8 minute read

THEMA Planten op reis Douglas’ groene erfenis (Norbert Peeters

Portret van een Schotse plantenjager Douglas’ groene erfenis

Als je oog hebt voor groen, is elke stadswandeling een kleine reis rond de wereld. Vanuit de perken, tuinen en vensterbanken word je begroet door tal van Afrikaanse, Aziatische en Amerikaanse planten. Van vrijwel elk cultuurgewas liggen de wortels in verre gewesten. Overigens is hier doorgaans sprake

Advertisement

van geassisteerde migratie. [tekst] Norbert Peeters [foto’s] Adri Mulder, Manfred Richter, Walter Siegmund

AAls vanzelfsprekend zijn deze planten hier niet op eigen houtje heen gekomen. Hun migratiegeschiedenis begon vaak bij onbekende plantenjagers die door kwekers en wetenschappelijke instituten op reis werden gestuurd om zaden en kiemplanten te verzamelen. In dit artikel wil ik een van deze plantenjagers aan de vergetelheid onttrekken: David Douglas (1799-1834).

Cape Disappointment

Op 9 april 1825 gaat het koopvaardijschip ‘William & Ann’ noodgedwongen voor anker bij Cape Disappointment aan de monding van de Columbiarivier (Oregon). Dichte mistbanken en zware regenbuien voorkomen een voortzetting van de reis stroomopwaarts. Douglas besluit niet langer te wachten. Aan de kaap met deze mistroostige naam begint hij zijn botanische expeditie. Gehuld in een tartanjas, en vaak vergezeld door zijn compagnon Mr. A.R. McLeod, gaat deze horticulturele highlander op zoek naar nieuwe soorten voor de wetenschap. Douglas is van eenvoudige komaf. Als tuinman liep hij zichzelf in de kijker van de botanicus William Jackson Hooker, die hem voordraagt als plantenjager bij de Royal Horticultural Society. In 1825 is hij op zijn tweede reis voor de sociëteit. En opnieuw krijgt hij de nadrukkelijke opdracht om economisch interessante planten terug te sturen naar Engeland. Zodra hij voet aan wal zet, is het meteen raak.

In de schaduw van de douglasspar

“Bij het betreden van de oever, was Gaultheria shallon de eerste plant die ik in mijn handen hield. Ik was zo blij dat ik bijna niets anders meer kon zien dan deze plant. Menzies observeerde correct dat deze plant welig groeit onder de dichte naaldwouden en een waardevolle aanvulling zou zijn op onze tuinen.” Sinds Douglas kennen we deze plantensoort als ‘Salal’ of wel appeltjesblad. En zoals hij voorspelt, slaat Salal aan en is het tot de dag van vandaag een graag geziene tuinplant. Ook is de Schotse plantenjager verantwoordelijk voor de

Douglasspar [foto] Walter Siegmund

David Douglas (1799-1834)

‘Van vrijwel elk cultuurgewas liggen de wortels in verre gewesten’

Houthakkers bezig met een Douglasspar ca. 1900

Houthakken bij de Columbia rivier ca. 1900

introductie van andere populaire tuinplanten, zoals de siertrosbes (Ribes sanguineum), de prairielelie (Camassia quamash) en de mahoniestruik (Berberis aquifolium) met haar karakteristieke gele bloesem en hulstachtig blad. Maar er is één soort die Douglas’ signatuur draagt. De salal die Douglas verzamelt, staat in de schaduw van de zogeheten douglasspar. Deze naaldboom is makkelijk te herkennen aan de karakteristieke kegels. De vrouwelijke kegel vertoont ronde schubben, waarboven de drietand van de zogeheten dekschub uitsteekt. Douglas was overigens niet de eerste Westerse botanicus die deze naaldboom observeerde. Die eer komt toe aan de eerdergenoemde Archibald Menzies. Douglas besluit zijn Schotse voorganger te eren door de naaldboom naar hem te vernoemen: Abies menziesii (thans Pseudotsuga menziesii).

