16
|
LANDWERK #6 / 2014
Nu al Eenvoudig Beter
Inventarisaties vooraf voorkomen gedoe
Flora- en faunawet is helemaal niet zo bedreigend Het afgelopen najaar organiseerde het ministerie van Infrastructuur en Milieu vier regionale bijeenkomsten om de stand van zaken rondom de nieuwe Omgevingswet te delen met geïnteresseerden. In het middagprogramma hadden de deelnemers de mogelijkheid om een praktijkvoorbeeld te bezoeken waar de filosofie van de omgevingswet duidelijk wordt. Onder de noemen Nu Al Eenvoudig Beter reisde een groep geïnteresseerden naar Purmerend om te kijken hoe je op een wat vriendelijker manier met de Flora- en faunawet kunt omgaan. Vriendelijker voor burgers, bedrijven én voor de beschermde planten en diersoorten. Door Geert van Duinhoven
M
ichel Geijssens van de gemeente Purmerend vertelt hoe hij bijna vijf jaar geleden bij de Dienst Stadsbeheer kwam werken. Uiteraard kwam de regelgeving rondom flora en fauna in heel veel projecten aan de orde. Her en der was informatie beschikbaar over aanwezige soorten, maar daar kon hij niets mee: de informatie ging
altijd alleen maar over die ene specifieke locatie. En ook alleen maar over een enkele soort. En dus moest hij weer een bureau bellen om bij elk project een nieuwe inventarisatie te laten uitvoeren. En weer moest de initiatiefnemer, vaak natuurlijk ook juist de gemeente zelf, twee- of drieduizend euro neertellen. Dat moest anders kunnen,
vond hij. Ten eerste sloot hij zich aan bij de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) om deze gegevens te kunnen bundelen en inzichtelijk te maken. De volgende stap was het inschakelen van een bureau, Regelink Ecologie en Landschap, om in de hele gemeente een inventarisatie uit te laten voeren van huismussen, uilen, roofvogels, gier-
LANDWERK #6 #6//2014 2014 LANDWERK
dien hebben we nu informatie waar we ook beleidsmatig iets mee kunnen.
achteraf
Meervleermuis. Foto: Theo Douma
Op de eerste excursielocatie wordt meteen duidelijk wat de voordelen van een dergelijk brede inventarisatie zijn. In een nieuwbouwwijk aan de rand van Purmerend kwam naar voren dat zich hier de rugstreeppad ophoudt. Mischa van der Hout van Regelink Ecologie en Landschap: “Normaal gesproken zou je die hier niet verwachten. Als je daar pas achter komt als je bijvoorbeeld maaiwerkzaamheden wilt gaan verrichten, moet je alles stopleggen en dieren gaan verplaatsen. Allemaal heel ingewikkeld. Nu je weet dat de rugstreeppad er zit, kun je als gemeente een ander beheer voeren zonder deze soort te verstoren. Dus geen gedoe, geen ergernis en vooral ook een betere bescherming van de soort.” Het detailniveau hierbij is dusdanig dat van ieder object (zoals een gebouw, boom of watergang) de mogelijk aanwezige beschermde soorten bepaald zijn. Het is hiermee niet meer nodig voor ieder project een afzonderlijke ecologische quickscan te laten uitvoeren. Dit houdt in dat er in sommige gevallen zelfs helemaal geen onderzoek meer nodig is, of dat direct begonnen kan worden met soortgericht onderzoek.
Gierzwaluwen zwaluwen, vleermuizen, vissen, amfibieën en flora. Op basis hiervan is het mogelijk om juridische aan- of afwezigheid van de geïnventariseerde soorten aan te tonen. Na het uitvoeren van deze uitgebreide inventarisatie zal voor heel veel ingrepen helemaal geen onderzoek meer noodzakelijk zijn en kan er direct gericht worden op mitigerende maatregelen. Dan zijn we in een keer overal vanaf en weten we voor de komende jaren waar wij en andere initiatiefnemers aan toe zijn.
Onverwachte rugstreeppad Zo geschiedde en inmiddels is de informatie voor iedereen toegankelijk. Dus ook voor de initiatiefnemers en aanvragers die anders zelf het onderzoek zouden moeten betalen. Geijssens: “We hebben als gemeente hier en daar wat geld bij elkaar gehaald en de inventarisaties uitgevoerd. Dat scheelt de initiatiefnemer inderdaad de kosten van een flora- en faunaonderzoek. We hebben dat nog niet verrekend in de leges, en zijn dat voorlopig ook niet van plan. Je moet ok niet vergeten dat wij er als gemeente ook profijt van hebben in projecten en boven-
In een oudere wijk van Purmerend laten Geijssens en Van der Hout zien waar er in de inventarisatie bijna vijftig paartjes gierzwaluwen werden ontdekt. Het zijn de typische steile daken, met voldoende ruimte onder de pannen om nesten te maken. We weten nu dat deze en nog een paar straten in de buurt belangrijke broedplekken zijn. We hebben dat nog niet breed bekend gemaakt aan de bewoners, maar het idee is om dat binnenkort wel te doen. Als bewoners of bedrijven digitaal een vergunning aanvragen hoeven ze dus niet meer aan te kruisen of er al dan niet beschermde soorten zitten, maar ‘ploppen’ die vanzelf op als ze de locatie aangeven. Voor deze straat komt er meteen te staan dat er gierzwaluwen voorkomen en dan wordt ook meteen duidelijk wat er dus wel of niet mag en onder welke voorwaarden.”
Vleermuizen afleiden Een andere positieve bijkomstigheid van de werkwijze van Purmerend is dat er waarnemingen van dieren of planten worden gedaan die bij losse onderzoeken buiten de boot zouden vallen. Ook kunnen veel gemakkelijker verbanden worden gelegd.
17
Zo werd dankzij de gemeentebrede inventarisatie in Purmerend ontdekt dat in een flat 178 gewone dwergvleermuizen en 263 meervleermuizen zitten en dat de meervleermuizen van een locatie verderop verhuisd waren naar dit gebouw. Van der Hout vertelt op de locatie, een weinig bijzondere jarenzestigflat van vier verdiepingen hoog, hoe min of meer bij toeval het belang van deze verblijfplaats werd ontdekt. Omdat we gemeentebreed weten waar vleermuizen zitten en wat hun vliegroutes zijn, en dat de laatste jaren ook allemaal goed hebben gevolgd, kunnen we hier nu rekening mee houden. Voor deze specifieke locatie is dat actueel omdat de riolering vervangen moet worden en daarvoor moet een aantal bomen sneuvelen. Precies de bomen van een vliegroute. Door deze bomen te kandelaberen (snoeien zodat er alleen nog takken van ongeveer een meter lengte aan de stam zitten) en een andere route juist aantrekkelijker te maken leiden we de vleermuizen naar een nieuwe route. Volgend jaar kunnen we de bomen dan waarschijnlijk probleemloos weghalen omdat de vleermuizen dan aan hun nieuwe routes zijn gewend.” Geijssens verwacht dat het ministerie van EZ door deze methode veel gemakkelijker een ontheffing zal afgeven, omdat de gemeente kan laten zien dat ze weet wat ze doet, de beschermde flora en fauna goed in beeld heeft en alle mogelijk maatregelen heeft getroffen die maar mogelijk zijn.