9 minute read

Knutselen versus verbeelden of de verbeelding aan de macht

Knutselen versus verbeelden of

de verbeelding aan de macht

In beeldend kunstonderwijs zijn er grofweg twee stromingen: knutselen begint bij namaken om vaardigheden op te doen en in te oefenen. In de tweede heeft knutselen de betekenis van ‘verbeelden’. Verbeelden sluit nauw aan bij de ontwikkeling van kinderen op de basisschool.

Lourens van der Leij is werkzaam bij hogeschool Windesheim Flevoland als docent en projectleider.

DOOR LOURENS VAN DER LEIJ EN INO DE GROOT

Ino de Groot is kunstenaar met exposities in heel Europa. Daarnaast geeft hij trainingen over beeldendkunstonderwijs en schrijft hij artikelen.

Het is winter, koud en nat. Kale bomen, geen blad of bes meer aan de boom. Insecten ver weggekropen. Alle vogels hebben het zwaar. In de struiken rond het plein zitten wat meesjes, roodborstjes, en mussen zielig verscholen tussen de takken.

Je neemt een vogelhuisje mee en zet dat met vogelvoer voor het raam van de klas. Op de zaadjes, appel en een vetbol komen de vogeltjes onmiddellijk af.

Er komt een vogelposter van de vogelstichting, er komen boekjes op de tafel bij het raam, een schedel van een vogel, een oud vogelnestje.

Er is een mooie betekenisvolle context ontstaan. Er wordt tijd genomen om te beleven. Kinderen worden betrokken, gestimuleerd of juist wat afgeremd.

We gaan vogelhuisjes maken. Een groepje leerlingen zit aan de knutseltafel. De leerkracht doet voor, de leerlingen stap voor stap na: een lollystokje als paal, drie als poten eentje als vloer twee (halve) als muren en twee als dak. Watten erop als sneeuw. Zaadjes op de vloer van het huisje. Aan het touwtje evenveel zonnebloempitjes plakken als jij vingers aan jouw handen hebt, tellen maar.

Vijfentwintig leerlingen, vijfentwintig dezelfde werkjes: ju enwerkjes. Is dit fout? Het antwoord is ‘natuurlijk niet’. Kinderen worden bewust dat vogels in de winter wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken, ze zijn met hoeveelheden bezig, ze analyseren de bouw van een huisje.

‘Kopiëren vereist vaardigheid maar geen fantasie of creativiteit’ (Gompertz, 2016). Bij kunstonderwijs gaat het logischerwijs natuurlijk wel over fantasie en creativiteit. Creativiteit hebben we heel hard nodig om in de toekomst antwoorden te geven op grote problemen. Kunstonderwijs gaat verder dan fantasie en creativiteit; kunstonderwijs gaat over het kind zelf en de wereld waarin het kind leeft.

versus verbeelden of

de verbeelding aan de macht

VERBEELDEN

Verbeelden gaat – in onze westerse cultuur – over een eigen interpretatie geven. Door die eigen interpretatie eigen je het onderwerp toe, wordt het onderwerp iets van jezelf. Je verbindt het onderwerp aan jouw denken, jouw voelen en jouw ervaringen. Door te verbeelden ontstaat er een relatie tussen het onderwerp en jezelf. Verbeelden is daarmee voor het leerproces sterk: verbeelden zorgt dat er ‘diep geleerd’ wordt (Laevers, 2010), er ontstaat namelijk een onvergetelijke leerervaring die verbonden is aan eigen denken, voelen en levenservaring.

Verbeelden gaat over het spel tussen de maker en het beschikbare materiaal.

Peuters en jonge kleuters kopiëren niet: ze experimenteren, ze ontdekken, ze laten sporen achter, ze beleven. Het genieten ligt in het doen: vingers in de verf, verf in de haren, verf op de grond. De ontwikkeling gaat van ongecontroleerd naar meer gecontroleerd. De toenemende gerichtheid maakt dat het toevallige langzaam maar zeker naar de achtergrond verschuift.

VRAGEN

Kleuters leren door vragen die gesteld worden; bij reizende dieren bijvoorbeeld ‘De giraf zit in de wagon, zijn kop steekt uit de wagon, hoe komt de giraf eigenlijk de wagon in?’ ‘Hoe zie ik dat het een kop is van een giraf?’ Grote kans dat de vragen de inspiratiebron zijn om een volgende stap te zetten.

BEGRIJPEN

Leren doet een kind door te handelen. Het kind leert met de handen: het gaat over vormgeven, maken, creëren; be-grijpen. Met jouw handen verwerf je inzichten, verwerf je hoe jezelf en de wereld in elkaar steken.

Namaken kan voor kinderen veilig zijn en tegelijkertijd frustrerend: er is een duidelijke opdracht, dat maakt veilig. Het resultaat moet precies zo worden als het voorbeeld, de controle is eenvoudig; het klopt of het is het nog niet. Het is goed of het is fout. Ben je als kind toevallig een beetje onhandig of ligt jouw voorkeur net anders, dan heb je bij namaken gewoon pech.

Leerkrachten zijn professionals die hun opdrachten afstemmen op de ontwikkeling van de leerlingen. Gebeurt dat niet dan kunnen kinderen niet anders dan falen. Leerlingen zien dit en oordelen over hun eigen werk. Hier ligt de oorsprong van ‘Ik kan niet tekenen’, ‘Ik ben niet creatief’. Als deze gedachte eenmaal heeft postgevat is die lastig te veranderen.

DOEN

Bij verbeelden moet een kind een eigen inbreng hebben, een eigen draai aan de opdracht kunnen geven, zo verbindt het kind zich aan de opdracht.

Door de eigen inbreng staat het resultaat niet vast. Bij verbeelden is er meer nodig om te achterhalen of

de opdracht uitgevoerd is. Het kind zal moeten vertellen zoals bij de reizende dieren; kijk dit is dit en dat is dat en daar… Reflecteren op eigen werk.

Verbeelden gaat over het tonen van eigen gedachten, eigen gevoelens en eigen emoties. Jouw gedachten, jouw emotie of jouw ervaringen kunnen niet fout zijn. Het zijn de gedachten, de gevoelens en de ervaring die er nu eenmaal zijn.

Kinderen krijgen binnen het onderwijs opdrachten met een doel. Het vogelhuisje wordt bijvoorbeeld gemaakt om binnen een betekenisvolle context te tellen, de structuur van de bouw te onderzoeken, vogels te observeren en te determineren, liefde voor de natuur aan te leren, te genieten van alles wat leeft …

Om tot een eigen invulling te kunnen komen moeten verbeeldende opdrachten open zijn. In het onderwijs moet de opdracht ‘controleerbaar’ zijn, anders wordt het vrijblijvend en is alles goed. Bij de reizende dieren is het controleerbare te laten zien hoe een dier met welk vervoersmiddel van hier naar daar gaat. Welk dier staat niet vast, welk vervoersmiddel staat niet vast, hoe een en ander getoond werd staat ook niet vast.

Kinderen moeten wennen aan verbeeldende opdrachten. ‘Mooi’ is geen criterium maar is al snel de verwachting van de omgeving. Kinderen willen aan de verwachtingen voldoen en komen in een spagaat.

Kinderen moeten wennen dat als er serieus gewerkt is, het resultaat net als in de kunst mooi, vreemd, lelijk, schokkend, lief, toegankelijk kan zijn. Daar zullen vooral ouders aan moeten wennen. Zelfs mislukt kan van waarde zijn. Het werk is zichtbaar gemaakt denkwerk, het is een zichtbaar geworden experiment, het is een zichtbaar geworden toeval. Het is de verbeelding van de unieke werkelijkheid van het kind en daarmee het antwoord op de opdracht.

Kinderen moeten wennen aan open opdrachten. Ze moeten wennen aan de opdracht het antwoord zelf te construeren. Het kind zelf is het baken waarop het vaart; dat is uniek binnen het onderwijs.

Onderwijs gaat per definitie over de vraag: Wie ben ik zelf en wie ben ik ten opzichte van de ander, de wereld? Het verwerven van kennis is een manier om die vraag te onderzoeken. Kennis die inzichten opleveren. Inzichten die voor elk kind anders zijn. Dat kost tijd want antwoorden vinden mag ook traag gaan. (Kahneman,2016)

Verbeelden gaat over exact dezelfde vraag. Verbeelden helpt mogelijke antwoorden, richtingen of opties te onderzoeken.

WERKEN

Beelden in onze hersenen – ons denken – zijn vluchtig en veranderen elk moment. Gedachtenkronkels geven geen houvast. Gedachten in woorden vangen is ook al niet eenvoudig, zeker niet voor (alle) kinderen. Er moet eerst iets concreets komen om houvast te hebben. Maken is het moeilijkste onderdeel van het hele verbeeldende proces. Je moet denken omzetten in handelen, je moet naar materiaal luisteren, je moet meebewegen in wat lukt en wat niet, je moet constant bijstellen. Maken is net spelen, je weet niet waar je uitkomt. Tijdens het maken komen allerlei nieuwe mogelijkheden langs: toevalligheden, fouten, gebrek aan materialen. Vaardigheden of het gebrek eraan geven voorzetten die het maakproces beïnvloeden en elke keer is de overweging of er meegegaan wordt met wat zich toont. Verbeelden is hard werken, eist concentratie, vraagt een gespannen ontspannenheid.

VERBEELDENDE INSTRUCTIE

Het begint met verhalen vertellen. In verhalen kan alles. Een snipper papier hoeft niet op een bal te lijken om een bal voor te stellen. De betekenis die kinderen aan een veeg verf, een stuk papier, een doos et cetera geven, maakt dat die veeg verf ‘haren’ of welke betekenis er ook aan gegeven is. Een pan op het hoofd is geen pan op het hoofd maar een helm. Het kind speelt niet dat de doos waar het inzit een boot is, het is een boot. De verbeelding is aan de macht.

Verhalen worden steeds genuanceerder, gera neerder en complexer. Details die de nuance maken zullen verschijnen. De zweetband van de gewicht he ende haai is zo’n detail’, net als de strik in de oren van de olifant en de tranen van de zon.

Verbeelden toont het denken, voelen en de ervaring van kinderen. Een verbeeldende opdracht gaat daarmee over kinderen en de uitwerking van de opdracht kan niet fout zijn. Gedachten, gevoelens en ervaringen kunnen niet fout zijn.

En is er een kind dat de opdracht afra elt? Dan zal je als leerkracht moeten onderzoeken waarom het kind dat doet.

Dit artikel is gebaseerd op een hoofdstuk van ‘Zoek het uit! Kijken Maken Spelen’ Beeldend kunstonderwijs op de basisschool (ISBN 9789023258971)

Overdenken

“Verbeelden is zoveel sterker dan namaken.”

“Een kind dat verbeeldt, toont zichzelf.”

“Verbeelden is zoeken naar wie je bent.” “Voor verbeelden heb je lef nodig.”

“Verbeelden kun je leren.”

“Verbeelden gaat niet per se over hoe het hoort.” “Verbeelden is vragen stellen bij wat iedereen zegt.”

“Verbeelden is levenservaring opdoen.”

“Wie onbevangen zoekt, verbeeldt.”

Door Sarah Brusell , Renate Potter (illustrator)

De vierkleurenstelling

De vierkleurenstelling stelt dat het mogelijk is om elke willekeurige kleurplaat zo in te kleuren dat geen enkele kleur zichzelf raakt met slechts vier kleuren. Pak vier kleuren en kleur deze kleurplaat in. Zorg dat bijv. een geel vlak geen ander geel vlak aanraakt.

MEER OVERORIËNTATIE OP JEZELF EN DE WERELD

ZOEK HET UIT! KIJKEN MAKEN SPELEN Beeldend kunstonderwijs op de basisschool Ino de Groot, Lourens van der Leij

maart 2023 | 224 pagina’s | € 37,00

ISBN 978 90 232 5897 1

LEREN IN EN OVER DE WERELD Een ontwikkelingsgerichte didactiek voor de groepen 5 t/m 8 Lorien de Koning (red.)

2022 | 152 pagina’s | € 28,50

ISBN 978 90 232 5843 8

REKENMYSTERIES 1: DE NOORSE SCHAT Sarah Brusell, Renate Potter (illustrator)

2022 | 84 pagina’s | €13,50 ISBN: 978 90 232 5856 8

REKENMYSTERIES 2: MIDDEN IN DE WILDERNIS Sarah Brusell, Renate Potter (illustrator)

2022 | 84 pagina’s | € 13,50 ISBN: 978 90 232 5902 2

REKENMYSTERIES 3: RACE DOOR EUROPA Sarah Brusell, Renate Potter (illustrator)

2022 | 84 pagina’s | € 13,50

ISBN: 978 90 232 5901 5

WASO: CREATIEF MET WETENSCHAP Maak een educatieve voorstelling in 12 tot 15 stappen Irma Smegen

Maart 2023 | 176 pagina’s | € 30,00

ISBN: 978 90 232 5949 7

VAKKEN EN VORMING IN ONDERZOEK Ontwikkelingsgericht onderwijs in de bovenbouw Lorien de Koning

2013 | 180 pagina’s | € 33,00

ISBN 978 90 232 5101 9

This article is from: