Landwerk 2018 nummer 3 - Debat waterpeil

Page 1

26

|

LANDWERK #3 / 2018

T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

Een ‘klimaatakkoord’ voor de veenweiden Voor de toekomst van laagveennatuur is het noodzakelijk dat er ook naar de omgeving wordt gekeken. Daarom was er in het tweedaagse symposium over laagveennatuur van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer in mei 2018 ruimte voor een veenweidedebat. In het debat gaven Berno Strootman (Rijksadviseur voor het landschap), Henk Baas (RCE), Gerard Korrel (Waterschap Amstel Gooi en Vecht), Bert de Groot (Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden) en Teo Wams (Natuurmonumenten) hun visie op de toekomst van het veenweidegebied. Gaat er wat veranderen en hoe snel gaat dat?

Door Rob Janmaat

W

eliswaar luidt zijn titel officieel Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving, maar Berno Strootman bezigt liever de oude titel Rijksadviseur voor het Landschap. Hij maakt zich al jaren druk over het veenweidelandschap en verzorgt de aftrap van het debat met een schets van de omvang van de problemen. “Bodemdaling kost de maatschappij veel geld. De verwachting is dat het tot 2050 meer dan 20 miljard gaat kosten. Dat zit vooral in verzakkingen van huizen en infrastructuur. Maar daarnaast zijn er ook grote maatschappelijke kosten, denk aan de CO 2 die vrijkomt door veenoxidatie, de archeologische schatten die worden aangetast, toenemende verzilting en verdrogende natuurgebieden. Vergeet daarbij niet de unieke cultuurhistorische waarde van het veenweidelandschap. Dit unieke landschap is niet alleen door vele schilders op doek vastgelegd, maar ook nu nog genieten er veel mensen van en is het waardevol voor het toerisme. De bodemdaling gaat snel. Zo zal er tot 2050 in de Krimpener-

waard nog een meter veen af gaan. En ook de kaarten die voor de Friese situatie zijn gemaakt laten zien dat het veen daar in 2100 goeddeels verdwenen is, als het in het huidige tempo door blijft gaan. Nu het klimaat steeds hoger op de agenda komt te staan, wordt er met extra aandacht naar de CO 2-uitstoot in de veengebieden gekeken. Het blijkt dat de veengebieden in Nederland momenteel net zoveel uitstoten als twee miljoen auto’s. Het is nog de vraag welke prijs er aan een kiloton CO 2 komt te hangen, maar als je uitgaat van de prijzen in het regeerakkoord staat deze uitstoot in 2030 gelijk aan 200 miljoen euro per jaar. Daarom is het goed om middelen uit het Klimaatfonds in te zetten voor het veenweidevraagstuk. Dat is efficiënter dan investeren in de opslag van CO 2 . Strootman ziet graag dat er een aantal veranderingen op gang komt. Het veenweidevraagstuk zal hoog op de agenda van het rijk


T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

LANDWERK #3 / 2018

27

Water en riet in veenweidegebied

moeten komen. De verwachting is dat het een plek krijgt in de Nationale Omgevingsvisie. Dat is een goede start. Maar het moet ook vanuit de provincies en waterschappen is actie nodig. Daar is nu al wel enige beweging te zien, maar het gaat nog langzaam.

“De veengebieden in Nederland stoten momenteel net zoveel uit als twee miljoen auto’s.”

Het is duidelijk dat er geen generieke strategie bestaat. De verschillen zijn te groot per regio. Strategieën moeten daarom op regionale schaal verkend worden. Per streek, bijvoorbeeld per 1015 boeren) kunnen gesprekken geïnitieerd worden en kan een gezamenlijke koers bepaald worden. Zij kunnen pilots draaien, zoals

met natte teelt of het toevoegen van klei aan de bovenste veenlaag om de veenoxidatie af te remmen. In de komende jaren is meer onderzoek naar het veenweidevraagstuk nodig. De mogelijkheden om bodemdaling tegen te gaan zijn zeer divers, maar zijn nog niet goed in beeld gebracht. Het uitwerken van de mogelijkheden en toepassen in scenario’s, kan goed helpen bij keuzeprocessen in polders en regio’s.

Deze ontwikkelingen zullen snel op gang moeten komen, we moeten ophouden met pappen en nathouden, vat Strootman samen.


