DOELSTURING, EINDELIJK!
Het TTW-Systeem® wordt gebruikt voor:
- het vastleggen van relevante perceels- en gewasgegevens
- teelt-, koel- en verwerkingsadviezen
- het vergelijken van uw gegevens met het gemiddelde van andere bedrijven
- het vergelijken van uw gegevens met voorgaande jaren en/of andere gewassen op uw bedrijf
- gewasontwikkelingsoverzichten, inclusief foto’s
- beheer van plaatsspecifieke data (georeferentie)
Welke opbrengst is er op uw perceel mogelijk en welke opbrengst haalt u werkelijk? Dit verschil - de yield gap of het ‘opbrengstgat’ - pakken we samen bij de kop, met als doel om dit kleiner te maken. Een zo hoog mogelijke opbrengst, gecombineerd met een hoge kwaliteit en een efficiënt gebruik van hulpmiddelen. Daar streeft u toch ook naar?
Wist u dat:
Adviseurs voor teelt, bewaring en verwerking Consultants for cultivation, storage and processing
TTW-klanten opbrengsten halen die 10 tot 20 procent boven het CBS-gemiddelde liggen?
Samen maken we die groei mogelijk!
RESTAIN ETHYLEEN voor iedere pootgoedteler een succes!
Meerwaarde toepassing Restrain ethyleen
✓ Bewaren bij een hogere temperatuur is mogelijk
✓ Knollen blijven na sorteren rustiger
✓ Eenvoudig en flexibel toe te passen
✓ De bewaarschuur hoeft niet aangepast te worden
✓ Geen mutanten
✓ In potentie 15% meer knollen per plant
✓ Hoger financieel rendement
✓ Rust in en om de bewaring
Maaknueenafspraakmeteenvanonzeadviseursvooreenadviesopmaat! Hoogland BV Leeuwarden | Tel. : 0518411400 | www.hooglandbv.nl
Veredelde mestbewerking in de akkerbouw
Product en werking
AgriMestMix® is een natuurlijk mineralenmengsel. Het brengt in de drijfmest belangrijke biochemische processen op gang. AgriMestMix® stimuleert de groei van micro-organismen waaronder bacteriën die organisch gebonden stikstof omzetten in ammonium stikstof. Deze ammonium stikstof zorgt voor een sterkere beworteling en bevordert de groei van de plant. Hierdoor kan de fosfaatgift uit kunstmest naar beneden worden bijgesteld. Onderzoek in Wageningen heeft aangetoond, dat veel zand-, veen- en kleigronden al jarenlang worden bewerkt met een overdosis aan kunstmest. Dit resulteert in hoge mineralenverliezen, een onbalans in de bodemvruchtbaarheid en een negatief effect op de productkwaliteit. AgriMestMix® doorbreekt deze neerwaartse spiraal. Voor akkerbouwers is het de perfecte bemesting, juist omdat de stikstof pas beschikbaar komt tijdens de groei van de gewassen.
Voordelen
• Toediening van homogene drijfmest (v.w.b. chemische samenstelling én dosering)
• Onderdrukking van schimmelvorming; hierdoor kunnen de goede bacteriën optimaal groeien en worden de slechte micro-organismen tegengewerkt, waaronder mycotoxine-producerende schimmels
• Hogere stikstofbenutting uit drijfmest door betere N-beschikbaarheid in het groeiseizoen
• Herstel (verbetering) van het bodemleven en de bodemstructuur
• Daling van het kunstmestverbruik
• Er vindt geen uitspoeling van kostbare stikstof plaats
Rinagro BV
Buorren 4, NL-8756 JP Piaam
T +31 (0)515 232 724
F +31 (0)515 233 122
E info@rinagro.nl
farmi n g
I www.rinagro.nl
Verpakking / Dosering
Verpakking
AgriMestMix® is verkrijgbaar in jerrycans van 10 liter
Behandeling volle opslag
Bij volle opslagsilo en/of drijfmestkelder mengt u 10 liter
AgriMestMix® per 300 m3 drijfmest.
Gedurende stalperiode
Éénmalig voor de bestaande voorraad in de drijfmestkelder 3,3 liter
AgriMestMix® per 100 m3 drijfmest doseren. Vervolgens doseert u wekelijks per 100 GVE 1750 ml
AgriMestMix® over de roostervloer
Product aanlengen met 10-20 liter water voor betere verdeling.
Eenvoudig doseren met forSave® forSave® is de innovatieve en gepatenteerde doseerinstallatie voor AgriMestMix®. forSave® doseert automatisch de juiste hoeveelheid AgriMestMix® direct onder de roostervloer
Vraag naar meer info.
houd
DE AKKERBOUW SNAPT HET
‘WE DOEN DRINGENDE OPROEP AAN DE KETEN: HELP ONS!’
‘EEN LAGE RENTE NU IS PIJN VOOR DE LANGE TERMIJN’
OOK DEWULF START MET OPTISCH SORTEREN
‘DE KOSTPRIJS IS STERK GESTEGEN, HOUD DIE IN BEELD’
‘DENK ALS ONKRUID, DAN KUN JE HET SUCCESVOL AANPAKKEN’
‘ALLE SEINEN IN DEN HAAG OP GROEN VOOR DOELSTURING’
‘VERGIF EN ETEN, DAT KAN EIGENLIJK NIET’
‘NISCOO PRIKKELT EN VERRAST’
‘ZORG VOOR HARDE DATA ONDER HET REGENERTIEVE FRIETJE’
ALARM! BRANDGEVAARLIJKE ACCU’S VEROVEREN BOERENERF
‘WIJ VINDEN HET LEUK OM AAN PROEVEN MEE TE WERKEN’
‘WE GAAN OPNIEUW FORS OMHOOG IN UITBETALINGSPRIJS’
BIOLOGISCH MET EEN VLEUGJE GANGBAAR
COLOFON
Deze uitgave van Akker van het Noorden is gemaakt in partnerschap met een aantal bedrijven. Te weten: Topteam, TTW, Niscoo, Broekens BV, Agrico, Countus, Hoogland BV en Hulst Wind Energy.
Uitgever: Langs de Melkweg in Sneek Adres uitgever: Langs de Melkweg, Lorentzstraat 21-A, 8606 JP Sneek Telefoon: 0515-429874 E-mail: redactie@langsdemelkweg.nl
Redactie: Jelle Feenstra en Sjoerd Hofstee Verder werkten mee: Peter van Houweling, Niels van der Boom, Egbert Jonkheer, Bram Becks, Jacob van Essen, Marcel van Kammen, Marchje Andringa, Landpixel, Wil van Vossen, Niels de Vries, Marcus Pasveer, Sjoerd de Hoop en Antsje Cnossen. Foto-cover: Bram Becks
Vormgeving: Houssam Diab
Druk: Senefelder Misset Doetinchem
Verspreiding: Dit magazine wordt door PostNL verspreid onder akkerbouwers en agribusiness in Drenthe, Groningen, Friesland, Flevoland, Overijssel en Noord-Holland.
Wilt u dit magazine bij een volgende uitgave niet meer ontvangen dan kunt u dit aangeven bij de uitgever via redactie@langsdemelkweg.nl.
Www.akkervanhetnoorden.nl
Overname van artikelen is alleen toegestaan na toestemming van de redactie. Hoewel aan de samenstelling van de inhoud de meeste zorg is besteed, kan de redactie geen aansprakelijkheid aanvaarden voor mogelijke onjuistheden of onvolledigheden. Alle auteursrechten en overige intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden nadrukkelijk voorbehouden. Deze rechten behoren bij Langs de Melkweg c.q de betreffende fotograaf. Artikelen uit deze uitgave mogen uitsluitend verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt na schriftelijke toestemming van Persbureau Langs de Melkweg.
ADVERTENTIE
DE AKKERBOUW SNAPT HET
Met ruzie en scherpe tegenstellingen kom je doorgaans niet verder. In de akkerbouw beginnen ze dat, in tegenstelling tot de melkveehouderijsector, aardig te begrijpen. Hier timmert de BO Akkerbouw onder leiding van historicus André Hoogendijk rustig door aan een stabiele toekomst voor de slechts 2.000 akkerbouwers die nog over zijn in Nederland. Twee jaar geleden kwam BO Akkerbouw al met een progressieve toekomstvisie, waarbij het de eigen sectorvertegenwoordigers niet spaarde. ‘Veel mensen in de sector verkondigen met luide stem wat ze allemaal niet willen. Maar je zult vooral ook moeten vertellen wat je dan wél wilt.’
BO Akkerbouw legde een duidelijke visie neer op waarom de akkerbouwsector in Nederland minstens 500.000 hectare ruimte nodig heeft in Nederland, wat ze de komende 20 jaar wil gaan doen en waarom ze dat wil doen. Het was een scherpe, empathische visie. ‘Wij, de akkerbouwsector, spelen een belangrijke rol in voedselvoorziening en willen die graag blijven spelen. Zonder daarbij de alsmaar groeiende bevolking in Nederland dwars te zitten. Sterker nog, we kunnen die groeiende bevolking naast voedselvoorziening veel meer bieden. Een mooi en schoon landschap, groene en blauwe diensten, eiwitgewassen voor een gezonder leven en biologisch isolatiemateriaal om uitgestoten CO₂ vast te leggen in woningen. O ja, we gaan dit doen op basis van doelsturing, in plaats van werken volgens voorbeelden als de volkomen bezopen en achter een bureau bedachte kalenderlandbouw.
Landbouworganisaties en de grote coöperaties in de akkerbouwsector werken nu al een tijdje innig samen aan dit verhaal. Ze beseffen dat ze elkaar keihard nodig hebben om te overleven, nemen initiatief en stemmen dat af binnen BO Akkerbouw. ‘In vergelijking met de melkveehouderijsector hebben wij in de akkerbouw ook wat minder clubs die de hakken alleen maar in het zand zetten. Wij willen allemaal vooruit en dat praat een stuk makkelijker’, stelt LTO-Akkerbouw-voorzitter Tineke de Vries in een uitgebreid vraaggesprek in dit nummer. De volgende stap is om de neuzen van alle schakels in de keten volledig dezelfde kant op te krijgen. Voor élke schakel in de keten zit er in dit nummer van Akker van het Noorden een boodschap. Moeten sommige telers nog wel voor grof geld willen overbemesten? Moet het aardappelhandelshuis niet een beetje minder koopman en een beetje méér structuurbewaker van de sector worden? En moet McDonald’s niet gewoon overschakelen op weerbaardere aardappelrassen? Kortom, elke schakel moet goed nadenken over zijn of haar eigen rol in de keten.
Nu, twee jaar later, is het tijd om de eerste oogst van het hebben van een visie binnen te halen. De politiek in zowel Den Haag als Brussel is overtuigd dat middelvoorschrift vanaf 2026 moet worden vervangen door doelsturing. De opkomst van groene en blauwe diensten op akkerbouwbedrijven komt aarzelend op gang. Maar er is beweging. Toegegeven, de groei van eiwitgewassen is hem, in het vleesminnende Nederland, nog niet helemaal geworden. Ondertussen wordt er in 2025 in Leeuwarden wél de eerste Europese fabriek voor hennepisolatie gebouwd, het biobased verhaal. Als resultaat van een grote deal tussen Friese woningbouwcorporaties, bouwers, overheden en producenten. Ook daarvan zal menig praktiserend akkerbouwer nu nog zeggen: hou toch op, het levert te weinig op. Maar het zijn wel allemaal kleine stapjes naar een toekomst met een vergunning om te produceren, een ‘licence to produce’. Het is, kortom, als sector de wil tonen om mee te willen bewegen met maatschappelijke ontwikkeling. Vroeg of laat werpt dat z’n vruchten af.
Jelle Feenstra, hoofdredactie jfeenstra@langsdemelkweg.nl
‘WE DOEN DRINGENDE OPROEP
Waterkwaliteit en gewasbescherming. Dat zijn de twee grote uitdagingen waar de akkerbouwsector aan de vooravond van 2025 voor staat. ‘Waterkwaliteit, dat lossen we op. Maar voor de tweede uitdaging, minder chemie, hebben we de afnemers van onze afnemers keihard nodig. De McDonalds, Unilever’s en Nestlé’s van deze wereld moeten echt anders gaan denken en opereren, anders krijgen we de teelten niet meer rondgezet’, luidt de noodkreet van voorzitter Tineke de Vries van LTO Akkerbouw.
Oprecht bezorgd is ze, Tineke de Vries. ‘De laatste twee jaren, met veel nattigheid en weinig tot geen winter, lukt het de akkerbouw met de huidige regels en middelen niet meer om de gewassen gezond te houden.’ Phytophthora, valse meeldauw, maar ook insectenschade zorgen voor steeds grotere problemen, nu de sector een aantal effectieve middelen is kwijtgeraakt. ‘En groene oplossingen voor schimmelziektes zijn in geen velden of wegen te bekennen.’ De boodschap die ze wil afgeven, is kraakhelder: het roer moet om, minder middelen en meer weersextremen vragen om nieuwe oplossingen. ‘Daaronder versta ik niet dat we voortaan allemaal maar biologisch moeten gaan telen. Wel dat we met de hele keten op korte termijn om tafel gaan en bespreken wat voor aanpak we wel gaan kiezen. Want wij als telers krijgen de teelt niet meer rond gezet en lopen ook nog eens alle risico’s. En met de hele
keten bedoel ik dan van veredelaars tot de afnemers van onze afnemers.’
Wie bedoel je met de afnemers van jullie afnemers?
‘Onze directe afnemers zijn bedrijven als Cosun, HZPC, Agrico, Agrifirm, Avebe en Aviko. Zij leveren onze producten aan grote multinationals als McDonald’s, Nestlé en Unilever. En juist die bedrijven moeten meer in beweging komen, om een beweging door de hele keten heen stevig op gang te krijgen.’
Noem eens een concreet voorbeeld.
‘Nou, neem McDonald’s. Dit wereldconcern verkoopt wereldwijd al jaren lange witte frietjes. Maar lange witte frietjes worden veelal gemaakt van aardappelen die best veel stikstof en gewasbeschermingsmiddel nodig hebben. Wij als telers willen, samen met onze verwerkers, best naar milieuvriendelijkere rassen, maar zolang McDonald’s daarin het voortouw
niet neemt, gaat dat niet werken. Dan kunnen wij geen andere rassen telen en veredelaars geen nieuwe rassen ontwikkelen. Dus op het moment dat een grote speler als McDonald’s zegt: wij stappen over op gele, kortere frietjes, waarvan de verwerking weliswaar iets minder efficiënt verloopt, maar die ook minder stikstof en middelen nodig hebben, dan komt alles in een enorme stroomversnelling. Die kanteling hebben we nodig.’
Zien jullie al wat beweging bij de afnemers van jullie afnemers? ‘Zeker. McDonald’s wendde zich tot dusverre maar zelden rechtstreeks tot de teeltsector in Nederland. Maar dit jaar waren ze voor het eerst aanwezig op de Aardappeldemodag in Westmaas. Daar trof ik de nieuwe
AAN DE KETEN: HELP ONS!’
duurzaamheidsmanager en inmiddels hebben we met LTO Akkerbouw een eerste gesprek gehad met hem. Dat is best bijzonder, want dat hebben we heel lang niet kunnen krijgen. McDonald’s ziet ook dat de beschikbaarheid van lange aardappelen door het wegvallen van middelen en grillig weer onder druk komt te staan.’