‘Ik kan tevreden sterven’

Het gemak waarmee Douglas zijn eerste twee botanische ontdekkingen doet, staat in schril contrast met de rest van zijn reis. In het dagboek van zijn eerste tocht naar de Pacific Northwest vertelt hij laconiek over zijn ontmoetingen met ratelslangen, grizzlyberen en gewelddadige plaatselijke bewoners. En wanneer dier en mens hem niet naar het leven staan, zijn het wel de elementen. Dagenlang kanoot, klautert en kuiert Douglas door weer en wind met een wetenschappelijk instrumentarium van dertig kilo op zijn rug, zijn geweer over zijn ene schouder en zijn botaniseertrommel over de andere. Tijdens zijn tochten overleeft hij vaak op een noodrantsoen van thee, koekjes en de sporadische pechvogel die voor zijn vizier vliegt. En soms niet eens dat:

“Sinds de vroege ochtend, noch eten noch drinken geproefd hebbend, leed ik zwaar onder dorst. Toch sliep ik een paar uur en droomde over bruisende watervallen met overhangende glinsterende regenbogen, waarvan de bedauwde nevel mijn hele lichaam bevochtigde, terwijl mijn lippen aan elkaar gelijmd waren van de dorst, en mijn uitgedroogde tong bijna ratelde in mijn mond.”

Anderhalf jaar na aankomst heeft Douglas’ reis een zware tol geëist. Mank en sneeuwblind schrijft de zesentwintigjarige op nieuwjaarsdag 1826 in zijn dagboek:

“Het jaar beginnend in zo’n verre uithoek van de aarde, waar ik bijna verstoken ben van de beschaving, is er enige ruimte voor reflectie. (…) Nu ben ik hier en God alleen weet waar ik het volgende jaar kan zijn. Naar alle waarschijnlijkheid, als er geen verandering optreedt, zal ik in een korte tijd naar mijn graf worden gestuurd. Ik kan tevreden sterven.”

Berberis aquifolium Cape Disappointment

Zoektocht naar de suikerden

In totaal introduceert Douglas meer dan tweehonderd nieuwe soorten voor de wetenschap. Daarbij behoren de naaldboomsoorten tot zijn meest gedenkwaardige vondsten. Hij is de eerste die een beschrijving geeft van de edelden (Abies procera), de kustden (Pinus contorta), de montereyden (Pinus radiata), de reuzenzilverspar (Abies amabilis) en de Sitkaspar (Picea sitchensis). Tongue in cheek schrijft hij aan zijn mentor William Hooker: “Je zult vast beginnen te denken dat ik naar believen nieuwe naaldbomen fabriceer.” Maar er is één naaldboomsoort waarvoor hij zijn leven in de waagschaal legt. Deze immense den draagt reusachtige kegels aan de uiteindes van haar takken, als de gewichten van een koekoeksklok. De kegels kunnen wel 45 centimeter groot worden en bevatten zo’n tweehonderd tot vierhonderd gevleugelde zaden, die op het menu staan van eekhoorns en van de lokale bevolking. Zodra Douglas de enorme kegel onder ogen krijgt, gaat hij op jagerspad.

Hier is het belangrijk te vermelden dat Douglas nergens is zonder de bomenkennis van de plaatselijke bevolking. Dat geldt ook voor zijn zoektocht naar deze mysterieuze naaldboom. Hij komt pas op het juiste pad als hij aan een voorbijganger een tekening van de kegel laat zien. Die wijst hem direct in de juiste richting en besluit hem zelfs een poos te vergezellen. Uiteindelijk bereikt Douglas zijn reisdoel. Maar daar aangekomen blijken de statige stammen van de suikerdennen onbeklimbaar en in de wijde omtrek ligt nergens een kegel. Douglas legt zijn geweer aan en brengt met enkele welgemikte schoten wat takken naar beneden. Het kabaal dat Douglas veroorzaakt, blijft niet onopgemerkt en een patrouille van acht lokale krijgers komt een kijkje nemen. In eerste instantie lijken zij geen kwaad in de zin te hebben en gaan ze rustig zitten roken. Maar zodra Douglas merkt dat ze hun wapentuig strijdklaar maken, doet hij vijf passen achteruit en trekt zijn revolver en geweer. Na een staarwedstrijd van tien minuten, geeft de leider aan tabak te willen. Douglas gaat in op het aanbod, op voorwaarde dat zijn mannen hem assisteren met het verzamelen van kegels. Zodra de krijgers op zoek gaan, grijpt Douglas drie kegels en enkele takken en neemt de benen. Bij het vallen van de nacht pent hij in zijn dagboek: “ik schrijf nu liggend in het gras met een geladen geweer aan mijn zijde...” Hij besluit de suikerden te vernoemen naar de Britse botanicus Aylmer Bourke Lambert: Pinus lambertiana. Douglas had veel hoop voor de suikerden. Maar de boom slaat niet goed aan op Europees grondgebied.

Kegel van de suikerden [foto] Adri Mulder

Camassia quamash Gaultheria shallon

Douglas’ erfenis

Op 35-jarige leeftijd sterft David Douglas onder mysterieuze omstandigheden tijdens een bergwandeling op het eiland Hawaii. Zijn stoffelijk overschot werd volledig vertrapt aangetroffen in een valkuil voor wilde runderen. Ondanks zijn korte leven liegt Douglas’ erfenis er niet om. De naaldboomsoorten die hij introduceerde brachten een transformatie teweeg in de houtindustrie. Vooral zijn douglasspar bleek een uiterst lucratief houtgewas. Deze boom leverde het hout voor telegraafpalen, spoorbielzen en talloze gebouwen, en bleek een belangrijke steunbeer van de industriële revolutie. Tegelijkertijd resulteerde de populariteit van deze boom in een kaalslag van de Amerikaanse en Canadese Noordwestkust. Sinds de oprichting van de eerste zaagmolen in 1853 is tachtig procent van de douglaswouden verdwenen. In Nederland is de douglasspar veelvuldig aangeplant in bossen, parken en zelfs als straatboom. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw wordt de soort als ‘ingeburgerd’ beschouwd. Achter het liefelijk groen van onze perken, tuinen en vensterbanken gaan vaak de meest bijzondere botanische verhalen schuil.

Douglas’ green legacy

If you are a plant enthusiast, every walk through the city is a small trip around the world. From the flower beds, gardens and windowsills you are greeted by numerous African, Asian and American plants. The roots of almost every cultivated crop lie in distant regions. It goes without saying that these plants did not come here by themselves, their arrival here was always an assisted migration. Their migration history often began with an anonymous plant hunter, sent out by affluent plant breeders or scientific institutes to collect seeds and seedlings. In this article I want to bring one of these plant hunters out of obscurity: David Douglas (1799-1834).

Geraadpleegde literatuur

Douglas, D., 1914, Journal Kept by David Douglas During his Travels in North America 1823–1827, William Wesley & Son, Londen. Greenwell, J., 1988, ‘Kaluakauka Revisited: The Death of David Douglas in Hawaii’, Hawaiian Journal of History, Vol. 22, pp. 147-169. Hooker, W.J., 1904, ‘A Brief Memoir of the Life of Mr. David Douglas, with Extracts from His Letters’, The Quarterly of the Oregon Historical Society, Vol. 5, No. 3, pp. 223-229. Mitchell, A.L. & S. House, 1999, David Douglas: Explorer and Botanist, Aurum Press, Londen. Nisbet, J., 2012, David Douglas: A Naturalist at Work, Sasquatch Books, Seattle. Nisbet, J., 2010, The Collector, David Douglas and the Natural History of the Northwest, Sasquatch Books, Seattle. Oudemans, Th.C.W. & N.G.J. Peeters, 2015, Plantaardig: vegetatieve filosofie, KNNV Uitgeverij, Zeist.

This article is from: