HET VERDRIET VAN US MEM
Melkcontrole is essentieel voor een goede bedrijfsvoering. Al 36 jaar zijn wij lid van Melkcontrole Nijland. Ze kenmerken zich door korte lijnen, het nakomen van afspraken, grote flexibiliteit, een voordelig tarief en diverse onderzoeksmogelijkheden.
Harmen Gerbrandy
Melkveehouder, H.M. en P. Gerbrandy
MARPON
Exterieur & gehalten!
Ki-code: 783043
aAa-code: 342516
Martin x Bandares x Rubicon
PRODUCTIE:
+ 607 kg melk
+ 0,32% vet
+ 0,09% eiwit
297 Inet
353 LVD
210 NVI
171 TIP
EXTERIEUR:
Frame: 104
Uier: 108
Beenwerk: 104
Totaal: 109
Prachtig fokstier debuut met 228 dochters
Pinkenstier
Beste uiers met vlotte melksnelheid, goede uiergezondheid en langere spenen
Parallel en krommer beenwerk
Positief voor klauwgezondheid (104) en vruchtbaarheid (102)
Van de Peelshoeve Pietje 1101 (v. Marpon) VG 87
Eigenaar: K.A.F.M. & L.P.J. Nooijen-Maas, Coevorden
Nederland: GGI-Holland BV
Bosjessteeg 2 8271 RK IJsselmuiden
Tel. 038-3333 670
Internet: www.ggi.nl • E-mail: info@ggi.nl
Beta-caseïne: A2/A2
Kappa caseïne: BB
Vaarzenkampioene Het Zuidenveld
Eigenaar: VOF Booij-Ottens, Benneveld
De Nieuwe Hof Lammie D 87 (v. Marpon) AB 85
HET VERDRIET VAN US MEM
6-7-8-9-11 12-13 14-15 18-19 20-21 24-25 26-27-29 30-31 34-35 36-37 38-39 40-41
44-45-47 48-49 51 52-53-55 58-59 60-61 62-63 64-65 66-67-69 70-71 72-73 74
INHOUD
HET VERDRIET VAN US MEM
COLUMN: SPREKEN IS ZILVER, DOEN IS GOUD 4-5
Deze uitgave van Melk van het Noorden is gemaakt in samenwerking met een aantal bedrijven. Te weten: Agriland Assurantieadvies, BioValue, Broekens Mechanisatie, Denkavit, GGI Holland, Hoogland BV, Hulst Wind Energy, Lely Center Heerenveen, Luimstra Loon- Grondverzet- en Transportbedrijf, Melkcontrole Nijland, Niscoo, Nutrilab Agro, PAS Mestopslagsystemen, Rinagro, Solliq Agra, Speerstra Feed Ingredients, Accountantskantoor Van der Veen & Kromhout, Werff talent en W.H. van der Heide Voedertransport en Opslagsystemen.
DURFT DE SECTOR HAAR EIGEN KRIMP TE REGISSEREN?
KLIMAATBOL SCANT KLIMAAT IN KALVERSTAL
VERGISTING: ‘BINNEN ENKELE JAREN LOS MET EERSTE CLUSTERS’
HET GRAS IS VAST NIET GROENER BIJ DE BUREN
‘WACHTEN OP DE VERPLICHTE AOV IS NIET VERSTANDIG’
‘MET BIOLOGISCHE KOEIEN IS 10.000 LITER OOK MOGELIJK’
MARC DE BOER BOUWT IN PORTUGAL AAN MOOIE TOEKOMST
MELK VAN HET NOORDEN ON TOUR: STUDIEREIS NAAR PORTUGAL
‘ALS MELKEN HIER NIET LUKT, DAN LUKT HET NERGENS’
REGENBOOG LUIDT EINDE IN VAN GRASSEIZOEN
KOM NAAR HET MVHN-PLEIN IN LEEUWARDEN!
RIDDERZURING EFFECTIEF TE LIJF MET SPOTSPRAYER
‘MELK IS GOED VOOR HET HART ÉN HET MILIEU’
‘VOOR DE BESTE OPZET GEKOZEN, NIET VOOR DE GOEDKOOPSTE’
‘WIE ALLES UITREKENT, VINDT NOOIT IETS NIEUWS’
‘MET MEST HEB JE ALS MELKVEEHOUDER GOUD IN HANDEN’ ‘DIGESTAAT IS JUIST EEN ZEGEN VOOR DE BODEM EN HET GRAS’
‘BOEREN KUNNEN NIET MEER ZONDER FINANCIEEL ADVISEUR’
HHH-SHOW DOET FOKKERSHARTEN SNELLER KLOPPEN
HOGE KOOLSTOFGEHALTES REMMEN N-BENUTTING
‘WIJ DELEN DE PASSIE OM DOOR TE ONTWIKKELEN’
‘EEN LAGE RENTE NU IS PIJN VOOR DE LANGE TERMIJN’ VERTROUWEN TERUG BIJ RFC, MAAR IS HET LEK OOK BOVEN?
• Uitgever: Langs de Melkweg
• Adres uitgever: Langs de Melkweg
Lorentzstraat 21-A, 8606 JP Sneek Telefoon: 0515-429876
E-mail: redactie@langsdemelkweg.nl
• Redactie: Sjoerd Hofstee en Jelle Feenstra Verder werkten mee: Bouke Poelsma, Niels van der Boom, Alice Booij, Janet Beekman, Sanne van Raalte, Koen van Wijk, Het Hoge Noorden/ Jacob van Essen, Pieter Postma, Landpixel, Niels de Vries, Rens Hooyenga, Guido Hibma en Marcel van Kammen.
• Vormgeving: HD Creativity, Houssam Diab
• Druk: Senefelder Misset
• ISSN-Nummer: 2667-2642
• Verspreiding: Dit magazine wordt door PostNL
verspreid onder melkveehouders en agribusiness in Drenthe, Groningen, Friesland, Flevoland, het overgrote deel van NoordHolland en de bovenste helft van Overijssel.
Wilt u dit magazine bij een volgende uitgave niet meer ontvangen dan kunt u dat aangeven bij de uitgever via redactie@langsdemelkweg.nl
Overname van artikelen is alleen toegestaan na toestemming van de redactie. Hoewel aan de samenstelling van de inhoud de meeste zorg is besteed, kan de redactie geen aansprakelijkheid aanvaarden voor mogelijke onjuistheden of onvolledigheden. Alle auteursrechten en overige intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden nadrukkelijk voorbehouden. Deze rechten behoren bij Langs de Melkweg c.q de betreffende fotograaf. Artikelen uit deze uitgave mogen uitsluitend verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt na schriftelijke toestemming van Persbureau Langs de Melkweg.
Vind alle artikelen én meer nieuws op www.melkvanhetnoorden.nl
HET VERDRIET VAN US MEM
Us Mem in Leeuwarden viert dit jaar haar 70e verjaardag. Het bronzen standbeeld van de ideale Friese koe was in 1954 een eerbetoon aan de welvaart die ze ons bracht. Us Mem stond symbool voor het land van melk en honing, dat na de Tweede Wereldoorlog in volle opbouw was. Het was de tijd dat burgers nog trots waren op de koe, die zó hoorde bij ons waterrijke land met molens, tulpen, greppels en slootjes. Goh, wat verafgoodden we de lobbes, die het eiwitrijke gras in de Nederlandse delta omzette in melk, boter, kaas én stieren, die voor goed geld de wereld over gingen.
Hoe anders is het nu. Nota bene op haar 70e verjaardag wordt Us Mem - lees de koe als nationale trots - nog net niet helemaal het land uitgebonjourd, Maar veel scheelt het niet meer. Hoe heeft het zover kunnen komen? Met de komst van Sicco Mansholt professionaliseerde de landbouw in razendsnel tempo. Het leidde tot een melkveehouderij met grote, efficiënte bedrijven. De opvolgers van Us Mem werden ‘bonkiger’, melktypische koeien met amper vlees op de botten. Kunstmest en intensivering verdreven de kruiden en vogels uit het weiland, koeien bleven steeds vaker op stal en er kwam zoveel melk dat het leidde tot boterbergen en discussies over de druk van de veehouderij op het leefmilieu en het landschap.
De melkquotering zette in 1984 een rem op verdere overproductie. Maar toen die er in 2015 weer af ging, werd dat door de sector gevierd als bevrijdingsdag. Opnieuw zou Nederland de hele wereld wel even van melk voorzien. Omdat dat hier, op dit land en met dit klimaat, nu eenmaal zo goed kon. Wijze mensen die waarschuwden voor het overspelen van de hand en pleitten voor grondgebondenheid of andere vormen van zelfregulering, werden overstemd door de groeiprofeten. De melkveehouderij werd steeds meer een hoogwaardig technisch gebeuren, met dure stallen, dure trekkers, duur krachtvoer, dure toevoegmiddelen, dure systemen. Eentje die voortdurend de grenzen opzocht en die grenzen met kwaadwillende mestsjoemelaars te vaak ook overschreed.
Die melkveehouderij wordt door Europa, Den Haag én een groeiend aantal mensen van buiten de landbouw niet meer geaccepteerd. Hoe plausibel de argumenten vanuit de sector ook zijn – dat stikstof vooral een papieren probleem is, dat het voor de waterkwaliteit averechts werkt om de derogatie eraf te gooien, dat we de milieudruk technisch een heel eind kunnen oplossen – ze beantwoorden niet die ene grote vraag: waarom moet uitgerekend in een van de dichtstbevolkte landen ter wereld zóveel melk worden geproduceerd? Kan het niet een, liever twee onsjes minder? Een klein beetje terug naar de tijd van Us Mem, met minder bonkige koeien, meer kruiden en vogels in het land?
Te lang dachten we het tij wel te kunnen keren met imago van de koe. Te lang was het schouderophalen bij herhaalde waarschuwingen uit Brussel dat Nederland wat moest doen aan de hoge veedichtheid met bijbehorende mestproductie. En nu ontploft de bom recht in het gezicht van de sector. Tot voor kort gezonde en moderne melkveebedrijven vallen om als gevolg van torenhoge mestafzetkosten. Het dreigt een diep gat te slaan in de melkveehouderij. Alle kopstukken zijn van stal gehaald om met een noodplan de tent te redden. Het is van eminent belang om als sector dit plan eensgezind op te pakken en daarna de stap te zetten naar een maatschappelijk geaccepteerde omvang. Anders is Us Mem straks definitief vergane glorie.
Jelle Feenstra, hoofdredacteur jfeenstra@langsdemelkweg.nl
DURFT DE SECTOR HAAR
Dat de melkveesector gaat krimpen, is inmiddels geen vraag meer. De vraag die voorligt is: durft de sector die krimp zelf te regelen of wordt het overgelaten aan de politiek en de markt? LTO en NAJK pleiten inmiddels openlijk voor georganiseerde krimp. Maar veel boeren twijfelen sterk en lijken de naderende pijn nog niet te willen onderkennen.
‘Bent u bereid om drie jaar lang een halve cent melkgeld te laten heffen om daarmee een generieke korting te voorkomen?’ Dit proefballonnetje liet LTO Melkveehouderij-voorzitter Erwin Wunnekink inmiddels hier en daar op. Voor hem wordt het namelijk met de dag duidelijker dat niets doen maakt dat de komende jaren veel melkveebedrijven gedwongen
moeten stoppen omdat ze zo’n generieke korting, in combinatie met de oplopende kosten voor mestafzet, niet overleven.
Er is dan ook beslist het nodige aan de hand. Nederland mag dan momenteel opnieuw minder melkkoeien tellen dan een jaar geleden en concluderen dat de krimp van de
melkveestapel dus al is ingezet, dat is bij lange na niet voldoende om de naderende risico’s het hoofd te bieden. Die risico’s zijn vooral overschrijding van het fosfaatplafond, dat in 2025 naar beneden wordt bijgesteld waardoor een generieke korting dreigt. Daarnaast hangen stijgende kosten voor mestafzet als gevolg van afbouw van de derogatie als een molensteen om de nek van veel bedrijven. Zo worden ze ook beleefd door de bestuurders van verschillende belangenbehartigers.
Deze G7 (LTO, NAJK, NMV, DDB, De Natuurweide, Agractie en Netwerk Grondig) schoven afgelopen nazomer dan ook al bij elkaar aan tafel om te overleggen hoe een eventueel vrijwillig krimpplan, door de sector zelf geïnitieerd, vorm kan krijgen. Arjan Schimmel, voorzitter van ZuivelNL, werd aangesteld als onafhankelijk voorzitter, Lubbert van Dellen van Flynth schoof aan als rekenmeester en omdat vlot duidelijk was dat dit onderwerp sterk beladen is, en de partijen en hun
EIGEN KRIMP TE REGISSEREN?
achterban hier niet altijd hetzelfde over denken, werd Henk Bleker er ook bij gevraagd. De oud-politicus moet als oliemannetje fungeren tussen de partijen. Belangrijke aanvullende reden om Bleker te vragen is dat hij de paden in Den Haag nog altijd goed weet te bewandelen. Beslist niet onbelangrijk, want als er een plan komt dan zal de politiek hoe dan ook het grootste deel van de kosten op zich moeten nemen.
Orkaan van mestafzetkosten
Daarover zo meteen meer. Eerst het plan dat zich de laatste maanden vormde. Dat startte ermee dat de gezamenlijke partijen eensgezind de minister in september lieten weten achter haar mestbrief te staan waarin onder andere de verlaging van stikstofen fosfaatplafonds voor komend jaar werden bekrachtigd en de afroming van dier- en fosfaatrechten werd voorgesteld. Op zichzelf is het al een overwinning dat de gezamenlijke partijen zich hierover eensgezind richting de minister uitten. Maar daar bleef het duidelijk niet bij. De G7, met ondersteuning van de NZO, maakte de minister en haar ambtenaren duidelijk dat de pijn waarschijnlijk het meest hevig
wordt in de jaren 2025 en 2026 en dat haar maatregelen bij lange na niet afdoende zijn om die eerste jaren de mestmarkt de benodigde ontspanning te geven. Concreter gesteld: vooral jonge boeren, die gemiddeld gezien zwaar gefinancierd zijn, en bedrijven met een gemiddelde omvang die eerder amper tot geen mest hoefden af
KRIMPPERCENTAGES
LIGGEN IN PLAN
TUSSEN 10 EN 20%
te zetten, worden de dupe. Ze zullen de orkaan van torenhoge mestafzetkosten en een eventuele generieke korting, die naar inschatting sowieso 10% of meer gaat bedragen, niet overleven. Terwijl juist in deze categorieën veel bedrijven zitten die voor de structuur van de sector wel toekomst moeten houden en om die reden moeten worden geholpen de komende jaren door te komen.
Prijskaartje bijgesteld
Daarom wordt er door de G7 een plan uitgewerkt om de productie te verlagen. Enerzijds via het voerspoor (zie kader op pagina 11) en
anderzijds via een vrijwillig krimpplan. Dat plan gaat ervan uit dat elke melkveehouder de kans krijgt om een percentage van zijn veestapel, inclusief bijbehorende fosfaatrechten, tegen een vergoeding te verkopen. Dit percentage komt waarschijnlijk op minimaal 10% en maximaal 20% te liggen. Een minimum omdat het anders te weinig helpt en de administratiekosten niet opwegen tegen het gewin en een maximum van 20% omdat deelnemers anders waarschijnlijk de mogelijkheid op een eventueel latere deelname aan de Lbv-regeling wordt ontnomen. Onder leiding van Van Dellen werd nagedacht over de vraag: bij welke prijs is een deel van de melkveehouders bereid om koeien te verkopen. Met het optellen van de waarde van fosfaatrechten, de verkoopwaarde van een gemiddelde koe, de financieringslasten die daar indirect aan zijn gekoppeld en het margeverlies compenseren, kwam de G7 tot een prijs van tussen de € 7.000 en € 8.000 per koe. Inmiddels is dit prijskaartje bijgesteld, vanuit de inschatting dat het ministerie en een meerderheid van de Tweede Kamer dit een te hoge prijs vindt. In de meest recente plannen gaat
BESCHOUWING
de G7 daarom uit van € 4.000 tot € 5.000 per koe.
Overheid betaalt niet alles De initiatiefnemers binnen de G7 richten zich hiermee op de categorie die best vrijwillig een deel van de veestapel en fosfaatrechten tegen zo’n vergoeding wil inleveren. Dit zijn melkveehouders die de hoge kosten én het ‘gedoe’ rond verplichte mestafzet zoveel mogelijk willen ontlopen. Als het hiermee lukt om circa 100.000 koeien en bijbehorende rechten uit de markt te kopen, is de inschatting dat een generieke korting kan worden voorkomen en verder oplopende prijzen voor mestafzet in sterke mate kan worden beteugeld.
Wanneer de overheid dit plan 100% financiert, zullen weinig boeren tegen dit plan zijn. Het probleem is echter dat de overheid reeds klip en klaar heeft gemaakt sowieso niet te financieren wanneer de sector niet zelf meebetaalt. Hoeveel de sector zelf moet meebetalen, is nog niet duidelijk en ook niet of de overheid dit plan eventueel kan en wil financieren. Betrokkenen zien goede kans dat het op deze manier niet over staatsteunregels hoeft te struikelen, maar om dat zeker te stellen zullen minister Wiersma en haar ambtenaren eerst nog wel gesprekken moeten voeren in Brussel.
Ervan uitgaande dat Brussel niet dwars gaat liggen, moet de sector dus zelf geld bij elkaar krijgen. Wunnekink liet hiervoor als gezegd al een proefballonnetje op, maar volgens Henk Bleker is het nog helemaal niet duidelijk of de gedeeltelijke financiering van het plan er zo uit komt te zien. Voor hem is wel duidelijk dat de overheid de marktconforme vergoeding voor de afstoot van vee en fosfaatregeling voor haar rekening moet nemen als
‘IEDEREEN ZIET DE PIJN KOMEN, MAAR DIE WORDT NU NOG AMPER GEVOELD’
het plan er komt. En ook moet de overheid garant staan voor enkele voorwaarden die deelnemende melkveehouders krijgen toebedeeld en hen moeten beschermen. De ideeën die daar nu voor leven zijn: na twee of drie jaar, al naar gelang de regeling duurt, heeft het bedrijf het recht eventueel weer fosfaatrechten bij te kopen; latente ruimte moet 100% worden veiliggesteld; deelnemers worden gevrijwaard van een eventuele generieke korting (mocht die alsnog worden ingevoerd) én er wordt gewerkt aan een aantal financiële
voordelen. Met dat laatste wordt onder andere gedacht aan een tijdelijke renteverlaging of stop op de aflossingsplicht. De kosten hiervoor nemen de banken dan deels op zich. Ook wordt gekeken of zuivelbedrijven en mengvoerindustrie mogelijk geld in een fonds kunnen stoppen om dit alles mede te bekostigen. De komende weken voeren de G7, in samenspraak met de NZO, hierover nadere gesprekken met banken en mengvoerindustrie. Een nader overleg met de minister staat voor medio december op de agenda. De G7 hoopt dan een uitgewerkt voorstel te kunnen presenteren om de minister en haar ambtenaren te verleiden in te stemmen dit plan te steunen.
Probleem wel groot genoeg? Nu de contouren van het plan langzaam maar zeker naar buiten komen, gebeurt dat ook met het promoten ervan. NAJK, de organisatie voor jonge boeren, is de meest uitgesproken voorstander. Immers, jonge boeren hebben gemiddeld gezien het meest te vrezen van de rampzalige gevolgen die de afbouw van de derogatie veroorzaakt. Een generieke korting willen zij daarom koste wat kost proberen te voorkomen. Gerust zijn ze er echter niet op. ‘Het probleem is dat iedereen wel ziet en voelt dat het de
Hoe prijsvorming van mestafzet werkt
In opmerkingen uit het veld en in de media dat de prijs voor mestafzet sterk wordt beïnvloed door de DCA-mestmarktnotering of kunstmatig opgekrikt wordt door distribiteurs, herkent Bert Luimstra van het gelijknamige mesttransportbedrijf zich totaal niet. ‘Zo werken wij in ieder geval niet. Een melkveehouder geeft aan wat hij of zij voor de afzet wil betalen en wij kijken of we voor die prijs een afnemer erbij kunnen vinden. Wil niemand het voor die prijs afnemen dan zal er meer geboden moeten worden wil de melkveehouder het kunnen afzetten.’ Luimstra wil maar zeggen: het is echt een kwestie van vraag en aanbod dat de prijs bepaalt. Waarbij wel geldt dat meer kilometers transport de afzetkosten verhogen. ‘Melkveehouders in bijvoorbeeld Zuidwest-Friesland hebben er last van dat er bij hen niet veel passende akkerbouwbedrijven in de buurt zitten.’ De mestdistributeur wijst er verder op dat melkveehouders niet moeten onderschatten dat akkerbouwers voor veel teelten precies willen weten wat er in de mest zit en het anders echt niet afnemen. ‘Op tarwe en groenbemesters gaat dat meestal prima, maar bij de dure teelten willen de meeste akkerbouwers het niet riskeren dat ze bijvoorbeeld 0,5 kilo fosfaat per kuub bemesten terwijl ze rekenden op 1,5 kilo. Hun gewassen zijn dermate waardevol dat zij echt niet snel hun teelt aan grote risico’s op opbrengstderving blootstellen. Dit maakt dat wij niet zomaar opeens veel meer mest bij akkerbouwers kwijt kunnen.’
Ongecontroleerde problemen, waarbij veel melkveehouders echt met alle mest blijven zitten, voorziet Luimstra nog niet per se. ‘Wij kunnen ook niet alles ophalen, maar vaak is het ook een kwestie van tijd; niet alles lukt tegelijkertijd. Volgend jaar zullen veel melkveehouders hun voorraden nog wel wat verder benutten, maar daarna wordt het spannend.’ Op verdere prijsverhoging hoopt hij beslist niet. ‘Daar schieten wij niets mee op. Ik heb liever dat er voldoende boeren overblijven en een gezonde bedrijfsvoering kunnen draaien; dat is voor iedereen beter.’
komende jaren veel meer pijn gaat doen, maar de meeste boeren voelen dat nu nog amper tot niet’, zegt Ruben Klein Teeselink die voor het NAJK portefeuillehouder melkveehouder is. ‘Urgentie voelen en naar handelen blijkt in de praktijk niet altijd hetzelfde.’
Hij wijst er ook op dat het binnen de G7, NZO en andere partijen nog geen gelopen race is of dit plan daadwerkelijk goed uitgewerkt aan de politiek kan worden gepresenteerd. ‘Tot op heden kijken veel partijen vooral naar elkaar. Meerdere partijen moeten durven hier echt voor te gaan staan. Het gaat erom wat voor sector je overeind wilt houden. Moet het recht van de financieel sterkste gelden of kijken we vooruit en handelen we daar nu met elkaar naar? Dat is de vraag die voorligt’
Erwin Wunnekink van LTO Melkveehouder steunt de NAJK inmiddels openlijk in haar opstelling. Maar hij merkt ook dat veel melkveehouders ogenschijnlijk nog niet zover zijn. ‘Soms twijfel ik of wij met elkaar wel hetzelfde probleembesef delen. Op ledenbijeenkomsten verbaas ik mij erover hoe groot de groep is die de schouders ophaalt over de gevolgen van een mogelijke generieke korting. En: ‘Wij gaan onze eigen krimp toch niet financieren’, hoor ik meer dan eens. Maar dan deel ik graag het voorbeeld van de pluimveehouderij die in 2008 regelde dat alle mest in Moerdijk werd verbrand. Dat gaf toen ook erg veel discussie, maar nu zijn ze er erg blij mee en kijken andere sectoren met jaloezie hoe ver zij al zijn. Omdat ze die pijn en kosten toen met elkaar hebben opgepakt. Soms moet je als sector dus juist wel een korte pijn zelf organiseren om langer sudderen en pijnlijk lijden later het hoofd te bieden. Dat dat besef er blijkbaar nog bij lang niet iedereen is, kan ik louter verklaren doordat het probleem blijkbaar nog niet groot en voelbaar genoeg is.’
Irritatie en begrip voor zuivel
Hoewel niemand van de betrokkenen vanuit de G7 het luidop wil zeggen, heerst er ook de nodige twijfel over de opstelling van de NZO en dan met name van FrieslandCampina (RFC). Ook vanuit de Tweede Kamer kijkt men sceptisch en met de nodige irritatie naar de zuivelverwerkers. RFC zal, net als andere zuivelbedrijven, linksom of rechtsom ook iets moeten bijdragen, maar houdt de boot af, zo valt duidelijk te beluisteren. Zelf wil de leiding van RFC niet reageren op die kritische geluiden.
Tegelijkertijd heerst er, zeker binnen de G7, ook wel begrip voor vooral datzelfde RFC. Eindelijk lijkt de rust binnen de onderneming en coöperatie terug na roerige en lastige jaren. Dus het laatste wat men wil is zich mengen in een krimpplan. Henk Bleker neemt het dan ook op voor de zuivel: ‘Bij het fosfaatreductieplan
Waarom het voerspoor onvoldoende werkt
De voerindustrie maximaliseerde het fosforgehalte in mengvoer op 4,3 gram per kilo, er zijn minder melkkoeien en vele pilots en studiegroepen sturen op lagere RE-gehalten en ureum. En toch nam het fosfaatoverschot dit jaar niet af. Logisch, want de hoge melkprijs maakt dat veel melkveehouders meer voeren en dus meer fosfor via dat voer aanvoeren. Dit jaar zal de sector naar verwachting wel net onder het plafond van 150 miljoen kilo fosfaat blijven, maar volgend jaar ligt dat op 135 miljoen kilo en wordt dat op deze wijze bij lange na niet gehaald. Een belangrijke reden daarvoor is dat een echte prikkel voor melkveehouders ontbreekt om sterk te sturen op een lagere stikstof- en fosforproductie. Erwin Wunnekink legt uit waarom het zo lastig is om hiervoor een goede trigger in te stellen: ‘Ruw eiwit blijkt de beste indicator om op stikstofexcretie te sturen, maar het probleem is dat je pas laat in een jaar weet wat dat is. Dat komt doordat het RE-gehalte in vooral de graskuilen elk jaar verschillen. Door het droge en warme weer dit jaar, zijn die nu relatief hoog. Veel boeren sturen op een laag ureum om minder mest te hoeven afvoeren. Helemaal logisch, maar de praktijk leert dat een laag ureum lang niet altijd een laag RE-gehalte in het rantsoen betekent. Vooral in grasrijke gebieden blijkt dit lastig. Je zou beter kunnen afrekenen en belonen via bijvoorbeeld een stikstofbodemoverschot, maar om dat goed te regelen en borgen, via de zuivel, kost tijd en zoveel tijd hebben we niet om onder het fosfaatplafond te komen in 2025.’
was de zuivel min of meer in de lead om uitvoering te geven aan een overheidsplan. Dat zette toen zoveel kwaad bloed dat zuivelbedrijven daar ver van willen blijven en gelijk hebben ze. Zo gaan we het dus ook sowieso niet doen. De politiek kan alles wel roepen, maar dit plan mag de G7-partijen en de zuivelbedrijven op geen enkele manier schaden. Alle inzet is er juist op gericht om melkveehouders én de agri-business zo goed mogelijk door de komende heftige jaren te loodsen.’
‘DELEN WE MET ELKAAR WEL HETZELFDE PROBLEEMBESEF?’
Het schaakspel tussen sectorpartijen onderling over wie welke lasten gaat dragen, nadert de komende weken een kritische fase. Half december moet de minister overtuigd worden en die moet dan ook in actie komen. Mocht dat allemaal lukken, dan nog lukt het waarschijnlijk nooit eerder dan komend voorjaar of – waarschijnlijker - komende zomer dit plan te effectueren. Gezien het feit dat de plaatsingsruimte in 2025 opnieuw sterk daalt, wordt de urgentie onder meer melkveehouders tegen die tijd waarschijnlijk wel sterker gevoeld. Dat maakt de kans van slagen van dit plan meteen ook een stuk groter.
KLIMAATBOL SCANT
Drie jaar geleden bouwden Koen en Mireille Linthorst een nieuwe jongveestal. Daar ging veel denk- en speurwerk aan vooraf, vooral om de juiste keuze voor de ventilatie te maken. Met de kalveren in de nieuwe stal vroegen ze zich toch af: is dit het beste stalklimaat? Jongvee-opfokspecialist Ydo Homma bracht zijn klimaatbol in stelling.
Ammoniak, luchtvochtigheid, CO₂, fijnstof, temperatuur, activiteit. De blauwe klimaatbol, voorzien van allemaal sensoren en een camera, kan een veelheid aan metingen verrichten. In de jongveestal bij Koen en Mireille Linthorst in Witte Paarden, nabij Steenwijk, hing deze Health Climate Monitor (HCM) een week. ‘We hadden de jongveestal in gebruik genomen en vroegen ons af of het klimaat zo goed was als we het van tevoren hadden bedacht’, verklaart Koen. ‘Persoonlijk vond ik het wat koud in de stal, maar misschien was dat voor het jongvee wel prima zo.’
Ydo Homma, jongveespecialist bij Denkavit, stelde voor de
klimaatbol op te hangen. ‘Het bleek dat de ventilator wat te hard stond, de luchtverversing ging eigenlijk te snel’, noemt hij als uitkomst. Binnenkort zal de klimaatbol nog een paar dagen worden opgehangen, om na te gaan welk verschil de vloerverwarming in de stal maakt. ‘Met de warmte van de melk verwarmen we ons huis. Tijdens de bouw stelde de installateur voor om ook een paar leidingen als vloerverwarming in de vloer van de kalverstal te leggen.’ Niet zozeer om de temperatuur in de stal te laten stijgen, maar om de luchtvochtigheid in de stal te verminderen. ‘Met vochtige lucht neemt ook de ziektedruk toe’, geeft Ydo aan. ‘Met de vloerverwarming wordt de lucht droger en die is daarmee gezonder voor de kalveren.’
Comfort en arbeidsgemak
De melkveehouders bouwden in 2021 de nieuwe jongveestal in combinatie met een werktuigenloods. Het paste in een compleet nieuwbouwplan, nadat ze in 2016 met hun bedrijf verplaatsten naar de andere kant van hun huiskavel waar een nieuwe stal voor de melkkoeien en een woonhuis verrees. ‘Het jongvee stond in de tussentijd nog op de oude locatie, we konden niet alles in één keer aanpakken’, verklaart Koen de vrijwillige verplaatsing. De zoektocht naar de ideale opzet van de jongveestal vroeg bovendien nog wel wat aandacht. ‘Een gezonde opfok met comfort voor de kalveren was het uitgangspunt, maar al heel snel daar achteraan staat bij ons arbeidsgemak op het wensenlijstje’, aldus Koen. Hij verzorgt 130 koeien, waarbij zijn vader en losse hulpen hem regelmatig helpen. ‘Het bedrijf is zo ingericht dat ik het werk zoveel mogelijk alleen af kan, dus je wilt met één persoon de kalveren kunnen verplaatsen.’
De keuze voor een dichte stal was overigens snel gemaakt.
KLIMAAT IN KALVERSTAL
‘Iglo’s buiten is ook een optie natuurlijk, maar ik wil ook prettig werken en de tijd nemen het jongvee goed te verzorgen, ook als het slecht weer is buiten.’ De jongveestal kent daarmee een ruime voerkeuken, een reeks eenlingboxen, drie ruime strohokken en een rij ligboxen zodat het jongvee tot een maand of acht in de stal gehuisvest kan worden. Een openfrontstal is aangebouwd voor het oudere jongvee. ‘We zorgen ervoor dat we geen stressmomenten stapelen’, geeft Koen aan. ‘Kalveren die gespeend worden, blijven eerst nog in het strohok voordat ze verhuizen naar de ligboxjes.’ En over handig verhuizen hebben ze ook nagedacht. ‘We hebben openingen en deuren gemaakt om de kalveren snel en gemakkelijk te verplaatsen.
Verrijdbare kunststofboxen
Het oudste jongvee staat niet in de nieuwe stal. ‘Die hebben we achterin de stal bij de melkkoeien geplaatst zodat ze ook daar kunnen doorschuiven’, vertelt de melkveehouder. Hij geeft aan dat het bedrijf nog kan doorgroeien naar een derde robot, waarbij er al voorzien is in een passende capaciteit in de huisvesting voor het jongvee. ‘Daar hebben we wel over nagedacht. Bij de groei in melkkoeien hoort ook genoeg ruimte voor meer jongvee. Zo kunnen
we in de stroboxen ook vrij gemakkelijk een drinkautomaat plaatsen, de leidingen liggen al op de juiste plek.’ Eén verandering in de nieuwe jongveestal hebben de melkveehouders overigens wel doorgevoerd. De eenlingboxen zijn vervangen door ruim bemeten en verrijdbare kunststofboxen, met de mogelijkheid voer en water te verstrekken. ‘We kunnen ze uit de stal rijden en schoonmaken, dat kon met de oude boxen niet’, aldus Koen. ‘De kalveren hadden toch wat diarree en crypto omdat het nét niet optimaal was. Ik vond het nog wel een investering om ze allemaal in één keer te vervangen, maar Mireille was meteen om. Gelukkig maar, want het gaat beter en het werkt
prettiger.’ Ook werd ervoor gekozen om in de melkperiode intensiever te gaan voeren; dit om bij de jonge kalveren meer jeugdgroei te realiseren. ‘We zijn in overleg met Denkavit een luxere melkpoeder gaan voeren’, aldus Koen.
Zorgvuldige keus ventilatie
De lastigste keuze in de nieuwe jongveestal was toch wel de keuze voor de ventilatie. Moet je denken aan een ventilatiesysteem met overdruk of juist met onderdruk? Natuurlijk of mechanisch? ‘Bij elk bedrijf zijn de ervaringen weer anders, voor onszelf kon ik moeilijk een keuze maken’, vat Koen samen. Een sessie met Ydo Homma, en zijn collega Jan van de Brink, die in ventilatie is gespecialiseerd, bracht helderheid. De verse lucht komt nu via de voerkeuken binnen, die als een soort bufferruimte voor de lucht fungeert. Via een rooster in de deur gaat de lucht de kalverstal in. ‘Dat gaat heel rustig. De lucht verspreidt zich over de vloer en van daaruit stroomt het de hokken in’, legt Koen uit. ‘Een ventilator boven het voerpad zorgt ervoor dat er een lichte stroming in de lucht is en in de zomer heb ik de grote
‘INVESTEREN IN GEZOND VEE IS VOOR IEDEREEN GOED’.
roldeur open waardoor het meer een openfrontsysteem wordt.’
Het zorgt voor een goed stalklimaat, zo gaf ook de klimaatbol aan. Dat stelde gerust. ‘We streven naar een duurzame en gezonde veestapel’, geeft Koen het doel aan. ‘De levensduur verhogen, vinden we heel belangrijk en dat begint bij een probleemloze jongveeopfok.’
Met een vervangingspercentage dat al een aantal jaren tussen 20 en 22% ligt, lukt dat heel goed. ‘We streven niet naar de hoogste productie per koe, maar wel naar een goed producerende koe die zichzelf kan redden en lang meegaat. Ook dat heeft weer alles met arbeid te maken. Zieke koeien en zieke kalveren kosten veel tijd. Met gezond vee werken geeft bovendien meer arbeidsplezier, daarin investeren is voor iedereen goed.’
VERGISTING: ‘BINNEN ENKELE JA
Melkveehouders zien toekomst in monomestvergisting en zijn geïnteresseerd in samenwerkingsverbanden. In het Noorden lopen meerdere projecten, al zijn die nog niet operationeel.
Jurian Lier is projectleider duurzame energie bij DLV Advies. Hij maakt voor monomestvergisting onderscheid in vier mogelijke concepten. Het eerste concept is monomestvergisting op bedrijfsniveau. Daarbij kunnen melkveehouders ervoor kiezen om biogas om te zetten in groen gas of groene stroom. ‘Het grootste deel van de mestvergisters op boerderijniveau is nu nog uitgevoerd met een WKK, die stroom en warmte produceert. De restwarmte kan worden hergebruikt in een stikstofkraker’, zegt Lier. Zeker wanneer Renure wordt toegelaten als kunstmestvervanger is dit volgens hem een interessante optie.
Het tweede concept betreft volgens Lier het biogas- of groen gas-cluster. Het plan voor het biogasproject in Joure (zie kader rechtboven) is hiervan een voorbeeld, waarbij het gas van individuele vergisters
met leidingen rechtstreeks naar de afnemer wordt getransporteerd. Onder melkveehouders bestaat toenemende interesse om op deze manier biogas te produceren en op te waarderen tot groen gas. ‘Het is uitdagend om dit soort energiehubs op te tuigen en praktijkrijp te maken’, stelt Lier. In het oosten van Nederland draaien op dit moment twee biogasclusters. Het gaat om initiatieven in Noord-Deurningen (Coöperatie IJskoud) en Oxe (Oxe geeft gas), beide in Overijssel. Bij het derde concept doelt Lier op de zogenoemde buurtvergister. Het initiatief van een groep melkveehouders in en rondom in Wijnjewoude is daarvan een voorbeeld.
‘Ondernemers werken daarbij samen in clusterverband, waarbij ze mest aanvoeren naar een centrale installatie.’ Centrale vergisting op industriële wijze wordt door de adviseur beschouwd als het vierde en laatste concept. Volgens Lier zijn er in de drie noordelijke provincies Groningen, Friesland en Drenthe op dit moment zo’n twintig initiatieven onder agrarische ondernemers om gezamenlijk biogas te produceren. ‘Bij sommige initiatieven stagneert de ontwikkeling.
‘SDE-SUBSIDIE KEIHARD NODIG VOOR GOEDE BUSINESSCASE’
De verwachting is dat binnen enkele jaren de eerste clusters operationeel zijn. Daarbij is wel medewerking nodig van gemeentes en provincies. Het aanleggen van een biogasnetwerk is een groot project, waar overheden in mee moeten gaan’, aldus Lier. Omdat? Lier: ‘Monomestvergisting is een essentiële schakel in de energietransitie en helpt
REN LOS MET EERSTE CLUSTERS’
broeikasgassen te reduceren. Er is overheidsbeleid nodig om dit soort projecten van de grond te krijgen. Provincies en gemeentes moeten ambities hebben. Daar begint het bij.’
Aandachtspunten
Zoals bekend rendeert monomestvergisting vooral als er dagverse mest wordt gebruikt. Melkveehouders die hun stal hiertoe moeten aanpassen moeten gemiddeld genomen € 200.000 neertellen. Daar zitten de kosten van de vergister nog niet bij. ‘De financiering is een belangrijk thema. SDE-subsidie is keihard nodig om tot een goede businesscase te komen. Maar het ontbreekt nu aan terugverdientijd. De hoop is dat de bijmengverplichting voor groen gas snel van kracht wordt. Op die manier kan groen gas beter concurreren met regulier aardgas.’ Ondernemers die een samenwerkingsverband oprichten, moeten volgens Lier goed nadenken over de precieze structuur en verdeelsleutel. Volgens hem zijn banken over het algemeen best wel positief over energieclusters.
Natuur- en milieuorganisaties hebben hun pijlen gericht
‘Vooruitgang biogasproject Joure getraineerd’
Stichting Gaasterlân Natuerlân en Vereniging Moai Skarsterlân en Stichting Natuurbeschermingswacht Meppel hebben voorlopig met succes bezwaar aangetekend tegen de omgevingsvergunningen van 16 mono-mestvergisters in Joure en omstreken. Gemeente De Fryske Marren moet volgens Rechtbank Noord-Nederland met een betere motivatie op de proppen komen om de verleende vergunningen in stand te houden. Vooralsnog staat het project van de 16 betrokken melkveehouders, die gezamenlijk biogas op willen wekken voor de Jouster productielocatie van Douwe Egberts, daarmee in de wachtstand. Initiatiefnemer Klaas Kloosterman baalt van de situatie en het juridische gevecht waarin het project is verzand. ‘De vooruitgang wordt getraineerd. Dat is enorm frustrerend. Hopelijk komt er snel duidelijkheid.’ De bezwaarmakers hebben onder meer vraagtekens bij de mogelijke effecten van het biogascluster op Natura 2000-gebieden. Het is volgens Kloosterman lastig aan te geven wanneer er meer bekend wordt over de vooruitgang van het project.
op mono-mestvergisters en maken bezwaar tegen biogashubs (zie kader hierboven). Het verkrijgen van een vergunning is daarmee – zeker op dit moment – een flinke hobbel om te nemen. Wanneer die is overwonnen, komen vervolgens nog enkele praktische zaken om de hoek kijken. ‘Vaak is een extra stroomaansluiting nodig om de installatie te laten draaien. In veel regio’s is echter sprake van netcongestie, ofwel overbelasting van
het net’, waarschuwt Lier. Ook de aanleg van het leidingwerk vraagt om aandacht, zeker als het biogas betreft. Lier pleit voor een actievere opstelling vanuit gemeenten om hier verbetering in te brengen. Volgens Lier zijn er ook weinig bedrijven die dit specifieke werk op zich nemen. ‘Dat is ook een belangrijke bottleneck. Kansen liggen er zeker, al is het nog een paar jaar wachten voordat de eerste biogasclusters in het noorden draaien.’
‘Centrale vergisting is het ideaalplaatje voor de toekomst’
Het in Sint Nicolaasga (Fr.) gevestigde BioValue heeft op meerdere plekken in ons land biogasinstallaties in bedrijf. Bij BioValue wordt centralisatie van mestvergisting als ideaalplaatje voor de toekomst gezien, zo laat business developer Yke Roelevink weten. Het optuigen en inrichten van een biogascluster kost volgens hem veel tijd en energie, waarbij nog afgezien van de vergunningverlening verschillende vraagstukken moeten worden opgelost. ‘Er moet een juiste verdeelsleutel komen tussen deelnemende melkveehouders, die allemaal een verschillende bedrijfsomvang hebben. Daarbij is het zaak om vooraf ook duidelijk te hebben of het eventuele afhaken van melkveehouders mogelijk consequenties heeft voor de businesscase. Daarnaast is het van belang om de afzet van biogas goed te regelen, waarbij goed moet worden nagedacht over de contractduur. De benodigde SDEsubsidie is een exploitatiesubsidie. Die moet worden aangevraagd op de locatie waar biogas daadwerkelijk wordt opgewaardeerd tot groen gas’, aldus Roelevink. De kosten voor de aanleg van het leidingwerk kunnen volgens hem bovendien flink in de papieren lopen. Centralisatie en grootschaligere mestvergisting heeft volgens Roelevink desalniettemin grote voordelen omdat ook de nabewerking optimaal kan worden ingericht. ‘Naast vergisten en strippen kunnen we ook de digestaat die overblijft na vergisting raffineren. Deze techniek is kostbaar’, besluit Roelevink.
MESTOPSLAG KOMT
DE GIEK 31 - DRACHTEN
T. +31(0)512 – 582058
WWW.PASMESTOPSLAG.NL
PAS Mestopslagsystemen:
✓ Levert & bouwt alle soorten systemen en afdekkingen
✓ Repareert alle soorten systemen en afdekkingen
✓ Keurt alle soorten systemen en afdekkingen
✓ Reinigt mestopslagsystemen
t.b.v. onderhoud, keuringen en verplaatsen
✓ Regelt meldingen en vergunnningen voor mestopslagsystemen
HET GRAS IS VAST NIET
Een vlotte start van de grasgroei, gemakkelijk toe te passen en precieze bemesting; de ervaringen van maatschap Van der Meer uit Vrouwenparochie met vloeibare kunstmest zijn positief. ‘Komend voorjaar bemesten we onze eerste snede zeker weer met vloeibare meststof.’
Aan enthousiasme om te gaan boeren geen gebrek in huize Van der Meer in Vrouwenparochie. Vader Sybe zit aan tafel met dochter Yke, terwijl ook haar broers Jisse en Sjoerd graag tussen de koeien en trekkers werken. ‘In drukke tijden zijn er bij ons altijd mensen genoeg om te helpen’, vertelt Sybe die met zijn broer Hette de maatschap vormt. ‘Dat de kinderen zo enthousiast zijn, komt goed uit, want we zijn wel een beetje van het zelf doen.’ Mest uitrijden, zelf kuilen en daar is ook het bemesten met vloeibare meststof bijgekomen. ‘We hebben zelf een veldspuit om de mais te spuiten, dus toen Hoogland met de vraag kwam of we interesse hadden om vloeibare kunstmest te gaan gebruiken, wilden
we dat wel proberen’, vertelt Sybe. ‘Ook omdat het een prijsvoordeel had ten opzichte van korrel-kunstmest. Dat prijsverschil is niet meer zo groot, maar we gaan ook dit jaar weer vloeibare kunstmest gebruiken.’
Eerste snee vloeibaar bemest Yke vertelt dat ze in 2024 eind februari de vloeibare kunstmest al op de percelen hebben gebracht. ‘Het spoelt minder uit, dus we konden ook vroeger bemesten.’ Alle graspercelen, zo’n 85 hectare, kregen een bemesting op maat van 300 liter per hectare, oftewel een kleine 80 kilo zuivere stikstof per hectare. De zware maar
vruchtbare kleigrond krijgt daarnaast nog een drijfmestbemesting wat de totale voorjaarsbemesting op 100 kilo zuivere stikstof per hectare brengt. ‘Het gras kreeg al snel na het bemesten kleur’, beschrijft Yke het effect van de vloeibare bemesting. ‘Het gras was ook wat steviger. Je hebt nog weleens van dat slappe voorjaargras, maar dit jaar stond er een stevig en vol gewas.’ De eerste snede kuilden ze de eerste week van mei in. ‘We kijken met het maaien vooral naar het weer, we hoeven niet per se een aartje in het gras te hebben om te maaien’, legt Sybe de strategie uit. Dat pakte dit jaar met een wat nattere mei-maand goed uit, zo bleek ook uit de ruwvoeranalyse. Om de hele winter dezelfde kuil te voeren, kuilen ze de eerste en tweede snede over elkaar heen. De voederwaardeanalyse gaf de VEM-waarde aan op 930 en het ruw eiwit op 156. ‘Bij de ruwvoeranalyse kwam de kuil in het optimum terecht en ja, het melkt best lekker.’
Graan in rantsoen
In het rantsoen voor de 160 koeien wordt de kuil gecombineerd met mais en aangevuld met twee tot drie kilo graan per koe per dag. In de melkstal wordt de aanvulling met krachtvoer gedaan.
‘We verbouwen wat wintertarwe, die percelen ruilen we uit met een akkerbouwer die na het graan op het perceel
Een prijsvoordeel levert bemesting met vloeibare ureum-meststof lang niet altijd op, maar de opname is beter en daarmee vaak ook het resultaat in kwaliteit en opbrengst van het gewas.
GROENER BIJ DE BUREN
aardappelen verbouwt’, vertelt Sybe, die aangeeft dat het aantal hectares graan varieert van zes tot elf. Ook bij het verbouwen van het graan doen de Van der Meer’s veel bewerkingen zelf: ploegen, zaaien en ook de gewasbescherming. Het dorsen doet de loonwerker waarbij het graan geoogst wordt voor eigen gebruik. Het wordt geplet, aangezuurd en ingekuild in een silo’, vertelt Yke. ‘De oogst en het maken van de stropakken is bij ons een hele happening’, vertelt moeder Maaike. ‘Iedereen helpt mee, dat is echt een familiedingetje.’
