artikelen, waaraan nauwelijks  beperkingen worden gesteld behalve dan dat  LUCHTVAARTKENNIS publiceert over  onderwerpen die elders al niet uitgebreid behandeld zijn

Heeft U een artikel of onderwerp voor handen? Neem dan contact op met de redactie  (gegevens in het colofon).

Boven: Fokker S.14 L­19 tijdens een open dag op vliegbasis Eindhoven in juni 1963; centraal op de achtergrond het door Dirk  Roosenburg ontworpen stationsgebouw met verkeerstoren. (Foto: Fred Goth/collectie KNVvL afdeling Luchtvaartkennis).

Onder: Miles Peregrine op Reading Aerodrome voor de Schlesinger Trophy race, waarvoor hij te laat gereed was. (Foto: Topical  Press)

PORTSMOUTH NAAR JOHANNESBURG 1936

De vergeten Schlesinger Race

Major A.M. Miller met d Press)

Harm J. Hazewinkel

“De race was een complete nonsens. Ik ben blij dat we de terugtocht niet in een lijkenzak maakten.” Aldus Charles W.A. Scott  bij zijn terugkeer in Engeland na de door hem en Giles Guthrie gewonnen Schlesinger Race naar Zuid­Afrika in 1936. In een  terugblik op dat jaar constateerde ‘Flight’ over die race dat “hoe minder erover wordt gezegd, des te beter.” Inderdaad leeft  deze thans vrijwel vergeten race van Portsmouth naar Johannesburg niet voort als een hoogtepunt in de  luchtvaartgeschiedenis. Maar als het om drama gaat, blijft het de moeite waard erover te vertellen

Duidelijk geïnspireerd door het succes van de Melbourne race  uit 1934 stelde de Zuid­Afrikaanse miljonair Isidore William  Schlesinger twee jaar later een bedrag van £ 10.000 ter  beschikking voor een race van het moederland naar ZuidAfrika, mede ter opluistering van de grote Empire Exhibition  in Johannesburg, die op 15 september 1936 de poorten zou  openen  Schlesinger was een Zuid­Afrikaanse industrieel, die  ongeveer 70 ondernemingen controleerde, variërend van  theaters en bioscopen tot verzekeringen. Behalve als sportieve  prestatie zou de race, zo hoopte hij, “de ondernemers van de  Unie [van Zuid­Afrika] in staat stellen de verschillende Britse  landvliegtuigen te bestuderen en voor zich zelf te beoordelen  welke het meest geëigend zouden zijn voor de lange  binnenlandse trajecten en welke het best zouden zijn voor  aanvoerlijnen ” Daar kwam echter niets van terecht.

De eerste vlucht van Engeland naar Zuid­Afrika was gemaakt  door lt. col. Pierre van Ryneveld en capt. Quintin Brand met  een Vickers Vimy tussen 4 februari en 20 maart 1920.  Sindsdien werd deze prestatie nog verschillende keren  herhaald, maar de route werd nooit zo populair als die van  Engeland naar Australië. Voor een deel zal dit zeker te maken  hebben gehad met het ontbreken van de noodzakelijke  infrastructuur, of men nu de westelijke (over de Sahara) of de  oostelijke route (over Kaïro) nam. In 1936 was de snelste tijd  naar de Kaap gemaakt door Amy Johnson, die in mei van dat  jaar de afstand in de Percival Gull Six G­ADZO aflegde in 3  dagen 6 uur en 26 minuten

In een belangrijk opzicht verschilde de Schlesinger Race, ook  wel “Rand race” of “Gold race” genoemd, van de Melbourne  race die de wereld in 1934 in haar ban had gehouden.  Misschien vanwege de band met de Empire Exhibition was  deelname aan de race voorbehouden aan piloten en  vliegtuigen, afkomstig uit het Britse Empire. Kwaadwillige  commentatoren suggereerden overigens dat het voornaamste  doel was te voorkomen dat vliegers en vliegtuigen uit andere  landen de Britten de loef zouden afsteken, zoals in de  Melbourne race bijna was gebeurd1  Daarin slaagde men dan  natuurlijk wel, maar het maakte tevens dat het aantal  inschrijvingen beperkt bleef. De opgestelde handicapformule,  geïnspireerd door die van de Melbourne race, was bovendien  van dien aard dat deze volgens sommige deelnemers ieder  menselijk verstand te boven ging. In de praktijk zou er ook  geen beroep op hoeven te worden gedaan

Bij afwezigheid van buitenlandse concurrentie bestond voor  de Britse vliegtuigfabrikanten uiteraard minder of geen  aanleiding zich in te spannen om een winnend vliegtuig te  ontwerpen  Die Britse luchtvaartindustrie was in die tijd  trouwens al zo zeer in beslag genomen door de  herbewapening om daarvoor tijd, en geld, vrij te willen of  ook kunnen maken. Tenslotte maakte de korte termijn waarop  de race was uitgeschreven dat lang niet iedere potentiële  belangstellende de mogelijkheid had de noodzakelijke  voorbereidingen te treffen of zelfs maar een vliegtuig te  verwerven  Uiteindelijk werden 14 deelnemers aangemeld,

waarvan slechts negen aan de start verschenen. De  belangstelling voor de race was buiten het Britse rijk dan ook  dienovereenkomstig beperkt2.

De route

Aanvankelijk was Hatfield als beginpunt van de race  gekozen, maar uiteindelijk werd de start verlegd naar  Portsmouth  Het vertrek was bepaald op 29 september 1936  om 06.15 uur, nog in het halfdonker. Hoewel in de  voorgaande jaren vluchten naar de Kaap ook wel langs de  westelijke route, over de Sahara, waren gemaakt, werd nu een  route gekozen die in Afrika vrijwel uitsluitend over Brits  gebied zou voeren  Daarbij zou dan waar mogelijk ook de  route van Imperial Airways kunnen worden gevolgd. Die  maatschappij zou bovendien in de nachten van 29 en 30  september en van 1 oktober de verlichting van zijn  vliegvelden ontsteken. Een westelijke route was inmiddels  bovendien uitgesloten na het uitbreken van de burgeroorlog  in Spanje, maar ook Italië moest worden vermeden. Als

De Schlesinger Trophy en de  kleinere versies bestemd voor andere  deelnemers die de race zouden  volbrengen. (Foto: Foto BAK, Rotterdam)

gevolg van de Italiaanse oorlog tegen Ethiopië waren tegen  het land van de Duce sancties ingesteld, zodat daarover kon  niet worden gevlogen, zelfs als men dat in Rome al had  goedgevonden  De eerste en enige verplichte stop was Kaïro,  maar, om te voorkomen dat slimme deelnemers toch een  stukje over Italiaans gebied zouden afsnijden, moest verplicht  Belgrado worden aangedaan. Dat mocht door laag over te  vliegen en te cirkelen, al werd verwacht dat de meesten wel  zouden landen om brandstof in te nemen en de inwendige  mens te versterken. Na Kaïro mocht de route tot  Johannesburg vrij worden gekozen. De totale berekende  afstand was 6154 mijl (9846 km) al vloog natuurlijk niet  iedereen precies dezelfde route.

Inschrijvingen

Voor het begin van de race waren de volgende veertien  deelnemers aangemeld:

Capt. Stan Halse met de  Percival New Gull ZS­AHO  "Baragwanath”. (Foto:  Topical Press)

Deelnemers en hun vliegtuigen

Het aantal inschrijvingen was al beperkt, maar het aantal  verschillende vliegtuigtypes evenzeer. Percival nam alleen al  de helft van de deelnemende vliegtuigen voor zijn rekening.  Miles volgde met drie, de British Aircraft Manufacturing Co.  (B.A) met twee, terwijl een exemplaar elk was ingeschreven  door Airspeed en door De Havilland. Niet alle ingeschreven  vliegtuigen verschenen aan de start. In twee gevallen, de De  Havilland Dolphin en de Miles Peregrine, waren de  vliegtuigen niet op tijd gereed. De weinig bekende Dolphin,  die was ontwikkeld uit de D.H.89 Dragon Rapide met

elementen van de D.H.86 en de D.H.90, werd ingeschreven  door De Havilland. De evenmin succesvolle Peregrine was  het eerste tweemotorige vliegtuig dat door Miles was  ontworpen  De Vega Gull van John Carberry bevond zich nog  aan de andere kant van de oceaan. Het vliegtuig was door  hem uitgeleend aan Beryl Markham, net als hij zelf destijds  wonende in de “happy valley” in Kenia3  Zij maakte daarmee  op 4 en 5 september 1936 een trans­Atlantische vlucht die  echter eindigde met een neusstandje te Baleine Cove, Cape  Breton Island (Nova Scotia). Daarmee was voor de  kleurrijke, maar wel excentrieke Carberry, die enige keren  onder meer had deelgenomen aan de Europese Rondvlucht,  de mogelijkheid tot deelname verkeken. Lt. Dewan Misri  Chand was ingeschreven met een van de vier Vega Gulls die  in 1936 hadden deelgenomen aan de King’s Cup Race. Hij  was de eerste Indiër die tot deze race werd toegelaten en  vloog toen het prototype G­AEAB. In diezelfde race had  Randolph G­AEKD gevlogen waarmee zij nu samen aan de  Schlesinger race zouden deelnemen. Het toestel was echter  niet op tijd gereed. Tragisch was het lot van Tom Campbell  Black, die met Charles Scott de Melbourne Race had  gewonnen  G­AEKL was door Edgar Percival in de 1936  King’s Cup race gevlogen en vervolgens verkocht aan Air  Publicity Ltd. te Heston. Voor de Schlesinger Race was het  toestel geheel aangepast, met extra tanks, Gipsy Six Series II

Flt. Lt. Tommy Rose en Jack Bagshaw bij de B.A. “Double  Eagle” G­AEIN. (Foto: Topical  Press)

Victor Smith met de Miles  Sparrowhawk G­AELT. (Foto:  Topical Press)

motor en een schroef met verstelbare spoed. Op 19 september  1 Sp als “Miss Liverpool”. Terwijl hij taxiede over het platform  werd de kleine Vega Gull niet opgemerkt door een Hawker  Hart bommenwerper op een lesvlucht. In de landing reed deze  recht op de G­AEKL en een van de propellerbladen sneed  door de cockpit en Blacks longen. Hij overleed een half uur  later.

Percival

Ook al waren drie Percivals uitgevallen, de ontwerpen van  Edgar Percival waren nog steeds goed voor vier van de negen  vertrekkende deelnemers. Twee Percival Mew Gulls werden  gevlogen door ervaren Zuid­Afrikaanse vliegers. Majoor  Allister Miller vloog ZS­AHM, dat naar het einddoel  Johannesburg de naam “Die Goudstad” aan de ene en “The  Golden City” aan de andere kant van de romp droeg. De 44­

rige Miller, bijgenaamd “The Mad Major” was een veteraan  it de Eerste Wereldoorlog en oprichter van Union Airways,   Hij  was in zijn tijd een van de meest bekende Zuid­Afrikaanse  vliegers. “Baragwanath”, de naam waarmee Stanley Halse  zijn ZS­AHO had gesierd, was anders dan men wellicht zou  denken niet van Zuid­Afrikaanse oorsprong, maar een  familienaam uit Cornwall, waarvan de leden zich over een  groot deel van de wereld en dus ook naar Zuid­Afrika hadden  verspreid4. ‘Stan’ Halse was evenals Miller 44 jaar oud en had  ook in de Grote Oorlog leren vliegen. In 1936 was hij  instructeur bij de Johannesburg Light Plane Club waarvan  enkele leden het geld voor de Mew Gull bijeenbrachten. Hij  werd beschouwd als een van de grote kanshebbers op de  overwinning  Twee Percival Vega Gulls verschenen  uiteindelijk wel aan de start. G­AEKE was ingeschreven door  de ondernemer Sir Connop Guthrie. Het toestel werd  gevlogen door de winnaar van de Melbourne race, Charles

Arthur Clouston met de Miles Hawk Speed Six G­ADOD. (Foto: Topical Press)

W.A. Scott, die Giles Guthrie, zoon van de eigenaar en  student te Cambridge, als copiloot had. Het toestel had, gevlogen door Charles Gardner, reeds de King’s Cup race van 1936 gewonnen en was daarvoor al uitgerust met langeafstandscabine en brandstoftanks. Voor de Schlesinger race  werd ook deze machine uitgerust met Gipsy Six Series II  motor en verstelbare schroef. Dit laatste was ook gebeurd met  het prototype Vega Gull G­AEAB, die gevlogen werd door  David Llewellyn en Charles Hughesdon. David Llewellyn had in 1935 met Jill Wyndham een recordvlucht van ZuidAfrika naar Engeland gemaakt met de Parnall Heck G­ACTC  maar was vooral bekend geworden door een solovlucht naar  Johannesburg met de Aeronca C­3 G­AEAC tussen 7 februari  en 1 maart 1936

Miles

De ontwerpen van F.G. (Frederick George) Miles wedijverden in die jaren in de lichte luchtvaart, zoals in de King’s Cup races, met die van Edgar Percival en net als enkele Percival  deelnemers had ook de Miles Hawk Speed Six G­ADOD  deelgenomen aan die race in 1936  Het toestel was toen naar  een tweede plaats gevlogen door Tommy Rose. Het stond na  de race te koop voor £ 1200 en de Nieuw­Zeelandse RAFpiloot Arthur Clouston slaagde erin met financiële steun van  de Londense architect en lid van de London Aeroplane Club F.E  Tasker G­ADOD te verwerven. Het toestel werd  vervolgens speciaal aangepast, onder meer met  gestroomlijnde cockpitkap en meer comfortabele vliegerstoel. Op dat moment was Clouston, sinds 1935 testpiloot bij het  RAE op Farnborough, nog betrekkelijk onbekend  Later zou hij zich onder meer een naam vestigen met zijn langeafstandsvluchten naar Australië, Nieuw­Zeeland en ZuidAfrika. De andere Miles was de Sparrowhawk G­AELT, die  werd gevlogen door Victor Smith. De Zuid­Afrikaan Smith  was reeds toen een bekend Zuid­Afrikaans vlieger, die diverse  malen – tevergeefs – had getracht het record van Engeland naar de Kaap te breken. Bijna had hij zijn doel bereikt toen hij  op 13 maart 1933 door brandstofgebrek met zijn Comper  Swift G­ABRE strandde bij Vanrhynsdorp, op 260 km van de  Kaap.

De overige

Twee deelnemende vliegtuigen waren een product van de

Percival Vega Gull VP­KCC  “The  Messenger” op RAF Abingdon voor  de vlucht van Beryl Markham over  de Atlantische oceaan. (Foto:  Keystone)

British Aircraft Manufacturing Co. te Hanworth, Middlesex Sinds 1935 was dit de nieuwe naam van de British Klemm  Aeroplane Co., die sinds 1933 de Klemm L 25 in Engeland had gebouwd als B.K., later B.A. Swallow. Op de Swallow  volgde in 1934 de B.A.2 Eagle, die uiterlijk wel wat op de  Klemm L 32 leek maar in feite een eigen ontwerp was van B.A.’s ontwerper G.H. Handasyde. De Eagle G­ADID  “Frobisher” werd gevlogen door Cyril Alington, op dat  moment student aan de De Havilland Technical School. Hij  werd als navigator vergezeld door Lt. P.A. Booth RN,  instructeur op de School of Naval Co­operation, Lee­onSolent. Na de B.A.2 en de enkele B.A.3 Cupid ontwierp men  bij B.A. de B.A.4 Double Eagle, een tweemotorig vliegtuig voor zes personen. De G­AEIN werd gevlogen door Thomas  (Tommy) Rose, een jachtvlieger bij het RFC (elf  overwinningen) in de Eerste Wereldoorlog en inmiddels  vliegend voor Miles. In 1935 had hij de King’s Cup race  gewonnen met het prototype Miles M.3 Falcon G­ADLC. In  februari 1936 had hij een recordvlucht naar de Kaap gemaakt  in de Miles Falcon Six G­ADLC in drie dagen, 17 uur en 37  minuten

Nog een ander tweemotorig vliegtuig verscheen aan de start,  de Airspeed A.S.6J Envoy 3, gevlogen door Max Findlay en  Ken Waller. Zij hadden aanvankelijk willen deelnemen met de  Airspeed A.S.8 Viceroy G­ACMU, die door Neville Stack en  Turner was gevlogen in de Melbourne race. Maar toen in juli  1936 de Spaanse burgeroorlog uitbrak werden zij benaderd door een vertegenwoordiger van de Republikeinse regering Deze bood £ 9500 voor het vliegtuig, zijnde het  aankoopbedrag (£ 5500) plus het bedrag van de eerste prijs in  de race (£ 4000). Op 13 augustus vlogen Findlay en Waller  daarop de Viceroy van Croydon naar Barcelona, waarna het  toestel nog als verbindingsvliegtuig dienst deed onder de  naam “Arturo González Gil”. Findlay en Waller, beide  instructeur bij de Brooklands School of Flying, wisten  vervolgens de hand te leggen op de Envoy G­AENA, de  eerste A.S.6J Envoy III, met Cheetah IX motoren. Aan boord waren eveneens A.H. Morgan als marconist, en C.D. ‘Derek’  Peachey, die de onderneming financierde, als passagier. Captain Maxwell Findlay DSC, DFC vloog in de Eerste  Wereldoorlog bij de RNAS en behaalde 14 luchtoverwinningen. Zijn copiloot Ken Waller had samen met

Boven: Ken Waller (tweede  van links) geeft uitleg aan  Maz Findlay op Portsmouth.  (Foto: Topical Press)

Rechts: David Llewellyn  neemt ravitaillering aan  boord voor het vertrek. (Foto:  Topical Press)

Owen Cathcart­Jones deelgenomen aan de Melbourne race in  de Comet G­ACSR. In 1934 had hij met Bernard Rubin reeds  een recordvlucht van Australië naar Engeland gemaakt in  Puss Moth G­ACLX.

De race

Ondanks het vroege uur waren velen in de vroege morgen van  dinsdag 29 september naar het vliegveld van Portsmouth  gestroomd om het vertrek van de deelnemers gade te slaan.

Het tijdstip werd nog een kwartier verschoven van 6 uur 15  naar 6 uur 30, maar om 6 uur 30 ging de Envoy van Findlay  en Waller nog in het halfduister als eerste de lucht in. De  startvolgorde was tevoren bij lot bepaald en als tweede koos  Halse enkele minuten later het luchtruim. Alleen Victor Smith  moest zijn vertrek uitstellen omdat zijn motor  startmoeilijkheden had; hij vertrok tenslotte toen alle andere  deelnemers al onderweg waren

Belgrado

Het eerste controlepunt was het vliegveld Zemun bij Belgrado

waar Halse als eerste om 12 uur 08 arriveerde, tevreden aan  de leiding te zijn. Het nam 24 minuten om zijn brandstoftanks  en hemzelf (met koffie en sandwiches) te vullen waarna de  Mew Gull vertrok richting Kaïro. Tien minuten later landde  Clouston, die als vijfde was vertrokken maar inmiddels drie  concurrenten had ingehaald. Terwijl hij nog aan de grond was  kwam de Envoy binnen. Dit was de enige deelnemer met  radio aan boord, maar Morgan deelde mee dat zijn zender er  twintig minuten na vertrek mee was opgehouden. Wel kon hij  nog kruispeilingen ontvangen. De volgende die in Belgrado  arriveerde was Smith, die er zo koud uitzag na zijn vlucht in  een open cockpit, dat een vriendelijke Joegoslavische  monteur erop aandrong dat Smith zijn leren vliegjack zou  lenen. Hij verzocht alleen het kledingstuk na aankomst in  Johannesburg terug te zenden – of het gewicht in goud. Toen  Smith om 14 uur 25 vertrok, tegelijk met Scott die in de  tussentijd ook was binnengekomen, zag hij er een stuk beter  uit. Veel geluk zou hij ook niet hebben want moeilijkheden  met de olietoevoer maakten dat hij te Skopje weer aan de  grond moest. Hij wist echter weer te vertrekken en zo terug te

Bij het aanbreken van de  dag verzamelden vele  belangstellenden zich  voor de start van de race.  (Foto: Foto BAK, Rotterdam)

Clouston klimt in zijn Miles voor de start. (Foto: Fotobureau “Holland”)

komen in de race.  Ook Llewellyn was nu geland, evenals  Rose met de Double Eagle. Tommy Rose had een  tussenlanding moeten maken te Linz in Oostenrijk om een  probleem met de brandstoftoevoer op te lossen en was verder  gegaan over Wenen. Om de verloren tijd in te halen besloot  hij niet te landen te Belgrado, maar te volstaan met rond te  cirkelen. Maar toen hij merkte dat het ging regenen en  donkere wolken zich samentrokken, keerde hij terug naar het  vliegveld om een weersvoorspelling op te halen. Hij zag er  wel vanaf te tanken en vloog meteen verder naar Athene.  Twee deelnemers waren nog steeds niet verschenen, Miller  met de Mew Gull en Alington in de Eagle. De eerste had geen  geluk gehad. Bijna in het zicht van het vliegveld van Belgrado  raakte zijn brandstof op en moest hij te Ruma, op zo’n vijftig  kilometer van Belgrado, zijn toestel aan de grond zetten. Het  toestel bleef intact, maar er was ter plekke geen telefoon en  ondanks de hulp van bereidwillige Joegoslavische boeren  duurde het vier uur aleer hij kon beschikken over twaalf  gallon petroleum – die beslist geen 87 octaan was. Tien  minuten later stond hij weer op de grond op het vliegveld van  Belgrado. In de tussentijd had hij drie deelnemers laag over  zien komen. Miller besloot daarop de strijd te staken.  Alington had wegens brandstofgebrek een noodlanding  moeten maken in de buurt van Regensburg in Beieren. Bij een  poging weer te vertrekken werd het onderstel van de Eagle  beschadigd en daarmee was ook deze deelnemer uit de race.

Kaïro

Het vliegveld Almaza bij Kaïro was één grote, helder verlichte  zandvlakte. Een band speelde en ondanks het late uur  bevonden zich honderden auto’s en nog meer toeschouwers  rond het terrein.  Halse was nog steeds aan de leiding toen hij  daar om 19 uur 07 (Britse zomertijd) neerstreek. Zijn vreugde  werd gedempt toen hij, van de controle weer op weg naar zijn  Mew Gull, Clouston tegenkwam, die iets meer dan een half  uur na hem was geland. Hij besefte dat de race nog niet door

hem gewonnen was. Halse vertrok om 19 u 48 en Clouston  om 20 u 08. Zes minuten laten kwam de Airspeed van Findlay  en Waller op Egyptische bodem. De volgende drie hadden een  tussenlanding gemaakt te Saloniki en zo kwamen Scott, Rose  en Llewellyn allen tussen elf uur en half twaalf op deze  verplichte tussenstop. De ongelukkige Smith bleef de  problemen met de olietoevoer houden waardoor hij onder  meer bij Skopje aan de grond had gemoeten. Hij hield nog vol  tot Khartoem, maar gaf toen op5.

Te Khartoem was Halse nog steeds aan de leiding, maar  Clouston was zo dicht op zijn hielen dat hij bij de nadering  van het vliegveld de stofwolken kon waarnemen die Halse bij  zijn vertrek veroorzaakte. Maar Clouston was er slecht aan  toe. De oliedruk was teruggelopen tot nul, hij had door  binnenkomende dampen zelfs enige tijd het bewustzijn  verloren en was blij weer op vaste grond te staan. Terwijl  Clouston een welverdiende rust nam, werd de motor door  RAF­personeel uit elkaar genomen. Het bleek dat twee  zuigers waren gebroken met alle gevolgen voor de rest van de  motor. Het leek erop dat dit het einde was, maar gelukkig  stond bij Imperial Airways nog een oude Gipsy VI motor en  uiteindelijk konden de zuigers op die manier worden  vervangen. Dat was wel niet helemaal volgens het boekje,  want G­ADOD had een zwaardere motor, maar het werkte,  althans voorlopig

Ondertussen kwamen de twee overgebleven Vega Gulls (Scott  en Llewellyn) en de Envoy binnen en vertrokken weer. Rose  met de Double Eagle was inmiddels uit de race. Hij had  onderweg naar Kaïro al een paar keer naar de grond gemoeten  door lucht in de brandstofleidingen en toen hij op Almaza  door zijn onderstel ging, hield hij het voor gezien. Findlay en  de zijnen hadden ook hun avontuur gehad  Onderweg van  Kaïro naar Khartoem in het donker de weg kwijtgeraakt,  waren ze geland bij Kerma, op het strand naast de Nijl. Na

De startvlag is omhoog bij het vertrek van Findlay en Waller als eerste in de race. (Foto: Central Press Photos)

onder de vleugel te hebben geslapen kwam bij het aanbreken van de dag door een wel zeer gelukkig toeval een Arabische  dhow op de Nijl langs, geladen met benzine, van overigens  zeer twijfelachtige kwaliteit. Het koste nog twee uur om de  motoren aan de gang te krijgen op dit heksenbrouwsel, maar  uiteindelijk konden ze op weg naar Khartoem. Daar  ontdekten de monteurs van Imperial Airways nog een  probleem met de magneetontsteking en dat alles nam nog zo’n 8 ½ uur in beslag.

Ondertussen ging Halse met grote regelmaat in de richting van de finish. Rond het middaguur was hij te Mbeya in Tanganyika (nu Tanzania) en reeds begonnen belangstellenden zich te begeven naar Rand Airport, Germiston bij Johannesburg om hem te zien aankomen. Maar  zijn geluk was op  Kort voor Salisbury (nu Harare) in Zuid­

Rhodesië (Zimbabwe) besefte hij dat deze plaats niet meer bij  daglicht gehaald kon worden en besloot hij de Mew Gull op  30 km van Salisbury bij Bomboshawa neer te zetten op een  stuk land dat hem daartoe geschikt leek. “Een troepje  schooljongens aldaar zag zijn machine op niet te grote  hoogte vliegen en na enkele seconden te snel achter een  heuvel verdwijnen. De jongens renden er heen en zagen dat  het toestel inderdaad was neergestreken  De bestuurder was  bewusteloos, maar zoals spoedig bleek niet wegens  opgelopen verwondingen – hij had slechts een paar  schrammen in het gelaat en een ontwrichte arm – maar wel  van bijna volledige uitputting, wat na zijn vlucht van ruim 30  uur, geheel alleen, niet te verwonderen was. Zij telefoneerden op een naburige boerderij naar Salisbury, waarvandaan onmiddellijk een ziekenauto vertrok die de kapitein naar het  ziekenhuis aldaar heeft vervoerd. Halse heeft in het

Scott en Guthrie na hun landing te  Johannesburg. (Foto: New York Times)

ziekenhuis te Salisbury verklaard dat hij z’n weg kwijt was  geraakt en nog slechts 5 minuten daglicht had om te landen Hij besloot toen in een vlak veld te landen, maar het vliegtuig liep bij de landing tegen een mierenhoop en werd ernstig beschadigd, zodat verder vliegen is uitgesloten ”6

Naar de finish

Zo lang men algemeen verwachtte dat Halse met zijn grote  voorsprong als eerste Johannesburg zou bereiken, was er  minder aandacht voor de volgers. Maar de strijd die Scott en Llewellyn achter Halse uitvochten, werd nu opeens  belangrijk  Beiden waren min of meer tegelijk uit Khartoem  vertrokken, maar daarna waren hun wegen uiteengegaan Terwijl Scott en Guthrie in min of meer rechte lijn over  Kisumu waren gevlogen hadden Llewellyn en Hughesdon de  meer “officiële” route over Juba gekozen. Maar daarmee  hadden zij zoveel brandstof verbruikt, dat ze slechts op de  laatste druppels Abercorn (thans Mbala) in Noord­Rhodesië  (Zambia) zouden kunnen halen. Nu hadden ze echter pech, want toen ze Abercorn naderden werd het zicht ernstig belemmerd door zware rookwolken als gevolg van grote  grasbranden in de omgeving. Llewellyn cirkelde enige tijd  rond in de hoop dat de rook zou optrekken, maar uiteindelijk zag hij zich gedwongen een noodlanding te maken. Ze  kwamen neer aan de oever in Lake Tanganyika en brachten de nacht door op een zandbank – om de volgende ochtend te  ontdekken dat ze bij een krokodillen kolonie hadden overnacht. Inlanders brachten hen per kano naar Abercorn Het toestel was zo zeer beschadigd dat van verder vliegen geen sprake kon zijn  Ironisch genoeg was de rook een uur  later, toen Scott boven het vliegveld verscheen, geheel  opgetrokken. Het was woensdagavond om 19 uur 35 toen hij  in Abercorn landde, na vanaf dinsdagochtend 06 uur 38 vrijwel onafgebroken in de lucht te zijn geweest. Scott en  Guthrie waren dan ook oververmoeid en omdat hun enige  serieuze concurrent uitgeschakeld was, besloten ze nu enige  uren te gaan slapen. Als op de laatste 2000 km niets  bijzonders gebeurde kon de zege hen niet ontgaan  Om 3 uur  45 verlieten ze Abercorn en na in een ruk naar het einddoel te  hebben gevlogen landden ze om 11 uur 34 op Germiston Daar werden ze, behalve door duizenden belangstellenden, verwelkomd door Schlesinger, door de Zuid­Afrikaanse

Mrs. Scott aan de telefoon  terwijl haar man zijn veilige  aankomst en overwinning meldt. (Foto: Fotobureau  “Holland)

minister van defensie Oswald Pirow en door Brig. Gen. Sir  Pierre van Ryneveldt, de pionier op de route naar ZuidAfrika.

De vreugde over de overwinning werd echter spoedig overschaduwd door het tragische nieuws over Findlay en de  zijnen  Zij waren van Khartoem naar Entebbe gevlogen en  van plan vervolgens Broken Hill (thans Kabwe) in NoordRhodesië aan te doen. Onderweg veranderden ze van plan en  besloten via Abercorn te gaan. Dit was een noodlottige  beslissing. Het terrein te Abercorn was eigenlijk geen regulier  vliegveld, maar een landingstrip die elf jaar eerder was  aangelegd voor de vlucht van Alan Cobham naar de Kaap met  de D.H.50 G­EBFO. Het was maar een klein veld, 900 meter  van oost naar west en zo’n 600 meter van noord naar zuid Terwijl de Envoy op het veld stond draaide de wind waardoor  het toestel heuvel op moest opstijgen. De – weinige ­  omstanders raadden het af maar ze lagen nog goed genoeg in  de race en wilden de lucht in voor de wind in de avond zou gaan liggen. Bijna leken ze het te halen, maar aan het eind van het veld raakte de Envoy een bomenrij, bleef even in een  boom hangen en stortte neer. Findlay en Morgan waren op slag dood. Waller was uit het toestel geslingerd en had slechts  lichte verwondingen terwijl de passagier Peachey vrijwel  ongedeerd in het wrak zat.

Daarmee was alleen Clouston nog in de race. Hij was met  zijn nieuwe, maar in feite natuurlijk oude zuigers vertrokken uit Khartoem, maar had er niet op gerekend dat het  brandstofverbruik daardoor veel hoger was geworden. Kort  voor het aanbreken van de morgen begon zijn motor te  sputteren en zag hij zich gedwongen een landingsterrein te  zoeken  Hij zette het toestel neer op de rand van een moeras  en bleef in de cockpit tot het licht werd. Hij werd gevonden door een groep inlanders met speren, wat niet echt  geruststellend was, maar zij brachten hem naar de manager  van een sisalplantage, op zo’n 2 kilometer. Hij was zo’n 200 km van Entebbe. Op de plantage was wel wat brandstof, zij  het nauwelijks goed voor een Miles Hawk Speed Six, maar  het moest maar, want Clouston hoopte nog steeds  Johannesburg te bereiken. Het kostte bijna een dag om het  toestel met behulp van de lokale bevolking op een vast stuk

land te brengen, maar toen kon Clouston weer de lucht in. Op een noodlandingsterrein te Massindi, op zo’n 70 km verder, kon hij wat brandstof innemen en vandaar ging het naar  Entebbe. Na een tussenstop te Tabora wist hij Abercorn te  bereiken  Daar vernam hij dat hij naast Scott nu de enig overgebleven deelnemer in de race was. Indachtig het lot van de Envoy besloot hij nu heuvelaf te starten en zo bereikte hij  veilig Mpika. Daar vernam hij dat Scott inmiddels  Johannesburg bereikt had, maar er was nog steeds een tweede  prijs te halen. Hij vertrok daarop richting Salisbury (nu  Harare in Zimbabwe) maar moest landen op zo’n 180 km ten noodoosten van die stad. Om 18 uur 30 vertrok hij weer maar  nu liet zijn motor hem in de nacht toch in de steek. Bij de  volgende noodlanding bij Gwelo ging de Miles verloren, maar Clouston bleef wonder boven wonder ongedeerd. “Toen, van veraf, hoorde ik stemmen, en in het bijzonder een  vrouwenstem. Ze sprak in een mij vreemde taal, maar ik wist  wat ze zei: ‘Kom niet dicht bij hem. Hij is dood ’ Ik wilde  protesteren  Ik vocht om te zeggen dat het niet waar was. Eindelijk gaf mijn stem toe aan mijn inspanningen en ik wist  dat ik echt geluid had gemaakt. Handen kwamen bij me.  Handen en een kring van grastoortsen die flikkerden in het  aardedonker. (…) Woorden in moeizaam Engels bereikten me,  aanmoedigend, geruststellend. Ik gaf mij aan hen over en liet  mezelf op m’n voeten helpen.”7 Hij werd naar een nabij  gelegen boerderij vervoerd en na een welverdiende nachtrust  per auto naar Bulawayo gebracht. Zijn vliegtuig was aan  stukken maar Clouston zou Johannesburg nog bereiken. Hij  wist een spoorwegdirecteur over te halen hem in zijn Fox Moth naar die stad te vliegen en zo kon het gebeuren dat  Clouston nog aanzat aan het banket dat Schlesinger gaf ter  ere van de race.8

Schlesinger was duidelijk aangedaan dat de door hem  mogelijk gemaakte race zo’n droevig resultaat had opgeleverd. Hij overhandigde op het lunchbanket aan Scott  en Guthrie de bokaal en de eerste prijs van £ 4000 maar  kondigde vervolgens aan dat “wegens het ongeval dat heeft  plaatsgevonden het racecomité had besloten het overgebleven

prijzengeld toe te kennen aan de families van de vliegers die  zijn omgekomen.” Mrs Findlay en mrs Morgan ontvingen ieder £ 2000 terwijl £ 2000 werd vastgezet voor het kind van capt. Morgan.

Daarmee was een race ten einde die daarna maar zo snel  mogelijk werd vergeten. Nuttige resultaten of inzichten in  toekomstig luchtverkeer had het niet opgeleverd, behalve dat  bewezen was dat de route van Engeland naar Zuid­Afrika nog niet geschikt was om commercieel met landvliegtuigen te  worden gevlogen. Voor Scott was het een laatste gelegenheid om te schitteren. Hij genoot van de hem toekomende  verering, maar toen die ten einde kwam omdat belangrijker  gebeurtenissen de aandacht opeisten, vond hij het moeilijk zijn weg te vinden. Hij stierf door zijn eigen hand in 1946, nog slechts 42 jaar oud  Zijn copiloot Guthrie, na zijn vaders  dood Sir Giles Connop McEacharn Guthrie verging het beter.  Hij vloog in de oorlog bij de Fleet Air Arm en was daarna  actief in de burgerluchtvaart, onder meer bij BOAC. Clouston was ook juist aan het begin van een lange en eervolle carrière  in de luchtvaart. Hij maakte nog diverse lange  afstandsvluchten, nam deel aan de race Istres­DamascusParijs en eindigde zijn loopbaan bij de RAF als Air  Commodore.

1. Het zou de Fransen overkomen in ‘hun’ race Istres­Damascus­Parijs  (LUCHTVAARTKENNIS 2018/4)

2  Van de Nederlandse luchtvaartpers wijdde eigenlijk alleen  “Vliegwereld” ruimere aandacht aan de race.

3  Bekend geworden door de film “Out of Africa” gebaseerd op de  boeken van Karen Blixen en ook door de film “White mischief” over de  moord op Lord Erroll.

4  Baragwanath Airport bij Johannesburg – de naam is in de jaren vijftig  gegeven – huisvest thans onder meer de Johannesburg Light Plane Club.

5  Zo staat het in de verslagen uit die tijd. In zijn autobiografie “Open  cockpit over Africa” (Fair Cape Books, 1992) vertelt Victor Smith echter  dat hij Johannesburg wel heeft gehaald. Misschien was dat buiten mededinging

6 De Standaard, 01 10 1936

7  A.E. Clouston, The dangerous skies (Cassell & Co., Londen 1954; Pan  books, 1956).

8  Dit is slechts een beknopte versie van de avonturen van Arthur  Clouston, die volledig te vinden zijn in zijn bovengenoemde  autobiografie “The dangerous skies”.

Thuiskomst van Scott en  Guthrie op Croydon, 14 oktober 1936. (Foto: Topical  Press)

HET WEB ­ Luchtvaarthistorie op Internet

Frank van de Goor

Flintshire Aviation Archive

De 'Aeronautical History of North East Wales' is de ondertitel  van deze site. Op de site informatie en links over alles wat  met de luchtvaart te maken heeft in de regio Flintshire  (Noord­Wales). Hier werden bekende Britse vliegtuigen  ontworpen en gebouwd zoals de Dove, Chipmunk, Sea Vixen,  Vampire en Comet. Tegenwoordig worden de vleugelsets van  Airbus toestellen in deze regio vervaardigd https://flintsaero webs.com/

Smithsonian Libraries

Een online verzameling van voornamelijk Amerikaanse  publicaties is te raadplegen bij Smithsonian Libraries. https://library.si.edu/topic/aeronautics/books

Zoek hulp

Op Faganfinder staat een enorme collectie zoektools, opdeelt  in verschillende thema's om gericht te kunnen zoeken. O.a.  opties om te zoeken in video, beeldmateriaal, audio, wiki's,  tijdschriften, bibliotheken en encyclopedische bronnen. De  site wordt regelmatig bijgewerkt met nieuwe zoektools. www.faganfinder.com

Air Force Museum of New Zealand

Ook in Nieuw­Zeeland is men bezig met het digitaliseren van  de museumcollectie. O.a. van de fotocollectie is veel te  raadplegen op het web. De collectie wordt regelmatig  uitgebreid met nieuwe foto's. https://fotoweb airforcemuseum.co nz/fotoweb/

Royal Aeronautical Society

Op de website van de Royal Aeronautical Society (UK) is een  deel van hun 'Heritage Collections' geplaatst. Voor de  liefhebber staan er leuke historische documenten enz. enz. https://aerosocietyheritage.com/

De Meivliegers

Website van de Stichting Meivliegers met informatie over hun  boekwerken, foto's, films, documentaire en toekomstplannen www.meivliegers.nl/

Military Wiki

De website Military Wiki is een afgeleide van de normale  Wiki en richt zich volledig op militaire onderwerpen. Voor  ons zijn de hoofdgroepen 'Air Forces' en 'Aircraft' mogelijk  interessant. Maar kijk ook eens bij 'Technology' hier is  bijvoorbeeld informatie over vliegtuig instrumenten te  bekijken  Met wat zoekwerk zijn er mogelijk nog veel meer  interessante zaken op deze website te vinden https://military.wikia.org/wiki/Main Page

Marignane 80th Anniversary De tegenwoordige Airbus Helicopter fabriek te Marignane,  nabij Marseille in zuid Frankrijk, bestond in 2019 80 jaar  (1939­2019). Dit was aanleiding de historie van deze fabriek  in boekvorm uit te brengen. Dit boekwerk van 75 pagina's is  als e­book in PDF formaat gratis te downloaden via  onderstaande link

https://t.co/xa1SK2CWRr

Lockheed C­130 Hercules Als aanvulling op het artikel van onze voorzitter in Vleugels,  nr. 4 2020 over de Lockheed C­130 Hercules volgen hier wat  links naar interessante C­130 websites met informatie en  video's.

www.lockheedmartin com/en­us/products/c130/history.html www.lockheedmartin com/en­us/products/c130 html https://military.wikia org/wiki/Lockheed C­130 Hercules https://nl.qwe.wiki/wiki/Lockheed C­130 Hercules https://www.airplanesofthepast.com/c130­hercules.htm http://ww.worldwide­military.com/Military Aircraft/Tactical  Transport/C­130 algemene_info Nederlands.htm https://kw.jonkerweb net/index.php/nl/vliegtuigen­lijst/ vliegtuigen­l/511­lockheed­c­130h­hercules?showall=1 https://c­130herculesvrienden nl/index.php

Video's:

https://youtu be/e1mbqsdq3VY https://youtu be/8Oaj_ERnk6I https://youtu be/gpwaot­AbhA https://youtu be/yLeWar4z5sc

Flight International 1909­1934

Op de website van het 'Internet Archive' zijn de digitale  versies van Flight International Magazine (UK) jaargang 1909  t/m 1934 in te zien en eventueel ook te downloaden. Bij het  digitale exemplaar dat wordt bekeken iets naar beneden  scrollen om de downloadopties te zien https://archive.org/details/Flight_International_Magazine? &sort=date

IMPS Nederland

Op de website van de International Plastic Modellers Society  Nederland bevind zich de artikelreeks “Nederlandse Militaire  Luchtvaart in Plastic." Deze artikelreeks bevat een overzicht  van alle types vliegtuigen die ooit officieel in Nederlandse  militaire dienst hebben gevlogen met een militaire registratie.  In totaal zijn dat zo'n 225 vliegtuigtypes en ca. 1000 artikelen. www.ipms.nl/artikelen/nedmil­luchtvaart

Uit de oude filmdoos

Op het YouTube kanaal van de National Aerospace Library  (UK) is een collectie historische luchtvaart video's te vinden. www.youtube.com/channel/ UCvOINKE 4cR6oBMKv_8wNKA/videos

Video van de eerste Shuttleworth 'Drive­in' Airshow die  plaatsvond op 18 juli 2020 45 minuten vliegplezier. https://youtu.be/VnRz4qDxARg

In 2017 bestond de MLD 100 jaar en dat leverde bijzondere  verhalen op, niet alleen van vroeger, maar ook van nu!  Commandeur b.d. Anne van Dijk, laatste vlagofficier van de  Marineluchtvaartdienst, vertelt in de 20 minuten durende  documentaire over een eeuw Marineluchtvaartdienst.

https://youtu be/cQv­3PLUj54

Luchtvaartkennis Forum: https://groups.io/g/LVK­ABNL

irk Roosenburg: huis­architect van de KLM

m (ELTA) in 1919 tot aan zijn overlijden in 1953 werkte KLM  r Albert Plesman samen met architect en vormgever Dirk Roosenburg. Roosenburg ontwierp ondermeer   Hij drukte daarmee een belangrijke stempel op de

Sikorsky S.51 PH­HAA  boven Welschap tijdens een  vliegfeest in 1949 Op de  achtergrond het door Dirk Roosenburg ontworpen  stationsgebouw met  verkeerstoren. (Foto: redactie  Avia/collectie KNVvL  afdeling Luchtvaartkennis)

over naar bouwkunde. Door de vele nevenactiviteiten duurde  de studie lang; naast commissiewerk bij het studentencorps  reisde Roosenburg in 1909­1910 door Duitsland en Italië; in  1911 studeerde hij af. In 1912 trad Roosenburg, inmiddels  getrouwd en vader, kort in dienst bij de architect Jan Stuyt in  Amsterdam, in 1913 stapte hij over naar de Landsgebouwendienst, en nog datzelfde jaar naar het bureau van  Berlage in Den Haag.

In 1916 startte Roosenburg een eigen architectenbureau in  Den Haag. In 1918 lieerde hij zich met twee Utrechtse civiel  ingenieurs (oud­genieofficier A.H. op ten Noort en oudstudiegenoot L.S.P. Scheffer) als Technisch Advies Bureau  Roosenburg (TABROS), met zowel vestigingen in Den Haag  als Utrecht. Roosenburg trad vooral op als ontwerper, terwijl  op ten Noort en Scheffer de berekeningen uitvoerden. In  1921 besloot Roosenburg afzonderlijk door te gaan en kocht  zich uit. Na verluidt was daar vooral de botsende karakters  van Roosenburg en op ten Noort debet aan. Roosenburg nam  wel de twee belangrijkste opdrachtgevers mee: Philips en  KLM. Binnen enkele jaren werkten er tien tot vijftien  medewerkers op zijn bureau

ELTA Albert Plesman en Dirk Roosenburg kenden elkaar uit hun  jeugd, hoewel Roosenburg twee jaar ouder was dan Plesman.  Tijdens de voorbereiding van de ELTA ontmoetten Plesman  en  Roosenburg elkaar, voor het eerst sinds hun jeugd, in  februari 1919. Plesman had contact gezocht met Roosenburg,

t het TABROS kantoor in Den Haag. Roosenburg  Ik kan niet ontkennen dat zijn verhaal vol fantasie  s; ik moet ook toegeven dat deze helder was, kristalhelder,   waarvan de verwezenlijking nog  t was echter zijn zekerheid, zijn   en zijn vermogen om vertrouwen te wekken,  dat ik op het einde van zijn betoog, toen hij vroeg of ik de  plannen voor de bouw van deze tentoonstelling, de  toekomstige ELTA, op mij wilde nemen, hem direct in  bevestigde zin geantwoord heb. Hiermede was de basis van  onze vriendschap gereed. Vanaf dat moment heb ik zijn  vertrouwen volledig gehad”1  Overigens had TABROS  ervaring met tentoonstellingen: op ten Noort was betrokken  bij de Utrechtse jaarbeurs (toen nog losse kramen in de stad),  en met een (niet winnend) ontwerp voor het Nederlandse  paviljoen voor de Wereldtentoonstelling in San Francisco in  1913. De gebouwen van de ELTA zouden worden aanbesteed  in april, met oplevering in juni. Bij die aanbesteding bleek de  financiering niet op tijd rond te komen, en moest bezuinigd  worden. Roosenburg veranderde een ontwerp van drie hallen  van 42 m diep in één hal van 72 m diep en 95 m breed. Het  groeiende aantal bijgebouwtjes was een doorn in het oog van  Roosenburg, en de frustratie groeide: “Eerst een  dienstgebouw, per slot waren er 4 nodig, enz. Ik acht mij dan  ook niet aansprakelijk voor de architectonische schepping  van het totaal, een aansprakelijkheid die ik bij het eerste plan  […] gaarne zou hebben aanvaard”. En “[…] zo doe ik nog  steeds moeite, om het Dag. Bestuur er van te overtuigen dat  de onhebbelijk grote letters der reclame van Handley Page  op de voorgeven (buiten mij erop geschilderd) werkelijk de  totale indruk verknoeien, maar de strijd tegen het geld is  hard”2. Uiteindelijk ontwierp Roosenburg naast de hal een  champagnebar, muziektent, politiebureau, bioscoopgebouwtje, brandweerpost huisjes, kaartverkoop huisje,  toiletgebouwen en een lunchroom met terras, allen uitgevoerd

Interessanter was de grote hal, waarvoor was gesteld dat deze  na de ELTA als fabriekshal dienst moest gaan doen.  Roosenburg concludeerde, met hulp van collega’s op ten  Noort en Scheffer die uitgebreide berekeningen maakten, dat  met een houten constructie de verhouding tussen de  overspanning (want er moesten zo min mogelijk kolommen in  de hal staan) en de kosten beter was dan voor staal. De  gebogen kapspanten werden uit duizenden verspringende  plankjes samengetimmerd. Het resultaat was een bouwkundig  en artistiek hoogstandje: het Bouwkundig Weekblad wijdde er  een heel artikel aan

Fokker

De hal werd na de ELTA in gebruik genomen door Fokker, en  zou tot in 1938 blijven staan. Toch maakte Roosenburg tussen  augustus 1922 en mei 1923 diverse ontwerpen voor een  fabriek voor Fokker op Waalhaven. In 1919 had Antony  Fokker al contact gezocht met de gemeente Rotterdam.  Ontevreden met de situatie in Amsterdam wilde hij gaan  onderhandelen over vestiging in Rotterdam, en bood ook aan  te adviseren bij de inrichting van vliegveld Waalhaven (dat in  juni 1920 werd geopend). Het is waarschijnlijk dat Fokker via  Plesman bij Roosenburg uitkwam. Zijn ontwerpen laten een  flink complex zien, met diverse fabriekshallen, kantoren en  dienstwoningen. De Amsterdamse Kamer van Koophandel  zou, op initiatief van de gemeente, druk op Fokker hebben  uitgeoefend om de onderhandelingen af te breken; daarbij  zullen ongetwijfeld ook financiële toezeggingen gedaan zijn.  Bovendien bleek Fokker ook niet bereid flink te investeren in  een nieuwe fabriek

KLM: logo en grafische ontwerpen

De KLM betrok na de oprichting in 1919 een klein (drie  kamers) kantoor boven Theater Odeon aan de Herengracht in  Den Haag. Na de succesvolle samenwerking voor de ELTA  wendde Plesman zich weer tot Roosenburg. Op de eerste

Links: Roosenburg maakte  voor de ELTA ook de  grafische ontwerpen die op vlaggen, uitnodigingen en  borden werden gebruikt. De  ontwerpen zijn door  Jugendstil/Art Noveau  geïnspireerd.

Rechts: Dirk Roosenburg in  de jaren 20, en het door  Roosenburg ontworpen  "Vink" logo, op een KLM  Fokker en geprojecteerd op de gevel van het KLM  hoofdkantoor aan de Hofweg in Den Haag.

plaats moest er een logo worden ontworpen, en divers  reclamemateriaal. Roosenburg ontwierp een logo bestaande  uit een zeshoekig monogram met daarin de letters K, L en M  door elkaar gevlochten, geflankeerd door vogel vleugels en,  om de Koninklijke statuur te benadrukken, voorzien van een  kroon  De “vink”, zoals het logo in de wandeling werd  genoemd, bleef tot zeker begin jaren 60 in gebruik, en sierde  (in eerste instantie erg prominent, achter de cabineramen op  de F.II en F.III, later kleiner onder de cabineramen) de romp  van alle KLM vliegtuigen, vanaf de introductie van de  Douglas DC­2 werd het logo wat minder prominent  aangebracht, maar het bleef tot de introductie van de DC­8 in  1960 de staart van KLM vliegtuigen sieren.

Had Roosenburg zich voor de grafische ontwerpen voor de  ELTA nog sterk door de Jugendstil (Art Noveau) stijl laten  beïnvloeden, waren de grafische ontwerpen voor de KLM  minder zwierig. Ook waren de ontwerpen, waarschijnlijk  onder invloed van art­deco en het (onder meer door de  luchtvaart opkomende) futurisme strakker van vormgeving,  met onder meer de voor art­deco kenmerkende repeterende  hoekige geometrische elementen. Roosenburg kreeg ook de  opdracht de inrichting van het nieuwe KLM kantoor aan de  Hofweg in Den Haag te verzorgen. In 1921 werd een eerste  door Roosenburg voor de KLM ontworpen bouwwerkje in  gebruik genomen: het passagekantoor op de Leidseplein in  Amsterdam.

Passagekantoren

De KLM directie had in 1920 al besloten dat in een aantal  grote steden KLM kantoortjes moesten komen waar  belangstellenden een vlucht konden boeken en informatie  konden inwinnen, en die bovendien een prominente reclame  uiting moesten worden  Ook werden busdiensten naar  Schiphol en Waalhaven onderhouden vanaf de kantoortjes.  Roosenburg ontwierp een klein (ongeveer 10 x 8 meter)  houten gebouwtje bestaande uit één laag, met een kelder, een  etalage over de volle breedte en een kenmerkende ver

uitstekende luifel. In 1924 kon een soortgelijk gebouwtje  worden geopend in Rotterdam. Pas nadat Plesman steun had gevonden bij de directeur van Gemeentewerken Rotterdam  stemde de gemeenteraad in plaatsing van het passagekantoor  op de centraal gelegen hoek Coolsingel­ van Oldenbarneveltstraat3  Beide kantoortjes werden in de  daaropvolgende jaren regelmatig aangepast en  gemoderniseerd  In 1930 werd het gebouwtje op de  Leidseplein vergroot (tot 10 x 11 meter), in 1938 werd het  Rotterdamse kantoortje verbouwd; Roosenburg ontwierp toen ook een reeks meubels voor de passagekantoren  In 1938 werd nog een ontwerp gemaakt voor een nieuw kantoor op een andere plek op het Leidseplein nadat de gemeenteraad had besloten dat uitbereiding van het huidige kantoor niet was  toegestaan  Maar het nieuwe ontwerp werd niet gerealiseerd omdat bierbrouwer Heineken niet van een stukje grond af  wilde dat grensde aan een stukje dat de KLM al bezat. Uiteindelijk kon de KLM terecht in een (al bestaand) pand op hoek Leidsestraat­ Leidseplein, waar het nog decennia  gevestigd bleef (op het pand staat nog steeds een KLM  neonreclame).

Vliegvelden

Hoewel de KLM formeel geen opdrachtgever was voor de  aanleg van vliegvelden, had het bedrijf als belangrijkste  gebruiker zonder uitzondering een doorslaggevende stem in

de beslissingen rond inrichting en omvang van vliegvelden Voor de vliegvelden Souburg (Vlissingen), Haamstede, Welschap (Eindhoven), Twente en Leeuwarden was  Roosenburg nauw betrokken bij keuzes rond formaat en vorm  van het vliegveld, en ontwierp hij de stationsgebouwen. Voor  de gemeentelijke vliegvelden, Schiphol en Waalhaven, werden de veldontwerpen en architectuur door respectievelijk de gemeentelijke Dienst Publieke Werken en Gemeentewerken verzorgd; Roosenburg verzorgde voor  Waalhaven wel de uitbreiding van de KLM  motorenwerkplaats en de verbouwing van het hotel­restaurant  in de jaren 30. Voor Schiphol liet Plesman Roosenburg wel  diverse ontwerpen maken, maar die werden door de Dienst  Publieke Werken genegeerd. Wel werden Roosenburg het  ontwerp van enige KLM dienstwoningen en interieur  aanpassingen op Schiphol gegund. Ook bij het ontwerp van  vliegveld Eelde was Roosenburg in een vroeg stadium  betrokken, voor het ontwerp van het stationsgebouw werd  later een prijsvraag uitgeschreven  Ook adviseerde  Roosenburg rond de inrichting van vliegveld Knokke in  België.

Souburg en Haamstede

Zijn eerste luchthaven stationsgebouw ontwierp Roosenburg voor vliegveld Souburg bij Vlissingen. De Vlissingse  burgemeester Albert van Woelderen was voormalig officier,

werkte tijdens de Eerste Wereldoorlog onder Generaal  Snijders (later voorzitter van het bestuur van de ELTA) en  kreeg ook te maken met politie inspecteur François van ’t  Sant, voor wie Roosenburg in 1927 in Den Haag de later zo  beruchte4 villa Windekind had ontworpen. Van Woelderen raakte in die jaren ook geïnteresseerd in de luchtvaart. Hij  besloot het militaire vliegveld bij Vlissingen, Souburg, voor  civiel luchtverkeer open te stellen en schakelde daarvoor  Plesman in. Zowel van Woelderen als Plesman waren lid van  de Sociëteit De Witte in Den Haag, en zo is ongetwijfeld het  contact met Roosenburg ontstaan. In 1930 ontwierp Roosenburg een villa voor van Woelderen aan de Boulevard in Vlissingen: het Wooldhuis.

Vanaf 2 mei 1932 verlengde de KLM de lijndienst Rotterdam­  Haamstede naar Vlissingen. De lijn werd een groot succes  toen het een jaar later werd doorgetrokken naar Knokke in  België. In de loop van 1931 had Roosenburg een eenvoudig houten stationsgebouw annex cafe­restaurant voor vliegveld Souburg ontworpen, dat hetzelfde jaar werd geopend. In 1934 kreeg Roosenburg ook de opdracht een stationsgebouw voor  vliegveld Haamstede te ontwerpen. De oprichting van dat  vliegveld kwam voort uit een initiatief van een aantal  vermogende Zeeuwse zakenlieden. Al in 1925 werd een  comité opgericht, onder voorzitterschap van de directeur van

de Insulaire Hypotheekbank uit Zierikzee, dhr J.J. Cock, om  de financiering van de luchtlijn naar Indië te bespoedigen. Het  plan wijzigde snel toen Cock in 1925 op bezoek ging bij  Plesman, en deze hem beloofde een geregelde lijndienst naar  Schouwen­Duivenland tot stand te brengen wanneer het  comité voor een goed landingsterrein kon zorgen  Pas in 1929 werden de plannen concreter, toen een terrein bij Haamstede  geschikt werd bevonden door het ministerie van Waterstaat,  en na een proefvlucht ook door de KLM. Vanaf de zomer van  1930 opende de KLM de lijndienst Waalhaven­ Haamstede  (vluchttijd 20 minuten, met het openbaar vervoer moest 5 uur  worden gereisd!). Nadat in 1934 de gemeente het vliegveld overnam werd, waarschijnlijk op aandringen van de KLM,  besloten het houten wachtgebouwtje te vervangen door een  stenen gebouw. Roosenburg werd gevraagd het ontwerp te  maken, dat met een opmerkelijke snelheid datzelfde jaar al  kon worden geopend. Het bestond uit een groot caferestaurant (dat ook als wachtruimte werd gebruikt), met  verkeerstoren, beide in een “landelijke” stijl met houten puntdak.

Twente

Rond 1931 werd Roosenburg ook betrokken bij de  ontwikkeling van vliegveld Twente. Op voorspraak van  Plesman werd Roosenburg door de voorzitter van het bestuur

De Zeeuwse stationsgebouwen  van Roosenburg: links Souburg, onder Haamstede.

niet enthousiast over, bovendien kampte de NV met  geldgebrek  Maar Plesman raadde aan eerst te concentreren  op het gereedmaken van het terrein als landingsplek; “door  het houden der pleziervluchten wordt propaganda gemaakt  voor de luchtvaart. Mogelijk dat dan het animo om aandelen  te nemen groter wordt en dus de middelen voor de gebouwen  aanwezig zijn”5  Roosenburg maakte in 1931 een eerste serie  globale ontwerpen voor het 900 x 760 m grote vliegveld, met  een verkeersschema en rekening houdend met toekomstige  uitbreidingen  Hierna kreeg Roosenburg de opdracht een  stationsgebouw en hangaar te ontwerpen, waar kennelijk nu

verdieping was een dienstwoning voor de directeur, een  keuken, ijsmakerij en ruimte voor de Rijksberichtendienst  (uitgerust met radio­ontvanger en zendinstallatie) en de  toegang tot een achthoekige observatietoren. Het gebouw was  voorzien van centrale verwarming. Tegen het stationsgebouw  was een forse hangaar (breedte 44 bij 33 meter, 12 meter  hoog) gebouwd, opgetrokken uit een stalen frame en voorzien  van twee schuifdeuren van beide 20 meter. De vrije zijgevel  van de hangaar was voorzien van panelen, die eenvoudig  verwijderd konden worden met het oog op uitbreiding. De  hangaar was in licht­en donkergroene tinten beschilderd. Al

Onder: ontwerptekening van stationsgebouw en hangaar Vliegveld Twente, 1932; boven: in uitvoering.

in de zomer van 1932 kon de hangaar in gebruik worden  genomen (onder meer als stalling voor de Pander P­3 PH­AIK  van ten Bos en de Pander EH 120 PH­AIT van Van Heek); in  het voorjaar van 1933 vond de officiële opening plaats.

Welschap

Toen in mei 1934 de KLM de lijn Amsterdam­ Rotterdam­  Eindhoven v.v. (twee maal daags) opende, en in juni van dat  jaar ook de lijn Eindhoven­ Twente­ Groningen, drong de  directeur van Gemeentewerken Eindhoven bij de  gemeenteraad aan op vervanging van de houten directiekeet,  hangaar en het “wachtlokaal” voor de reizigers door betere  gebouwen  Het Eindhovense vliegveld Welschap was enkele  jaren eerder aangelegd in het kader van de werkverschaffing.  De gemeente startte rond de nieuwe bouwwerken overleg met  de KLM, het ministerie van Waterstaat, de havenmeester en  Anton Philips, die de drijvende kracht was achter het tot stand  komen van het vliegveld. Plesman schoof Roosenburg naar  voren als architect, en aangezien hij ook al een groot aantal  gebouwen voor Philips in Eindhoven had ontworpen en  gebouwd, zal hij verzekerd zijn geweest van de opdracht. In  1934 begon Roosenburg met ontwerp van een  stationsgebouw, dat aan de oostzijde van het veld, het dichtst  bij de stad, gesitueerd werd. Ook werd rekening gehouden  met het uitzicht vanaf het terras van het restaurant:  Roosenburg liet de plek waar het gebouw zou komen  ongeveer een meter ophogen. En een van de twee terrassen  kwam nog eens 50 cm hoger te liggen, bovendien kwam er  ook een dakterras. Aan de achterzijde van het gebouw kwam  een parkeerterrein (85 bij 70 meter). De Firma Rörink en Van  den Broek uit Enschede, dat de hangaar op Twente had  gebouwd, mocht een soortgelijke hangaar op Welschap  neerzetten. Het stationsgebouw had ook gelijkenissen met het  gebouw op Twente, en een vrijwel identieke indeling, waarbij  rekening was gehouden met eventuele uitbreiding in

noordelijke en zuidelijke richtingen. Het stationsgebouw werd  gepleisterd, en van een zeer lichtgroene, bijna witte  mineraalverf voorzien. In mei 1935 werd het gebouw  geopend.

Leeuwarden

Het laatste luchthavengebouw dat Roosenburg ontwierp was  bestemd voor vliegveld Leeuwarden. Eind 1935 had, weer op  aanraden van Plesman, het werkcomité van de Friesche  Luchtvaart Vereniging contact opgenomen met Roosenburg.  Na een bespreking maakte Roosenburg enkele schetsen voor  een stationsgebouw, dat aansloot bij de gebouwen op  Welschap, Twente en Haamstede, maar wat beperkter in  omvang was om in een latere fase gemakkelijk te kunnen  worden uitgebreid. Gemeentewerken Leeuwarden begrootte  het ontwerp op een bedrag dat de financiële draagkracht van  de vereniging ver te boven ging. Roosenburg accepteerde  echter niet dat de vereniging van zijn diensten moest afzien:  “wanneer U, voor het opmaken van een plan, een adviseur  neemt, dan ligt daarin de bedoeling dat U, met hem  werkende, de best mogelijke oplossing tracht te verkrijgen”7 . Tijdens de bespreking was het budget kennelijk niet ter  sprake gekomen. Uiteindelijk kwam Roosenburg met het  ontwerp van een houten stationsgebouw, dat sterk leek op het  gebouw op Souburg, dat wel in de begroting paste. In juli  1938 werd het geopend

Centraal vliegveld

Het “Algemeen Bebouwingsplan” van vliegveld Welschap, 1934.

Vanaf het moment dat de KLM in 1920 daadwerkelijk begon  te vliegen, streefde Plesman naar het concentreren van de  operaties vanaf één vliegveld. De uitrusting van Schiphol was  aanvankelijk de verantwoordelijkheid van het ministerie van  Oorlog. Hoewel de gemeente Amsterdam het terrein wel  verder wilde ontwikkelen, werd het pas in 1926 overgenomen  door de gemeente. De ongunstige ligging, in een drassige  polder met slechte verbinding met  Amsterdam, bleef echter een doorn in het  oog  De toegangswegen liepen ook nog eens door een andere gemeente:  Haarlemmermeer. Het in 1921 geopende  Waalhaven was veel beter uitgerust (met  stationsgebouw, radiostation en  radiopeilzender), en Plesman overwoog zelfs enige tijd de KLM operaties geheel  op Waalhaven te concentreren. Maar ook Waalhaven was niet goed bereikbaar (er  moest, vanuit het noorden, gebruik worden gemaakt van een veerpont). Bovendien voelde Plesman zich benadeeld omdat  buitenlandse maatschappijen vrijstelling van landings­en stallingsrechten kregen, die weliswaar ook voor de KLM golden, maar waar tegenover stond dat de KLM de  grondafhandeling verzorgde in ruil voor de  vrijstelling

Plesman kwam met het voorstel van een  centrale luchthaven, dat tussen Amsterdam  en Rotterdam zou moeten komen. In eerste  instantie werd gekozen voor een locatie  aan de zuidkant bij Delft (waar nu de TU  wijk ligt), waarvoor de eerste plannen in  1924 onder de naam Vliegveld Holland werden gemaakt. Zowel de gemeenten Rotterdam als Amsterdam waren niet

gecharmeerd van het plan: er was immers recent geïnvesteerd  in de gemeentelijke luchthavens. In 1930 zag de  Gemeenteraad van Rotterdam wel in dat Waalhaven  vervangen moest worden door een nieuw vliegveld, en werd  gezamenlijk met de gemeente Den Haag het plan voor de  luchthaven bij Delft gesteund. Plesman wilde dat Roosenburg  de luchthaven zou ontwerpen, maar de Dienst  Gemeentewerken van Rotterdam wilde het ontwerp niet  uitbesteden  Toch liet Plesman Roosenburg een ontwerp  maken, dat vooral als discussiestuk diende. Over met name de  ligging van het stationsgebouw verschilden de meningen;  Plesman had een sterke voorkeur voor een stationsgebouw in  de hoek van het veld. Er zijn schetsen bewaard gebleven van  een door Roosenburg en Plesman gezamenlijk gemaakt niet  nader aangeduid vliegterrein uit 1920, een soort  modelvliegveld voor “gecombineerd vlieg­en veebedrijf”.  Van het vrijwel rechthoekige vliegveld was een van de  hoeken gereserveerd voor bebouwing: een hangaar en  stationsgebouw annex restaurant. Want Plesman vond dat  “een bezoek aan het vliegterrein der stad […] tot de  geregelde uitstapjes der bewoners [moet] gaan behoren”.  Verder was in het ontwerp van dit modelvliegveld de lange  rechte toegangsweg met vruchtbomen erlangs opvallend.

Toen duidelijk werd dat het plan voor Luchthaven Holland in  de bureaulades zou blijven, onder meer door geldgebrek van  de gemeentes en de aanleg van vliegveld Ypenburg, maakten  Plesman en Roosenburg een plan voor een centraal vliegveld  bij Leiderdorp. Tussen 1937 en 1939 maakte Roosenburg er  diverse ontwerpen voor, die enige overeenkomst hadden met  het ideale vliegveld uit 1920: een lange toegangsweg met aan  het einde daarvan het stationsgebouw. Voor het centrale  vliegveld ontwierp Roosenburg een V­vormig gebouw,  waaraan aan de buitenzijde de vliegtuigen parkeerden, en aan  de binnenzijde auto’s en fietsen. Ook werden diverse  banenstelsels ontworpen, want in 1937 waren op Schiphol  drie betonnen banen in gebruik genomen, en ook de  ontwikkelingen in de Verenigde Staten (het steeds groter en  zwaarder worden van vliegtuigen) wezen erop dat verharde  banen onontkoombaar zouden worden. De ontwerpen hebben  ook enige overeenkomst met een ontwerp dat Fokker in 1935  maakte voor Schiphol, hoewel dat niet voorzag in verharde

banen  Het was een op Amerikaanse vliegvelden gebaseerd  ontwerp voor een ovaalvormig vliegveld, met in het midden  een stationsgebouw dat ontsloten werd met een lange rechte  toegangsweg  De gemeente Amsterdam bleek niet van plan  afstand te doen van Schiphol, en richtte, zonder de KLM  daarbij te betrekken in samenwerking met onder meer de  Luchtvaartdienst de NV Nationale Luchthaven Schiphol op.  Toen vervolgens in 1938 de minister van Waterstaat ook nog  eens uitsprak dat Schiphol de Nationale luchthaven zou  worden, werd tot woede van Plesman duidelijk dat het  centrale vliegveld een ontwerp zou blijven.

Hoofdkantoor

In 1935 was het KLM hoofdkantoor aan de Hofweg in Den  Haag zodanig uit het jasje gegroeid dat werknemers moesten  worden ondergebracht in tijdelijk gehuurde panden. Na veel  discussie met onder meer de Rijksgebouwendienst (de  overheid betaalde de facto nieuwbouw van een hoofdkantoor)  en over de locatie (Amsterdam, Schiphol of Den Haag) en (na  keuze voor Den Haag) de gemeente kreeg Roosenburg de  opdracht een sober en efficient kantoorgebouw te ontwerpen,  dat voldoende uitbreidingsmogelijkheden had. Het  voormalige Artilleriepark aan de Raamweg in Den Haag was  weliswaar duur, maar bouwrijp, gunstig gelegen en groot  genoeg voor uitbreidingen en kon door het ministerie van  Waterstaat van het ministerie van Defensie worden  overgenomen  In maart 1938 presenteerde Roosenburg het  eerste globale ontwerp, dat bestond uit vier vleugels, die in  etappes zouden worden gebouwd “op een zodanige wijze, dat  een monumentale hoofdingang tegelijk met de laatste  uitbreidingsetappe wordt uitgevoerd, en de beslissing over  deze ­ naar verhouding minder rendabele, doch meer op het  uiterlijk van het geheel gerichte ­ kosten tot het laatst worden  uitgesteld”8. De Raad van Bestuur van de KLM keurde het  ontwerp voor de eerste vleugel goed, en na toestemming van  het ministerie van Waterstaat werd begin januari 1939 gestart  met de bouw. Het ontwerp bestond uit een rechthoekig uit  baksteen opgetrokken gebouw met vijf verdiepingen, dat  parallel aan de Raamweg werd geplaatst. Aan de rechter kant,  vanaf de Raamweg gezien, kwam een lage, van grote ramen  voorziene recreatiezaal, geflankeerd door de (tijdelijke)  hoofdingang van het gebouw met een wat uitstekend

Ontwerp van Roosenburg voor de  Centraal Vliegveld bij Leiderdorp.

qo^mmbker fp+ ?bdfk jbf .61­ t^p ebq db_lrt dbobba) j^^o jbq ab Ar fqpb fks^i lm .­ jbf tboa arfabifgh a^q ebq db_lrt lka bo ab ljpq^kafdebabk qb dollq wlr wfgk) bk tboa ab lmil ppfkd dbslkabk ebq m^ka qb sboerobk ^^k ebq jfkfpqbofb

s ^k Pl`f^ib W^hbk+ Ab Arfqpb _bwbqqbop e^aabk mi^kkbk ebq db_lr t sboslidbkp qb pilmbk) j^^o a^^o fp ebq kfbq jbbo s^k dbhl jbk+ Bfka .612 qolh ab HIJ fk ebq kfbrtb ell ca h^kql l o+>i fk .613 tboa _bdlkkbk jbq ab _lrt s^k ab ls bofdb s ibr dbip) afb lkaboifkd e^^hp lm bih^^o pqlkabk+Fk ab s ibr dbi ^^k ab ?^aerfptbd ht^j) lm ebq kfsb^r s^k ab bbopqb sboafbmfkd) ab kfbrtb ellcafkd^kd) jbq bbk _bqlkkbk ir fcbi lm hliljjbk6+ Qbdbk ab sllodbsbi ht^j bbk pbofb db_bbia elr ta b sldbicfdrobk) lkqtlombk allo Qbrk Ol l pbk_r od) a b wl lk s ^k a b ^o`e fqb`q+

Sboqolrtbkpmbopl lk

Lja ^q fk ab bbopqb g^obk s^k ab Arfqpb _bwbqqfkd ebq pqbbap jlbfifgh tboa lj ^^k _lrtj^qbof^ibk qb hljbk) hlk Ol l pbk_r od k^ ebq ^colkabk s^k ilmbkab molgb`qbk fk ab illm s ^k .61. wf`e pib`eqp qlbibddbk lm lkqtbombk sllo tbabol m_lrt .­ + Efg j^^hqb abbi rfq s^k bbk dolbm afb dbia fkw^jbia b qbo lkabopqbrkfkd s^k hrkpqbk^^op afb e^aabk dbtbfdboa ifa qb tloabk s^k a b allo ab Arfqpb _bwbqqbop fkdbpqbia b Hriqrroh^jbo+ Fk .61. hobbd Ol l pbk_r od ebq s bowlbh lj ^ip qrfk^o`efqb`q lm qb qobabk sllo ab dbs^kdbkfp

s ^k P`ebsbkfkdbk+ Mibpj^k t^p fk jbf .61. fk ab k^pibbm

s ^k ab l kqpk^mmfkd s^k Ibbdpqo^ bk Slp fk bbk Clhhbo D+Ffk P`ebsbkfkdbk s^pqdbwbq) bk e^a ab _bebboabo s^k ab dbs^kdbkfp tfgpdbj^^hq a^q bo bbk qrfk^o`efqb`q klafd t^p

l j ebq sbiagb lm ab _fkkbkmi^^qp lkabo e^kabk qb kbjbk+Kr

e ^a Ollpbk_rod kllfq qrfk^o`efqb`qlkfp`eb lmao^`eqbk

r fqdbs l boa ) j^^o ebq hlk ^ip abhj^kqbi tloabk db_orfhq lj bih^^o qb lkqjlbqbk) bk Ollpbk_rod hlk fkcloj^qfb ls boao^dbk) _ofbsbk bk wbicp m^hhbqgbp jbbpjlhhbibk+ Llh k^a ^q Mibpj^k sofght^j) _befbia Ollpbk_rod wfgk mlpfqfb ^ip qrfk^o`e fqb`q bk hlk e fg llh ^ka bobk e bimbk+

Bocbkfp

K^ ab lloild `lk`bkqobboab wf`e ebq tboh s^k Ollpbk_rod sll o ab HIJ lm ab rfq_obfafkdbk s^k ebq ellcah^kqllo) j^^o k^ ebq lsboifgabk s ^k Mibpj^k fk .620 aolldab ab pqollj

HI J l ma o^`eqbk s ll o Ollpbk_rod lm+ B`eqbo) tboh sllo

Ofghpt^qbopq^^q bk ab rfq_obfafkd s^k ab Qb`ekfp`eb

El dbp`e ll i fk Abicq wlodab s ll o bbk dlba dbsriab l oa bom l oqbcbr fiib+Fk .624 qolh Ollpbk_rod wf`e qbord rfq wfgk _r ob^r ) a^q allo wfgk `ljm^dklkp tboa slloqdbwbq bk kld ^iqfga _bpq^^q lkabo ab k^^j IF>D+ Fk .63/ lsboibba Afoh

Ol l pbk_r od+

Ol l pbk_r od ebbcq jbq wfgk _bjlbfbkfp jbq ebq lkqtbom bk fkof`e qfkd s^k bbk ^^kq^i sifbdsbiabk l kjfphbk ^^o bbk pqbjmbi dbaorhq l m ab sllolloildpb ir`eqs^^oq fkco^pqor`qrro fk Kbaboi^ka+Ql`e tboa efg ^ip sllo^i ^ip HIJ* erfp^o`efqb`q dbwfbk) t^^oallo wfgk bumboqfpb _fg _fgsllo_bbia ab lkqtfhhbifkd s ^k s ifbds bia Vmbk_r od kfbq tboa db_or fhq+

Aofb s^k ab allo ebj sllo ab HIJ lkqtlombk db_lrtbk bpq^^k kld+ Ebq jbbpq moljfkbkq fp ebq %fkjfaabip sll oj^ifdb& HIJ ellcah^kqllo fk Abk E^^d) a^q k^ s boe r fwfkd s^k ebq HIJ ellcah^kqllo k^^o >jpqbisbbk fk .636 tboa db_orfhq a ll o ebq jfkfpqbofb s^k Sbohbbo bk T^qbopq^^q) bk jljbkqbbi tloaq l jdb_lrta lkabo ab k^^j Mibpj^k Ar fk qlq ^mm^oqbjbkqbk `ljmibu+

Ebq pq^qflkpdb_lrt s^k Tbip`e^m o^^hqb cifkh _bp`e^afda qfga bkp ab Qtbba b Tbobialloild) j^^o tboa ^i pkbi allo ab ?ofqpb ir`eqj^`eq ebopqbia wla^q ab sbohbbopqlobk tbbo afbkpq hlk albk+S^k^c grkf .613 tboa ebq db_lrt tbbo fk db_orfh dbkl jbk qlbk ab HIJ ifgkafbkpqbk k^^o lkabojbbo P`efmeli bk Ilkabk pq^oqqb+ Fk ab wljbo s^k . 62. pqlmqbk abwb ifgka fbkpqbk) t^kq s^k^c .62/ tboa Tbip`e^m bbk jfifq^fob s ifbd ^pfp bk _ibbc ebq db_lrt s^k Ollpbk_rod fk db_orfh sll o ab sbohbbopibfafkd+ K^ ebq sboao^^fbk s^k ebq ^kbkpqbipbi fk ab g^obk 5­ tboa jfaabip bbk dolkaorfi ebq

Ob`eqp lmab cl ql ab bbopqb sibrdbi s^k ebq HI J el l cah^kql l o fk .613) jbq afsbopb sbopmboofkdbk) bbk kl la_ord) bk ab all o ab Arfqpb bwbqqbop ^^kdbof`eqb h^^ipi^d+

deel van de vliegbasis waarop het stationsgebouw lag  overgedragen aan de gemeente Eindhoven, en kwam het  buiten het vliegveld te liggen. Vanaf de tweede helft van de  jaren 90 werd er de woonwijk Meerhoven aangelegd  Het  stationsgebouw, inmiddels rijksmonument, bleef behouden en werd onder leiding van architect Jan van den Burg gerestaureerd  In eerste instantie werd het in gebruik genomen als informatiecentrum rond de aanleg van de  nieuwe woonwijk, later als kantoor en tegenwoordig is er een  restaurant gevestigd11

Het houten stationsgebouw van Leeuwarden heeft het  intensieve (Duitse) gebruik en de talloze bombardementen van het vliegveld tijdens de Tweede Wereldoorlog doorstaan, ook de bouwdrift op de naoorlogse operationele vliegbasis en  momenteel is het onderkomen van de traditiekamer.

Het stationsgebouw op Twente werd op 10 mei 1940 vernield toen Nederlandse genie de hangaar opbliezen vlak nadat  Duitse troepen de grenzen overstaken. Ook het houten stationsgebouw op Souburg werd tijdens de Tweede  Wereldoorlog vernield  Hetzelfde lot trof het stationsgebouw  van Haamstede. Op de fundamenten werd echter een hotel  opgetrokken, dat in 1955 in gebruik werd genomen. De  voormalige verkeerstoren werd min of meer gereconstrueerd, er werden hotelkamers in gemaakt. Het hotel bestaat nog steeds (het heet tegenwoordig Fletcher Hotel Burgh Haamstede) maar is in de loop van de tijd sterk uitgebreid Het torentje is nog wel aanwezig, maar van het originele  ontwerp van Dirk Roosenburg is niets meer te ontwaren

Dirk Roosenburg is grootvader van de succesvolle architect  Rem Koolhaas, en van Dirk Roosenburg jr, één van de  compagnons van LIAG.

1. D. Roosenburg ­“Een goed en bij uitstek betrouwbaar mens”, De Vliegende Hollander, In Memoriam Dr. Albert Plesman; 1954, p 159

2 D. Roosenburg­ “De eerste luchtvaarttentoonstelling Amsterdam, ELTA”, in Bouwkundig Weekblad 1919, nr 35, blz 203­210

3  Tegenwoordig van Oldenbarneveltplaats; het gebouwtje lag voor het Coolsingelziekenhuis.

4  Tijdens de Duitse bezetting was het onderkomen van de Sicherheitsdienst (SD), met folterkamers in de kelder.

5 Nationaal Archief­ Luchtvaartterrein Twenthe 1924­1929 (toegang 2 16 19 39, inv. nr. 26); Gemeentearchief Enschede, notulen diverse vergaderingen (toegang 62, inv. nr. 2 3) (overgenomen uit van Hoogstraten, zie bronnen).

6 Het stationsgebouw zou worden gebouwd door Hoog­Antink en Schoulenberg uit Enschede.

7 Gemeentearchief Leeuwarden, brief van Roosenburg aan beter Friesche Luchtvaart Vereniging 7 april 1937, Toegang 166 B, inv. nr. 11(overgenomen uit van Hoogstraten, zie bronnen).

8 KLM directiearchief, Raad van Bestuur, notulen directievergadering 185, 8 maart 1939(overgenomen uit van Hoogstraten, zie bronnen).

9 Deze was ontworpen door een van de jongere architecten van het bureau van Roosenburg Roosenburg was het niet eens met de vorm van de luifel, maar  accepteerde maar de opvatting van zijn compagnon 10. Hij ontwierp in deze periode onder meer het na de oorlog gerealiseerde nieuwe stadhuis voor Vlissingen. 11. zie https://www.echtwelschap.nl

Bronnen

Dorine van Hoogstraten­ Dirk Roosenburg, Uitgeverij 010, Rotterdam, 2005 C.J. Boot­ 50 Jaar vliegveld Haamstede, 1981, in kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen­Duivenland). Nicole van Engelen van Hout ­ Vliegbasis Eindhoven, op gouden vleugels met platina randje, 50 jaar KLu en 70 jaar  burgerluchtvaart in de lichtstad, 2002, sectie luchtmachthistorie van de Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten

Het op de resten van het stationsgebouw van Haamstede opgetrokken hotel, inclusief de “gereconstrueerde” verkeerstoren. PH­NGC is een Auster J/1 Autocrat, die tussen 1955 en 1963 vloog.

In model: Pander D

Paul Beukema

In 2018 is door het Duitse Classic Planes de Pander D uitgegeven in de schaal 1:72. Dit kleine sportvliegtuigje werd door de  bekende Haagse meubelfabrikant Pander gebouwd in de periode 1924­1926 en stond bekend om zijn vliegeigenschappen en  uitstekende afwerking

Ook dit betreft een model dat in een kleine serie is gegoten  in polyurethaanhars, ook wel resin genoemd. De uitgever  van Classic Planes, Detlef Schorsch van Modellbaustudio  Rhein­Ruhr, heeft ervoor gekozen om twee varianten op de  markt te brengen; een militaire versie met registraties voor  beide MLD­toestellen en een LA­KNIL­kist. De civiele  versie bevat decals voor de H­NACM en de H­NACO. In  de doos apart verpakte onderdelen en lasergeprinte decals.  De witte basisdecals zitten op een separaat vel. Voor het  windscherm is een stukje transparant plastic met de decals  mee verpakt.

De beschrijving beslaat drie A4­tjes: een blad met een  stukje historie, met technische gegevens en referentielijst.  Verder een fotoblad in kleur en een tekeningenblad met de  wielpoten in 1:72. Qua onderdelen zijn beide kits identiek.  Het model is eenvoudig van opzet en heeft een redelijke  passing  Met wat aandacht is het modelletje goed te  bouwen als je nog weinig ervaring hebt met giethars. De  spanwijdte is 111 mm en de lengte is 69 mm. Ook op  schaal een echt babyvliegtuig dus.

De aandachtspunten zitten ‘m in de kleinere onderdelen.  Alle onderdelen zijn uitgevoerd in hars met her en der een  luchtbelletje. Dit maakt b.v. de dunne stijlen van het  landingsgestel wat kwetsbaar. De motorcilinders zijn veel  te groot en vertonen weinig gelijkenis met die van een 2535 pk Anzani. Een in het oog springend onderdeel dat  ontbreekt is de fauteuil voor de vlieger. Detlef heeft  aangegeven bij een vervolgserie de stoel en de  motorcilinders te verbeteren. De decals zijn kwetsbaar en  vragen om een zorgvuldige behandeling

Belangrijkste aanpassingen mijnerzijds: een vliegerzetel uit  fijn metaalgaas, het vervangen van alle stijlen door  metalen/ plasticprofielen, drie motorcilinders uit een stukje  plasticrondstaf met daar omheen koperdraad gewonden en  tenslotte het aanbrengen van kleine details zoals  stuurkabels. Voor de civiele H­NACO is de metalen  beplating afwijkend aan de onderzijde

Eigenlijk is alleen van de MLD­versie bekend dat deze in  Khakikleur was uitgevoerd  Van de LA­KNIL en de civiele  toestellen valt niet met zekerheid te zeggen wat de  kleurstelling is geweest. Er is dus ruimte voor enige  artistieke vrijheid als het gaat om de kleurkeuze.

Bouwverslagen zijn te vinden op het forum van  www.modelbrouwers.nl , zoeken op “Pander D”. De  bouwdoos is ontstaan op grond van twee scratchmodellen,  die door mij gebouwd zijn

De bouwdoos is verkrijgbaar bij de LuchtvaartHobbyShop  en ModellbauRheinRuhr, http://www.classic­plane­mrr.de/ Literatuur: Pander, een Haagse vliegtuigbouwer ­ Harm J.  Hazewinkel

Coert Mun

Bücker ‘Ploon’, richtingsroer met oranje driehoek ondersteboven, romp met USAAF­markings, start vanaf Warendorf (D), juni 1945. (Foto: NIMH)

Zoekto go twee foto’s in de NIMH­Beeldb helft van 1945. Met het artikel wordt de puzzel met Bücker ‘Ploon’, waa ma

S

D

bev

militair verband dat vanuit de Ordedienst, de Landelijke  Knok

Sto

bekende blauwe overalls met oranje armband) de Nederlandse  Binnenlandse Strijdkrachten (BS) waarvan Prins Bernhard  door Koningin Wilhelmina in London tot bevelhebber is  benoemd. In de Stoottroepen beginnen met twee regimenten;  het Regiment Limburg en het Regiment Brabant. ‘Limburg’  doet, onder Amerikaans bevel, mee aan de bevrijding van het  zuiden van ons land en trekt aansluitend door Duitsland.  ‘Brabant’ staat onder Canadees bevel en is actief bij de  bevrijding van het nog bezette deel van ons land

‘Een luchtvaartafdeeling’

Het Regiment Limburg van de Stoottroepen krijgt in  Duitsland een “luchtvaartafdeeling”, zo meldt journalist en  schrijver J.W. Hofwijk2. De vliegende tak van de Stoottroepen  wordt door hem beschreven in een boek3 met avonturen, dat  hij schrijft voor zijn zoontje. Een aangepaste versie van het  verhaal staat in de geschiedschrijving van de Stoters bij hun  vijftigjarig bestaan in 19944  Verder meldt hij het voorval in  enkele artikelen in de kranten. De naam J.W. Hofwijk is een  pseudoniem van Willy J.V. Kint (1920­2009). Hij is in 19441945 actief als oorlogscorrespondent van het Regiment  Limburg voor de Persdienst van de Binnenlandse

moment een enthousiast verhaal van een regimentschauffeur  over een uitgespitte Bücker. Hij vermoedt dat dit een auto is,  die zoals zoveel andere auto’s, motoren, camera’s, pistolen en  andere materialen in Duitsland worden ‘gevonden’. De  chauffeur, een vooroorlogse KLM­vlieger, meldt dat de  Bücker een vliegtuig is!

‘Ploon’

Het vliegtuig heeft de naam ‘Ploon’ gekregen, naar één van de  meest verdienstelijke Nederlandse WACS in het regiment. Ze  heet ongetwijfeld Apollonia, maar dit terzijde. Bij de opmars  door Duitsland is in de buurt van het Duitse Warendorf  (achter Münster) een vliegtuig gevonden, vermoedelijk op de  voormalige Luftwaffe Feldflugplatz Warendorf. Borden met  teksten als “To Dutch Stormtroops Airfield” leiden Hofwijk  naar een weiland, waar je tot je heupen in het gras waadt.  Daar staat één eenzame zilveren vogel op hoge scheve poten  met een blauw kopje. De Amerikanen durven niet met de  Bücker te vliegen uit vrees voor sabotage door de Duitsers.  Een in het regiment aanwezige vooroorlogse KLM­vlieger  durft dat wel. Het vliegtuig is geannexeerd door de  Stoottroepen, voorzien van oranje driehoeken met zwarte

rand(!), Amerikaanse kentekens, een bliksemschicht op de  blauwe neus en die naam ‘Ploon’. De Bücker wordt  uitgebreid geïnspecteerd en blijkt aan de onderzijde rijkelijk  voorzien van ‘bovine excrementen’, sporen van het taxiën  door het weiland. Met enige moeite wordt de Hirth­motor aan  de praat gebracht. Hofwijk neemt plaats op de rechterstoel,

defect op Vliegveld Twenthe achtergelaten. Al na korte tijd is  het toestel gerepareerd om in december 1945 als PH­AAA in  het Nederlandse Luchtvaartuig Register te worden  ingeschreven  Dat de AAA een bijzondere herkomst heeft  weet Hugo Hooftman al in voorjaar 1948 in zijn boek  ‘Vleugels van Nederland’ te melden. Hij geeft aan dat de

Boven: De Bücker landend op Warendorf. (Foto:  NIMH)

Links: Naamgever Ploon in de ‘Ploon’ met  vlieger Bellink. (Foto: ‘Regiment Stoottroepen 50 jaar 1944­1994’ via Stoottroepenmuseum)

“De Vliegdienst van de Prins”. Small world! Die  Messerschmitt ging in 2018 na een lange restauratie in  Dui 0 een  buik g op Itzehoe/Hungriger Wulf gemaakt, als het  landingsgestel dienst weigert. De 108 wordt weer  gerestaureerd!

Een Gotha 150

Het verhaal over de vliegende tak van de stoottroepen eindigt  niet met de eenmotorige Bücker. Er wordt ook een Gotha Go  150 gevonden, een klein tweemotorig Duits vliegtuig met  Zündapp­motoren6  Ook hiermee mag Bellink aan de gang.  Mogelijk wordt de Gotha ook op Warendorf gevonden, maar  daarvan maakt Hofwijk geen melding in zijn verhalen  De  Gotha is een vrij zeldzaam vliegtuig, vanaf 1937 zijn slechts  twaalf exemplaren gebouwd. Het idee, om in het  vooroorlogse Duitsland kleine vliegtuigen te gaan bouwen,  maakt deel uit van het plan “Volksflugzeug” om het vliegen  te vereenvoudigen en ook toegankelijker te maken.  Vergelijkbare plannen bestaan in Frankrijk, Groot­Brittannië  en aan de andere kant van de oceaan. Het vliegtuig van de  Gothaer Waggonfabrik in Gotha is één van het handjevol  modellen dat door verschillende vliegtuigfabrieken is  ontwikkeld. De gebouwde exemplaren worden voornamelijk  gebruikt voor het opleiden van militaire vliegers of later,  tijdens de oorlog, als persoonlijk vliegtuig van enkele

vliegers. De vondst van twee foto’s, waarop van vlieger  Bellink in de Gotha zit en de motoren start, is de helft van de  bijvangst die aanleiding vormt voor dit verhaal. Over het  gebruik van het vliegtuig bij de Stoottroepen is (nog) niets  bekend  Wel ontstaat een raadsel met een foto, die volgens  het bijschrift is gemaakt in Eindhoven  Het vleugelloze  vliegtuig ligt op een aanhanger en wordt bij een  meubelmaker afgeleverd voor reparatie. Daarna loopt het  spoor vast.

Warendorf

De Stoottroepen hebben in 1945 een bewakingsfunctie  namens het US Army. In de plaats Warendorf bevindt zich na  de oorlog een geallieerd Processing Center / Doorgangskamp.  Daar worden tienduizenden dwangarbeiders, krijgsgevangen  en vluchtelingen verzameld en verder vervoerd. In zes talen  wordt de tijdelijke functie van het kantoorpand boven de deur  vermeld  De Stoottroepen hebben het, naar eigen zeggen, niet  slecht. Een Nederlandse krant meldt dat ze in een  schitterende villa gelegerd zijn, de Duitse bewoner is er  uitgezet en woont nu in het tuinhuis in het fraaie park bij de  villa. Over het vliegveldje is nog weinig meer bekend, dan  dat het een Wiesengelände was dat vanaf zomer 1944 ook als  Ausweich­ of Abstellfläche in gebruik is. De grasveld meet  zo’n 1.000x400m en ligt 5,5 km ten zuidoosten van de Sankt  Laurentius Kirche in Warendorf en 3,6 km noordelijk van de  molen van Westkirchen. Over het gebruik van de  Feldflugplatz Warendorf is in Duitse archieven niets te  vinden  Het algemene antwoord op die vragen is dat de  Amerikaanse archieven alle informatie hebben, maar die zijn  in verband met de Covid­19 tijdelijk minder toegankelijk.  Naar die stukjes van de puzzel wordt verder gezocht, ze  worden mogelijk later gelegd

KLM­vlieger Bellink

En wie is vlieger Bellink? Wilhelm Friederich ‘Bill’ (of  ‘Wil’) Bellink (1921­1999) heeft een KLM­achtergrond en  komt uit de verkeersvliegeropleiding bij de Kweekschool  voor Zeevaart (jaar 1938­1939). Door het uitbreken van de  oorlog kunnen de cursisten de opleiding niet op de normale  manier afronden, Bellink behaalt in november 1940 z’n  eerste vliegbrevet. Na de oorlog volgt brevettering als  verkeersvlieger. Op 5 mei 1941 ontsnappen Hidde Leegstra  (Fokker­invlieger) en Piet Vos (Constructiebureau) met de  Fokker G.1 Wasp ‘362’ van Schiphol naar Lowestoft (GB).

Boven: de Gotha 150 (foto: ‘Regiment Stoottroepen 50 jaar 1944­1994’ via Stoottroepenmuseum); onder links: nieuwsgierig wordt de Gotha wordt uitgeprobeerd (foto: NIMH), onder rechts: de Zündapp­motoren draaien (foto: NIMH).

Een roemloos einde voor de Gotha in Eindhoven? (foto: ‘Regiment Stoottroepen 50 jaar 1944­1994’ via Stoottroepenmuseum)

TVIIIW in Duitse kleuren vanaf het Noordzeekanaal. Aan  boord zijn MLD­vliegtuigmaker Boomsma, Fokker­monteur  Lindeman en Graaf Beelaerts van Blokland als passagier.  Steen landt bij Ramsgate. Omdat de Duitse SD na twee  ontsnappingen een complot veronderstelt, volgt een inval in  het huis van KLM­directeur Plesman. Daar wordt een lijst  met de namen en adressen van de officieren van het 1e  Luchtvaartregiment gevonden. Deze lijst is samengesteld in  verband met plannen voor een reünie. Het vliegende  personeel van de KLM wordt met de militaire vliegers door  de SD opgepakt en na verhoor vastgezet, om vervolgens voor  zes weken in Kamp Schoorl te worden opgesloten. Bill  Bellink is één van die KLM­vliegers. Hij zit de straf in  Schoorl uit en komt uiteindelijk via het verzet bij de  Stoottroepen. Er zitten heel veel verhalen in de foto uit de  bijvangst… Zo ontmoeten Bellink en Hofwijk elkaar later  nog een keer in Indië als Bellink bij de KLM als  gezagvoerder op een DC­3 vliegt. Hofwijk is voor de  Stoottroepen meegereisd Er worden avonturen opgehaald

Aan ‘Wil’ Bellink zitten veel meer verhalen vast. Sla er de  beschrijvingen van Herman Dekker op diens website bij de  incidenten en ongevallen maar op na. Een voorbeeld: in 1961  is Bellink gezagvoerder van DC­7C ‘Noordzee’, die op weg  naar huis vanuit New York een ernstig motorprobleem krijgt.  Een trilling in motor #1 blijkt niet te controleren, de motor  breekt uiteindelijk uit de ophanging (!) en valt in zee. Een  veilige landing op Prestwick betekent het zeer geslaagd einde  van de zeer ernstige calamiteit. Daarnaast is Bellink actief als  onderhandelaar over de honorering en arbeidsvoorwaarden  van KLM­vliegers en neemt hij deel aan IFALPAconferenties. In 1975 wordt hij bevraagd over de  weersomstandigheden waarin een Boeing 727 van Eastern  Airlines op JFK is verongelukt. Bellink landde elf minuten  eerder als gezagvoerder van een KLM 747. Zijn markante,  kleurrijke vliegcarrière eindigt in 1977, op de 747

Was het de bedoeling dat de Stoottroepen een vliegende  afdeling zouden krijgen? Naar mijn mening niet, daarvoor  zijn althans tot nu toe geen aanwijzingen gevonden. Het lijkt  ook niet aannemelijk. Ons land had immers vóór de oorlog al  militaire luchtvaartafdelingen bij zowel leger als marine. Ook  zijn geen aanwijzingen gevonden dat beide vliegtuigen deel  zouden gaan uitmaken van de al groeiende verzameling  vliegtuigen van de Prins die bekend was als “De Vliegdienst  van de Prins”. Het feit dat oranje driehoeken op de Bücker  waren aangebracht, duidt er wel op dat het vliegtuig kort na  de oorlog voor gebruik in ons land was voorbereid. Er  mochten immers tot einde 1945 alleen militaire vliegtuigen in  het Nederlandse luchtruim vliegen. Ook de privévliegtuigen  van Prins Bernhard zijn op die manier aangepast, met een  oranje driehoek  Voor de volledigheid verwijs ik naar het  artikel over de PH­VYG dat in LUCHTVAARTKENNIS 20201 is gepubliceerd.

De combinatie van factoren als de beschikbaarheid van twee  achtergelaten Duitse vliegtuigen en het hebben van een eigen  vlieger, heeft tot het vorenstaande avontuur geleid, dat bij de  Stoottroepen slechts enkele maanden duurde. Het heeft veel  weg van wat Spielerei in de marge, in de dagen na de Duitse  capitulatie. Lezers van  LUCHTVAARTKENNIS die  aanvullingen kunnen geven, zijn van harte uitgenodigd dit te  doen.

Deze bijvangst helpt bij het afronden van de vrijwel gelegde  puzzel over de Bücker Bestmann PH­AAA ‘Ploon’ en opent  een nieuwe puzzel met de tot nu toe niet beschreven Gotha  150 in Nederlandse ‘militaire dienst’! De vliegende tak van de  stoottroepen eindigt met deze twee vliegtuigen, de troepen  maken zich op voor de inzet in Nederlands­Indië. Maar dat is  een ander verhaal.

Met dank aan Coen van den Heuvel, Erwin van Loo, Gerard  Casius, Herman Dekker en Jan Willem de Wijn

Bronnen

Strijdend Nederland, wekelijksch orgaan voor Stoottroepen  BS (1944­1945)

J.W. Hofwijk ­ Het schroefje en ik (ca 1951) Regiment Stoottroepen 50 jaar ­ Verhalen van toen (1994) Jan Hagens ­ Londen of Berlijn, deel 1 (2000)

1. KNVvL LUCHTVAARTKENNIS 1988­05.

2 Strijdend Nederland, 2 juni 1945

3 J.W. Hofwijk, “Het schroefje en ik”, Hofboekerij.

4. “Verhalen van toen”, Stichting 50 jaar Regiment  Stoottroepen .

5. LVK Mededelingen 1982­08, 1983­01 en 1988­04.

6  Als noot 4.

BOEKBESPREKINGEN

The Fokker Fours; Fokker F­32, F.XXXVI, F.XXII and four­engined projects; Rob J.M. Mulder, tekeningen van C.  Juanita Franzi; uitgever: European Airlines Rob Mulder, 2019; ISBN: 978­82­93450­05­4; 384 blz; prijs: € 48,00;  Engelstalig

De door Fokker gebouwde succesvolle civiele vliegtuigen waren In de twintiger jaren vrijwel op elk continent te vinden Dat waren in Europa voornamelijk de van de Fokker F.VII  afgeleide vliegtuigen zoals de Fokker F.VIIa en de Fokker  F.VIIb  In de Verenigde Staten waren deze vliegtuigen ook te  vinden en de typisch in de VS ontwikkelde en gebouwde  toestellen zoals de Fokker F.10A. Het aantal passagiers in de  meeste vliegtuigen bedroeg niet meer dan zo’n 8 – 10 personen. Ze waren alle gebouwd volgens de bekende  Fokkerbouwwijze: gelaste stalen buizen, hout en linnen

Maar in 1928 vond Fokker in Amerika de tijd rijp om een  groter, viermotorig vliegtuig te bouwen dan de tot dusver  gebouwde toestellen. Dat werd de Fokker F­32. Een paar jaar  later gebeurde hetzelfde in Nederland. Toen werden de  achtereenvolgens de grote Fokker F.XXXVI en de iets  kleinere Fokker F.XXII op de markt gezet resp. in 1934 en in  1935. Succesvol waren deze vliegtuigen niet; ze kwamen op  het verkeerde moment en voldeden niet aan de  verwachtingen  Daarom is het bijzonder dat over deze  vliegtuigen toch een boek is uitgegeven waarin de grote  Fokkers uitstekend worden belicht. Rob Mulder, de in  Noorwegen wonende auteur, is daarvoor diep in de archieven gedoken om zeer getailleerd de geschiedenis, de technische  ontwikkeling, inrichting en vliegeigenschappen, financiële  aspecten en ongevallen op een duidelijke en gedegen wijze te  presenteren  Het is een Fokkertrilogie geworden met een  schat aan foto’s over de lotgevallen van de viermotorige  Fokkers waarvan zelfs een F.XXII de Tweede Wereldoorlog heeft overleefd

De Fokker F­32, ontworpen en gebouwd in Amerika voor 32 personen volgens de bekende Fokkerconstructie, maakte op 9 september 1929 de eerste vlucht. Een korte periode was de F32 zelfs het grootste vliegtuig ter wereld. Van de totaal zeven gebouwde toestellen werden er maar twee door een  luchtvaartmaatschappij (Western Air Express) in dienst  genomen. De andere vijf vliegtuigen vonden niet echt  emplooi mede veroorzaakt door de depressie in 1929 waardoor de behoefte aan grote vliegtuigen afnam. Problemen bleven altijd bestaan met de koeling van de vier  motoren die in een tamdemconfiguratie onder de vleugel  waren opgehangen: één met trekschroef en één met  duwschroef. Uiteindelijk kwamen alle F­32’s na korte tijd op de schroothoop terecht.

De Fokkertrilogie gaat achtereenvolgend verder met de grote  Fokker F.XXXVI en de Fokker F.XXII die alleen in  Nederland werden ontworpen en gebouwd. Beide toestellen  zouden de eerste viermotorige vliegtuigen van Fokker in  Europa worden. KLM­directeur Albert Plesman had belangstelling voor de grote Fokker die kon worden ingezet  op de route naar Nederlands­Indië. De F.XXXVI was geschikt

voor 32 passagiers voor het Europese luchtnet van de KLM  en 16 passagiers voor de Indiëroute. Eind 1933 plaatste de  KLM een order voor één toestel en een optie voor nog vijf die  niet gebouwd zijn. Toen Anthony Fokker de mock­up van de  F.XXXVI voor de eerste keer zag, zei hij dat hij schaamde als  dit vliegtuig mijn naam zou dragen. De vier motoren werden niet zoals bij de F.32 onder de vleugel aangebracht, maar in  de vleugel. Op 22 juni 1934 maakte de Fokker F.XXXVI PHAJA “Arend” de eerste vlucht. De komst van de moderne en  metalen Douglas DC.2 bij de KLM in 1934 veranderde de  verwachte inzet van de F.XXXVI op de Indiëroute. Plesman  zag meer in DC­2 op deze route omdat die economischer was.  Daarom bleven de vluchten met de F.XXXVI beperkt tot  vluchten binnen Europa en inzet voor rondvluchten  In 1939 werd de F.XXXVI verkocht aan Scottish Aviation

Voor de Fokker F.XXII bestond begin jaren dertig zowel bij  de KLM als bij de Zweedse luchtvaartmaatschappij AB  Aerotransport belangstelling. De KLM bestelde drie  exemplaren van dit vliegtuig en de AB één. Beide  luchtvaartmaatschappijen hadden duidelijk een eigen inbreng bij de bouw en inrichting. Op 24 december 1934 maakte de  F.XXII de eerste vlucht. Dit toestel was bestemd voor de AB  die in maart 1935 de eerste gebruiker werd. Hierdoor kreeg de  AB het vliegtuig “Lappland” eerder dan de KLM wat bij

Plesman niet in goede aarde viel. Het vliegtuig werd vanuit  Zweden ingezet op luchtverbindingen binnen Europa. Op 9 juni 1936 verongelukte het toestel.

Fokker F.XXII PH­AJP “Papagaai” was het eerste toestel  voor de KLM; de andere twee waren de PH­AJQ  “Kwikstaart” en de PH­AJR “Roerdomp”. De PH­AJP was in  principe bestemd voor de Indiëroute van de KLM en de PHAJR voor het Europese luchtnet. Net als de F.XXXVI werd de  F.XXII echter nooit op de Indiëroute ingezet maar uitsluitend op het Europese luchtnet. Met AB Aerotransport werd samengewerkt op de Scandinavian Air Express. Op 14 juli  1935 verongelukte niet ver van Schiphol de PH­AJQ  “Kwikstaart”. In 1939 werden de overgebleven F.XXII’s  verkocht: de Roerdomp vertrok naar Engeland en de Papagaai  naar Schotland  Deze toestellen en de F.XXXVI werden in 1941 ingelijfd bij de Royal Air Force en dienden daarna als  vliegende klaslokalen voor de Air Observers Navigation School. De "Papegaai" heeft de Tweede Wereldoorlog overleefd en werd in 1952 aangeboden aan de Fokkerfabriek en het Nederlands Luchtvaartmuseum in oprichting wat door  gebrek aan ruimte helaas niet doorging met als gevolg dat de  laatste F.XXII werd gesloopt en verbrand Na de geschiedenis van de wel gebouwde viermotorige  Fokkers volgt een overzicht van viermotorige veelal  onbekende toestellen die niet verder zijn gekomen dan de  tekentafel. Dit zijn onder meer verdere ontwikkelingen van bestaande vliegtuigen zoals de Fokker F.XVI (1931) een  versie van de Fokker F.VIIb­3m, de F.XXIII (een verbeterd ontwerp van de F.XXII met intrekbaar landingsgestel) en de  F.XXXVII (een verbeterde F.XXXVI met intrekbaar  landingsgestel). Daarnaast presenteerde Fokker totaal nieuwe  viermotorige projecten zoals F.56, Ontwerp 132 en Ontwerp 160 (1938) met vijf motoren  Geen van deze ontwerpen kregen de goedkeuring van de KLM. Ook voor het naoorlogse  ontwerp, de viermotorige STOL P.301, een verbeterde versie  van de Fokker F.27, waren geen klanten te vinden

Na de bibliografie en het uitstekende en onmisbare  trefwoordenregister volgen afbeeldingen in kleur en zwartwit  van de in Nederland gebouwde viermotorige Fokkers. Daarnaast is een aantal fraaie afzonderlijke tekeningen in kleur opgenomen van de hand van C. Juanita Franzi. Een maatschets maakt het mogelijk de grootte van de romp van een Douglas DC.3 te vergelijken met die van de F.XXII, F.32 en de F.XXXVI. Hieruit blijkt dat de romp van de F.XXXI het  langst is.

