14
|
LANDWERK #2 / 2014
Gesprekken over natuur en recreatie tijdens de Natuurkaravaan. Excursiegangers, waaronder Daphne Willems (met groene sjaal) luisteren naar Gert van der Steen. Foto’s: Wiebe Kiestra
LANDWERK #2 / 2014
15
Participatie is meer dan het overdragen van overheidstaken
Natuur & ontspannen – zoektocht naar synergie Op een zonnige maartmiddag laat Gert van der Steen zien hoe ondernemen samen kan gaan met natuurontwikkeling. Het succes van zijn wellnessresort de Veluwse Bron is onder andere het gevolg van de rustgevende natuurlijke omgeving. Een mooi voorbeeld van een recreatieondernemer die ziet welke voordelen natuur voor hem oplevert en de verantwoordelijkheid neemt om daar zelf in te investeren. Door Joanne Annot
D
e kleine excursie naar de Veluwse Bron is een onderdeel van de derde bijeenkomst van de Natuurkaravaan. De Natuurkaravaan is een serie van zes gesprekken over de betekenis van natuurinitiatieven. De gesprekken vinden plaats in het kader van de nieuwe natuurvisie van het ministerie van Economische Zaken. Louis van Vliet werkt als coördinerend beleidsmedewerker Natuurlijk Ondernemen bij dat ministerie. Hij legt uit dat het steeds duidelijker wordt dat het natuurbeleid aangepast moet worden aan de wensen van de samenleving: “Het natuurvisietraject heeft tot doel om aan te voelen hoe mensen tegen natuur aankijken. En dat doe je niet vanuit je ivoren toren.” De overheid wordt zich er volgens Van Vliet steeds sterker van bewust dat natuur niet alleen beheerd moet worden met het oog op de intrinsieke waarde, maar ook met aandacht voor de functionele waarde. Staatssecretaris Sharon Dijksma wil daarom graag horen hoe natuur in de harten van mensen leeft.
Transities Deze verandering in het natuurbeleid en de benadering van het publiek, staat niet op zichzelf. Het past goed in deze tijd, waarin de burger steeds mondiger wordt en meer controle wil over zijn eigen werk en leven. Op allerlei terreinen neemt de burger initiatief: hij wekt zelf energie op, onderhoudt samen met de buurt een moestuin en onderhoudt zelf het mountainbikepad waar hij regelmatig op fietst. De opkomst van deze doe-het-zelf-samenleving
vindt plaats tijdens de economische crisis, die de overheid ertoe aanzet om zich te bezinnen op de rolverdeling tussen staat, markt en burger. De rijksoverheid wil de crisis bezweren door veel te bezuinigen, te decentraliseren en de burger aan het werk te zetten. Dat laatste lijkt goed aan te sluiten bij de ontwikkelingen in burgerland. Maar tegelijkertijd met de opkomst van de doe-hetzelf-beweging, wekt de houding van de overheid ook de nodige weerstand op. De introductie van de ‘participatiesamenleving’ is dus niet zo eenvoudig.
Sociaal laboratorium Publicist Nico de Boer en cultuurpsycholoog Jos van der Lans proberen deze maatschappelijke ontwikkeling van decentraliseren en maatschappelijk doe-het-zelven te duiden en gaan in hun in maart gepresenteerde boek Decentraal – de stad als sociaal laboratorium op zoek naar mogelijk nieuwe rolverdelingen tussen overheid, professionals en burgers in het huidige politieke landschap. Zij leggen de focus op de drie recente decentralisaties op het gebied van zorg en welzijn naar de gemeenten en zien zich een transitie van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad voltrekken. Maar de verhouding tussen overheid en samenleving verandert in de zorgsector vergelijkbaar met de natuursector: op beide terreinen is sprake van bezuinigingen, decentralisaties en nieuwe maatschappelijke initiatieven. Het ligt dus voor de hand om een deel van
16
|
LANDWERK #2 / 2014
Foto: Wiebe Kiestra
“Nabijheid, herkenbaarheid en eengevoel van eigenaarschap spelen een grote rol in de bereidheid om iets te doen.”
Willems: “Maar als een recreatieondernemer duidelijke afspraken maakt met terreinbeheerders en bijdraagt aan natuur en waterveiligheid, kan hij veel meer speelruimte krijgen. Bovendien kan beheer en inrichting dan goedkoper en efficiënter worden.”, aldus Willems. Zij denkt dat aansprekende voorbeeldprojecten kunnen laten zien dat samenwerken en het combineren van functies meerwaarde oplevert voor alle partijen. Eén van de beste voorbeelden vindt ze Stichting Ark Natuurontwikkeling, die uit principe al zijn natuurterreinen ook buiten de paden openstelt voor bezoekers.
Van vraag naar aanbod de lijnen die De Boer en Van der Lans uitzetten voor de transitie van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad, door te trekken naar de transities die plaatsvinden op het raakvlak van de natuur- en recreatiesector.
Vanuit eigen belangen Het Natuurkaravaan-gesprek tussen terreinbeheerders, recreatieondernemers, overheidsvertegenwoordigers en recreanten draaide immers ook om de relatie tussen natuur, burgers en overheid. Natuur en recreatie kunnen elkaar in de weg staan, maar elkaar ook versterken. Voor dat laatste op grote schaal kan gebeuren, is wel een omslag in de gedachtegang van zowel recreatieondernemers, overheden en natuurorganisaties nodig. Ook tijdens dit gesprek blijkt dat die nog teveel vanuit hun eigen belangen redeneren, constateert Daphne Willems. Zij is ecoloog met een passie voor rivieren en ze werkt onder andere aan UiterWaardenRecreatie, een concept voor dagrecreatie in de uiterwaarden. Daar gelden strenge regels vanuit Natura 2000-doelstellingen en waterveiligheid, waardoor recreatieondernemers weinig ruimte krijgen voor ontwikkeling.
Hieruit komt naar voren dat samenwerking tussen de natuur- en recreatiesector alleen toekomst heeft als er op lokaal niveau gezocht wordt naar synergie, naar meerwaarde voor alle partijen. Van Vliet stelt dat die partijen dan “over hun eigen grenzen heen moeten kijken. Iedereen zit nog teveel vast in het eigen wereldje, ze stellen te weinig vragen: wat kan het voor mij opleveren om samen te werken?” Natuurorganisaties gaan daarbij nog vaak uit van hun aanbod, in plaats van de vraag van recreanten. Samenwerking tussen de natuur- en recreatiesector kan een goede manier zijn om de natuur beter te laten aansluiten op de vraag van burgers, want recreatieondernemers hebben vaak wél een duidelijk beeld van die vraag. Samen kunnen de natuurbeheerder en recreatieondernemer afspraken maken over het natuurbeheer en zo de natuur aanpassen aan de gebruiksfunctie. Louis van Vliet ziet dat in de toekomst zo voor zich: “We gaan toe naar natuurontwikkeling die past bij het gebruik. Dan krijg je verschillende gebieden en zoneringen: gebieden waar de natuur domineert en waar strenge regels gelden en gebieden waar de natuur samengaat met het recreatief gebruik, en waarop flexibelere regelgeving van toepassing is. Daarvoor moeten we als overheid meer vertrouwen geven aan ondernemers, zodat zij meer verantwoordelijkheid kunnen nemen.”
LANDWERK #2 / 2014
Nabijheid, herkenbaarheid en eigenaarschap Daphne Willems vindt dat natuurbeheerders om in te gaan op de vraag van recreanten, allereerst moeten zorgen voor toegankelijke natuur: “Toegankelijkheid van alle natuur is een eerste randvoorwaarde, met ruimte voor uitzonderingen voor bijvoorbeeld natuurherstel. Mensen moeten kunnen genieten. Van de recreant kun je dan ook een bijdrage vragen.” Dat kan bijvoorbeeld onder het motto ‘No dig, no ride’, zoals dat in de duinen bij Schoorl gebeurt. Daar is met mountainbikers afgesproken dat ze in het gebied mogen fietsen, als ze hun eigen diepliggende paden onderhouden. In DEcentraal schetsen Van der Lans en De Boer hoe overheden, en in dit geval ook natuurbeheerders, gebruik kunnen maken van dit soort burgerkracht. Van groot belang is dat overheden en instituties inspelen op het lokale niveau. Nabijheid, herkenbaarheid en een gevoel van eigenaarschap spelen een grote rol in de bereidheid om iets te doen. Dit werd ook duidelijk bij de Gorsselse Heide, waar in 2006 de stichting Vrienden van de Gorsselse Heide werd opgericht. Deze stichting komt op voor de instandhouding en ontwikkeling van de natuur en bestaat uit leden die zich persoonlijk betrokken voelen bij ‘hun’ Heide. De Boer en Van der Lans geven in hun boek een aantal voorbeelden van plekken waar burgers zeiden: ‘Hoezo sluiten? Geef ons dan maar de sleutel!’ In Gorssel gebeurde iets vergelijkbaars. De terreinbeheerder en de plaatselijke gemeente constateerden dat het niet goed ging met de heide, en binnen korte tijd ging er een actieve natuurwerkgroep aan de slag.
