22
|
LANDWERK #2 / 2015
DE VERGROENING VERBLEEKT Na een jarenlange voorbereiding treedt dit jaar de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in werking. Belangrijkste onderdeel daarin is de vergroening van dit GLB. De gedachte erachter is dat boeren een tegenprestatie moeten leveren voor de subsidies die zij krijgen. Nu het stof van de discussie en de besluitvorming over wat die tegenprestatie dan zou moeten inhouden is gedaald, wordt duidelijk dat er in de praktijk niet veel van de vergroening te zien zal zijn. Door Rob Janmaat
D
e EU heeft drie maatregelen geformuleerd op basis waarvan boeren geld uit Europa kunnen krijgen. De maatregel gewasdiversificatie houdt in dat een boer met meer dan tien hectare minimaal twee akkerbouwgewassen in het bouwplan moet hebben, en een boer met meer dan dertig hectare minimaal drie gewassen. Het overgrote deel van de akkerbouwers voldoet hier al aan. De maatregel blijvend grasland heeft als doel om het totale areaal grasland in stand te houden. Dit heeft weinig consequenties voor de meeste melkveehouders: zij willen ook zonder EU-steun hun grasland wel behouden. Het was al snel duidelijk dat de derde maatregel ‘Ecologische Aandachtsgebieden’ wel eens de grootste verandering teweeg zou kunnen gaan brengen. Boeren moeten namelijk een bepaald percentage van hun grond ecologisch inrichten om in aanmerking te komen voor subsidie. Mogelijk gevolg is dat er op veel meer plaatsen dan
in de voorgaande jaren akkerranden verschijnen, met gunstige effecten voor biodiversiteit en oppervlaktewaterkwaliteit. Maar ja, wat is ‘ecologisch invullen’? De Europese Commissie geeft daar een hele reeks opties voor. Wat betreft het effect verschillen deze nogal. Als een agrariër 5% van zijn land moet vrijhouden voor akkerranden of braaklegging gaat dat ten koste van de productie. Daar staat tegenover dat akkerranden een positief effect hebben op de biodiversiteit en op de oppervlaktewaterkwaliteit. Maar een agrariër mag van Europa de Ecologische Aandachtsgebieden ook invullen met een nateelt in de vorm van bijvoorbeeld gras of klaver, om uitspoeling van stikstof tegen te gaan. Het effect op vergroening is dan wel erg beperkt. Bovendien behoort deze nateelt al vaak tot de gangbare praktijk. En zal er dus niet veel veranderen. Staatssecretaris Dijksma koos voor een nationale invulling waarin niet alle opties van de Europese Commissie voor de Ecologische
LANDWERK #2 / 2015
23
DE VANGGEWASSEN VAN CARLA DIK-FABER Een belangrijk onderdeel in de vergroening van het GLB is het toestaan van vanggewassen als vergroeningsmaatregel. Veel boeren gaan hier gebruik van maken omdat het niet of nauwelijks een aanpassing is van de normale bedrijfsvoering. Carla Dik-Faber, Kamerlid voor de ChristenUnie, is de indienster van de motie. We vroegen haar naar de beweegredenen voor de motie.
Hoe kijkt u naar de vergroening van het GLB? “Het resultaat van de vergroening moet in de praktijk nog gaan blijken. In 2016 vindt er een tussenevaluatie plaats, ik ben erg benieuwd wat hier in zal staan.” Uw motie over de vanggewassen is daar bij zeker van invloed. Veel boeren geven te kennen dat ze dit gaan toepassen. Had u dit verwacht? “Het gaat over Europees geld voor de landbouw, dat is bedoeld voor de voedselvoorziening. We hebben in de vorige eeuw periodes van grote honger gekend. Om dat te voorkomen hebben we nu de Europese subsidies. Voldoende voedsel is niet vanzelfsprekend. Het voorstel van de staatssecretaris dwong boeren in de richting van akkerranden. Niet iedereen kan dat inpassen omdat niet alle gewassen zich goed laten combineren met akkerranden. Dat kan ten koste gaan van de opbrengst. Ik begrijp dat boeren dan geen risico’s willen nemen. Daarom heb ik de
mogelijkheid voor de vanggewassen opgevoerd in de motie. Overigens was de longlist van de EU nog veel langer. Die is in Nederland niet overgenomen, zoals de VVD wilde. De mogelijkheden in Nederland zijn veel beperkter dan in andere Europese landen. Bovendien, de percelen waar inzaai van vanggewassen na mais verplicht is, kunnen niet worden opgevoerd voor vergroening. Ook zijn onder meer de vogelakkers en aaltjesbestrijdende gewassen in de vergroeningsmaatregelen opgenomen.”