Wat zijn de oplossingen?
‘Toch vooral een breder en resistenter rassenpakket, waarbij de consument moet accepteren dat frites of chips een andere kleur of ander formaat kunnen hebben, maar daarom nog wel even lekker zijn. Daar horen dan rassen bij die minder input nodig hebben. De veredeling moet een tandje bijschakelen en wij als telers moeten verstandig met resistenties omgaan, evenals met onze bedrijfshygiëne. We vragen ook van het bedrijfsleven meer en snellere groene oplossingen en van onze toelatingshouders een snellere toelating daarvan. Onderzoek en kennisdeling moet nog meer worden toegespitst op de werking en het omgaan met groene oplossingen. Kortom, de hele keten moet veranderen, van
SLIM GROEIEN MET HET BEDRIJF
Tineke de Vries (58) heeft met haar man Gosse Jensma in het Friese Hallum een akkerbouwbedrijf met 58 hectare pootaardappelen en 18 hectare suikerbieten. De rest van het bouwplan, ruim 50%, bestaat uit granen, meest wintertarwe. Het merendeel van de aardappelen gaat naar de HZPC, maar ook een deel naar Averis en Europlant. Ze wisselen jaarlijks grond uit met een melkveehouder in de buurt. Hun twee kinderen, Gelbrich (26) en Theunis (24), zitten al in de maatschap en nemen het bedrijf binnen nu en tien jaar over. Gelbrich werkt fulltime bij Europlant. ‘De toekomst zit niet in fors groeien, eerder slim groeien, bijvoorbeeld door uitruil van grond met veehouders of collega’s’, stelt Tineke. Of door gerelateerd werk buitenshuis, zoals zij en haar dochter dat doen. ‘Er zijn meer wegen dan alleen maar schaalvergroting.’
veredelaar tot en met de consument.’
Is gewasbescherming op dit moment het belangrijkste dossier in de akkerbouw?
‘Ja, by far’. We hebben op dit dossier te maken met veel emotie, waarmee de feiten al snel worden overstemd. Geen wonder dat de burger bang is. In berichten die je hierover voorbij ziet komen in algemene media, wordt met de vinger altijd meteen gewezen naar de landbouw. Terwijl dat vaak niet terecht is. Zo bleek de bron van de PFAS-verontreiniging in de Jelsumer Feart in Friesland na nader onderzoek van Wetterskip Fryslân afkomstig van de nabijgelegen luchtmachtbasis Leeuwarden. Maar in de tussentijd had Provinsje Fryslân al een brief gestuurd naar het ministerie van I&W dat alle gewasbeschermingsmiddelen met PFAS erin verboden moesten worden. We worden nu bijna dagelijks lelijk geframed in de media, waarna weer Kamervragen worden gesteld, altijd door dezelfde partijen. Die continue negatieve framing, daar kunnen wij gewoon niet tegenop. Ik maak me daar zorgen over.’
Wat zijn die zorgen?
‘Dat het middelpakket nog veel verder wordt uitgekleed. En dat dat zo hard gaat dat wij bepaalde teelten niet meer kunnen uitvoeren in Nederland en Europa.’
Zover zal het toch niet komen?
‘Dat weet ik nog niet. De maatschappelijke weerstand is enorm. Er lijkt soms geen rem meer op te
zitten.’
Er zal wel eten moeten komen. ‘Nou, tot nu toe liggen de winkels nog vol, dus dat besef is er gewoon niet. Straks als het te laat is, ja dan zijn wij als sector grotendeels weg.’
Maar de akkerbouw heeft op dit dossier toch ook een verantwoordelijkheid te nemen?
‘Natuurlijk! Ik zeg ook niet dat gewasbeschermingsmiddelen onschadelijk zijn, maar laten we de discussie wel blijven voeren op basis van data en feiten in relatie tot gezondheid. Dan kunnen we daar als sector naar handelen en helpt het ons om daadwerkelijk zaken te veranderen.
De realiteit zal zijn dat we nog steeds effectieve chemische middelen nodig hebben, al was het maar om kostbare resistenties te beschermen. Maar wel minder en met acceptabele gevolgen voor milieu en gezondheid. Voedsel telen zonder emissies is namelijk onmogelijk.’
Daar lijken sommige partijen anders over te denken.
‘Natuurlijk proberen wij als telers steeds verder te minderen in middelengebruik. Maar in de afgelopen twee jaar, met grote phytophtoradruk, lukt dat gewoon niet.’
En nu?
‘De emotie kunnen we niet beïnvloeden. Het enige wat we kunnen doen, is zorgen dat we data en feiten op tafel krijgen. Als een stof aantoonbaar Parkinson veroorzaakt,
INTERVIEW
zijn wij de eerste die zegt: stop er mee. Maar we krijgen de data niet. De directeur van de Parkinson-vereniging zegt: we hebben 10.000 leden, daar zitten veel boeren bij. Nou, daar schrik ik van. Dan vraag ik: waar zitten die dan? Maar die informatie geven ze niet.’
Waarom niet?
‘Dat weet ik niet. Je kunt toch wel een kaartje maken van: daar komen heel veel neurologische aandoeningen voor? En dan kun je gerichter op zoek naar mogelijke oorzaken.’
Ik kan me niet voorstellen dat de akkerbouw verdwijnt uit Nederland. ‘Ik ook niet. Want waar moet het dan? Als er één plek is waar het kan,
‘DE
OPBRENGSTEN
GOED’
is het hier en dat geldt zeker voor de pootaardappelteelt in Noord-Nederland. We kunnen ook best wel een aantal dingen oplossen, met spotprayers, mechanische onkruidbestrijding, ecorobotjes, laserwieders. Maar om die dingen te bekostigen heb je wel schaal nodig. Dus hou als politiek in elk geval maar op om te pleiten voor kleinschalige landbouw in Nederland, want dat is onmogelijk. Er is niemand meer die met de schoffel in het veld wil
staan. De schaalvergroting zal dan ook in een razend tempo doorgaan.’
Een ander heikel dossier is nitraat en waterkwaliteit.
‘Ja, maar dat is een dossier dat we gaan oplossen, dat gaan we redden.’
Hoe dan?
‘Met een groot aantal organisaties uit de plantaardige én dierlijke sector hebben we de handen ineen geslagen. Onze inzet is dat we, hopelijk in het 8e en anders uiterlijk in het 9e Actieprogramma Nitraat, met een eigen nitraataanpak mogen sturen op doelen die je zelf kunt beïnvloeden.’
Hoe ziet dat eruit in de praktijk?
‘We hebben een driestappenplan gemaakt. De eerste stap is kennis vergaren. Hoeveel stikstof neemt een gewas precies op? In welke fase van de teelt? Welk deel blijft in gewasresten achter? Stap 2 is een robuuste meetsystematiek ontwikkelen die de stikstofefficiëntie in beeld brengt. Zo’n meetinstrument helpt ons monitoren of we de waterkwaliteitsdoelen halen en onder het gestelde doel blijven van 50 milligram nitraat per liter in het bovenste grondwater. Stap 3 is dat ook verwerkers en andere afnemers bijdragen aan een betere grondwaterkwaliteit, bijvoorbeeld door het gebruik van andere rassen en het ondersteunen van telers. Ook op dit
dossier doen we een dringende oproep aan de partijen hogerop in de keten: denk mee, help ons!’
Lukt dat een beetje?
‘Ik denk het wel, want in dit verhaal werken we nauw samen met coöperaties als Cosun, Agrifirm en diverse aardappelverwerkers. Deze coöperaties en organisaties nemen nu ook meetinitiatieven. We stemmen alles af binnen de BO Akkerbouw, een mooi platform hiervoor. En ik moet zeggen: in vergelijking met de melkveehouderijsector hebben wij in de akkerbouw geen clubs die de hakken alleen maar in het zand zetten. Wij willen allemaal vooruit, dat praat een stuk makkelijker.’
Het scheelt ook dat veel clubs hun grondstofvoorziening in gevaar zien komen en daardoor in actie komen. ‘Dat is een enorme trigger hoor, om richting doelen te gaan. Cosun dreigt een derde van haar areaal kwijt te raken met verdere teeltbeperkingen op zand. Ook voor de frietfabrieken heeft een teeltverbod op de zandgrond in Zuidoost-Nederland grote gevolgen. Maar als we samen als keten de schouders eronder zetten, is er veel mogelijk. Al geef ik toe dat dit in het ene gebied makkelijker is dan het andere. Zo maak ik me zorgen over het zuidelijk zandgebied, nu je ziet dat daar veel veehouderijgras wordt omgezet in vollegrondsgroenteteelt.’
Zeg je daarmee dat het wegvallen van derogatie
Tineke de Vries: ‘Het dossier nitraat en waterkwaliteit gaan we met doelsturing oplossen, daar ben ik van overtuigd.’
een bedreiging is voor de grondwaterkwaliteit?
‘Het zorgt voor meer uitspoelingsgevoelige teelten en perverse prikkels. Op korte termijn is € 20 toe per kuub stront financieel een mooie opsteker voor akkerbouwers. Telers bemesten op plekken momenteel meer dan landbouwkundig verantwoord is omdat het financieel goed oplevert. Eigenlijk kun je dat niemand kwalijk nemen, want het is wel geld. Maar het klopt niet en voor de hele sector doet dit onze zaak niet goed.’
Maar je hebt goede hoop dat jullie dit dossier gaan oplossen?
‘Ja, dit is een dossier dat we gaan oplossen, daar ben ik van overtuigd. Ten eerste omdat zoveel partijen hier nu de schouders onderzetten. Dan komt straks automatisch die bewustwording bij telers ook, weten wat je veroorzaakt. En als je vervolgens de weg naar het doel zelf in handen hebt, kan dat heel stimulerend gaan werken, zeker als het ook nog op allerlei manieren beloond wordt door overheden of ketenpartijen.’
Denk je echt dat dat belonen van de grond gaat komen?
‘Ik denk dat CSRD een echte gamechanger gaat worden. Nu nog zijn dossiers als minder chemie, minder nitraat en minder CO2-uitstoot het probleem van de primaire sector. Maar op het moment dat je als afnemer moet aantonen wat de onderliggende schakels doen en hoe ze presteren, dan wordt het ook het probleem van de afnemers. CRSD dwingt ons allen om in ketens te denken en dat is het begin van de oplossing.’
Hoe kijk je aan tegen het biobasedverhaal? Zie de bouw van een nieuwe fabriek in Leeuwarden in 2025.
‘Het is een prachtig initiatief, laat ik dat voorop stellen. Vezelhennep is een mooi gewas en ook goed voor de grond. Maar het is natuurlijk wel een teelt tegen een waardeloos saldo. Dan lees ik in de Leeuwarder Courant een groot hallelujah-verhaal, maar geen woord over het verdienmodel van de boer. En dat is momenteel gewoon minder dan een graansaldo. Dus als wij voor een graansaldo, wat al veel te weinig oplevert, de wereld moeten redden, denk ik: als we met z’n allen
WINDTURBINE LEVERT 75.000 KWH
Op akkerbouwbedrijf Jensma-De Vries staat een kleine windturbine. Het gaat om de 15 meter hoge Deense Logic 25kW windmolen. Dit is een turbine met een tiphoogte van 22 meter, die jaarlijks 70.000 tot 75.000 kWh oplevert. Daarmee wordt zo’n 75% van de energiebehoefte van het bedrijf gedekt. ‘Wij gebruiken op ons akkerbouwbedrijf best wel wat stroom, met name tussen maart en september. De turbine hebben we nu twee jaar en draait hartstikke goed.’ De molen heeft door zijn behuizing een zeer laag geluidsniveau. Dit voorkomt geluidshinder voor de omgeving. Leverancier van de turbine is het Groninger bedrijf Hulst Wind Energy in Oldenzijl, een bedrijf dat zelf windmolens produceert en verkoopt naar verschillende landen over de hele wereld.
vinden dat het extensiever moet, dan moet er op zijn minst 3, 4, 5 duizend euro uit zo’n hectare komen. Dan kan ik eens een jaar zeggen: laat die uien maar even. Nu niet.’
Hoe kijk jij naar de toekomst van de akkerbouw?
‘De weg naar minder chemie gaat door, daar moeten we niet voor wegduiken en dat willen we met z’n allen ook. Maar ik hoop wel dat we van de politiek
en de maatschappij de tijd krijgen om dat te realiseren, we kunnen niet van de vloer op de zolder springen. Voor de langere termijn ben ik best heel positief over de toekomst van de akkerbouw. Wij kunnen als enigste stikstof omzetten in voedsel en mensen moeten eten. Dus een toekomst is er en blijft er. Maar voor de korte termijn vind ik het wel stevig hoor, wat er allemaal op ons afkomt. We hebben nog wel wat dingen op te lossen.’
BELANGENBEHARTIGING: VAN MIN 10 NAAR MIN 2
Flink wat scherpe kantjes uit het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn gehaald. Serieuze stappen op weg naar doelsturing. Het meehelpen opzetten van de toekomstvisie De Nieuwe Akker in BO Akkerbouw. Het zijn enkele wapenfeiten in de twee jaar dat Tineke de Vries nu voorzitter is van LTO Akkerbouw. En er is nog veel meer te doen. Een Bodemrichtlijn die eraan komt. De Natuurherstelwet. Ze erkent dat het effect van belangenbehartiging niet altijd zichtbaar is. ‘Vaak gaat het zo: een voorstel met gevolgen voor de akkerbouw begint bij min 10. Oh my God, min 10. Dan ga je lobbyen en proberen de scherpe kanten eraf te halen en lukt het om de schade te beperken tot min 2. Dan kom je bij de leden die zeggen: min 2? Dat had plus 2 moeten wezen, hebben jullie zitten slapen? Dat vind ik wel eens lastig.’
ACHTERGROND
‘EEN LAGE RENTE NU IS PIJN
Voor de derde maal sprak macro-econoom Edin Mujagic in het Abe Lenstra-stadion in Heerenveen, tijdens een bijeenkomst van kenniscoöperatie Niscoo. De rentestanden in Europa en de Verenigde Staten zijn de rode draad door de monetaire masterclasses van deze bevlogen spreker. ‘Na een ongekende stijging van de rentepercentages volgde een ongekend snelle daling’, toont Mujagic. ‘Dat lijkt mooi, maar het betekent pijn voor de lange termijn.’
Het ontbrak Mujagic, werkzaam bij beleggingsfonds Hoofbosch, wederom niet aan actualiteiten. Na zijn vorige optreden in november 2022, heeft het monetair beleid zich verrassend ontwikkeld. ‘Het is lastig om veranderingen in de wereldgeschiedenis te zien wanneer je er zelf middenin zit.’ De in voormalig Joegoslavië geboren econoom weet dat als geen ander, toen hij op vijftien jarige leeftijd met oorlog in zijn thuisland Bosnië werd geconfronteerd. ‘We worden – ook vandaag de dag –geconfronteerd met onwerkelijk nieuws. Het loont om een stap achteruit te doen en het geheel nog een keer te bekijken. Je gaat het soms pas bij je tweede indruk zien.’
