NIEUWE TIJDEN
Al ruim anderhalve eeuw is familiebedrijf Broekens Mechanisatie een begrip in Friesland en ver daarbuiten. Vanuit drie verschillende vestigingen adviseren en ondersteunen we onze klanten dagelijks bij de aankoop / verkoop van (landbouw)machines, evenals het onderhoud.
Een begrip sinds 1854
3 vestigingen in Friesland
Meer dan 20 dealerschappen
Ruim aanbod occasions & demo’s Stiens Truerderdyk 4a
12-13-14-15
houd
NIEUWE TIJDEN
DE JENSMA’S: ‘NA GROEI NU EERST OPTIMALISEREN’
AANPAK NITRAAT: ‘ZELF REGIE NEMEN’
SECTOR OP SCHERP NA ‘DRAMATISCH PHYTOPHTHORAJAAR’
‘HET VALT MEE MET DE ZIEKTEDRUK’
HOGE KOOLSTOFGEHALTES REMMEN N-BENUTTING
20-21-22-23 24-25 26-27 28-29-31
SAMEN OP WEG MET VEEHOUDER: ‘ELKAAR WAT GUNNEN CRUCIAAL’
GRONDPROEVEN LEGT DIVERSE DILEMMA’S BLOOT
‘KLEINE WINDMOLENS RENDABEL, ZEKER OP GROTE BEDRIJVEN’
‘HET LOONT OM TE PRESTEREN OP DUURZAAMHEID’
POPULAIRE ROBOT ZAAIT EN SCHOFFELT VOLOP
IS DIGESTAAT GOED OF SLECHT VOOR DE BODEM?
NEDERTARWE ZOEKT TELERS IN HET NOORDEN
STOPPEN ALS BOER GEEN TABOE MEER
VOLOP INTERESSE IN ENERGIEOPSLAG
COLUMN: HIGHTECH IS OVER TIEN JAAR DE NORM
ADVERTENTIE
COLOFON
Deze uitgave van Akker van het Noorden is gemaakt in partnerschap met een aantal bedrijven. Te weten: Agrico, Countus, Hoogland BV, Werff talent, TTW, Topteam, Niscoo, Broekens BV, Rinagro en Windmolens op Maat.
Uitgever: Persbureau Langs de Melkweg in Sneek Adres uitgever: Persbureau Langs de Melkweg, Lorentzstraat 21-A, 8606 JP Sneek Telefoon: 0515-429874 E-mail: redactie@langsdemelkweg.nl
Redactie: Jelle Feenstra en Sjoerd Hofstee Verder werkten mee: Peter van Houweling, Jacob van Essen, Linette Raven, Jorg Tönjes, Bouke Poelsma, Marcus Pasveer, Egbert Jonkheer, Niels de Vries, Niels van der Boom, Landpixel, Marcel van Kammen, Arie Storm Fotografie, Guido Hibma en Hans Banus.
Vormgeving: Houssam Diab
Druk: Senefelder Misset Doetinchem
Verspreiding: Dit magazine wordt door PostNL verspreid onder akkerbouwers en agribusiness in Drenthe, Groningen, Friesland, Flevoland, Overijssel en Noord-Holland.
Wilt u dit magazine bij een volgende uitgave niet meer ontvangen dan kunt u dit aangeven bij de uitgever via redactie@ langsdemelkweg.nl. www.akkervanhetnoorden.nl
Overname van artikelen is alleen toegestaan na toestemming van de redactie. Hoewel aan de samenstelling van de inhoud de meeste zorg is besteed, kan de redactie geen aansprakelijkheid aanvaarden voor mogelijke onjuistheden of onvolledigheden. Alle auteursrechten en overige intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden nadrukkelijk voorbehouden. Deze rechten behoren bij Persbureau Langs de Melkweg c.q de betreffende fotograaf. Artikelen uit deze uitgave mogen uitsluitend verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt na schriftelijke toestemming van Persbureau Langs de Melkweg.
NIEUWE TIJDEN
Is het niet een zomerlang kurkdroog dan wel kledderzeiknat. Extreem weer zorgt steeds vaker voor extreme omstandigheden op de akker. In combinatie met het verbieden van goedwerkende gewasbeschermingsmiddelen leidt dit voor telers tot hoofdbrekens. ‘Het is zo grillig geworden dat de kennis die ik heb om dit soort uitdagingen te managen niet meer toereikend is’, vertrouwde een ervaren akkerbouwer mij deze week eerlijk toe. Dit jaar is het de phytophtora die huishoudt. De sector staat op scherp en kan de problemen met nieuwe spuitschema’s, snel afwisselen van middelencombinaties en beslissingsondersteunende systemen (BOS) nog enigszins tackelen. Veel moeilijker is de situatie in de biologische teelt, waar talloze aardappelpercelen onderuit gingen. Ook ingekruiste resistenties tegen phytophtora blijken minder ver dan gehoopt. De kans op totale misoogsten in Europa wordt met de dag groter. Hopelijk dringt het ‘phytophtorasignaal’ goed door tot de nationale en internationale politiek: akkerbouwers kunnen met de afbouw van middelen niet van de vloer op de zolder springen.
In diezelfde politiek is een vergelijkbare grilligheid ontstaan. Is het niet een zomerlang gifgroen links, dan is daar ineens blondpopulistisch rechts. Beide keren kan het beleid alle kanten opvliegen. Extremen op de flanken zorgen voor extremere politieke omstandigheden. Het tenenkrommende debat in de Tweede Kamer met de nieuwe minister-president Dick Schoof, net voor het zomerreces, zorgde bij vriend en vijand voor totale verstandsverbijstering. ‘Ik volg de politiek nu vijftig jaar, maar heb nog nooit zoiets meegemaakt’, reageerde voormalig Kamervoorzitter Frans Weisglas.
Weer en politiek bepalen de kaders waarin akkerbouwers jaarlijks hun gewassen moeten telen. De markt, de derde en verreweg de belangrijkste factor voor telers, wordt door de eerste twee behoorlijk beïnvloed. Extreem weer zorgt voor hoge prijzen. ‘Daar moet je als individuele teler dan eerst nog wel even goed doorheen zien te komen’ met je eigen gewassen, repliceerde dezelfde akkerbouwer uit de eerste alinea vinnig. En terecht. En de politiek, met z’n Green Deal, z’n 8e Actieprogramma nitraat en z’n kalenderlandbouw, lijkt dan wel vaak bezig met boertje pesten, uiteindelijk zijn het de ngo’s die de agenda bepalen. Eer de politiek besluiten heeft genomen, heeft de markt dezelfde signalen al lang en breed opgepikt. Afnemers van akkerbouwers profileren zich nu al in toenemende mate op duurzaamheid. Wie de meest duurzame prestaties overlegt, krijgt het beste plekje in de supermarkt. Het gevolg is dat ze hun telers aanmanen tot betere prestaties op onderwerpen als klimaat, waterkwaliteit, bodem, gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen, biodiversiteit, CO2-uitstoot, energie- en waterverbruik en noem ze allemaal maar op. In eerste instantie gaat de stimulering via premies. Maar op termijn betekent niet meedoen waarschijnlijk dat je niet meer wordt gefinancierd door de bank of mag leveren aan de afnemer waar je jarenlang aan leverde.
De hierboven geschetste ontwikkelingen zorgen voor beweging in de akkerbouw. Nieuwe tijden breken aan en een nieuwe generatie moet daarin z’n weg vinden. Samenwerken met een melkveehouder om het bouwplan te verruimen? Investeren in batterijen voor energieopslag? Windmolen erbij? Een ultralichte robot voor zaaien en onkruid wieden? Experimenteren met dierlijke mest? ‘Nedertarwe’ telen voor brood in plaats van veevoer? Of toch maar gewoon ‘ouderwets’ het bedrijf vergroten? De mogelijkheden komen allemaal voorbij in dit zomernummer van Akker van het Noorden. Omgeving en intrinsieke motivatie zullen per teler uiteindelijk de richting bepalen.
Jelle Feenstra | Hoofdredacteur jfeenstra@langsdemelkweg.nl
DE JENSMA’S: ‘NA GROEI
Ze groeiden flink in grond de afgelopen jaren. Zodanig dat de komende vijf jaar in het teken staan van optimaliseren. ‘Grond is per definitie een goede investering en het vliegwieleffect van de schaalvergroting maakt veel dingen gemakkelijker’, zegt Andries. Dit is het verhaal van de Jensma’s, op weg naar
NU EERST OPTIMALISEREN’
de 8e generatie boer aan de langste bewoonde dijk van Nederland, de legendarische Oudebildtdijk.
Fraai gerond liggen de percelen erbij. Het was mede reden dat ze relatief weinig last hadden van het vele water dat de afgelopen maanden op de akkers viel. ‘Het was een nat en moeilijk voorjaar, maar echt grote problemen hebben we hier niet gehad’, zegt akkerbouwer
Andries Jensma. In 1980 lag de gemiddelde perceelgrootte op het bedrijf van z’n vader op 6 hectare. Nu is dat 16 hectare. Dat werkt een stuk efficiënter. Zoals schaalvergroting per definitie een stuk efficiënter werkt. Van 50 hectare aan akker in 1982 naar rond de 550 hectare nu. De groei in grond op het akkerbouwbedrijf van de familie Jensma in Noordwest-Friesland illustreert de schaalvergroting in de akkerbouw in de afgelopen veertig jaar. En het einde van dat proces lijkt nog niet in zicht. Voor de Jensma’s is het dat voorlopig wel. ‘We hebben de kansen op uitbreiding gepakt in het afgelopen decennium, maar zijn nu eerst wel klaar met groeien. De komende jaren staan vooral in het teken van optimaliseren. Dat wat je al hebt, moet eerst wel goed lopen. Je resultaat moet op niveau zijn voordat je weer een nieuwe stap maakt.’
Groot familiebedrijf
Andries Jensma kent de voordelen van kosten spreiden over meer hectares als geen ander. En het vliegwieleffect dat schaalvergroting heeft. ‘Veel dingen gaan lopen en worden makkelijker.’ Samen met zijn broers Jan Syds en Sjoerd Watze én z’n ooms Sjoerd en Gerlof runt hij de maatschap Jensma Agro, één van de grotere akkerbouwbedrijven in Noord-Nederland, met vestigingen in Sint Jacobiparochie en Westhoek. Maar Andries wil met de maatschap helemaal niet te boek staan als ‘een groot akkerbouwbedrijf’. Sterker nog, hij ziet het ook helemaal niet zo. ‘We zijn met vijf maten en vier medewerkers, die allemaal een inkomen moeten halen uit dit bedrijf. Zo bekeken praat je over akkerbouwbedrijven van 60 hectare de man, die alles samen doen om de voordelen van schaal te benutten. Zo zie ik het althans.’
De bedrijven liggen aan de Oudebildtdijk en Nieuwebildtdijk. Ook de meeste grond ligt aan of rond deze zo historische weg, die ook wel bekend staat als de
langste bewoonde dijk van Nederland. In de afgelopen decennia namen de Jensma’s diverse boerderijen over of kochten ze grond bij. Andries en Jan Syds kwamen in 2007 in de maatschap. Andries werkt daarna nog jaren als vertegenwoordiger bij Hoogland BV - een bedrijf waar hij tot op de dag van vandaag nog steeds veel mee samenwerkt - maar is inmiddels volledig akkerbouwer. Zijn jongste broer Sjoerd Watze kwam in 2016 in de maatschap. En vader Goffe ging in 2018 uit de maatschap, maar is nog wel dagelijks actief op het bedrijf.
Overname biologisch bedrijf Een van de overnames was die in 2017, het biologische akkerbouwbedrijf van Joute Miedema in Oudebildtzijl. Na de overname maakten de Jensma’s het bedrijf gangbaar. ‘We hebben serieus overwogen om biologisch te blijven, met oriëntaties bij verschillende biologische bedrijven in de polder. Maar dan had er vijf man aan personeel bij gemoeten en hadden we moeten investeren in heel andere machines en heel andere markten. Biologisch sluit gewoon niet goed aan bij de activiteiten die we al hebben. Bovendien is het een onzekere markt, met een grillige consument. Wij geloven meer in toegroeien naar een tussenvorm van gangbaar en biologisch, met meer resistente aardappelrassen, minder gewasbeschermingsmiddelen en innovatieve, autonome machines waarmee je duurzamer kunt werken. Ik denk dat de akkerbouw in Nederland zich in die richting ontwikkelt.
Omdat bepaalde middelen gewoon nodig blijven om voedsel te kunnen produceren’, stelt Jensma.
Inzet op risicospreiding
In totaal heeft de maatschap zo’n 550 hectare in gebruik. Pootaardappelen teelden ze jarenlang alleen voor HZPC en Averis, sinds kort ook voor Agrico en EuroPlant. Dit doen ze met het oog op risicospreiding in rassen en resistentie. ‘Maar ook om de risico’s in prijsvorming wat meer te spreiden’, zegt Andries. Het bouwplan in pootaardappelen is 1 op 3. De consumptieaardappelen gaan via HZPC naar fritesbedrijven zoals McCain, FarmFrites of Lamb Weston. Dit jaar staat er 44 hectare aan
‛WIJ GELOVEN MEER IN TOEGROEIEN NAAR EEN TUSSENVORM
VAN GANGBAAR EN BIOLOGISCH’
uien. ‘We wilden liever meer, maar er is dit jaar sprake van een explosie aan uienareaal in Nederland, dus hebben we bewust minder ingezaaid. Ik geloof niet dat we dit jaar topprijzen gaan halen, maar met uien weet je het maar nooit.’ Met de oogst van 2023 lukte dat wel: 1/3 van het uienareaal werd verkocht voor 50 cent. ‘Dat is een hele beste prijs.’ Ook de wortels deden het met 42 cent erg goed. De uien worden minimaal 1 op 6 of ruimer geteeld en
suikerbieten wordt geteeld in een 1 op 6 rotatie. Bij winterpeen houden ze 1 op 9 tot 12 jaar aan.
Allen voor een
Op het bedrijf heeft ieder zo z’n specialisatie. ‘Omke’ Sjoerd is verantwoordelijk voor de aardappelen en alle administratie die daarbij hoort. De andere ómke’, Gerlof, focust zich op de de verkoop van uien en wortelen. Andries houdt zich bezig met de grote lijnen van bemesting en gewasbescherming en kijkt gedurende het seizoen waar moet worden bijgestuurd in de teelt. Ook houdt hij het financiële reilen en zeilen van het bedrijf goed in de gaten. Jan Syds is onder andere de man van de gewasbescherming in de praktijk, dus het spuiten in het veld. En jongste broer Sjoerd Watze is de monteur, die alle machines up-to-date houdt en op het akkerbouwbedrijf een eigen werkplaats heeft. Z’n vader is de allrounder die overal en nergens bijspringt. Het bedrijf heeft in Arjan Wiersma, Zweitse Noorman en Collin de Wit drie vaste medewerkers, terwijl ook neef Hessel Jensma fulltime meewerkt op het bedrijf. Het meeste werk doen ze zelf, het zaaien van wortels en uien, bietenrooien en hekkelen uitgezonderd. Feitelijk hebben ze het antwoord al klaar op een van de problemen van deze tijd: goed personeel vinden. ‘Ja, dat is best een uitdaging’, zegt Andries. ‘Wij hebben gelukkig een aantal hele goeie vaste medewerkers.’ Die worden gekoesterd, getuige ook de foto’s op facebook, waarbij
Andries Jensma: ̔Bepaalde middelen blijven gewoon nodig om voedsel te kunnen produceren in Nederland.’
een medewerker die 25 jaar in dienst is, wordt gefêteerd. Andries denkt dat personeelsgebrek een struikelblok wordt voor de groei van biologisch teelten. ‘Als we serieus die kant op gaan, hebben we heel veel meer arbeidsmigranten nodig. Nederlanders willen dat werk gewoon niet meer doen.’
Experimenteren met machines
Op het akkerbouwbedrijf wordt geïnvesteerd in de toekomst. In een grote, moderne bewaarschuur, nu twee jaar geleden. En in nieuwe machines, zoals recent een zelfrijdende rooier. Steeds preciezer spuitende machines moeten het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verder beperken. ‘In bepaalde media wordt een beeld geschetst dat boeren maar raak spuiten. Wij geven jaarlijks een paar ton uit aan gewasbescherming; denken mensen nu echt dat we maar wat doen? Geloof me, we spuiten op het scherpst van de snede en alleen daar waar het nodig is.’ De Jensma’s hopen hierbij op een stukje hulp van de veredelaars. Die gewoon met veel minder middel toekunnen. Misschien dat we dan nog maar vier keer spuiten tegen phytophthora in plaats van nu negen keer.’
Oog voor nieuwe ontwikkelingen hebben ze ook. Zo oriënteren ze zich op de EcoRobotix Spotsprayer, om aardappelopslag in uien te bestrijden. ‘Met deze plaatsspecifieke spuitmachine hopen we verder te besparen op gewasbeschermingsmiddelen. De chemie helpt ons nu nog, maar dat wordt steeds minder de komende
BOUWPLAN JENSMA AGRO 2024
• 215 ha pootaardappelen
• 34 ha consumptieaardappelen
• 95 ha suikerbieten
• 150 ha granen
• 20 ha winterpeen
• 44 ha uien
• 18 ha braak/agrarisch natuurmengsel
• 12 ha akkerranden
• 60-70 ha verhuurd voor tulpen, gras of mais
jaren. Zeker uien is een moeilijk gewas.’