28

|

LANDWERK #3 / 2018

T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

HENK BAAS

TEO WAMS

“Met veenweidelandschappen heb je bijzondere parel te pakken. Zeker in internationaal landschap. Waterrijkdom is kenmerkend in Nederland, dat zie je bij uitstek in veenweidelandschap. Mijn stelling is: als je veen wilt behouden, kun je niet het cultureel erfgoed behouden. Dat wil zeggen: voor behoud van het veen is vernatting nodig en dan is er geen plek voor weilanden met koeien. Maar dat is juist typerend voor het veenweidelandschap. Zonder koeien komt er een ander landschap. Dat betekent niet dat het niet anders kan: de Wieden-Weerribben is ook een mooi landschap. Maar vanuit landschappelijk oogpunt: de melkveehouderij is typerend voor veenweidelandschap en mag dus niet ontbreken. Komt er een kantelpunt? We praten er al lang over. Er zijn al veel studies gedaan, veel herhaling. Mogelijk brengt de CO 2-discussie een nieuwe impuls en gaat er nu wat gebeuren.”

“Natuurmonumenten zit op twee manieren in de veenweidediscussie. Als beheerder van natuurgebieden. Maar ook omdat we bezorgd zijn over het veenweidelandschap. We begrijpen dat vernatting noodzakelijk is. Daarom kijken we of weidevogelbeheer ook mogelijk is op kletsnatte percelen. Dan kunnen we het veen behouden en tegelijkertijd onze natuurdoelen bereiken. In het beheer werken we veel samen met agrariërs. We verwachten dan ook dat nieuwe technieken die wij ontwikkelen, ook door agrariërs zullen worden opgepakt. Aan de sectortafel Landbouw en landgebruik voor het Klimaatakkoord, in de werkgroep voor het veenweidegebied, merkten wij dat er zwartwit wordt gedacht: of grootschalige landbouw, of natuur. Maar er zit iets tussenin: andere teelten, ander landbouwkundig gebruik. Als je een levendig landschap wilt in de toekomst, zal je het ook in deze richting moeten zoeken.”

HOOFD LANDSCHAP VAN DE RCE.

GEBIEDSGERICHT De beste manier om veenoxidatie tegen te gaan is het waterpeil verhogen. De automatische vraag is dan: wat te doen met het natte land? De blik wordt daarbij gericht op nieuwe natte teelten: azolla, lisdodde, cranberry, etcetera. Gaat dit een substantiële oplossing bieden voor het veenweidevraagstuk? Bert de Groot: “Voor natte teelten heb je nog tien of vijftien jaren nodig. De markt hiervoor moet zich nog ontwikkelen.” Berno Strootman: “Natte teelten zal nooit tien tot twintig procent van de oppervlakte van het veenweidegebied gaan beslaan, de afzetmarkten zijn er nagenoeg niet en ook de verwerking is nog niet zo ver. Het gaat dus nog wel even duren voordat dit op grotere schaal zal worden opgepakt. Pilots zijn wel nodig. Als het lukt om een markt te vinden, kan het wat gaan worden.”

DIRECTEUR NATUURMONUMENTEN

Ook Teo Wams is voorstander van pilots. “We moeten het gebiedsgericht oppakken. Op de ene plaats hebben we als natuurbeschermers behoefte aan een bufferzone, op de andere plaats wijkt de bodemsamenstelling sterk af.” Hij hamert ook op de noodzaak van regie: “We moeten niet verwachten dat individuele boeren dit gaan oplossen. De provincies zeggen over zichzelf dat ze de ruimtelijke regisseurs zijn. Daarom verwachten we veel van de provincies.” Berno Strootman: “Waterschappen zijn vaak erg dienstbaar. Waterschappen moeten, samen met provincies, voor bepaalde gebieden gaan zeggen: ‘hier is de bodemdaling zo sterk, hier laten we het peil niet meer zakken. Dat betekent voor de boeren dat ze naar een andere bedrijfsvoering moeten.’ Die keuzes moet je maken, anders blijf je pappen en nathouden.


T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

LANDWERK #3 / 2018

29

“Voor natte teelten heb je nog tien of vijftien jaren nodig. De markt hiervoor moet zich nog ontwikkelen.”