Lokale markt Dit lokale niveau is volgens De Boer en Van der Lans het speelveld van innovaties en systeemvernieuwing. Zij zien zelfs kansen in een lokale markt. Ze merken op dat burgers in de lokale, dagelijkse samenleving niet meer alleen voor geldelijk belang gaan maar dat juist sociale waarden als tijd en vertrouwen steeds meer waardering krijgen. Delen is het nieuwe hebben, stellen de twee auteurs. Er komen steeds meer systemen op waarbij burgers diensten en producten ruilen en waarbij geen geld te pas komt. Ook ondernemers en organisaties staan open voor andere arrangementen en productieprocessen. Juist in onze netwerksamenleving, waarin alles met elkaar in verband staat, is de natiestaat niet meer zo relevant en verschuift de aandacht weer naar het niveau waarop mensen hun dagelijkse leven organiseren. Deze trend biedt in de terminologie van DEcentraal ruimte voor anders-oplossingen: oplossingen die gebaseerd zijn op bestaande bronnen, in tegenstelling tot meer-oplossingen die gefinancierd worden uit economische groei. De overheid zou in die lijn de beschikbare collectieve middelen effectief en efficiënt moeten inzetten en aansluiten op burgerkracht.
De overheid als server De schrijvers van DEcentraal benadrukken verder dat de burger niet iets gaat doen omdat de overheid dat wil, maar omdat hij al iets aan het doen was. De overheid kan dus niet simpelweg, vanuit het idee dat de burger het tegenwoordig graag zelf wil doen, die burger opdragen om bijvoorbeeld zijn eigen wandelpad toegankelijk te houden. De rol die zij wel zien voor de plaatselijke overheid is die van een ‘server’, een platform voor lokale burgerinitiatieven. Ze moet zorg dragen voor een vruchtbare bodem, waarin burgers zelf aan de slag kunnen. Recreanten, ondernemers en natuurvrijwilligers vormen daarbij het vertrekpunt. Want in de huidige netwerksamenleving zorgen zij voor het verkeer dat bepaalt waar de knooppunten zich manifesteren. Dat betekent dat de overheid of terreinbeheerder niet moet proberen het netwerk (de burgers) bij de natuur te betrekken, maar de natuur bij het netwerk.
17
Tijdens het gesprek in de yurt komt naar voren dat innovatie en creativiteit hier van groot belang zijn. Het Utrechtse recreatieterrein Kwintelooyen bijvoorbeeld staat bekend om de karakteristieke erosiegeulen. Om die geulen open te houden, heeft de terreinbeheerder aan de mountainbikers gevraagd of zij er niet af en toe door heen kunnen fietsen. Die gaven vervolgens het advies om er één keer per jaar een trailrun te organiseren, een hardloopwedstrijd over natuurlijk terrein. Van het inschrijvingsgeld zou je dan ook nog een bijdrage kunnen vragen voor het onderhoud van de natuur. Hier wordt bespaard op beheerkosten en extra geld verdiend. Bijkomend voordeel van dit soort kleinschalige, innovatieve concepten met een integrale aanpak is dat ze op korte termijn zijn uit te voeren.
Zelfversterkend mechanisme En dan hebben we het alleen nog maar over burgers gehad. Gert van der Steen van de Veluwse bron laat zien dat ook ondernemers meer willen en kunnen investeren in de samenleving. Maar toch zetten recreatieondernemers nog lang niet altijd hun bewustzijn van de meerwaarde van natuur voor hun product, om in een concrete bijdrage aan die natuur. Dit komt wellicht doordat ze natuur ook als belemmerend ervaren, door strikte regelgeving rondom de EHS en Natura 2000-gebieden. Maar het kan dus anders: ondernemers kunnen meer vrijheid krijgen als ze er bijvoorbeeld een bijdrage aan natuurontwikkeling tegenover zetten. Dat is bovendien goed voor hun imago, dat steeds belangrijker wordt in een samenleving waarin duurzaamheid en groen hoog in het vaandel staan. Dat zou dan weer tot een zelfversterkend mechanisme kunnen leiden, denkt Daphne Willems, waarbij klanten geen producten meer af willen nemen van bedrijven die geen zorg dragen voor natuur. En dan gaan burgers en bedrijven dus min of meer zelf het natuurbeleid vormgeven. De natuur wordt dan beheerd vanuit de harten van mensen en kan rekenen op een duurzame, houdbare toekomst. En dat is precies waar staatssecretaris Dijksma naar op zoek is.
DEcentraal – de stad als sociaal laboratorium Auteurs: Nico de Boer en Jos van der Lans Uitgever: Atlas Contact ISBN 9789045026152 februari 2014