In de praktijk blijkt dat boeren die de vorige periode meededen aan akkerrandprojecten nu overgaan op vanggewassen en dat er dus veel akkerranden gaan verdwijnen. Hoe kijkt u hier tegenaan? “Als boeren dat doen, ben ik erg teleurgesteld. Boeren hebben ook een verantwoordelijkheid voor biodiversiteit in het landelijk gebied. Ze zouden daarom een intrinsieke motivatie moeten hebben om hiervoor te kiezen. Ze zijn in zekere zin ook afhankelijk van een grote biodiversiteit. Ik zou graag aan de keukentafel aanschuiven om ze te overtuigen akkerranden te houden. Als blijkt dat er veel akkerranden zijn verdwenen moeten we in 2017, bij de behadeling van de tussenevaluatie, in de Tweede Kamer opnieuw aan tafel. Als blijkt dat er onvoldoende biodiversiteitswinst wordt geboekt, zullen we niet aarzelen om de vergroeningseisen aan te scherpen.”
Aandachtsgebieden zijn opgenomen. Het inzetten van nateelt met eiwit- en vanggewassen valt erbuiten. Ze wilde de aandachtsgebieden ‘met ambitie invullen’, zei ze. En dus niet met een gangbare praktijk die weinig oplevert voor de natuur. Dat was tegen het zere been van LTO en NAJK: straks is Nederland weer het braafste jongetje van de klas en krijgen de boeren hier de zwaarste eisen, terwijl de rest van Europa amper in beweging hoeft te komen voor de vergroening.
TWEEDE KAMER HOLT DE VERGROENING UIT Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van de nationale invulling van de vergroening worden hele series moties ingediend. Daarin zat ook een cruciale motie van Carla Dik-Faber van de ChristenUnie over het toestaan van vanggewassen als variant voor het invullen van de Ecologische Aandachtsgebieden. Bij deze vanggewassen gaat het om de nateelt met bijvoorbeeld Engels raaigras, witte klaver of Japanse haver. Deze nateelt moet minimaal tien weken op het land staan. Waar deze praktijk al verplicht is, na de teelt van mais, kan de maatregel niet als vergroening worden opgevoerd. In bijgaand kader is te lezen dat Carla Dik-Faber met deze motie vooral oog heeft voor de oorspronkelijke gedachte van het GLB van 52 jaar geleden en inschat dat veel boeren amper een inkomen uit hun bedrijf kunnen halen. Het gevolg is dat maar weinig boeren hun bedrijfsvoering hoeven aan te passen. Dat geldt bijvoorbeeld voor akkerbouwer Harmannus Begeman. Op toekomstglb.nl meldt hij: “Er komen wel wat randvoorwaarden bij, maar al met al vind ik het dan goed te doen zonder al te veel extra aanpassingen.” Kamerlid Carla Dik-Faber van de ChristenUnie. Foto: Rufus de Vries
24
|
LANDWERK #2 / 2015
Deelnemers van Akkerranden Flevoland bij een bloeiende akkerrand.
KRITISCH GELUID VANUIT DE LANDBOUW In akkerrandprojecten uit de vorige GLB-periode, bijvoorbeeld in Flevoland en de Hoeksche Waard, leefde de hoop dat de akkerranden een blijvende plek in het landschap zouden krijgen als resultaat van de vergroening. Omdat provincies en waterschappen meestal geen nieuwe budgetten voor akkerranden hebben gereserveerd, is het gevolg van de Nederlandse invulling van de aandachtsgebieden toch dat veel akkerranden zullen gaan verdwijnen. Je zou als agrariër immers een dief van je eigen portemonnee zijn als je niet kiest voor de bedrijfsmatig en financieel aantrekkelijke vanggewassen.
Akkerbouwer Begeman: “Al met al vind ik de vergroening goed te doen zonder al te veel extra aanpassingen.” Het onderwerp komt ook aan de orde in de eerste editie van het ‘Boerenforum’, een initiatief waarbij agrarische ondernemers in discussie gaan met staatssecretaris Dijksma over actuele onderwerpen. De aanwezige boeren zetten daar uiteen dat de vergroening in het GLB weinig zal doen voor de biodiversiteit op het boerenplatteland. In de Hoeksche Waard bestaat de vrees dat de helft van de nu aanwezige 500 kilometer akkerranden zal ver-
dwijnen omdat boeren de vergroening zullen invullen met vanggewassen. Dijksma wijst in een reactie fijntjes op de lobby van LTO, waarin nadrukkelijk is gepleit voor de vanggewassen als vergroeningsmogelijkheid. Waarmee ze eigenlijk zei: “Ik ben er ook niet blij mee, maar de het is het gevolg van de acties van jullie belangenorganisatie”. Ook op andere plekken worden twijfels geuit bij de huidige invulling van de vergroening. Op de site van Boerderij zegt akkerbouwer Arie Noordam: ”Het is maar zeer de vraag of na de eerste evaluatie van het GLB de motivatie bij politici aanwezig zal zijn om ook in de toekomst geld te reserveren, terwijl het omgekeerde realiteit had moeten zijn. Wij hadden als sector plannen moeten uitvoeren die zo’n impact hebben op de consument, dat de overheid graag geld investeert in de continuïteit van die plannen. LTO had er goed aan gedaan dat te stimuleren en niet meteen de hakken in het zand moeten zetten. Dat hebben we als boeren in het verleden al te veel gedaan!” Bij de tussenevaluatie van het GLB in 2016 zal blijken of er op meer plaatsen twijfels zijn gerezen, en of er aanpassingen komen van de nationale invulling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Mogelijk wint het woord vergroening dan weer aan waarde.