Totale conclusie: een voortreffelijk boek en een uitstekende  aanvulling op de reeds bestaande Fokkerboeken die in de loop der tijd een flinke boekenplank zijn gaan vullen. Is er dan geen puntje van kritiek? Ja toch, het gebruik in de tekst van NVNV in plaats van Fokker(fabriek). Dit leest minder prettig Wim Snieder

Dienen in nood (deel 2)­ Het vliegende reddingsteam van de  KLu 1994­2015 door Pieter L. Schram; uitgever Lanastra/ Violaero, 2020; ISBN 978­90­8616­235­2; 276 blz, met  index; verkrijgbaar via www.lanasta nl; prijs EUR 44,95 Dit op de inmiddels voor Lanasta kenmerkende goed verzorgd en aantrekkelijk boek is een vervolg op “Dienen in  nood ­ Het vliegende reddingsteam van de KLu 1959­1994”  van dezelfde auteur, dat in LUCHTVAARTKENNIS 2015/4 werd besproken, en behandelt de gehele operationele  geschiedenis van de Agusta Bell AB­412 reddingshelikopter

binnen de KLu SAR (opsporing­en redding) eenheid, inclusief  de opvolging van de AB­412 en daarmee de opheffing van de  KLu SAR eenheid. De auteur was tussen 1985 en 2003 werkzaam als boormonteur en takel(hoist)operator bij het  SAR squadron, en heeft op boeiende wijze vrijwel alle  aspecten van het gebruik van de AB­412 binnen de KLu vastgelegd

In 1994 startte de omscholing van het SAR­squadron op  Leeuwarden naar de AB­412. We lezen over het omscholingsprogramma, en de gewenning aan de toch wel forse  verschillen ten opzichte van het vliegen met de Alouette III.  Zo werd de Alouette gevlogen door één vlieger, met een  maximale bemanning van drie; de complexere tweemotorige  AB­412 vereiste twee vliegers (en dus ook een gezagvoerder), en voor hoist operaties werd met bemanning van vier  personen gevlogen

Vanaf 18 maart 1994 waren de Alouettes vertrokken, en was  de AB­412 operationeel, waarbij nog diezelfde dag twee AB412's werden ingezet voor een (vergeefse) zoektocht naar een  sportvliegtuig boven de Waddenzee. Overigens waren de AB412's op dat moment (en dat zou nog maanden duren) nog niet  geschikt voor inzet voor het in duisternis (per takel) afzetten  of oppikken van mensen vanaf schepen. De zogenaamde  vierde stabilisatieas, een instrument dat de helikopter in staat  stelt zonder referentie (zicht op horizon of grond) automatisch stabiel boven een schip te hangen, ontbrak nog. Ook moesten bijvoorbeeld takel­procedures worden aangepast omdat de  AB­412 slechts vijf minuten met vol vermogen mocht  stilhangen, bleken onderhoudshandboeken elkaar tegen te  spreken en was de ombouw van de cabine indeling voor  patiëntenvervoer (naast SAR een neventaak van het squadron)  tijdrovend, terwijl soms meerdere keren per dag van indeling moest worden veranderd  Ook bleek het onmogelijk om met  de Lynx helikopters van de MLD te communiceren. In de  loop van ongeveer een jaar waren al deze problemen min of  meer opgelost, en bleek de AB­412 een betrouwbaar en  robuust werkpaard. Boeiend zijn de verhalen over de inzet  tijdens de watersnood in de rivierengebieden in januari 1995, en de in kaders beschreven reddingsacties waarbij de AB412's werden ingezet, die dikwijls ook tevergeefs bleken (zoals tijdens de ramp met de DDA DC­3) en voor de  betrokken emotioneel erg zwaar zijn. Overigens zijn enkele  kaders met beschrijvingen van reddingsacties dubbel in het  boek aanwezig, maar dat is het enige punt van kritiek dat kan worden geleverd

Een belangrijk deel van het boek wordt gebruikt voor de  beschrijving van het tot stand komen van de beslissing het  SAR squadron op te heffen. Opvallend is de steeds maar  wijzigende beslissingen over de opvolging van de helikopters,  want dat die er zou moeten komen was altijd duidelijk.  Aanvankelijk zouden de taken door de NH­90 helikopters  worden overgenomen, ook de Cougar is genoemd,  uiteindelijk werd gekozen voor uitbesteding van de SARtaken aan een commercieel bedrijf (tot nu toe het Belgische  Noordzee Helikopters, dat met Dauphins vliegt), en het  patiëntenvervoer aan het traumaheli netwerk dat door de  ANWB wordt beheerd. Na ook weer een jarenlange  overgangsperiode waarin de inzetbaarheid niet optimaal was,  lijkt deze oplossing nu bevredigend te werken. De kosten  voor patiëntenvervoer worden nu door verzekeringmaatschappijen gedragen; de vraag is in hoeverre een door  bezuinigingen gedreven beleidskeuze om SAR vluchten  commercieel uit te besteden voor de belastingbetaler op  langere termijn gunstig is, zeker wanneer kwaliteit en  continuïteit in het oog worden genomen. Een ander voorbeeld  van in dit geval een onbegrijpelijke beleidskeuze die in het  boek ter sprake komt is het onbemand laten van vuurtorens,  waardoor noodsignalen met lichtkogels niet worden  opgemerkt en tot slachtoffers leidt.

Samenvattend: prima en boeiend boek, dat een uitstekende  inkijk geeft in alle aspecten (zowel technisch, operationeel als  beleidsmatig) van de inzet van de Agusta Bell AB­412 bij het  KLu SAR squadron. Een aanrader voor iedereen die is  geïnteresseerd in de wat meer hedendaagse geschiedschrijving van de Nederlandse militaire luchtvaart.

Arno Landewers

Difoga 421 en Fokker F.25 Promotor – Vliegtuigbouw voor  Frits Diepen door Theo Wesselink; uitgeverij Dutch  Aviation Publications, 2019; ISBN 9 7894 9199 3145; 368  blz.; prijs € 45,­

In LUCHTVAARTKENNIS 2016/1 stond een groot artikel  over de Fokker F.25 Promotor van de hand van Willem  Vredeling en Rob Hamann. Wie dacht dat daarmee alles over  dit Fokker product gezegd was, vergist zich echter. De  onvermoeibare Theo Wesselink is er in geslaagd over die  Promotor en over de Difoga 421 een kloek boek het licht te  laten zien, waarin trouwens – zoals we bij deze auteur  mochten verwachten ­  nog veel meer aan de orde komt.  Die  twee vliegtuigen hebben natuurlijk ook een verbindende  factor en dat is Frits Diepen. Zo is in het boek ook veel over  deze belangrijke figuur in de Nederlandse luchtvaart te  vinden  Omdat de Promotor dan ook nog eens het eerste  naoorlogse ontwerp van Fokker was, wordt ook nog  uitgebreid op de geschiedenis van de fabriek in die jaren  ingegaan Het boek geeft dus  meer dan de titel aangeeft.

Na enige inleidende hoofdstukken over de Fokkerfabriek in  de jaren dertig en over Frits Diepen als autohandelaar,  rallyrijder en luchtvaartenthousiast in de vooroorlogse jaren  zijn we inmiddels al op blz. 65 als het Difoga vliegtuig aan de  orde komt. Waarschijnlijk is dit de eerste keer dat de  geschiedenis van het ontstaan, gedurende de Tweede  Wereldoorlog, onder de Duitse bezetting en na de bevrijding,  van dit ontwerp van Henk Koekebakker zo uitvoerig wordt  beschreven  Het verhaal is in de loop der jaren met veel  legenden omweven, maar de auteur heeft een goede poging  gedaan voor zover na zoveel jaar mogelijk voor zover

mogelijk “Wahrheit” van “Dichtung” te scheiden

Zoals bekend heeft de Difoga 421 maar weinig gevlogen en  berichten over vluchten na 28 augustus 1946 zijn er niet, ook  al was de machine nadien nog wel te zien geweest. Vooral  interessant zijn de foto’s die Jan Fortuin, die direct na de  oorlog bij de bouw van de Difoga 421 was betrokken, van die  bouw  heeft gemaakt. Ook wordt nog ingegaan op de andere  ontwerpen van Koekebakker, waarbij het zweefvliegtuig  overigens Koekebakker 491 en niet ­ correct ­ KNVvL 491  wordt genoemd

Frits Diepen had intussen niet stilgezeten en nog in 1945 had  hij contact met Fokker over de bouw van taxivliegtuigen  waaruit dan de bekende “Fokhovens” gebaseerd op de  vooroorlogse F.K. 43 voortkwam. Maar Diepen wilde meer  en bij Fokker waren direct na de oorlog ook diverse  ontwerpen gemaakt, waaronder ontwerp 217, waaruit dan  uiteindelijk de Promotor zou voortkomen. We gaan de  geschiedenis van de Promotor, die trouwens in het kort in het  bovengenoemde artikel in ons blad al is beschreven, nog eens  herhalen  Dat het niet allemaal over rozen ging mag bekend  worden geacht. Dat alles is met veel details in het boek van  Theo Wesselink uitvoerig beschreven, waarbij ook de  wederopbouw van de Fokkerfabriek in die periode ruime  aandacht krijgt. Dit alles wordt geïllustreerd met vele foto’s,  onder meer van de productie van de Promotor in AmsterdamNoord, de promotiefoto’s en foto’s van de demonstraties in  Engeland  Foto’s die niet algemeen bekend zullen zijn. Dat  enkele meer dan een maal in het boek voorkomen is een  schoonheidsfoutje dat licht te vergeven is.

Uiteindelijk is het met die Promotor natuurlijk niets  geworden, al zijn enkele bijna verkocht en dat alles is hier  uitgebreid beschreven. Daarbij  passeren­ zoals we van deze  auteur trouwens gewend zijn – ook allerhande interessante,  maar niets steeds direct relevante zaken de revue. Hij heeft er  boven dien bewust – hij zegt het zelf in de inleiding – voor  gekozen veel documenten, artikelen en krantenberichten in  extenso af te drukken, waardoor het soms meer een  bronnenpublicatie dan een verhaal is geworden. De  leesbaarheid komt dit echter niet steeds ten goede. Maar alles  tezamen een interessant boek over een minder bekende  Fokker, dat zeker bij de ware Fokker liefhebber niet in de  boekenkast mag ontbreken

Harm J. Hazewinkel

G^k Tfiibj ab Tfgk

Fk I R@EQS>>OQHBKKFP /­/­ krjjbo 0 p`eobbc fh lsbo orfj elkaboa wldbebqbk Mobpbkq^qflk Pmfqcfobp+ Ab molar`qfb a^^ os^ k fk .61­,1/ tboa _bq^^ia rfq pmlkplodbiabk) l mdb_o^ `e q allo m^oqf`rifbobk) _baofgsbk bk lsboebabk fk Kbaboi^ kap Fk afÍ+Bkfdb sllot^^oab t^p a^q ab Pmfqcfob ab k^^j wlr ao^dbk s^k ab pmlkplo+? fg jfgk wlbhql`eq k^^o bbk Pmfqcfob jbq bbk Kbaboi^ kap Fk afp`e b k ^^ j afb _l sbk Kbaboi^ ka ^ `qfbc t^ p) ht^j fh r fq _fg ab ]J^ ar o^ $) bbk bfi^ ka sl l o ab hrpq s^ k G^ s^ + J^ ^ o afb sl kapq ibfaab tbbo qlq bbk mr wwbi+Afb l sbofdbk p pk bi tboa lmdbil pq+

S^k ab ]J^aro^$ fp ebq obdfpqo^qfbkrjjbo _bhbka7 M5006+Efg pq^^q qb _lbh ^ip bbk Pmfqcfob Jh FF_) _bdfk .61. dbmol ar `bboa fk ab c^_ofbh qb @^pqib ?oljtf`e+ Ebq qlbpqbi ht^j ^^k wfgk bfkab qlbk ebq lm /. pbmqbj_bo .61/ dbo^^hq tboa allo CI>H sllo ab hrpq s ^k E^^jpqbab+ Lm a^q jl jbkq t^p ab M5006 fkdbabbia _fg ebq ./.pqb %B^dib& pnr ^a ol k s^k ab Olv^i >fo Clo`b jbq e bq jlqql7 ]Clo I f_boqv$+Fh pfdk^ibboab a^q fk ebq Sboifbpobdfpqbo .61/ s^k ab Pqr a fbdol bm Ir`eqlloild s ll o abwb a ^qr j bk abwb il`^qfb dbt^d tloaq dbj^^hq s^k ab M5006 ^ip bbk Pmfqcfob Jh S_ s ^k ebq 002pqb pnr^aolk s^k ab 1ab Cfdeqbo Dolrm s^k ab RP>>C) dbsildbk allo Mfilq Lccf`bo %/ab irfqbk^kq&Glek Q+

Pi^qbo+ A^^ojbb t^p bbk Pmfqcfob*mrwwbi db_lobk+ Wltbi ebq qvmb ^ip a b lmbo^qfl kbib bbke bfa s bop`e fia b+

Pmb`f^ifpqbk s^k ab PDIL Mbqbo Dofjj) E^kp K^rq^ bk >ofb* G^k s^k Ebbp _ldbk wf`e sboslidbkp lsbo afq so^^dpqrh+ Lj qb _bdfkkbk jbq ebq qvmb s^k ab M5006 ]J^aro^$+ K^a^q ab Jh FF_ ^i lm /. grkf .61. fk a fbkpq s^k .12 pnr^aolk t^p bp`e^a fda) tboa ebq qlbpqbi allo ab 12pqb J^fkqbk^k`b Rkfq l jdb_lr ta k^^o bbk Jh S_+>ip wla^kfd ht^j ab ]J^aro^$ s ^k^c .2 j^^oq .61/ fk a fbkpq _fg ./. pnr^aolk+ Bbk mr wwbipqr hgb dbs lka bk+

I ^pqfdbo _ibbh ab bbkebfa+?fkkbk ab O>C t^obk aofb B^dib* pnr ^a ol kp _bj^ka allo >jbofh^^kpb sofgtfiifdbop) ebq ./. pqb t^p bbk a^^os^k+ Glek Q+ Pi^qbo go+ t^p %kbq /1 g^^o lra &fk g^kr^of .61/ s^krfq ab SP fk Bkdbi^ka ^^kdbhljbk bk fk grkf s^k a^q g^^o dbmi^^qpq _fg wfgk bbkebfa+Kr tfiab ebq dbs ^i a^q bo fk grfpq abwb mboflab tboa dbpmolhbk lsbo ebq ls bo_obkdbk s^k ab aofb B^dib*pnr^aolkp s^k ab O>C k^^o a b RP>>C bk ebq ?ofqpb ./. pnr^aolk wl r a^k ebq

>jbofh^^kpb 002 pnr^aolk tloabk+ M^p lm /6 pbmqbj_bo .61/ t^p a^q wl sbo+J^^o a^q _bqbhbkq tbi a^q Glek Q+Pi^qbo lm /. pbmqbj_bo ab i^^qpqb >jbofh^^k t^p afb fk ?ofqpb a fbkpq pkbrsbiab+Tbdbkp ab allo ebj _btbwbk afbkpqbk ^^k e bq Sbobkfda Hlkfkhofgh) ebbcq ab ?ofqpb lsboebfa ebj kld ml pqr r j bs l oa boa qlq Civfkd Lccf`bo %. pqb irfqbk^kq&+

A^^ojbb fp llh ebq qtbbab mrwwbipqrhgb dbibda+ ./. pnr ^a ol k hil mq bk 002 pnr^aolk t^p jfk lc jbbo bbk sll op`e l qgb+Pi^qbo sfbi lm /. pbmqbj_bo $1/ bbk CI>H*p`efm sll o ab hrpq ^^k) j^^o tboa dbqolccbk allo bbk Arfqpb /­ jj*ir `eq^ctbbodo^k^^q+ Ab ]J^aro^$ `o^peqb qbo elldqb s ^k Elbh s^k Elii^ka+ Glek Q+ Pi^qbo$p if`e^^j tboa kllfq dbs lka bk+ J^^o l+^+ lm ab >jbofh^^kpb _bdo^^cmi^^qp s^k

J^odo^qbk tloaq efg eboa^`eq fk ebq _lbh ]Ab dbwf`eqbk s^k J^odo^qbk+Wb ibsbk sll o ^iqfga gl kd$+ ]J^a r o^$7

Gl ek Q+Pi^qbo+I fkhp7 ebq bj_ibbj s^k O>C ./. pnr^aol k+

@l oob`qfbp

Fk e bq^oqfhbi ls bo a b Al rdi^p .­­ *ql kp _l jjbktbombo fk

IR@EQS>>OQHBKKFP /­/­ ,0 wfgk qtbb pql obka b cl r qbk dbpil mbk+Lm _ iw+

56 tl oa qdbpmol hbk ls bo a b ?*06 Al jfk^qlo8a fqjlbq?*0/ Al jfk^ql o wfgk+ Bk a b i^^qpqb obdbi s ^k a b q^_bi lm_iw+6­ _bqobcqa b A@*1) bk kfbqa b A@*1B+

MUTATIES NEDERLANDS LUCHTVAARTUIG REGISTER

Samenstelling: Arno Landewers. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de in deze rubriek gepubliceerde  gegevens.

