26
|
LANDWERK #6 / 2014
Ruimte voor verbeelding Het jaar 2015 wordt het Jaar van de Ruimte. Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving spreekt bij de grote startmanifestatie op 15 januari over de ruimtelijke opgaven voor de komende kwart eeuw. Nu vast een interview bij wijze van voorproefje: over het belang van het Jaar van de Ruimte, gezien vanuit het planbureau. Door Bas van Horn, zelfstandig journalist en communicatieadviseur voor het Jaar van de Ruimte
I
“ k vind het Jaar van de Ruimte goed getimed. Het denken over de integrale leefomgeving is weggezakt en weggedecentraliseerd. Sinds de crisis komt daar feitelijke stilstand in de ruimtelijke ontwikkeling bij. Een goed moment om terug te halen hoe destijds met de Vierde Nota een langetermijnvisie werd neergelegd. Hoe de Rijksplanologische Dienst die visie met aansprekende kaartbeelden tot leven wekte. Waar dat toe geleid heeft onderzoeken wij in een ex-post studie naar VINO en VINEX. Een toegankelijk boek naar aanleiding van de studie zal komend jaar verschijnen.”
Intellectueel vacuüm Wordt het pure geschiedschrijving? “Nee, ook een gedegen evaluatie met lessen voor de toekomst. Ondertussen zie ik weer momentum ontstaan voor die houding van visionair ruimtelijk ontwerp. Bijvoorbeeld in de manier waarop Henk Ovink (door het ministerie van Infrastructuur en Milieu uitgeleend aan de Amerikaanse regering als Principal ‘Rebuild by Design’ voor New Orleans en New York na orkaan Sandy red.) met onderzoekend ontwerp als uitgangspunt aan het werk ging voor de waterveiligheid in de VS. Die aanpak is
een exportproduct geworden!” Grote inspirerende visies en plannen, daar deden we toch niet meer aan, daar heeft de overheid toch geen geld meer voor? “Het idee van de almachtige planner vind ik zo curieus, die heeft nooit bestaan. De planner heeft altijd een marginale rol tussen politiek, investeerders en ontwikkelaars. Ooit was zelfs de officiële stellingname: eigen realisatiekracht ondermijnt de positie van de plannenmaker. Ontwerp en planning moesten het hebben van visie en overtuigingskracht. Daarna ontstond de diagonale planning. Toen werd de rolverdeling al diffuser. En nu nog steeds is er – als ik het eens zwaar mag zeggen - een intellectueel vacuüm waar het gaat om de rol van de overheid en visie en verbeelding voor ruimtelijke ontwikkeling.” Wat zijn de opgaven die vandaag om verbeelding vragen? “Demografisch vlakt de groei af en economisch moeten we rekening houden met langdurig bescheiden groei. Vinex was de laatste grote uitbreidingsoperatie in de verstedelijking. Organische gebiedsontwikkeling als antwoord werkt goed in kleinere contexten, maar het is geen panacee voor het (re-)vitaliseren van gebieden. De gevolgen van krimp en agrarische leegstand door voortgaande schaalvergro-
LANDWERK #6 / 2014
27
Jaar van de Ruimte 2015 De missie van het Jaar van de Ruimte 2015 is om de gebruikers van de ruimte meer invloed te geven op de sturing van de ruimtelijke ontwikkeling van ons land. De hamvraag is dan: wat is de beste manier om dat te doen? Hoe neem je als samenleving besluiten over de inrichting en verandering van de ruimte? Een vraag die op verschillende ruimtelijke schaalniveaus en voor verschillende tijdshorizonten verschillende antwoorden kan krijgen. Deze antwoorden (en bijdragen aan het manifest) worden verzameld tijdens het Jaar van de Ruimte. Kijk voor meer info op www.wiemaaktnederland.nl.
dus energie- en klimaatneutraal worden. En op zo’n manier dat het winst geeft in kosten en comfort. Er is ook veel maatschappelijk vastgoed dat deels gesloopt of voor wonen herbestemd gaat worden: kerken, verzorgingshuizen, maar ook boerderijen en een deel van het kantorenbestand. Hoe gaan we dat doen op een manier dat steeds meer kleinere huishoudens kunnen wonen? Planologie is ook zorgvuldig monitoren van maatschappelijke ontwikkelingen.” Zoals de weerstand tegen windmolens? “De strijd om de windmolens van dit moment valt wat mij betreft onder het kopje ‘transitiepijn’. Die pijn is onvermijdelijk en van alle tijden. Ik verzamel foto’s die dat illustreren. Uit de tijd van de elektrificatie bijvoorbeeld. Plaatjes van dikke trossen kabels die aan palen boven de straat hangen. Geen gezicht en misschien ook wel gevaarlijk. Dat gebeurt in overgangssituaties. Als het gaat om de windenergie ligt de grote opgave uiteindelijk op de Noordzee, maar om in de buurt te komen van onze doelstellingen voor duurzame energie is wind op land nog hard nodig. Ik denk niet dat we met het doorzetten daarvan het draagvlak op het spel zetten. Maar omwonenden mogen er niet de dupe van zijn. Zij moeten niet het gevoel krijgen dat er sprake is van een eenzijdig ‘you expose me’. Je moet in een of andere vorm aandeelhouderschap creëren en de lokale verhoudingen goed kennen.” ting stellen hun eigen opgaven. Je moet eerst zuiver naar die opgaven kijken, dan pas naar verdienmodellen. We hebben te maken met een aantal maatschappelijke transities die om antwoord vragen. Veranderingen waarin we onze idealen van een gezonde stad en een klimaatvriendelijke leefomgeving moeten meenemen.”
Transitiepijn De groei vlakt af, in de regio heerst krimp. Maar dat geldt niet voor Amsterdam, Utrecht, Eindhoven en bijvoorbeeld de stad Groningen. “Daar trekt een steeds groter deel van de economische activiteit en mensen naar toe. Blijven we inzetten op verdichting en agglomeratievoordelen of kan er meer met ‘borrowed size’ in een polycentrisch stadsmodel? Wij gaan dat komend jaar onderzoeken in een ruimtelijke verkenning.” Dan het wonen. Tachtig procent van de woningen die over vijfentwintig jaar bewoond zullen zijn, staat er al. “Die huizen moeten
Lokale context Het omstreden windmolenpark bij Urk is een initiatief van boeren en andere ondernemers in de polder van Flevoland. “Die hadden al veel ervaring met windmolens en nemen de hinder voor lief. Voor de gemeenschap van het voormalig eiland Urk ligt dat heel anders. Daar heeft men geen land voor windmolens, maar ze krijgen ze nu wel in het water voor de kust. Dat heeft weerstand gewekt omdat er aanvankelijk te weinig rekening is gehouden met de cultuurverschillen tussen deze gemeenschappen en de verschillen in hun belangen. Je moet dus altijd goed kijken naar de lokale context. Ook vanuit de sociale wetenschappen. Daar zit veel kennis die ingezet kan worden om transities soepeler te laten verlopen. Maar wrijving zal er altijd zijn.” Veel om te onderzoeken, ontwerpen en verbeelden. “Ja, en ik hoop dat we de opbrengst van het Jaar van de Ruimte mee kunnen nemen en tonen op de Architectuur Biënale van 2016.”