BERT DE GROOT

GERARD KORREL

“De Stichtse Rijnlanden heeft een position paper veenweide opgesteld. Daarin staat te lezen dat we de bodemdaling niet langer voor de volle 100 procent volgen met peildaling. Dat is nu 75 procent geworden. We zijn er dus mee aan de slag. We werken in polders aan de problematiek. Er is een positieve stemming. 90 procent van de boeren doen mee. Ons bericht aan hen is: alleen als we er met z’n allen aan werken is er voor jullie ook een toekomst hier. Maar je zult je wel moeten aanpassen. Omdat ze merken dat overheden er ook voor gaan en mee willen betalen, is er welwillendheid. Samen met boeren, bewoners uit dorpen en terreinbeheerders spreken we over aanpassingen van het peilbeheer, met als doel de bodemdaling af te remmen. Of en toe is dat ook spannend, want we krijgen ook juridische vragen op tafel. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft de eerste projecten met onderwaterdrainage opgestart. Nu nog met projecten van 300 hectare, maar we streven naar de aanpak van duizenden hectares. Opschalen kan zodra er geld uit het Klimaatfonds vrij komt. Liefst starten we ook met natte teelten, ook al zit dat nog in de experimentele fase.”

“We kijken in dezelfde richting als De Stichtse Rijnlanden. Ook wij willen het vooral op basis van samenwerking doen. Binnen het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht hebben we te maken met ongelijkmatige bodemdaling. Voor ons is het al een begin als dit gelijkmatig wordt. We willen met grotere peilvakken werken. Ook is van belang dat er begroeiing blijft, want bij zwarte grond gaat de bodemdaling twee keer zo hard. Dat gebeurt vooral als er ’s winters plassen op het land blijven staan, dan verdwijnen de grassen en krijg je een open zode. Het gaat nog niet hard met de toepassing van onderwaterdrainage binnen het waterschap. Dat heeft te maken met het economisch tij. Als dat tegenzit, dan is er geen geld om te investeren. Als ze meer naar de langetermijn zouden kijken, zouden boeren eigenlijk voor onderwaterdrainage gemotiveerd moeten zijn. Als waterschap zijn we met mensen in gesprek om samen de bodemdaling aan te pakken. Deze gebiedsprocessen hebben niet zo’n snelle vooruitgang, vooral omdat geregeld iemand kenbaar maakt het allemaal niet belangrijk te vinden. We hopen dat het gaat versnellen. Maar tegelijkertijd, de bodem daalt al duizend jaar, het komt ook niet op een paar jaar aan. Als er maar een kentering komt om eraan te werken.”

Bert de Groot: “ We proberen met het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden een rol te pakken. In een nieuw project van duizend hectare gaan we hier het gesprek over voeren. Dit pakken we polder voor polder aan. In zo’n polder moeten we zoeken naar de beste oplossing. Inclusief toekomstscenario’s, inclusief alle denkbare oplossingen. Het is niet een waterschapsdiscussie of een provinciediscussie. We zullen er allemaal aan bij moeten dragen. “ Kom je er met alleen maar gesprekken en gebiedsprocessen, is het niet nodig om meer druk te zetten? Is er geen doorzettingsmacht nodig?” Gerard Korrel: “Het is de vraag of je er meer druk op moet zetten. We zijn nu vijf jaar met het thema bezig. Er is al ontzettend veel beweging ontstaan. Er wordt al veel over gepraat. Zet er niet te-

veel druk op, want dan gaan de hakken in het zand. De sector zal er ongetwijfeld, samen met de overheden, gezamenlijk mee aan het werk gaan.” Henk Baas: “Ik moet hierbij aan het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid denken. In de Kamerbrief hierover is te lezen dat klimaatverandering een heel belangrijk thema in het GLB is: hoe kunnen we dit tegengaan? Misschien komen er dus ook blauwe diensten naast de vergroening van het GLB. Dat boeren worden gestimuleerd om bodemdaling tegen te gaan als ze in aanmerking willen komen voor directe inkomenssteun uit het GLB. Het gaat dan niet om druk met nieuwe regels, maar om een stevige financiele prikkel. Dat zijn kansen die we niet voorbij mogen laten gaan.” Bert de Groot: “Ik hoor van veel boeren dat ze mee willen doen.

HOOGHEEMRAAD HOOGHEEMRAADSCHAP DE STICHTSE RIJNLANDEN

LID DAGELIJKS BESTUUR WATERSCHAP AMSTEL GOOI EN VECHT


30

|

LANDWERK #3 / 2018

T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

“Voor klimaat neemt het rijk het voortouw, maar het laat ook heel veel ruimte aan andere partijen. Dat is een goed voorbeeld.”

Recreatie langs het water

Wij willen in ons nieuwe project polder voor polder aanpakken. Als overheden willen we daaraan bijdragen. Als blikt dat minder dan 65% van een polder mee wil doen, gaan we door naar de volgende polder. Die lijn wil ik gaan inzetten. De tijd is nu rijp om de boel in gang te zetten. Als 65% wel mee wil doen met remmende maatregelen, kom je op lastige vragen. Het waterpeil is daarin een belangrijk onderwerp. Het is ook een lastige juridische vraag, waar we ons met alle overheden over moeten buigen: welke speelruimte heb je met het waterpeil en welke consequenties zitten hier aan vast? Dat kunnen wij niet alleen als waterschap. Als het lukt om alle partijen hier op aan het werk te krijgen, moet het lukken om 50% van de bodemdaling tegen te gaan. Het is dan gelukt om de beweging in de goede richting te krijgen. Dat is een einde aan 40 jaar praten en niets doen.”

FINANCIËLE COMPENSATIE VOOR HOGER PEIL? Als het waterpeil omhoog wordt gebracht betekent dit voor boeren dat ze hun bedrijfsvoering moeten aanpassen. Is het mogelijk om dit financieel te compenseren? Gerard Korrel: “Het lijkt mij zeer onwenselijk om door middel van peilverhoging landbouwgebieden uit productie te halen. Voor veel gebieden geldt dat voor de landbouw het peil niet hoger kan, daar zitten ze al op het randje. Dan heb ik het niet over Friesland, maar ook daar zijn ze al bezig. Als wij bodemdaling niet kunnen compenseren met peilverlaging, moeten we een schadevergoeding uitkeren. Dat willen we niet. De tijd is er niet rijp voor om gebieden te laten vallen.”

Teo Wams: “Kunnen we ook andere doelen koppelen. CO 2 is belangrijk, maar ook landschappelijke kwaliteit, biodiversiteit en weidevogels kunnen aan de thematiek worden gekoppeld. Dat biedt wellicht nieuwe kansen. Dat houdt niet in dat je meteen moet ophouden met boeren, maar het gaat over de vraag: hoe kunnen we met dit landschap omgaan.” Gerard Korrel: “In Amstelland heeft een collectief van 16 partijen een pamflet geschreven, inclusief de boeren. Hier is goed gekeken naar de toekomst en alles wijst er op dat dit natuurinclusieve landbouw wordt. Hier wordt ook beoogd om een deel van de polder te vernatten, ook ten behoeve van de weidevogels. Hier is te zien dat men in beweging komt. Zo zie ik het ook het liefst dat mensen uit zichzelf in beweging komen.” Bert de Groot: “We moeten naar een ander soort peilbeheer toe. Als het peil al relatief hoog staat, is het niet erg als je het tijdelijk verlaagt, zolang het veen maar niet helemaal droogvalt. We moeten dus misschien nog heel andere vormen van peilbeheer. Dat is wel een zoektocht. En dan moeten we het niet hebben over peilverhoging, want dan creëer je je eigen weerstand, maar over aangepast peilbeheer. Het is ook een kwestie van taal.” Berno Strootman: “Het gaat hier over de transitie van de landbouw. Als je geen nieuwe middelen hebt om dit te wijzigen, zal het met hele kleine stapjes blijven gaan. Dan zijn we al blij als de weidevogelstand niet verder afneemt. Maar het GLB kan hier een belangrijke rol in spelen. Ook de pilots voor natuurinclusieve landbouw zijn in dit kader van belang. Je krijgt als boer een ander inkomstenpakket. Je krijgt uit het GLB vergoedingen voor


T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

maatschappelijke doelen, je krijgt CO 2-ondersteuning en als maatschappij moeten we daar meer voor overhebben.” Uit de zaal wordt de vraag gesteld of het niet van boeren mag worden verwacht een bijdrage te leveren aan het veenweidevraagstuk. Ook burgers zullen straks moeten investeren om van het gas los te komen. Dat zal ook niet allemaal gecompenseerd worden. Moeten boeren altijd gecompenseerd worden? Gerard Korrel: “We zijn hier al mee bezig. We compenseren de bodemdaling niet meer met 100% peilverlaging.” Bert de Groot: “We hebben als waterschap gezegd: agrariërs, we blijven peil volgt functie doen, maar alleen als u zich inspant om de bodemdaling te remmen. Als u dat niet doet, dan laten we peil volgt functie los. Dat is de druk die we erop zetten.” Berno Strootman: “Als land geven we ontzettend veel geld aan de landbouw. Maar er zitten grote maatschappelijke kosten aan vast. We teren in op waterkwaliteit, luchtkwaliteit, de bodem klinkt in. Als we alle deze maatschappelijke kosten ook financieel zouden kunnen inzetten, zouden we een veel beter landbouwsysteem kunnen realiseren, inclusief een systeem om bodemdaling tegen te gaan.”

LANDWERK #3 / 2018

Natte natuur is afhankelijk van de waterhuishouding in de omgeving

HET RIJK MOET REGISSEREN Wat verwachten we in dit vraagstuk van het Rijk? Henk Baas: “Het is een provincie overstijgend vraagstuk. Daar verwacht ik dan regie op van nationaal niveau. Al was het maar in de vorm van pilots of kennis delen. Dit vraagt om betrokkenheid van het Rijk. Ze zullen het zeker niet helemaal overnemen. Het zal meer toegaan naar ‘tafels’ waar met alle partijen zal worden gesproken over de problematiek en waar het Rijk regisseert. Het Rijk moet het als een nationale opgave zien en erkennen en daar een rol in pakken. Vanuit de verschillende beleidskolommen moet hier aan gewerkt worden. Bovendien zit het Rijk aan de geldkraan, dat is een belangrijk middel in de thematiek.” Teo Wams: “Als het gaat om het klimaatakkoord, dan organiseert Wiebes daar het proces. Daar moet iets uitkomen. Voor klimaat neemt het Rijk het voortouw, maar het laat ook heel veel ruimte aan andere partijen. Dat is een goed voorbeeld. Het is daarbij wel nodig dat er een harde doelstelling wordt neergezet, anders wordt het een vrijblijvend gesprek. Er moeten een aantal gebieden komen waar je het echt gaat doen. We zijn immers ook nog steeds aan het leren. Dat moet door blijven gaan.” Gerard Korrel: “Als het initiatief van onderop komt, zoals in Amstelland, dan hebben we geen rijksoverheid nodig. Het Rijk zal z’n doelen moeten stellen. Waterschappen kunnen zorgen dat het uitgevoerd worden. En het Rijk moet helderheid geven over de financiële middelen.” Bert de Groot: “Bij een ander project heeft het rijk een heldere doelstelling gegeven, in tonnen CO 2 , ze hebben middelen ter beschikking gesteld en een organisatie. En dan gaat er wat gebeuren. Dit is voor het klimaatdoel, dit zouden ze ook voor bodemdaling moeten doen. Maar uiteindelijk zal iedereen z’n rol moeten nemen in dit vraagstuk, anders gaan we er niet komen.” Berno Strootman: “Het Rijk zal niet meer gaan tekenen hoe een polder ingericht moet worden. Die tijd ligt achter ons. Ik vind de methode met de klimaattafels heel interessant. We moeten zien wat er uit gaat komen, maar het lijkt een goede aanpak. Ik vind ook de aanpak van het Kustpact interessant waar het Rijk en provincies samen bepalen hoe het met de kust verder moet.”

Meer natte percelen zorgen voor meer divers landschap

31


32

|

LANDWERK #3 / 2018

T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

Geleidelijk het WATERSYSTEEM veranderen Al enkele jaren heeft het veenweidevraagstuk de nadrukkelijke aandacht van landschapsarchitect Peter de Ruyter. Hij schreef er een boek over, geeft lezingen en voert projecten uit op het thema. Hij heeft ook een visie hoe het verder moet met de veenweiden en de rol van de rijksoverheid daarin. Door Rob Janmaat