Niet officiële gegevens worden tussen vierkante haken [ ] weergegeven Mutaties van houders/eigenaren worden hier niet  opgesomd. Op www.landewers.net/reg.html vindt U het Nederlandse Luchtvaartuig Register per 5 mei 2014, met alle mutaties  sinds die datum (dat wil zeggen: in de meeste gevallen slechts een datum, eventueel aangevuld met niet officiële gegevens).

Uiteraard zijn alle aanvullingen meer dan welkom; deze zullen op de Internet pagina worden verwerkt.

Zoals in LUCHTVAARTKENNIS 2020­3 al was gemeld, publiceert per 1 juli de Inspectie Leefomgeving en Transport  (ILT) de namen van de houders van luchtvaartuigen in het register weer. Op verzoek van de betrokkenen moet worden  vermeld dat diverse partijen en personen betrokken waren bij het tot stand brengen van het besluit van de juridische  afdeling, en het initiatief voor de aanvraag voor de beleidswijziging zeker niet was gebaseerd op een of slechts enkele  verzoeken.

bronnen: Inspectie Leefomgeving en Transport van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat; Air­Britain News; Henk Wadman/Airnieuws

Nieuwe inschrijvingen

PH­BAR

PH­BKH

PH­CGV

PH­DTF

PH­DUB

PH­ENH*

PH­FMO

PH­FVE

Tecnam P 2010

Boeing 787­10

Dassault Falcon 2000LX

Dassault Falcon 900EX

Piper PA­28R­200 Cherokee  Arrow II

Lindstrand LBL 105A

Reims/Cessna F172N Skyhawk

Supermarine Spitfire LF.Mk XVI

20 08 2020

15 10 2020

24 08 2020

21.10.2020

20 08 2020

10 2020 14 10 2020

08 2020

KHair BV, Roosendaal. KLM NV, Amstelveen, “Witte Lotus”/”White  Lotus”. Air Alsie A/S, Sonderborg (Denemarken), voorheen F­WWGE EXXAERO BV, Eindhoven, voorheen M­VGAL, VT­CAP, (M­TECH), F­WWFB. Garantiefonds Opleidingen II BV, Lelystad, voorheen PH­DUB, D­EDUB, PH­DUB, D­EBFF, N40898.

Noordelijk Ballonvaart Centrum BV, Joure, voorheen PH­ENH.

Hangar ONE BV, Teuge, voorheen D­EOPD. Stichting Koninklijke Luchtmacht Historische  Vlucht, Gilze­Rijen; eigenaar Stichting Spitfires  Flying Vintage Everyday, Veghel, voorheen G­CKUE, (R1274), TB885  Vliegend als  TB885/3W­V.

PH­GAH

PH­GLZ

PH­JCV

PH­JVZ

PH­HUG*

PH­KAT

PH­KST*

PH­KTF

PH­MFN* PH­MON

PH­MOR*

PH­NTZ

PH­OPS*

PH­PIB*

PH­RLD

PH­RRV

PH­RUM

PH­SAC

PH­SAE

Alpi Aviation Pioneer 400

Europa AL Europa XS TG

Pilatus PC­12/47E

Tecnam P 2006T

Cameron Sport­90

Tecnam P 2006T

Lindstrand LTL Series 1­120

Denney Kitfox Mk.IV

Cameron Z­105

Van’s RV­12

Cameron Z­275

Van's RV­7

Schroeder Fire Balloons G

Cameron A­300

SAAB 91D Safir

Van's RV­6A

Kubíček Ship

Piper PA­28R­201 Arrow III

Piper PA­44­180 Seminole

22 09 2020

28 09 2020 04.09.2020

23 10 2020

01.10.2020

22 09 2020 11 09 2020 23.09.2020

19 08 2020

18.08.2020

21 08 2020

19 08 2020

03.08.2020

17 08 2020

24 08 2020

07.09.2020

21 08 2020

20 08 2020

20 08 2020

H.H. Gerresheim, Duitsland.

J. Glazener. NextGen Aviation BV, Lelystad, voorheen HB­FSW.

ZX Machines BV, 's­Graveland

M. van Dijk Cormileon BV, Oostermeer.

Sky Promotions BV, Tilburg

M. van Goor, Hoek van Holland, voorheen G­HOBO. Gebouwd door W.M. Hodgkins, VK. O.A.G. Dragt.

J.M. Labruijère, "Piet".

O.J.L T. Verbist.

F. Notazio, Italië, voorheen I­UGOO.

A.P.H. Kurvers.

Sky Promotions BV, Tilburg

G. Kieft, voorheen F­AYLD, PH­RLD, PH­RLD. R.H.W. Witte, voorheen HB­YRV, (N60NA). E  Vermeulen, voorheen G­MORG, OK­2027 Garantiefonds Opleidingen II BV, Lelystad, voorheen PH­SAC, (OY­ERI), OO­TRI, N39501. Garantiefonds Opleidingen II BV, Lelystad, voorheen PH­SAE, TF­FTU, G­SOIF, G­HSFT, EI­CCB, N2093K.

PH­SAI

PH­SAL*

PH­SFF

PH­SLG

PH­TOK

PH­WYZ

PH­ZCU

PH­1648

PH­1649

PH­2T8

PH­4U3

PH­4U6

PH­4U7

PH­7L1

PH­7L2

PH­7K8

PH­7K9

Piper PA­28R­201 Arrow III

Cameron A­275

Pilatus PC­12/47E

The Airplane Factory Sling Tsi

Piper PA­18­150 Super Cub

Cirrus Design Cirrus SR22

Alpi Aviation Pioneer 400

Slingsby T.38 Grasshopper

Schempp­Hirth Discus­2b

Take Off Merlin

Tecnam P 92 Echo Mk II

SkyStar Kitfox 4­1200 BR

Magni M 24 Orion

Adventure X­Race

Premier Consulting Scout One

Carbon

Nirvana Instinct

Premier Consulting Scout One

Carbon

Verandering van eigenaar

PH­ABM

PH­AMJ

PH­AQQ

PH­BAW

PH­CAL

PH­CJW

PH­COW

PH­CWJ

PH­DGY

PH­DTW

PH­INO

PH­JBC

PH­JSH

PH­KDZ

PH­KLT

PH­LGR

PH­MXX

PH­NNN

PH­PGU

PH­PME

PH­SVV

PH­TBL

PH­TCA

PH­TTC

PH­UII

PH­VSR

PH­WCU

PH­3Y6

PH­382

PH­416

PH­1298

PH­1396

Cessna 172

Brändli BX­2 Cherry

Cameron N­120

SOCATA TB­9C Tampico Club

Glasair Sportsman 2+2

Cameron Z­105

Ultravia Pélican PL

Cameron Z­105

Mooney M.20K Model 252

Yakovlev YAK­52

Kubícek BB26Z

Reims/Cessna F172M

Cameron N­105

Lindstrand LBL 105A

Van's RV­3B

Van's RV­6

Cameron Z­160

Czech Aircraft Works Sportcruiser

Lindstrand LBL 105A

SOCATA TB­10 Tobago

Van's RV­9A

Cameron N­105

Maule MX­7­235 Super Rocket

Cessna 172R Skyhawk

Cameron Onion­105 Special Shape

Reims/Cessna F172P Skyhawk II

Piper PA­28R­201T Turbo Cherokee

Arrow III

Zenair CH 601 XL Zodiac

Schleicher K 8B

Schleicher K 8B

Schleicher ASW 24

Schempp­Hirth HS.4 Standard

Cirrus

28R­7837020 10724 1507 145SK 18­3604 4904 034 791 105 23545 1609 C 050 60303 24202624 8334 CRC010576 2020237 537/CRC013148 36540 213 3562 1470 0099 11479 649 12045 25­1145 9111413 1366 F17200960 4383 998 10405 001 10791 08SC159 774 188 92076 4089 23032C 17281584 10265 F17202041 28R­7703094

6­9929 8752 8818 24021 189

20.08.2020

09 10 2020

27 08 2020

20 08 2020

30 10 2020

30.10.2020

17 08 2020 10 10 2020

23 10 2020 17 08 2020

22.10.2020 14 08 2020

30 09 2020

19 08 2020 10 09 2020 17 08 2020 05 08 2020

12.08.2020

20 10 2020

21 09 2020

06.10.2020

18 09 2020 24 09 2020

20.10.2020

01 10 2020

05 10 2020 19.08.2020

21 09 2020 22 10 2020 16.10.2020

11 08 2020

28 08 2020 24.08.2020

05 08 2020 13 08 2020 21.09.2020

03 08 2020 04.09.2020

21 09 2020 12 08 2020

23 09 2020 18 09 2020

30 10 2020 05 10 2020

25 09 2020 21 10 2020 28.09.2020

07 10 2020 07 08 2020

Garantiefonds Opleidingen II BV, Lelystad, voorheen PH­SAI, F­GHUZ, N47972

H.T. Kleinsmit, voorheen PH­SAL, (PH­SAM).

Silver Flight BV, Schiphol, voorheen D­FTON, (D­FTOM), (D­FAAA), HB­FQC. Frisian Air BV, Dokkum.

T.K. van der Meulen Holding BV, Oostwold, voorheen PH­TOK, R­114, 54­2404

Ingeschreven als PA­18­135. Vliegend als  "R­114".

Spaans Holding BV, Den Haag

U. Semsek.

E C. Janssen, voorheen BGA3488/FSK, WZ795

Aero Club Salland.

G.W. Dijk, voorheen PH­2T8, PH­2T8

R.G.H.  Waanders. H. Kouwen.

PAL­V FlyDrive Academy BV, Raamsdonksveer.

R.A.P. Rasker.

P.C. Blokker.

M.J.W. Harbers.

S.P.J. Kemper.

R.R. Jacobse.

H.J. Kelz, Oostenrijk. C. Bisoffi.

Vflight AB, Zweden

D.J. Colloredo­Mansfeld.

W.H. Hijink

M. Schmiz, Duitsland

Lumière BVBA, Neerpelt (België).

R.M. Dick, Duitsland

VenX Holding BV, Castricum. E V. Gribennikova.

R.M. Antonius.

Y. Bogaert, België.

Bisschop Ballonvaren BV, Rouveen H.G. Teijgeler.

H.A. van Altena.

Rien Jurg Promotions BV, Hengelo

P.L Stein Hoogstraats Ballon Team BVBA, Hoogstraten, België. Branderhorst Aviation BV, Raamsdonksveer. F. Cugnasca. T. Buekers. Mitis Aeroservices Sociedad Limitada, Puerto del Rosario, Spanje. “Blue Sky” BV.

P.W.A. de Bont.

Van de Bunte Aviation BV, Teuge. F. Mazzolini, Italië.

I.A.M. Mekel. J.P. Visser.

D.E van Oene.

J.L.H. Vandebeeck, België. R. Deerenberg

Doorgehaald

PH­BFI

PH­BFL

PH­BFN

PH­CCI

PH­CSL

PH­DAM

PH­DTR

PH­ESV

PH­FSM

PH­GBN

PH­GPI

PH­GSP

PH­LKA

PH­MFX

PH­MRO

PH­PBJ

PH­PYL

PH­RYO

PH­TYR

PH­VOC

PH­VSI

PH­VTF

PH­XRV

PH­985

PH­1142

PH­1197

PH­1434

PH­4G5

PH­4N5

PH­8S6

PH­9A4

Nagekomen

Boeing 747­406BC

Boeing 747­406

Boeing 747­406

British Aerospace Jetstream 3201

de Havilland DH.82A Tiger Moth

Piaggio P.180 Avanti II

Lancair 320

Cameron O­140

Kubíček BB30N

Cameron N­133

Lindstrand LBL 120A

Cameron A­210

Cameron A­275

Cessna 650 Citation VI

Cessna 421C Golden Eagle

Schroeder Fire Balloons G

Lancair 360

Cameron A­140

Cameron N­77

Cameron N­105

Pipistrel Virus SW 121

Cameron N­105

Boeing 737­7K2

Scheibe SF.25D Falke

Glasflügel H.303 Mosquito

Rolladen­Schneider LS 6­c

Glaser­Dirks DG­500/20 Elan

TL­Ultralight TL­96 Star

TL­Ultralight TL­3000 Sirius

Nirvana Rodeo 125

Fresh Breeze SportiX 122

25086

14 10 2020

14 10 2020

02.09.2020

08 09 2020

09 10 2020

03.09.2020

603­320­349 10062 318 2988 664 10138 10553

650­0240

421C0478 1021 609 2942 2267 4800

VSW 1210029 4314 34170 4649D 38 6303 5E171W9 00S61

16SI130 M2 7034 1311

31 08 2020

02 10 2020

02.10.2020

02 10 2020

02 10 2020

02.10.2020

08 09 2020

26 10 2020

07.08.2020

02 10 2020 09 09 2020

02.10.2020

08 09 2020 02 09 2020

07.10.2020

08 09 2020 22 10 2020

08.09.2020

14 10 2020

04 08 2020 23.10.2020

28 09 2020

20 10 2020

09.10.2020

06 08 2020

Buiten gebruik gesteld, opslag Teruel, Spanje.

Naar Verenigde Staten

Buiten gebruik gesteld

BvL verlopen 13.10.2018.

Meer dan jaar zonder gelding BvL

Werd VT­MSF.

Naar Frankrijk.

Afgeschreven/buiten gebruik gesteld

Naar Oekraïne.

Afgeschreven/buiten gebruik gesteld.

Meer dan jaar zonder gelding BvL

Meer dan jaar zonder gelding BvL

BvL verlopen 20.07.2019.

Naar Hongarije.

Naar Rusland

Meer dan jaar zonder gelding BvL.

Naar Frankrijk

Afgeschreven/buiten gebruik gesteld

Buiten gebruik gesteld

Buiten gebruik gesteld

Werd G­OVSI.

BvL verlopen 04 06 2019

Werd N732CE

BvL verlopen 17 06 2018

Naar Duitsland

Naar Duitsland

Naar Duitsland.

BvL verlopen 20 09 2018

Ongeval Ameland 07 10 2020

Geen BvL.

Buiten gebruik gesteld

PH­BAR voorheen I­PDVD. PH­BEJ voorheen C­GOEI, N2001C, C­GGHK (aanvulling). PH­TRZ voorheen I­PDVJ.  PH­UMC voorheen D­HCBC. PH­BBF werd VT­SNM. PH­DAN werd EC­XSI (09 2020). PH­EMW werd OH­KAN. PH­EWG werd VT­DSB. PH­HLM  werd HA­BCB. PH­JPS werd F­HHZM (09 2020). PH­MDG werd ZS­KFS. PH­MMT werd D­HXAE. PH­PIX werd F­GPXR.  PH­PTB werd TC­BNL. PH­730 werd D­0753. PH­1145 werd LY­DOP. PH­1642 werd D­KVIX.

Revolution Mini­500 H­VLH was tussen juli  3 en juli 2013 eschreven, en had sinds 2007 al een Duitse  enaar. Onlangs werd machine gezien door  Gert den Herder in het  luchtvaartmuseum in  Werningerode, Duitsland. (foto: Gert den  Herder)

Enkele opnamen van Britse types uit de collectie van Bart van der Klaauw (gedigitaliseerd door Nico Braas).

De experimentele Fairey Jet Gyrodyne was een  kruising tussen gyrocopter en helikopter. Een  negen­cylinder radiaal motor in de romp dreef  twee duwpropellers aan. Tijdens start, landing en  vliegen bij lage snelheden werd de rotor  aangedreven door “pressure­jets” aan de  rotoruiteinden. Daarin werd door een  supercharger geleverde lucht vermengd met  brandstof en ontstoken. In januari 1954 vloog de  Jet Gyrodyne voor het eerst; de motoren bleken  echter een te gering vermogen te leveren voor  indrukwekkende prestaties, en de maximale  vluchtduur was maar 15 minuten. In 1961 werden de experimenten gestopt. Het toestel  bestaat nog en is onderdeel van de collectie van  het RAF Museum. Het wordt tentoongesteld in  het Museum of Berkshire Aviation in Woodley, een voorstad van Reading.

Boven links: de Fairey Ultra­light helikopter was ontworpen op basis van specificaties van het Britse leger voor een lichte  observatie/training helikopter. De rotor werd aangedreven met “pressure­jets” die ook op de Jet Gyrodyne waren toegepast, waardoor geen staartrotor gebruikt hoefde te worden. Het toestel was uitgerust met een Turbomeca straalmotor, en vloog voor het eerst in 1955. Nadat het Britse leger besloot de Saunders­Roe Skeeter aan te schaffen, werd de ontwikkeling gestopt.

Boven rechts: Hunting H.126; ontworpen voor experimenten met een “aangeblazen” vleugel en flaps, waarbij gassen uit de  Orpheus straalmotor over de vleugel werden geleidt zodat met lage snelheid over korte afstanden gestart en geland kon  worden. Hoewel het ontwerp van het toestel erg eenvoudig was (met onder meer een vast onderstel) zorgden de hete gassen  voor behoorlijke technische problemen. In maart 1963 werd de eerste vlucht gemaakt. In 1969 en 1970 werd het enige  gebouwde exemplaar aan de NASA uitgeleend; sinds 1972 is het buiten gebruik en maakt het onderdeel uit van de collectie  van het RAF Museum te Cosford.

Short SB.6 Seamew, ontworpen als vliegtuig voor bestrijding van onderzeeërs vanaf  vliegkampschepen. Het toestel bleek moeilijk te vliegen en had beroerde  vliegeigenschappen. Uiteindelijk nam de  Britse Marine zeven exemplaren af, die al  snel, in 1957, buiten gebruik werden gesteld.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.