Prijsvorming is goed
Andries Jensma is positief gestemd over de prijsvorming in de akkerbouw. ’De laatste jaren is sprake van een
‛DE LAATSTE JAREN IS SPRAKE VAN EEN GUNSTIGE MARKT, SOMS BIJNA TOT OP HET RANDJE VAN SCHAARSTE’
gunstige markt, soms bijna tot op het randje van schaarste. En dat geeft goede prijzen in de meeste gewassen.’ Hij verhaalt over de extreem natte herfst van 2023, waarbij ze 11 hectare aan consumptieaardappelen moesten laten zitten. ‘Na 20 oktober hebben we nooit meer fatsoenlijk het land in gekund.’ Het extreem natte voorjaar van 2024 zal de markt opnieuw behoorlijk beïnvloeden. Voeg dat eens bij personeelsschaarste, politieke druk op landbouw in veel landen en een groeiende wereldbevolking die gevoed moet worden. ‘Dan kan het bijna niet
anders of er ligt voor de blijvers een goede toekomst in het verschiet.’ Hij wijst op de fritesfabrieken die overal ter wereld als paddenstoelen uit de grond schieten. Met prijzen voor fritesaardappelen die ‘skyhigh’ gaan. ‘Als je kijkt hoeveel werk er moet worden gedaan in de pootgoedteelt en je kijkt eens naar de prijzen die momenteel worden betaald voor fritesaardappelen, dan zullen de verkoopprijzen voor pootgoed fors omhoog moeten om saldo’s te maken. De pootgoedhandelshuizen hebben beloofd dat nu wel te gaan doen en de uitbetalingsprijzen voor oogst 2023 wijzen daar ook op. Dus dat geeft ons echt wel kansen.’
Dat het op alle bedrijven nog een paar slagen duurzamer moet, is voor hem wel duidelijk. ‘Verduurzamen zie ik niet als een bedreiging, maar als een kans: altijd proberen het scherper te doen dan de buurman. Dus nog minder middelen gebruiken, zelfvoorzienend worden in duurzame energie en met minder bewerkingen, meer groenbemesters en meer dierlijke mest de grond in optimale conditie proberen te krijgen.’
Bicanta® beschermt
bieten beter!
• Tegen alle bladziekten in bieten
• Sterke combinatie van actieve stoffen: - meer difenoconazool tegen Cercospora - azoxystrobine tegen o.a. Stemphylium
• Mag in grondwaterbeschermingsgebieden
AANPAK NITRAAT: ‘ZELF REGIE NEMEN’
Om de waterkwaliteitsdoelen te halen, is een aanpak op basis van doelsturing de meest effectieve manier. Dat is de inzet van BO Akkerbouw om te komen tot een effectief en praktisch uitvoerbaar 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn.
Tekst: Peter van Houweling
Foto: Landpixel
In het 8e Actieprogramma
Nitraatrichtlijn, dat vanaf 2027 van kracht wordt, gaat het over de nitraatuitspoeling in het grondwater. In het nu lopende 7e actieprogramma zet de overheid in op algemene regels. Telers moeten dingen doen die de overheid voorschrijft om de doelen te halen, zoals kalenderlandbouw. ‘Maar het werkt veel beter als de overheid alleen doelen stelt en de sector de vrijheid geeft om die doelen te halen. Dat past bij het vakmanschap van telers en bij een sector die zelf verantwoordelijkheid neemt’, constateert André Hoogendijk, directeur van BO Akkerbouw. ‘Ook het nieuwe kabinet kiest meer voor sturen op doelen. De akkerbouwsector neemt nu zelf het voortouw om te laten zien hoe dat kan, hoe de uitspoeling van nitraat naar het grondwater omlaag kan.’
EÉN PROTOCOL
Een belangrijk onderdeel van het BO-initiatief is het ontwikkelen van een eenduidig protocol voor het meten van de hoeveelheid N-mineraal. Hoogendijk: ‘Dat gebeurt nu nog op verschillende manieren. Wij gaan voor één protocol dat voor iedereen hetzelfde is. We willen dat partijen zich daaraan committeren. Het moet niet alleen inhoudelijk goed zijn, maar ook reproduceerbaar en vergelijkbaar. Dat is nog wel een uitdaging.’ Het protocol moet komend najaar klaar zijn, zodat vanaf oktober alle partijen daarmee kunnen werken.
In het project worden aan het eind van het groeiseizoen op drie diepten monsters genomen van de hoeveelheid minerale stikstof in de bodem.
Samen aan werken
De bedoeling is dat de akkerbouw zelf zijn verantwoordelijkheid neemt voor het eigen aandeel van nitraatuitspoeling in het grondwater en daar met gezamenlijke inspanningen en maatregelen aan werkt. Dit betekent meten en monitoren van emissies op perceelsniveau, regie bij de teler en ondersteuning door de keten. Hierbij kan worden gedacht aan maatregelen zoals slimme rotaties, anders bemesten, de grond anders bewerken, een slimmere inzet van groenbemesters, rassen telen met een lage stikstofbehoefte. ‘Als een teler andere teeltmaatregelen neemt, heeft dat invloed op de uitspoeling. Daarom kan het stellen van doelen hierbij goed werken’, stelt Hoogendijk. De sector zelf moet meer inzicht krijgen in de nitraatuitspoeling per perceel. ‘Dan kun je er als teler ook beter op inspelen.’
N-mineraal meten
Het project houdt in dat op perceelniveau de emissie gemeten wordt van het N-mineraal. Dat is de minerale stikstof die aanwezig is in de bodem, bijvoorbeeld in de vorm van nitraat en ammonium. Het N-mineraal dat aan het eind van het groeiseizoen
nog in het bodemprofiel aanwezig is, spoelt deels uit. In het project worden in de winter op drie diepten monsters genomen, tussen 0 en 90 centimeter. De gedachte daarachter is dat de hoeveelheid N-mineraal op een bepaalde diepte afhankelijk is van het seizoen. Hoe langer het geleden is dat de teeltmaatregel heeft plaatsgevonden, hoe dieper het nitraat zit. De aanpak van BO Akkerbouw sluit aan bij projecten die al draaien in de praktijk, vertelt Hoogendijk. Al op meerdere plekken is deze werkwijze gekozen, zoals in Agroproeftuin De Peel en in Groeikracht van Cosun. ‘Wij willen met deze aanpak daarbij aansluiten, projecten koppelen en witte vlekken invullen waar het nog niet gebeurt’, legt Hoogendijk uit. BO Akkerbouw gaat voor een ketenbrede aanpak. Zo doet de aardappelverwerkende industrie nu ook mee. ‘Met deze aanpak waarbij het perspectief van de teler centraal staat, willen we aan het landbouwministerie LVVN laten zien dat we er proactief aan werken om nitraatuitspoeling te verminderen’, zegt Hoogendijk. ‘De overheid moet dan zo wijs zijn om minder met generieke maatregelen te komen.’
SECTOR OP SCHERP NA ‘DRAMA
De phytophthoradruk is in het hele land ongekend hoog. Dat heeft te maken met het natte voorjaar en ook het afgelopen natte najaar.
Alle bestaande resistenties zijn dit jaar doorbroken en, afhankelijk van middelen en plaats, blijken sommige phytophthorastammen ongevoelig voor bespuitingen. Op basis daarvan mag je aannemen dat de genetische en chemische gereedschapskist in de strijd tegen phytophthora leger raakt. Dat blijkt volgens deskundigen niet helemaal te kloppen. ‘Wat dit jaar ergens niet werkt, kan volgend jaar toch weer bijdragen aan een wél geslaagde teelt.’
Tekst: Jorg Tönjes
Foto’s: Egbert Jonkheer en Jorg Tönjes
Geert Pinxterhuis is projectleider van het Actieplan Plantgezondheid bij de Brancheorganisatie (BO) Akkerbouw. Hij zet de problematiek van 2024 op een rij: ‘De phytophthoradruk is in het hele land ongekend hoog. Dat heeft te maken met het natte voorjaar én ook het afgelopen najaar heeft invloed.’ Pinxterhuis ziet overal in het land grote variaties in de gewasstand. Late oogsten in 2023 en een kletsnat voorjaar maakten de uitgangspositie moeilijk. ‘De verwachting was al dat we meer opslagplanten zouden hebben, waar phytophthora in kan zitten. Daar bovenop komt dat de ziekte latent in pootgoed voorkomt. Dat was niet goed te zien bij de selectie ‘Gelukkig kunnen de meeste telers het probleem beheersen, maar er zijn ook plekken zo slecht dat ze omgelegd zijn.’ Een aantal biologische telers besloot met de aardappelpercelen of soms met het hele bedrijf terug te schakelen naar gangbaar. Ingrijpende besluiten noemt Pinxterhuis dat.
Afwisselen met middelen
De hoge phytophthoradruk van vorig seizoen, met resistentiedoorbraken bij rassen met verbeterde resistentie en enkele chemische middelen, waren redenen om de Taskforce
Phytophthora in te stellen, vorig najaar. Al voordat de pootaardappelen besteld waren, voorzag BO Akkerbouw dat er moeilijkheden konden komen. De Taskforce, waarin de gangbare en
TISCH PHYTOPHTHORAJAAR’
biologische teelt nauw samenwerken, stak veel energie in voorlichting en kennisverspreiding over de beheersing van phytophthora. Pinxterhuis vertelt dat via digitale weg en via flyers bij vakbladen de strategie tegen de aardappelziekte bij de boeren onder de aandacht is gebracht. Ook kwam er een nieuw spuitschema, waarmee de sector phytophthora op het verkeerde been probeert te zetten. Door combinaties van gewasbeschermingsmiddelen toe te passen en af te wisselen – alterneren – zou phytophthora beheersbaar moeten blijven. Als hulpmiddel heeft de Taskforce Phytophthora hiervoor een kleurenschema opgesteld, waarin middelen zijn ingedeeld op basis van hun werkingsmechanisme. Met dit schema kunnen telers en loonwerkers toetsen of zij middelen goed afwisselen. ‘Zo kan je de diverse stammen van phytophthora het beste bestrijden, want de ziekte blijft zich voortdurend aanpassen.’ Met deze strategie deden telers in Denemarken ervaring op. Fabrikanten pakken de strategie op in hun communicatie naar de telers.
Pinxterhuis: ‘Rassen zijn verbeterd resistent, maar niet immuun. De genetica vertraagt de ziekte. Je moet daarom die rassen ook gewoon op tijd beschermen.’
Naleven teeltvoorschriften cruciaal Pinxterhuis noemt het naleven van de teeltvoorschriften cruciaal in de aanpak van de aardappelziekte. ‘Alle telers zijn dat verplicht, of ze nu gangbaar, biologisch of hobbyteler zijn. Via de volkstuinenkoepel AVVN proberen we de hobbytelers te bereiken. Zij moeten ook verplicht bestrijden.
Akkerbouwers zijn ook attent gemaakt op de volkstuinen. Je kunt het beste met elkaar het gesprek aangaan, als je aantastingen ziet. Je kunt het via de NAK melden, maar dan weet je dat het enkele dagen kan duren voordat het probleem is opgelost. Met een goed gesprek win je allicht kostbare tijd, waarin de phytophthorasporen zich niet verder kunnen verspreiden.’
De teeltvoorschriften bestaan uit drie punten: 1. Op tijd afdekken van afvalhopen 2. Bestrijden van
opslagplanten en 3. Haarden bestrijden.
Bij BO Akkerbouw in Zoetermeer zijn ze ondertussen al bezig met het aanscherpen van de teeltvoorschriften voor het komende jaar. Doordat afdekken van afvalhopen en het bestrijden van opslagplanten nu nog mag wachten tot half april en 1 juli, krijgt de aardappelziekte te lang de kans om naar het volgende seizoen over te stappen. ‘Door klimaatverandering is eerder maatregelen nemen nodig. De sector wil dat zelfs ook in de wetgeving vastleggen’, zegt Pinxterhuis. Ook zaken als de definitie van een phytophthorahaard en de hoeveelheid opslagplanten in een perceel, houdt de brancheorganisatie tegen het licht. Pinxterhuis denkt dat er goed opgelet mag worden in regio’s waar veel grondruil met veehouders plaatsvindt.
Vier maatregelen teeltbehoud Duurzame aardappelteelt stoelt op vier zaken, zegt Pinxterhuis, gericht op de toekomst: ‘Ten eerste preventie met het naleven van de teeltvoorschriften. Ten tweede het gebruik van de resistenties die we hebben. Dan het pakket gedegen middelen. Als vierde gaat het om de goede timing met beslissingsondersteunende systemen (BOS’en). Als je BOS aangeeft dat je snel weer moet spuiten, is dat helaas het moment daarvoor. Een andere keer kan je misschien uitstellen. Op lange termijn behoud je met deze vier zaken de teelt. Enkelvoudige inzet van
‘RASSEN ZIJN VERBETERD RESISTENT, MAAR NIET IMMUUN’
een middel is niet meer verstandig.’ De Taskforce komt in de herfst van 2024 met een kleurenschema over rassen met verbeterde resistentie. Alle informatie van de Taskforce is te vinden op www.bo-akkerbouw.nl/ pi. ‘Onze ambitie is om samen met de WUR een app te ontwikkelen met informatie over rassen, middelen en
de phytophthoradruk verspreid over het land en de mogelijkheid om zelf phytophthora-aantastingen te melden. Je weet dan waar de ziekte zit en we willen sneller karakteriseren om welk type het gaat. Dan kan je daar weer aan koppelen welke rassen een verhoogd risico lopen en het advies van je BOS kan daar dan rekening mee houden.’
‘Het bleef maar doorgaan’
Directeur Peter Oldenkamp van Agrico Research kijkt, net als Pinxterhuis, naar de situatie nu en naar oplossingen voor de toekomst. Oldenkamp hoort via de buitendienst van Agrico hoe dramatisch de situatie in het veld is. Hij onderschrijft dat de uitgangssituatie na een moeilijk najaar en een natte winter en lente slecht was voor de teelt. ‘Daar komt bij dat afgelopen jaar middelen niet goed gewerkt hebben op bepaalde stammen. De industrie heeft daarop ingespeeld, maar was mogelijk te laat om het dit seizoen helemaal te corrigeren.’ Ook trager afsterven van loof bij loofdoding geeft de phytophthora meer kans om naar de knollen te spoelen in het najaar, zegt Oldenkamp. Snelwerkende middelen als Reglone verdwenen als loofdodingsmiddel en de pootgoedtelers zijn daardoor trager geworden met het beëindigen van de teelt.
Het oude blokkenschema voor phytophthorabestrijding werkt niet meer en in plaats van resistenties van rassen praat Oldenkamp liever over genetisch verbeterde resistenties. Doorbreekt de ziekte het resistentiegen, dan werkt de resistentie niet meer of veel minder. Oldenkamp: ‘Bepaalde groepen van rassen met vergelijkbare resistentieachtergrond worden dan gevoelig bij bepaalde virulenties. Verwante rassen qua resistentie, zoals Twinner en Twister, zullen dan bijvoorbeeld allebei reageren op die doorbraak.’ Zo›n doorbraak betreft volgens de Agrico Research-directeur een phytophthoravirulentie. Per jaar en locatie kunnen verschillende virulenties aanwezig zijn. Daarom zijn genetische bronnen niet verloren. Een virulentie is gebaseerd op een heel klein stukje
dna, dat snel kan wijzigen in de natuur.
Daarnaast kunnen wijzigingen in grotere delen van de genen ontstaan, ook wel stammen genoemd. ‘Binnen een stam kunnen weer vele virulenties ontstaan die verschillende resistenties in rassen kunnen doorbreken’, zo legt hij uit. De resistentie voor bepaalde chemische middelen is gebaseerd op verschillende stammen van phytophthora. ‘Deze veranderen minder snel, maar ook over langere tijd en plaats. Daardoor zijn chemische middelen ook niet volledig verloren, maar duurt het veel langer
‘WAT DIT JAAR ERGENS NIET WERKT, KAN VOLGEND JAAR WEL WERKEN’
voor ze mogelijk effectief weer ingezet kunnen worden, vanwege de tragere ontwikkeling van nieuwe stammen. Door regionaal en in tijd te variëren met rassen en middelen, kan de sector
waardevolle rassen en middelen blijven inzetten in de strijd tegen phytophthora. Het is de combinatie van jaar, regio en resistentie’, stelt Oldenkamp. Het weer in 2024 heeft als gevolg dat de teelt minder rendement uit de resistenties haalt. ‘Maar verloren zijn ze niet. In een extreem jaar maakt de teelt van een genetisch beter resistent ras mogelijk minder verschil. Ook chemie die niet werkt, kan in een andere regio en volgende jaren toch weer effectief blijken.’
Meer multiresistente rassen
Bij rassen met meer genen is de drempel hoger tegen uitbraken. Oldenkamp verwacht de komende jaren meer aanbod van die multiresistente rassen. ‘In de eerste jaren dat aan robuuste rassen gewerkt werd, was het de opgave een resistentie uit wilde soorten in een marktrijpe aardappel te krijgen. Nu de basis gelegd is, kunnen veredelaars meer resistenties gaan combineren en rassen ontwikkelen waar de verwerker of de consument goed mee uit de voeten kan. Nog een paar jaar en dan heb je meer dan drie resistenties in één ras.’
Oldenkamp vindt dat handelshuizen meer verantwoordelijkheid mogen nemen in het advies aan telers. ‘Wij maken Next Generation rassen, met verbeterde phytophthoraresistentie,
BAS JIPPES: ‘CONTROLE MET BOS EN MIDDELAFWISSELING’
Pootgoedteler Bas Jippes uit
Nagele houdt met hulp van zijn gewasbeschermingsadviseur en een beslissingsondersteunend systeem (BOS) de phytophthora onder controle op zijn percelen. Bij zijn buren ziet hij ook dat ze het probleem serieus nemen. Hij zegt dat 2024 een stapeling van uitdagingen heeft voor de aardappeltelers. ‘De stand op percelen is meer wisselend dan je zou willen. Soms is er veel water in korte tijd gevallen en de structuur was al slecht. Wij zijn niet verzopen, maar elders is het erger. Bij mij zie je vooral groeiachterstand op de kopeinden.’ De teelt van dit jaar heeft last van de moeilijke omstandigheden van vorig seizoen. ‘We konden pas heel laat ploegen, waardoor de grond niet goed kon verweren. Op deze grond, die
30% afslibbaar is, wil je liefst voor half november klaar zijn met ploegen. Nu we veel later waren, was de grond bokkig dit voorjaar.’ Op 10 mei pootte Jippes zijn laatste aardappelen, later dan normaal. ‘Er blijkt wel wat phytophthora uit de vorige teelt meegekomen te zijn. Je herkent dat aan de haardjes die ontstaan rond zo’n latent besmette knol.’ Bij het sorteren lukt het niet alle besmette knollen te vinden. Daarom vindt Jippes het bijzonder belangrijk om er in het veld kort op te zitten. ‘Mijn BOS vind ik áltijd belangrijk. In een moeilijk jaar als dit kan je vaker moeten spuiten. Daar staat tegenover dat in een jaar met minder ziektedruk zo’n BOS ook het aantal spuitbeurten kan reduceren.’ Daarnaast volgt hij ook het advies om middelen af te wisselen en te combineren om resistentieontwikkeling tegen te gaan.
bij Agrico en dragen dus verantwoordelijkheid dat die zo goed mogelijk gebruikt worden. Chemie blijft nodig om de rassen te beschermen. Voor phytophthora is goed management, kwalitatief goed pootgoed en voorkomen van besmettingsbronnen belangrijk. Het is vooral belangrijk om zelf initiatief te nemen en goed te scouten in het veld. Ook het continu in kaart brengen van stammen en virulenties is cruciaal voor een optimaal advies.’ Om risico’s te verlagen noemt Oldenkamp diversiteit in het veld van belang. ‘Zomaar wegwerpen van rassen en middelen staat daar haaks op.’