N

og los van de vraag wie er mee aan de slag gaat, constateert De Ruyter dat er een verandering van watersysteem noodzakelijk is. “We moeten naar een fundamenteel ander waterbeheer in het licht van de klimaatverandering. Dat betekent dat we moeten gaan tornen aan afspraken uit het verleden. Het peilbeheer zoals dat altijd werd toegepast, is geen vanzelfsprekendheid meer. Een begin van een verandering is te zien bij waterschappen die met het waterpeil niet langer voor honderd procent de bodemdaling volgen (zie ook verslag veenweidedebat op pagina 26). Niet elke droogleggingseis wordt automatisch gevolgd. Natuurlijk zal de situatie per waterschap verschillen. Voor elk waterschap, of eigenlijk voor elke regio of polder moeten we zoeken naar de goede oplossingen. Het zal nodig zijn om de boeren daarin mee te krijgen. Aan de andere kant zal het waterschap een meer leidende of sturende rol op zich moeten nemen.

plan Biodiversiteit, waar op dit moment hard aan wordt gewerkt door een brede groep.” Het Rijk kan waterschappen ondersteunen, zegt De Ruyter. Dat kan, net als in andere Deltaprogramma’s, met financiën, instrumentarium en kennis. “Om boeren en waterbeheerders in beweging te krijgen heb je financiële middelen nodig. Gebiedsprocessen bestaan uit vele gesprekken die moeten worden gevoerd en er zal een bedrag nodig zijn voor compensatie. Daarvoor moeten we Veenfondsen inrichten. Die kunnen worden gevoed door provincies en waterschappen. Het Rijk kan uit het Klimaatfonds bijdragen. Overigens zullen compensaties alleen tijdelijk kunnen zijn. Het is deel van de omvorming naar een nieuw en ander watersysteem.”

RUILVERKAVELING DELTAPLAN VEENWEIDEN Het Rijk kan een belangrijke rol spelen om te komen tot een ander watersysteem, denkt De Ruyter: “Van het Rijk verwacht ik dat ze voor het veenweidevraagstuk met een vergelijkbaar programma komt in lijn of als uitwerking van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie. Hierin komen al veel zaken aan de orde die ook voor het veenweidevraagstuk van belang zijn, zoals het meebewegen met de seizoenen, het herstellen van de sponswerking en het toepassen van peilfluctuaties. Een koppeling tussen de twee plannen ligt dan ook voor de hand. Maar ook een programma ‘Ruimte voor het Veen’ in lijn met het integrale gebiedsprogramma ‘Ruimte voor de Rivier’ is een optie. Ten slotte is er een directe link met het Delta-

Om beweging in het bezit en beheer te krijgen kan ruilverkaveling nuttig zijn oppert De Ruyter. “Er kan grond geruild worden en misschien kunnen er ook bedrijfstypen gewisseld worden, Hoe krijg je de juiste boer op de juiste plek in het nieuwe veenlandschap op basis van bodem en toekomstbestendig watersysteem? Voorwaarde is dat er voldoende draagvlak is. Dit instrument kan nog beter werken als provincies voor dit doel ruilgronden inbrengen (BBL-gronden). Ook Staatsbosbeheer zou dit kunnen doen, om toe te werken naar een meer robuust systeem. Voor het beheer van de gronden moeten we misschien naar nieuwe vormen zoeken, of juist terug grijpen naar oude vormen zoals coöperaties voor gezamenlijk beheer van hooilanden.“


T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

Binnenveld

LANDWERK #3 / 2018

33

Peter de Ruyter

KENNIS Waterschappen en regio’s die met deze processen starten, hebben behoefte aan kennis. Hoe pak je dit aan. Welke ervaringen zijn er? Waar begin je? “Voor dit doel kunnen waterschappen urgentiekaarten maken: op basis van verschillende criteria wordt er gekeken in welke polder of in welk peilvak de problematiek het meest urgent is. Ook is er behoefte aan kennis over de inzet van natte teelten. Het meest kansrijk acht ik gewassen als Azolla die onderdeel kunnen zijn van het voedersysteem in de melkveehouderij. Boeren maken de overstap namelijk alleen als die inpasbaar is in de bedrijfsvoering. Ik geloof minder in de teelt van isolatiematerialen. De natte teelten zitten in de experimenteerfase, het zal nog even duren voordat ze breed worden toegepast.”