Samenwerken met akkerbouwer
De samenwerking met de akkerbouwer zorgt er ook voor dat ze dichtbij huis mest kunnen afvoeren. ‘Eerder konden we altijd 100 kuub aanvoeren, nu moeten we door de aanscherping van de bemestingsnormen 500 kuub mest afvoeren’, vat Yke samen. Qua ruwvoervoorziening zijn ze zelfvoorzienend, gemakkelijk zelfs. ‘We melken 160 koeien en zitten ruim in de grond. We hebben achter de stal 35 hectare waar de koeien in de zomer weiden.’ Begin november gingen ze op stal voor het winterseizoen, na 1100 graas-uren. ‘Een aantal jaren geleden hadden we ook wel plannen om door te groeien naar 200 koeien en meer’, vertelt Sybe. ‘We hebben nog wel ruimte in de stal, maar met de regelgeving hebben we pas op de plaats gemaakt.’
30 jaar geleden verhuisd
Het bedrijf komt oorspronkelijk uit de regio Grou, van ‘de Burd’ om precies te zijn. Natuurontwikkeling maakte het noodzakelijk te verkassen, vooral ook
omdat Sybe en Hette beide wilden boeren. Vader Æesge – inmiddels 81 jaar en nog elke dag op het bedrijf – verkaste zo’n 30 jaar geleden met
‘MET HUIDIGE MESTMARKT BLIJVEN WIJ EERST WEL EVEN RUSTIG’
het gezin naar Vrouwenparochie, met de Elfstedenroute naast het keukenraam. Op de boerderij van de familie Oostenburg die met stalnaam Súdhoekster furore maakte in de fokkerij van Fries-Hollandse koeien.
Arjen Bijlsma: ‘Het ligt er vierkant op’
Vloeibare meststof heeft een meer efficiënte werking en geeft door de toediening met de veldspuit een mooiere verdeling over het perceel, geeft Arjen Bijlsma, akkerbouwspecialist bij Hoogland BV aan. ‘Het is een volledige ureum meststof, spoelt niet uit en is super opneembaar’, noemt hij de voordelen. ‘Als de bodem het toelaat kun je het dan ook vroeg in het voorjaar toedienen. Als het gras eraan toe is, kan het meteen bij de meststof.’ Het afgelopen jaar hebben zo’n twintig melkveehouders hun eerste snede met de vloeibare H-Line bemest. Deze winter breidde Hoogland BV de capaciteit uit en kunnen meer melkveehouders bediend worden met deze lijn. ‘Het is inclusief het toedienen wel wat duurder dan korrel-kunstmest, maar het levert altijd een hoger saldo en betere kwaliteit eiwit op.’
‘We hebben ook een Fries Hollandsekoe in de stal’, vertelt Yke trots. ‘En een blaarkop en andere kruislingen’, voegt Sybe toe. ‘De overheid heeft veel invloed op de bedrijfsvoering, maar welke kleur koeien je melkt, mag je zelf bepalen.’
Een uitbreiding in stalruimte en een 40-stands carrousel melkstal maken het bedrijf momenteel optimaal. ‘We zoeken naar een balans tussen grond en koeien en wat we zelf aankunnen wat werk betreft’, geeft Sybe aan. ‘Bovendien, we kunnen wel meer koeien melken, maar dan moeten we ook meer mest afzetten. Hoeveel verdienen we dan nog aan die laatste koeien? Wij blijven eerst nog wel rustig.’
Proeve van bekwaamheid
En mocht de volgende generatie er zin in hebben dan kan het altijd nog. Yke zit op het Aeres in Leeuwarden en volgt de opleiding veehouderij. Volgend jaar legt ze haar proeve van bekwaamheid af. ‘Ik zit met meer meiden op school, als vrouw in het melkveebedrijf stappen is helemaal niet meer zo bijzonder’, aldus de studente die naast haar opleiding in de buurt meehelpt op verschillende bedrijven met het verzorgen van de koeien. ‘Toen ik jong was, wilde ik altijd al bij heit wezen. Ik was altijd buiten, het zit in de genen. Boer worden is van jongs-af-aan mijn plan A geweest.’
‘WACHTEN OP DE VERPLICHTE
Circa de helft van de melkveehouders in Nederland heeft geen verzekering afgesloten voor arbeidsongeschiktheid. Ze hikken aan tegen de hoge premie en hopen zich wel te redden, mocht hen iets overkomen. Met de verplichte AOV voor zzp-ers op komst zal elke boer iets moeten regelen. Een particuliere verzekering lijkt in veel gevallen een betere keuze.
Het werk van een melkveehouder is nog altijd relatief zwaar en niet vrij van gevaren. De kans om deels of helemaal arbeidsongeschikt te raken, is altijd aanwezig. Niettemin heeft naar schatting slechts de helft van de melkveehouders in Noord-Nederland een AOV afgesloten. Gerlof Terpstra (57) uit It Heidenskip was een van deze melkveehouders en daar mag hij achteraf gelukkig om zijn. Terpstra runt samen met zijn vrouw Els en zoon Jelle een melkveehouderij in maatschap. Hij liep al langer rond met klachten in rug en handen. Dit werd steeds erger, totdat zo’n drie jaar geleden artrose werd geconstateerd, wat zorgt voor afgeknelde zenuwen en constante pijnklachten. Hij realiseerde zich: als ik zo doorga, kan ik straks helemaal niets meer.
‘Inmiddels
ben ik deels arbeidsongeschikt. Jelle werkte eerst veel buiten de deur als zzper, maar werkt nu meer dagen thuis.’ Terpstra heeft al zolang hij boer is een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Continuïteit voor het familiebedrijf speelde mee in zijn overweging. ‘Zonder AOV kun je je misschien redden door je bedrijf te verkopen, maar dan kan je opvolger niks meer’, verklaart hij. Van zoon Jelle (25) was het al snel duidelijk dat het een boer in de dop was. Daarom was een AOV zeker niet iets om over te twijfelen.
Melkrobots
Nadat Gerlof deels arbeidsongeschikt werd, beseften de Terpstra’s dat ze hun bedrijfsstrategie moesten veranderen. ‘We molken drie keer per dag, om zo de melkproductie nog wat te verhogen. Ja, mijn zoon en ik zijn beide wel fanatiek. Maar dat was niet vol te houden’, geeft hij aan. Bij zijn start was het bedrijf eigenlijk te klein met 25 koeien op 17
hectare, maar inmiddels heeft het gezin een mooi bedrijf opgebouwd met 65 hectare land en 110 stuks melkvee. ‘Door mijn klachten kwam robotmelken ter sprake. Eerder hadden we daar nooit over gedacht, want melken deden we allebei graag. Sinds twee jaar staan er nu twee melkrobots. Daardoor kunnen we drie melkbeurten per dag aanhouden en hebben we veel minder werk. Jelle doet het ‘s ochtends, de rest van de dag loop ik het na.’
‘VERVANGEND WERK IS VOOR ONDERNEMERS VAAK NIET REALISTISCH’
Dat betekent onder meer de displays volgen en dieren die niet goed gemolken zijn, terughalen naar de robot. ‘Verder hebben we ook het voeren verder gemechaniseerd door de inzet van een shovel met schuif. Dit werk kan ik blijven doen. Het geeft een stuk rust en we hebben meer vrijheid om onze eigen tijden te bepalen.’ Door het ontbreken van tijdsdruk kan hij zijn klachten enigszins beperken.
De robots vroegen een flinke investering. Dankzij de uitkering van de verzekering lukte het een stuk makkelijker om de financiering rond te krijgen. ‘Dat heeft
AOV IS NIET VERSTANDIG’
geholpen, maar het belangrijkste was dat we een gezond en goedlopend bedrijf hebben.’ Terpstra kan elke collega aanraden een AOV af te sluiten. ‘Ja, het is veel geld. Maar je weet nooit wanneer je wat krijgt. Dat kan ook op je 25e al zijn.’
Geen vrije keuze meer
Met de plannen voor een
Basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (BAZ) is het afsluiten van een verzekering op termijn geen vrije keuze meer. ‘Het eerste wetsvoorstel is echter kritisch ontvangen door ondernemers en hun belangenorganisaties, waaronder LTO Nederland’, vertelt Henk Reinders van de Goudse Verzekeringen. Hij is specialist AOV bij de verzekeringsmaatschappij en geeft advies aan verzekeringsagenten in de aanloop naar deze nieuwe wet. ‘De premie is hoog, de wachttijd is maar liefst een jaar en de beoordeling wordt gebaseerd op drempelfuncties met passende arbeid. Dat betekent dat een zieke boer verplicht kan worden nog wel zittend werk te doen voor bijvoorbeeld een callcenter, waardoor hij niet in aanmerking komt voor een uitkering’, somt Reinders wat nadelen op. Ter vergelijking, melkveehouder Terpstra is verzekerd op basis van beroepsarbeidsongeschiktheid. Het is de vraag wat de impact op zijn gezondheid zou zijn als hij zulk werk moest doen en wat dat voor de voortgang van de melkveehouderij zou betekenen. ‘Voor ondernemers zou continuïteit van hun bedrijf het uitgangspunt moeten zijn.
Kenmerken van de verplichte AOV
Uitgangspunten in de Basisverzekering arbeidsgeschiktheid voor zelfstandigen (BAZ):
• Verplicht voor alle ondernemers met een Eenmanszaak, Maatschap en Vennootschap.
• Premie bedraagt 6,5% van de winst; maximum € 195 per maand.
• Verplichte verzekeringsduur tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Wachttijd van 52 weken.
• Uitkering maximaal 70% van het minimumloon.
• Geen uitsluitingen.
• Alleen 100% arbeidsongeschiktheid mogelijk, geen deel afkeuring.
• Verzekering op basis van strenge criteria (geen beroepsarbeidsongeschiktheid)
• Vrijstelling voor ondernemers met particuliere AOV mits aan de criteria wordt voldaan.
• Geen vrijstelling voor Broodfonds verzekerden.
• UWV wordt belast met de uitvoering.
Vervangend werk is niet realistisch en zal het herstel van iemand alleen maar frustreren’, vindt Reinders. ‘In sommige situaties kan de BAZ wel een uitkomst zijn. De overheidsverzekering kent bijvoorbeeld geen uitsluitingen, dus zal ook personen met een medisch verleden verzekeren’, geeft hij aan.
Peildatum
Veel ondernemers, maar ook sommige verzekeringsadviseurs zijn nog niet geheel op de hoogte van de gevolgen van de BAZ. Invoering lijkt ver weg, helemaal nu onder druk van de Belastingdienst en het UWV behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is opgeschoven. Toch adviseert Reinders nu actie te ondernemen. ‘Als zelfstandigen meer grip willen op de voorwaarden van hun verzekering dan moeten zij voor een private verzekering
gaan. Wie deze nog niet heeft, kan te rade gaan bij zijn adviseur’, stelt hij. Belangrijk in dit verband is de peildatum die het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangekondigd. Een vóór die datum afgesloten AOV geeft dan een vrijstelling (eerbiedigende werking) mits deze aan bepaalde criteria voldoet. Die peildatum wordt pas gemeld zodra het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gaat. Het is op dit moment niet goed in te schatten wanneer die datum wordt gekozen. Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen van na de peildatum kunnen ook vrijstelling krijgen via een opt-out, maar dan zullen de voorwaarden wel strikter zijn.
Contact met adviseur
Melkveehouder Terpstra is verzekerd bij Agriland Assurantieadvies in Leeuwarden. Dit bedrijf begeleide hem ook bij het verkrijgen van een uitkering bij arbeidsongeschiktheid. Volgens Reinders is het met de BAZ op komst voor elke agrarisch ondernemer van dringend belang om contact op te nemen met hun adviseur. ‘Hun rol is nu erg belangrijk. Zij kunnen beoordelen of je bestaande AOV voldoet aan de BAZ, of iets nieuws afsluiten. Elke ondernemer heeft weer een andere situatie, je adviseur kan advies op maat geven door mee te kijken naar de persoonlijke omstandigheden en het hele financiële plaatje.’
Keuzes maken? Eerst maar naar De Landbouwbeurs Leeuwarden! Voor de agrarische sector is De Landbouwbeurs Leeuwarden van 11 t/m 13 december dé vakbeurs om kennis en ideeën op te doen, je te oriënteren en elkaar te ontmoeten. Ontdek bij honderden exposanten de nieuwste trends, machines en diensten. Ben je benieuwd hoe de toekomst van de agrarische sector eruitziet? Denk je na over investeren in de nieuwste melkwinningstechnieken, wil je je fourage beheer optimaliseren, of ben je op zoek naar een geschikte stalinrichting? Breng dan een bezoek aan De Landbouwbeurs Leeuwarden en vind alle informatie en producten die je nodig hebt voor het maken van de juiste keuze!
BESTEL JE TICKETS OP WWW.DELANDBOUWBEURS.NL
MEDIAPARTNER:
@WTCLandbouw @delandbouwbeurs
WTC Expo Leeuwarden | Stadionplein | 8914 BX | info@wtcexpo.nl
‘MET BIOLOGISCHE KOEIEN IS
Maatschap Woudstra schakelt om naar biologisch. ‘Die gedachte was er al langer’, zegt Jan Woudstra, melkveehouder in Menaldum. ‘Toen een akkerbouwer in de buurt de knop ook omzette naar biologische teelt, gaf ons dat het laatste zetje.’
Melkveehouders Jan en Johanneke
Woudstra in Menaldum melken 120 koeien op 86 hectare kleigrond.
Daarnaast inspireren ze ook graag andere veehouders, onder andere over de meerwaarde van agroforestry. Ofwel het combineren van de teelt van houtige gewassen met landbouw of veeteelt (zie kader). En ook over hun proces van omschakeling naar een biologische werkwijze en hoe ze dat handen en voeten geven. Jan heeft gewerkt als docent van het Aeres College in Leeuwarden. ‘Ik gaf les aan mbo- en hbo-leerlingen en draag graag kennis over. Wij gaan daar op ons demonstratiebedrijf mee door. Leerlingen komen naar ons voor praktijklessen, daar leren ze veel van en daar genieten we van’, vertelt de melkveehouder.
Uit een recente SKAL-controle blijkt dat het Friese melkveebedrijf aan de eisen van biologische productie voldoet. ‘Over vier maanden mogen we biologische melk leveren aan A-ware’, zegt Woudstra die zijn drijfveren graag toelicht: ‘Een cursus
van bodembioloog René Jochems acht jaar geleden was een belangrijke trigger om anders te werken. Het werd me duidelijk dat kunstmest negatief werkt op het bodemleven. Daarom ben ik steeds minder kunstmest gaan strooien, onder andere door inzaai van 25 hectare grasklaver. We wilden aansluiten bij de Albert Heijn-melkstroom van A-Ware, maar die zat vol’, zegt Woudstra, die nog twijfelde over de combinatie biologisch en Holsteinkoeien. Na contact met een biologische melkveehouder, die met Holsteins meer dan 10.000 liter molk, was de knop naar biologisch al bijna om. Toen Johan Dankert, een akkerbouwer in de buurt, mij ook nog vertelde dat hij ging omschakelen naar biologische teelt en wilde samenwerken, was dat het laatste zetje naar een gecertificeerde biologische bedrijfsvoering.’
Eigen ruwvoer telen
De samenwerking met Dankert ziet Woudstra als een belangrijke voorwaarde om op een biologische en circulaire wijze toch veel melk per koe te kunnen produceren. ‘Ons areaal is 100% grasland dat al biologisch is. Over 1,5 jaar is het bouwland van mijn buurman ook biologisch. Dan kan hij voor ons bijvoorbeeld biologische gerst of voederbieten telen als rustgewas. Wij kunnen die energierijke producten goed gebruiken als koeienvoer om daarmee de hoge melkproductie per koe op peil te houden’, zegt Woudstra, die recent nog een partij biologische voederbieten kocht van akkerbouwer Jaap Dun in Musselkanaal, ook een demobedrijf van het ministerie van LVVN (zie kader). Woudstra wil graag grond ruilen met Dankert voor bijvoorbeeld de teelt van veldbonen voor eigen eiwitteelt. ‘Eigen ruwvoer telen is veel goedkoper dan biologische bijproducten kopen. En biologische mest afzetten naar Dankert is ook kosteloos. Dat scheelt jaarlijks € 40.000 aan mestafzetkosten, die we als gangbaar bedrijf zonder derogatie hadden gehad.’
Goed voeden
De productie van Woudstra’s koeien ligt momenteel op gemiddeld 9.500 kilo met 4,20% vet en 3,50% eiwit. ‘Het
10.000 LITER OOK MOGELIJK’
Agroforestry op Woudstra’s Pleats
Woudstra’s Pleats, het bedrijf van Woudstra, is sinds 2021 Demobedrijf Duurzame Landbouw (www.groeiennaarmorgen.nl) van het ministerie van Landbouw Visserij Voedselzekerheid en Natuur ‘Binnen het project ‘Boeren met bomen’ delen we onze eigen ervaringen met agroforestry. In 2019 is onze eerste haag van 300 meter lang met 1.100 planten ingeplant en in 2021 een tweede haag voor de stal’, vertelt Woudstra, die geniet van de vele vogels die deze hagen aantrekken. Tijdens het NK heggenvlechten, onlangs gehouden op zijn erf, zijn de hagen gevlochten en veekerend gemaakt. ‘We ontvangen groepen melkveehouders in onze skybox om ze te informeren over aanplant van voederhagen. Vaak willen ze dat wel, maar weten ze niet waar ze moeten beginnen. In onze agroforestry ontwerpsessies krijgen ze praktische adviezen en begeleiding over welke soorten bomen en struiken passen op hun bedrijf. En dat werkt. Met een compleet plan en een ingevulde bestellijst in de hand, gaan twintig melkveehouders een voederhaag aanplanten.’
niveau is iets gedaald door blauwtong, maar het streven is 10.000 kilo per koe melken. Dat is haalbaar met biologisch werken en Holsteins, zolang je de koeien maar goed blijft voeren. Ik ken een biologische boer die zelfs 14.000 kilo per Holsteinkoe realiseert’, zegt Woudstra, die voorlopig niet afstapt van het Holsteinras. ‘Dit ras produceert gewoon veel melk, maar dat kan alleen als je er voldoende energie in stopt. Anders lopen ze terug in conditie.’
Voor de bodem geldt, wat Woudstra betreft, precies hetzelfde. ‘Je moet de bodem ook goed blijven voeden. Als je geen kunstmest meer mag gebruiken, moet je wel zorgen dat de bodem voldoende levert voor een goede grasopbrengst. Door het natte voorseizoen viel de grasopbrengst eerst tegen, maar het mooie najaar maakt dat ruimschoots goed. Zeker de
percelen met klaver. Ik ga de bemesting verder optimaliseren.’
De melkveehouder investeerde daartoe in een mestscheider van Solliq Agra en in een sleufsilo voor opslag van dikke fractie en compost. Ook kwam er een mestsilo van PAS Mestopslag
‘IK LICHT MIJN STRATEGIE GRAAG TOE AAN COLLEGABOEREN’
voor opslag van dunne fractie. ‘In het voorjaar ga ik 40 kuub dunne stikstofrijke fractie, gespreid in enkele porties van 10 kuub, aanwenden om extra grasopbrengst te halen. In de winter komt er dikke fractie en compost met extra fosfaat op het
land.’ De compostering van berm- en slootmaaisels uit de regio vindt plaats op het eigen erf. ‘Compost zorgt voor aanvulling van mineralen, zoals fosfaat, en organische stof in de bodem. En nog belangrijker, compost verbetert het bodemleven.’ In Friesland hebben vier loonwerkers en vijftien boeren in samenwerking met coöperatie Agricycling al veel ervaring met compostering op het boerenerf. Het proces heet CMC-compostering ofwel controlled microbiological composting. ‘Vanwege een zuurstofrijke compostering met monitoring en sturing van de juiste temperatuur, levert dat een goede kwaliteit compost op’, vertelt Woudstra. ‘En het mooie is dat we met hergebruik van lokale maaisels niet alleen onze bodems verbeteren, maar ook bijdragen aan een lokale kringloop.’
Zilveren gierton voor topmest Met sturen op voeding heeft Woudstra de drijfmestkwaliteit al verbeterd. Dat blijkt wel uit het onlangs winnen van de zilveren gierton door Woudstra tijdens het symposium Topmest 24 in Kamerik. ‘Door het voeren van meer structuur, minder eiwit en meer energie, zetten onze koeien eiwit in het rantsoen beter om in melkeiwit. De C:N-verhouding van de mest is 10 met een pH onder 7. Dat verlaagt ook de stikstofuitstoot en ik zie koeien die gezonder zijn. Een voedingsstrategie met alleen maar voordelen en dat vertel ik ook graag aan andere melkveehouders.’
MARC DE BOER BOUWT IN POR
De film ‘Vogels kun je niet melken’ schetst de zoektocht van de Friese melkveehouder Bote de Boer naar balans tussen economisch gezond boeren en zijn passie voor weidevogels. Oudste zoon Marc (28) wachtte het antwoordt niet af en kocht in 2022 een melkveebedrijf in Zuid-Portugal. Daar melkt hij 320 koeien en vond hij tevens liefdesgeluk.
Jelle Feenstra
Langs de Melkweg & Ana Cláudia Gemeiro
Ja hoor, daar in de verte rijdt hij, de hoofdrolspeler van de film, de man in de rode overall. Ter voorbereiding van de driedaagse Melk van het Noordenstudiereis naar Zuid-Portugal, hebben we in de namiddag van maandag 21 oktober 2024 afgesproken met Marc de Boer. De jonge Friese boer kocht in december 2022 een melkveebedrijf in Fronteira, dat hemelsbreed op 2 uur reizen ten oosten van Lissabon ligt, slechts 30 kilometer verwijderd van de Spaanse grens. Terwijl hij ons rondleidt over het bedrijf, is zijn vader, Bote de Boer, druk in de weer met het inzaaien van gras. ‘Hij zou drie weken blijven, maar dat zijn er inmiddels zes. We willen er zeker van zijn dat alle gras goed in de grond zit voor de regen komt.’
Te heet voor grasgroei
In grote delen van Zuid-Portugal is het tussen eind mei en september te heet voor grasgroei. Zelfs met beregening lukt dat niet. De onbarmhartige zon brandt het gras volledig dood en dus moet er elk jaar opnieuw worden ingezaaid. Deze klus staat gepland zo tussen half september en eind oktober. ‘Je moet er dan wel zeker van zijn dat er voldoende regen komt, anders kun je nog een keer’, vertelt Marc. Zijn bedrijf ligt in de Alentejo, de meest dunbevolkte regio van Portugal. Het
gebied is qua omvang vergelijkbaar met Nederland. Rond het bedrijf ligt 90 hectare grond, hierop wordt gras verbouwd. De eerste oogst is in januari. De tweede snede wordt zes tot acht weken later geoogst. In mei wordt het laatste gras geoogst. ‘Dit jaar oogstten we twee prima eerste kuilsneden en maakten we van de derde snede duizend pakken hooi. Per seizoen oogsten we zo’n 8 ton aan droge stof’, vertelt Marc. Even verderop staat een beregeningsinstallatie, een joekel. ‘Hij staat er wel, maar we gebruiken hem niet. Misschien in de toekomst, als we de mais zelf gaan verbouwen. Nu kopen we die nog aan.’
Z’n draai volledig gevonden Twee jaar nu zit hij in Portugal, Marc de Boer. En hij heeft z’n draai volledig gevonden. Het bedrijf met 320 melkkoeien loopt en de melkprijs is met 48 cent voor Portugese begrippen uitzonderlijk goed. Er komt geld binnen, bevestigt Marc. ‘Maar er gaat ook geld uit. Ik heb een lening bij de bank met 2,9% rente. Daar komt de euribor nog overheen en dan ben je maandelijks toch zo’n 7% aan rente kwijt, dat is best pittig.’ Verder moet er jaarlijks graszaad komen en kost de mais rond de € 90 per ton. ‘Aan voerkosten ben ik in totaal zo’n 25 cent per liter kwijt. Al met al mag ik niet klagen, als ik kijk
hoe het er met de mestproblematiek in Nederland aan toe gaat.’ 320 melkkoeien en 200 stuks jongvee op 90 hectare, daar komen we in Nederland zelfs mét derogatie niet mee uit, leggen we hem voor. Terwijl Portugal toch ook gewoon een EU-land is. Marc glimlacht. ‘Hier dus wel, de controles zijn minder streng. En er is zoveel grond in de omgeving dat je het op papier altijd wel goed rond kunt maken.’
Eenmaal binnen wordt het beeld dat Marc z’n draai heeft gevonden dubbel en dwars bevestigd. In de woonkamer van het grote huis tegenover het melkveebedrijf worden we niet alleen hartelijk begroet door drie enthousiaste honden, maar ook door z’n Portugese vriendin Ana Cláudia Gameiro. Ze kwam als schoonmaakster naar de boerderij, maar is nu de vrouw des huizes. Cupido schoot raak en Marc glundert van trots, als hij vertelt over zíjn Ana. Ze doet inmiddels de hele administratie van het bedrijf en de twee zijn duidelijk erg blij met elkaar.
‘Foar de kofje net eamelje’
In de keuken hangt een tegeltje met de Friese tekst: ‘Foar de kofje net eamelje’. Het brengt ons op de vraag waarom hij vanuit het Friese emigreerde naar Zuid-Portugal. Marc vertelt dat hij enthousiast werd om in Portugal te gaan boeren toen hij mee ging draaien op het melkveebedrijf van Jan en Hinke Schuurmans, die aan de westkust van Portugal boeren en daar inmiddels drie melkveebedrijven hebben. Het zijn vrienden van z’n vader. In 2018 liep
TUGAL AAN MOOIE TOEKOMST
Marc daar stage en nadien kwam hij er elke zomer terug. Nu en dan kwamen er wel bedrijven te koop en zo rijpte het idee voor een toekomst in Portugal. Ook thuis in Tjerkwerd lagen er mogelijkheden om samen met mijn broer Jan Jochum het bedrijf te gaan doen en uit te bouwen. ‘Maar ik wilde eigenlijk het liefst de wereld in, een nieuwe uitdaging aangaan’, vertelt hij. Zo kwam het dat ze in december 2022 het melkveebedrijf kochten van de familie Van der Linde in Fronteira.
Via het Van Hall in Leeuwarden liep hij eerder stages in Oost-Duitsland en Canada. Dat laatste land trok hem ook wel. ‘Maar dan ben je echt ver van familie en vrienden vandaan. Hier in Portugal komen er toch regelmatig even wat vrienden of familie langs en ik hou ook erg van het sociale aspect van het leven.’ Het leven is goed in Portugal, vindt hij. ‘Mensen nemen de tijd voor het leven, met weinig overhaasting en lekker en uitgebreid eten en drinken.’
nieuw geregistreerd kalf € 80 subsidie geeft, dit om de melkaanvoer in het land op peil te houden. De grondprijs voor niet-beregenbare grond in deze regio zit rond de € 10.000. Is de grond wel beregenbaar, zoals bij Marc, die beschikt over een waterput, dan moet er zo’n € 18.000 per hectare worden neergeteld.
Ook de vriendelijkheid en gastvrijheid van de Portugese bevolking spreekt hem erg aan.
Nette stal met zand in boxen
We lopen naar buiten naar de stal, die vijftien jaar geleden werd gebouwd.
Voor Portugese begrippen is dit qua huisvesting een zeer net bedrijf. Er draait een auto het erf op. In vloeiend Portugees, althans zo klinkt het, staat Marc de man te woord. Op
het melkveebedrijf zijn drie vaste medewerkers. De melkproductie ligt normaal op zo’n 33 kilo melk per koe, op een rantsoen van graskuil, mais, stro, luzerne en een aantal enkelvoudige grondstoffen. ‘Maar we hebben nu behoorlijk last van blauwtong, de productie is gedaald naar 29 liter’. Daar zullen we even doorheen moeten’, vertelt hij.
De vorige eigenaar koos ervoor om de koeien in te kruisen met procross en Marc zet die lijn tot op heden voort.
De koeien liggen op zand in de boxen, een systeem wat Marc erg goed bevalt. ‘Gezondere koeien met minder klauwproblemen’ vat hij het voordeel samen.
Opmerkelijk is dat de Portugese regering op elk
De melk van het bedrijf van Marc gaat naar zuivelfabriek Grupo Santiago, een zuivelonderneming met vijf fabrieken, verdeeld over het land en met elk hun eigen regionale kaasspecialisaties In Portugal heeft Grupo Santiago een marktaandeel van 70% in verse kazen. Jaarlijks wordt met de melkveehouder een melkvolume afgesproken en daarmee wordt redelijk flexibel omgesprongen. Wat meer melk leveren dan het volume is doorgaans geen probleem.
Nederlandse enclave Zuid-Portugal
Inmiddels is het donker. Bote komt met de trekker het erf op rijden. Wat volgt is een hartelijke begroeting en een stortvloed aan mooie verhalen. Zo geestdriftig en spraakzaam Bote is, zo kalm en rustig is z’n zoon Marc. We besluiten om samen met Marc, Anna, Bote en de Friese stagiaire Marleen de dag af te sluiten in een Portugees restaurant, met een keur aan vis, supermals vlees en heerlijke Portugese wijnen op de menukaart. Niet voor niets staat Portugal in Europa bovenaan, als het gaat om de meeste vleesconsumptie per hoofd van de bevolking.
Tijdens het eten horen we dat meeste Portugese melkveehouders in het noorden zitten, rondom Porto. Dit zijn vaak de kleinere melkveebedrijven. De grotere melkveebedrijven zitten in Zuid-Portugal en zijn vrijwel allemaal in handen van Nederlandse melkveehouders. Er is sprake van een heuse Nederlandse enclave die elkaar via appgroepen en nu en dan ook bijeenkomsten op de hoogte houdt van het reilen en zeilen in de Portugese melkveehouderij. Ook helpen ze elkaar met praktische tips.
‘Hippievoer’ bedreigt melkproductie Hét verhaal van Zuid-Portugal is de toenemende strijd om water. Dat moet komen uit bronnen, zoals bij Marc, of via aanvoer uit de grote stuwmeren. Om de waterbehoefte in de Alentejo te dekken, is er een aantal dammen gebouwd. De bekendste is de Alqueva-dam in de Guadianarivier, waardoor een meer van 250 km² is ontstaan. Toenemende periodes van droogte zorgt ervoor dat het water schaarser wordt. Maar niet alleen dat. Van Marc en Bote, maar ook van andere Nederlandse melkveehouders die we de dagen erna bezoeken, horen we dat grote buitenlandse investeringsmaatschappijen meer en meer de grond opkopen voor moderne olijfteelt in hagen met irrigatie. Dit geldt ook voor de amandelteelt en de teelt van zachtfruit in kassen, zoals frambozen, bramen of blauwe bessen. ‘Hippievoer’, noemt de Friese melkveehouders Hette de Vries het mopperend. ‘Het produceren van normaal voedsel als graan en vlees wordt bedreigd door dit soort
zogenaamd duurzame teelten. Maar er is niks duurzaams aan: het wordt volop bespoten en het zijn teelten die jaarrond water nodig hebben. Voor ons wordt water steeds duurder en schaarser, omdat deze teelten voorrang krijgen’, vertelt hij. Voor het werk in deze teelten komen er jaarlijks duizenden
HÉT VERHAAL VAN
PORTUGAL IS DE STRIJD OM WATER
arbeidsmigranten uitvooral India en Nepal naar Zuid-Portugal, die tegen hongerlonen en gehuisvest in ‘moderne tentenkampen’ de demografische ontwikkelingen in het land behoorlijk op de kop zetten. ‘Hoezo duurzaam, moderne
slavenhandel noem ik het’, zo stelt Hette de Vries. Bote vertelt over de snelle opkomst van olijfgaarden in de Alentejo, een enorme transformatie van traditionele olijfgaarden naar superintensieve plantages waar veel bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. ‘Die olijfolie staat volop bij ons in de Nederlandse supermarkten. Het biologische spul blijft vooral hier en doen de Portugezen over hun salades.’
‘Eerst maar eens aflossen’ Marc hoort de verhalen met een glimlach aan en focust zich, samen met Ana, op z’n eigen toekomst. Er zijn plannen voor een collectief biogasproject, met mest en restproducten uit de olijventeelt. ‘En in de toekomst wil ik wel doorgroeien met het melkveebedrijf. Maar eerst maar eens een paar jaar aflossen.’ Vader Bote weet het zeker: ‘Natuurlijk zijn er ook hier uitdagingen. Maar met deze melkprijs moet Marc over een jaar of tien een mooi eind op weg zijn.’
ON TOUR
Studiereis naar Portugal
17 t/m 19 maart 2025
Kosten: € 1.099 (1-persoonskamer = € 199 toeslag)
Melk van het Noorden organiseert een studiereis naar Portugal. Deze reis wordt volledig verzorgd en start maandagochtend 17 maart vroeg vanuit Heerenveen en eindigt op woensdagnacht 19 maart 2025. Tussendoor vliegen we vanaf Schiphol naar Lissabon en retour.
Op deze reis bezoekt u minimaal vier verschillende melkveebedrijven en ondernemers met uiteenlopende visies en bedrijfsvoeringen.
Bedrijven die onder andere op het programma staan:
- Marc de Boer trok in 2022 vanuit Tjerkwerd naar het Portugese Fronteira. Hier runt hij nu een bedrijf met 320 koeien en 90 hectares grond.
- Marcel en Dennis Zuurbier. Zij melken circa 850 koeien en bewerken een paar honderd hectare grond nabij Ferreira do Alentejo.
- Frans Ampt past in Odemira een bedrijfssysteem toe waar weidegang centraal staat. Met behulp van irrigatie houdt hij de grasgroei op gang. Een deel van de melk wordt in eigen beheer tot kaas verwerkt.
- Een wijnproeverij, plus bezoeken aan de historische stad Évora en de hoofdstad Lissabon staan ook op het programma.
Meer informatie verkrijgbaar via shofstee@langsdemelkweg.nl en op www.melkvanhetnoorden.nl of bel met Sjoerd Hofstee op 06 51706897
Opgave tot uiterlijk 20 januari 2025 via het inschrijfformulier op www.melkvanhetnoorden.nl
De organisatie behoudt zich het recht voor de reis te annuleren of wijzigingen door te voeren in het programma mocht daar aanleiding toe zijn.
Balthasar Bekkerwei 72c, Leeuwarden • 058 20 10 151
Hoogland BV Leeuwarden
Haarfijne aanvulling op uw ruwvoer
Betere benutting
Geen perskosten
Weet wat je voert
Lage CO2 footprint
ʻALS MELKEN HIER NIET LUKT,
De Friese melkveefamilie Van der Woude in Hantumeruitburen blijft investeren in de toekomst. De fokkerijliefhebbers – die dit jaar de grens van 2 miljoen liter slechten – hebben sinds vorig jaar hun eigen windmolen.
Bouke Poelsma
Andries van der Woude is een echte koeienman. Met gepaste trots toont hij het magazine van KI Kampen. Op de voorpagina prijkt derde kalfskoe Rhoderterpster Stefanie 81. Ze is afkomstig uit de stal van Van der Woude. ‘We hebben tien dochters van fokstier Solution. Ik vind het prachtig dat een van hen zo mooi in dit boekje staat’, vertelt de Friese melkveehouder. Als fokkerijliefhebber heeft hij soms net wat meer over voor een rietje dan de gemiddelde melkveehouder. ‘Een mooi exterieur kan ik zeker waarderen, maar uiteindelijk draait het om de melk die eronder zit.’
Van der Woude begeeft zich het liefste tussen de koeien. Met machines heeft hij weinig op. Dat blijkt uit het feit dat hij vrijwel al het landwerk heeft uitbesteed aan de loonwerker. Het machinepark is sober te noemen. ‘We voeren met een kleine blokkenwagen, getrokken door een oud McCormickje’, zegt Van der Woude. De manier van voeren sluit helemaal
aan op het motto van de ondernemer. ‘We houden het graag simpel. ‘Keep it simple’, waarbij we strikt op de kosten letten.’
Op den duur naar robots
De melkveehouders melken in een 2x10-visgraat-melkstal (70 graden). Daarin realiseren ze met de 191-koppige melkveestapel een rollendjaargemiddelde van 10.029 liter, met 4,04% vet en 3,47% eiwit. Een melkbeurt neemt 3,5 uur in beslag. ‘Onze oudste zoon Pieter Christiaan melkt ’s ochtends. Hij weet nog niet zeker of hij het bedrijf wil overnemen. Op deze manier kan hij rustig uitvogelen of hij zijn toekomst op de boerderij ziet’, vertelt Andries van der Woude die de melkingen op de middagen voor zijn rekening neemt. De koeienman kent alle dieren uit z’n hoofd. ‘Vroeger kon ik bovendien de precieze melkgift
per koe zo opdreunen, tot achter de komma. Dat is nu niet meer zo.’ Van der Woude melkt graag. Hij vindt het fijn om alle koeien dagelijks van dichtbij te zien. Vanwege het arbeidsplaatje zijn de gezinsleden het er wel over eens dat er op den duur melkrobots moeten komen.
De melkveehouders werken zonder individuele koeherkenning en stappentellers. Een tochtige koe wordt desondanks meteen opgemerkt op het bedrijf. Koeienman Van der Woude heeft er simpelweg oog voor. Voor de kinderen geldt hetzelfde. ‘Pieter Christiaan, Anniek en Willem Dirk zien ook onmiddellijk of een koe tochtig is’, aldus Van der Woude. Zijn vrouw Jenny vult aan: ‘We hebben een echt gezinsbedrijf, waarbij alle kinderen meehelpen en betrokken zijn.’ Ook Piet van der Woude (77), de vader van Andries, komt nog graag op de boerderij. Zes dagen per week voert hij ’s middags de koeien.
Jongvee tijdelijk weg
De afgelopen jaren is er veel gebeurd op het bedrijf, waarbij het niet altijd gemakkelijk ging. In 2015 werd een
DAN LUKT HET NERGENS’
nieuwe MDV-ligboxenstal in gebruik genomen. Met de snelle introductie van het fosfaatrechtenstelsel moesten de ondernemers hun groeistrategie flink bijstellen. Van der Woude zag zich zelfs genoodzaakt om zijn jongvee tijdelijk van de hand te doen, geheel tegen zijn principes in. ‘Gelukkig konden we onze eigen dieren net voor het afkalven weer terugkopen’, zo memoreert hij. De ondernemers konden tegen relatief gunstige voorwaarden ruim 40 hectare erfpachtgrond overnemen. Met fors meer onderpand lukte het hen om ook fosfaatrechten bij te kopen. In 2019 werden 40 koeien uit Duitsland aangevoerd. ‘Groeien met eigen aanwas duurde toch langer dan gehoopt’, licht Van der Woude die keuze toe.
De afgelopen jaren hebben de ondernemers hun bedrijf volledig asbestvrij gemaakt. ‘Dat werd ons min of meer opgelegd door de verzekeraar, die anders niet meer wilde uitkeren bij stormschade.’ Inclusief sanering telden ze € 95.000 neer voor een nieuw dak. Van der Woude vond het niet nodig om het dak te isoleren. ‘We zitten hier vlakbij de kustlijn. Dat scheelt toch vaak al een paar graden.’
Windenergie
Sinds vorig jaar wekken de ondernemers hun eigen windenergie op. Wie vanuit Dokkum het bedrijf van Van der Woude
benadert, ziet de molen enkele meters boven de stal uitkomen. De windmolen van Hulst Wind Energy heeft een ashoogte van 15 meter. ‘We hadden bij Eneco een driejarig energiecontract. We betaalden maandelijks € 970 voor gas en stroom en kwamen de energiecrisis goed door’, vertelt Jenny van der Woude. Het nieuwe contractaanbod van € 2.290 per maand zette hen aan het denken. ‘We hebben jaarlijks tussen 50.000 en 55.000 kWh nodig op ons bedrijf. De molen produceerde het afgelopen
‘DOOR DE WINDMOLEN ZIJN ONZE ENERGIEKOSTEN VERWAARLOOSBAAR’
jaar 67.500 kWh. Met het oog op de toekomstige robots is het niet erg om overcapaciteit te hebben. Met de vergoeding voor het terugleveren van stroom zijn onze energiekosten nu verwaarloosbaar’, zegt Van der Woude. Na een goed melkjaar was er vorig jaar bovendien de nodige investeringsruimte. Van der Woude greep zijn kans. ‘Stilstand is achteruitgang. We blijven investeren in ons bedrijf’, aldus de ondernemer, die dit jaar voor het eerst meer dan 2 miljoen liter melk verwacht af te leveren. De kale molen
kostte € 125.000. De melkveehouders moesten in totaal een kleine € 20.000 bijleggen. ‘Heien bleek noodzakelijk. Dat kostte € 7.500. Voor de aanleg van de kabelaansluiting waren we € 12.000 kwijt’, zegt Van der Woude. Hij kon aanspraak maken op € 13.200 ISDEsubsidie. Dankzij de coronaregeling kon hij de molen in het eerste jaar voor 50% versneld afschrijven.
Mestafzet loopt in de papieren
De afbouw van de derogatie en de hoge mestafzetkosten doen zich intussen voelen op het bedrijf. ‘We zijn behoorlijk intensief.’, zegt Van der Woude. Hij moet dit jaar 4.000 kuub afvoeren. De melkveehouder doet zaken met een collega-ondernemer, die op een paar kilometer afstand een mestvergister heeft. Net als iedere andere veehouder kijkt hij reikhalzend uit naar lagere mestafzetkosten. ‘We moeten afvoeren en betalen. Dat is slikken en doorgaan. Natuurlijk schrikken we van de rekening, maar we zijn ook blij dat we plaatsingsruimte hebben. Het is wachten op een nieuw evenwicht in de markt.’
De melkveehouders kijken ondanks de hoge mestafzetkosten met vertrouwen naar de toekomst. ‘Als het hier in deze regio niet meer lukt om melkvee te houden, dan kan het nergens meer”, zegt Andries van der Woude. Zijn vrouw Jenny werpt de blik alvast negen jaar vooruit. ‘In 2033 zit familie Van der Woude 100 jaar op deze boerderij.’ Het moet wel heel raar lopen wil de nuchtere melkveefamilie dit bijzondere eeuwfeest mislopen.
REGENBOOG LUIDT EINDE IN VAN GRASSEIZOEN
Of er daadwerkelijk een pot met goud te vinden was aan het einde van de regenboog, zal wel altijd een vraag blijven. Feit blijft dat veel melkveehouders tot ver in november het verse gras voor stalvoedering konden benutten. Zoals hier onder de rook van het Friese Gaast ook gebeurde. Het eerste deel van de maand november was immers droog en mild en daarmee het gras ook nog eens goed van smaak. Koeien en boeren konden er lang van profiteren, maar deze regenboog stond ook symbool voor een ander weertype en luidde daarmee bij velen wel het einde in van het grasseizoen 2024. Een jaar dat erg nat begon, maar gedurende de zomer en herfst zich meestal van een veel vriendelijkere kant liet zien. Het leverde bij veel melkveehouders uiteindelijk prima grasopbrengsten op. Dat is voor een boer wel zoveel waard als een niet te vinden pot met goud...
Niels de Vries
KOM NAAR HET
‘Wegens succes herhaald.’ Dat geldt voor het Melk van het Noorden-Plein op de Landbouwbeurs Leeuwarden. Deze beurs staat van 11 t/m 13 december 2024 weer op het programma en u allen bent daar van harte welkom. Kom dan vooral ook naar het Melk van het Noorden-Plein. Deze editie bevindt dit plein zich in een extra hal aan de noordkant van het WTC-complex. Komt u via de nieuwe noordelijke ingang naar binnen, dan loopt u zo het plein op. De betrokken partijen ontvangen u graag, bieden u een hapje en wat te drinken aan en praten u verder bij over de activiteiten die spelen bij de verschillende bedrijven en wat ze daarin voor u kunnen betekenen.
Entree Noord
PLEIN IN LEEUWARDEN!
Op bijgaande plattegrond is te zien hoe al deze partijen zich met elkaar op het eigen MvhN-plein presenteren. In alfabetische volgorde zijn dat:
* Agriland Assurantieadvies
* Agri Vastgoed / Ynsigt
* Hoogland BV
* Hulst Wind Energy
* Langs de Melkweg
* Lely Center Heerenveen
* Melkcontrole Nijland
* Nutrilab Agro
* Speerstra Feed Ingredients
* Van der Veen & Kromhout accountants & adviseurs
* Werff Talent
* W.H. vd Heide vijzels en voersystemen
RIDDERZURING EFFECTIEF
Spotsprayers, ze schieten als paddenstoelen uit de grond. Ondanks een pittig prijskaartje omarmen loonwerkers en boeren de techniek in een rap tempo. Bijvoorbeeld voor de bestrijding van ridderzuring in grasland. Een financiële aanmoediging in het GLB helpt daarbij. Zeker wanneer je door plaatsspecifiek te werken een stap hoger op de toeslagenladder komt.
Op dit moment zijn er drie populaire spotsprayers op de Nederlandse markt: De ARA van het Zwitserse Ecorobotix, de RumboJet van Allgaü uit Duitsland en de Rumex uit hetzelfde land. Die laatste twee zijn (op dit moment) specifiek voor de bestrijding van ridderzuring bedoeld. Ecorobotix mikt zich in ons land vooral op akkerbouwgewassen om daarin aardappelopslag en onkruid te bestrijden. Ook Rumex werkt daar hard aan. Dit kan voor melkveehouders interessant zijn om plaats specifiek in mais met onkruidbestrijding aan de slag te gaan. Naast deze speciaal ontworpen spotsprayers zijn er ook camerasystemen op traditionele veldspuiten die onkruidplanten kunnen herkennen. De handicap daarbij is dat de dopafstand
– meestal op 50 of 25 centimeter – niet de nauwkeurigheid van een spotsprayer haalt, die zijn doppen op ongeveer vier centimeter heeft staan.
Terugbetalen
Het bestrijden van ridderzuring, maar ook jacobskruid, kruiskruid en paardenbloemen, heeft verschillende voordelen. Veel melkveehouders ervaren dat dit soort planten opbrengst en voerkwaliteit kost. Pak je ridderzuring met een volveldsbespuiting aan, dan remt dit de grasgroei. Bovendien heeft zuring, met zijn diepe penwortel, meerdere bespuitingen nodig om effectief bestreden te worden. Een spotsprayer kan heel lokaal de planten opsporen en uitschakelen. Met een rijsnelheid van 8
tot 12 km/u, afhankelijk van de omstandigheden, ligt de capaciteit bij een zes meter brede machine relatief hoog. Dit houdt de kosten per hectare relatief laag, zeker wanneer je daar de subsidie vanuit het GLB tegenover zet. De eco-activiteit precisiegewasbescherming levert € 43 per hectare op. Daarnaast scoort het vier punten op water, twee op biodiversiteit en één op bodem en lucht. Voor een veehouder die zo de stap kan maken van brons naar zilver, is de rekensom snel gemaakt. Want hij gaat van € 60 naar € 100 per hectare.
Boom voorop
Met de Rumex is inmiddels veel ervaring opgedaan. Importeur Landkracht leverde in ruim een jaar tijd heel wat machines aan voornamelijk loonwerkers af. De zes meter brede RXF600 beschikt over drie camera’s en 90 doppen, wat neerkomt op 7 centimeter per dop. De machine heeft een eigen hydraulisch systeem. Dit scheelt vermogen, maar de techniek is wat complexer. Mogelijk verandert dit nog. ‘Rumex kiest altijd voor opbouw in de fronthef omdat je met de camera’s alleen onbereden grasland wilt bekijken’, licht verkoopspecialist Gerwin Grefelman van Landkracht toe. Het bedrijf werkt inmiddels aan een negen meter breed exemplaar die voor akkerbouwgewassen
TE LIJF MET SPOTSPRAYER
is bedoeld. Daar hangen 222 doppen onder, wat vier centimeter dopafstand oplevert. Ook is de boom in hoogte elektrisch verstelbaar. In eerste instantie gaat de machine ervaring opdoen in suikerbieten en uien, maar ook mais staat op het programma.
AI-model
Voor het herkennen van onkruiden ontwikkelden de bouwers een zelflerend AI-model. ‘Als gebruiker kun je er voor kiezen om data te verzamelen en uploaden naar de fabrikant’, legt Grefelman uit. ‘Zo kun je zelf een representatief perceel uitzoeken.’ Ondanks de complexe elektronica belooft Rumex een simpele bediening. De software draait op een Androidtablet. Daarop zie je het resultaat, kun je parameters instellen en een registratie van klanten en percelen bijhouden. Een 50 pk trekker is voldoende om hem aan te drijven. Loonwerker Boele de Vries uit Idaerd heeft ‘m aan een wat oudere Fendt hangen. Die kan de machine prima de baas. De Vries schafte de machine dit voorjaar aan, als eerste in zijn provincie. ‘Afgelopen voorjaar was het soms behoorlijk nat. Qua tijdstip van bestrijding is de herfst toch wel de mooiste periode’, weet de loonwerker. ‘De bestrijding kan erg effectief werken, maar dit is ook afhankelijk van de plantgrootte. Oudere zuringplanten krijg je niet zomaar dood. De plant loopt na een half jaar alsnog uit. Op tijd aanpakken en zo nodig bespuitingen herhalen is het advies. Daarvoor spuit ik altijd Tapir met Harmony. Die combinatie
versterkt elkaar.’
Ondersteuning
Voor Friesland is Broekens
Mechanisatie dealer van de Rumexmachine. Vertegenwoordiger Abe Jan Stegenga verwacht veel van de
‘OUDERE ZURINGPLANTEN KRIJG JE NIET ZOMAAR DOOD’
spotsprayer. ‘Bij de bestrijding van ridderzuring heeft hij zich al ruimschoots bewezen, wat ons vertrouwen geeft in de techniek.’ De importeur en Broekens willen niet werken met ingewikkelde en dure abonnementen, maar wel een goede ondersteuning leveren. ‘Dat is ook nog een leerproces’, zegt Stegenga. ‘In ieder geval zadelen we klanten niet met hoge kosten en een bedrag per hectare op en blijft de machine up-to-date. Ook in de akkerbouwgewassen verwachten we veel van deze machine.’
‘Ook zonder subsidie zou ik het doen’
Melkveehouder Joram Hofman uit Lutkewierum liet in oktober van dit jaar tien hectare bespuiten tegen ridderzuring door loonwerker Boele de Vries. ‘De bestrijding daarvan deed ik voorheen handmatig, op de quad, met een spuitlans’, legt hij uit. ‘In de praktijk valt dat vies tegen. Je mist al snel een kleinere plant, ziet niet het hele perceel en het is gewoonweg veel werk. Door precisiespuiten als eco-activiteit aan te merken kon ik mijn bedrijf van brons naar zilver tillen in het GLB. Weidegang is op mijn bedrijf, met twee melkrobots en 85 melkkoeien, niet zo eenvoudig. Dit soort maatregelen helpen om de benodigde punten te behalen. Daarvoor pas ik ook precisiebemesting toe. Toch zou ik het spuiten zonder subsidie ook weer doen’, benadrukt hij. Hofman moest € 85 per hectare betalen voor het spuiten plus € 11 aan middel. Hij heeft enkele zuringplanten uitgespit. ‘Kijk, deze hier is helemaal dood gegaan en je ziet dat de wortels donkerbruin verkleuren van binnen. Het middel trekt de plant mee de grond in, wat een voordeel is van de herfstbespuiting.’ Een andere plant is wel geraakt, maar kwijnt niet weg. ‘Een tweede of zelfs derde bespuiting is nodig’, denkt de melkveehouder. Over de techniek is hij erg te spreken. ‘Dat werkte perfect.’ Wel zou hij graag een betere taakkaart zien. ‘Er wordt om bewijslast gevraagd, maar de PDF die je nu ontvangt verklaart alleen hoeveel hectare is bespoten met een gekoppelde gps-locatie. Ik zou liever een kaart zien voor de duidelijkheid.’
Zie ook op Youtube het filmpje: ‘Naar zilver in GLB dankzij spotsprayen’.
‘MELK IS GOED VOOR HET
‘De verzadigde vetten uit melk en andere zuivelproducten dragen bij aan een lager risico op hart- en vaatziekten. Een bijkomend voordeel is dat de productie van melk ten opzichte van havermelk beter is voor het milieu.’
De boodschap komt van professor Peter de Jong, lector duurzame zuivelen voedselverwerking bij Hogeschool Van Hall Larenstein.
Jelle Feenstra NZO, Marchje Andringa en FrieslandCampina
In het Fries Landbouwmuseum was De Jong onlangs te gast, op een avond van het Landbouwkundig Werkverband van de Fryske Akademy. Zijn verhaal zette alle aanwezigen op het puntje van de stoel. Ze weten allemaal dat het eten van vlees en zuivel in Nederland behoorlijk onder druk staat. ‘De Nederlandse overheid en actieve ngo’s propageren dat we omwille van gezondheid en milieu meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten moeten gaan eten. Maar voor wat betreft zuivel gaat die boodschap absoluut niet op’, zo stelt De Jong. ‘Zuivel is supergezond. De nutriënten in melk zijn ongeëvenaard. Eiwitten, mineralen en vitamines maar zelfs de verzadigde vetten dragen bij aan een goede gezondheid.’
Verzadigde vetten die bijdragen aan een goede gezondheid? Dat vraagt om een toelichting. De Jong: ‘De verzadigde vetten in veel voedingsproducten hebben negatieve effecten op de gezondheid. Máár dat geldt niet voor verzadigde vetten in melk. Die hebben juist een neutraal tot positief effect op de gezondheid, specifiek als het gaat om hart- en vaatziekten. En als de zuivel gefermenteerd is, dan worden de aanwezige vetten zelfs gezien als goed voor het hart. Dus als u Griekse yoghurt eet met 10% vet, dan is dat hartstikke gezond.’ De revival die roomboter het afgelopen decennium maakte ten koste van margarine heeft daar ook mee te maken, zo stelde hij. De Jong onderbouwde zijn betoog met verschillende inmiddels gepubliceerde wetenschappelijk onderzoeken. De
HART ÉN HET MILIEU’
Lector duurzame zuivel en programmadirecteur Peter de Jong van Fascinatin: ‘Alles bij elkaar is de consument minder duurzaam bezig en ook nog duurder uit als hij melk inruilt voor plantaardige dranken.’
Rauwe melk nóg beter De Jong hield in Leeuwarden vervolgens een pleidooi voor het consumeren van meer rauwe melk. ‘Rauwe melk heeft ten opzichte van gepasteuriseerde melk nog eens een aantal extra gezondheidsbevorderende eigenschappen. ‘Dat is heel lang een grijs gebied geweest. Maar er ligt nu voldoende onderzoek om dat te staven, met name ook als het gaat om ziektes als hooikoorts, astma en verschillende allergieën.’ Volgens de lector hebben de gezondheidseffecten met name te maken met het aanwezige wei-eiwit. ‘Ga je dat verhitten, zoals bij pasteuriseren, dan verandert de structuur waardoor het eiwit minder goed moleculen kan transporteren die goed zijn voor je immuunsysteem.’
Kort na het pleidooi van De Jong voor het consumeren van meer rauwe melk werd bekend dat de regels in de Warenwet rondom de verkoop van rauwe melk per 1 januari 2025 veranderen. Met ingang van die datum moet rauwe melk maandelijks worden gecontroleerd op de aanwezigheid van schadelijke bacteriën. Dit omdat rauwe melk volgens deskundigen bacteriën kan bevatten die diarree, buikpijn en soms ernstiger ongemak kunnen veroorzaken. De aanscherping van de regels leidt tot een lastenverzwaring voor melkveehouders die via
boerderijwinkels en melktaps rauwe melk leveren aan consumenten. Daarmee zet het de verkoop van rauwe melk onder druk.
Duurzamer dan havermelk Op de avond in Leeuwarden kwam De Jong met nog een ander opmerkelijk relaas, dat indruist tegen de heersende publieke opinie. Hij stelde dat als je melk qua milieuvoetafdruk vergelijkt met plantaardige alternatieven, melk aanzienlijk beter scoort. De Jong baseert zich hierbij op een dit voorjaar gepubliceerd onderzoek van Hogeschool Van Hall Larenstein en onderzoeksinstituut Nizo Food Research. Bij de studie maakten de onderzoekers gebruik van een zogenaamde ‘nutrient rich food’-score. Deze score geeft inzicht in hoe goed eiwitten en andere nutriënten door het lichaam worden opgenomen. De studie laat zien dat het menselijk
lichaam de onderzochte plantaardige eiwitten minder goed opneemt dan dierlijke eiwitten. ‘Veel plantaardige dranken bevatten bovendien niet alle essentiële aminozuren’, zegt hij. De onderzoekers noemen het gebruik van het woord melk in namen voor plantaardige alternatieven dan ook nogal misleidend. Gebruik zou suggereren dat de plantaardige drank een net zo goede bron is van eiwit en voedingsstoffen. ‘Alleen de verrijkte plantaardige sojadrank komt wat betreft voedingswaarde enigszins in de buurt van halfvolle melk’, aldus De Jong.
De professor: ‘Kijk, de uitstoot per kilogram water is heel laag, alleen je kunt niet louter van water leven. Zo moet je dit ook zien: van kokosmelk, haver- of amandeldrank moet je meer drinken om dezelfde nutriënten binnen te krijgen dan bij een glas melk. Dat leidt tot een hogere CO₂-voetafdruk.’
De studie laat verder zien dat de
Redt innovatie de Friese boer?
Kan innovatie de Friese boer redden? Dat is het centrale thema van de reeks debatten die het Landbouwkundig Werkverband van de Fryske Akademy deze winter organiseert, samen met het Fries Landbouwmuseum. Het verhaal van Peter de Jong was de eerste in deze reeks. Recent gingen ecomodernist Hidde Boersma en Boerenverstand-directeur Frank Verhoeven, bepleiter van het low input-low-output-model, met elkaar in discussie. Een weergave hiervan is te lezen in Agrarisch Magazine 2025, dat eind dit jaar verschijnt.
FOCUS OP VEERKRACHT
De natuurlijke melksuikerformule voor een veerkrachtig kalf
• Zwaardere en efficiëntere kalveren
• Een hogere luchtweggezondheid
• Beter immuunsysteem
ZWAARDERE EN EFFICIËNTERE KALVEREN
EXAMO bevordert gezonde darmen, verbetert de opname van voedingsstoffen en vergemakkelijkt de overgang naar vast voer. Kalveren die EXAMO krijgen zijn tot 4,9 kg zwaarder na spenen, met als resultaat een vroegere afkalving van vaarzen en een verbeterde uierontwikkeling voor meer melkproductie in de eerste lactatie. Alle Denkamilk Premium producten zijn verrijkt met EXAMO.
‘Alle
productie van plantaardige dranken meer energie kost en ook leidt tot meer uitstoot van broeikasgassen en grotere afvalstromen dan de verwerking van rauwe melk naar halfvolle melk. ‘Alles bij elkaar is de consument minder duurzaam bezig en ook nog duurder uit als hij melk inruilt voor plantaardige dranken’, concludeert De Jong.
Hybride kaas, yoghurt en melk
Betekent dit nu dat De Jong zich keert tegen de gepropageerde eiwittransitie, die stelt dat we van 40 naar 60%
plantaardig eiwit moeten en dus ook terug moeten van 60 naar 40% dierlijk eiwit? Dat is niet het geval. Wel denkt hij dat streven naar een verschuiving van 50% plantaardig en 50% dierlijke eiwitten realistischer, gezonder en duurzamer is. ‘Plantbased is een belangrijk onderdeel van die transitie, maar niet per se met het idee om alle dierlijke volledig te vervangen door plantaardig. Dat kan misschien in een individueel dieet, maar dat lukt niet op wereldwijde schaal. Naast plantaardige eiwitten zal dus ook het aandeel aan
30 miljoen koeien extra nodig
De groeiende wereldbevolking en het percentage aan zuivel in het dieet van de gemiddelde wereldburger betekent dat er de komende twintig jaar meer melk nodig is, omgerekend zo’n 30 miljoen koeien extra. ‘Alle partijen die vinden dat we in Nederland praktisch wel zonder koeien kunnen, moeten zich beseffen dat wereldwijd het aantal koeien alleen maar toeneemt. En daarmee de CO2-uitstoot.’ Hij wees erop dat de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen gemiddeld 2x zo hoog ligt als in Nederland. ‘Als wij stoppen met melkproductie in Nederland is dat heel slecht voor het milieu. Je zou als overheid de zuivelsector juist moeten stimuleren in plaats van te halveren. Ik hoor continu dat we omwille van het milieu de veestapel moeten halveren. Maar we zijn inmiddels in staat om op demobedrijven de reductie van methaan met 40% te verminderen, met voeradditieven zoals Bovaer van DSM. Maar ook kruidenrijk grasland kan ervoor zorgen dat de methaanuitstoot drastisch naar beneden gaat. Deze resultaten sterken mij in de gedachte dat een reductie van 50% in 2030 in Nederland realistisch is, als we met z’n allen de schouders eronder zetten. Zeker omdat de zuivelketen nog allerlei andere initiatieven ontplooit om klimaatneutraal te worden.’
zuivel en zelfs vlees een beetje moeten toenemen. Niet omdat mensen meer vlees gaan eten, maar omdat we met meer mensen zijn.’ Daarbij ziet hij veel heil in hybride producten, waarbij hoogwaardige dierlijke en plantaardige eiwitbronnen worden gecombineerd. ‘Wereldwijd hebben we de komende decennia steeds meer eiwitten nodig om de wereld te kunnen blijven voeden. Hierbij hebben we zowel plantaardige bronnen als dierlijke bronnen hard nodig. Op de korte termijn kan dit worden bereikt doordat de voedingsindustrie duurzame, smaakvolle en betaalbare hybride alternatieven op de markt weet te brengen, zoals hybride kaas, yoghurt en melk. Hybride producten hebben de potentie om het beste van twee werelden samen te brengen, als het gaat om minder emissie, betere vertering en opname en daarmee maximale benutting.’
De rol van Fascinating
In het Noordelijke onderzoeksprogramma Fascinating in Groningen, waarvan De Jong programmadirecteur is, wordt geprobeerd handen en voeten te geven aan de eiwittransitie. De nadruk bij Fascinating ligt op vier pijlers: gezonde voeding, duurzame productie van plantaardige gewassen, duurzame verwerkingsprocessen en benutting van reststromen. Bedrijven als Agrifirm, FrieslandCampina, Avebe en Cosun, met kennispartijen als NIZO, Wageningen Universiteit, andere universiteiten en hogescholen, hebben een leidende rol in het onderzoek. Hierbij wordt gekeken welke gewassen bijdragen aan de gezondheid, welke plantaardige eiwitten het beste worden opgenomen én hoe we de waarde van plantaardige gewassen kunnen vergroten, zoals dat de afgelopen honderd jaar bij melk- en zuivelproducten al is gebeurd? Waar De Jong zich heftig tegen verzet, is dat zuivel in de publieke opinie nogal eens in het kamp van ‘ongezond en slecht voor het milieu’ wordt gezet. ‘In de publieke opinie vormen koeien een groot milieuprobleem, is havermelk beter dan gewone melk en kun je beter plantaardig alternatieven dan zuivel consumeren in de strijd tegen hart- en vaatziekten. Dat zijn drie onwaarheden op een rij.’
‘VOOR DE BESTE OPZET GEKOZEN,
Melkveehouder Roy Bodde in het Drentse EmmerCompascuum renoveerde zijn ligboxenstal en koos voor een andere indeling. Daarbij liet hij twee nieuwe Lely A5melkrobots installeren.
Bouke Poelsma
Familie Bodde boert op een prachtige locatie, net buiten de bebouwde kom van grensdorp Emmer-Compascuum.
De melkveehouders lieten in 2011 het Twentse Denekamp op vrijwillige basis achter zich, om 60 kilometer noordwaarts een voormalig akkerbouwbedrijf met groeipotentie op de kop te tikken. ‘We hadden in Twente een bedrijf met 80 melkkoeien en bijbehorend jongvee op 25 hectare, met veel grond op afstand’, zo vertelt Roy Bodde (36).
Samen met zijn ouders slaagde hij er na de verplaatsing in om met eigen aanwas te groeien naar 135 melk- en kalfkoeien en 70 stuks jongvee
op 62 hectare.
De melkveehouders namen in 2011 een nieuwe ligboxenstal in gebruik. Net als in Twente kozen ze ervoor om al het vee in één stal te huisvesten. Van een 2x6 melkstal in de oude situatie gingen ze over op automatisch melken. In 2023 werd duidelijk dat de melkrobots hun langste tijd hebben gehad. ‘We waren genoodzaakt voor andere robots te kiezen’, vertelt Roy. Samen met zijn ouders – met wie hij nog in maatschap zit – nodigde de melkveehouder drie melkrobotleveranciers uit. Zijn keuze viel uiteindelijk op de Lely A5. ‘De melktechniek gaf voor ons de doorslag.’
Niet beknibbeld
De investering in de nieuwe melkrobots was voor de ondernemers aanleiding om ook de stalindeling en routing te heroverwegen. ‘Mijn vader werkt nu nog volop mee, maar dat zal een keer veranderen. Korte looplijnen zijn een must om het bedrijf grotendeels in mijn eentje rond te kunnen zetten’, zegt Roy. Samen met de specialisten van Lely werkten de melkveehouders drie stalindelingen uit, waarbij de robots op verschillende plekken in de stal werden gesitueerd. ‘De vorige robots stonden in het midden van de stal. Vanuit kostenoverwegingen was het logisch geweest om de nieuwe robots daar ook te plaatsen’, zegt Roy. De melkveehouder koos niet voor de gemakkelijke weg. ‘We hebben voor de beste opzet gekozen, niet voor de goedkoopste. Ik moet zeker 20 jaar vooruit met deze indeling. Ik
NIET VOOR DE GOEDKOOPSTE’
wil snel en gemakkelijk werken, met optimaal koe-verkeer.’
De ligboxenstal van familie Bodde ging afgelopen jaar dan ook flink op de schop. Medio november werd de laatste hand gelegd aan de renovatie. Meteen bij binnenkomst in de stal valt
‘IK WIL SNEL EN GEMAKKELIJK WERKEN
OPTIMAAL KOEVERKEER.’
op dat de twee Lely A5-melkrobots in het voorste gedeelte van de stal zijn geplaatst. De robots staan links van de voergang, in een kop-kop-opstelling. In de nieuwe situatie hebben de ondernemers de mogelijkheid om hun koeien op eenvoudige wijze via de robots te separeren. ‘We hebben
een nieuw strohok en een selectieruimte gecreëerd.
Attentiekoeien worden door de robots gesepareerd, waarna wij ze meteen kunnen droogzetten, bekappen of behandelen’, licht Roy toe. ‘We hadden kosten kunnen besparen, maar dan had ik flink wat concessies moeten doen. Het hart van ons bedrijf is nu optimaal ingericht’, aldus de melkveehouder.
Meer melk, lager celgetal
Familie Bodde heeft de nieuwe melkrobots op 30 juli in gebruik genomen. ‘Dat ging boven verwachting goed. We hebben de dieren drie keer door de robots gedreven. Daarna wist 90% van de koeien de weg zelf te vinden. Binnen een week waren alle koeien gewend aan de nieuwe situatie’, vertelt Roy. Robotmelken was niet nieuw voor de koeien van familie Bodde. Met toevallig veel droogstaande koeien konden de ondernemers met 100 koeien rustig opstarten. ‘Het loopt lekker en we hebben veel dieren aan de melk”, zegt Roy. ‘De koeien zijn veel rustiger en we melken beter dan voorheen.’
De productie per koe per dag is gestegen van 31 naar 32,5 liter. Het celgetal is daarbij flink gedaald. ‘Het celgetal schommelde altijd tussen 180 en 200. Sinds kort zitten we onder de 100’, vertelt Roy. Het succes is
16 januari open dag
Op donderdag 16 januari laat de familie Bodde in samenwerking met Lely graag het resultaat zien in hun nieuwe stal tijdens een open dag. Bezoekers zijn tussen 10.00 en 16.00 uur welkom aan de Munsterseweg 26 in Emmer-Compascuum.
volgens hem vooral te danken aan het feit dat de koeien sinds eind juli veel beter worden uitgemolken. ‘Voorheen zag je de koeien de melkbekers echt aftrappen, nog voordat ze helemaal waren uitgemolken. Dat is nu niet meer het geval. Dat komt de rust, de productie en de kwaliteit ten goede.’
Mestafzet in de regio
Met de aangepaste indeling en de nieuwe robots blijft familie Bodde focussen op diergezondheid, goede ruwvoerwinning en een lage kostprijs. Met de afbouw van de derogatie nemen de mestafzetkosten op het bedrijf wel toe. ‘Daardoor moeten we tot 2026 ieder jaar 300 kuub meer mest afvoeren. Gelukkig kunnen we onze mest in de regio afzetten’, zegt Bodde, die met een naburige akkerbouwer aan grondruil doet. ‘We zijn blij met de dit jaar gezette stappen. Die geven positieve energie’, besluit Roy Bodde.
Dichtbij Betrokken Innovatief
Bespreek de mogelijkheden voor uw bedrijf in onze stand!
H-line vloeibare meststof
Voor u op maat gemaakt
Betere stikstofbenutting
Meer DVE en minder OEB
Hogere opbrengst
Sporenelementen
Smakelijker gras
Hoogland BV Leeuwarden 0518 411 400 www.hooglandbv.nl
Wij zijn niet zomaar een shop. Wij zijn trots op het feit dat we al meer dan 40 jaar rondlopen in de mest(opslag). Dus ook als u behoefte heeft aan vakmensen voor de montage en reparatie bent u bij ons aan het juiste adres!
Bestel en betaal gemakkelijk en vertrouwd online. WWW.MESTTECHNIEK.NL
‘WIE ALLES UITREKENT, VINDT NOOIT IETS NIEUWS’
Met de kalveren bij de koe, op biologische wijze en een ‘eindeloos aantal’ weidegangdagen, boert Jos Langhout Beemer uit Jelsum bepaald niet standaard. Tien jaar lang was ze bestuurslid van kenniscoöperatie Niscoo. Nu ze afscheid neemt, leggen we haar vijf vragen voor over haar bedrijf en bestuurswerk.
Tekst: Sjoerd Hofstee Foto: Het Hoge Noorden/Jacob van Essen
Hoe karakteriseer jij jullie melkveebedrijf?
‘Als een zelfdragend systeem. Dat wil zoveel zeggen als sturen op minimale input en de melkproductie zoveel mogelijk behalen uit weidegras. Mijn man Sander en ik houden onze 65 koeien al meer dan 25 jaar op biologische wijze en ze weiden van maart tot medio november zoveel uren als mogelijk is. Krachtvoer voeren we bijna niet. We sturen op gezondheid en zelfredzaamheid van het vee door te trachten de kwaliteiten van de natuur voor ons te laten werken.’
Rendeert dat ook in economische zin?
‘Uiteindelijk wel, al kost het zeker melkproductie. Onze kosten zijn echter erg laag en dat compenseert. Waarbij we wel eens zeggen dat ons bedrijf zichzelf runt, terwijl collega’s soms erg druk zijn met allerhande werkzaamheden die wij niet hebben. Zoiets komt natuurlijk niet vanzelf en in één keer. Wij melken ook met een robot en leren bijvoorbeeld bewust de jongere kalveren al wat weiden is en hoe ze later in dat ritme meekunnen. Opnieuw om dat zelfredzame
karakter te verstevigen.’