In de benen houden
Biologisch teler, voorzitter van telersvertegenwoordiging Bioplant en lid van de Taskforce Phytophthora Henk Klompe roept alle telers samen op om de robuuste rassen in de benen te houden. ‘Daarvoor is resistentiemanagement noodzakelijk’, zegt hij. ‘We hebben als Taskforce wekelijks contact. In vijf regio’s zitten contactpersonen die aanspreekpunt zijn voor hun gebied. Zelf heb ik via een appgroep voortdurend contact met al onze telers. Het enige wat ik kan, is de mensen erop wijzen dat ze hun verantwoordelijkheid nemen.’ Op de Biovelddag maakte Klompe gebruik van de gelegenheid om de folder ‘Samen
Een bijeenkomst op proefbedrijf Kollumerwaard bij de demoveldjes met rassen met verbeterde resistentie. ‘Nog een paar jaar en dan heb je meer dan drie resistenties in één ras’, voorspelt directeur Peter Oldenkamp van Agrico Research.
‘WAAROM DEKKEN WE AFVALHOPEN NIET GELIJK AF IN PLAATS VAN IN APRIL’
aan de slag tegen phytophthora’ mee te geven aan de bezoekers. Bioplant stuurde alle leden nieuwe factsheets over de aardappelziekte. ‘Deze winter gaan we hier zeker extra aandacht aan geven. Kunnen we wat
voorkomen met goede teeltmethodes of met biostimulanten? We moeten nadenken over andere manieren om phytophthora aan te pakken. Alles begint bij de bodem, de bemesting, bouwplan, groenbemesters en zo. Er is zoiets als veldresistentie. Hoe pak je dat het beste aan? En waarom dekken we afvalhopen niet gewoon gelijk af in plaats van in april? Kunnen we latent besmette poters beter eruit sorteren? Kunnen we opslagplanten eerder verwijderen? De situatie van dit jaar bezorgt me wel wat buikpijn.’
JOOST RIJK: ‘HET GAAT OP EEN FIASCO LIJKEN’
Op het proefbedrijf van Wageningen Universiteit & Research (WUR) in Lelystad proberen de medewerkers adequaat te reageren op de lastige phytophthorasituatie. Joost Rijk ziet dat het niet meevalt om het dit jaar goed te doen. ‘Als ik om mij heen kijk, denk ik dat het wel wat op een fiasco gaat lijken.’ Rijk moest in de biologische aardappelen in de laatste week van juni al gaan branden. Het robuuste ras in een veldproef hield zich niet staande onder de ziektedruk. ‘Ik heb nog nooit zo’n snelle uitbraak gezien. We hebben snel gebrand, gericht op de sporen en de bovenste bladeren.’ In de veldjes met verschillende soorten aardappelrassen met verbeterde resistentie vallen sommige om, terwijl anderen wel sterk zijn. Het toont aan dat er verschillende stammen en virulenties zijn bij de phytophthora. Op de velden en stroken van de Boerderij van de Toekomst gebruikt het WUR-team wel chemie en een BOS om het beste te doen voor de teelten. ‘Er staat daar hetzelfde ras dat we ook bij de bioproef hebben. Op de Boerderij van de Toekomst hebben we de uitbraak met twee stopbestrijdingen wel in de hand.’ Het proefbedrijf in Lelystad heeft veel hectares grond met gewone teelten. Rijk zegt dat de medewerkers scherp monitoren en ingrijpen zodra dat nodig is. Hij merkt dat het BOS-systeem soms bespuitingen naar voren trekt. Daarom is het belangrijk om dagelijks te kijken of de situatie veranderd is. Rijk noemt, net als veel deskundigen en ervaren telers, dat afwisselen met middelen belangrijk is in de strategie. ‘Daarbij komt dat we nog maar één curatief middel hebben en een aantal preventieve middelen. Daarom is wekelijks beschermen in de gangbare teelt de keuze.’
‘HET VALT MEE MET DE ZIEKTEDRUK’
‘Mijn vader is 77, maar het selecteren gaat hem nog goed af’, lacht Henri Bols (links op de machine met rode pet). Rechts zit zijn vader Henk, die samen met zijn zoon een perceel pootaardappelen aan de Lemsterweg in Rutten controleert op bacterie en virus. Het pootgoed moet zo schoon mogelijk zijn, als de NAK komt voor de controle. En dus waren vader en zoon medio juli druk met het zogeheten ‘ziekzoeken’. ‘Gelukkig valt het erg mee met de ziektedruk.’ Hij denkt dat dit komt door dat er in het naseizoen van 2023 weinig luizenvluchten zijn geweest. Henri Bols heeft een akkerbouwbedrijf in Rutten met S-pootgoed, uien en winterwortels. Daarnaast is hij bedrijfsleider op een biologisch akkerbouwbedrijf in Tollebeek. De teeltkennis die hij daar op doet, gebruikt hij in toenemende mate ook op het gangbare akkerbouwbedrijf. Hij bevestigt dat ze de phytophthoradruk op beide bedrijven tot nu toe goed onder controle kunnen houden.
Foto: Niels de Vries
HOGE KOOLSTOFGEHALTES
Mest en bodemverbeteraars met een hoog koolstofgehalte worden gepredikt voor verrijking van het bodemleven. Of dat echt zoden aan de dijk zet, is nog maar de vraag. Zo blijkt tenminste uit onderzoek van Wageningen UR op drie proeflocaties dat inmiddels drie jaar loopt. Duidelijk is namelijk dat de meeste bodemverbeteraars de N-benutting meer remmen dan stimuleren.
Organische reststromen uit landbouw, natuur en huishoudens toepassen in de landbouw sluit mooi aan bij de kringloopvisie, maar het brengt ook een nadeel met zich mee: immobilisatie van stikstof en andere voedingselementen. Met andere woorden: de stikstof (N) benutting neemt af omdat de bodem, ofwel de micro-organismen daarin, dit opslaat. Wageningse onderzoekers buigen zich erover binnen het Kennisprogramma Circulair
Terreinbeheer. Zij onderzoeken de uitwerking van toevoeging met bokashi en verschillende typen compost op landbouwbodems. De eerste jaren, 2021, 2022 en 2023 werd dat gedaan op maisgrond, sinds dit jaar gebeurt dat op aardappelpercelen.
In hun tussenrapportage, gericht op praktijkproeven in 2022, melden de onderzoekers een toename van het positieve bodemleven door toevoegen van organische stof. Onder andere
rapporteren zij dat er een toename is van bacterie-etende aaltjes met een korte generatietijd als gevolg van een verhoogd voedselaanbod. ‘Dat maakt ook dat daardoor organische stof makkelijker verteerd kan worden, wat weer kan leiden tot een versneld vrijkomen van nutriënten uit organische stof. Dit laatste is overigens nog niet experimenteel vastgesteld’, zo valt te lezen in de tussenrapportage van vorig jaar.
Dat laatste is belangrijk. Navraag leert namelijk dat dit effect in deze studiedie op 60 praktijklocaties plaatsvindt, maar vooral en uitgebreider op drie proeflocaties - nog steeds niet of slechts in zeer geringe mate optreedt. Over de eventuele positieve effecten op de bodem qua waterberging en -doorlaatbaarheid is vanuit dit onderzoek nog te weinig bekend om een duidelijk beeld te laten zien, maar dat geldt wel voor de N-benutting. Op de drie proeflocaties, te weten Lelystad
Bodemverbeteraars met een hoog aandeel koolstof kunnen de beschikbaarheid van stikstof tijdelijk reduceren. Toevoeging van andere bacteriën kan juist een positieve invloed hebben en dit effect omdraaien.
REMMEN N-BENUTTING
(kalkrijke klei), Vredepeel (zand) en De Marke (zand), komt duidelijk naar voren dat de meeste producten, bokashi en compost, eerder een duidelijk remmend effect hebben op de N-benutting door het gewas dan dat die het stimuleert. Joop Spijker, werkzaam bij Wageningen University en Research en vanaf het begin betrokken bij het onderzoek, bevestigt deze uitkomsten. ‘De stikstof uit deze producten komt inderdaad laat en traag vrij. Dat beeld is het sterkst bij bokashi met een hoge C/N-verhouding. Pas na drie jaar zien we enig effect van N-benutting door de planten bij toevoeging van dit product op de bodem. Het klopt ook dat hier een relatie ligt met hoge koolstofgehalten. De hoge C/N-verhouding zorgt voor immobilisatie. De telers die wij spreken en meedraaien binnen de pilots zijn desalniettemin positief gestemd over het gebruik van bodemverbeteraars uit restmateriaal. Zij benutten de producten namelijk niet voor de N-benutting,
hiervoor bemesten ze bij met dierlijke mest en/of kunstmest, maar voor het op peil houden of uitbreiden van het organische stofgehalte in de bodem. Om hiermee wellicht ook de bodemgezondheid en waterbergend vermogen van de bodem te verbeteren. Momenteel richten we ons binnen
‘BEHANDELDE
MEST
VERDIENT VOORRANG BIJ AKKERBOUWERS’
dit onderzoek er ook meer op om laatstgenoemde effecten beter in beeld te krijgen. Het lijkt er op dat dat van verbeteringen op die vlakken wel iets mag worden verwacht, maar dat dat hooguit met kleine stapjes gaat.’
Uitzondering
Terug naar de koolstof en stikstof. Beide zijn wel degelijk aanwezig in bokashi en de compostsoorten die in de proef meedraaien. Sterker nog, de C/N-verhouding is dus hoog en door verschillende adviseurs wordt dat ook betiteld als positief. Het hoge koolstofgehalte remt echter de N-benutting voor het gewas. Uit het onderzoek valt daarbij het maaisel dat met Compost-O bacteriën bewerkt is op. Als enige laat dit product in 2022, getest op de drie proeflocaties, een positieve N-benutting van gemiddeld 14% zien.
Compost-O is een product van Rinagro. Rinze Joustra van dit bedrijf stelt dat de verklaring voor de afwijkende werking met Compost-O komt doordat die bacteriën het tegenovergestelde doen van wat we ‘normaal’ waarnemen met mest, compost of bokashi. ‘Ze verteren koolstofrijke organische stof, zonder dat de stikstof de lucht ingaat. Zonder dat veel mensen weten, werkt het hele huidige proces onder anaerobe (zuurstofarme) omstandigheden. De bacteriën die wij ontdekt hebben en benutten doen dat niet en schakelen die andere bacteriën in mest of maaiselresten binnen een week juist uit. Daardoor komt in het groeiseizoen meer stikstof vrij in een vorm die de
plant kan opnemen.’
Volgens Joustra verklaart dit proces de productieplus in de proeven met mais op zandgrond met toegevoegde Compost-O. De planten zijn in de proeven hoger, de biomassaproductie springt eruit in de proeven en de beschikbaarheid van borium, magnesium en fosfaat is hoog. ‘Wij zien dit in de praktijk al jaren, maar het is mooi dat dit onderzoek dat beeld nu ook bevestigt.’
Joop Spijker vertelt desgevraagd dat de opvallende uitkomsten van het met Compost-O bewerkte maaisel in de proeven niet nader is geanalyseerd. ‘De bevindingen van Rinagro kunnen wij daarom niet bevestigen’, zegt Spijker.
Andere bacteriën
Joustra ziet de uitkomsten van het onderzoek als een bevestiging dat het gebruik van de juiste bacteriën een belangrijke rol speelt bij het voeden van de bodem. ‘Er wordt van vele kanten gepredikt dat de C/N-verhouding hoog moet zijn in mest en bodemverbeteraars en dat je extra koolstof moet toedienen aan de bodems, maar dit onderzoek toont duidelijk aan dat dat niet klopt. De reden hiervoor is dat de bodem veel van z’n energie kwijt is aan het verwerken van die hoge onverteerde koolstofgiften. Dat wil je helemaal niet: je wilt de N-benutting op het moment dat je de mest of de bodemverbeteraar aanbrengt. Nu nemen akkerbouwers voor lief om deze immobilisatie te compenseren met kunstmest bijstrooien. Dat kost extra geld en inzet en er wordt nog een nadeel over het hoofd gezien: ‘Het organisch gebonden stikstof komt vaak pas laat in het groeiseizoen of daarna vrij en dan vindt denitrificatie plaatsvindt, waarbij vervluchting van stikstof optreedt.’ Joustra adviseert akkerbouwers de meerwaarde van mest en organische reststromen met de andere bacteriën beter op waarde te gaan schatten. ‘Toename van organische stof in de bodem ontstaat door het beter benutten van fosfaat en daardoor verbeterde wortelontwikkeling. Door de juiste bacteriën te benutten, kun je dat als teler bewerkstelligen.’
SAMEN OP WEG MET VEEHOUDER:
Samenwerken met een melkveehouder kan voor een akkerbouwer voordelen opleveren. Econoom Jelle Zijlstra van Wageningen UR nam twee samenwerkingen op de Fries-Groningse klei onder de loep: die van de broers Grijpma in Warfstermolen en die tussen akkerbouwer Jelte Wiersma in Pieterzijl en melkveehouder Korné van der Velde in Niehove.
Tekst: Jelle Feenstra
Foto’s: Marcel van Kammen en Mark Pasveer
De broers Wietze Jan (43) en Jacob (37) Grijpma in Warfstermolen hebben de taken op hun gemengde bedrijf duidelijk verdeeld. Wietze Jan is verantwoordelijk voor de melkveetak, Jacob leidt de akkerbouwtak met onder andere 38 hectare pootgoed. In 2018 realiseerden ze een nieuwe ligboxenstal voor 110 melkkoeien en bijbehorend jongvee. Het familiebedrijf is al 57 jaar gemengd, maar de broers gaan nu op zoek naar de voordelen van het gemengde bedrijf nieuwe stijl. ‘We zijn nieuwsgierig naar de landbouw van de toekomst en willen daar op in kunnen spelen. Dat is ook wat ons bezighoudt bij het uitstippelen van de toekomstplannen voor het bedrijf. We volgen met veel interesse ontwikkelingen op gebieden als duurzaamheid en regeneratieve landbouw.’
Bedrijfsblindheid voorkomen
Op het bedrijf heeft ieder zijn eigen focus bij het plannen maken voor de toekomst en participeren in projecten. Akkerbouwer Jacob vindt
het belangrijk om bedrijfsblindheid te voorkomen en wil zaken onderzoeken, zoals het beperken van kunstmest en gewasbescherming, inspelen op ecoregelingen en wintervoedselakkers. Voor Wietze zijn ook onderwerpen als kringlopen sluiten en weidevogelbeheer ontwikkelpunten. De kernthema’s in hun gezamenlijke missie zijn meer zorg voor de bodem, zodat deze gezonde producten oplevert en de kringloop steeds verder sluiten, zodat de druk op natuur afneemt.
Het plan is om de melkproductie uit te breiden van 966.000 naar 1,25 miljoen kilo melk, in combinatie met een regeneratieve aanpak voor de akkerbouwtak. Dat betekent dat de volgende aanpassingen worden toegevoegd: 1. De kringloop sluiten door intensievere samenwerking tussen akkerbouw- en rundveetakken. 2. Optimaliseren van het bouwplan voor het gemengde bedrijf. 3. Afbouwen van de krachtvoeraanvoer van buiten bedrijf en vervangen door zelf geteelde gewassen. 4. Verschillende soorten rundveemest produceren en die
‘NADELEN SOMS VOOR LIEF NEMEN’
‘Veel communiceren en vertrouwen opbouwen is van essentieel belang, wil een samenwerking tussen een akkerbouwer en een melkveehouder succesvol zijn. Ook moet je het vermogen hebben om de nadelen die af en toe kunnen optreden voor lief te nemen’, zegt econoom Jelle Zijlstra van Wageningen University & Research (WUR). Hij is leider van het project Bedrijfssytemen melkveehouderij Noord-Nederland 2030. Het doel van dit project is om voor Noord-Nederland perspectiefvolle bedrijfssystemen voor de toekomst te ontwikkelen. Negen melkveehouders in het Fries-Groningse kleigebied werkten een toekomstplan uit voor hun bedrijf en twee daarvan zien die toekomst in samenwerking met een akkerbouwbedrijf. Hun verhalen zijn uitgewerkt op deze vier pagina’s.
optimaal inzetten voor de verbouwde gewassen door aanschaf van een mestscheider. 5. Beperken gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Verder staan investeringen in zonnepanelen en een windmolen, het realiseren van plasdras, volledige bodembedekking in de winter en het meer toepassen van niet-kerende grondbewerking op de agenda. De beide broers hebben zin in hun gezamenlijke missie 2030: ‘Ervaring doe je op door iets uit te proberen en het je eigen te maken zodat je de positieve aspecten ervan kunt inpassen in het bedrijfsplan.’
Voordelen van samenwerken Akkerbouwer Jacob ervaart een aantal belangrijke voordelen van samenwerken met z’n broer, veehouder Wietze-Jan. ‘Het bedrijf als geheel wordt biodiverser omdat er veel gewassen worden geteeld, inclusief variatie in grassen en kruiden. Voor de teelt van de pootaardappelen is het zeer positief dat die volgt op het driejarige rustgewas grasklaver’, zegt hij. ‘Het stikstofleverend vermogen van de bodem is dan hoger en dat bespaart kunstmest. Daarnaast is de op grasland toegediende drijfmest een goede kalibron voor de aardappelen en die levert via extra organische stof ook een betere bodemstructuur.’