KOPPELEN MET ANDERE DOELEN Het ligt voor de hand om een Deltaprogramma Veenweiden te koppelen met andere doelen, bijvoorbeeld met het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. “Een koppeling met het weidevogelbeleid is logisch. Hiervoor zullen op meer plaatsen plas-dras-situaties moeten worden gecreëerd en dat is precies wat er nodig is om veenoxidatie tegen te gaan. Voor een adequate bescherming van natuurgebieden in de veenweiden is het goed om buffergebieden in te richten en het peil daar te verhogen. Ook dit draagt bij aan het behoud van de veenweiden.” De Ruyter ziet daarnaast ook mogelijkheden om een koppeling te maken met het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) en met financiële middelen uit Lifeprojecten voor Natura 2000 gebieden in het veen.

“Van de waterschappen zijn we gewend dat ze in een dienende rol zitten, het wordt nu tijd dat ze een leidende rol oppakken. ” ROL WATERSCHAPPEN De Ruyter dicht voor het hele dossier een cruciale rol toe aan de waterschappen. “Van de waterschappen zijn we gewend dat ze in een dienende rol zitten, het wordt nu tijd dat ze een leidende rol oppakken. Een aantal waterschappen ziet ook wel dat er een omslag nodig is. Bij Wetterskip Fryslân spreek ik mensen die dat ook zien zitten. Ze geven aan dat ze nu nog veel met houtje-touwtjewaterbeheer werken. Dat willen ze graag anders,ze willen naar een meer robuust waterbeheer. Dat zal niet van vandaag op morgen gebeuren, maar het komt zeker op gang.” De systeemverandering zal geleidelijk moeten verlopen volgens De Ruyter: “Uiteindelijk zal het niet werken als we met het beleid ineens een grote koerswijziging maken. Het werkt meestal het beste als de veranderingen geleidelijk gaan en we slim gebruik maken van bestaande instrumenten die we aanpassen aan de urgentie van de opgave.”


34

|

LANDWERK #3 / 2018

[bijschrift]

T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E


T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

LANDWERK #3 / 2018

35

“We moeten naar een STABIEL PEIL” Theo Vogelzang van Wageningen Economic Research heeft een heldere mening over het veenweidevraagstuk. Het kan niet doorgaan met de doorgaande peilverlagingen en de daarmee gepaard gaande bodemdaling. Daar zijn ingrepen voor nodig. Vogelzang begint het gesprek dan ook meteen met een voorbeeld dat volgens hem navolging verdient.

Door Rob Janmaat

A

ls je veenoxidatie wil tegengaan is er één bepalende factor: het peilbeheer, stelt Vogelzang. “Dat vraagt keuzes en die zijn in handen van de waterschappen. Neem het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard. Zij hebben goed naar het Restveengebied in de Zuidplaspolder gekeken. Het is het diepst gelegen deel van de polder, is 500-600 hectare groot en er zitten vier boeren. Het Hoogheemraadschap is tot de conclusie gekomen dat ze hier het peil niet verder gaat verlagen, ze kiezen voor peilfixatie, dat wil zeggen een stabiel peil. Dat betekent dat het gebied op termijn natter wordt en de boeren moeten gaan kiezen: of we passen onze bedrijfsvoering aan, of we gaan stoppen. Dit leidt tot discussie over schadevergoedingen, maar het Hoogheemraadschap wil die niet gaan verstrekken. Ze houden hun rug recht.”

“Dit leidt tot discussie over schadevergoedingen, het Hoogheemraadschap wil die niet gaan verstrekken. Ze houden hun rug recht.”

WIE IS ER VERANTWOORDELIJK?

In de optiek van Vogelzang heeft het Hoogheemraadschap daar gelijk in. “Ze staan in hun recht om te zeggen: we hebben de bodemdaling nu een eeuw gevolgd met het peilbeheer, maar daar stoppen we mee. De maatschappelijke schade daarvan wordt te groot. In die situatie kan een boer ook zelf een afweging gaan maken: ga ik onderwaterdrainage aanleggen of ga ik over op een natter bedrijfssysteem? Onderwaterdrainage kan helpen om de bodemdaling te vertragen, waarmee hij de periode waarin hij door kan gaan met boeren kan verlengen. Op dit moment ontbreekt voor de meeste boeren de druk op die afweging en komen zij pas in beweging als er subsidie voor onderwaterdrainage wordt verstrekt. Dat is bijvoorbeeld te zien bij Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden, zij hebben voor het toepassen van onderwaterdrainage in hun gebied voor 3000 hectare onderwa-


