Landwerk 2018 nummer 3 - Energietransitie

Page 1

22

|

LANDWERK #3 / 2018

T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

Een DELTAPLAN voor de energietransitie Landschapsarchitecten vinden dat de overheid met een plan, een doordachte aanpak moet komen om de energietransitie te realiseren. Want hoewel de meesten de urgentie van de energietransitie wel doorhebben, zien weinigen nog hoe enorm groot de impact zal zijn op het landschap als we geen fossiele energie meer gebruiken. Dan gaat het niet meer om het inpassen van een windmolen of zonneakker. Deskundigen pleiten daarom voor een nationaal programma om nieuwe energielandschappen te creëren, energielandschappen van de 21e eeuw waar we trots op kunnen zijn.

Door Geert van Duinhoven

H

et Klimaatakkoord van Parijs en de discussie rondom het Gronings gas maken een ding heel duidelijk: de energievoorziening moet anders. Over enkele tientallen jaren zullen we geen fossiele energie meer gebruiken maar enkel nog duurzame of hernieuwbare energiebronnen. Eigenlijk twijfelt daar bijna niemand meer aan, hooguit over de snelheid van deze transitie is hier en daar nog wat discussie. Belangrijkste punt is echter hoe gaat die transitie eruit zien. Welke bronnen gaan we dan gebruiken: wind, zonne-energie, biomassa? En in welke verhoudingen? En waar? En wie gaat dat betalen? En wie gaat het organiseren? En ten koste van welke andere functies gaan we de energiewinning in het landschap brengen? Daar gaan de meningen al verder uiteenlopen als er al discussie over is. Want in de praktijk blijkt dat er nog weinig wordt nagedacht over de ruimtelijke consequenties van de energietransities. Boris Hocks van het Haagse adviesbureau Generation Energy zit regelmatig met bestuurders, ambtenaren, studenten managers om tafel om de energietransitie ruimtelijk door te denken. Een gesprek begint dan maar al te vaak met een opmerking of het niet “gewoon allemaal op zee opgewekt kan worden”. Of dat de snelwegen helemaal omzoomd moeten worden met zonnepanelen. Allemaal leuke en interessante oplossingen maar mensen realiseren zich zelden dat beide oplossingen, hier even slechts als voorbeeld, totaal onvoldoende zijn om de energietransitie te reali-

seren. De zee is al bijna volgepland en met zonnepanelen langs de snelwegen wek je veel te weinig stroom op om de kolencentrales te vervangen. Kortom, als we de fossiele brandstoffen echt vaarwel zeggen, betekent dat een enorme ruimtelijke verandering in Nederland. Nog even wat getallen: als je de Nederlandse electriciteitsbehoefte zou willen realiseren met zonnepanelen, zou je ongeveer 800 vierkante kilometer nodig hebben. Dat is net zo’n oppervlakte als nu alle wegen (inclusief alle snelwegen en dorpswegen) in Nederland in beslag nemen.

LANDSCHAP ZONDER SPOOR ENERGIEVERBRUIK In een longread over dit onderwerp beschrijft landschapsarchitect Dirk Sijmons, voormalig directeur van H+N+S, hoe het landschap grotendeels bepaald is geweest door de energievoorziening. Het laagveengebied met de petgaten is regelrecht ontstaan uit een behoefte aan turf. De steenkoolwoning heeft sporen nagelaten in heel Limburg, bossen zijn aangeplant om in de behoefte aan brandhout te voorzien. Sijmons: “Het huidige energielandschap kunnen we opvatten als een soort illusielandschap, waarin we zelden of nooit geconfronteerd worden met de gevolgen van ons energieverbruik; de energievoorziening is discreet weggewerkt en slechts sporadisch zichtbaar als een rookpluim aan


T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

LANDWERK #3 / 2018

23

Eenzame windmolen

de horizon, waar een centrale staat die wordt gestookt met vanuit de onzichtbare ondergrond gedolven kolen. Slechts de ijle lijnen van de hoogspanningsleidingen verstoren de discretie enigszins.”

COWBOYS AAN DE MACHT?

waar het water bij de boeren tot aan de lippen staat en de gemeente nog niets had geregeld over wat te doen met zonneparken. Dat is geen goede manier om de energietransitie te realiseren vindt ook landschapsarchitect Sven Stremke van het NRGlab, verbonden aan de Wageningen universiteit en de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. “Als je energietransitie compleet aan de markt overlaat, krijg je hier en daar een zonnepark en wat windmolens. Alleen op plaatsen waar het betaalbaar is en waar de weerstand niet te groot is. Maar daarmee haal je lang niet je doelstellingen. Ik schat dat daarmee misschien tien procent is te realiseren, maar dan houdt het op. Je moet ervan uit gaan dat de transitie in eigenlijk heel Nederland merkbaar en grotendeels zichtbaar zal zijn. Dat zal niet altijd even prettig zijn voor de mensen die er wonen, maar het zal op de een of andere manier moeten als we afscheid nemen van de fossiele brandstoffen. Daarom is het zo belangrijk

“In de praktijk blijkt dat er nog weinig wordt nagedacht over de ruimtelijke consequenties van de energietransitie.”