Als het gaat om mestbeleid heeft de combi van melkveehouderij en akkerbouw ook het voordeel van veel mestplaatsingsruimte. ‘Op ons bedrijf kunnen we - ook in 2030 - zelfs nog extra mest aanvoeren’, stelt WietzeJan. Het bedrijf verbouwt deels eigen krachtvoer in de vorm van gerst en veldbonen. Veldbonen worden binnen het GLB-toeslagensysteem beloond met extra toeslag. Andere voordelen zijn dat het machinepark en arbeid gedeeld kunnen worden. Wietze-Jan rijdt onder andere op de aardappelrooier en ervaart het werken op het gemengde bedrijf daardoor afwisselender dan werken op uitsluitend het melkveebedrijf. Het komt ook voor dat piekperioden rond arbeid op het melkvee- en het akkerbouwbedrijf elkaar overlappen. In die situatie wordt extra arbeid ingehuurd.
‘ELKAAR WAT GUNNEN CRUCIAAL’
Akkerbouwer Jacob (links) en melkveehouder Wietze Jan Grijpma: ‘Samenwerking vraagt van beide partijen dat we voortdurend rekening moeten houden met het belang van zowel de melkvee- als de akkerbouwtak.’
Nadelen van samenwerking
Nadelen zijn er ook. Het percentage permanent grasland is en blijft laag, doordat alle grasland meeloopt in de vruchtwisseling. Daardoor kan het melkveebedrijf niet meedoen aan speciale melkstromen, zoals Planet Proof of Beter voor Koe, Natuur en Boer. ‘De meerwaarde van meerdere centen per kilogram melk die die schema’s op kunnen leveren, is dus niet te realiseren, terwijl ook permanente koolstofopslag niet mogelijk is’, zegt Wietze-Jan. Jacob vertelt dat de teelt van aardappelen op voormalig grasland soms risico’s oplevert voor schurftaantasting op het pootgoed. En Wietze-Jan zou graag het krachtvoer volledig willen vervangen door eigen geteelde gewassen.
‘WE ZIJN NIEUWSGIERIG NAAR DE LANDBOUW VAN DE TOEKOMST’
‘Maar dat loont niet, omdat diverse krachtvoergrondstoffen op de markt goedkoper zijn dan de eigen geteelde gewassen als veldbonen en granen.’ Wietze-Jan ervaart de geringe kennis die er is over de invloed van de gezamenlijke vruchtwisseling op de bodemvruchtbaarheid en de kwaliteit van de voedergewassen op hun bedrijf als een beperking. ‘Het steeds weer aanvullen van de nutriënten nadat een perceel is gebruikt voor akkerbouwgewassen is een uitdaging
en levert vaak vragen op als: zitten er in het gras wel voldoende nutriënten voor het hoogproductieve vee? Mede daarom heb ik een voeradviseur ingeschakeld die op dit terrein deskundig is. Maar veel adviseurs en dienstverleners hebben moeite met de vragen rond deze thema’s en kunnen daardoor ook niet echt ondersteunen bij het verbeteren van het totale bedrijfsresultaat op dit bedrijf waar de beide takken verknoopt zijn.’
Elkaar vrijheid geven
‘Samenwerking vraagt van beide partijen dat we voortdurend rekening moeten houden met het belang van zowel de melkvee- als de akkerbouwtak. Bij het maken en uitvoeren van plannen moet je elkaar dingen gunnen, dat is cruciaal. Dat
Wietze Jan (links) en Jacob Grijpma in een perceel met zomerveldbonen: ‘We zouden aangekocht krachtvoer graag volledig vervangen door eigen geteelde gewassen. Maar dat loont niet, omdat diverse krachtvoergrondstoffen op de markt goedkoper zijn.’
voelt soms als een beperking van je eigen vrijheid. Maar het kan ook de kick geven van het gezamenlijk realiseren van een goed resultaat’, concluderen de broers. In de loop van de jaren hebben ze geleerd om elkaars belangen goed te kennen en er rekening mee te houden. ‘Het belang van het bedrijf als geheel staat voorop.’ De broers hebben afgesproken om elkaar veel vrijheid te geven voor beslissingen over ieders eigen bedrijfstak. Alleen grote veranderingen in strategie, bouwplan en machines worden in gezamenlijk overleg genomen.
Groninger samenwerking
Jelte Wiersma heeft een biologisch akkerbouwbedrijf van 71 hectare in het Groningse Pieterzijl en teelt grasklaver en veldbonen voor Korné van der Velde. Deze melkveehouder
‘SAMEN GOED RESULTAAT HALEN GEEFT EEN KICK’
zit tien kilometer verderop in Niehove. Sinds 2022 werken beide bedrijven samen. ‘Daarbij zoeken we steeds naar een werkwijze en oplossingen, die voor ons allebei goed uitpakken. Want niet iedere teelt is ieder jaar een succes’, zegt Wiersma. Om een voorbeeld te noemen: afgelopen jaar was de grasklaverweide op één akkerbouwperceel zeer productief, maar op een ander perceel was de oogst lager dan verwacht. ‘Dat vergt tijdig overleg om elkaar helder te informeren over tussentijdse resultaten. Ook het oogsten van grasklaver
in een nat seizoen vergt onderling overleg om bodemverdichting en bodemstructuurbederf te voorkomen’, zegt Wiersma.
Voor melkveehouder Korné van der Velde zitten de voordelen van samenwerken met akkerbouwer Jelte Wiersma vooral in kostenverlaging, het sluiten van de kringloop, risicospreiding en bodemverbetering. ‘We hebben pas anderhalf jaar ervaring in samenwerken en zullen samen hopelijk nog veel leren over meer wederzijdse voordelen. ’De voordelen van samenwerking zijn voor Wiersma dat de gewassen grasklaver en veldbonen de bodemvruchtbaarheid verbeteren. Dat leidt tot betere opbrengsten voor de akkerbouwgewassen die erna worden verbouwd. De verbouw van grasklaver die door melkveehouder wordt geoogst, bespaart ook arbeid die
de akkerbouwer anders zou besteden aan een alternatief rustgewas als graan. Ook verzekerd zijn van aanvoer van biologische mest waarvan je de afkomst weet, is een voordeel.
Begin seizoen prijsafspraken maken ‘Een ander voordeel van samenwerking vind ik dat je elkaars kennis kunt aanvullen om zo de teelt en de resultaten continu te verbeteren’, zegt hij. Aan het begin van het seizoen worden prijsafspraken gemaakt over de kiloprijs die Van der Velde betaalt voor de voedergewassen die na afloop
‘WEDERZIJDS VERTROUWEN IS BASIS VOOR SAMENWERKING’
van de oogst geleverd worden. ‘Zo zorgen we al vroeg in het seizoen voor duidelijkheid.’ Onderdeel van de samenwerking is ook dat er extra mest wordt aangevoerd voor de geteelde voedergewassen. De samenwerkende partners gaan nog uitzoeken wat de aanvoer van mest en de afvoer van gewassen betekenen voor de nutriëntenstromen in beide richtingen. Met de bedoeling om die meer in balans te brengen. Wiersma zou best nog een stap verder willen gaan met samenwerken. ‘Bij een optimale samenwerking zou je de bouwplannen in elkaar kunnen schuiven, dan wordt het: 1 plus 1 maakt 3.’ De onderlinge afstand tussen de beide bedrijven is daarvoor echter een belemmering. Met de op werkbreedte afgestemde machines over die afstand rijden en dan ook nog deels door bebouwde kom, is tijdrovend en levert verkeersveiligheidsrisico’s op. ‘Dus dat gaat’m niet worden.’ Wel wil hij door met de huidige samenwerking. ‘Wederzijds vertrouwen is hiervoor de basis. En willen leren van elkaar, want je hebt totaal verschillende bedrijven met daarbij horende regels en werkwijzen. Maar dat is ook interessant. Door dat steeds beter op elkaar af te stemmen, kunnen we allebei maximaal de pluspunten uit onze samenwerking halen. Met kansen voor de toekomst.’
Akkerbouwer Jelte Wiersma: ‘Een voordeel van samenwerking vind ik dat je elkaars kennis kunt aanvullen om zo de teelt en de resultaten continu te verbeteren.’
AANBEVELINGEN VOOR OVERHEDEN
• Voer een speciaal type mestsamenwerkingsovereenkomst in voor samenwerkingsverbanden, zodat ze voor de mestboekhouding worden gezien als één bedrijf. Dat scheelt een hele hoop kosten en administratie.
• Geef extra subsidie of extra punten binnen de GLB-ecoregeling op de teelt van eiwitrijke gewassen zoals veldbonen, luzerne en lupinen. Ze zijn als krachtvoer- en sojavervanger niet concurrerend met eiwitgewassen op mondiale markten.
• Ontwikkel speciale kpi’s voor samenwerkende melkvee- en akkerbouwbedrijven. Bij gebruik van de huidige kpi’s scoort het melkveebedrijf binnen de samenwerking ongunstig op N-bodemoverschot, aandeel blijvend grasland en eiwit van eigen land, wanneer eventuele eiwitgewassen die binnen de samenwerking worden geteeld, buiten de Kringloopwijzer van het melkveebedrijf blijven. Deze ongunstige scores maken deelname aan speciale melkstromen met een meerprijs onmogelijk.
GRONDPROEVEN LEGT
Als spannend hebben ze het niet ervaren, zeggen dochter Bianca en vader Kees van der Bos afzonderlijk van elkaar. ‘Wel emotioneel. Dit theaterstuk kruipt dicht op onze huid.’ Bianca richtte twee jaar geleden een havercoöperatie op en startte de teelt van dit aloude gewas op een bedrijf dat decennialang op pootgoedaardappelen draait. Hun bedrijf, dat Kees en Bianca samen met zoon en broer Anco in Holwerd runnen, vormde van eind juni tot begin juli mede daarom een passend decor voor Grondproeven. Een theaterstuk waarin de transitie van de landbouw, en de zoektocht alias worsteling van een akkerbouwfamilie, centraal staat. In het stuk komt niet alleen de worsteling van de familie naar voren, maar ook die van de grond. Deze krijgt in de vorm van muzikanten een stem. Dat
DIVERSE DILEMMA’S BLOOT
alles werd in Holwerd omlijst met een driegangendiner van hoge kwaliteit en alles lokaal geteeld.
Het stuk Grondproeven maakt duidelijk dat veranderen binnen de landbouw mogelijk is, maar op alle terreinen dilemma’s met zich meebrengt en een grote, niet eenvoudige en langdurige, zoektocht inhoudt. Daarmee is het boeiend voor zowel akkerbouwers als andere burgers. Bezoekers worden gestimuleerd hun gedachten hierover met elkaar te delen onder begeleiding van Tafelboeren. Boeren uit de omgeving die met kennis van zaken. Grondproeven speelt in de maand september in Almere.
‘KLEINE WINDMOLEN RENDABEL,
Kleine windmolens maken de laatste jaren steeds meer opmars op boerenerven. Inmiddels draaien er in Nederland zo’n duizend. Tegelijkertijd heerst er nog het nodige scepsis en leven er de nodige mythes en vragen. Wat is het rendement en waar lopen akkerbouwers tegenaan die een kleine windmolen willen plaatsen?
Wat is eigenlijk een kleine windmolen?
Overheden hanteren daarvoor twee criteria: de ashoogte en het rotoroppervlak. Om in aanmerking te komen voor subsidie via RVO moet het rotoroppervlak minimaal 50 m2 zijn. Volgens landelijk beleid mag de ashoogte niet hoger zijn dan 15 meter. De meeste provincies hebben dat overgenomen. Maar bijvoorbeeld
Utrecht, Drenthe, Zuid-Holland en Overijssel staan grotere ashoogten toe. Die provincies doen dat omdat ze belang hechten aan duurzame energie en omdat er minder wind is en meer bomen staan dan in de kustprovincies. In Drenthe en Overijssel levert een windmolen van 25 meter hoog evenveel
elektriciteit als een molen van 15 meter in Groningen of Friesland. In de meeste gemeenten in Overijssel en in vier Drentse gemeenten is 25 meter toegestaan. In twee andere Drentse gemeenten 20 meter. Elders geldt de landelijke norm van 15 meter ashoogte.
Wanneer rendabel?
Niet iedereen is het erover eens wanneer een kleine windmolen een rendabele investering is. Dat hangt altijd af van de financiële situatie van de ondernemer, legt themahouder Energie bij LTO-Noord Ton van Schie uit. ‘Als je kijkt naar alle kosten per opgewekte kWh dan kan een molen nét uit. Maar als je bijvoorbeeld een goed jaar hebt
en veel belasting moet betalen, dan ga je anders rekenen. Bovendien maakt het uit of je het geld op de plank hebt liggen of de investering zwaar moet financieren. In dat laatste geval wordt het een stuk ingewikkelder om alles rond te rekenen.’
Het maakt ook uit of er zonnepanelen op het dak liggen, geeft Van Schie aan. Investeren in zonnepanelen is per kWh goedkoper dan in een kleine windmolen, zeker zolang salderen is toegestaan. Maar bij zonnepanelen zijn de pieken veel groter dan bij windmolens. Als je daardoor een zwaardere aansluiting nodig hebt en duurdere netkosten, dan kan dat een extra reden zijn minder zonnepanelen te leggen en ook een windmolen te plaatsen. Er zijn zelfs bedrijven die vanwege de terugleverkosten de zonnepanelen beter kunnen uitzetten en een boerderijmolen meer plaatsen. Van Schie noemt ook de netcongestie als factor om rekening mee te houden. ‘Als die nog meer toeneemt ben je misschien blij dat je zelfvoorzienend
ZEKER OP GROTERE BEDRIJVEN’
kunt zijn, maar daarvoor heb je écht windmolens nodig, want de pieken en dalen zijn daarbij veel kleiner dan bij zonnepanelen. Bovendien vullen ze elkaar goed aan, want in de winter waait het meer dan in de zomer en als het donker is, kan het wel waaien. Verder is je bestaande energiecontract sterk van invloed op het sluitend maken van de business case.’
Rudi Groenendal van Windmolens op Maat is positiever over het rendement. ‘Een kleine windmolen is rendabel voor alle akkerbouwbedrijven die onder andere een bewaring hebben met ventilatie en koeling’, stelt hij. ‘De kostprijs van stroom van een molen is € 0,17 en van het net € 0,28-0,29. Dat is dus rendabel, zeker als het salderen verdwijnt.’
Eigen gebruik
Met windenergie alléén kan een akkerbouwer niet zijn totale energiebehoefte afdekken, maar met een windmolen kan een bedrijf veel meer eigen elektriciteit voor
eigen gebruik opwekken dan met zonnepanelen. Van Schie schat dat zo’n 60% van de opbrengst op het eigen bedrijf benut kan worden. Groenendal noemt voor akkerbouwbedrijven ook dat percentage. Hij rekent voor: ‘Een akkerbouwbedrijf met een bewaarplaats verbruikt jaarlijks 70.000 tot 150.000 kWh, vooral tussen september en ruwweg maart. Een kleine 25 kW windmolen levert 55.000 tot 90.000 kWh per jaar, vooral in die maanden, want dan is er de meeste wind. Die stroom hoef je niet in te kopen.’
Een kleine windmolen is voor een akkerbouwbedrijf veel eerder rendabel dan zonnepanelen, stelt Groenendal, want zonnepanelen geven de hoogste
‘WINDMOLENS EN ZONNEPANELEN VULLEN ELKAAR GOED AAN’
opbrengst juist in de zomer, als het stroomgebruik op een akkerbouwbedrijf laag is. Met een accu is dat percentage nog hoger.
Maar 100% eigen stroom is vrijwel onhaalbaar, geeft Van Schie aan. ‘Als je bijvoorbeeld 95% wilt afdekken, kan een accu een goede optie zijn, zeker als het salderen verdwijnt.’
Groenendal wijst er wel op dat accu’s nog niet altijd optimaal werken. ‘Wij zien dat de ontwikkeling van goede software om te communiceren met de windmolen, zonnepanelen, het elektriciteitsnet en met het bedrijf nog heel moeizaam gaat. In theorie is een accu een goede oplossing, maar in de praktijk valt dat nog erg tegen. Bovendien heeft een accu nu nog een lange terugverdientijd, maar ook dat wordt anders als het salderen eraf gaat.’ Hij ziet meer kansen in opslag van de energie in vloeistoffen. Windmolens op Maat doet daar nu onderzoek naar.
Vergunning en omgeving Overheden gaan heel verschillend om met het verlenen van een omgevingsvergunning voor een kleine windmolen. In Groningen zijn
gemeenten daarmee doorgaans het snelst, net zoals in een aantal Friese en Drentse gemeenten. Maar in veel andere gemeenten kan dat proces veel tijd vragen, soms heel veel. Het maakt veel uit of een gemeente beleid heeft voor kleine windmolens. Als dat er is en de vergunningaanvraag valt binnen dat beleid, dan kan het proces vlot verlopen. Maar in gemeenten waar dat beleid er niet is, weten gemeenten vaak niet wat ze aan moeten met een aanvraag.
Ton van Schie van LTO Noord ziet bij gemeenten vaak ‘spanning’ als het gaat om kleine windmolens. Dat komt volgens hem door onbekendheid. ‘Sommige gemeenten zijn bang voor wildgroei, maar die zal er niet komen. Daarvoor is het economisch niet aantrekkelijk genoeg.’
Hij ziet soms ook voorbeelden van gemeenten die wel beleid hebben voor kleine windmolens, maar dat daar teksten in staan die op meerdere manieren uit te leggen zijn. Als een andere afdeling dan de vergunningaanvraag moet behandelen, is het onzeker wat de uitkomst zal zijn. De LTO-bestuurder vertelt dat er meestal weinig bezwaren vanuit de omgeving komen tegen kleine windmolens. Dat komt onder andere omdat de molen meestal buiten de bebouwde kom is gepland en niet hoger is dan veel bomen ook zijn. Met de nieuwe Omgevingswet is de kans op bezwaren wel wat groter. Als de molen valt binnen de richtlijnen van de gemeente worden bezwaren meestal ongegrond verklaard. ‘Soms is er wel eens een reactie van een natuurvereniging’, weet Van Schie. ‘Als de ecologische toets, die onderdeel is van de vergunningverlening, goed is uitgevoerd zal de vergunningverlener niet snel zo een bezwaar ontvankelijk verklaren, zeker als de molen niet in een vogeltrekroute of weidevogelkerngebied is gepland.’ Als de molen er staat, heeft die weinig onderhoud nodig. ‘Bedrijven geven vooraf goede informatie over de onderhoudskosten, zegt Van Schie. ‘Je komt zelden voor verassingen te staan. Bovendien kun je dat risico ook gedeeltelijk afkopen.’
‘HET LOONT OM TE PRESTEREN
‘Akkerbouwbedrijven die bovengemiddeld goed presteren op duurzaamheid, worden daarvoor in de komende jaren steeds beter beloond’, zegt branchespecialist Akkerbouw Hessel Kingma van Countus. Hij is ervan overtuigd dat de introductie van de Europese richtlijn Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) die ontwikkeling gaat versnellen.
Tekst: Jelle Feenstra
Foto’s:
Niels de Vries & Albert Heijn
‘CSRD. Onthoud die vier letters. Ze gaan de komende jaren veel meer invloed hebben op het akkerbouwbedrijf dan de meesten nu denken’, stelt branchespecialist Hessel Kingma van Countus. CSRD staat voor Corporate Sustainability Reporting Directive en is een nieuwe Europese richtlijn waar grotere bedrijven aan moeten voldoen als het gaat om duurzaamheid. Deze bedrijven moeten rapporteren over hun impact op onder andere milieu en biodiversiteit. De verplichting geldt voor bedrijven met
meer dan 250 medewerkers, meer dan € 50 miljoen omzet per jaar of meer dan € 25 miljoen op de balans. Niks aan de hand dus voor akkerbouwbedrijven, zou je zeggen. Immers, er is bijna geen akkerbouwbedrijf dat dat soort getallen haalt. ‘En toch gaan akkerbouwers hier veel mee te maken krijgen de komende jaren’, herhaalt Kingma. ‘Bij bedrijven die door CSRD verplicht worden tot een duurzaamheidsrapportage, zitten ook alle grotere afnemers van akkerbouwers. Deze organisaties moeten inzichtelijk maken hoe hun leveranciers, akkerbouwers dus, omgaan met duurzaamheid. Voor
een belangrijk deel van de data gaan ze dus aankloppen bij boeren of boerencoöperaties. En daarmee gaat CSRD veel invloed krijgen op akkerbouwbedrijven. Boeren zullen daardoor steeds betere prestaties moeten laten zien op onderwerpen als klimaat, waterkwaliteit, bodem, gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen, biodiversiteit, CO2-uitstoot, energie- en waterverbruik en noem ze allemaal maar op.’
78% onbekend met CSRD
Eind 2023 had 78% van de ondervraagde bedrijven in de agrarische sector nog nooit van CSRD gehoord, zo blijkt uit onderzoek van ABN Amro. ‘Best zorgelijk’, vindt Rob Morren, sector banker food bij ABN Amro. Hij onderschrijft de woorden van Kingma dat de Europese richtlijn grote impact gaat hebben. ‘Heb je als leverancier een te negatieve invloed op de wereld en niet de capaciteit om snel te verbeteren? Of ontbreekt het je aan betrouwbare data om
Boeren zullen voor hun ‘license to produce’ steeds betere prestaties moeten laten zien op onderwerpen als biodiversiteit, klimaat, waterkwaliteit, bodem, gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen en CO2-uitstoot.
OP DUURZAAMHEID’
je maatschappelijke rol sowieso inzichtelijk te maken? Dan komt je plek in het supermarktschap de komende jaren steeds meer onder druk te staan’, is zijn overtuiging. Morren wijst erop dat in een gemiddelde Europese supermarkt 25.000 verschillende producten liggen. ‘De komende jaren worden supermarkten en leveranciers door CSRD gedwongen nauwkeurig in kaart te brengen hoe duurzaam deze producten zijn geproduceerd. Leveranciers die hier niet adequaat mee om kunnen gaan, krijgen een serieus probleem.’
Morren zegt dat supermarkten dankzij de verplichte CSRD-rapportages leveranciers steeds objectiever kunnen vergelijken op basis van duurzaamheidsprestaties. ‘En welke supermarkt wil zich nu niet presenteren als de meest duurzame? Dat kunnen ze worden door afscheid te nemen van minder duurzame leveranciers.’ Zijn advies aan leveranciers is om zich te verplaatsen in de wensen van de supermarkt. ‘Supermarkten zullen hopelijk nog
een tijd lang naast leveranciers staan om duurzaamheidsdata in de keten op orde te krijgen. Maar met gemiddeld 25.000 producten is het logisch dat supermarkten dit niet eeuwig blijven doen. Zij zullen keuzes in het assortiment gaandeweg meer laten leiden door hoe duurzaam producten zijn geproduceerd. Voor leveranciers staat er het komende decennium dus veel op het spel. Tegelijkertijd is er ook veel te winnen voor leveranciers die aantoonbaar beter presteren’, concludeert hij. ‘Zij kunnen een groter deel van de ruimte in het supermarktschap veroveren én een prijskaartje hangen aan
‘CSRD GAAT VEEL INVLOED HEBBEN OP AKKERBOUWBEDRIJVEN’
betrouwbaarheid en duurzaamheid.’
In gesprek met je afnemer Terug naar Hessel Kingma, die de vertaalslag van deze ontwikkeling probeert te duiden voor de akkerbouwers in Nederland. ‘Steeds meer afnemers van akkerbouwers gaan bewegen naar duurzaamheid en maken daarvoor ook serieuze budgetten vrij. Wij adviseren akkerbouwers dan ook om vooral met hun leveranciers in gesprek te gaan en te vragen waar deze bedrijven de komende jaren op inzetten en gaan investeren. Wacht niet af, laat je goed informeren op telersbijeenkomsten van de aardappelhandelshuizen, de suikerfabriek of de uienverwerker, kijk naar de omgeving waarin je boert en bepaal op basis van die die informatie welke koers je wilt varen en hoe je je bedrijf daarop wilt inrichten.’ Kingma benadrukt dat telers niet van de vloer op de zolder hoeven te springen. ‘Twee of drie jaar terug zat de akkerbouwsector nog heel erg in de fase van niks doen en de hakken in de klei. Inmiddels heb ik sterk het gevoel dat de bereidheid onder telers om te investeren in de akkerbouw van de toekomst er wel is. Er is volop beweging. Kijk
maar eens naar de enorme groei in groenbemesters, in de nieuwe grond- en gewasbewerkingsmachines waarmee je om chemische middelen heen kunt werken en de introductie van resistentere rassen.’
Wat schuift het?
Dé vraag die veel telers blijven stellen: wat schuift het? Kingma erkent dat de huidige premies voor duurzaamheidskeurmerken als Planet Proof of Beter Voor bepaald niet overhouden. Maar hij denkt wel dat daar, ook door de komst van CSRD, meer beweging komt. ‘Het moet de komende jaren echt gaan komen uit een stapeling van vergoedingen: vanuit het GLB, vanuit de ketenpartners, vanuit de supermarkten, vanuit overheidssubsidies.’
Kingma zelf denkt dat het voordeel op lange termijn zit in de ‘license to produce’. ‘Met als uiterste consequentie dat niet meedoen betekent dat je niet meer wordt gefinancierd door de bank of mag leveren aan de afnemer. ‘De markt is aan het veranderen naar intensievere ketensamenwerkingen op duurzaamheid, met veel meer uitwisseling van data. Dat geeft bedreigingen, maar volgens mij vooral ook kansen, zoals langdurige samenwerking met toonaangevende afnemers, afzetgarantie en uiteindelijk hopelijk ook extra financiële voordelen.’
McCain: regeneratief programma McCain is een van de bedrijven die volop aan het bewegen is op gebied van duurzaamheid. Zo lanceerde de multinational in 2023 het programma regeneratieve landbouw. De aardappelverwerker is wereldwijd actief en marktleider in aardappeldiepvriesproducten: van wedges tot aardappelkroketten en allerlei soorten friet. Volgens McCain vormt regeneratieve landbouw ‘de kern van de oplossing op weg naar een toekomstbestendige landbouw’. McCain lanceerde het programma vorig jaar in Nederland bij 34 telers. In het programma beloont de fritesmaker regeneratieve landbouwindicatoren, zoals weerbare
ACHTERGROND
bodems, gewasdiversiteit, het minimaliseren van bodemwerking of het verminderen van toxiciteit van gewasbeschermingsmiddelen. Ook het verbeteren van biodiversiteit, optimaliseren van gebruik van inputs en het verhogen van de organische koolstof staan op het programma.
Premie € 250 per hectare
De akkerbouwers krijgen € 5 per duizend kilo geleverde aardappels extra. Gemiddeld levert een hectare grond 50.000 kilo aardappelen op. Dat is zo’n € 250 extra per hectare. Voor een akkerbouwer met 50 hectare aan fritesaardappelen is dat € 12.500 extra. Dat is niet het enige financiële voordeel voor deelnemende akkerbouwers. Als een teler investeert in een machine voor duurzame landbouw krijgt hij zowel van McCain als Rabobank ondersteuning in de vorm van rentekorting. Tel daarbij de gouden GLB-premie op en dan kan het voordeel aardig oplopen. Met de akkerbouwers is McCain een driejarig contract aangegaan waarbij is afgesproken dat ze intensiever bezig gaan met regeneratieve landbouw. McCain neemt bodemmonsters, de boeren leveren data aan, komen naar bijeenkomsten met specialisten en collega’s en gezamenlijk wordt gekeken wat er beter kan en hoe ze dat het beste kunnen aanpakken. Inmiddels doen al 80 telers mee en is het areaal bijna verdubbeld. Een
van de deelnemers is akkerbouwer Gerwin Dibbits uit Ens. Hij teelt fritesaardappelen, suikerbieten, uien en granen. Dibbits vertelt dat er per teler een persoonlijk plan wordt opgesteld en dat telers vrij zijn om te focussen op onderwerpen die goed passen bij het bedrijf. Om die reden richt hij z’n pijlen vooral op een weerbare bodem, gewasdiversiteit en het minimaliseren van bodembewerking. ‘Op chemie doe ik ook m’n best, maar daar is het voor mij lastiger punten scoren. Mijn bedrijf is omringd door biologische telers en
‘KENNIS OPDOEN EN NOG BETAALD KRIJGEN OOK, WAT WIL JE NOG MEER?’
dan moet je al snel een keertje extra spuiten tegen phytophthora.’
Soms breekt nood wetten Het akkerbouwbedrijf van Dibbits werkt al langer aan een betere bodem. Stro hakselen, het gebruik van organische mest, verschillende soorten groenbemesters gebruiken en die tot laat in het voorjaar laten staan, zijn al gemeengoed op het bedrijf. Hij werkt samen met een melkveehouder waarvan hij de mest afneemt en waarvoor hij bonen teelt. ‘Die
samenwerking moet ook zorgen voor een bouwplanverruiming.’ Ook probeert de Flevolandse akkerbouwer zo weinig mogelijk te ploegen te werken met lichte rooimachines, voorzien van lage drukbanden. Dat lukt niet altijd. ‘Op dit gebied deden we vorig jaar zo’n beetje alles wat slecht is voor de bodem: aardappels rooien in de sneeuw en een perceel van 6 hectare helemaal stuk gereden om de aardappelen eruit ‘te martelen’. Soms breekt nood wetten. ‘Ik heb de aardappelen recent goed verkocht. Maar het duurt wel een jaar om het perceel weer een beetje in conditie te krijgen.’ Hij zaaide een groenbemester om dat voor elkaar te krijgen en mist dit jaar daardoor 6 hectare productieland. Het is een van de redenen dat de prestaties van de telers worden beoordeeld over hun verbeteringen in drie jaar.
Dibbits benadrukt dat het niet zo is dat McCain boeren gaat vertellen hoe telers moeten werken. ‘Het is echt een samenwerking, waarbij we van elkaar leren, nieuwe inzichten krijgen en het proces constant verbeteren.’ Hij is blij met het project. ‘Veel onderwerpen die we oppakken waren we al mee bezig. Aan de hand van specialisten en ervaringen van collega’s kunnen we daarin nu verder verbeteren en verdiepen en daarvoor krijgen we nog betaald ook. Ik zou haast zeggen: wat wil je nog meer?’
De groenbemester van akkerbouwer Gerwin
Dibbits kleurt en geurt dat het een lust is. Om de conditie van 6 hectare ‘gemarteld productieland’ te herstellen.
POPULAIRE ROBOT ZAAIT
Met 500 verkochte exemplaren is het Deense FarmDroid naar eigen zeggen de meest populaire agrarische robot wereldwijd. Ook in Nederland draaien de eerste exemplaren inmiddels. Vanaf volgend jaar is de kans groot dat je de eersten ook in Noord-Nederland tegenkomt, in de teelt van suikerbieten en zaaiuien.
Farmdroid
Ondanks aanloopproblemen met kapotte printplaten en zaaielementen is Frans Temmerman uit IJzendijke prima te spreken over zijn eerste seizoen met de FarmDroid. ‘In de suikerbieten en cichorei is de onkruidbestrijding voor 95% tot 98% gelukt. Handmatig hebben we de laatste restjes opgeruimd.’ De akkerbouwer schafte afgelopen najaar de machine aan en zaaide dit voorjaar 12 hectare suikerbieten en 9 hectare cichorei. ‘Voor dat laatste gewas krijg ik € 15 per ton duurzaamheidspremie van verwerker Sensus, door geen herbiciden na opkomst meer te gebruiken.’
Het areaal ligt verspreid over meerdere
percelen, waarbij de robot met hulp van een bokje in de trekkerhef wordt getransporteerd. ‘Die kun je ook gebruiken om percelen mee in te meten’, legt de akkerbouwer uit. ‘De machine rijdt traag en rijden en keren
‘ONKRUIDBESTRIJDING VOOR 95 TOT 98% GELUKT’
kost capaciteit. Als ik het terugreken, kom ik op maximaal 0,15 hectare per uur. Op een redelijk perceel kost één bewerking tussen de 65 en 70 uur. Om de maximale capaciteit te benutten
wordt 24 uur per dag gereden. Je moet er dan wel voor zorgen dat de accu is volgeladen. Overdag laadt die bij, maar bij bewolking ligt het stroomverbruik hoger. Daarom heb ik een tweede accupakket.’ Volgens Temmerman moet je er vooral mee leren werken en je voorbereidingen goed treffen. ‘Vooraf de percelen inmeten en het aantal hoekpunten minimaliseren. De machine kan geen bochten rijden, alleen rechte lijnen.’
Zaaien en schoffelen in één FarmDroid uit Vejen, in het zuiden van Denemarken, is sinds 2019 actief. Hun robot kan zaaien en schoffelen in suikerbieten, cichorei, uien en andere groenteteelten. Al een jaar na de oprichting kwam de eerste machine naar ons land. Inmiddels draaien er een stuk of twintig bij akkerbouwers. Het Friese mechanisatiebedrijf Broekens werd deze zomer verkooppartner (zie kader) van importeur en schoffelspecialist Havelaar (HAK). De lichtgewicht robot,
De FarmDroid kan 24/7 zaaien en schoffelen. De teelten waarin de robot al draait zijn suikerbieten, cichorei, uien en sommige groenteteelten.
EN SCHOFFELT VOLOP
bestaande uit een drie meter brede machine overschaduwd door een flink zonnepaneel, komt uit de koker van de broers Jens en Kristian Vest Warming. Op hun biologisch bedrijf zochten de techneuten in 2011 naar een mogelijkheid om de vele uren handwieden in hun voederbieten te verminderen. Om ook in de rij te kunnen schoffelen, kwamen ze met het idee om de gps-locatie van ieder zaadje vast te leggen. In 2019 volgde het eerste productie-exemplaar. De 499 stuks die volgden werken allemaal volgens dit principe. Daarmee is het bedrijf uniek te noemen en is het onafhankelijk van ‘traditionele’ robots die werken met bestaande, losse werktuigen of speciale schoffelrobots die niet zelf zaaien. Suiker-, voederbieten en uien zijn de belangrijkste gewassen waarin de robot zijn werk verricht. In Nederland is dat daarnaast ook cichorei. In alle teelten waar het handwieden een issue is, komt de Farmdroid in actie. Voor de teelt van granen is hij niet geschikt. Daarvoor ligt de capaciteit te laag en is de techniek niet goed uitgerust. Het bedrijf kiest ervoor om alle onderdelen in huis te produceren en het zo simpel mogelijk te houden. ‘Met twee sleutels kun je de machine afstellen’, zegt verkoopmanager Rasmus Mikkelsen Thueses. ‘Smeernippels zitten er niet op. Je moet ’s winters hooguit een lager of glijbusje vervangen. Dat houdt de kosten laag.’ Tussen de rijen schoffelt de machine met staaldraadjes. Het idee is dat die bij een lage rijsnelheid niet aankoeken bij vochtige grond, maar op kleigrond slijten die relatief snel. In de rij schoffelen gebeurt wel met messen.
Machine geen hectarevreter
Een hectarevreter is de machine niet. Dat is ook niet de filosofie, legt de verkoopmanager uit. ‘Omdat we maximaal 950 meter per uur rijden, vallen we binnen de soepelste CEnorm. Daar zit ook de zelfrijdende gazonmaaier in. Dit betekent dat rond het veld een denkbeeldige grens wordt aangelegd - geofencing - en dat de machine zelfstandig mag werken. Bijkomend voordeel is dat de
‘VOORSORTEREN OP TOEKOMST ZONDER CHEMIE’
Mechanisatiebedrijf Broekens, met vestigingen in Stiens, Gorredijk en Elahuizen, is sinds deze zomer dealer van FarmDroid. ‘De chemische onkruidbestrijding wordt steeds lastiger en dit is een goed alternatief’, denkt productspecialist Jan Jongeling. ‘We hopen in 2025 de eerste machine in de praktijk te kunnen tonen’, De interesse is er zeker, maar tegelijkertijd is de investering niet gering. Vertrouwen in de techniek is wel. Farmdroid heeft al zoveel machines lopen dat de kinderziektes er uit zijn. Dat gaf ons het vertrouwen om met dit merk in zee te gaan.’ Het bedrijf doet nog geen mededelingen over de prijs van de machine. Eén van de geïnteresseerde akkerbouwers is Kees van der Bos, die met zoon Anco in Holwerd een bedrijf met onder andere pootaardappelen, zaaiuien en suikerbieten runt. Al langer volgt Van der Bos de Farmdroid met interesse. ‘Ons areaal suikerbieten bedraagt 25 hectare, perfect voor de machine. We werken hard aan het verduurzamen van onze teelt, voorsorterend op een toekomst zonder chemie. Zeker zonder het gebruik van bodemherbiciden komt het volledig aan op de mechanische onkruidbestrijding. Met de optionele spotsprayer kunnen we dan een insecticide- of ziektebestrijding uitvoeren en tegelijkertijd fors op middel besparen.’ Grootste drempel op dit moment zijn de kosten voor het bedrijf, zeker in vergelijking met de traditionele teeltmethode. ‘Het zaaien, de onkruid- en ziektebestrijding kosten grofweg € 450 per hectare’, rekent Van der Bos voor. ‘Bij de Farmdroid liggen die kosten een stuk hoger. We zoeken dus naar argumenten, want de prijs van een ton bieten is voor ons niet hoger dan bij een ander. Praktijkervaring leert wel dat de opbrengst met zo’n 10% toeneemt. Je remt de groei met bespuitingen immers niet en je hebt veel minder bodemverdichting.’
Samen met Broekens en de Aeres Hogeschool in Dronten heeft het akkerbouwbedrijf een subsidieproject ingediend om de robot aan te kunnen schaffen en praktijkervaring op te doen.
onderdelen bij deze snelheid nauwelijks slijten.’ Volgens fabrieksopgave kan één robot twintig hectare zaaien en onkruidvrij houden. ‘In de praktijk is dertig ook mogelijk’, weet Rasmus Mikkelsen Thueses. ‘Het valt of staat met de perceelgrootte. Het transport tussen de percelen kost capaciteit. In Nederland rijdt een tiental machines al sinds 2020, maar de veldgrootte is een
uitdaging. Veel van onze gebruikers hebben relatief kleine percelen. Daar komt de machine minder goed tot zijn recht.’
Uniek is volgens Rasmus Mikkelsen Thueses de samenwerking die het bedrijf met Royal Cosun heeft. ‘Zij helpen praktijkervaring opdoen en ondersteunen het gebruik ervan in suikerbieten en cichorei.’ In dat
Peter, hoe maak ik mijn bedrijf toekomstbestendig?
Als akkerbouwer sta je voor een grote uitdaging.
Je wil je grond namelijk maximaal benutten, maar je wil ‘m niet uitputten. Tegelijkertijd wil je zorgen voor een gezonde onderneming.
Daarbij is het heel belangrijk dat je de juiste keuzes maakt. En ondanks dat jij heel goed weet welke opties je hebt,
Countus Assen
0592 20 00 07
Countus Dronten 0321 38 28 45
Countus Emmeloord 0527 61 33 41
Countus Hardenberg 0523 28 08 80
Countus Joure 0513 65 79 90
Countus Leeuwarden 058 21 001 01
bijvoorbeeld op het vlak van duurzaamheid, is het fijn om iemand te hebben die jou bij deze keuzes ondersteunt.
Countus is specialist in de agrosector en kan jou helpen om je onderneming toekomstbestendig te maken. Wil je hier een keer over sparren? Kom voor een kennismaking gerust en vrijblijvend langs bij één van onze vestigingen. Een digitale kennismaking kan natuurlijk ook!
Countus Steenwijk 0521 53 47 00
Countus Zeewolde 036 52 214 37
Countus Zwolle 038 45 526 00
laatste gewas moét alles mechanisch gebeuren, want toegestane herbiciden zijn er niet meer. Dit jaar hebben cichoreitelers nog de herbicide Bonalan kunnen inzetten, maar vanaf 2025 is dat verleden tijd. ‘Dat een bedrijf als Cosun zijn nek uitsteekt en kennis deelt, is van grote meerwaarde.’
Meer machines op één bedrijf
De robot wordt via zijn eigen gpssysteem bestuurd. Farmdroid levert een basisstation mee waar meerdere machines op kunnen worden aangesloten. Het signaal is met acht tot tien millimeter ongeveer dubbel zo nauwkeurig ten opzichte van een traditioneel rtk-gps systeem. ‘We zien nu, vooral in Duitsland dat bedrijven hun tweede, derde of zelfs vierde robot aanschaffen’, legt Rasmus uit. ‘Die draaien op hetzelfde netwerk, met een bereik van tien kilometer. Ondanks de relatief beperkte capaciteit kan zo grote oppervlakte worden bewerkt. Naast de arbeidsbesparing levert de 900 kilo wegende robot nauwelijks bodemverdichting op.
Het werken met meerdere Farmdroids op één bedrijf kun je volgens Mikkelsen Thueses het beste vergelijken met beregenen. ‘Dan heb je ook vaak meerdere machines dag en nacht draaien die door één persoon worden bediend en verplaatst. En ook daar kost de verplaatsing de meeste tijd. Daarvoor haak je de robot zo achter een trekker. Zo ziet de toekomst er volgens ons met Farmdroid ook uit.’ Is
PIETER RISSEEUW: ‘MET SPOTSPRAYER 90% MIDDEL BESPAARD’
Akkerbouwer Pieter Risseeuw uit Schoondijke heeft voor het tweede jaar zijn 10 hectare suikerbieten laten zaaien en schoffelen door de Farmdroid. Risseeuw ontwikkelde zelf een spotsprayer voor op de machine, waarmee hij bodemherbiciden kan spuiten op de plek van het zaad. ‘Daarmee heb ik slechts 10% van de normale hoeveelheid middel gebruikt. De kopakkers spuit en schoffel ik nog wel met de trekker, omwille van de snelheid. Ik heb het perceel met twee lage doseringen herbiciden schoon kunnen houden. Onkruid staat er nu niet meer in.’ Net als collega Temmerman geeft ook Pieter aan dat het een machine is waar je mee moet leren werken. Enig technisch inzicht is vereist. ‘Er treden nu en dan nog storingen op.’ Verder is het langs een windsingel of slootkant soms opletten geblazen dat een tak of pluk gras niet stroopt in de machine. ‘Bij te veel weerstand stopt de machine.’ Na de vele regenval ontstond dit voorjaar een flinke korst. ‘De lichte elementen hebben dan moeite om in de grond te komen.’ Toch ziet Risseeuw weinig in een zwaardere machine, juist zijn gewicht is zijn kracht. ‘Je hebt geen bodemverdichting.’
hulp vereist, dan ontvangt de teler op z’n telefoon een pushmelding. ‘Middels een optioneel serviceabonnement kijkt onze helpdesk 24/7 mee en ondersteunen ze waar nodig. Zestig procent van alle service kunnen we op afstand verlenen, zoals de softwareupdates. De rest doen lokale partners.’
Zaaien en planten
Op de Farmdroid kan ook een spotsprayer worden geïnstalleerd. ‘Die spuit de plant op basis van dezelfde gps-coördinaten en gebruikt dus geen camera’s, al is er inmiddels wel een systeem in Duitsland actief die dat kan. Omdat veel groentegewassen – zeker in Nederland – vanuit perspotjes of
pluggen worden geplant is dat onze volgende uitdaging. We zaaien in rijen maar uien bijvoorbeeld ook in clusters van meerdere zaden.’ De machine kan alleen gewassen schoffelen die hij ook heeft gezaaid, vanwege de vereiste gps-coördinaten. Dat is de filosofie waar het bedrijf aan vasthoudt. Of we in de toekomst bredere exemplaren gaan zien? Rasmus denkt van niet. ‘Dat klinkt mooi, maar het betekent een zwaardere constructie die veel meer stroom vraagt. Alles is nu perfect in balans. Met de overdag opgewekte stroom, opgeslagen in accu’s, kan de machine ’s nachts ook werken. Dat levert voldoende capaciteit.’
IS DIGESTAAT GOED OF
Het mestprobleem verkleinen en tegelijkertijd groen gas oogsten. Voor steeds meer veehouders is het aanlokkelijk om mest te vergisten. Toch leven er ook zorgen. Vergisting ondermijnt belangrijke ondergrondse processen en daarom moet je van mest afblijven, klinkt het waarschuwend vanuit de ‘bodemhoek’. Hoe heet wordt die soep gegeten?
Tekst: Egbert Jonkheer
Foto’s: Carbon Farming ZLTO/Arie Storm Fotografie & Guido Hibma
Het lijkt soms wel een geloofskwestie. Laat je mest met rust, als ultieme voeding voor het bodemleven, of probeer je de energie en inhoudsstoffen van de mest zo goed mogelijk afzonderlijk te benutten? Al jaren levert het discussie op en zelfs spanningen tussen boeren die samenwerken op het gebied van plaatsing van mest. Mest vergisten levert geld op, de overheid stimuleert en subsidieert alternatieve energiebronnen en mest afzetten kost veehouders handen vol geld. De kans is daarom groot dat er de komende jaren minder rundveedrijfmest en meer digestaat beschikbaar komt. Maar de grote vraag die ook onder veehouders en akkerbouwers leeft, is: doe je het bodemleven met het gebruik van digestaat nou tekort of niet?
‘Vergistingpropaganda’ Volgens uitgesproken criticus
Peter Vanhoof is er een enorme ‘vergisterpropaganda’ gaande en worden de nadelen voor de bodem sterk gebagatelliseerd. De zelfstandig bodemkundige lichtte onlangs in een Niscoo-lezing de verschillen tussen bewerkte en onbewerkte mest nog eens toe. ‘Die verschillen zijn aanzienlijk. Tijdens het vergistingsproces, wordt onder anaerobe omstandigheden organische stof afgebroken tot methaan en CO₂. Je haalt de energie eruit en een deel van de koolstof wordt verbrand’, legt hij uit. Ongeveer 30% van de organische stof wordt hierbij afgebroken. De resterende 70% bestaat vooral uit de moeilijker afbreekbare fracties, die dus nog wel beschikbaar zijn als toevoeging aan de bodem. Om het 30%-deel draait vooral de discussie, want dat is geen voedsel meer voor
de organismen in de bodem. Ook verandert de C/N-verhouding van het materiaal: er blijft minder koolstof over en er zit meer snelwerkende stikstof in, in de vorm van ammonium. Het gehalte organisch gebonden stikstof is lager. ‘Daarmee zet je het bodemleven op non-actief’, zegt Vanhoof. ‘Dat betekent dat er ook minder mineralen worden vrijgemaakt in de bodem en meer direct beschikbare stikstof leidt tot een groeispurt van de gewassen. Bovendien ga je op die manier geen opbouw van humus stimuleren’, zo schetst de bodemkundige de gevolgen. Dit leidt volgens hem tot een lagere voerkwaliteit en in de akkerbouw ziet hij een relatie met ziekten en plagen. ‘Snellere groei van de plant en een minder goed functionerend bodemleven, spelen schimmelziekten en schadelijke insecten in de kaart.’ Hoe heet die soep gegeten wordt, is niet precies bekend. Waar iedereen het wel over eens is, is dat de samenstelling van het bodemleven verandert. Zo is bekend dat er relatief meer schimmels komen, want die kunnen beter met de moeilijker afbreekbare fractie overweg. Op zich is
SLECHT VOOR DE BODEM?
‘DIGESTAAT MOET JE MET BELEID INZETTEN’
Hoe pakt het gebruik van digestaat uit in de praktijk?
De broers Jaap Jan en Henk Ras in Den Bommel kunnen spreken uit ruime ervaring, want het gemengde akkerbouw/melkveebedrijf, op lichte klei, bouwde in 2015 een eigen monovergister. ‘We hebben ons sinds 2008 uitgebreid georiënteerd, in eerste instantie op een co-vergister. Maar het werd een mono-vergister, omdat de markt voor coproducten nogal fluctueerde en je met covergisting de hoeveelheid mest alleen maar groter maakt’, blikt Jaap Jan Ras terug. In de vergister wordt jaarlijks zo’n 8.000 kuub rundveedrijfmest omgezet in 150.000 tot 160.000 m3 groen gas, wat overeenkomst met de behoefte van zo’n 100 huishoudens. Over de effecten van vergisten op de mestkwaliteit, was op het moment van investeren nog niet veel bekend. Grote zorgen hadden ze niet. ‘We zijn ons gaandeweg wel veel meer in de bodem gaan verdiepen en dan kom je ook nadelen tegen. Feit is dat je door vergisten organische stof kwijtraakt. Maar hoe erg is dat? Op grasland is het sowieso geen probleem. Op bouwland moet je zorgen dat je voldoende organische stof blijft aanvoeren. Deels doen we dat met grasland in de rotatie. We hadden altijd vrij veel eenjarig grasland, we proberen nu vaker tweejarig en in de toekomst gaan we misschien wel toe naar driejarig grasland. Overigens heeft dat niet alleen met digestaat te maken, maar met een algemene visie op bodemgezondheid. Verder voeren we regelmatig compost aan. Als je organisch materiaal afvoert of er gas van maakt, dan moet je dat ergens weer aanvoeren.’ Ras heeft niet de indruk dat het gebruik van digestaat merkbare effecten heeft op de bodem. ‘We hebben meegedraaid in een project waarbij organischestof-gehaltes en de
Jaap Jan (links) en Henk Ras: ‘Je raakt door vergisten wat organische stof kwijt, maar hoe erg is dat?’
samenstelling van het bodemleven onderzocht is. Die effecten waren niet significant. Wel leken er minder wormen actief na gebruik van digestaat.’ Waar ze wel nadrukkelijk rekening mee houden, is de stikstofwerking van het product. ‘Het bevat relatief veel snelwerkende stikstof, wat het vooral geschikt maakt voor gras en granen. Maar ook in bieten en aardappelen gebruiken we het volop, al is het wat meer passen en meten. We passen onze stikstofgift erop aan. Onze stikstofbenutting is flink hoger geworden. Over ons hele bedrijf hebben we het gebruik van kunstmeststikstof met 40% kunnen reduceren. Dat komt door diverse maatregelen, zoals klaver doorzaaien, maar ook het gebruik van digestaat draagt daar aan bij. Andere voordelen van digestaat zijn dat het geurloos is en dat het verpompen minder vermogen vraagt; het drogestofgehalte zakt bij vergisting van 11-12% naar 5-6%. Of we straks gaan herinvesteren, hangt af van veel zaken, maar bodemkwaliteit is daar niet een van.’
ONS ANTWOORD OP PHYTOPHTHORA
Onze Next Generation rassen hebben een natuurlijke resistentie tegen Phytophthora. Dit zorgt ervoor dat deze rassen beter beschermd zijn tegen deze aardappelziekte. De natuurlijke resistenties in onze rassen dragen direct bij aan de opbrengstzekerheid van telers door het risico op misoogsten aanzienlijk te verlagen. De rassen vormen de schakel tussen het beantwoorden van de wereldwijde behoefte aan duurzaamheid en opbrengstzekerheid met behoud van uitstekende producteigenschappen.
Wil je meer weten over onze innovatieve Next Generation aardappelrassen, bezoek dan onze website.
Maak kennis met onze Next Generation rassen! agricopotatoes.nl
ACHTERGROND
dat gunstig, vindt ook Vanhoof. Maar het weegt volgens hem niet op tegen de nadelen.
Ondergronds DNA
Om meer licht te laten schijnen op de verschillen tussen drijfmest en digestaat, doen ingenieursbureau Bioclear Earth en Europees Kenniscentrum Wetsus momenteel onderzoek in Noord-Nederland. Op verschillende bedrijven brengen zij de ondergrondse biodiversiteit in kaart. Dat onderzoek liep de afgelopen twee jaren al en wordt momenteel vervolgd. Het moet na dit jaar leiden tot een wetenschappelijke publicatie, vertelt Eline Keuning, onderzoeker bij Bioclear Earth in Groningen. Ook haar valt het op hoe verhit de discussie gevoerd wordt. ‘Wat we de afgelopen jaren in ieder geval hebben laten zien, is dat je er geen dode grond van krijgt. Dat hoorden we nog wel eens terug. Wel zie je dat er verschuivingen zijn in de samenstelling van het bodemleven, maar de biodiversiteit wordt zeker niet minder. Met behulp van DNA-analyses kunnen we dat precies zien. Je ziet bij drijfmestgebruikers bijvoorbeeld wat meer bacteriën die betrokken zijn bij de stikstofkringloop, meer dan bij boeren die digestaat gebruiken.’ Komend seizoen volgen er meer metingen. Ook na hun onderzoek zullen niet alle vragen beantwoord zijn, benadrukt Keuning. ‘Het is goed om vragen te blijven stellen en het kan best zijn dat je in je bedrijfsvoering aanpassingen moet doen, om bijvoorbeeld voldoende koolstof te blijven aanvoeren.’
Ander product
Of digestaat een teler past, zal per
HET ENE DIGISTAAT IS HET ANDER NIET
Digestaat is een breed begrip en de samenstelling ervan kan flink variëren, naargelang de herkomst en de mate van bewerking. Bij monovergisting gaat er pure mest in de vergister, al mag er maximaal 5% co-product in zitten, zoals kuilvoerresten. Van co-vergisting is sprake als er behalve mest maximaal 50% ander materiaal wordt meevergist, zoals plantaardig afval en resten uit de voedingsmiddelenindustrie. Dan is er nog uitsluitend plantaardige vergisting, zoals het digestaat afkomstig van de suikerfabriek waar bietensnijdsel en bietenpuntjes worden vergist tot groen gas. Het eindproduct hiervan wordt gezien als compost. Behalve wat er de vergister ingaat, is het belangrijk te kijken naar de bewerkingsstappen. Na vergisting wordt digestaat vaak gescheiden in dikke en dunne fractie. Ook die beide fracties worden aangeduid als digestaat. De ongeveer 90% dunne fractie die na scheiden overblijft is stikstofrijk (ammonium) en arm aan organische stof. Het vaste deel is rijk aan fosfaat en organische stof. Een van de nadelen die aan digestaat kunnen kleven, is een hoger zoutgehalte. Al heeft dat vooral te maken met wat de vergister ingaat. Bij mono-vergisting verwachten deskundigen geen grote veranderingen ten opzichte van drijfmest. Anders wordt dat bij covergisting, waarbij er allerlei (gewas)resten bij de mest worden gedaan. Het ophopen van kalium kan een aandachtspunt zijn. En op kleigronden kan natrium nadelig uitwerken op de bodemstructuur. Het verdringt andere positief geladen elementen, die groter zijn. Calciumionen bijvoorbeeld, zijn groter en drukken daardoor de kleiplaatjes verder uit elkaar, wat een mooie rulle structuur geeft.
bedrijf verschillen. In de Veenkoloniën hoef je bij de meeste akkerbouwers niet met digestaat aan te komen, vertelt een grote intermediair in Drenthe, die liever anoniem blijft. ‘De akkerbouwers hier willen liever onbewerkte mest, omdat daar meer organische stof in zit. De
‘WIJ ZIEN GEEN INVLOED VAN DIGESTAAT OP DE BODEMKWALITEIT’
enige reden waarom we nog wel eens wat digestaat doen, is omdat er soms hoge gehaltes stikstof en kali inzitten. Omdat er nauwelijks fosfaat in zit,
Het lijkt soms een geloofskwestie. Laat je dierlijke mest met rust als ultieme voeding voor het bodemleven? Of probeer je energie en bouwstenen in de mest zo goed mogelijk afzonderlijk te benutten? Al jaren levert het discussie op.
kunnen we hem dan bijmengen om de inhoud van mestsilo’s op te waarderen.’ Op de klei rond Zeewolde heeft de familie Van der Knijff ruime ervaring met digestaat. Zij werken al 14 jaar naar volle tevredenheid met digestaat uit hun eigen co-vergister, die ze voeden met 60 procent rundveedrijfmest en allerhande co-producten. ‘Alleen resten van uien en bloembollen gaan er niet in’, vertelt Arie van der Knijff. Dat is puur uit voorzorg, want als het goed is overleven ziektes het proces niet, maar ze willen ook de kleinste risico’s uitsluiten. Het digestaat wordt gescheiden in dikke en dunne fractie. Nadat de dikke fractie met ongeveer 15% drogestof uit de scheider komt, wordt deze met behulp van eigen opgewekte warmte verder teruggedroogd naar 80-90% drogestof. Dit materiaal wordt tot verstrooibare korrels geperst en gaat de handel in. ‘De organische stof kunnen we wel missen, die voeren we op andere manieren aan, zoals via gewasresten en groenbemesters’, zegt Van der Knijff desgevraagd. Met de sleepslang dienen ze de dunne fractie in het voorjaar toe in de granen en over kaal land. Dat past in de regel prima. ‘Al moet je met sommige aardappelrassen uitkijken, omdat de stikstof vrij snel beschikbaar komt.’ Of digestaat ook invloed heeft op de bodemkwaliteit? ‘Wij hebben niks gemerkt.’
Laat je inspireren
Er zijn veel manieren om jouw bedrijf voor te bereiden op de toekomst. Maar wat past er nu bij jou als ondernemer? Bezoek een Demobedrijf Duurzame Landbouw en laat je inspireren door een aanstekelijk verhaal over duurzaam ondernemerschap.
Duurzaam ondernemen werkt aanstekelijk
NEDERTARWE ZOEKT
Bijzonder duurzaam, bijzonder smaakvol, bijzonder Hollands, bijzonder eerlijk. Dat is de slogan van de reclamecampagne voor Nedertarwe waarin deze dames de hoofdrol spelen.
TELERS IN HET NOORDEN
Nedertarwe van Royal Koopmans is een succes. Al meer dan honderd tarwetelers in Zuidwest-Nederland telen de tarwe en zestig ambachtelijke bakkers in heel Nederland verkopen brood van Nedertarwe. Nu zoekt Royal Koopmans ook telers in NoordNederland.
Tekst: Peter van Houweling Foto’s: Royal Koopmans
Koopmans werkt al sinds 2014 aan de ontwikkeling van een volwaardige Nederlandse baktarwe. Op basis van de kennis en eigenschappen van diverse oogsten is het na veel proefmalingen, testen en bakproeven gelukt om specifieke melanges te kunnen malen die geschikt zijn voor ambachtelijk brood. Het tarweras is daarbij een belangrijke factor. Koopmans selecteerde rassen die meer én beter eiwit bevatten. Het meelbedrijf ontwikkelde eerste enkele kleinere initiatieven in het Noorden, onder andere samen met Hoogland
BV. Met de maatschap Jensma in het Friese Westhoek ontwikkelde het De Fryske Bôle, brood voor ambachtelijke Friese bakkers. Maar dat is inmiddels ter ziele. ‘We merkten bij die initiatieven al gauw dat er een grotere kritische massa nodig is om ze ook economisch duurzaam te laten zijn’, vertelt Bauke Wierda van Royal Koopmans. Een belangrijke reden daarvoor is dat er diverse partijen nodig zijn om tot de ideale mix van het meel te komen. ‘We hebben altijd meerdere partijen nodig om te kunnen melangeren’, legt Wierda uit.
Teelt in het Zuidwesten
Het bedrijf ging op zoek naar een partij waarmee ze dat samen zouden kunnen doen en kwamen uiteindelijk uit bij CZAV, de coöperatie die vooral in het Zuidwesten diepgeworteld is. CZAV was de beste partij omdat het bedrijf al veel ervaring had met baktarwe. Het is gevestigd in een regio met diverse grote graanverwerkers, zoals Meneba in Rotterdam, Cargill in Bergen op Zoom en enkele grote verwerkers in België. ‘Zij zijn gevestigd in de achtertuin van de voedingsmiddelenindustrie’, zegt Wierda. Daar kwam bij dat akkerbouwers in die regio bijna alleen baktarwe telen. Dat vergrootte de
kans op voldoende tarwe met de kwaliteit van baktarwe. ‘Vanaf dat moment konden we meters maken’, zegt Wierda. In enkele jaren groeide het initiatief van nul naar 100.000 ton baktarwe in 2023. Van die 100.000 ton Nederlandse baktarwe wordt inmiddels zo’n 20% op extra duurzame manier geteeld onder de naam Nedertarwe. Koopmans deed met CZAV ook veel praktijkonderzoek naar de beste rassen en teeltmaatregelen. Bij bakkwaliteit is niet alleen de hoeveelheid eiwit van belang, maar ook de samenstelling van het eiwit. Wierda is content met de samenwerking met CZAV en met de telers. Het uitgangspunt van Nedertarwe is dat het een duurzaam geteelde tarwe is. Volgens hem wisten veel akkerbouwers na het stoppen van Veldleeuwerik niet hoe het verder moest met het duurzaam telen van tarwe en sluit het Nedertarwe-project daar perfect op aan. ‘Veldleeuwerik werkte bottum-up aan verduurzaming van de akkerbouw.
‘ONZE
Het is superjammer dat daar de stekker is uitgetrokken. Wij hebben met CZAV, met akkerbouwers en later ook met ecologen van Natuurmonumenten en de Vlinderstichting gezocht naar een zo praktisch mogelijke manier om duurzamer tarwe te telen.’
Toolbox voor tarweteelt
Het resultaat daarvan is een ‘toolbox’, met maatregelen waarmee de telers punten kunnen scoren. Als ze honderd punten hebben gescoord en als dat door certificeringsbedrijf Vinçotte is bevestigd, krijgen ze een meerprijs voor de tarwe van € 20 per ton. Bijvoorbeeld één jaar niet-kerende grondbewerking (nkg) vóór het inzaaien van de tarwe levert 25 punten op, net zoveel als het niet spuiten van een insecticide. Met akkerranden met grasklaver of bloemen zijn meer punten te verdienen. Zulke randen op 2% van het tarweareaal levert 75 punten op en er zijn zelfs 100 punten te verdienen met 3% van zulke randen. Daarnaast zijn er nog met diverse andere maatregelen punten te verdienen. De meerprijs van € 20 per ton die telers krijgen is vooral gebaseerd op de extra kosten en de lagere opbrengsten voor telers. Uit onderzoek dat Koopmans liet doen blijkt dat consumenten bereid zijn om een kleine meerprijs te betalen voor lokale Nederlandse tarwe.
KLANTEN ZIJN ER NIEUWSGIERIG NAAR’
De ambachtelijke bakker Puur Posthuma, met vestigingen in Wommels, Bolsward, Sneek en Scharnegoutum, was één van de eerste bakkerijen die Nedertarwe in producten verwerkte. ‘Dat past in onze visie van duurzaam ondernemen’, vertelt Nyncke Posthuma. ‘We waren al heel lang op zoek naar graan van dichtbij; we willen zo veel mogelijk lokaal inkopen en bloem is het grootste bestanddeel van onze producten.’ De bloem van Nedertarwe is wel iets duurder. Dat probeert ze zo veel mogelijk door te rekenen in de consumentenprijs, maar dat lukt niet altijd.
Puur Posthuma maakt nu alle producten met Nedertarwe. Posthuma merkt dat klanten daar heel nieuwsgierig naar zijn. ‘Omdat ik er zelf in geloof, brengen we dat op klanten over’, zegt ze.
In het begin vroeg het bakproces nog wel wat extra aandacht, merkten de bakkers van Posthuma. Ze verwacht daarom dat grootwinkelbedrijven er niet zo snel mee zullen beginnen.
Koopmans ondersteunt de bakkers met allerlei informatie- en promotiemateriaal en één keer per jaar in het begin van de zomer is er voor hen een informatiedag bij één van de tarwetelers op het bedrijf, die zijn of haar verhaal vertelt.
De krachtige oplossing tegen Alternaria
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen veilig.
Lees vóór gebruik eerst het etiket en de productinformatie.
// Zeer goede werking
// Voor hogere opbrengsten
// Nevenwerking Sclerotinia
// Ingebouwd resistentiemanagement
Voor meer informatie over Propulse, bezoek agro.bayer.nl of vraag ernaar bij uw lokale distributeur en/of adviseur.
Save the Date: De Landbouwbeurs Leeuwarden 2024!
Van 11 t/m 13 december 2024 vindt in het WTC Expo Leeuwarden dé agrarische vakbeurs voor het noorden van Nederland plaats. Als boer, loonwerker of geïnteresseerde ben je hier aan het juiste adres. Ontdek er nieuwste primeurs, innovaties en technologische snufjes die de sector vooruithelpen. En niet te vergeten: vele grote mechanisatiemerken zijn aanwezig!
Wil jij ook duizenden agrariërs bereiken met jouw product of dienst en bouwen aan waardevolle connecties?
Wacht dan niet te lang en reserveer jouw stand via onze website.
ACHTERGROND
Akkerranden en minder spuiten Trudy Schoenmakers – de Jong is een van de telers van Nedertarwe. Samen met haar vader heeft ze een akkerbouwbedrijf met zo’n 70 hectare in Zuid-Beijerland. ‘We zijn gevraagd door CZAV die telers zocht die meer aan duurzaamheid willen doen’, vertelt Schoenmakers. ‘Wij doen dat al en we hebben bijvoorbeeld al veel certificaten, zoals Planet Proof en Global Gapp.’ Het sprak haar aan omdat ze met een aantal concrete maatregelen de meerprijs kon verdienen. Op het bietenperceel en op het aardappelperceel waar ze tarwe zaaide liet ze het ploegen achterwege. Dat leverde 25 punten op. Ze bewerkte het land alleen met een woeler en daarna deed ze in één werkgang rotoreggen en zaaien. Na de tarweoogst ploegt ze wel. Ook de andere percelen blijft ze voorlopig gewoon ploegen. ‘We hebben nkg wel eens eerder uitgeprobeerd, maar ik was er niet enthousiast over. Ik ben ook niet kapot van het nietgeploegde bietenland waar nu de tarwe op staat. Ik denk dat we in een droger jaar meer profijt zouden hebben gehad van de betere capillaire werken en het beter vasthouden van vocht.’
De akkerbouwer zaaide ook op
Trudy Schoenmakers – de Jong in Zuid-Beijerland is een van de telers van Nedertarwe. ‘We zijn gevraagd door CZAV die telers zocht die meer aan duurzaamheid willen doen.’
ONDERZOEK NAAR BAKTARWE
Binnen de graan-, meel- en broodketen is er een sterke behoefte om meer zelfvoorzienend te zijn in de productie van baktarwe. Sinds de oorlog in Oekraïne is die behoefte verder gegroeid. Daarom hebben twintig partijen uit alle schakels in die keten, waaronder Koopmans, de koppen bij elkaar gestoken om te onderzoeken hoe Nederland meer zelfvoorzienend kan worden voor baktarwe. Een belangrijk onderdeel van het tweejarig onderzoek is het realiseren van een betere en constantere bakkwaliteit van Nederlandse tarwe. Niet alleen het eiwitpercentage is belangrijk, maar ook de samenstelling van het eiwit. Wageningen University & Research doet daar onderzoek naar. Als daar meer over bekend is kunnen veredelaars daar gericht rassen op veredelen en kunnen telers daar hun teeltmaatregelen op richten.
2% van het tarweareaal bloemen in de akkerranden. Dat levert 75 punten op. Ook spoot ze geen insecticide in tarwe (25 punten). ‘Ik spuit dat nu bewust niet. Anders misschien wel. Het spaart lieveheersbeestjes. Die eten luizen op die het vergelingsvirus verspreiden.’ Schoenmakers zag dit jaar in het tarweperceel dat het ook zo werkt. Ze teelt dit jaar twee baktarwerassen, allebei met een hoger eiwitgehalte: Chevignon - ‘Ik noem het altijd ‘scheve non’ - en Addiction. Ze heeft in de teelt slechts beperkte invloed op de hoeveelheid en de kwaliteit van het eiwit. Ze wordt daar ook niet op afgerekend. Onder de naam De Hoeksche boerin plaats ze op social media regelmatig verhalen, foto’s en filmpjes over de teelt van Nedertarwe.
Groei in het Noorden
Wierda is enthousiast
over de samenwerking met CZAV en met de telers. Het is een enorm succes, want het werkt ‘bottum up’. Meer dan honderd telers in het Zuidwesten telen Nedertarwe en zo’n zestig ambachtelijke bakkers verkopen producten met Nedertarwe. Daarnaast is er ook interesse vanuit retail en industrie. Zo’n 10% van de 200.000 ton tarwe die Koopmans vermaalt in Leeuwarden is inmiddels al Nedertarwe en daar blijft het niet bij als het aan Wierda ligt. ‘We willen ieder jaar groeien.’
Om te beginnen biedt het kansen nu het werkgebied van CZAV in mei dit jaar fors uitbreidde door de fusie met coöperatie De Wieringermeer. ‘We kijken of we daar kunnen meegroeien.’ Maar Wierda richt ook zijn pijlen ook op het Noorden. Hij is al in gesprek met tarwetelers in het Oldambt. ZuidwestNederland is vanwege de extra zonuren en de iets hogere temperatuur wel net iets geschikter om baktarwe te telen, maar door de klimaatverandering wordt het Noorden ook steeds geschikter. Wierda: ‘We zien dat het klimaat dat dertig jaar geleden in Noord-Frankrijk was nu in Nederland is. Dan is er ook toekomst voor baktarwe in het Noorden. Bovendien speelt niet alleen het aantal zonuren een rol, maar ook bodem en aandacht. Daar komt bij dat er ook jaren zijn waarin het Noorden juist betere baktarwe oplevert.’
Koopmans zoekt vooral groepen telers in een gebied. Wierda kan geen garantie leveren dat ze kunnen aansluiten, want de tarwe moet bijvoorbeeld wel per schip naar de maalderij in Leeuwarden kunnen komen, maar hij wil in elk geval wel met hen in gesprek. ‘Je kunt mij altijd bellen.’
STOPPEN ALS BOER IS
Stoppende boeren geven hun werkzame leven in veel gevallen een vervolg in de agrarische sector. Sommige ondernemers kiezen juist voor een carrièreswitch, waarbij het boerenleven soms ook op de achtergrond een rol blijft spelen.
Tekst: Bouke Poelsma
Foto’s: Marcus Pasveer & Niels de Vries
Het aantal Nederlandse boerenbedrijven neemt al jaren af. In 2000 waren er nog ruim 97.000 land- en tuinbouwbedrijven in ons land. In ruim 20 jaar tijd is dat aantal fors gedaald. In 2022 waren er een kleine 51.000 bedrijven in de agrarische sector, zo blijkt uit de Gecombineerde Opgave. Met intussen ruim 1.417 inschrijvingen voor de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en Lbv-plus (peildatum 29 mei) komt er voorlopig zeker geen einde aan de krimp van de sector.
Acceptatie neemt toe
In tegenstelling tot pak ‘m beet een jaar of vijf geleden ziet zelfstandig agrocoach Dik Veefkind dat er in de agrarische sector intussen geen taboe meer rust op stoppen. ‘Dat is een duidelijk zichtbare tendens. De acceptatie voor stoppende boeren neemt toe. Datzelfde geldt voor het sociale begrip bij familieleden uit het gezin van herkomst.’
Veefkind voert regelmatig gesprekken met boeren die overwegen te stoppen. ‘Het is een zakelijke afweging, maar er komen vaak veel emoties bij kijken. Dat
maakt het ook zo’n lastige beslissing. Hoewel het taboe eraf is, ervaren veel ondernemers toch nog een gevoel van schaamte.’
Hoe geven stoppende boeren een vervolg aan hun werkzame leven?
Volgens Veefkind is dat mede afhankelijk van de leeftijd en de financiële situatie van de stopper. Stoppende boeren die nog 60 moeten worden, blijven in veel gevallen actief op de arbeidsmarkt, zo is de ervaring van Veefkind. Daarbij ziet hij een duidelijke tweesplitsing. ‘Sommige boeren laten de agrarische sector achter zich en gaan totaal iets anders doen. Zij laten zich omscholen. Verreweg de grootste groep zoekt emplooi in de sector die hen na aan het hart ligt. Er is ook best veel vraag naar mensen met ervaring, bijvoorbeeld als belangenbehartiger of in een adviseursrol. Stoppende boeren kunnen vaak ook bij collega-
GEEN TABOE MEER
ondernemers of loonwerkers aan de slag.’
Voor ex-ondernemers in de agrarische sector is het soms lastig om ‘onder een baas’ te werken, zegt Veefkind. ‘Als boer ervaar je een groot gevoel van vrijheid en hoef je geen verantwoording af te leggen. Als medewerker bij een bedrijf kom je in een ander stramien terecht. Je werkt dagelijks samen met collega’s en er worden communicatieve vaardigheden verwacht. Dat kan ingewikkeld zijn.’
‘Onbekend maakt onbemind. Stoppende boeren verwachten dat werken in loondienst benauwend kan zijn’, weet ook Lianne Veenstra. Zij houdt zich als agrarisch coach onder andere bezig met loopbaanvraagstukken. ‘Stoppen als ondernemer in de agrarische sector is niet gemakkelijk. Wat doet dat met je identiteit?
‘DAGELIJKS WERKEN MET COLLEGA’S VINDEN STOPPERS SOMS INGEWIKKELD’
Voordat je aan een tweede carrière begint is het zaak om voor jezelf helder te krijgen wie je bent en wat je wil gaan doen.’
Chauffeursbaan op maat
Marije van der Werff van Werff Talent hielp de afgelopen jaren meerdere stoppende boeren op weg naar een baan als chauffeur. Ze gaat graag het gesprek aan met voormalige agrarische ondernemers. ‘Wat helpt is dat wij veel affiniteit hebben met de boerenwereld. De agrarische sector en de transportsector zijn namelijk nauw met elkaar verweven. Als chauffeur in de food- en feedsector kom je immers dagelijks op het boerenerf’, aldus
Van der Werff, die ervan overtuigd is dat stoppende boeren veel toekomstperspectief hebben. ‘Onze deur staat altijd open voor een oriënterend gesprek over een overstap naar de transportsector. De drempel houden we bewust laag. Iedere dinsdag- en vrijdagmiddag organiseren we bijvoorbeeld open inloopmiddagen, waarbij iedereen zonder afspraak kan komen kennismaken. We kunnen een chauffeursbaan op maat aanbieden, met flexibele werktijden. Als gestopte boer kun je ook als chauffeur een grote mate van vrijheid ervaren in je vak.’
VAN MELKVEEHOUDER TOT ZORGMEDEWERKER
In het Friese Oppenhuizen runde Knilles Postma (63) tot en met 2013 een pachtboerderij met een kleine 70 melkkoeien. Het is financieel gezien lastig om het hoofd boven water te houden op het bedrijf met een kleine schaalomvang. Uitbreidingsplannen waren er wel, maar kwamen nooit van de grond. Als melkveehouder was Postma in die tijd al wekelijks als vrijwilliger actief op een zorgboerderij. Het leven in de zorg trok hem dermate aan dat hij besloot zich om te laten scholen. ‘Ik heb de stoute schoenen aangetrokken, ben op de trekker gestapt en voor een intake naar een middelbare school voor beroepsonderwijs gereden’, vertelt hij lachend. Postma verkoopt vervolgens z’n koeien en laat zich omscholen tot begeleider in de gehandicaptenzorg. Na een 2-jarige opleiding behaalt hij in oktober 2015 z’n diploma. Hij heeft meerdere opties en kan meteen aan de slag. Intussen werkt hij alweer bijna tien jaar op zorgboerderij Eastwei in Oppenhuizen, waar hij werkt met mensen met een meervoudige beperking. ‘Het is een prachtig en betekenisvol beroep. Maar het kan ook zwaar en pittig zijn. Je moet je mannetje staan’, zegt Postma, die allesbehalve spijt heeft van zijn carrièreswitch. Zo nu en dan mist de zorgmedewerker het leven op de boerderij nog wel, vooral het landwerk.
‘OOK ALS CHAUFFEUR HEB IK EEN VRIJ LEVEN’
Jan Braker (55) stopte drie jaar geleden als melkveehouder. In Niezijl (Gr.) bestierde hij een bedrijf met 80 melk- en kalfkoeien op 40 hectare. ‘Financieel gezien kon het niet meer’, zegt Braker, die een echtscheiding achter de rug heeft. De melkveehouder verkocht zijn bedrijf aan de buurman en besloot als chauffeur aan de slag te gaan. Als begin twintiger haalde hij ooit al zijn groot rijbewijs. Na het behalen van zijn Code 95-punten, die aantonen dat hij vakbekwaam is, kon Braker een paar jaar geleden meteen aan de slag. ‘Ik kreeg direct een trailer mee, terwijl je meestal met een bakwagen moet beginnen.’
Na de verkoop van zijn bedrijf kocht Braker een woonboerderij met 7.000 vierkante meter grond. Volgens z’n boekhouder hoeft hij zich niet heel druk meer te maken, maar moet hij nog wel wat doen. Braker geniet daar ook van. Via Werff Talent rijdt hij maximaal drie dagen per week voor De Vries in Hallum (Fr.). Hij vervoert van alles, van koekjes tot onderdelen van eiersorteermachines en van ijzerwaren tot diepvriesproducten. Na zijn afscheid van het boerenbestaan is Braker bepaald niet bij de pakken neer gaan zitten. ‘Ik denk in oplossingen en sta open voor de wereld. Ik vind het leuk om nieuwe dingen te doen en andere mensen te ontmoeten.’
Als chauffeur blijft Braker betrokken bij het boerenleven. Hij is LTO-lid en volgt het agrarische nieuws op de voet. Regelmatig stapt hij bij een kennis nog even de stal in. ‘Ik mis het vrije ondernemerschap. Maar als chauffeur heb ik ook een vrij leven. Ik hou van rijden, rondkijken, muziek luisteren en krijg daar ook nog voor betaald. Er is bovendien niemand die er wat van zegt als ik in de cabine de volumeknop wat verder opendraai bij de nummers van Metallica, Rammstein en Linkin Park.’
VOLOP INTERESSE IN
Energieopslag leeft onder akkerbouwers. Bij Countus komt een toenemend aantal vragen binnen over het onderwerp. Investeren in accu’s kan interessant zijn, maar marktfluctuaties kunnen impact hebben op het rendement.
Tekst: Bouke Poelsma Foto: Hans Banus
Akkerbouwer Jan Reinier de Jong in zijn zonnepark van 20 hectare: ‘Het komt regelmatig voor dat het zonnepark vanwege capaciteitsproblemen wordt afgeschakeld van het net. Daarvoor worden we wel gecompenseerd, maar het is al met al geen vetpot.’
ENERGIEOPSLAG
Countus accountants + adviseurs merkt dat agrarische ondernemers interesse tonen in de mogelijkheden van energieopslag. ‘We krijgen een toenemend aantal vragen over dit onderwerp. Het leeft zeker’, zo zegt Harry Roetert, bedrijfsspecialist duurzaamheid en nieuwe energie. Zijn collega Hessel Kingma, branchespecialist akkerbouw, weet dat enkele akkerbouwers in Friesland intussen hebben geïnvesteerd in een accu van 0,45 megawatt. Navraag leert dat deze ondernemers het nu nog net te vroeg vinden om hierover te vertellen. Het onderstreept nog maar eens dat de nodige akkerbouwers momenteel over voldoende liquide middelen beschikken om te investeren in energieopslag. ‘De investeringsruimte is er. Verschillende akkerbouwers investeren in duurzaamheid’, zegt Kingma. Roetert vult aan: ‘Investeren in energieopslag is fiscaal aantrekkelijk en kan rendement opleveren.’
Voldoende ruimte cruciaal Om te kunnen handelen op de energiemarkt, ziet Countus op dit moment vooral kansen voor bedrijven met een grootverbruik-aansluiting. Daarbij is het van belang dat de aanvoer- en transportovereenkomst voldoende ruimte biedt voor zowel het terugleveren als het afnemen van energie. Aan de hand daarvan kun je zien hoeveel ruimte er is om te handelen op de verschillende energiemarkten. ‘Het aanpassen van aansluitingen en overeenkomsten is op dit moment erg lastig’, aldus Roetert. Accu’s bieden akkerbouwers de mogelijkheid te handelen op drie verschillende energiemarkten. Daarbij gaat het om de Epex-markt (spotmarkt), de onbalansmarkt en de FCR-markt. De Epex-markt is een daghandel, waarbij iedere dag de uurprijzen van de volgende dag worden vastgesteld. De onbalansmarkt is er om netcongestie op te lossen. Daarbij wordt ingesprongen op korte termijn schommelingen tussen vraag en aanbod op het stroomnet (kwartierprijzen). De FCRmarkt is bedoeld om de frequentie op het net op peil te houden, waarbij 50 hertz het uitgangspunt is. Voor de handel op deze markten kunnen
akkerbouwers contracten afsluiten. ‘Handelen op de onbalansmarkt is het meest interessant’, zegt Roetert. ‘De schommelingen tussen vraag en aanbod zijn groot, met grote prijsfluctuaties tot gevolg. Met een accu kun je daar meteen op inspelen.’
Terugverdienen in vijf jaar Accu’s zijn er in verschillende gradaties. Een accu met een vermogen van 1 megawatt vraagt volgens Countus een investering van € 700.000 tot € 800.000, waarbij energieinvesteringsaftrek mogelijk is (EIA).
Aanbieders van accu’s geven aan dat het mogelijk is om dergelijke investeringen binnen vijf jaar terug te verdienen. Roetert plaatst een kanttekening. ‘Daarvoor zijn goede contracten nodig, met de juiste
‛HET STROOMNET IS NIET GOED OP ORDE’
voorwaarden.’ Het precieze rendement is bovendien sterk afhankelijk van de situatie op de energiemarkt. ‘Markten fluctueren. Als ondernemer moet je altijd rendement en risico afwegen’, aldus Roetert.
Pionier in Drenthe
Akkerbouwer Jan Reinier de Jong in het Drentse Odoorn investeerde al in 2015 in een accu met een vermogen van 350 kW. Hij was een van de eerste ondernemers in de agrarische sector die investeerden in energieopslag en geldt als een pionier op dit gebied. ‘In combinatie met onze zonnepanelen zag ik dat destijds als een duurzaam verdienmodel, dat zich zonder subsidie moest kunnen bedruipen’, aldus De Jong. Zoals zo vaak bleek de praktijk een stuk weerbarstiger. De akkerbouwer vertelt eerlijk dat de investering in de accu met een vermogen van 350 kW niet datgene heeft gebracht wat hij ervan had verwacht. ‘Het heeft heel veel moeite gekost om de accu goed aan de gang te krijgen. De energiebelasting en de netwerkkosten hebben een negatieve
impact op het verdienmodel.’ De Jong profiteerde bij de aanschaf van energie-investeringsaftrek (EIA) en een subsidie van Provincie Drenthe. Mede daardoor heeft de accu hem uiteindelijk niet veel geld gekost. De Jong is momenteel sceptisch over investeringen op de energiemarkt. ‘Er zijn veel partijen die accu’s aanbieden, maar er wordt nog altijd weinig mee verdiend.’ De ondernemer raadt collega-akkerbouwers aan om accu’s in eerste instantie in te zetten voor de eigen bedrijfsvoering. ‘Denk goed na over het gebruik van de accu en ga in zee met een partij die bekend is in de akkerbouwsector. De basis moet goed zijn. Een accu is een hulpmiddel om binnen je bedrijfsvoering slim om te gaan met energie. Je moet in mijn ogen niet alleen inzetten op rendement op de energiemarkt.’
50 minuten laden Het koelen en ventileren van de bewaarschuren vraagt veel energie op het bedrijf van De Jong. Op de economisch meest gunstige momenten wordt hiervoor energie uit de accu gebruikt. Dat geldt eveneens voor de twee elektrische laadpalen op het bedrijf. De accu van De Jong heeft een opslagcapaciteit van 300 kWh en een vermogen van 350 kW. Hij kan de accu in ongeveer 50 minuten helemaal laden of ontladen. De Jong overweegt de accu op termijn te vervangen voor een exemplaar met een vermogen van 100 tot 120 kW. ‘Die capaciteit sluit beter aan bij de opbrengst van mijn zonnepanelen.’ Daarvan heeft hij er 1.050 liggen.
Geen vetpot ‘Het stroomnet is niet goed op orde.’ De ondernemer investeerde in een zonnepark van 20 hectare. Het park is eigendom van De Jong Energie BV, waar de ondernemer samen met zijn dochters aandeelhouder van is. Regelmatig komt het voor dat het zonnepark vanwege capaciteitsproblemen wordt afgeschakeld van het net. ‘Daarvoor worden we wel gecompenseerd, maar het is al met al geen vetpot’, zo zegt de ondernemer, die zich gelukkig prijst met de SDE-subsidie op het project.
Ruthger Steenbeek, Branchespecialist akkerbouw bij Countus
HIGHTECH IS OVER TIEN JAAR DE NORM
Het was ergens in het midden van de jaren 90. Ik was zelfstandig agrarisch ondernemer en zat in de auto met een collega van mij. Hij belde met een draadloze telefoon. Voor het eerst maakte ik kennis met deze vorm van telefonie en ik was zwaar onder de indruk. Is dit de toekomst?, dacht ik toen.
Inmiddels zijn we dertig jaar verder. Inderdaad, het wás de toekomst. De mobiele telefoon is niet meer weg te denken uit ons leven. In de tussentijd ben ik gestopt als ondernemer, zo rond het jaar 2000. Ik kwam in het agrarische advieswereldje terecht ben en zat de afgelopen 25 jaar met honderden akkerbouwers om tafel om investeringsplannen te bespreken. Rond 2005 deed het GPS-systeem z’n intrede. Zo’n investering kostte al gauw € 10.000. Als deze investering ter sprake kwam, was altijd de vraag: ‘Wat is het verdienmodel van zo’n systeem?’ Zoveel geld uitgeven om recht te kunnen rijden, is dat een toegevoegde waarde? Met een salonstok op de kopakker en een stok midden op de motorkap kan je toch ook recht rijden?
Enorme kansen, pak het op
Inmiddels weten we allemaal wat de toetreding van het GPS-systeem ons heeft gegeven. Op dit moment staat de Nederlandse landbouw voor een nieuw tijdperk. Wet- en regelgeving rond arbeid, voedselveiligheid, stikstof, biodiversiteit en CO₂ zijn nieuwe uitdagingen. De overheid, maar vooral ook de markt, afnemers van ons voedsel, gaan steeds meer eisen stellen aan de teeltmethode. Doe je niet mee, dan mag je niet leveren of krijg je een lagere uitbetaalprijs. Met het toepassen van nieuwe ontwikkelingen - omtrent technologie, robotisering, automatisering en data - gaat de akkerbouw enorme kansen krijgen om een positieve invulling te geven aan de gestelde teelteisen. Binnen de sector is er nog veel scepsis of deze ontwikkelingen wel het antwoord zijn om de gestelde teeltdoelstellingen op te lossen. Wat dat betreft is er niks nieuw onder de zon. Alles wat nieuw is – of het nu revolutionaire technologie of andere moderne fratsen zijn - vindt de mensheid in eerste instantie helemaal niks. Pas als de voorlopers hebben bewezen dat nieuwe ontwikkelingen wel degelijk een oplossing zijn, volgt de massa.
Voorlopers wijzen ons de weg
Kijk naar de twee genoemde voorbeelden hierboven, telefoon en GPS. Voorlopers hebben die ontwikkeling opgepakt en kijk nu, dertig jaar verder, welke enorme kansen en mogelijkheden die twee ontwikkelingen ons hebben gegeven. Voor mij is het overduidelijk dat de hightech landbouw voor de akkerbouwsector dé mogelijkheid is om het bestaansrecht van voedselproductie in Nederland te garanderen. Voorlopers pakken het nu op en over tien jaar heeft de massa dit ook opgepakt. Alles wat nu hightech is, is over tien jaar de norm. Verzet je er niet tegen, maar omarm het. Of liever nog, pak het op. Ik had graag nog tien jaar jonger willen zijn om samen met u deze nieuwe uitdaging aan te gaan. Maar later dit jaar word ik 66, ongeveer de leeftijd dat je in dit land met pensioen gaat. Daarom is dit mijn laatste column. Eind dit jaar geef ik het stokje over aan mijn opvolger Hessel Kingma, de nieuwe branchespecialist van Countus. Ik neem afscheid van u en ga. Maar de akkerbouw blijft, misschien wel steviger en kansrijker dan ooit. Ik blijf u volgen, het ga u goed!
Het TTW-Systeem® wordt gebruikt voor:
- het vastleggen van relevante perceels- en gewasgegevens - teelt-, koel- en verwerkingsadviezen
- het vergelijken van uw gegevens met het gemiddelde van andere bedrijven
- het vergelijken van uw gegevens met voorgaande jaren en/of andere gewassen op uw bedrijf - gewasontwikkelingsoverzichten, inclusief foto’s - beheer van plaatsspecifieke data (georeferentie)
Welke opbrengst is er op uw perceel mogelijk en welke opbrengst haalt u werkelijk? Dit verschil - de yield gap of het ‘opbrengstgat’ - pakken we samen bij de kop, met als doel om dit kleiner te maken. Een zo hoog mogelijke opbrengst, gecombineerd met een hoge kwaliteit en een efficiënt gebruik van hulpmiddelen. Daar streeft u toch ook naar?
Wist u dat:
Adviseurs voor teelt, bewaring en verwerking Consultants for cultivation, storage and processing
TTW-klanten opbrengsten halen die 10 tot 20 procent boven het CBS-gemiddelde liggen? Samen maken we die groei mogelijk!
Ynsigt is dé plek waar je als agrarisch ondernemer aanklopt voor advies en begeleiding bij een financieringsvraagstuk.
BIETENBESCHERMING BOOSTER
®
TERN
• Til de aanpak van Cercospora naar een hoger niveau
• Combineer TERN® met BICANTA® of Belanty voor langdurig gezond groen blad
• Voor een hogere opbrengst met meer suiker