26
|
LANDWERK #3 / 2019
STANDPUNT
“We hebben te veel vertrouwen in goede bedoelingen alleen” Scheidend hoogleraar Pieter Leroy kritisch over het resultaat van veertig jaar milieubeleid Veertig jaar lang volgde Pieter Leroy, hoogleraar Milieu en Beleid aan de Radboud Universiteit, het Nederlandse milieubeleid. Bij zijn afscheid constateert hij dat dit beleid te weinig resultaat boekte: “Polderen leidt vooral tot handhaving van de status quo.” Door Miranda Koffijberg
A
ls íemand kennis heeft van het milieubeleid in Nederland, dan is het Leroy. Sinds het milieubeleid in de jaren 80 werd uitgebouwd, verrichtte hij als hoogleraar aan de Faculteit der Managementwetenschappen veel – zoals hij het noemt – ambachtelijk wetenschappelijk werk rond dit beleid: onderzoek, onderwijs en begeleiding van studenten en promovendi. Eind juni zwaaide hij af met een rede met de titel: ‘Il lui manque un peu de modestie’ (‘Het ontbreekt (ons) aan bescheidenheid’). In een volle aula van de Nijmeegse universiteit deelde hij zijn analyse van ons milieubeleid. Hoe komt het dat de milieuproblemen ondanks veertig jaar inspanning niet zijn opgelost, maar eerder verslechterd? Hij was er helder over: het beleid is te gefragmenteerd, het polderen komt het milieu als ‘zwakke waarde’ niet ten goede, maar vooral neemt de mens zichzelf te veel als de maat der dingen. Wat meer bescheidenheid zou de zaak enorm goed doen.
het echte probleem, dat van de intensieve veehouderij, te hoeven kijken. Het echte probleem werd tot een technisch vraagstuk gemaakt: hoe gaan we om met nitraten in plaats van met de landbouw, hoe met habitats in plaats van de inrichting van het landschap? Er was consensus over een ingewikkeld rekensysteem, niet over de aanpak van het probleem zelf. Dat dit soort onzin wordt bedacht, is politicologisch goed uit te leggen: je depolitiseert zo de echte kwestie.”
“De mens neemt zichzelf te veel als de maat der dingen.” POLDEREN
PAS In een interview bij hem thuis, twee weken na zijn afscheidsrede, vertelt hij over het onderzoek van een van zijn studenten rond het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Zij onderzocht het PAS nog ver voor die zou worden teruggefloten door de Europese rechter en de Raad van State. “De titel van haar onderzoeksrapport luidde: ‘Consensus zonder oplossing’. We hadden toen al helder dat het PAS een manier was om niet naar
Depolitisering is een van de verklaringen die de scheidend hoogleraar heeft voor het gebrek aan vooruitgang na zoveel jaar beleid maken. Met het beroemde polderen als belangrijk voertuig. “Voor de aanpak van lastige kwesties, denk aan het klimaatprobleem en de energietransitie, worden overleggroepen ingesteld met alle partijen aan tafel – bedrijven, ngo’s, burgers – die in eindeloos overleg samen tot een oplossing moeten komen.” Het polderen ontstond vanuit twee tendensen, zegt hij. “Het neoli-
berale gedachtengoed van minder overheidsbemoeienis, een beweging van rechts, ging gepaard met de roep om meer participatie bij besluitvorming, ingegeven vanuit links. Zo kwamen allerlei partijen om tafel te zitten die er samen uit moesten komen, in plaats van dat de politiek dat deed. En partijen die voor het milieu opkwamen dienden, om mee te kunnen blijven doen, vaak hun belangrijkste eisen buiten de overlegkamer te houden.” Dit polderen leidt vooral tot handhaving van de status quo, stelt Leroy, en dat maakt dat de uitkomsten niet werken. “Het participatiemodel is in veel gevallen te voluntaristisch. We hebben te veel vertrouwen in goede bedoelingen alleen. Kijk naar Schiphol of naar het Energieakkoord. In het geval van het PAS moesten boeren op hun blauwe ogen worden geloofd dat ze met technische maatregelen het stikstofprobleem gingen oplossen. Maar terecht zei de Raad van State hierover dat dat veel te speculatief was. Ik trek overigens niet in twijfel dat mensen aan de poldertafels hun uiterste best doen. Dat maakt het ook zo lastig. Maar de insteek ‘samen vinden we een oplossing’ leidt er meestal toe dat het laagste wat er te bereiken valt eruit komt.”