Waarom zei je tien jaar geleden ja op de vraag om Niscoo-bestuurslid te worden?
‘Omdat deze kenniscoöperatie geen commercieel belang heeft en daarmee de kans heeft om een ander type sprekers en onderwerpen een echt podium te bieden. En hiermee onze kennisdeling een zetje mee te geven. Bij Niscoo hebben de afgelopen jaren meermaals mensen hun kennis en visie gedeeld die je elders niet of nauwelijks hoort. Ook mensen die anders denken en voor de troepen uitlopen. Ik geloof in wetenschap, maar als je alles louter wetenschappelijk benadert en eerst volledig uitrekent, probeer je nooit iets uit en vind je weinig nieuwe inzichten.’
En binnen Niscoo ervaar jij die ruimte wel?
‘Ja, gelukkig wel. Soms lopen we wat voor de troepen uit en ik houd daar wel van. Daarin zijn we als organisatie ook gegroeid. Tien jaar geleden was Niscoo nog een jonge club in opbouw en meer zoekende. Nu durven en kunnen we meer en vaker onderscheidend zijn. Het blijft een uitdaging om dat vast te houden, maar ik heb er wel vertrouwen in.’
Wat heeft het jou persoonlijk gebracht?
‘Binnen Niscoo werden mijn eigen ideeën en inzichten vaak gespiegeld. Op de bijeenkomsten, maar vooral ook binnen het bestuur bij het bedenken en organiseren van aansprekende bijeenkomsten. Daarbij werd ik meer dan eens uitgedaagd in mijn denken. Dat vind ik fijn, dus in dat opzicht heeft het mij veel gebracht.’
‘MET MEST HEB JE ALS MELK
Geert Broersma denkt in kringlopen. Door urine apart op te vangen en de optie om dikke fractie te verrijken, krijgt hij meerdere meststromen. Zo kan deze gedreven ondernemer inspelen op behoefte van zijn eigen grasland én wensen van zijn afnemers.
Sanne van Raalte
Marcel van Kammen
‘Maar dat lossen we wel op.’ Het is een veelgehoorde uitspraak tijdens een rondje door de nieuwe stal van Geert Broersma (53) in Damwoude. Geert is niet alleen een rasechte optimist, maar ook een echte pionier. Bij de bouw van zijn nieuwe stal in 2023 heeft hij, zoals hij dat zelf noemt, veel geredeneerd vanuit de dames. Samen met zijn vrouw Thea (54) heeft Geert namelijk vier dochters. Nynke (26), Anne-Rixt (24), Hilde (21) en Welmoed (18). Nynke zit in de maatschap, naast haar werk bij A-ware. Hilde is aspirantlid van de maatschap naast haar studie Veehouderij en ook Welmoed is graag tussen de koeien te vinden. Anne-Rixt werkt in de horeca. Samen verzorgt het gezin 200 melkkoeien en 140 stuks jongvee. De productie ligt rond de 10.000 kilo melk per koe met 4,20% vet en 3,60% eiwit. De melk belandt in het Albert Heijn-concept van
A-ware. Door twee tenten als potstal te gebruiken, kon Geert al in de oude stal met eigen opfok groeien in koeien. Bij de overgang naar de nieuwe stal steeg de productie op de derde dag al met 2,5 liter melk per koe per dag. Maar niet alleen zijn dochters stonden centraal, ook aan zijn ‘koeiendames’ is nadrukkelijk gedacht in deze nieuwe serrestal. De stal is gebouwd op arbeidsefficiëntie, optimaal koecomfort en als meest opvallend: mest. Daarover later meer.
Losse melkbekers Omdat weiden voorop staat, heeft de familie gekozen voor een melkstal. ‘Bij melkrobots moet je anders werken met batchmelken denk ik, dan zijn de kosten van de meerdere melkrobots veel te hoog’, vindt Geert, die nu naast zijn 34 hectare rond
de stal ook de 38 hectare over de weg blijft gebruiken als weideplatform; als onderdeel van de 112 hectare totaal aan grasland. Over weiden zelf is Geert stellig: ‘Weiden is een krachtige manier van boeren. Maatschappelijk gezien, maar ook omdat de koeien veel taken op zich nemen. Als ik de koeien ophaal, ben ik eigenlijk aan het inkuilen en mestuitrijden ineen, je bespaart op fossiele brandstof en op loonwerkkosten.’ En vult dochter Hilde aan: ‘Het is ook gewoon een mooi gezicht.’
De 2x16 zij-aan-zij melkstal is een technisch hoogstandje volgens het concept ‘Het Nieuwe Melken’. Alle apparatuur zit in een flinke kelder onder de melkstal. Elke stand heeft een eigen pneumatische melkarm onder de vloer. Als je een koe wilt aansluiten, gaat het klepje in de vloer waar de koeien staan open, zodat de melker de losse melkbekers aan kan sluiten. Een flinke arbeidsverlichting ten opzichte van reguliere melkstellen. Daarnaast is de putvloer uitgerust met een beweegbare vloer. De automatisch standherkenning met individuele krachtvoerverstrekking en een selectiepoort om aansluitend de koeien naar de selectieruimte, hoog- of laagproductieve groep te sturen, maakt
VEEHOUDER GOUD IN HANDEN’
het geheel af. De selectiepoort heeft nog last van wat technische storingen. ‘Maar dat lossen we wel op.’
Inzet op efficiëntie
Zowel de hoog- als laagproductieve koeien krijgen een rantsoen van graskuil, hooi, perspulp, sodagrain, maisbostel, voederbieten, energieen eiwitmengsel, dit jaar in het weideseizoen aangevuld met mais. ‘Als je veel wilt weiden én melken moet je ook voeren’, is de overtuiging van Geert, die door met twee groepen te werken op voerkosten kan besparen bij de oudmelkte dieren. Alle melkkoeien gaan als één groep naar buiten, waarbij de koeien, volgens het principe van Nieuw Nederlands Weiden, elke dag een nieuw perceel van twee á drie hectare krijgen. Ook hier weer efficiënt: geen losse draden, maar de bestaande kleinere percelen gebruiken. Elke perceel heeft bronwater en dankzij slimme betonpaden meerdere inen uitgangen per perceel. Ook rond afkalven is alles efficiënt ingericht. De far-off groep heeft een krachtvoerbox, net als de close-up groep in het
strohok. Zowel in het afkalfhok als in het strohok voor verse koeien die wat meer aandacht nodig hebben, is een cuddlebox met melkaansluiting. Zo kan één persoon heel makkelijk een koe separeren, behandelen of met de ketel met een los melkstel melken.
Vloer bevloeien met zout water Onder de vloer van de melkstal staat, naast een waterreservoir om de dichte vloer te bevloeien, een vat met
‘KUNSTMEST IS MAATSCHAPPELIJK
GEWOON NIET HOUDBAAR’
zout water. ‘Zout water kan een rol spelen in het remmen van ammoniak’, legt Geert uit. In de boxrand zit een leiding met een sproeipunt, waardoor het water over de vloer sproeit. Voor harde resultaten is het nog te vroeg, maar het brengt ons wel bij Geerts grote interesse: mest. Of nog liever: het beperken van emissie in mest.
‘Niet iedereen is zo fanatiek bezig met mest als mijn vader’, merkt Hilde wel tijdens haar opleiding. Toch is Hilde net als haar vader overtuigd dat ze met eigen mest goud in handen hebben. De serrestal, die onder andere gebouwd is dankzij de Subsidiemodule brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen, loopt 1% op. Midden in de loopvloer zit een goot, waardoor alle urine wegloopt. Via zeven buizen komt de urine in een opvangputje en wordt vervolgens overgepompt in een grotere put. Door deze bronscheiding van mest en urine ontstaat er minder ammoniak. Daarnaast ziet de familie de urine als een waardevolle meststof en vervanger van kunstmest. ‘Kunstmest is maatschappelijk gewoon niet houdbaar’, stelt Geert scherp. De urineoverloop zit nog niet helemaal op de juiste plek, maar je raadt al wat Geert optimistisch zegt: ‘Dat lossen we wel op.’
Dit jaar heeft de familie voor het eerst geëxperimenteerd met de urine. ‘Eerst hebben we op 2,5 hectare grasland 15 kuub urine uitgereden. Ik was
Ook zeker zijn van eigen energie met uw eigen windmolen?
Van het aanvragen van de vergunning en ISDE subsidies tot de plaatsing van de kleine erfwindmolen: Wij zetten ons volledig in om uw kleine windmolen kundig en snel te realiseren. Onze Logic 15kW- windmolen heeft daarnaast het grootste rotoroppervlak in zijn klasse en is bovendien de stilste: Dé ideale keuze voor wie duurzame geruisloze energie wil opwekken!
Leverbaar in: 15kW & 25kW
Ashoogte: 15, 20, 25 & 30 meter (15 & 20m kantelbaar)
Opbrengst: tot 85.000kWh
Meer informatie of brochure aanvragen?
Bezoek onze website via de QR-code of neem direct contact met ons op:
Hulst Wind Energy
Paaptilsterweg 29, 9986 XP Oldenzijl
t. 0596 - 362110
e. info@hulstwindenergy.com
bang voor verbranding, maar dat ging heel goed’, vertelt Geert enthousiast, die vervolgens 10 hectare weideblok hetzelfde heeft bemest. ‘Het gras was hartstikke mooi groen en de koeien bleven het vreten.’
Automatisch instrooisysteem
De diepstrooiselboxen van de koeien zijn gevuld met stro. Broersma heeft een eigen tafel waar twee grote pakken stro op kunnen staan. De stro gaat vervolgens door een wals, vijzel en hamermolen. Dit fijngemaakte stro gaat via een buizensysteem door de stal heen en valt via de verticale buizen in de boxen. Een knap staaltje techniek, uitgevoerd door het bedrijf W.H. van der Heide. Het strooiselbed van de koeien is nog niet zo vol als de familie wil, en er zijn, zoals Geert dat noemt, nog wat ‘afsteldingetjes’ om het systeem probleemloos te laten draaien. De grootste uitdaging zit nu echter nog in de verwerking van de stromest. Een mestschuif schuift de dikke fractie achter de stal eruit, waar het in een grup belandt. Via een mestschuif loopt de mest in een verzamelput. Dan gaat het door de mestscheider of omhoog, waar Geert met een verzamelbak nog extra vaste stof toe kan voegen. Stro, maar bijvoorbeeld ook granulaat, natuurmaaisel, kleimineralen of compost die hij nu al maakt van
bermmaaisel. ‘Zo kan ik allerlei soorten vaste mest maken, net wat de afnemer wil’, filosofeert Geert al verder. Voor nu is dat nog toekomstmuziek, want het valt nog niet mee om de stromest stapelbaar te krijgen. Dankzij een menger en pomp in de verzamelput om de mest homogeen te krijgen en vervolgens een mestscheider, liggen er inmiddels weer proefbadges onder plastic. Deze ogen stapelbaar, dus dat biedt perspectief. Als Geert dit proces
‘WEIDEN IS EEN KRACHTIGE MANIER
VAN BOEREN’
goed onder controle heeft, gaat hij aan de slag met het bouwen van een mestopslag.
Ondanks de uitdagingen is Geert nog vol overtuiging dat dit de juiste weg is. ‘We moeten meer in kringlopen denken. Met het zelf kunnen sturen in type mest en daar afnemers bij zoeken die dat waarderen, hebben we als melkveehouder goud in handen én de ideale mest voor je eigen land. Ook in de afbouw van derogatie kan het hebben van verschillende type meststromen helpen.’
Visie en missie
‘Onze stal is een goede stap in de juiste richting voor de toekomst van de melkveehouderij’, vindt ook Hilde. En daarbij vindt de familie het belangrijk om een eigen missie en visie te hebben. ‘Wij weten wat we willen. Het draait om balans, winstgevend zijn, efficiënt werken en niet belastend voor de omgeving. Dat is de grondslag van alle keuzes die we maken. De onbalans in wet- en regelgeving maakt dat we nu als sector door de zure appel van reductie en derogatieverlies moeten bijten. Maar juist in zulke hectiek is het zo belangrijk om te weten wat je zelf wilt’, drukt Geert zijn collega’s op het hart. ‘En juist als je je eigen visie en missie hebt, kun je meeveren als dat nodig is. Mijn vergezicht is de kunstmestgift minimaliseren. Ik werk nu al een aantal jaar met stromest en zie dat grond zich zo anders gaat gedragen zonder kunstmest, die juist verzurend werkt voor het bodemleven. Ik denk er over na om in het voorjaar dag en nacht te weiden en in augustus meer op te stallen om voldoende mest in mijn stal te krijgen, zodat ik beter kan sturen’, filosofeert de gedreven ondernemer al weer verder. Het moge duidelijk zijn: familie Broersma blijft met elkaar én met veel energie werken aan een krachtig, toekomstbestendig melkveebedrijf.
Wij gaan nooit op uw stoel zitten
..maar komen graag bij u aan tafel.
Balthasar Bekkerwei 72c, Leeuwarden • 058 20 10 151
Uw melk leveren aan Vreugdenhil Dairy Foods?
Wij zoeken melkveehouders die melk willen leveren voor onze voedzame melkpoeders.
Heeft u interesse? Neem vrijblijvend contact op met de medewerkers van team Milk Supply. Zij vertellen u graag over de mogelijkheden, tel: +31 33 303 5001 of info@vreugdenhil.nl.
VOOR IEDER BEDRIJF!
Mono+Compact
• Lease financiering mogelijk.
• Rendabel vanaf 4.000m3 per jaar.
• Zeer compacte installatie.
• Groengas produceren zonder aansluting.
Mono+Standaard
• Eigen investering niet noodzakelijk.
• Verdubbeling gasproductie door de toevoeging van restproducten.
• Aanvoer mest van derden mogelijk.
Mono+Collectief
• Mono+ is (mede) eigenaar.
• Perfect voor collectieven en samenwerkingen.
• Mogelijkheid tot mestverwerking.
‘DIGESTAAT IS JUIST EEN ZEGEN
Kom bij Jan Dirk Ubbels (57) in Jelsum niet aan met verhalen over hoe slecht digestaat voor de bodem zou zijn. ‘Wij hebben twintig jaar ervaring en het gras groeit er goed en snel op. Bovendien laat wetenschappelijk onderzoek zien dat de bodemactiviteit hier meer dan op peil blijft.’
Sjoerd Hofstee Marcel van Kammen
Terwijl Ubbels een pasgeboren kalf uit de stal haalt en haar de eerste fles biest geeft, mijmert hij dat dat toch wel het allermooiste is: ‘Nieuw leven blijft altijd prachtig.’ Toch geeft de ondernemende melkveehouder grif toe dat het melkveebedrijf alleen voor hem te weinig uitdaging biedt. Al bijna twintig jaar werkt hij met een co-vergister naast de momenteel 165 koppen tellende melkveestapel. ‘De installatie produceert 280 kuub gas per uur en 2,2 miljoen per jaar, daarmee voorzien we omgerekend bijna 2.000 huishouders van gas’, zegt Ubbels met gepaste trots. Het gas verhandelt hij via HBE-certificaten. Een handel waardoor hij losstaat van subsidie en die hij zelf behartigt. ‘Ik bel met brokers op handelskantoren in Amsterdam. En wie het beste bod doet, krijgt mijn gas voor een bepaalde periode’, licht Ubbels toe. ‘Het is een dynamische wereld waarbij jezelf aan
de knoppen zit qua opbrengst en de beste momenten tracht te kiezen. Iets wat ik in de melkveehouderij weleens mis. Daar zit qua management wel uitdaging in, maar het bedrijfsmodel is vrij standaard.’
‘Geen hekel aan melken’ Ubbels is samen met zijn vrouw Els en zoon Tim eigenaar van de Firma Ubbels met de melkveetak en Groengas Jelsum voor de gasproductie. Beide takken zijn formeel gescheiden, maar in de praktijk volledig aan elkaar gelinkt. En begrijp hem niet verkeerd: hij heeft beide onderdelen lief. ‘Fiscaal en qua risicospreiding is het handig en verstandig dat het twee entiteiten zijn, maar voor ons horen ze bij elkaar. Ik houd van de dynamiek die bij gashandel hoort, maar vergis je niet dat bij de vergister ook dagelijks behoorlijk wat werk komt kijken en het met name veel
extra administratie met zich meebrengt. Daarnaast heb ik er helemaal geen hekel aan om in de melkput te staan’, lacht de ondernemer.
De vergister krijgt jaarlijks ruim 5.000 kuub eigen rundveedrijfmest te verwerken. Omdat de 50-50 regel geldt, wat betekent dat minimaal 50% van de input mest moet zijn, wordt er jaarlijks ook nog circa 3.000 kuub rundveedrijfmest aangevoerd. ‘Daar verdienen wij niet aan, maar het creëert ruimt om extra co-producten aan te voeren en zo extra gas te produceren.’ Bij het bedrijf ligt zo’n 100 hectare grond dat voor de melkveetak wordt benut. 20 tot 25 hectare is mais (ruim 15 hectare voor het koeienrantsoen, de randen en kwalitatief mindere stukken voor de vergister), circa 8 hectare wordt benut voor aardappelteelt van buurman-akkerbouwer, op ongeveer 4 hectare wordt jaarlijks tarwe voor eigen gebruik in de premix geteeld en de rest is grasland. Die hectares zijn voldoende voor de ruwvoerpositie op het bedrijf, maar bij lange na niet voor de mestplaatsingsruimte. Een paar duizend kuub verlaat om die reden jaarlijks het bedrijf. Al
Jan Dirk Ubbels: ‘De gashandel is erg dynamisch. Qua bedrijfsmodel zit daar meer uitdaging in dan in het melkveebedrijf.’
VOOR DE BODEM EN HET GRAS’
Status PAS-melder houdt nieuwbouw
op
Na het optimaliseren van de vergistertak is het wat Ubbels betreft nu tijd om de melkveetak te upgraden met een nieuwe stal. ‘Alle plannen liggen klaar. Ook de financiering is rond, maar wij zijn PAS-melder en dat is nog wel even een dingetje…’ Hij houdt echter hoop dat binnen afzienbare tijd het wel lukt om los te gaan met de bouw en zo te bouwen aan de toekomst. ‘Het plan is dan om van 165 naar 200 melkkoeien door te groeien; zo kunnen we drie melkrobots goed benutten. Ook halen we dan het jongvee, dat nu al 15 jaar in een huurstal verderop staat, terug bij huis.’ Zoon Tim werkt nu nog vier dagen voor CRV. Hij zal binnen enkele jaren ook helemaal thuis komen te werken. ‘Nu nog zet ik het dagelijks werk meest rond met mijn 82-jarige vader’, vertelt Jan Dirk Ubbels. ‘Hoe mooi dat ook is, dat gaat natuurlijk niet nog jaren op die manier door. Ook daarom is een nieuwe stal en een nieuwe stap echt welkom.’
die inkomende en weggevoerde mest en digestaat laat Ubbels bemonsteren door Nutrilab Agro. Het bemonsteren is een verplichting, maar het levert hem ook veel inzicht op. ‘Het N-gehalte in onze digestaat schommelt tussen de 5,5 en 7 kilo. Dat is voor digestaat niet eens heel hoog, maar het ligt duidelijk hoger dan bij rundveedrijfmest dat meestal rond de 4 kilo of lager ligt. Ook ligt ons fosfaatgehalte rond de 2 kilo waar dat bij gewone rundveedrijfmest gemiddeld 1,3 kilo is. En ik zie ook best vaak rundveedrijfmest voorbij komen met amper 0,7 kilo fosfaat erin. Met die melkveehouders heb ik dan wel eens te doen. Hun afzetkosten, die nu voor iedereen immers al enorm stegen, komen daardoor nog veel hoger te liggen. In de huidige mestmarkt is zicht op wat in je mest zit, alvorens je het
afvoert, denk ik wel echt een pré.’
Weinig kunstmestgebruik
Voor Ubbels zitten er naar eigen zeggen ook voordelen in de benutting op zijn eigen bodems. ‘Door de hogere concentratie, bemesten wij voor de 1e snede en na elke maaisnede onze percelen met een kleine gift. Aan kunstmest gebruiken we nog maar 16 ton per jaar, wat natuurlijk erg weinig is op 100 hectare grond.’
Ubbels vertelt dat de digestaat zorgt voor een hele vlotte opname door de plant en goede opbrengst. ‘Pin mij niet op exacte getallen vast, want het zijn altijd berekeningen. Maar wij halen hier met een minimale kunstmestgift ruim 11.000 kilo drogestof van een hectare grasland en de maispercelen leveren tussen de 18.000 en 20.000
kilo drogestof, dus dat is best goed. Toegegeven, wij zitten hier naast akkerbouwers en dus op goede kleigrond. Dat helpt natuurlijk ook zeker mee.’
Negatief over digestaat
Het stoort hem dat digestaat meer dan eens in een negatief daglicht wordt gezet door bodemdeskundigen. Vooral voor het bodemleven zou het niet goed zijn. Ubbels ziet dat duidelijk anders: ‘Ik heb al toegelicht dat wij zelf al twintig jaar zien hoe snel en goed de planten erop reageren. Maar daarnaast zijn hier de laatste jaren bodems van ons op wetenschappelijke en onafhankelijke basis onderzocht en daaruit bleek ons bodemleven eerder hoger dan lager ligt
‘BEMONSTEREN VAN ALLE MEST EN DIGESTAAT LEVERT MIJ VEEL EXTRA INZICHT OP’
dan bij collega’s die op vergelijkbare grond boeren en gewone rundveemest benutten.’ Door de negatieve verhalen rond digestaat zegt Ubbels wel terughoudendheid te proeven bij collega’s en ook bij akkerbouwers om digestaat af te nemen. ‘Ze zijn er huiverig voor. En dat terwijl mijn vaste afnemers steevast stellen dat hun groenbemesters veel vlotter reageren op de digestaat dan op gewone rundveemest.’
Ubbels denkt dat een deel van het probleem er in zit dat concentraat, de dunne fractie van gescheiden rundveedrijfmest, ook digestaat wordt benoemd. ‘Dat bevat bijna geen organische stof. Het kan zeker ook prima werken, maar is een ander type product dan hetgeen wij uit de co-vergister halen. Juist doordat we veel restproducten toevoegen is het geconcentreerder en bevat het dus meer drogestof. Veel mensen, ook boeren, vergeten wel eens dat gewone rundveedrijfmest ook voor bijna 90% uit water bestaat. Dat doet dus ook echt niet veel voor je organische stof opbouw en bodemleven.’
‘BOEREN KUNNEN NIET MEER
Accountantskantoor Van der Veen & Kromhout bestaat 50 jaar. De relatiebeheerders van toen en nu blikken terug, samen met twee generaties melkveehouders
De Boer in Elsloo. Over een ding zijn ze het direct eens: regelgeving en papierwerk is voor boeren en accountants vele malen complexer dan 50 jaar geleden.
Op tafel bij familie De Boer in Elsloo liggen documenten uit de oude doos. Handgeschreven aantekeningen van de vader van Sander de Boer (70). Onder andere geschriften uit 1944 en uit 1966, toen hulp op de boerderij nog twee gulden per uur kostte. Sander was 20 jaar toen hij in 1974 in het melkveebedrijf van zijn ouders kwam, dat sinds 1929 in de familie is. ‘In dat jaar is onze ligboxenstal gebouwd voor 110 koeien. Toen nog voor 250.000 gulden, inclusief melkstal’, vertelt de oud-melkveehouder. Hij zit samen met zijn zoons Stefan (39) en Wilco (33) om tafel met Fokke Overzet (40), hun huidige relatiebeheerder van accountskantoor Van der Veen &
Kromhout en Jetze de Jong (65) die inmiddels met pensioen is. In 1974 is het accountskantoor opgericht (zie kader Van der Veen & Kromhout bestaat 50 jaar). Ze bespreken wat er in de afgelopen 50 jaar is veranderd in de advisering en administratie van melkveebedrijven.
Boekhouding in schoenendoos
In 1978 kwam De Jong bij Van der Veen & Kromhout werken. ‘Toen was het allemaal nog simpel. Veehouders brachten soms aan het eind van het jaar een schoenendoos met papieren bij ons. En wij maakten een jaarrapport voor de belasting. Boeren wilden alleen maar weten hoeveel
belasting ze moesten betalen. De btw-regeling was toen alleen voor boeren die investeerden interessant. De meesten zaten in de landbouwregeling. Advisering had toen vooral een fiscale insteek’, vertelt De Jong. Hij zag veel veranderen in regelgeving tot aan zijn pensioen in 2022. Zoals bijvoorbeeld de invoering van melkquota in 1984, de verplichte mineralenboekhouding Minas in 1998 en fosfaatrechten in 2018. ‘De boekhouding werd voor melkveehouders steeds complexer en de kostprijs steeds hoger’, zegt De Jong.
Dat zien de broers en maten Stefan en Wilco ook, die het ouderlijk melkveebedrijf in 2021 hebben overgenomen. Ze melken 127 koeien en houden 67 stuks jongvee op 74 hectare grond. Ze produceren ruim 1,2 miljoen kilo melk per jaar. ‘We besteden de mestboekhouding uit, het is gewoon te complex en het kost te veel tijd. We kunnen niet alles zelf doen. Anders komen we simpelweg niet meer toe
ZONDER FINANCIEEL ADVISEUR’
aan het werk op het melkveebedrijf’, zegt Stefan.
Wilco concludeert dat nieuwe regelgeving altijd alleen maar geld kost. ‘Op zich niet erg. Als je dan maar een zekere investering kunt doen voor 10 of 20 jaar. Maar dat is juist door steeds veranderende regels heel lastig’, merkt Wilco. ‘Alle kosten stijgen, van voer en energie en nu komen er weer hogere mestafzetkosten bij, omdat we 1.500 kuub extra mest kwijt moeten. Het is voorlopig een kwestie van overleven.’
De verwachting is dat de komende tijd veel veehouders stoppen. ‘Dat is zorgelijk voor de sector, maar het biedt ook kansen voor de blijvers’, zegt Wilco.
Fokke Overzet ziet de financiële druk bij melkveehouders ook toenemen. ‘De banken zetten meer druk. Veehouders hebben hogere aflossingsverplichtingen en veel bedrijven zitten krap bij kas’, weet de relatiebeheerder. ‘Daardoor en door grillig beleid, staat investeren in nieuwe stallen on hold. Optimaliseren is altijd een optie, want verschillen in financiële prestaties tussen bedrijven zijn nog steeds groot.’
Meer sturen op cijfers
‘Vroeger stuurden we op melvo’, lacht Sander. ‘Ofwel op melkopbrengsten en voerkosten in guldens.’
Tegenwoordig bestaat de boekhouding uit een hele batterij aan financiële kengetallen. Er kwamen veel meer kostenposten bij door mechanisatie, loonwerk, ki en hogere eisen aan diergezondheid, zoals verplichte entingen. ‘De financieringslasten van melkveebedrijven zijn de afgelopen 50 jaar fors gestegen door hogere prijzen van grond, stalbouw, quotumkosten en later door fosfaatrechten. Op papier is de winst goed, maar door hoge aflossingsverplichtingen is de kasstroom laag’, weet Overzet. Een halve eeuw geleden deden accountants niet zo veel meer voor boeren dan jaarrekeningen maken voor de inkomensbelasting. ‘Ons doel is nog steeds dat boeren zo min mogelijk belasting betalen. Maar tegenwoordig doen we veel meer dan dat’, stelt Overzet. ‘We presenteren niet alleen de jaarcijfers, maar geven daar ook
Van der Veen & Kromhout bestaat 50 jaar
In 1974 fuseerden de accountantskantoren van Akko van der Veen en Elbert Kromhout tot Van der Veen & Kromhout. Er werken nu 125 medewerkers.
Het kantoor van Kromhout heette toen Van der Meulen en Co en had er ook verzekeringen bij. ‘Als accountant moesten we onafhankelijk zijn en is accountancy gesplitst van verzekeringen’, vertelt Jetze de Jong. Het bedrijf, met vestigingen in Gorredijk en Joure, richt zich zowel op de agrarische sector als het midden- en kleinbedrijf. De agrarische dienstverlening bestaat uit het opstellen van jaarrapportages, belastingadvies, bedrijfswaardering, bedrijfsovername of -beëindiging en agrarische bedrijfsadvies. ‘We hebben tien mensen in dienst, specifiek voor de agrarische sector, waarvan vier relatiebeheerders, zoals ik’, zegt Fokke Overzet. ‘We bespreken onder andere de jaarrekening met boeren en geven bedrijfseconomisch, juridisch en fiscaal advies.’ Daarnaast zijn ondersteuning en uitvoering van de (mest)boekhouding en opstellen van de gecombineerde jaaropgave ook mogelijk.
adviezen bij. Bijvoorbeeld met welke voerkosten je de laatste liters melkt en of dat rendabel is.’
Overzet en zijn collega’s kijken daarbij naar het hele plaatje van een bedrijf en letten ook goed op de vermogenspositie. ‘We adviseren over regelgeving en subsidies en maken ook begrotingen voor grote investeringen. En denken mee of bepaalde investeringen wel verstandig zijn en op welk moment je de investering
‘EEN BOEKHOUDER IS VOORAL EEN BELANGRIJKE
SPARRINGSPARTNER’
fiscaal gezien het beste kunt doen.’
De agrarische relatiebeheerders overleggen intern ook vaker met diverse specialisten ofwel collega’s die zijn gespecialiseerd in een bepaald vakgebied. ‘Fiscaal, juridisch, maar ook voor financieringsaanvragen hebben we iemand die precies weet waar een aanvraag aan moet voldoen en waar banken op letten.’ Stefan en Wilco vinden de rekening van hun boekhouder best hoog. ‘Maar dat verdient zich terug door het belastingvoordeel dat wij hebben, omdat Fokke veel meer inzicht heeft in fiscale voordelen voor ons’, zegt Stefan. ‘En hij is een belangrijke sparringpartner bij bedrijfseconomische beslissingen, waar wij ons voordeel mee doen.’
Toekomst maatschap De Boer Het bedrijf van Stefan en Wilco ligt niet ver van het Drents-Friese Wold. ‘We zijn bestempeld als piekbelaster. Uitbreiding van ons bedrijf is daardoor waarschijnlijk lastig’, vertelt Wilco. ‘Daarom leggen wij de focus op optimalisatie en verduurzamen.’ De broers doen mee aan Foqus Planet van FrieslandCampina. Ze krijgen punten voor kruidenrijk grasland, maximale weidegang, natuur, CO₂-vastlegging en Kalf OK. ‘Dat levert 2,65 cent per liter melk extra op, ofwel € 32.656 bij 1.232.315 kilo melk per jaar’, rekent Stefan voor.
De ligboxenstal uit 1974 is aan vervanging toe. ‘Voordat we investeren in een nieuwe stal, moeten we eerst de hoge mestafzetkosten overleven en duidelijk hebben wat de politiek wil. Omwille van dierenwelzijn en koecomfort, denken we aan een zandbed voor onze koeien. Dat levert ook meer melk op. Het is nodig om een bepaalde hoeveelheid melk te leveren om de vaste kosten beter te kunnen dekken. Extensiveren en minder vee houden is dan ook geen optie’, zegt Stefan.
Overzet geeft aan dat Van der Veen & Kromhout graag weer wil beginnen met bedrijfseconomische studieclubs. De jonge generatie De Boer doet daar graag aan mee. ‘Als je kunt vergelijken met financiële kengetallen van collega’s weet je waar het nog beter kan. En dat gaat ons helpen in optimalisatie van onze bedrijfsvoering’, zegt Wilco.
HHH-SHOW DOET FOKKERSHARTEN SNELLER KLOPPEN
De Holland Holstein sHow (HHH) is inmiddels de enige nationale koeienshow in Nederland die nog leeft. En hoe! Op de vrijdag genoten de Young Breeders van hun competities en op zaterdag 16 november waren de WTC-hallen in Leeuwarden niet alleen vol met koeien, maar ook met publiek (foto 1). Nico Bons uit Ottoland werd bij de zwartbontcompetitie de grote winnaar (foto 2), maar er was ook volop ruimte voor plezier, zoals bij de Overijsselse Lara van der Glind, Jorwin van Zeumeren en kleine Zef (foto 3). Soms is de tank echter leeg op zulke dagen, zoals Ronald van der Wind uit Woudenberg overkwam (foto 4). De organisatie, die grotendeels op vrijwilligers drijft, kan hoe dan ook tevreden zijn. Menig fokkershart klopte weer even sneller.
HOGE KOOLSTOFGEHALTES
Mest- en bodemverbeteraars met een hoog koolstofgehalte worden aanbevolen voor verrijking van het bodemleven. Of dat echt zoden aan de dijk zet, is nog maar de vraag. Zo blijkt tenminste uit onderzoek van Wageningen UR op drie proeflocaties dat inmiddels drie jaar loopt. Hieruit komt naar voren dat de meeste bodemverbeteraars de N-benutting meer remmen dan stimuleren.
Organische reststromen uit landbouw, natuur en huishoudens toepassen in de landbouw sluit mooi aan bij de kringloopvisie, maar het brengt ook een nadeel met zich mee: immobilisatie van stikstof en andere voedingselementen. Met andere woorden: de stikstof (N) benutting neemt af omdat de bodem, ofwel de micro-organismen daarin, dit opslaat. Wageningse onderzoekers buigen zich erover binnen het Kennisprogramma Circulair
Terreinbeheer. Zij onderzoeken de uitwerking van toevoeging met bokashi en verschillende typen compost op landbouwbodems. De eerste jaren, 2021, 2022 en 2023 werd dat gedaan op maisgrond, sinds dit jaar gebeurt dat ook op aardappelpercelen. In hun tussenrapportage, gericht op praktijkproeven in 2022, melden de onderzoekers een toename van het positieve bodemleven door toevoegen van organische stof. Onder andere
rapporteren zij dat er een toename is van bacterie-etende aaltjes met een korte generatietijd als gevolg van een verhoogd voedselaanbod. ‘Dat maakt ook dat daardoor organische stof makkelijker verteerd kan worden, wat weer kan leiden tot een versneld vrijkomen van nutriënten uit organische stof. Dit laatste is overigens nog niet experimenteel vastgesteld’, zo valt te lezen in de tussenrapportage van vorig jaar.
Dat laatste is belangrijk. Navraag leert namelijk dat dit effect in deze studiedie op 60 praktijklocaties plaatsvindt, maar vooral en uitgebreider op drie proeflocaties - nog steeds niet of slechts in zeer geringe mate optreedt. Over de eventuele positieve effecten op de bodem qua waterberging en -doorlaatbaarheid is vanuit dit onderzoek nog te weinig bekend om een duidelijk beeld te laten zien, maar dat geldt wel voor de N-benutting. Op
Bodemverbeteraars met een hoog aandeel koolstof kunnen de beschikbaarheid van stikstof tijdelijk reduceren. Toevoeging van de juiste bacteriën kan juist een positieve invloed hebben en dit effect omdraaien.
REMMEN N-BENUTTING
de drie proeflocaties, te weten Lelystad (kalkrijke klei), Vredepeel (zand) en De Marke (zand), komt duidelijk naar voren dat bokashi en compost eerder een duidelijk remmend effect hebben op de N-benutting door het gewas dan dat het stimuleert.
Joop Spijker, werkzaam bij Wageningen University en Research en vanaf het begin betrokken bij het onderzoek, bevestigt deze uitkomsten. ‘De stikstof uit deze producten komt inderdaad laat en traag vrij. Dat beeld is het sterkst bij bokashi met een hoge C/N-verhouding. Pas na drie jaar zien we enig effect van N-benutting door de planten bij toevoeging van dit product op de bodem. Het klopt ook dat hier een relatie ligt met hoge koolstofgehalten. De hoge C/Nverhouding zorgt voor immobilisatie. De boeren die wij spreken en meedraaien binnen de pilots zijn desalniettemin positief gestemd over het gebruik van bodemverbeteraars uit restmateriaal. Zij benutten de producten namelijk
niet voor de N-benutting, hiervoor bemesten ze bij met dierlijke mest en/of kunstmest, maar voor het op peil houden of uitbreiden van het organische stofgehalte in de bodem. Om hiermee wellicht ook de bodemgezondheid en waterbergend vermogen van de bodem te verbeteren. Momenteel richten we ons binnen
‘BEHANDELDE
MEST VERDIENT VOORRANG’
dit onderzoek er ook meer op om laatstgenoemde effecten beter in beeld te krijgen. Het lijkt er op dat van verbeteringen op die vlakken wel iets mag worden verwacht, maar dat gaat hooguit met kleine stapjes.’
Uitzondering
Terug naar de koolstof en stikstof. Beide zijn wel degelijk aanwezig in bokashi en de compostsoorten die in de proef meedraaien. Sterker nog, de C/N-verhouding is dus hoog en door verschillende adviseurs wordt dat ook betiteld als positief. Het hoge koolstofgehalte remt echter de N-benutting voor het gewas. Uit het onderzoek valt daarbij het maaisel dat met Compost-O bacteriën bewerkt is op. Als enige laat dit product in 2022, getest op de drie proeflocaties, een positieve N-benutting van gemiddeld 14% zien. Compost-O is een product van Rinagro. Rinze Joustra van dit bedrijf stelt dat de verklaring voor de afwijkende werking met Compost-O komt doordat die bacteriën het tegenovergestelde doen van wat we ‘normaal’ waarnemen met mest, compost of bokashi. ‘Ze verteren koolstofrijke organische stof, zonder dat de stikstof de lucht ingaat. Zonder dat veel mensen het weten, werkt het hele huidige proces onder anaerobe (zuurstofarme) omstandigheden. De bacteriën die wij ontdekt hebben en benutten doen dat niet en schakelen die andere bacteriën in mest of maaiselresten binnen een week juist uit. Daardoor komt in het groeiseizoen meer stikstof vrij in een vorm die de plant kan opnemen.’
Volgens Joustra verklaart dit proces de productieplus in de proeven met mais op zandgrond met toegevoegde Compost-O. De planten zijn in de proeven hoger, de biomassaproductie springt eruit in de proeven en de beschikbaarheid van borium, magnesium en fosfaat is hoog. ‘Wij zien dit in de praktijk al jaren, maar het is mooi dat dit onderzoek dat beeld nu ook bevestigt.’
Joop Spijker vertelt desgevraagd dat de opvallende uitkomsten van het met Compost-O bewerkte maaisel in de proeven niet nader is geanalyseerd. ‘De bevindingen van Rinagro kunnen wij daarom niet bevestigen’, zegt Spijker.
Andere bacteriën
Joustra ziet de uitkomsten van het onderzoek als een bevestiging dat het gebruik van de juiste bacteriën een belangrijke rol speelt bij het voeden van de bodem. ‘Er wordt van vele kanten gepredikt dat de C/N-verhouding hoog moet zijn in mest en bodemverbeteraars en dat je extra koolstof moet toedienen aan de bodems, maar dit onderzoek toont duidelijk aan dat dat niet klopt. De reden hiervoor is dat de bodem veel van z’n energie kwijt is aan het verwerken van die hoge onverteerde koolstofgiften. Dat wil je helemaal niet: je wilt de N-benutting op het moment dat je de mest of de bodemverbeteraar aanbrengt. Nu nemen boeren voor lief om deze immobilisatie te compenseren met kunstmest bijstrooien. Dat kost extra geld en inzet en er wordt nog een nadeel over het hoofd gezien: ‘Het organisch gebonden stikstof komt vaak pas laat in het groeiseizoen of daarna vrij en dan vindt denitrificatie plaatsvindt, waarbij vervluchting van stikstof optreedt.’
Joustra stelt dat melkveehouders en akkerbouwers de meerwaarde van dierlijke mest en organische reststromen met de andere bacteriën beter op waarde moeten gaan schatten. ‘Toename van organische stof in de bodem ontstaat door het beter benutten van fosfaat en daardoor verbeterde wortelontwikkeling. Door de juiste bacteriën te benutten, kun je dat als boer bewerkstelligen.’
‘WIJ DELEN DE PASSIE OM
Twaalf jaar geleden kreeg Pyter Terpstra (50) de kans om melkveehouder te worden. Een vergelijkbare kans biedt hij nu aan Jan Gerbrandy (22). Ze melken nog op twee locaties, maar vormen één bedrijf. ‘Met meer omvang sta je sterker, stilstand vinden we beide weinig aan en samen is gewoon veel leuker’, stellen de nieuwe maten.
Jan Gerbrandy groeide op op het ouderlijke melkveebedrijf in Nijland en had al jaren de droom ook melkveehouder te worden. Zijn vader zag doorgaan in de huidige tijd echter niet meer zitten en wilde stoppen. Deze overwegingen speelden voor de jonge boer in spé in de periode dat hij stageliep bij Pyter Terpstra en zijn vrouw Tineke. Zij wisten maar al te goed hoe Jan zich voelde. Zelf is Pyter niet van boerenkomaf, maar wilde ook hij altijd graag zelf melkveehouder worden. Die kans kreeg hij van het echtpaar Ale Dikkerboom & Jos Lemstra waarmee hij in 2012 in maatschap trad. In 2021 nam Pyter het volledig over. Toen Jan al een tijdje, na zijn stageperiode, bleef komen als
parttime-medewerker, gooide Pyter de vraag op voor Jan: ‘Wil je niet met ons één maatschap vormen?’
Jan hoefde amper na te denken over die vraag. Het bood hem de kans waar hij op hoopte. Ze bespraken de plannen met Jan zijn ouders en kwamen tot een constructie. Die houdt sinds bijna drie jaar in dat de ouders van Jan om fiscale redenen, tot aan 2027, samen met hem in de maatschap zitten en zij drieën met Pyter één bedrijf vormen.
Arbeidsefficiëntie onder druk Dat alles dus nog wel op twee locaties. In Nijland haalt Jan elke dag tweemaal een kleine honderd koeien door de melkput, in Scharnegoutum wordt
op de locatie van Pyter en Tineke daags een koppel van zo’n 130 koeien gemolken. ‘Qua arbeidsefficiëntie hebben wij nu natuurlijk niet de mooiste opzet’, zegt Pyter eerlijk. ‘We laten voer mengen voor de melkkoeien op onze locatie, waarna Jan dagelijks een portie oplaadt en dat bij hem voert. Dat heen en weer rijden neemt natuurlijk extra tijd. Net zoals bijvoorbeeld het landwerk en inkuilen vanaf verschillende locaties.’ Voordelen zijn er echter volgens hem ook zonder twijfel: ‘Je creëert in één klap veel meer omzet en dat helpt in
‘NAAR DE TOEKOMST TOE HEB JE OMVANG NODIG’
gesprekken met de bank. Er is niets mis met 60 koeien melken, maar de realiteit leert dat dit soort bedrijven voor de aankoop van 5 hectare al vaak een moeilijk gesprek hebben met de financier. Naar de toekomst toe heb je dus omvang nodig. Daar ben ik wel van overtuigd. Bovendien weten en kunnen
DOOR TE ONTWIKKELEN’
twee meer dan één. En natuurlijk speelt mijn eigen achtergrond mee. Mede daarom wilden wij Jan de kans geven die wijzelf ook hebben gehad.’ Tineke vult aan dat de mannen elkaar ook echt versterken: ‘Jan en Pyter bespreken veel en inspireren elkaar duidelijk. Het leuke daarbij is, dat Jan een generatie jonger is en daardoor met andere ideeën en input komt. Het houdt ons scherp en jong.’
Jan Gerbrandy hoort de toelichting van zijn nieuwe maten aan met een stille lach op zijn gezicht. Zij maken zijn droom mogelijk, laat hij weten: ‘Ik vind het boeren echt mooi en ben blij dat ik deze kans krijg. Alleen op het bedrijf is namelijk ook maar alleen. Nu kunnen we elke dag wel even ouwehoeren, maar vooral ook sparren en ideeën uitwisselen. Natuurlijk ben je het dan niet altijd eens, maar dat is ook prima. Als dat wel zo was kwam je denk ik ook nooit een stap verder.’
Inzet op meer melk per koe
Waar ze het onder andere sowieso over eens zijn, is dat een hoge melkproductie loont. Afgelopen jaar lag de fabrieksleverantie gemiddeld
Jan Gerbrandy (rechts) en Pyter Terpstra
‘Samenwerken biedt vaak kansen’
Pyter Terpstra en Jan Gerbrandy verrichten eens in de vijf weken zelf een melkcontrole. Zij zijn doe-het-zelver en sturen de monsters op naar Melkcontrole Nijland. Een werkwijze die de laatste jaren sterke opgang maakt, weet ook de nieuwe voorzitter van deze vereniging: Sybren Nauta. Hij nam onlangs de voorzittershamer over van Romke Kinderman binnen het bestuur van Melkcontrole Nijland. Nauta noemt de stappen van Pyter Terpstra en Jan Gerbrandy bewonderenswaardig: ‘Pyter biedt Jan de kans door een volledige samenwerking aan te gaan. In zeker zin werkt dat voor mijzelf ook inspirerend.’ Nauta doelt op de kans die hij krijgt om de voorzittershamer over te mogen nemen en dat de melkcontrolevereniging ook bewust en actief samenwerkingen zoekt en aangaat. ‘Daar focussen we de steeds meer op. We weten ons ledenbestand met 415 melkveehouders stabiel te houden, maar zijn natuurlijk een relatief kleine organisatie. Ook voor ons geldt dat we slagkracht nodig hebben richting de toekomst.’ De uitdagingen zitten volgens Nauta vooral in het up to date blijven en de melkveehouders te kunnen bieden wat de moderne bedrijfsvoering vraagt. ‘Met onze vernieuwde softwarepakketten en automatiseringsslagen zijn we volgens mij goed bezig, maar dat moet ook. We zijn al snel, flexibel, persoonlijk en meestal goedkoper, maar melkveehouders realiseren zich ook steeds meer en beter dat de efficiëntie omhoog moet. Daarvoor moet je bijvoorbeeld het rantsoen kunnen finetunen en met de veearts kunnen inzetten op preventie. Zaken waarvoor melkcontrole essentieel is.’
over de beide bedrijven op 10.680 kilo melk met 4,77% vet en 3,63% eiwit. Uit
de 5-wekelijkse melkcontrole via Melkcontrole Nijland leiden ze onder andere af dat de productie inmiddels verder stijgt (zie kader). ‘We begonnen met ruim 60 koeien op mijn locatie en dat zijn er nu, inclusief droge koeien, ruim 100. Daarvan is een relatief groot aandeel vaars of tweedekalfskoe omdat we wat extra dieren hebben bijgekocht voor een vlotte uitbreiding’, licht Jan toe. ‘Een jonge veestapel zit meestal nog niet op de top. En we komen bij gemiddeld 8.600 kilo vandaan wat die veestapel de jaren daarvoor gemiddeld produceerde.’ Pyter vult hem aan dat ook hij meent dat er nog wel wat rek in zit. ‘We kunnen wellicht nog iets vlotter selecteren en op termijn is driemaal daags melken eventueel een optie. Maar dat doen we niet eerder dan wanneer we alle melkkoeien op één locatie hebben.’
Dat laatste is duidelijk een wens, maar vooreerst nog toekomstmuziek. De nu al prima melkproductie halen ze door een rantsoen te laten mengen van graskuil, mais, perspulp, sodagrain, tarwegries, soja, raap, pensbestendige vetten, gisten en mineralen. Weiden doen de koeien nooit. Pyter licht toe: ‘Op de locatie van Jan in Nijland is
Lease nu een Juno voor 1% rente
Actie
Bekijk o.a. Lely Zeta op de Landbouwbeurs 11-13 december
Lely Center Heerenveen
Benieuwd waarom veehouders geen dag zonder de Lely Juno willen? Verhoogde voerefficiëntie, verbeterde diergezondheid en stabiele pens-pH, minder restvoer, minder concurrentie aan het voerhek en minder arbeid. Wanneer je vóór 31 december 2024 een Lely Juno aanschaft dan heb je de kans deze via Lely financial lease te financieren voor een verlaagd rentepercentage van 1%. Een uitgelezen kans om extra voordelig aan de slag te gaan met automatisch voerschuiven. Neem contact op met je vertegenwoordiger en informeer naar jouw mogelijkheden. Deze actie is geldig op nieuw te bestellen machines. Slim boeren is een keuze
de huiskavel daarvoor veel te klein en onze koeien, en vooral ikzelf, zijn het hier niet gewend. Wanneer de weidepremie zo hoog wordt dat we wel moeten, gaan we overstag. Maar tot op heden hebben we het zo makkelijker en ik geloof ook dat we nu nog meer geld overhouden door de dieren op te stallen.’
Hoge voeropname Een rantsoen samenstellen is sowieso een onderdeel waar Pyter Terpstra zich graag op richt. Jarenlang was hij als voervertegenwoordiger actief. Vanuit die functie vulde hij ook reeds menig mestboekhouding in voor collega’s. Iets wat hij nog steeds doet, maar nu vanuit een eigen consultancytak. Het bracht hem door de jaren heen de nodige inzichten die hij dankbaar gebruikt in de eigen bedrijfsvoering. ‘Een hoge melkproductie loonde eigenlijk altijd al wel, maar in de huidige tijd met hogere melkprijzen en vooral hogere mestafzetkosten helemaal. Wij trachten dat te bereiken door relatief jong te maaien en het graslandbestand tijdig te vernieuwen. Zo heb je meer kans op hoge VEM’s in de graskuilen. Dat helpt om goed te melken en de opname te verhogen. Ook zijn we drie jaar geleden gestart met alles hakselen. Het mengresultaat wordt daar beter van en dus ook de opname. Een goede opname is essentieel om te kunnen sturen op een goede én efficiënte melkproductie.’
al lang niet alle mest plaatsen binnen de toegestane normen. ‘Mestafzet kost bakken geld, maar gelukkig kunnen we het betalen én belangrijker: we hebben het netwerk om de mest te kunnen plaatsen.’ stelt Pyter. Hij voorziet
‘STILZITTEN
GAAN WIJ
NIET DOEN, DAT PAST
NIET BIJ ONS’
Met efficiëntie doelt Pyter onder andere op een lage CO₂-impact en een laag ureum. ‘Voor een lage CO₂ per kilo melk betaalt FrieslandCampina inmiddels een serieuze premie en een lager ureum helpt om de mestafzet te drukken.’ De afbouw van de derogatie speelt immers ook voor de maatschap Terpstra-Gerbrandy een belangrijke rol. Want op de 122 hectare grond die ze in totaal in gebruik hebben, kunnen ze nu
dat laatste als grootste uitdaging de komende jaren. ‘€ 30 per kuub betalen voor mest dat je prima kunt gebruiken op eigen grond is natuurlijk waanzin, maar de zorg zit er meer in dat er voldoende plek blijft voor de mest en dat we hopelijk geen generieke korting krijgen. Dat zou veel meer pijn doen.’ De inzet is daarom duidelijk op goede BEX-resultaten, een laag ureum en goede gehalten in de mest om zo bij elke kuub ook voldoende kilo’s stikstof en fostfaat mee te laten afvoeren. ‘Dat is nog uitdagend genoeg, maar de huidige realiteit dwingt je om op dit soort zaken scherp te zijn.’
Eén locatie is het doel Het scherp willen boeren, bindt Pyter en Jan. Net als de ambitie om door te ontwikkelen. Ze winden er geen doekjes om dat hun wens is om binnen nu en enkele jaren in ieder geval de melkkoeien op één locatie te huisvesten. ‘Bouwen is echter erg duur en een vergunning is ook beslist niet zomaar rond’, stelt Pyter. ‘Bovendien kunnen zich ook zomaar kansen voordoen die we nu nog niet zien. Meestal komt het anders dan je vooraf kunt bedenken. Stilzitten gaan we echter niet doen; dat past niet bij ons.’ Jan knikt. Hij heeft dezelfde drive om door te ontwikkelen. ‘Als we nu de melkkoeien bij elkaar zouden doen, zitten we op een kleine 250 stuks. Ik verwacht dat we de komende jaren, zeker als we één locatie vinden of bouwen voor de melkkoeien, wel doorgroeien naar 300 koeien of meer. Niet omdat dat per se beter is, maar wel omdat wij de drive en passie delen om steeds stappen te zetten. En dan kom je in ons geval al snel uit op groei in aantal dieren. Ja, wat moet je anders’, lacht hij. ‘Koeien melken vinden wij mooi en het ligt ons goed. Als de kansen blijven komen, willen wij ze daarom zeker grijpen.’
‘EEN LAGE RENTE NU IS PIJN
Voor de derde maal sprak macro-econoom Edin Mujagic in het Abe Lenstra-stadion in Heerenveen, tijdens een bijeenkomst van kenniscoöperatie Niscoo. De rentestanden in Europa en de Verenigde Staten zijn de rode draad door de monetaire masterclasses van deze bevlogen spreker. ‘Na een ongekende stijging van de rentepercentages volgde een ongekend snelle daling’, toont Mujagic. ‘Dat lijkt mooi, maar het betekent pijn voor de lange termijn.’
Het ontbrak Mujagic, werkzaam bij beleggingsfonds Hoofbosch, wederom niet aan actualiteiten. Na zijn vorige optreden in november 2022, heeft het monetair beleid zich verrassend ontwikkeld. ‘Het is lastig om veranderingen in de wereldgeschiedenis te zien wanneer je er zelf middenin zit.’ De in voormalig Joegoslavië geboren econoom weet dat als geen ander, toen hij op vijftien jarige leeftijd met oorlog in zijn thuisland Bosnië werd geconfronteerd. ‘We worden – ook vandaag de dag –geconfronteerd met onwerkelijk nieuws. Het loont om een stap achteruit te doen en het geheel nog een keer te bekijken. Je gaat het soms pas bij je tweede indruk zien.’
Economische wetten
Met die opmerking doelt de ‘volkseconoom’ op de ontwikkeling van het rentebeleid in zowel Europa als de VS. ‘We zien
de kortetermijnrente dalen, na een hevige maar kortdurende stijging. Logischerwijs verwacht je dan dat de langetermijnrentes ook dalen. De praktijk is dat dit niét het geval is. Dat gaat tegen de economische wetten in.’ Om te kunnen begrijpen waarom dit gebeurt, raadt Mujagic aan het stapje terug te doen. ‘De hogere langetermijnrente betekent feitelijk: We zien als financieringspartijen een onzekere toekomst en hebben minder vertrouwen, waardoor we onze risico’s meer indekken.’
Gedeelde schulden
De reden om de langetermijnrente te laten stijgen aan beide kanten van de Atlantische oceaan is nog altijd de te hoge inflatie.
Binnen de Europese Unie
zorgt dat voor diepe verdeeldheid tussen lidstaten. ‘Inflatie is de grootste vijand van een economie, tenzij je als land een enorme staatsschuld hebt en dat zijn er veel. Voor hun is inflatie je grootste vriend. Van de twintig eurolanden is Nederland het enige land dat zijn zaakjes op orde heeft en daarmee in potentie de grootste pijn te verduren krijgt.’ Minder sterke lidstaten sturen aan op gedeelde schulden’, licht Mujagic toe. ‘Voor landen als Frankrijk, Italië en zelfs Duitsland is dat positief, maar voor Nederland kan het desastreuze gevolgen hebben.’ Het frustreert hem dat de EU klaarblijkelijk niets heeft geleerd van haar eigen monetair beleid gedurende de laatste zes decennia. ‘Het is alsof de dokter je niet adviseert om te stoppen met roken, maar om een ander merk sigaretten te proberen.’
Pensioenreserves
Veel landen kampen met een torenhoge staatsschuld. In Duitsland bedraagt de schuld 60 procent van de totale economie. In de VS is dat 100 procent. Toch ziet Mujagic dat niet overal als een acuut probleem. Sterker nog, het beleggingsfonds waar hij voor werkt investeert juist veel in Amerikaanse bedrijven.
Om die keuze te kunnen onderbouwen toont hij de pensioenreserves per land. Daaruit blijkt dat Amerikanen maar liefst 37,8 triljoen dollar (130% van het BBP) op hun
VOOR DE LANGE TERMIJN’
spaarrekening hebben staan, terwijl die reserves in Duitsland of Frankrijk nauwelijks iets voorstellen. Hij legt uit: ‘Met een sterk toenemende vergrijzing wordt dit onderwerp steeds relevanter. Nederland staat er wat dat betreft beter voor. Ook hier hebben mensen relatief veel spaargeld. Zet je dat af tegen het huidig begrotingstekort, dan kun je stellen dat in feite geen sprake van een tekort is.’ Het traditionele systeem, waarbij de premies van de werkenden het pensioen van de gepensioneerden opbrengen, is volgens Mujagic in de toekomst niet meer haalbaar. ‘Zeker niet met in het achterhoofd het delen van schulden, waar de EU op aanstuurt. Er komt een moment waarop het voor Nederland niet langer interessant is om in de euro te blijven. De huidige afspraken – in het verdrag van Maastricht – verplichten ons om dan ook uit de EU te stappen. Ik weet niet of Nederland zich dat kan veroorloven.’
Inflatie niet verslagen
‘ER KOMT EEN MOMENT
WAAROP DE EURO
VOOR
NEDERLAND
NIET LANGER
INTERESSANT IS’
Het is zowel de Amerikaanse centrale bank FED als de Europese evenknie ECB gelukt om de inflatie terug te brengen van tien naar drie procent. ‘Van drie naar twee is veel moeilijker dan die eerste stap’, aldus Mujagic. ‘Mijn verwachting is dat het cijfer tussen de drie en vier procent blijft schommelen. Je kunt denken; dat is niet veel, maar het is nog altijd het dubbele van wat we gewend waren. Bedrijven kunnen niet anders dan dit doorberekenen in hun kostprijs, waardoor de economie afkoelt. Daarnaast zijn er hoge rentes die voor minder investeringen zorgen én indirect een afname van de werkgelegenheid.’ Naar zijn inzicht zijn de centrale banken daarom te vroeg gestopt met het verhogen van de kortetermijnrentes. ‘Ze waanden
Rente in afgelopen 500 jaar gedaald
Mujagic is als macro-econoom niet alleen bezig met het analyseren van de huidige economische situatie, maar ook met de monetaire historie. Aan de hand van historische data toont hij een dalende trend in de rentestanden. Paul Schmelzing, werkzaam bij de Bank of England, zette 700 jaar aan rentedata op een rij, die feilloos aantoont dat de rente jaarlijks met 0,0196% afneemt. Hoofbosch, het beleggingsfonds waar Mujagic voor werkt, zette 500 jaar aan Nederlandse rentedata op een rij. Ook daaruit komt een trend van dalende rentepercentages rollen. ‘Wat wél omhoog gaat is de innovatiecyclus’, zegt hij. ‘De eerste industriële revolutie had zo’n zestig jaar nodig om zich te voltooien, terwijl de zesde, huidige cyclus naar schatting maar vijfentwintig jaar nodig heeft om te voltooien. Deze innovatiekracht zorgt ervoor dat we ook de economische uitdagingen het hoofd kunnen bieden.’
zich de overwinnaars, terwijl de strijd nog gaande was. Zelfs de systemen van de FED toonden dat aan! Door de bevolking is er nauwelijks pijn gevoeld, terwijl dat volgens mij wel nodig is. Liever een kortdurende, hevige pijn dan een zachtere maar langdurende pijn op de lange termijn. Zo’n lage rente lijkt leuk, maar de pijn voel je later.’
Nadelen van subsidies
Mujagic beseft als geen ander dat het door hem geschetste beeld verre van rooskleurig is. Toch ziet hij wel degelijk licht aan de horizon. ‘Zeker in Nederland zijn ondernemers innovatief van karakter en intrinsiek gemotiveerd om de geboden problemen het hoofd te bieden. Boeren weten dat als geen ander. Ze hebben te maken met fluctuerende opbrengsten, het weer en een wispelturig overheidsbeleid, om maar wat te noemen. Dat is niet overal in Europa een gegeven. Wanneer je bent opgevoed met het idee dat de overheid altijd een vangnet gereed heeft, leer je niet om op eigen benen te staan. Het is niet goed wanneer er nooit iemand failliet gaat.’
Een voorstand van subsidies is de econoom dan ook niet, waarmee de Europese landbouw nu doorspekt is. ‘Subsidies hebben als nadelig neveneffect dat ze de vrije markt- en concurrentiewerking verstoren. Juist deze twee factoren realiseren een hogere productiviteit en daarmee dalende kosten. De agrarische sector is daar als geen ander het voorbeeld van.’
VERTROUWEN TERUG BIJ RFC,
Als de Louis van Gaal van de zuivelwereld werd Sybren Attema drie jaar geleden teruggehaald als bestuursvoorzitter van Royal FrieslandCampina (RFC). Hij moest rust creëren, het vertrouwen terugwinnen onder de leden en RFC terugbrengen naar de positie van een toonaangevende zuivelcoöperatie. De eerste doelen zijn grotendeels behaald, voor dat laatste is het nog te vroeg om te juichen.
Eigenlijk gaat de vergelijking tussen Louis van Gaal en Sybren Attema hopeloos mank. Waar de voormalig topvoetbalcoach zichzelf meermaals op een voetstuk plaatst en als verlosser presenteert, is Attema wars van borstklopperij en acteert hij bij voorkeur achter de schermen. In de drie afgelopen jaren viel hij eerder op door zijn onzichtbaarheid dan door zijn optredens of uitingen. Dat de onderneming RFC een paar jaar geleden door menigeen binnen en buiten de zuivelwereld als arrogant bestempeld werd, deed hem dan ook oprecht pijn. ‘Dat is nooit en te nimmer onze intentie geweest en dat mag het ook niet zijn. Het hoort niet bij onze cultuur’, benadrukte hij eind september tijdens een ingelaste bijeenkomst met een geselecteerd groepje agrarisch journalisten. Een bijeenkomst die duidelijk bedoeld was als charmeoffensief. En beslist niet onlogisch, het is de 64-jarige Attema en de zijnen immers gelukt om minimaal twee van de drie doelen te realiseren: de rust in de organisatie is terug en hetzelfde geldt grotendeels voor het vertrouwen onder de leden. Dat laatste heeft alles te maken met de resultaten van de afgelopen periode. Nadat 2023 werd afgesloten als rampjaar - waarbij de algemene reserves serieus werden aangesproken en een nabetaling ver weg waswaren de berichten in de zomer al veel rooskleuriger. En dit najaar zet dat door. De melkprijs is torenhoog, leden kregen te horen dat ze komend voorjaar sowieso een nabetaling mogen verwachten en de leiding bezweert dat het op bijna alle terreinen binnen de
onderneming substantieel beter draait.
Jong talent klaargestoomd Attema benadrukt keer op keer dat anderen maar moeten beoordelen of hij het goed doet. Binnen de organisatie is het vertrouwen in de voorzitter er hoe dan ook overduidelijk. Ondanks dat hij zelf al jaren geen melkveehouder meer is, is hij benaderd om na volgend jaar nog minimaal twee jaar de kar te trekken. Dat doet wel de vraag rijzen
of zich nog steeds geen jong talent heeft aangediend, iemand met een echte melkveehouderijachtergrond. Volgens Attema is dat jonge talent er wel degelijk, maar heeft dat iets meer tijd nodig. ‘Over drie jaar staat diegene er en is die er klaar voor.’
‘De resultaten moeten spreken’, zegt Attema over zijn eigen functioneren. Maar daarnaast is er natuurlijk een ander punt dat hem en de rest van de leiding sterk hielp in het verder terugwinnen van de rust en het vertrouwen: het wegvallen van de verplichte DMF-afzwaaipremie. Deze systematiek kostte de laatste jaren veel geld, leden en veroorzaakte onrust. Dat is nu over en er kan zowaar serieus gewerkt worden aan het aantrekken van nieuwe leden. Dat werpt ook al z’n vruchten af, jubelde menig RFC-bestuurslid op de verder over het algemeen tam verlopen najaarsbijeenkomsten. Er zou namelijk
MAAR IS HET LEK OOK BOVEN?
al ruim 80 miljoen extra ledenmelk aan de zuivelcoöperatie zijn verbonden.
Oor echt te luister gelegd Terug naar de resultaten. Want na de teruggewonnen rust binnen de organisatie en het vertrouwen onder huidige leden, lijken die ook weer duidelijk in de lift te zitten. Nadat Hein Schumacher anderhalf jaar geleden
RFC HEEFT DE WIND
DUIDELIJK WEER IN DE RUG
RFC verruilde voor Unilever, kwam Jan Derck van Karnebeek aan het roer. Net als zijn voorganger zette hij meteen het mes is de organisatie door een forse reorganisatie handen en voeten te geven. Van Karnebeek deed echter nog iets anders: hij legde zijn oor echt
te luister bij verschillende mensen binnen en buiten de organisatie. Op zoek naar het antwoord waarom RFC de laatste jaren afgleed naar een onderneming met gemiddelde in plaats van toonaangevende resultaten. In mei 2020 verwoordde Jan Bles, één van de oud-topmanagers van FrieslandCampina, het als volgt in Melk van het Noorden: ‘Onze kracht was altijd dat wij dicht op de markt zaten. Haal het ondernemerschap er niet uit!, hield ik mijn collega’s dan ook voor. Helaas gebeurde dat wel. Er trad een cultuurverandering op. In mijn optiek moet je de juiste mensen in het buitenland hebben zitten die de vrijheid hebben om snel te kunnen acteren. Die snelheid van acteren zijn wij op een bepaald moment verloren.’
Attema en Van Karnebeek hebben duidelijk geluisterd naar dit soort geluiden én er zijn ook wat mee gaan doen. ‘We hebben ons model
zo aangepast dat het management korter op de markt zit en meer ondernemersvrijheid heeft’, zei Van Karnebeek hierover letterlijk. Hij stelt het voorbeeld van de verkoop van kindermelk in Nigeria en foliekazen in Europa. Beide zijn producten die RFC tracht te vermarkten, maar ze vragen een volledig andere strategie en aanpak. Volgens de CEO werpt die cultuuromslag inmiddels ook al z’n vruchten af. Mede op een wijze dat er binnenkort mooie zwarte cijfers over 2024 worden geschreven en de ledenmelkveehouders naar alle verwachting begin 2025 weer een fatsoenlijke nabetaling krijgen uitbetaald.
Tik op de neus
Het heeft er dus alle schijn van dat RFC ook op het gebied van de resultaten binnen de onderneming echt terug komt op niveau. Als dat inderdaad zo uitpakt, is dat natuurlijk indirect een tik op de neus van voormalig topman Hein Schumacher en het bestuur dat hem in het zadel hielp en daar vijf jaar lang liet zitten. Daar kopen de leden en de werknemers nu niet zoveel meer voor, maar laat het alsjeblieft een les zijn richting de toekomst.
Bovendien, één zwaluw maakt nog geen zomer. Het is voor RFC en de hele Nederlandse zuivel fijn dat het momenteel stabieler oogt en de cijfers dat ook laten zien, maar het vertrouwen is nog broos. Hetzelfde geldt voor betere resultaten, die moeten natuurlijk langere tijd stabiel zijn alvorens we echt kunnen stellen dat onder leiding van Van Karnebeek en Attema het lek boven is. Vooralsnog heeft deze leidinggevend tandem van RFC echter de wind weer in de rug. Eens kijken wat hen dat brengt in het zuivellandschap dat de komende jaren mede gedomineerd wordt door een verder krimpend melkvolume en een aanzwellende strijd om de melk. Dat betekent hoogstwaarschijnlijk stormachtig weer op komst in zuivelland. Een beetje rugwind erbij kan elke zuivelonderneming dan maar al te goed gebruiken.
SPREKEN IS ZILVER, DOEN IS GOUD
Pieter van der Valk
Melkveehouder in Ferwoude
Soms kijk ik met bewondering naar hoe gedisciplineerd sommige collega’s hun werk doen. Ze laten niets aan het toeval over en nemen hun verantwoordelijkheid voor dieren of gewassen, ongeacht het moment van de dag. Veel van hun taken draaien om simpelweg de handen uit de mouwen steken. Soms bekruipt me het gevoel dat deze houding steeds zeldzamer wordt.
Het is niet alleen een gevoel, het blijkt ook uit de cijfers over onze economie. Het midden- en kleinbedrijf (MKB), de ruggengraat van onze economie, ziet het aandeel van de maakeconomie al jaren dalen. Juist die maakeconomie heeft Nederland altijd sterk gemaakt. Maar het ‘doen’ verliezen we niet alleen in de economie. Ook in het onderwijs is de verschuiving zichtbaar: het aantal mbo-studenten neemt af, terwijl het aantal hbo’ers toeneemt.
We zien een bredere maatschappelijke trend: praten wordt hoger gewaardeerd dan doen. Strategieën en ideeën moeten tegenwoordig ontstaan aan discussietafels, regietafels of versnellingstafels. Ik merk dat ik hier zelf ook veel tijd aan besteed. En begrijp me niet verkeerd, die tafels zijn belangrijk. Maar het allerbelangrijkste dreigt uit beeld te raken: het daadwerkelijk Doen.
We onderschatten hoe cruciaal uitvoeringskracht is. Er zijn vaak genoeg ideeën, maar die komen pas tot leven wanneer iemand de verantwoordelijkheid neemt en gewoon begint. Het is tijd om het doen te zien als een heilig doel. We zijn het over veel zaken eens, maar missen te vaak mensen die samen de schouders eronder zetten en zorgen voor echte verandering.
Op maandag 25 november vond de aftrap plaats van het netwerk Sûne Grûn. Agricycling - ons initiatief om maatschappelijke reststromen op boerenland te recyclen - is daarmee niet alleen een coöperatie, maar een bredere beweging geworden. Het denkraam wordt steeds meer herkend en erkend, maar toch blijft het lastig. Waarom? Omdat praten veiliger voelt. Zolang we ergens over praten, blijft het vrijblijvend. Er is nog geen verantwoordelijkheid en geen risico. Maar wanneer we daadwerkelijk in actie komen, wordt het pas echt. Dan worden er verwachtingen gewekt en kan het ook misgaan. Dat risico vermijden we liever.
Toch draait het uiteindelijk om daden. In het Engels zeggen ze zo treffend: ‘By their deeds you shall know them.’ Met andere woorden: beoordeel mensen, en vooral leiders, niet op wat ze zeggen, maar op wat ze doen.
Want uiteindelijk is spreken slechts zilver, het doen is goud.
Groeit u met ons mee?
Bij Royal A-ware verwerken we melk tot de beste kaas, verse zuivel, room, melkpoeder en andere foodproducten voor klanten wereldwijd. Dankzij kansen in de markt, assortimentsontwikkelingen en recente overnames, hebben we groeimogelijkheden voor onze eigen melkveehouders en ruimte voor nieuwe melkveehouders.
We vinden het belangrijk om samen met onze melkveehouders te ondernemen en zijn op zoek naar melkveehouders die:
• Net als wij een gezonde ambitie hebben om te groeien
• Gericht zijn op ondernemerschap en stabiliteit
• De juiste balans nastreven tussen ondernemersvrijheid en zekerheid.
• Samen met ons streven naar continuïteit en een goede melkprijs op korte en lange termijn.
Meer informatie over het leveren van melk?
We informeren u graag over de mogelijkheden. Neem contact op met onze afdeling Melkzaken via melkveehouder@royal-aware.com of telefonisch via 088 738 1678.
Scan de QR-code hiernaast om direct naar het contactformulier op mijnroyalaware.nl te gaan.