Economische wetten
Met die opmerking doelt de ‘volkseconoom’ op de ontwikkeling van het rentebeleid in zowel Europa als de VS. ‘We zien de kortetermijnrente dalen, na een
hevige maar kortdurende stijging. Logischerwijs verwacht je dan dat de langetermijnrentes ook dalen. De praktijk is dat dit niét het geval is. Dat gaat tegen de economische wetten in.’ Om te kunnen begrijpen waarom dit gebeurt, raadt Mujagic aan het stapje terug te doen. ‘De hogere langetermijnrente betekent feitelijk: We zien als financieringspartijen een onzekere toekomst en hebben minder vertrouwen, waardoor we onze risico’s meer indekken.’
Gedeelde schulden
De reden om de langetermijnrente te laten stijgen aan beide kanten van de Atlantische oceaan is nog altijd de te hoge inflatie. Binnen de Europese Unie zorgt dat voor diepe verdeeldheid tussen lidstaten. ‘Inflatie is de
grootste vijand van een economie, tenzij je als land een enorme staatsschuld hebt en dat zijn er veel. Voor hun is inflatie je grootste vriend. Van de twintig eurolanden is Nederland het enige land dat zijn zaakjes op orde heeft en daarmee in potentie de grootste pijn te verduren krijgt.’
Minder sterke lidstaten sturen aan op gedeelde schulden’, licht Mujagic toe. ‘Voor landen als Frankrijk, Italië
‘ER KOMT EEN MOMENT WAAROP DE EURO VOOR NEDERLAND NIET LANGER
en zelfs Duitsland is dat positief, maar voor Nederland kan het desastreuze gevolgen hebben.’ Het frustreert hem dat de EU klaarblijkelijk niets heeft geleerd van haar eigen monetair beleid gedurende de laatste zes decennia. ‘Het is alsof de dokter je niet adviseert om te stoppen met roken, maar om een ander merk sigaretten te proberen.’
Pensioenreserves
Veel landen kampen met een torenhoge staatsschuld. In Duitsland bedraagt de schuld 60 procent van de totale economie. In de VS is dat 100 procent. Toch ziet Mujagic dat niet overal als een acuut probleem. Sterker nog,
VOOR DE LANGE TERMIJN’
het beleggingsfonds waar hij voor werkt investeert juist veel in Amerikaanse bedrijven. Om die keuze te kunnen onderbouwen toont hij de pensioenreserves per land. Daaruit blijkt dat Amerikanen maar liefst 37,8 triljoen dollar (130% van het BBP) op hun spaarrekening hebben staan, terwijl die reserves in Duitsland of Frankrijk nauwelijks iets voorstellen. Hij legt uit: ‘Met een sterk toenemende vergrijzing wordt dit onderwerp steeds relevanter. Nederland staat er wat dat betreft beter voor. Ook hier hebben mensen relatief veel spaargeld. Zet je dat af tegen het huidig begrotingstekort, dan kun je stellen dat in feite geen sprake van een tekort is.’ Het traditionele systeem, waarbij de premies van de werkenden het pensioen van de gepensioneerden opbrengen, is volgens Mujagic in de toekomst niet meer haalbaar. ‘Zeker niet met in het achterhoofd het delen van schulden, waar de EU op aanstuurt. Er komt een moment waarop het voor Nederland niet langer interessant is om in de euro te blijven. De huidige afspraken – in het verdrag van Maastricht – verplichten ons om dan ook uit de EU te stappen. Ik weet niet of Nederland zich dat kan veroorloven.’
Inflatie niet verslagen
Het is zowel de Amerikaanse centrale bank FED als de Europese evenknie ECB gelukt om de inflatie terug te brengen van tien naar drie procent. ‘Van drie naar twee is veel moeilijker dan die eerste stap’, aldus Mujagic. ‘Mijn verwachting is dat het cijfer tussen de drie en vier procent blijft schommelen. Je kunt denken; dat is niet veel, maar het is nog altijd het dubbele van wat we gewend waren. Bedrijven kunnen niet anders dan dit doorberekenen in hun kostprijs, waardoor de economie afkoelt. Daarnaast zijn er hoge rentes die voor minder investeringen zorgen én indirect een afname van de werkgelegenheid.’ Naar zijn inzicht zijn de centrale banken daarom te vroeg gestopt met het verhogen van de kortetermijnrentes. ‘Ze waanden
RENTE IN AFGELOPEN 500 JAAR
Mujagic is als macro-econoom niet alleen bezig met het analyseren van de huidige economische situatie, maar ook met de monetaire historie. Aan de hand van historische data toont hij een dalende trend in de rentestanden. Paul Schmelzing, werkzaam bij de Bank of England, zette 700 jaar aan rentedata op een rij, die feilloos aantoont dat de rente jaarlijks met 0,0196% afneemt. Hoofbosch, het beleggingsfonds waar Mujagic voor werkt, zette 500 jaar aan Nederlandse rentedata op een rij. Ook daaruit komt een trend van dalende rentepercentages rollen. ‘Wat wél omhoog gaat is de innovatiecyclus’, zegt hij. ‘De eerste industriële revolutie had zo’n zestig jaar nodig om zich te voltooien, terwijl de zesde, huidige cyclus naar schatting maar vijfentwintig jaar nodig heeft om te voltooien. Deze innovatiekracht zorgt ervoor dat we ook de economische uitdagingen het hoofd kunnen bieden.’
zich de overwinnaars, terwijl de strijd nog gaande was. Zelfs de systemen van de FED toonden dat aan! Door de bevolking is er nauwelijks pijn gevoeld, terwijl dat volgens mij wel nodig is. Liever een kortdurende, hevige pijn dan een zachtere maar langdurende pijn op de lange termijn. Zo’n lage rente lijkt leuk, maar de pijn voel je later.’
Nadelen van subsidies
Mujagic beseft als geen ander dat het door hem geschetste beeld verre van rooskleurig is. Toch ziet hij wel degelijk licht aan de horizon. ‘Zeker in Nederland zijn ondernemers innovatief van karakter en intrinsiek gemotiveerd om de geboden problemen het hoofd te bieden. Boeren weten dat als geen ander. Ze hebben te maken met fluctuerende opbrengsten, het weer en een wispelturig overheidsbeleid, om maar wat te noemen. Dat is niet overal in Europa een gegeven. Wanneer je bent opgevoed met het idee dat de overheid altijd een vangnet gereed heeft, leer je niet om op eigen benen te staan. Het is niet goed wanneer er nooit iemand failliet gaat.’
Een voorstand van subsidies is de econoom dan ook niet, waarmee de Europese landbouw nu doorspekt is. ‘Subsidies hebben als nadelig neveneffect dat ze de vrije markt- en concurrentiewerking verstoren. Juist deze twee factoren realiseren een hogere productiviteit en daarmee dalende kosten. De agrarische sector is daar als geen ander het voorbeeld van.’
OOK DEWULF START MET OPTISCH SORTEREN
Na Downs en Grimme kan ook Dewulf een optische sorteermachine voor aardappelen aanbieden in combinatie met een stortbak. Het bedrijf uit Roeselare toonde een prototype op de Interpom-vakbeurs. Volgend jaar worden zes exemplaren in de praktijk getest. Dewulf kiest voor een losse leesunit achter de stortbak. Dit maakt het mogelijk om ook met bestaande stortbakken te werken. Wel moet dan de afvoerband verwijderd worden. De sorteermachine heeft een opvoerband van 240 centimeter breedte. Voor het optisch sorteren klopte Dewulf aan bij het Italiaanse Raytech Vision, die al twintig jaar sorteermachines voor de voedselindustrie bouwt en sinds 2021 een machine heeft voor ongewassen aardappelen. Met camera’s fotografeert het systeem de aardappel 360 graden, waarna met pneumatisch bediende flippers kluiten, verkeerde knollen en ander afval uit de productstroom wordt geschoten. Aanhangende grond is geen probleem, maar de camera’s moeten minimaal 25% van de knol kunnen zien. De machine moet de volle capaciteit van de stortbak aankunnen, wat neerkomt op 80 tot 100 ton per uur. Omdat de unit, inclusief compressor, op een eigen onderstel is bevestigd, kun je hem eenvoudiger verplaatsen – de gehele lijn meet al snel zo’n 25 meter – maar ook los gebruiken. Bijvoorbeeld voor het uitschuren. Een prijs noemt Dewulf nog niet, omdat het een nulserie betreft.
Tekst en foto: Niels van der Boom
ACHTERGROND
‘DE KOSTPRIJS IS STERK
Doordat de opbrengstprijzen over het algemeen goed zijn, draaien de meeste akkerbouwers de laatste jaren goede saldo’s. Wat minder opvalt is dat de kostprijs in zes jaar tijd met 35% steeg. ‘Dat maakt bedrijven kwetsbaarder. Oogsten en opbrengstprijzen kunnen ook eens tegenvallen’, waarschuwt Hessel Kingma. De branchespecialist Akkerbouw van Countus geeft antwoord op een aantal vragen.
Tekst: Sjoerd Hofstee
Foto: Landpixel
2022 en 2023 waren voor de meeste akkerbouwers financieel gezien prima jaren, geldt dat ook voor 2024?
‘Voor pootgoedtelers lijkt de markt op dit moment goed. Maar bijvoorbeeld de suikermarkt en uienmarkt staan onder druk. Die lijken duidelijk minder rendabel te worden. Natuurlijk is er best wel wat spreiding en bracht de nattigheid in 2023 met name voor veel aardappeltelers de nodige uitdagingen. Maar de verkoopprijzen voor uien, consumptie- en pootgoedaardappelen waren goed en dus pakten de saldo’s
ook vrij goed uit.
En toch wijs jij nadrukkelijk naar de gestegen kosten, waarom?
‘Juist doordat de saldo’s op de meeste bedrijven goed uitpakten, valt de stijging van de kostprijs minder op. Maar die is met 35% in de laatste zes jaar, waarvan 25% in de laatste drie jaar, echt substantieel. En zo’n kostprijs gaat niet snel weer duidelijk naar beneden. Ook omdat we stijging van de kosten eigenlijk over de hele linie zien;
machines zijn veel duurder geworden waardoor de bewerkingskosten stijgen. Ook arbeid is duidelijk veel duurder geworden en niet te vergeten de rentekosten alsmede de pachtprijzen.’
Het was toch vooral de extreme inflatiepiek die de kostprijsstijging veroorzaakte?
‘In 2022 hebben we inderdaad een inflatiepiek gezien en die is de grootste veroorzaker. Maar die inflatie is nog steeds relatief hoog. Bovendien heerst er schaarste op veel markten en is investeren in innovaties waarschijnlijk onontbeerlijk. En kijk bijvoorbeeld naar gewasbeschermingsmiddelen. De kosten hiervoor zijn de laatste twee jaren duidelijk gestegen. Denk daarbij ook aan de hogere ziektedruk de afgelopen jaren, wat losstaat van de inflatiepiek. Dat alles maakt dat de kostprijs hoog blijft.’
Als de verkoopprijzen en saldo’s ook stijgen, valt de pijn van
De kostprijs in de akkerbouw steeg de laatste zes jaar met 35%, waarvan 25% tot stand kwam in de laatste drie jaar.
GESTEGEN, HOUD DIE IN BEELD’
gestegen kosten toch mee?
‘In goede jaren, kijkende naar de opbrengsten in kilo’s van het land en de prijsvorming in euro’s, klopt dat. Maar er kunnen ook andere jaren komen. In de consumptieaardappelen verwachten we druk op de contractprijzen en ook staat de vrije markt enigszins onder druk. Als de opbrengst van een gewas een keer echt serieus tegenvalt, zijn de risico’s groter als de kostprijs duidelijk hoger ligt. Dat is een bewustwording die er wel moet zijn.’
Hoe kun je je als teler hier tegen wapenen?
ANALYSEREN MET BLIK OP DE TOEKOMST
Hessel Kingma is branchespecialist Akkerbouw bij Countus. Hij groeide op in Emmeloord, werkte jaren voor Univé, daarna voor de NAK en 3,5 jaar bij Agrico alvorens hij naar Countus overstapte. ‘Ik houd mij, naast individueel advies, bezig met de cijfermatige analyse van het verleden, maar vooral ook richting de toekomst. We kijken bijvoorbeeld naar de hele discussie over doelsturing en duurzaamheidseisen, hoe gaat dat uitpakken. Die kennis analyseren we en delen we intern en extern.’
‘Door de kostprijs goed in beeld te hebben en te houden. Natuurlijk zijn de opbrengst per hectare en de prijsvorming bij de meeste teelten leidend in het saldo dat je bereikt, maar een hogere kostprijs zet dit saldo meer of eerder onder druk. En minstens zo belangrijk: als je een hogere kostprijs hebt, moet je ook anders rekenen wat voor contractprijs je nodig hebt voor je ui of aardappel om minimaal hetzelfde saldo te kunnen draaien.’
Zijn telers daar nu dan wel eens wat te makkelijk of laconiek in?
‘Het is logisch dat je in goede jaren probeert de nodige investeringen ook door te voeren. Maar soms is er wellicht iets meer bewustzijn nodig dat sommige investeringen een blijvende kostprijsverhoging veroorzaken. Dat geldt in ieder geval voor het bijkopen van land waarvoor je extra financiering aangaat. Het is wat mij betreft vooral van belang dat je er zicht op hebt en houdt. Op die manier kun je er ook goed rekening mee houden. Als de kostprijs van uien eerder op 11 cent ligt en daar is 35% bijgekomen dan ligt die nu op 15 tot 16 cent. In bijvoorbeeld
‘EEN HOGERE KOSTPRIJS
MAAKT BEDRIJVEN
KWETSBAARDER’
het verkopen op contract is het belangrijk hier niet te lichtzinnig over te denken, anders kost het je snel en serieus marge.’
Verwacht je dat de kostprijs de komende jaren substantieel verder stijgt?
‘De stijging vlakt wellicht af, maar zet waarschijnlijk wel door. Enerzijds omdat de inflatie nog niet terug is op een laag niveau en kosten als arbeid en machines waarschijnlijk sowieso hoog blijven. Daarbij komt dat de duurzaamheidsopgave en inzet op doelsturing de komende jaren de nodige investeringen en kosten vragen. En niet te vergeten het extensiveren van de bouwplannen, waar de meeste telers niet aan ontkomen. Dat hoeft niet erg te zijn en biedt vast ook weer nieuwe kansen, maar het zal
op menig akkerbouwbedrijf eerst wel kostprijsverhogend zijn. Ook zien we de laatste jaren over de hele linie de opbrengsten per hectare al duidelijk onder druk staan, ook dat verhoogt de kostprijs.’
Dus moet je als teler je bouwplan en afzetstrategie wellicht herijken?
‘Correct. Je moet goed kijken naar je afzetstrategie, maar daarbij eerst naar de gewaskeuzes. Wat zijn je mogelijkheden als teler binnen jouw financiële ruimtes. Kijk daarbij ook goed naar de kansen die andere gewassen, gericht op de eiwittransitie en biobased, mogelijk bieden.’
Is dat logisch als je ziet dat alternatieve teelten, in dienst van biobased of de eiwittransitie, vaak duidelijk lagere saldo’s opleveren? ‘Ik noem dat wel eens het kip-en-ei verhaal: wacht je op de afzet als telers of creëer je mede aanbod en daarmee toenemende vraag? Het is waar dat veel van deze teelten vaak nog matig renderen, maar naast dat de markt er in moet groeien, moet jij dat als teler ook. Alle signalen wijzen erop dat de vraag in veel regio’s duidelijk stijgt de komende jaren naar meer eiwitteelten en gewassen voor de biobasedeconomie. Onder druk van CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive) komen grote spelers op de markt inmiddels al in actie en dat zal toenemen. Als zij echt meer aanbod en verdere verduurzaming willen, zullen ze er ook meer voor moeten gaan betalen. Als akkerbouwer doe je er goed aan nu al rekening te houden met de vraag hoe jij daar binnen je bouwplan in de toekomst zo goed mogelijk op in kan spelen.’
‘DENK ALS ONKRUID, DAN KUN
Het onder de duim houden van onkruid wordt – met een sterk inkrimpend middelenpakket – een steeds grotere uitdaging voor akkerbouwers. Nieuwe technologieën, zoals spotsprayers en thermische bestrijdingstechniek, bieden hoop. Onderzoekers van ‘Wageningen’ benadrukken dat het én én is. ‘Het draait vooral om een systeemaanpak’, was de boodschap tijdens een webinar over dit onderwerp.
Met de Farm-to-Fork-strategie van de EU, die mikt op een halvering van het middelengebruik en een strikte regulering op de gevaarlijkste middelen, wordt de gereedschapskist voor onkruidbestrijding kleiner. Het is daarom dat binnen de Nationale Proeftuin PrecisieLandbouw (NPPL) veel onderzoek wordt gedaan naar alternatieven om onkruid zo effectief mogelijk te bestrijden. Naast een Boerderij voor de Toekomst op kleigrond in Lelystad komt er daarom ook een proefboerderij op de zandgrond in Noord-Brabant. Bij onkruidbestrijding maakt de grondsoort veel verschil. Daarover gingen de WUR-onderzoekers Timo Sprangers (gewasgezondheid en IPM) en Lennart Fuchs (bodem- en landbouwsystemen) tijdens een webinar met akkerbouwer Joost Derks in gesprek.
Bodemherbiciden op de tocht ‘Akkerbouwers zijn gewend om bodemherbiciden als basis te gebruiken. Denk aan een middel als Stomp’, legt Sprangers uit. ‘Juist die groep staat onder druk en is al uitgedund. Vooral in fijnzadige gewassen wordt het gemis gevoeld, maar ook in suikerbieten of bloembollen. Een vergelijkbaar alternatief is er niet.’ Dat merkt ook akkerbouwer en loonwerker Joost Derks, die met zijn broer en ouders boert in het Brabantse Volkel. ‘Het is een optelsom van factoren, waarvan het krimpend middelenpakket er één is. Als gevolg hiervan zetten we alternatieve middelen vaker in dan ons lief is.’ Noodgedwongen ging Derks met andere technieken aan de slag, zoals schoffelen en spotsprayen. Maar, waarschuwt Sprangers:
‘Techniek is een van de oplossingen, maar niet dé oplossing. Het draait om een geïntegreerde totaalaanpak. Dat noemen we integrated crop management.’
Dure lessen
Derks is enthousiast over zijn ervaringen met de spotsprayer, maar benadrukt dat een bodemherbicide onmisbaar blijft. Daarnaast moet techniek betaalbaar blijven: ‘Een spotsprayer kan alleen worden ingezet als je middelen behoudt en de kosten beheersbaar blijven’, beaamt Fuchs. Derks investeerde in een Farmdroidrobot, die op 20 hectare suikerbieten zaaide en schoffelde. Onder droge omstandigheden ging dat goed, maar toen het nat werd, lukte het de robot niet langer om het onkruid onder de duim te houden. ‘De technologie is veelbelovend, maar nog niet perfect.’ Daarom werd dit jaar een spotsprayer opgebouwd, naast de schoffelmachine. ‘Dat werkt beter, maar ook nog niet 100%. Het onkruid dat overblijft wordt te groot en kan niet langer chemisch worden bestreden. We hebben de keus gemaakt om het niet langer te bestrijden. Dat zijn
Komend jaar gaat de Rumex-spotsprayer ook in uien en suikerbieten aan de slag. De werkbreedte is daarvoor van zes naar negen meter vergroot.
JE HET SUCCESVOL AANPAKKEN’
dure lessen.’
Verdiepen in cyclus
Volgens Sprangers is geïntegreerd gewasbeheer cruciaal om de onkruidcyclus te doorbreken. Dit betekent: gewasdiversiteit, gericht bemesten, afwisselende zaaitijdstippen en een nauwgezette monitoring. Telers moeten zich meer dan ooit verdiepen in de levenscyclus van het onkruid en technieken combineren: ‘Het is niet langer chemie versus onkruid, maar een gebalanceerd systeem van ras-selectie, bodemgezondheid en technologie.’ Sprangers benoemt het als: ‘Denk als onkruid.’ Vaak zijn het maar drie of vier soorten onkruid binnen een perceel die overheersen. ‘Begrijp hoe onkruid zich gedraagt en waar je de cyclus kunt doorbreken.’ De praktijk verschilt van de theorie. Derks benoemt de complexiteit van werken met veel huur- en pachtgrond in de regio. Vaak met een variabele onkruiddruk door de perceelhistorie. ‘Dit betekent dat elk perceel een andere geschiedenis heeft qua onkruiddruk. Bovendien is de onkruiddruk op zuidelijke zandgronden hoger’, legt Sprangers uit.’ In het voorjaar warmt die grond sneller op en start de kieming eerder. ‘Techniek kan de druk verlichten, maar het vereist ook voortdurend onderhoud en monitoring.’ In de strijd tegen onkruid moeten telers rekening houden met het ecosysteem rond hun gewassen. Onkruid kan fungeren als waardplant voor ziektes of aaltjes, zoals fusarium die overwintert op klein kruiskruid en schade veroorzaakt in uien. Ook gewasdiversiteit speelt een rol: door slim te rouleren en te variëren in zaaitijdstippen kan de onkruiddruk worden ‘gestuurd’. Sprangers benadrukt dat een goed groeiend gewas, dat snel dichtgroeit en zo de bodem bedekt, onkruid kan onderdrukken door concurrentie voor licht, water en nutriënten. Wat hem betreft geldt nog steeds een nultolerantie voor onkruid, hoe moeilijk dat in de praktijk ook is. ‘Eén jaar zaaien is zeven jaar oogsten’, is niet voor niks een gezegde. Ook op de Boerderij van de Toekomst werden daar harde lessen mee geleerd. ‘In theorie
RUMEX-SPOTSPRAYER NU OOK IN AKKERBOUW
Importeur Landkracht haalde vorig jaar de Rumex-spotsprayer naar ons land, voor de bestrijding van ridderzuring in grasland. De machines gingen als warme broodjes over de toonbank. ‘Naast het zes meter exemplaar hebben we nu een negen meter machine in het programma, die speciaal voor akkerbouwgewassen is ontwikkeld’, legt verkoopspecialist Gerwin Grefelman uit. Boven de in hoogte verstelbare spuitboom – met 222 spuitdoppen –hangen zes camera’s. Komend jaar haalt Landkracht twaalf machines naar ons land voor akkerbouwgewassen. Grefelman: ‘We zoeken klanten die de machine willen kopen en bereid zijn om gezamenlijk de machine te verbeteren. Daarvoor leveren ze beelden aan om de algoritmes te verbeteren. Naast uien en bieten is deze machine uiteraard ook geschikt voor de bestrijding van ridderzuring. Modellen voor andere gewassen zijn in ontwikkeling.’ In Friesland is Broekens Mechanisatie dealer van de Rumex. Productspecialist Abe Jan Stegenga verwacht er veel van, zeker in de akkerbouw. ‘De machine heeft zich in grasland ruimschoots bewezen.’ De vraag naar de zes meter machine in Noord-Nederland is groot. ‘Ook naar opslag- en onkruidbestrijding is veel vraag. Met een dop per 4 per centimeter is de machine nauwkeurig genoeg.’ Grefelman: ‘De machine hangt in de fronthef. Een extra tank is leverbaar. Die hangt achter de trekker.’ Op Youtube staat een filmpje met als titel: ‘Naar zilver in GLB dankzij spotsprayen’. Dit toont de werking van de spotsprayer. Op de foto hieronder is te zien hoe er om de 4 centimeter een dop wordt gemonteerd (222 in totaal) waarmee aardappelopslag kan worden bestreden.
is een onkruidvrije teelt het streven, maar dat is niet altijd haalbaar’, merkt Derks op. Hij pleit voor een benadering waarbij de schade wordt afgewogen tegen de kosten en risico’s van bestrijding. In de praktijk blijft het een zoektocht naar de juiste balans.
Denk in systemen
In deze tijd van verandering en technologische ontwikkeling worden telers uitgedaagd om adaptief en veerkrachtig te blijven. ‘Nieuwe
technieken, zoals de spotsprayer en robots als de Farmdroid, bieden nieuwe oplossingen, maar zullen vooral gedijen bij een integrale onkruidaanpak’, meent Sprangers. Wat de toekomst ook brengt, het is duidelijk dat samenwerking tussen onderzoek en praktijk essentieel blijft. Fuchs: ‘Staar je niet blind op één techniek, maar denk in systemen. Blijf experimenteren en geef nieuwe oplossingen de ruimte om zich te ontwikkelen.’
ALLE SEINEN IN DEN HAAG OP
Geef akkerbouwers geen regeltjes voor wat wel en niet mag of moet, zoals met kalenderlandbouw. Nee, geef ze doelen, waarbij ze zelf op grond van hun eigen situatie en vakmanschap kunnen bepalen hoe ze die kunnen behalen. Sturen op doelen is een sterk opkomende ontwikkeling in het overheidsbeleid. Minister Wiersma van LVVN noemt het een van de pijlers onder haar nieuwe beleid. De omslag naar doelsturing lijkt niet te stuiten, maar er is nog wel een weg te gaan.
GROEN VOOR DOELSTURING
‘Vakkennis en verantwoordelijkheid van boeren moeten weer centraal staan’, schreef minister Wiersma van LVVN in oktober in een brief aan de Tweede Kamer. ‘Boeren krijgen realistische, haalbare doelen op bedrijfsniveau en krijgen de ruimte om zelf invulling te geven aan deze doelen.’ Deze aanpak heet doelsturing. Het is een van de pijlers onder haar beleid. Dat is een grote verandering met de afgelopen tijd, waarin regel op regel werd gestapeld. ‘In Den Haag staan alle seinen voor doelsturing nu op groen’, constateert directeur André Hoogendijk van BO Akkerbouw tevreden. De sectororganisatie heeft niet gewacht op het ministerie, maar neemt zelf al initiatieven die een alternatief zijn voor regels die de overheid oplegt. Hoogendijk. ‘We willen dat niet alleen aan het ministerie overlaten. Dan duurt het nog vijf of tien jaar. Daar gaan we niet op wachten. Wij willen dat als telers en ketenpartijen zelf aan de slag gaan, dan is de uitvoering dicht bij de praktijk’.
Streep door kalenderlandbouw
Een sprekend voorbeeld van doelsturing is de aanpak waarbij telers met grondmonsters inzicht krijgen in de hoeveelheid stikstof die na de oogst achterblijft op de akker. Zo spoelt er stikstof uit naar het grondwater, vooral op zandgrond. De overheid wil dat beperken en heeft daarom onder andere regels voor kalenderlandbouw opgelegd aan de sector. Bij doelsturing gaat er een streep door kalenderlandbouw, maar kunnen telers met de uitkomsten van de grondmonsters zelf sturen op een optimale bemesting en gewasgroei en daarmee aan een betere grondwaterkwaliteit. BO Akkerbouw roept het ministerie op om deze wijze van doelsturing door de sector op te nemen in het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, dat in 2026 wordt vastgesteld. Hoogendijk: ‘We willen daarom in 2025 afspraken maken met de overheid en dan zelf werken aan een betere waterkwaliteit.’
Probleem op zandgrond
De Nitraatrichtlijn schrijft voor dat
‘ELKAAR
STIMULEREN OM HET BETER TE DOEN’
Kees van der Bos uit Holwerd is een van de akkerbouwers in een van de pilotgroepjes van Agrifirm die de milieubelasting van hun gewasbescherming met elkaar vergelijkt en bespreekt (zie pagina 20-21). In de groepjes komt niet alleen de milieubelasting op tafel die de adviseur voorafgaand aan de teelt adviseert, maar ook het werkelijke gebruik na afloop van het seizoen. Het doel is dat de telers van elkaar leren hoe ze zelf hun milieubelasting kunnen verlagen. Van der Bos: ‘In die groep vergelijk je jouw gegevens met die van je collega’s. Als je slechter scoort dan je collega’s denk je: ‘Waar komt dat verschil vandaan en hoe kan ik het verkleinen?’ Als je beter scoort denk je: ‘Ik ben op de goede weg.’ Door de cijfers van elkaar te vergelijken stimuleer je elkaar om het beter te doen. Wet- en regelgeving werkt juist niet stimulerend.’
een liter grondwater maximaal 50 milligram nitraat mag bevatten. Het grootste knelpunt ligt op de zuidelijke zandgronden en in iets minder mate op andere zandgronden en in de Veenkoloniën. ‘Op zand ligt een grote opgave voor grondwater. Dat is spannend en lastig’, zegt Hoogendijk. Op klei en veen is de grondwaterkwaliteit duidelijk beter. Op die gronden spoelen veel minder mineralen uit naar het grondwater. Daar kan de nitraatnorm voor oppervlaktewater wel een uitdaging zijn. Maar verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater is te complex om doelsturing toe te passen, geeft Hoogendijk aan. ‘In grondwater kun je het nitraatgehalte meten en je kunt er als teler op sturen, want er is een directe relatie tussen de hoeveelheid stikstof die achterblijft na de oogst en de hoeveelheid nitraat.’ De vier voorwaarden voor doelsturing zijn hier aanwezig: er is een probleem, er is een norm, de norm of een afgeleide daarvan is te meten en er is een directe link met de akkerbouwer, die zelf in de praktijk naar die norm kan toewerken.
Protocol grondmonsters
Er moet nog wel het nodige gebeuren voordat het geregeld is. Omdat grondmonsters voor de N-mineraalmetingen een belangrijk middel zijn in de doelsturing, moet de manier waarop die plaatsvinden uniform en betrouwbaar zijn. De overheid moet
de werkwijze immers accepteren. Hoogendijk: ‘Als je meer ruimte wilt, moet je ook kunnen aantonen dat je het goed doet.’
Daarom werkt BO Akkerbouw met andere partijen aan een protocol. Tot nu toe gebeurt het monsternemen meestal handmatig. Een monsternemer loopt over het perceel en prikt op diverse plekken grondmonsters op drie dieptes: 0-30, 30-60 en 60-90 centimeter. Bijvoorbeeld op een perceel van 5 hectare zijn dat 25 tot 40 monsters op drie diepten, in totaal 75 tot 120 monsters.