We gaan dus een heel ander landschap krijgen als het vol komt te staan met zonne-akkers, windmolens en biomassavelden. Landschapsarchitecten zoals Sijmons maken zich misschien nog wel het meest zorgen om de transitie. Zij vrezen dat als je dit proces niet goed organiseert, je overal vooral lelijke voorzieningen gaat krijgen op locaties die eigenlijk net niet geschikt zijn maar vooral zijn uitgekozen omdat de grondprijs daar toevallig laag was of de regelgeving het lokaal toevallig toestaan. In dit verband wordt vaak verwezen naar de ‘cowboys’ die momenteel door Nederland trekken op zoek naar akkers en weilanden om er voor vijftien of twintig jaar tegen een mooie vergoeding zonnepanelen op te zetten. De zonneparken verschijnen dus vooral daar


24

|

LANDWERK #3 / 2018

Boris Hocks

T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

Dirk Sijmons

dat de overheden hier een grote rol in gaan spelen. Zij móeten een proces op gang brengen om die transitie op een verantwoorde manier te realiseren.” Hoe ingewikkeld die transitie zal zijn, illustreert Stremke aan de hand van het voorbeeld van de Italiaanse regio rond Sienna. Daar is men inmiddels zo ver dat de regio netto geen CO2 meer uitstoot. Maar, let wel, in deze regio wonen ongeveer 100 mensen per vierkante kilometer. In Nederland is dat gemiddeld 400, met natuurlijk forse uitschieters naar boven in de grote steden. Vergeet het maar dat je in zo’n dichtbevolkt gebied op vrijwillige basis, geïnitieerd door de markt, de energietransitie kan realiseren.

NIET ‘INPASSEN’ Stremke werkte samen met het Energiecentrum Nederland aan een position paper waarin dus zowel de technische kant (ECN) als ook de landschapskant aan bod komen. Een eerste heel belangrijk punt dat de onderzoekers maken is dat ze af willen van de term ‘inpassen’. “Vaak wordt gesproken van ‘ruimtelijke inpassing’ als het er om gaat voor de nieuwe technologieën een plek te zoeken in het landschap. Wij denken dat die term ontoereikend is. Ten eerste is de opgave veel te groot; er is op termijn sprake van een fundamentele transformatie van ons landschap en onze leefomgeving. De tweede reden is dat de term ‘inpassing’ terughoudend, zo niet negatief, klinkt. Alsof nieuwe technologieën als vanzelfsprekend afbreuk doen aan bepaalde kwaliteiten van het landschap. Iets dat tot een minimum zou moeten worden beperkt dan wel geheel moet worden tegengegaan. Een derde reden om niet in termen van ruimtelijke inpassing te spreken is dat het begrip ‘ruimte’ erg abstract is, ondanks het feit dat dat begrip in de communicatie over energietransitie nog steeds een dominante rol speelt. Maar we leven nu eenmaal niet in ‘ruimte’ en voelen ons daar dan ook niet zo bij betrokken. Dat is anders als het gaat om onze fysieke leefomgeving – stedelijke en rurale landschap-

Sven Stremke

pen – die niet abstract maar juist heel concreet is. Om deze redenen pleiten we ervoor om in de discussie over energietransitie de leefomgeving en het landschap centraal te stellen in plaats van ruimte. We stellen voor dat de rijksoverheid het voortouw blijft nemen en een visie formuleert op de relatie tussen energietransitie en leefomgeving, zonder te sturen op de keuze van de gebruikte technologie. Die invulling past meer bij de regionale en lokale overheden.” Volgens Sijmons doe je dat door de nieuwe energielaag zo goed mogelijk met de bestaande functies in het landschap te verweven. “Juist door ruimtelijke ontwikkelingen uit verschillende sectoren met elkaar te verenigen kunnen we ook nieuwe aanspraken op het landschap een plek geven. De in ontwikkeling zijnde Omgevingswet is wat dit betreft een grote kans om de energietransitie in de ruimtelijke ordening te integreren.”