FRAGMENTATIE Leroy noemt als tweede, organisatorische verklaring voor falend milieubeleid de fragmentatie van dit beleid. “In mijn afscheidsrede heb ik hierover een paar lelijke dingen
LANDWERK #3 / 2019
gezegd, zoals dat het milieubelang altijd over te veel schijven werd verdeeld. Neem het natuurbeleid dat nu bij de provincies is komen te liggen. Het past daar inhoudelijk misschien goed, maar het is bekend dat hoe lager waarden worden belegd, hoe zwakker ze worden vertegenwoordigd. Je ziet ook dat ieder ministerie zijn eigen doelgroepen vertegenwoordigt. Daarom kan het gebeuren dat het mestbeleid al dertig jaar een mislukking is. Je zou willen dat het milieubelang zo goed vertegenwoordigd werd.” Dat belang werd ooit behartigd door het ministerie van VROM, maar, zegt Leroy, dat was vooral met een antropocentrische insteek. “Het ging steeds om het milieu in relatie tot de menselijke gezondheid.” Dat brengt hem bij het punt waar hij vooral ziet dat het misging – en -gaat – met het milieubeleid en wat hij benoemt als de ‘asymmetrische antropologie’: het idee dat mensen veel belangrijker zijn dan dieren en planten. “In de loop van de eeuwen zie je de gedachte dat de mens een uitzonderlijke positie heeft op aarde steeds sterker worden, onder invloed van het christendom en het verlichtingsdenken; zo vond de filosoof Descartes dieren een soort automaten. We zijn de natuur gaan beschouwen als puur een productiegoed. Techniek en materie zijn belangrijker geworden dan ethische normen. ‘Eerst komt de materie, dan de moraal’ – met alle negatieve gevolgen voor die natuur.”
“We hebben meer dappere politici nodig.” DEMOCRATIE Wat te doen, nu we de oorzaken van een falend milieubeleid kennen? Leroy: “Ik zet er grote vraagtekens bij of milieu- en klimaatproblemen zich op een democratische manier laten oplossen. De Amerikaanse politicoloog Robert A. Dahl meende dat sommige zaken zich niet democratisch laten regelen. In Nederland vinden we dat uitgangspunt normaal voor de waterveiligheid. De Deltacommissaris mag bij wijze van spreken doen en laten wat hij goedacht. We zouden met elkaar de discussie moeten voeren over
27
Het probleem is de ‘asymmetrische antropologie’: het idee dat mensen veel belangrijker zijn dan dieren en planten, aldus scheidend hoogleraar Pieter Leroy. Foto: Radboud Universiteit/Dick van Aalst.
“Als het probleem zo groot is moeten we misschien zeggen: daar gaat niet iedereen over.” welke zaken er nog meer zijn waarvan we zeggen: als het probleem zo groot is, dan gaat niet iedereen daarover. Denk aan de biodiversiteit, de problemen rond fosfaat en nitraat, de zoetwatervoorraad.” Maar of we die discussie gaan voeren? Leroy ziet op dit moment juist veel bangigheid rond het milieu- en klimaatbeleid. “Het is te snel: we mogen het draagvlak niet verliezen. Dan denk ik: doe dan wat aan dat draagvlak. We zouden meer dappere politici moeten hebben die zeggen: dit en dit is er aan de hand en daarvoor is het nodig dat we dit en dit doen.” Maar er zijn toch ook wel dingen goed gegaan, zoals het beleid voor het gat in de ozonlaag? “Dat was inderdaad geslaagd, maar het ging over een beperkt aantal stoffen, bronnen en gebruikers, en voor de schadelijke stoffen was een goed alternatief. Al met al was dat een makkie vergeleken met het vrijkomen van CO2 of nitraat.” Hij is ook niet erg optimistisch over het transitiedenken, dat goede oplossingen in kleine niches snel zullen worden opgeschaald. “Daarvoor zijn er te veel blokkades. Die heten democratie, Shell, Trump, noem maar op. Ik onderzocht recent ook
hoe groen EU-burgers stemmen. Zelfs in landen waar duurzaamheid relatief belangrijk is, zoals Scandinavische landen en Nederland, kwam het aantal groene stemmers nooit boven de 25 procent. De willingness to vote voor bescherming van milieuwaarden is blijkbaar klein, laat staan the willingness to act .”
PRIJSMECHANISME Wat wel direct helpt, stelt Leroy, is het zo snel mogelijk doorvoeren van een aantal prijsmechanismes zoals rekeningrijden en belasting op vliegen. “Maar steeds samen met wijzigingen in het belastingstelsel, zodat de lasten voor het klimaatbeleid eerlijk worden verdeeld.” Hij mag dan afscheid hebben genomen als hoogleraar, het onderwerp laat hem voorlopig nog niet los. Komend jaar gaat hij zich verder verdiepen in een rechtvaardige verdeling van de lasten van het klimaatbeleid – climate justice oftewel klimaatrechtvaardigheid. Vanaf november zal hij daar aan de universiteit van Bordeaux onderzoek naar doen.