‘Dat is arbeidsintensief en minder nauwkeurig’, stelt Hoogendijk. ‘We willen daarom toe naar machinale monsterneming. We zien dat met automatische monstername op één dag vijftien percelen van 5 hectare zijn te bemonsteren, als de percelen bij elkaar in de buurt liggen. Dat is veel efficiënter dan handmatige bemonstering. Bovendien is het betrouwbaarder.’ Zo’n machinale monsternemer rijdt al rond in Nederland. Een Limburgs bedrijf heeft er zes. In het protocol moet komen te staan aan welke eisen de monstername moet voldoen. BO Akkerbouw is daarover onder andere in overleg met het ministerie en WUR. Hoogendijk hoopt dat er komend voorjaar een protocol is waar alle betrokkenen het over eens zijn. Dan zou het mogelijk zijn om vanaf najaar 2025 alle akkerbouwpercelen te
ACHTERGROND
bemonsteren volgens dat protocol, net op tijd voordat het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn van start gaat.
Hele keten nodig
Telers kunnen zelf veel doen om de uitstoot naar het grondwater te verminderen, maar ze kunnen het niet alleen. ‘We denken dat ook inspanning nodig is van de afnemers en andere ketenpartijen’, zegt Hoogendijk. ‘Die stimuleren telers bijvoorbeeld om bepaalde rassen te telen die veel stikstof achterlaten na de teelt. Wij praten daar nu over met ketenpartijen.’ Een van die ketenpartijen is Agrifirm. De coöperatie wil doelsturing handen en voeten geven. ‘Als we meten wat de echte emissie is in water, lucht en bodem, dan weten we wat de daadwerkelijke impact op milieu en omgeving is en dan kan er gerichter beleid gemaakt worden, waardoor boeren in hun kracht kunnen blijven’, zo luidt de redenering van de coöperatie. Klanten van het bedrijf beschikken al over een dashboard. Daarin staan onder andere de adviezen over bemesting en gewasbescherming, die telers in de winter van de adviseurs krijgen voor het komende teeltjaar. ‘Het begint bij dat advies’, geeft
DOELSTURING OP BASIS
VAN KPI’S
Kritische Prestatie Indicatoren, kortweg KPI’s, zijn meetbare indicatoren die inzicht geven in de prestaties van ondernemingen. Een voorbeeld is het nitraatgehalte in het grondwater. KPI’s zijn een essentieel onderdeel van doelsturing. Ze worden in de agrarische sector steeds vaker ingezet als hulpmiddel om voor bedrijven te bepalen hoe duurzaam de bedrijfsvoering is. Ze zijn zo een instrument om de duurzaamheidsdoelen van overheden en marktpartijen te realiseren door boeren met betere duurzaamheidsprestaties te belonen. Telers kunnen aan de hand van KPI’s zelf meten hoe ze bijdragen aan deze doelen op basis van hun eigen situatie en vakmanschap. Vervolgens kunnen overheden, afnemers, maatschappelijke partijen en bijvoorbeeld banken deze prestaties belonen.
Joris Roskam van Agrifirm aan. In het dashboard kunnen telers ook zien wat de milieubelasting is van die adviezen, op basis van de milieumeetlat van CLM. In het dashboard staan ook alternatieven met een lagere milieubelasting. Bovendien kunnen telers zien hoe zij qua milieubelasting scoren ten opzichte van het gemiddelde van collega’s. Dat gemiddelde is de benchmark. Dit dashboard is een eerste stap om telers inzicht te geven en om hen te helpen om de milieubelasting omlaag te brengen. ‘We willen eerst laten zien welke mogelijkheden je hebt als teler’, zegt Roskam. Een volgende stap is
het invoeren van de middelen die een teler werkelijk spuit. Dat is nog niet zo simpel. De meest efficiënte manier is om een koppeling te maken met de bedrijfsmanagementsystemen van telers.
‘Hoe kan dat?’
De coöperatie zet die volgende stap eerst op kleine schaal, in twee pilots met zo’n tien telers. Telers ervaren die pilots als heel leerzaam, vertelt Roskam. ‘Daar komen de echte cijfers van het gebruik op tafel. Telers zien bijvoorbeeld dat collega’s met hetzelfde gewas een veel lagere milieubelasting hebben. ‘Hoe kan dat?’, reageren ze
Een sprekend voorbeeld van doelsturing is de aanpak waarbij telers met machinaal genomen grondmonsters inzicht krijgen in de hoeveelheid stikstof die na de oogst achterblijft op de akker.
dan. Dat is het lerend effect dat we willen.’
Roskam benadrukt dat het niet gaat om de het aantal kilo’s actieve stof maar om milieubelasting, want met groene middelen is vaak juist meer actieve stof nodig. ‘We werken aan het inzichtelijk maken van de werkelijke milieubelasting, vanuit het idee dat telers die beter omlaag kunnen brengen op basis van eigen inzichten, dan op basis van allerlei regels. Niemand kan het beter dan de teler zelf.’ Hij noemt een voorbeeld uit de veehouderij, waarbij een veehouder geen milieuvergunning kreeg op basis van de algemene normen voor ammoniak. Hij paste de stal aan en liet metingen doen. Op basis daarvan kreeg hij toch een vergunning.
Stok en wortel
Meer inzicht helpt en motiveert telers om de milieubelasting te verlagen. Maar niet iedereen doet dat. ‘Je hebt een stok en een wortel nodig’, stelt Roskam. Als telers op basis van eigen metingen aantonen dat hun milieubelasting lager is of dat ze de uitspoeling van nitraat daadwerkelijk reduceren, kan dat voordeel in de keten opleveren. Dat is de wortel. Andere opties zijn ruimere aanvoernormen, een intensiever bouwplan of minder beperkingen in de spuitschema›s. En de stok? ‘Daar gaan wij niet over’, reageert Roskam.
Minister Wiersma noemt in de Kamerbrief de mogelijkheid om op termijn KPI’s (zie kader) te gebruiken binnen de GLB-ecoregeling, waarmee het GLB meer doelgestuurd wordt ingericht. Dat zou een vorm van beloning zijn in GLB-euro’s Bij de Nitraatrichtlijn moet de wortel bestaan uit minder generieke maatregelen, geeft Hoogendijk aan, dus geen kalenderlandbouw en bijvoorbeeld geen aanscherping van verplichte rustgewassen op zand en löss van één op vier naar één op drie, die de overheid voor 2027 heeft aangekondigd. En de stok? ‘Een teler die jaar na jaar slecht scoort zal aan de bak moeten om dat te verbeteren’, zegt Hoogendijk.
Haken en ogen
De koerswijziging van middelvoorschriften naar doelsturing is ingezet, maar er zijn nog diverse
AKKERBOUWERS IN DRENTHE BELOOND VOOR STUREN MET KPI’S
De Biodiversiteitsmonitor Akkerbouw is een voorbeeld van doelsturing. Hierbij gaat het niet om een alternatief voor regelgeving van de overheid, maar vooral om telers te belonen die goed scoren op acht KPI’s, zoals het percentage rustgewassen, de organische-stofbalans, de milieubelasting van gewasbescherming en natuur- en landschapsbeheer. In Drenthe loopt nu een praktijkpilot waaraan zo’n 40 akkerbouwers meedoen. Provincie Drenthe beloont voor deelname - € 750 per bedrijf - en nieuw is dat ook ketenpartijen dat doen: Cosun, Agrifirm, Avebe en leden van Vavi (vereniging aardappelverwerkende industrie). Samen dragen ze bij met een vergoeding van maximaal € 2250,- per deelnemer. Het minderen van gewasbeschermingsmiddelen is onderdeel van de Drentse praktijkpilot. De deelnemende akkerbouwers aan de pilot delen hun data en gaan hier vervolgens samen dieper op in. Maatregelen zoals rassenkeuze, de teelt van groenbemesters, reductie van drift en natuurlijk de keuze van het middel speelt een belangrijke rol in de uiteindelijke resultaten.
uitdagingen die goed geregeld moeten worden. Een daarvan is het gebruik van de data. Blijven die in de sector of kan ook de overheid die automatisch zien? Hier en daar is daar zorg over. ‘Die data van ondernemers
‘TELERS ERVAREN DE PILOTS ALS HEEL LEERZAAM’
worden in onze visie niet gedeeld met overheden’, verzekert Hoogendijk. ‘Die zijn allereerst voor de ondernemer zelf. Dat is stap één. Stap twee is dat we ze als sector bewaren. We zullen ze alleen geanonimiseerd gebruiken voor
rapportages over regio’s en teelten.’ Minister Wiersma benadrukte in september in haar brief dat borging van de duurzaamheidsprestaties, handhaving en toezicht essentieel zijn. Hier en daar is al te horen dat de controlerende instanties zoals RVO en NVWA, aan doelsturing hogere eisen stellen dan een middelsturing. Hoogendijk: ‘De instanties lijken de lat hoger te leggen voor doelsturing dan voor regulier beleid. Er is een omslag in denken nodig. Met name de handhavers moeten er echt aan wennen. Die denken alleen vanuit risico maar onderschatten de nadelen van de huidige praktijk.’
De omslag naar doelsturing lijkt niet te stuiten, maar er is nog wel een weg te gaan.
‘VERGIF EN ETEN, DAT KAN EIGENLIJK NIET’
‘Wie niet durft te verdwalen, vindt nooit een nieuwe weg.’ Het is het levensmotto van een legende bij het leven, biologisch akkerbouwer Durk van der Schaaf (90) uit Bitgummole. Zijn leven en denken zijn vastgelegd in het boek: ‘It roer moat yn it wetter bliuwe’.
Tekst: Sjoerd de Hoop en Jelle Feenstra Foto: Jacob van Essen
Over tien jaar zijn de meeste boeren wel biologisch dacht Durk van der Schaaf toen hij in 1966 overschakelde. ‘Ik dacht: ze snappen wel dat het zo niet verder kan. Maar dat is mij erg tegengevallen.’
Durk van der Schaaf was al vroeg biologisch boer. Vader Sybren runde in Bitgummole een akkerbouwbedrijf en was aardappelkoopman. Daarnaast richtte hij in 1951 aardappelveredelingsbedrijf FOBEK op, Foar Boer En Keapman, oftewel Voor Boer en Koopman. De interesse voor de wereld buiten zijn dorp zat er bij de jonge Durk al vroeg in. Dat ontstond op de lagere school, toen hij iedere week een paar centen in het collectebusje voor de zending doneerde. Ook de oude schoolplaten over ´zwarte mensen in de arme landen in Afrika´ deden hem fantaseren hoe die wereld er daar uit zou zien. Toen hij op 18-jarige leeftijd werd opgeroepen voor de dienstplicht, draaide hij het zo dat hij over werd geplaatst naar de tropeninfanterie. Zo belandde hij op de Antillen en in Suriname. Eigenlijk begint daar zijn pionierstocht naar duurzame landbouw, eerlijke handel en respect voor boeren in ontwikkelingslanden.
Start van het pionieren
Terug in Friesland ging Durk op 21-jarige leeftijd akkerbouw- en groentegewassen verbouwen. Hij twijfelde al vroeg over de noodzaak van het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen in relatie tot de gezondheid van de bodem en de mens. ‘Vergif en eten, dat kan eigenlijk niet.’ Geen idee had Durk toen hij begon te experimenteren met onbespoten en zonder kunstmest gegroeide groente. Maar hij hield zich vast aan een van zijn levensmotto’s: ‘Wie niet durft te verdwalen, vindt nooit een nieuwe weg.’ Ingenieur Jan Haisma uit Burgum bood hem in 1966 die nieuwe weg. De biologisch tuinder annex koopman vroeg hem aardappelen en groenten te leveren voor zijn winkels in Leeuwarden en Groningen. Durk ontdekte dat je zonder kunstmest gezondere en weerbare planten kreeg, die tegen een stootje kunnen. Ook experimenteerde hij met strokenteelt, toen al. Toegegeven, het was niet vanaf dag één rozengeur en maneschijn. Dikwijls hield hij zijn hart vast als virussen zijn gewassen eerder aanvielen dan gewenst. Toch kreeg hij na verloop van tijd het biologisch boeren beter in de vingers. Dat de bodemvruchtbaarheid zienderogen verbeterde, sterkte hem in de gedachte dat hij op de goede weg zat.
Een linkse boer
Stiekem voelde Durk zich aangetrokken tot de biologische-dynamische
OVER DE SCHRIJVER BJORN DE JONG
Bjorn de Jong (1993) is geboren en getogen in Bitgummole. Op 19-jarige leeftijd vertrok hij naar Groningen voor de studie Geschiedenis. Na omzwervingen over de wereld in onder andere Afrika startte hij in Utrecht met de Master IDS, International Development Studies. Zijn afstudeerscriptie ging over het effect van biologische landbouw op het platteland van Senegal. In de coronatijd kon hij in Utrecht geen colleges volgen, maar wel digitaal vanuit Harlingen. Hij fietst in die tijd regelmatig naar zijn ouders in Bitgummole. Hij zoekt contact met zijn dorpsgenoot Durk van der Schaaf, om gesprekken te voeren over hun wederzijdse belangstelling voor duurzaamheid, wereldwijde voedselzekerheid en de rol die biologische landbouw daarin kan spelen. Het leidde tot een boek van 125 bladzijden, te bestellen voor € 12,50 bij sjoerddehoop1@gmail.com.
landbouwmethode. Maar opgegroeid in een gereformeerde omgeving, was dat, zeker voor die tijd, een stap te ver. Durk zocht daarom zijn eigen weg in ‘gewoon experimenteren met biologische landbouw’. Ook politiek worstelde hij lange tijd. Toen de gereformeerde ARP in 1980 opging in het CDA, stapte hij over op de PPR van de progressieve christen-radicalen, die later weer opging in GroenLinks. ‘Ik ben altijd een linkse boer geweest, een van de weinigen.’ Zijn visie berustte niet op groei, maar op draagkracht. Daarom werd zijn bedrijf
‘IK BEN ALTIJD EEN LINKSE BOER GEWEEST,
EEN VAN DE WEINIGEN’
nooit groter dan 20 hectare, zelfs toen er in de ruilverkaveling van de jaren tachtig ruimte was om flink door te groeien. ‘Groei gaat altijd ten koste van anderen.’ De pionier die hij is, hielp hem niet alleen teelttechnisch, maar ook sociaalmaatschappelijk vooruit. In 1970 werd Durk van der Schaaf directeur van de FOBEK. Zo reisde hij de wereld over. Hij bezocht boeren in Bolivia, Indonesië, Kenya, Brazilie, Zuid Afrika en Egypte. De reizen hielpen hem verder in zijn denken. Hij voelde een ‘drive’ om de biologische, liever nog de ecologische manier van boeren en het principe van eerlijke handel bestuurlijk en maatschappelijk verder bekend te maken. Discipelenwerk. Stapje voor stapje kwam hij vooruit. Zo was Durk medeoprichter van de Nederlandse Vereniging van Ecologische Landbouw (NVEL). Prompt werd hij ook de allereerste voorzitter. De Stichting
Ecomerk Controle (SEC) kwam mede door zijn toedoen tot stand. Hij was een van de motoren van het landelijk Platform voor Biologische Landbouw, de voorloper van Biologica en later Bionext.