36

|

LANDWERK #3 / 2018

T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

“In het Deltaprogramma Rivieren zijn wél harde doelen gesteld en had Rijkswaterstaat ook de doorzettingsmacht om die te realiseren. Zoiets heb je ook nodig voor de bodemdaling in het Veenweidegebied.” Theo Vogelzanjg

terdrainage een subsidieaanvraag van 17 miljoen euro gedaan (inclusief onderzoek). Daarmee leg je de volledige verantwoordelijkheid voor het vraagstuk van de bodemdaling en hoe daarmee om te gaan bij de overheid. Dat is in mijn ogen niet terecht, je mag die verantwoordelijkheid ook bij de boeren neerleggen.” Vogelzang is van mening dat een hoger peil niet meteen het einde van de landbouw in de veenweidegebieden hoeft te betekenen, zoals vaak wordt geroepen. “Ten eerste, een boer heeft bij peilfixatie of een hoger peil ongeveer 20 jaar de tijd om zijn bedrijfsvoering aan te passen. Want zo lang duurt het voordat de bodem zo ver is gezakt dat het echt lastig wordt voor intensieve melkveehouderij. Ten tweede, je krijgt vaak een gedifferentieerd gebied: op de ene plaats zakt het harder dan op andere plekken. Vergelijk het met de bedrijven die op de oeverwal langs de Oude Rijn tussen Woerden en Bodegraven liggen. In het verleden was het heel gewoon dat de percelen dichtbij de boerderij droger waren dan de percelen achterin de kavel. Op de huiskavel werden dan de melkkoeien gehouden en op de nattere percelen de pinken en de droge koeien. Dat zijn we niet meer gewend, maar volgens mij is het heel goed mogelijk om ook vandaag de dag in deze situatie een renderende bedrijfsvoering te realiseren, waarbij ook natte teelten een plek kunnen krijgen (eendekroos, lisdodde etc.). Dat hebben we ook aangetoond in een recent onderzoek in Friesland. Daar hebben we met andere partijen (provincie, waterschap) onderzoek gedaan naar andere rendabele bedrijfssystemen in de veenweidegebieden in het Lage Midden van Friesland. Daaruit blijkt dat er wel degelijk renderende natuurinclusieve bedrijfssystemen zijn waarmee bodemdaling kan worden afgeremd of gestopt.”

UITSPRAAK OVER HET WATERPEIL “Van het Rijk verwacht ik dat ze een regierol oppakken. Er moet een Nationaal Programma Veenweiden komen. Hierin moet ruimte zijn voor experimenten, bijvoorbeeld met natte teelten. Het is belangrijk dat er hiervoor financiële middelen beschikbaar komen. Een voorbeeld is de financiële impuls die het ministerie van LNV nu beschikbaar stelt voor regiodeals. De gemeenten Alphen a/d Rijn, Gouda en Woerden hebben minister Schouten van LNV en staatssecretaris Van Veldhoven (ministerie Infrastructuur en Water) uitgenodigd om een regiodeal op te zetten, gericht op bodemdaling. Het ziet ernaar uit dat het Rijk hierop in gaat en ook middelen voor inzet. Maar nog belangrijker is dat er ook uitspraken worden gedaan over het waterpeil. Dit is de cruciale factor in het dossier bodemdaling. In het Deltaprogramma Rivieren zijn er wel harde doelen gesteld en had Rijkswaterstaat ook de doorzettingsmacht om die te realiseren. Zoiets heb je ook nodig voor de bodemdaling in de Veenweidegebieden in ons land. Het zou goed zijn om in de Nationale Omgevingsvisie op dit gebied een duidelijk beleid te formuleren.” “Al jaren is schaalvergroting en intensivering de belangrijkste ontwikkeling in de landbouw in ons land, ook in de Veenweidegebieden. We zullen daar een andere koers moeten inzetten en dat kan ook. Er liggen al voorstellen voor andere bedrijfsmodellen waarmee boeren een financieel goede toekomst in het vooruitzicht hebben (ook bij bodemdaling) en daar moeten we dan ook mee aan de slag.”


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.