STRIJDIG MET REGELGEVING Maar dat betekent dan wel dat de bestaande regelgeving flink op de schop moet want die past helemaal niet meer bij de huidige opgaven. Als voorbeeld noemt Stremke het Nationaal Landschap van Zuid-Limburg. De gemeentebesturen en bewoners wilden wel aan de slag met nieuwe energie maar liepen daar steevast tegen regels aan: eigenlijk konden ze daar nauwelijks aan werken omdat het altijd strijdig is met de doelen van het Nationaal Landschap. Stremke: “Ik zeg niet dat die doelen niet belangrijk zijn, maar je kunt de energievoorziening van een hele regio niet ten laste laten komen van de buurregio’s. Wij denken daarom dat je bij de planning en het ontwerp van duurzame energielandschappen in ieder geval de volgende vier groepen van afwegingen een rol zouden moeten spelen: milieu-, sociaal-culturele, economische en technologische criteria. Daarnaast zijn er specifieke technische eisen die steeds van toepassing zijn, zoals de bereikbaarheid van het systeem voor onderhoud. Een voorbeeld van een belangrijk mi-


T H E M A N AT I O N A L E O M G E V I N G S V I S I E

LANDWERK #3 / 2018

25

Zonneakker

lieucriterium is de omkeerbaarheid van energie-gerelateerde interventies. Een sociaal-cultureel criterium is de landschapservaring van omwonenden en bezoekers, die nu al een prominent onderdeel is van milieueffectrapportages. Toegang tot betaalbare energie, zoals benadrukt door de Verenigde Naties en de Nederlandse regering, is een voorbeeld uit de groep van economische criteria. Tot slot kan een technologisch criterium bijvoorbeeld de geschiktheid van een locatie voor zonne-energie zijn (oriëntatie, beschaduwing). Door op die manier te werken ga je op een heel andere manier kijken naar het landschap en de rol van de energievoorziening daarin.” In dit verband pleitte Boris Hocks eerder al in Landwerk voor een soort vernieuwde vorm van ruilverkaveling: niet met de herstructurering van de landbouw als motor maar de noodzaak om energiewinning op een slimme en duurzame manier onderdeel te laten maken van het nieuwe landschap (zie nummer 2 – 2018).

PLEIDOOI Stremke, Sijmons en Hocks zijn alledrie ondertekenaars van het Pleidooi 2050. In dit pleidooi, op 3 juli 2018 aangeboden aan Ed Nijpels van het Klimaatakkoord, eisen de ondertekenaars dat er een nationaal programma komt om de energietransitie op een goede wijze ruimtelijk te realiseren op alle schaalniveaus: (inter)nationaal, regionaal en lokaal. Dit nationaal programma zou moeten voorzien in een aanpak van alle overheden waarbij tussen rijk en regio ruimte intermediair is en het geheel versterkt. Op die manier kan de energietransitie aan andere (ruimtelijke) transities worden gekoppeld en dat is een voorwaarde om een kwaliteitsslag te maken in de leefomgeving. Dit vergt volgens de ondertekenaars een richtinggevende visie van het Rijk en het geld om dit programma uit te werken. En met dit pleidooi is de stap naar een nationaal Deltaprogramma voor de energietransitie natuurlijk niet groot meer. Stremke:

“Dat denk ik ook. Het is essentieel dat nu wordt nagedacht over de ruimtelijke vormgeving van nieuwe energielandschappen, zowel inhoudelijk als procesmatig. Met creativiteit en een gezamenlijke aanpak kunnen en moeten we er alles aan doen om ons landschap mee te laten evolueren met onze energievoorziening. We zijn een rijk land en wij zouden het toch moeten kunnen opbrengen om dit als nationaal project te gaan uitvoeren. Vergelijk het maar met bijvoorbeeld Ruimte voor de Rivier waar we een veiligheidsopgave hebben gecombineerd met een kwalitatieve doelstelling. Dus dit zou moeten leiden tot een plan waarin we afspreken hoe we het gaan doen, welke partijen daarbij naast regionale en lokale overheden, betrokken moeten worden en hoe wij de duurzame energietransitie in Nederland financieren.” Volgens Boris Hocks zet ook het Klimaatakkoord al een stap in de goede richting. Aan de energietafel is gesproken over de ruimtelijke impact die de transitie zal hebben en als bijlage van het akkoord is het boek ‘Ruimte in het klimaatakkoord’ gepresenteerd. De auteurs van het boek, waaronder ook weer Hocks, Stremke en Sijmons adviseren de overheid om ruimtelijke kwaliteit vanaf het begin mee te nemen in uitwerking van het Klimaatakkoord en de keuzes en maatregelen ook op ruimtelijke kwaliteit te beoordelen. “Zorg voor een goede balans tussen de opgave in schaal. De opgave enkel neerleggen bij decentrale opgaven zonder context of richtinggevende waarde leidt mogelijk tot het niet halen van de doelstellingen, noch tot een goede ruimtelijke oplossing.”


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.