Dicht bij natuur blijven
Langzaamaan groeide Durk van der Schaaf uit tot missionaris voor een landbouw die zo dicht mogelijk bij de natuur probeert te blijven. In het lezenswaardige interview in de Leeuwarder Courant van 3 november 2024 valt te lezen: ‘Over tien jaar zijn de meeste boeren wel’, dacht Durk van der Schaaf, toen hij in 1966 overschakelde. ‘Ik dacht: ze snappen wel dat het zo niet verder kan. Maar dat is mij erg tegengevallen.’
Vijftien jaar geleden stopte hij met het verbouwen van aardappelen, wortels, uien en andere gewassen.
Meer dan een halve eeuw legde hij zijn ziel en zaligheid in zijn missie: de hoop op een landbouw zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Zijn levensverhaal is feitelijk een samenvatting van alle huidige discussies die gaande zijn. Discussies rondom gewasbeschermingsmiddelen. Het verdelingsvraagstuk tussen rijke en arme landen. Bulk produceren voor de wereld of of kwaliteitsvoedsel voor eigen regio? Durk kan gezien worden als een voorbeeld voor de nieuwe generatie boeren die nieuwe wegen durft te zoeken. Maar ook als iemand die niks op heeft met polarisatie. Zijn opvattingen leverden hem veel discussies op met gangbare collega’s. ‘Maar we bleven altijd in gesprek en naar elkaars argumenten luisteren. Alleen dan kun je samen stappen maken om verder te komen.’
SAMEN WERKEN AAN GOEDE GROEI!
‘NISCOO PRIKKELT EN VERRAST’
Thomas Pollema (33) zoekt voortdurend naar nieuwe kennis en innovaties die de prestaties van het familieakkerbouwbedrijf in Alde Leie verder kunnen helpen. Sinds kort is hij bestuurslid van Niscoo, een kenniscoöperatie die buiten gebaande paden probeert te denken. ’Dat past wel bij me.’
Tekst: Jelle Feenstra
Foto: Antsje Cnossen
Arend Jan Boekestijn, regelmatig te gast in het populaire tv-programma Vandaag Inside, houdt op donderdagavond 12 december om 19.30 uur een inleiding op de Landbouwbeurs in Leeuwarden. Hij deelt z’n visie op de economische gevolgen van geopolitieke verschuivingen en de impact hiervan op de agrarische sector. Kenniscoöperatie Niscoo is verantwoordelijk voor de komst van Boekestijn. ‘We zochten naar een exclusieve, onafhankelijke spreker, die ons als agrarische ondernemers vanuit een andere invalshoek kan prikkelen’, verduidelijkt Thomas Pollema.
Door andere bril kijken
De Friese akkerbouwer is sinds kort bestuurslid van Niscoo. ‘Ik ben al jaren een regelmatige bezoeker van de Niscoo-kennisbijeenkomsten. De sprekers zijn vaak onafhankelijk en komen niet altijd uit de agrarische sector. Dat helpt mij om met een andere bril op naar onderwerpen te kijken. Doorgaans vinden de bijeenkomsten plaats in het Abe Lenstra-stadion in Heerenveen. Zo prikkelde toekomstdenker Ruud Veltenaar agrarische ondernemers recent met een presentatie over transities die de wereld op z’n kop zetten. Financieel-economisch duider Edin Mujagic sprak over rentes en inflatie (zie verslag op pagina’s 10 en 11) en Ruud Tijssens van Agrifirm duidde hoe de hazen lopen in de politiek en dat landbouwsectoren zullen moeten leren leven met aanhoudende maatschappelijke druk op hun productiewijze.
Pootgoed is de kurk
Dit soort sprekers en informatie helpen Thomas Pollema om te kunnen blijven ondernemen naar de toekomst toe. Samen met zijn ouders Jan (67) en Pietie (66) runt hij het akkerbouwbedrijf in Alde Leie. Ook zijn broers Marten (29), Sybe (36) en zus Rinske (29) zitten in de maatschap. ‘We werken langzaamaan aan toe naar een bedrijfsovername’, vertelt Thomas. Er ligt zo’n 100 hectare grond vast onder het bedrijf. Jaarlijks wordt 70 hectare aardappelland gehuurd. Ruim 100 hectare pootgoed is de kurk van het bedrijf, de rest van het bouwplan bestaat uit tarwe en gerst. Het bedrijf heeft naast de akkerbouw 42.000 Beter Leven-vleeskuikens.
Seizoensrijpaden
‘De bodem is ons grootste kapitaal’, is het motto van de familie Pollema. Het bouwplan met 2/3 aan rustgewassen en veelvuldig gebruik van groenbemesters bevestigt dat. Verder wordt op het akkerbouwbedrijf al jaren gewerkt met seizoensrijpaden, om de bodem zoveel mogelijk te sparen. ‘Het water zakt daardoor beter weg.’ Over de aardappeloogst van 2024 is Thomas dik tevreden. ‘We hebben duidelijk meer opbrengst en kwaliteit van het land gehaald dan het jaar ervoor.’ Dit jaar sorteren ze de aardappelen voor het eerst met een optische sorteermachine, die ze eerder dit jaar aanschaften. ‘De kwaliteit van het sorteerwerk verbetert en we kunnen hiermee op arbeid besparen.’
‘ZORG VOOR HARDE DATA ONDER
De aardappelen voor McDonald’s mogen vanaf 2030 alleen nog regeneratief worden geteeld. Die doelstelling heeft de fastfoodgigant uitgesproken. Fritesproducenten als McCain en LambWeston kijken hoe ze dat in Nederland handen en voeten kunnen geven en vroegen teeltadviesbedrijf TTW om raad. Directeur Jacob Struik heeft er duidelijke ideeën over: ‘Als aardappelketen moeten we deze kans aangrijpen. Maar dat vraagt wel om maximale transparantie bij alle partijen.’
Tekst: Jelle Feenstra
Foto’s: Wil vanBalen en TTW
Dat een grote ketenpartner aan de bel trekt en zegt: het maakt niet uit hoe en wat, in 2030 worden alle patatjes regeneratief geteeld. Dat is nogal een uitspraak. ‘McDonalds gaat daar zelf geen werk van maken. Ik zie het vooral als een idee droppen en de partijen lager in de keten mogen de oplossing zoeken. Partijen als McCain en LambWeston beginnen zich te roeren om leverancier te kunnen blijven en starten proeven en pilots met regeneratieve teeltprogramma’s op. Om straks te kunnen voldoen aan de ‘window dressing’ van McDonald’s. Daar kunnen we iets van vinden, maar het gaat wel gebeuren.’
Hoe ziet dat er dan uit, regeneratief boeren.
‘Die vraag heb ik gesteld aan de partijen die het nu oppakken. Dan wordt het een beetje stil. Rassen telen die minder stikstof en middel nodig hebben, de grond niet meer beroeren, ruimere bouwplannen, meer mengsels zaaien, dat soort antwoorden krijg je. Maar niet het antwoord op de vraag: wat is nou regeneratief? Ik heb hem ook niet hoor. Duidelijk is dat McDonald’s iets zoekt om tegemoet te komen aan zorgen en vragen uit de maatschappij. En of er nu een linkse of rechtse regering zit, de grote lijn is helder: die maatschappij wil gewoon minder middelen. Die weg moet je als telers nu
HET REGENERATIEVE FRIETJE’
echt volop inslaan.’
Die weg is de Nederlandse akkerbouwsector toch al lang ingeslagen?
‘Vind je? In gesprekken met boeren vraag ik vaak: wat doe je ten opzichte van vijf jaar geleden nu allemaal anders?
Dan hoor ik: nou, ik mag dit niet meer spuiten en dat ook niet meer. Dan zeg ik: maar daarvoor in de plaats ben je met andere middelen gaan spuiten.
Dus hoeveel zijn we als sector nu écht tegemoet gekomen aan de zorgen van de maatschappij? Als we de hand in eigen boezem steken, is dat best weinig. Als er dan nu een zwaargewicht opstaat die wel luistert naar de zorg van de maatschappij, wat lopen wij dan nog te aarzelen en tegengas te geven.’
Nou, de moeilijkheid zit hem in het feit: telers willen wel, maar het moet wel een fatsoenlijk inkomen opleveren.
‘Dan zeg ik: daar ben je toch zelf bij? Neem regie en zeg: dit is mijn product en dit is het waard. Wat doen de meeste boeren nu: ze schrijven geen factuur, maar laten de commissionair een keer in hun aardappelbult schoppen. Die zegt: ’t is niet best van het jaar hè, nou vooruit, ik geef 40 cent. En de boer zegt: kan het 45 cent? Nee, zegt de
commissionair, kijk een rot hier, een rot daar. De man weet altijd wat te vinden. Dat accepteren we dan. En zelfs dan sturen ze nóg geen factuur voor die 40 cent, maar wachten ze netjes tot het geld wordt overgemaakt. Oftewel, de agrarische sector blijft te veel hangen in hun traditionele, horige rol.’
De markt bepaalt de prijs, toch? ‘Natuurlijk. Maar als je zorgt voor een bovengemiddeld product en voor die waarde en prijs gaat staan, dan kunnen afnemers hoog en laag springen, maar betalen ze gewoon 3, 4, 5 of 10 cent meer, anders hebben ze het product niet meer. Onthoud goed: dat soort bedrijven is enorm gevoelig voor leveringszekerheid. De fabriek moet blijven draaien; het proces stilzetten en opstarten, is gruwelijk duur. Dus wees je eens wat bewuster van je positie, dan kan je er anders in gaan staan. En er zijn er best wel een paar die dat inmiddels doen. Maar het gaat wel langzaam.’
Je kunt als sector ook gewoon zeggen: tot hier en niet verder, eisen moeten wel realistisch zijn. ‘Het wiel des tijds gaat altijd door. Mijn moeder besloot tien jaar geleden: ik wil geen mobiele telefoon. Nu zit de hele familie gezellig te praten op WhatsApp, behalve
mijn moeder. Dus ga je mee of stap je uit? Het is onvermijdelijk dat we toegaan naar een teelt met minder tot geen middelen en minimale inputs.’
Okay, de sector gaat mee doen. Wat heeft ze daarvoor nodig?
‘Wat we bij TTW al jaren doen, is alles wat de teler doet omzetten in data, elke dag weer. Onze boeren kunnen aan de hand van die data exact stap voor stap aantonen wat ze doen en hebben gedaan. Dat is de reden dat McCain ons heeft benaderd om een pilot met telers op te zetten, op basis van deze werkwijze. Laat zien wat je doet, bewijs wat je doet, zet wat je doet om in data en doe dat voor langere termijn. Ga commitment aan met je afnemer en maak afspraken. Zeg: joh, ik ga voor jou mijn best doen om te leveren wat je graag wilt, met maximaal data, op een volledig transparante manier. Op basis daarvan ga ik ook mijn best doen om elk jaar het middelengebruik een beetje verder terug te dringen, de organische stof in mijn bodem te verhogen en de uitspoeling te beperken tot minimaal. Daar hangt een prijskaartje aan, maar dan heb je ook wat. ’
Dan loop je ongetwijfeld een keer tegen grenzen aan.
‘Precies! En waar die grens ligt, weet niemand. Maar als je op basis
Peter, hoe maak ik mijn bedrijf toekomstbestendig?
Als akkerbouwer sta je voor een grote uitdaging.
Je wil je grond namelijk maximaal benutten, maar je wil ‘m niet uitputten. Tegelijkertijd wil je zorgen voor een gezonde onderneming.
Daarbij is het heel belangrijk dat je de juiste keuzes maakt. En ondanks dat jij heel goed weet welke opties je hebt,
Countus Assen
0592 20 00 07
Countus Dronten
0321 38 28 45
Countus Emmeloord 0527 61 33 41
Countus Hardenberg 0523 28 08 80
Countus Joure 0513 65 79 90
Countus Leeuwarden 058 21 001 01
bijvoorbeeld op het vlak van duurzaamheid, is het fijn om iemand te hebben die jou bij deze keuzes ondersteunt. Countus is specialist in de agrosector en kan jou helpen om je onderneming toekomstbestendig te maken. Wil je hier een keer over sparren? Kom voor een kennismaking gerust en vrijblijvend langs bij één van onze vestigingen. Een digitale kennismaking kan natuurlijk ook!
Countus Steenwijk 0521 53 47 00
Countus Zeewolde 036 52 214 37
Countus Zwolle 038 45 526 00
van de data keihard kunt laten zien: dit is de grens, dan heb je naar afnemers, consument en politiek ook een sterk onderbouwd verhaal. Wat we dus nodig hebben op weg naar het regeneratieve frietje, is data. Data en tijd.’
Hoeveel tijd wil je krijgen?
‘We hebben natuurlijk 70, 80 jaar lang meer gehaald van dan gebracht naar die bodem. En dat is ook mijn boodschap naar de verwerkende industrie: je vraagt ons om dat in vijf jaar tijd even voor jou in orde te maken. Immers, in 2030 wil McDonalds alleen nog regeneratieve frites. Het antwoord moet zijn: ‘Ik ga jou op basis van data laten zien dat ik er volop mee aan de slag ben en dat we in een opwaartse lijn zitten. Maar het kan ook een jaartje langer duren, twee jaartjes, misschien wel drie. Die weg kunnen wij als sector alleen bewandelen door transparant te zijn en met keiharde data te komen. Dat haalt een berg emoties uit discussies.’
Je boodschap aan de akkerbouw is: jongens beweeg mee en probeer er zoveel mogelijk data onder te krijgen.
‘Exact. Er is wel een obstakel in die aardappelketen en dat zijn de handelshuizen. Tussen de miniknollen naar pootgoed. Tussen pootgoed naar vermeerderaars. Tussen vermeerderaars naar consumptietelers. Die keten is niet transparant. En dat doen de handelshuizen om alle aardappelen maar kwijt te kunnen raken. Omdat er van de 100 partijen altijd 5 niet in orde zijn, die ze ook kwijt willen. Maar dat is natuurlijk niet de toekomst. In een gezonde keten moet je precies weten waar die aardappel vandaan komt, wat er mee gebeurd is, hoe die geteeld is.’
Toch prediken de aardappelhandelshuizen hetzelfde verhaal als jij: van ketentransparantie en het belang van data.
‘Van de consumptieaardappeltelers die we bij TTW begeleiden, zeggen we in december: zorg dat je een monster krijgt van het pootgoed dat je dit jaar gaat ontvangen. Wat we merken, is dat onze telers heel veel moeite hebben om die monsters te krijgen. Laat staan data van wat er in het traject daarvoor is gebeurd. En dat is wel nodig. Want als je een knol krijgt die erg laag in de borium
‘WIJ GAAN MET TELERS DE GRENZEN VERLEGGEN’
Teeltadviesdienst TTW in het Zuid-Hollandse Sommelsdijk heeft zo’n 20 medewerkers en helpt akkerbouwers, broeiers en trekkers van witlof, uien, aardappelen, spruitkool en bloembollen met behulp van eigen verzamelde data anders naar hun perceel en gewas te kijken. ‘Wij bieden een andere kijk. Niet vanuit emotie maar vanuit data kijken wij naar een gewas. In ons TTW systeem is veertig jaar aan data opgeslagen waar we ieder moment een beroep op kunnen doen om telers te adviseren’, zegt directeur Jacob Struik. De strategie voor de komende jaren? ‘Onze van huis uit meegekregen bescheidenheid een beetje laten varen. Weet je, wij hebben een fantastisch systeem, een hartstikke leuk bedrijf, mooie mensen aan het werk, telers die qua resultaat voorop lopen in topteeltland Nederland en investeerders die mee willen doen. We gaan dat nu maar eens uitdragen naar buiten toe. Wij gaan met telers de grenzen van de weg naar regeneratieve landbouw verleggen en hun met behulp van harde data en teeltbegeleiding naar een ‘next level’ brengen.’ Het bedrijf toont zich in de nieuwe bedrijfsstrategie uitermate ambitieus en wil de omzet en het aantal medewerkers de komende vijf jaar verzesvoudigen.
Struik: ‘De keten heeft leiderschap nodig.’
zit, dan ga ik kijken of we dat kunnen corrigeren tijdens de teelt van het komende seizoen. Krijg ik er eentje die geen koude stoot heeft gehad? O, maar ik wil graag eentje die dat heeft gehad, omdat ik er graag nog wat stengels op wil. Precies weten van elkaar wat er in het voortraject is gebeurd, daar kan de aardappelketen nog zóveel in groeien.’
Nu de vraag: hoe ga je dat realiseren?
‘Bij TTW hebben we gezegd: het is tijd om meer top-down te gaan werken. Er zitten in de keten te veel partijen met eigen belang, inclusief met de hakken in het zand staande akkerbouwers die het verprutsen voor de voorlopers. Ik
‘MET DATA KUN JE LATEN ZIEN TEGEN WELKE GRENZEN JE AANLOOPT’
ben daar klaar mee. Het wordt tijd voor spierballentaal van bovenaf: in de zin van: joh, keten, we gaan nu echt data en kennis laten doorstromen, heen en terug. Alleen op die manier kunnen we invulling geven aan de Green Deal, aan dat regeneratieve frietje. En als je dat eenmaal doet, dan ben ik ervan overtuigd dat middelen minder snel verdwijnen. Omdat je met data kunt laten zien dat er grenzen zijn.’
Wie moet die spierballen gaan tonen?
‘De partijen boven in de keten, die dicht tegen de consument aanzitten. Leiderschap, dat hebben we als keten heel erg nodig nu.’
Hoe ver zouden we kunnen komen met chemievrij telen?
‘Ik ga altijd terug naar mijn jeugd, naar Pippi Langkous. Dan zei ze: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het kan’. Ga op zoek, ga grenzen verleggen. Nu weten we met zijn allen niet hoe wij 100% zonder chemie kunnen telen. Maar moet je dan per definitie een standpunt innemen dat het niet kan? Voor je innovatiekracht is dat een gigantische dooddoener. Als je als sector bereidwilligheid toont en probeert tegemoet te komen aan de vraag van afnemers naar regeneratieve producten, als je data laat zien hoe je bezig bent en tegen welke grenzen je aanloopt, dan ben ik ervan overtuigd dat eisen worden afgezwakt en het uitmondt in een voor telers werkbaar en haalbaar verhaal. Ga je in de weerstand, dan doet de tegenpartij dat ook. Dat is wat er nu gebeurt.’
ALARM! BRANDGEVAARLIJKE
Als paddenstoelen schieten ze de grond uit, de accu’s voor energieopslag op akkerbouwbedrijven. De handel op energiemarkten is voor boeren een mooi nieuw verdienmodel. ‘Maar er wordt vaak niet goed nagedacht over de risico’s. Dat kan bij brand of calamiteiten fikse problemen opleveren met verzekeraars’, waarschuwt adviseur Yme Meirink van Topteam.
Tekst: Jelle Feenstra
Foto’s: Marchje Andringa
Opgelucht haalt Klaas Tigchelaar adem. De vijf accu’s voor energieopslag op zijn erf doorstonden de inspectie van Avéro Achmea met glans. De betonwand links op de foto beschermt zijn bedrijfsgebouwen tegen batterijbrand, de betonwand rechts voorkomt dat een haastige vrachtwagenchauffeur een accu in de vernieling rijdt. En zo zijn er nog een aantal regels die boeren in acht moeten nemen om geaccepteerd te worden door hun verzekeraar, dan wel financiële schade vergoed te
krijgen bij onverhoopte calamiteiten. ‘Denk erom, denk erom, laat je goed informeren over de regels. Voor je het weet, zit je met een onverzekerde miljoenenschade’, stelt Yme Meirink. Hij kan het weten. Meirink runt een akkerbouwbedrijf in Oosternijkerk en is adviseur op gebied van agrarische verzekeringen bij Topteam. ‘Met zonnepanelen hebben we best al wat ellende gehad, dat moeten we met de snel opkomende batterijsystemen voor energieopslag zien te voorkomen’, zegt hij. Als verzekeringsadviseur is hij de
schakel tussen boer en verzekeraar. Zo is hij ook het eerste aanspreekpunt voor Klaas Tigchelaar, die in het Friese Wijnaldum een groot varkensbedrijf heeft met een hoekje akkerbouw erbij. Op zijn bedrijfsgebouwen liggen zo’n duizend zonnepanelen. Circa 25% van de opgewekte stroom gebruikt Tigchelaar direct zelf, 75% gaat het net op. De vijf recent gekochte batterijen hebben een capaciteit van 1 MWh en geven hem de mogelijkheid om de stroom pas aan het net te leveren op momenten dat de vraag groot en dus de prijs hoog is. Een andere mogelijkheid is om de stroom ’s avonds te gebruiken voor zijn varkens- of akkerbouwbedrijf, die samen een jaarlijks verbruik hebben van zo’n 500.000 kWh.
Serieuze chemie op het erf Het bedrijf Lokaalstroom in Dronrijp
De brandgevaarlijke batterij verovert het boerenerf, maar veel akkerbouwers zijn zich niet bewust van de risico’s die dat met zich meebrengt.
ACCU’S VEROVEREN BOERENERF
adviseerde Tigchelaar bij de aanschaf van de batterijen. Ook verzorgde dit bedrijf de volledige installatie, het energiemanagementsysteem en het energiecontract. In de kantine van het bedrijf van Tigchelaar praten Anton Klaver en Theun de Jong van Lokaalsroom, Yme Meirink en Klaas
Tigchelaar over de kansen, maar vooral over de risico’s van energieopslag. Op steeds meer agrarische bedrijven komen energieopslagsystemen, variërend van koelkastformaat tot zeecontainers met een vermogen van meerdere MWh’s. ‘Dan staat er serieuze chemie op je bedrijf’, zegt Klaver. Accu- en batterijsystemen bestaan onder andere uit brandbare lithium. Bij brand kunnen giftige gassen vrijkomen. ‘Als je energie in grote hoeveelheden opslaat zoals bij een agrarisch bedrijf, dan zul je ook serieus naar de risico’s moeten kijken.’
Dat gebeurt nog lang niet overal. Hoe dat kan? ‘De boer geeft de leverancier opdracht om ze neer te zetten, zonder
‘DENK EROM, LAAT JE GOED INFORMEREN OVER DE REGELS; EEN MILJOENENSCHADE LIGT OP DE LOER’
de batterijen op het erf van Tigchelaar een explosieluik bovenop hebben. ‘Bij brand gaat de luchtdruk altijd naar boven toe. Dat betekent dat de deuren ook gewoon veilig zijn.’
Meirink noemt het voorbeeld van een accu pal bij een trafo. ‘Niet doen.’
Hij stelt dat onwetendheid bij boer, installateurs en zelfs verzekeraars hieraan ten grondslag ligt. ‘Batterijen zijn een relatief nieuw fenomeen. Er zijn wel richtlijnen, maar een keuring op naleving daarvan ontbreekt. Zo’n keuring zit er overigens wel aan te komen, in de vorm van Scope 15. ‘Wat we veel zien, is dat er op eigen interpretatie een batterijsysteem wordt neergezet’, vertelt Anton Klaver. ‘Daarvan weten wij nu al: die komt straks niet door de Scope 15-keuring. Ik snap het wel: een kort kabeltje, lekker goedkoop. Maar als er straks wordt gekeurd, dan mag je nog een keer.’
Teleurstelling met zonnepanelen
nadenken of overleg vooraf’, vertelt Klaver. Hij laat een plaatje zien van een batterij die op een halve meter van het pand staat, tegen een voersilo aan. ‘Levensgevaarlijk’, zegt hij. Ander voorbeeld: een compleet dichte container, waarvan de deuren na een zogeheten ‘thermal runaway’ door de ontploffing eruit knalden. ‘Als je daarbij had gestaan, had je het niet na kunnen vertellen.’ Klaver legt uit dat
Meirink beaamt de woorden van Klaver en haalt de aanleg van zonnepanelen aan als voorbeeld hoe het niet moet. ‘Tot een paar jaar terug werden zonnepanelen op het dak gelegd, vaak zonder dat aan de regels werd voldaan. Dat gebeurde dan naar inzicht van de betrokken installateur. Uiteindelijk kwamen alle partijen uit de branche in 2021 met Scope 12. Dit is een uitgebreide keuring op veiligheid en juistheid van de installatie. Het gevolg is dat nu veel bestaande installaties compleet moeten worden vervangen. Dat betekent alle zonnepanelen van het dak, alle
Ook zeker zijn van eigen energie met uw eigen windmolen?
Van het aanvragen van de vergunning en ISDE subsidies tot de plaatsing van de kleine erfwindmolen: Wij zetten ons volledig in om uw kleine windmolen kundig en snel te realiseren. Onze Logic 15kW- windmolen heeft daarnaast het grootste rotoroppervlak in zijn klasse en is bovendien de stilste: Dé ideale keuze voor wie duurzame geruisloze energie wil opwekken!
Leverbaar in: 15kW & 25kW
Ashoogte: 15, 20, 25 & 30 meter (15 & 20m kantelbaar)
Opbrengst: tot 85.000kWh
Meer informatie of brochure aanvragen?
Bezoek onze website via de QR-code of neem direct contact met ons op:
Hulst Wind Energy
Paaptilsterweg 29, 9986 XP Oldenzijl
t. 0596 - 362110
e. info@hulstwindenergy.com
bekabeling eraf, de omvormers op een nieuwe plek hangen. Dus wat je uiteindelijk krijgt, is dat het bestaande systeem, wat financieel en technisch nog lang niet is afgeschreven, compleet opnieuw geplaatst moet worden. Dit jaagt boeren enorm op kosten. We zien nu dat de batterijen het boerenerf veroveren. Een vergelijkbare teleurstelling als met de zonnepanelen willen we zien te voorkomen door nu al goed te waarschuwen.’
‘PAS
Afschermen erg belangrijk Wat zijn nu zaken waar een boer rekening mee moet houden bij het plaatsen van accu’s? Meirink: ‘Uit verzekeringstechnisch oogpunt zeg ik: het allerbelangrijkste bij het plaatsen van grotere accu’s is dat ze minimaal 10 meter los staan van het bedrijfsgebouw en dan bij voorkeur ook nog afgeschermd met een betonwand. Alles binnen 10 meter moet sowieso worden afgeschermd met een betonwand. Wie deze vorm
AAN DE KEUKENTAFEL KOM JE TOT MAATWERK’
‘Opslagsystemen voor energie staan negen van de tien keer niet goed opgesteld. Wij treffen regelmatig systemen aan die nota bene binnen staan, pal bij de meterkast. En staan ze wel buiten, dan vaak veel te dicht bij het bedrijfsgebouw’, zegt André van Strien. Hij is directeur van Troostwijk BvT in Amsterdam, marktleider in risico-inspecties voor de agrarische sector. Zijn bedrijf opereert onafhankelijk van verzekeraars. ‘Het is bij agrarische ondernemers echt geen onwil, maar vooral onwetendheid omdat het een relatief nieuw fenomeen is.’ Van Strien adviseert boeren om zich goed bij hun verzekeringsmensen te laten informeren alvorens te investeren in een energieopslagsysteem. Ook waarschuwt hij om goed te kijken naar de kwaliteit van de batterijen. ‘Er zijn veel cowboys op de markt, we zien grote verschillen in batterijkwaliteit, de mate van brandbaarheid, maar ook installatiekwaliteit, zeg maar de systemen met een rookmelder van Ali Express-kwaliteit.’ Hij geeft een aantal praktijkvoorbeelden van zelf gebouwde batterijsystemen die razendsnel in de fik vliegen. ‘Een betrouwbaar systeem en een betrouwbare leverancier zijn heel belangrijk.’ Maar dat geldt ook voor goed batterijmanagementsysteem en de signalen daarvan dan serieus nemen. ‘Dan geeft zo’n batterijmanagementsysteem een storing aan, maar wordt er op de resetknop gedrukt onder het mom van: morgen weer een dag. Maar zo’n systeem waarschuwt niet voor niks.’ De aanbevelingen van Lokaalstroom en Meirink onderschrijft hij. ‘Ik zeg altijd: je moet gewoon met die boer aan de keukentafel gaan zitten en met hem in gesprek gaan. Er is geen erf gelijk, pas daar kun je uitleggen wat de risico’s zijn voor het bedrijf en samen aan een maatwerkoplossing werken.’
van compartimentering het beste voor elkaar heeft, die heeft in de toekomst de minst lastige vragen.’ Klaver: ‘Het is altijd maatwerk, zoals ook hier bij boer Tigchelaar. De dichtstbijzijnde accu staat niet op 10 maar op 8 meter van het gebouw.’ Wat nu? ‘We zijn in overleg gegaan met Yme en de verzekeraar van Klaas, Avéro Achmea. Het advies was om er een betonwand tussen accu en bedrijfsgebouw meer te zetten. Met een hoogte die ervoor zorgt dat, mocht de brand over de wand trekken, deze het dak van de boerderij nooit en te nimmer kan raken.’ De betonwand geeft voldoende tijd tot het moment dat de brandweer is gearriveerd en de afscherming met waterwaaier tussen pand en batterij kan overnemen.
Overleg met je agent/verzekeraar Toen Klaas Tigchelaar bij
Lokaalstroom aanklopte voor een energieopslagsysteem, kreeg hij daar het advies om eerst even contact op te nemen met zijn verzekeringsagent. Klaver: ‘De eisen zijn bij ons in grote
‘ALS
JE HET NIET GOED VOOR ELKAAR HEBT, ZIJN VERZEKERAARS KEIHARD EN KRIJG JE GEEN CENT’
lijnen natuurlijk bekend, omdat wij regelmatig contact met verzekeraars hebben. Maar voor het maatwerk is het altijd beter om even met de verzekeringsagent te bellen. Zo konden we samen tot een voor iedereen geaccepteerd plan komen.’ Tigchelaar: ‘Yme kwam met een toelichting op wat de eisen zijn van mijn verzekeraar Avéro Achmea. Zaken als de juiste afstand tot de bedrijfsgebouwen, een brandwerende afscherming, preventieve maatregelen tegen aanrijding van de accu’s, een opleveringskeuring, een betrouwbare installateur en het hebben van een goed noodplan, kwamen daarbij ter sprake. Dan ben je een heel eind in de goede richting.‘ Yme Meirink: ‘Het is heel simpel: als je het niet goed voor elkaar hebt, zijn verzekeraars keihard en krijg je geen cent.’
‘WIJ VINDEN HET LEUK OM AAN
Jan Riemersma en zijn vrouw Trienke doen het sinds enkele jaren wat rustiger aan. Dat wil zeggen, de pootaardappelen zijn uit het bouwplan. De drang om het uiterste te halen uit hun gewassen, is er bij de akkerbouwers uit Munnekezijl niks minder om. ‘Wij vinden het leuk om aan proeven mee te werken.’
Tekst: Egbert Jonkheer
Foto’s: Egbert Jonkheer en Hoogland BV
Wie bij de familie Riemersma de schuur in loopt, heeft het meteen in de gaten: hier wonen secure mensen. Alle machines en gereedschappen staan schoon in het gelid, in een al even smetteloze schuur. ‘Zo hebben we altijd gewerkt en zo blijven we werken’, zegt Riemersma. Tot drie jaar geleden, teelden ze nog volop pootaardappelen, maar daar hebben ze bewust afstand van gedaan. ‘Als je aardappelen teelt, dan moet je er bovenop zitten. We kregen wat gezondheidsklachten en we hadden geen opvolgers. Dan weet je: er komt een moment dat je moet stoppen. Daar moet je dan ook niet te lang mee wachten. We zijn van oudsher een betrokken HZPC-teler en de teelt is altijd heel goed voor ons geweest; we hebben zelden teleurstellingen gehad. Maar dat vraagt dan ook wel heel veel werk en aandacht: je moet er op de
‘TARWE ZAAIEN IN OKTOBER GEEFT IN ONZE ERVARING DE BESTE UITGANGSSITUATIE’
juiste momenten zijn, je moet schoon werken en we deden altijd ons uiterste best voor goed afgerijpt gewas. Dat is intensief. Nu hoeft dat allemaal niet meer. Zonder aardappelen kunnen we het nog heel lang volhouden.’
Wintertarwe mooi de grond in Het huidige bouwplan op het ruim 110 hectare tellende bedrijf bevat nog maar een klein deel aardappelen. Jaarlijks verhuurt Riemersma tussen de 5 en 10 hectare aan proefboerderij Kollumerwaard, die het gebruikt als extra areaal voor onderzoek. De rest van het bouwplan vullen ze in met 20 hectare gerst, 60 hectare wintertarwe, 17 hectare suikerbieten en 7 hectare braak. De grondsoort bestaat uit lichte klei, met een afslibbaarheid variërend tussen de 20 en 45 procent. Dankzij het mooie najaarsweer hebben ze alle wintertarwe onder prachtige omstandigheden kunnen zaaien.
Riemersma laat het perceel naast het huis zien, dat er mooi egaal op staat. ‘Het liefst zaaien we in oktober. Dat geeft in onze ervaring de beste uitgangssituatie.’
Ploegen versus directzaai
Riemersma is een overtuigde ploeger. Dit jaar kocht hij een nieuwe on-landploeg, waarmee hij ook in de voor kan ploegen. ‘Ik volg de ontwikkelingen op gebied van NKG met belangstelling, maar ik denk eigenlijk dat ploegen de komende tijd weer belangrijker wordt, nu er steeds meer gewasbeschermingsmiddelen wegvallen. Zowel onkruiden als gewasresten met ziekten ploeg je weg. En zo kan je schoon beginnen.’ Niettemin ligt er dit jaar een proef op zijn bedrijf met directzaai. De lokale dealer Geertsema zaaide met een Claydonmachine tarwe rechtstreeks in een gerstestoppel. ‘Hij wilde dat laten zien en voor zo’n experiment staan we altijd open. De tarwe staat er inmiddels prima op, moet ik zeggen, al oogt het allemaal wel wat rommeliger en staat er wat meer onkruid. Niet alarmerend hoor, dat krijgen we wel
Akkerbouwer Jan Riemersma: ‘Ik denk dat ploegen de komende tijd weer belangrijker wordt, nu er steeds meer gewasbeschermingsmiddelen wegvallen.’
PROEVEN MEE TE WERKEN’
weg.’ Hij is benieuwd naar de resultaten. De maaidorser van het bedrijf beschikt over een opbrengstmeter, dus als het goed is, valt er tijdens de oogst in 2025 meteen wat over te zeggen.
Proef met ureummeststoffen
Afgelopen jaar voerde Jan Riemersma een proef uit voor agrarisch toeleverancier en graancollecteur Hoogland BV. Het gaat om enkele vloeibare ureummeststoffen die Hoogland BV zelf samenstelt, aangevuld met humuszuren of biostimulanten. Deze H-line meststoffen werden vergeleken met de standaardaanpak; het strooien van KAS-S. De verschillen in opbrengst waren na het natte groeiseizoen duidelijk te zien. Riemersma pakt de cijfers er nog even bij: ‘Op het praktijkgedeelte dorste ik 7.300 kilogram, de overige meststoffen gaven opbrengsten variërend van 7.500 tot 8.100 kilogram per hectare. Een duidelijk verschil.’
Voor wat betreft de oogst in z’n algemeen: Het was een jaar met lage opbrengsten, die volgens Riemersma voor een deel te wijten zijn aan stikstofgebrek. ‘Ik zag dat duidelijk terug op plekken waar ik wat overlap heb gestrooid met stikstof. Daar schoot de opbrengstmeter soms twee ton omhoog. Door de overvloedige neerslag zijn we gewoon een deel van onze nitraatstikstof kwijtgeraakt. Vloeibare ureum is onder die omstandigheden in het voordeel.’ Het is volgens hem iets om in de gaten te houden, in verband met
toenemende weersextremen en steeds scherpere gebruiksnormen. ‘Al kan je verliezen nooit helemaal voorkomen.’ Dierlijke mest zetten ze zoveel mogelijk in het voorjaar in. ‘Wij hebben goede ervaringen met sleepslangen in de wintertarwe. Op die manier benut je de stikstof in de mest maximaal. Je rijdt wel wat sporen, maar ik zie dat zelden terug in de opbrengstmetingen.’
Kennisbedrijf voor Hoogland
Mede vanwege de centrale ligging van het bedrijf, op de grens van Groningen en Friesland, organiseert Hoogland al meerdere jaren kennisbijeenkomsten op het bedrijf van de Riemersma’s. Ook daar komen dit soort proeven onder de aandacht, net als de rassenproef wintertarwe. Riemersma wijst door het keukenraam naar buiten, in de richting van het demoveld waar ook dit jaar weer tien verschillende rassen liggen. Afgelopen zomer hield Hoogland een techniekbijeenkomst in de schuur, waarbij de bezoekers verschillende noviteiten op gebied van gewasbescherming van dichtbij konden bekijken en daar tekst en uitleg bij kregen. Het ging om een bijeenkomst die meetelt voor het verlengen van de spuitlicentie. ‘We hadden hier onder andere Homburg en Agrifac te gast, met de nieuwste technieken, verder stond hier het EZ-Connectsysteem en ook een spotsprayer. Het is net als met de veldproeven; wij vinden het gewoon mooi om daar aan mee te werken. Kennis moet je delen. We hebben hier altijd veel groepen ontvangen en ook stagiaires gehad. En dat blijven we graag doen.’
Bladziekten in bieten
In de bietenteelt hebben vooral bladziekten de aandacht, een fenomeen dat nog vrij nieuw is in deze regio. ‘Wij spoten nooit met fungiciden in de bieten, maar inmiddels is het wel nodig. Gemiddeld is één keer genoeg, maar een perceel voor de late levering hebben we dit jaar zelfs drie keer gespoten. De omstandigheden vroegen er helaas om.’ Ze baseren hun beslissing mede op de gegevens uit de BAS-app van IRS en Cosun. Een van de weerpalen uit het landelijk dekkende netwerk dat hiervoor
‘WIJ SPOTEN NOOIT MET FUNGICIDEN IN BIETEN, MAAR NU IS HET WEL NODIG’
wordt gebruikt, staat bij hen in een bietenperceel. Het apparaat geeft zes keer per uur door hoe het is gesteld met de temperatuur en luchtvochtigheid op 15 centimeter hoogte. Die data wordt dan weer gebruikt voor het berekenen van de infectiekansen. ‘Verder blijven we natuurlijk zelf goed waarnemen in het veld. Net als met aardappelen zul je het gewas van dichtbij moeten blijven bekijken. We hebben het al met al vrij goed onder controle kunnen houden.’ Met sterkere rassen, maar ook biostimulanten, hoopt Riemersma het probleem de komende jaren verder te beteugelen. ‘Ik zou daar best wat proeven daarvan op ons land willen hebben.’
H-LINE
Houd je bodemanalyse paraat, wij maken vloeibare meststoffen op maat.
• Alle nodige elementen op basis uw grond analyse
• Een hoger rendement van uw gewas en meststof
• Speciaal voor uw gewas samengesteld
• Geen uitspoeling of vervluchtiging
‘WE GAAN OPNIEUW FORS OM
Agrico heeft de wind behoorlijk in de zeilen. Recent werden de Royal Zaaizaad- en Pootgoedtelersvereniging Anna Paulowna (ZAP) en The Potato Company (TPC) overgenomen, groeide het areaal in Nederland, startte de pootgoedcoöperatie met telen in Denemarken en Duitsland en investeert het bedrijf € 15 miljoen in Agrico Research in Bant. Ondertussen loopt de verkoop van aardappelen als een tierelier. ‘De start van het nieuwe verkoopseizoen is vliegend’, zegt algemeen directeur Mark Zuidhof.
Tekst: Jelle Feenstra
Foto’s: Agrico en Landpixel
Ruim 1.300 bezoekers uit meer dan 50 verschillende landen begroette Agrico begin november op de jaarlijkse Rassen- en Zaailingenshow in Bant. Traditiegetrouw markeert de show de start van het verkoopseizoen voor pootaardappelen. ‘En die start is fantastisch. Er gaan veel aardappelen weg voor goede prijzen’, vertelt algemeen directeur Mark Zuidhof van Agrico. Hij spreekt van een gezonde vraag, vanuit het Midden-Oosten, NoordAfrika, maar ook Zuid-Europa. ‘Je ziet in al die gebieden dat de consumptiemarkt dit voorjaar op een goed niveau is geweest qua prijs. Dat stuwt de vraag naar pootgoed.’
Hoe kijkt u naar het verloop van oogstjaar 2024?
‘Het planten varieerde van vroeg tot heel laat. De vroege partijen zijn nu volop beschikbaar voor de vroege export. En de latere percelen zijn ook wel echt wel laat gerooid, rond medio oktober. De opbrengst is met gemiddeld ruim 40 ton per hectare vergelijkbaar met vorig jaar en iets onder het meerjarige gemiddelde. Het grote verschil met vorig jaar is dat de talzetting dit jaar heel goed is geweest. De natte omstandigheden aan het begin van het seizoen zorgden voor veel knollen en dat levert nu een relatief fijn product op. Daardoor ligt de opbrengst in de pootgoedmaat hoger als het meerjarige gemiddelde. Vorig jaar was dat het tegenovergestelde, met een heel grof eindproduct.’
Toen steeg de pootgoedprijs met zo’n € 10 per 100 kilo en € 2.100 per hectare. Kunt u al iets zeggen over de prijs voor dit jaar?
‘In januari hebben wij de productgroepvergaderingen met onze telers, daar zullen wij een eerste prijsvoorspelling doen. Het enige wat ik al wel kan zeggen is dat we opnieuw fors omhoog zullen gaan in de uitbetalingsprijs.’
HOOG IN UITBETALINGSPRIJS’
Dat is goed nieuws. Hoe kan dat? ‘Ik noemde al de gezonde vraag, waardoor de exportprijzen die we nu realiseren over de hele linie hoger liggen dan afgelopen jaar. In de landen buiten Europa zien afnemers steeds beter de waarde van gecertificeerd pootgoed. Daarnaast blijft de vraag naar industrierassen voor frites, chips en zetmeel groeien. Dus een gezonde vraag op alle fronten en een groot aanbod van fijn pootgoed met weinig bovenmaat, maken dat alles erop wijst dat we een heel goed jaar tegemoet gaan. En dat is niet alleen in Nederland zo, maar ook bij onze buitenlandse dochterbedrijven. Die hebben afgelopen jaar allemaal winst gemaakt, wat bijdraagt aan de uitbetaling aan onze Nederlandse leden. Ook dit jaar gaan ze dat weer volop doen.’
Agrico zit dus weer op de goede trein. Terwijl het er tot voor kort allemaal wat minder rooskleurig uitzag.
‘Twee jaar geleden veranderde de pootgoedteelt in WestEuropa drastisch. De markt kreeg te maken met een forse krimp in areaal, met name veroorzaakt door forse prijsstijgingen in de teelt van consumptieaardappelen voor de verwerkende industrie. De pootgoedteelt werd in bepaalde regio’s als minder aantrekkelijk ervaren vanwege het financiële rendement, maar zeker ook de risico’s die bij de teelt horen. Dit waren voor ons duidelijke signalen dat er zaken moesten veranderen om de teelt weer aantrekkelijk te maken voor onze leden.’
Hoe hebben jullie dat gedaan?
‘Het verlies van 6% pootgoedareaal in 2023 hebben we met de overnames van Zaaizaad- en Pootgoedtelersvereniging Anna Paulowna (ZAP) en The Potato Company (TPC) in Emmeloord ruimschoots weggepoetst, terwijl we met deze twee overnames onze marktkracht in zowel licentierassen als vrije rassen
behoorlijk versterken. Daarnaast groeiden we op eigen kracht 3% in areaal, doordat we er in Nederland 75 nieuwe pootgoedtelers bijkregen. In de biologische aardappeltafelteelt kregen we er 25 telers bij en groeiden we in areaal van 700 naar ruim 1.000 hectare.’
Ook in het buitenland werken jullie aan groei.
‘In Denemarken zijn we gestart met ruim 100 hectare pootgoed en dat zullen we komend jaar verdubbelen. Hetzelfde verhaal geldt min of meer ook voor Duitsland. In Frankrijk krijgen we er zo’n 400 hectare aan pootgoed bij en hopen
‘GROEI IN AREAAL IS NODIG OM DE MARKT GOED TE KUNNEN BLIJVEN BEDIENEN’
we in vijf jaar tijd van 4.000 naar 5.200 hectare te gaan. Ook in het Verenigd Koninkrijk groeien we met een paar honderd hectare per jaar. Deze groei in areaal is nodig om de markt goed te kunnen blijven bedienen.’
Worden telers in het buitenland ook lid van de coöperatie?
‘Nee. Telers in deze landen worden geen lid van de coöperatie, maar betalen we een marktconforme prijs. Hun bijdrage aan het totale aardappelvolume van Agrico moet uiteindelijk weer ten goede komen aan de uitbetalingscapaciteit voor onze Nederlandse leden. Verder weg, in landen als Kenia en Tanzania, proberen we met lokale partners en lokale teelten verdere groei te realiseren.’
Begin 2025 presenteert Agrico haar nieuwe strategie, Strategie 2030. Was de oude aan herziening toe?
‘De wereld en de markt zijn de afgelopen paar jaar zo veranderd dat we de strategie van Agrico hebben herzien. Een proces waar wij samen met de raad van commissarissen en de ledenraad de nieuwe richting hebben bepaald. Ik kan je nog geen details geven, maar speerpunten in de nieuwe strategie zijn
de al genoemde verdere groei, maar ook sneller afscheid nemen van minder goed presterende aardappelrassen en verkooplanden met tegenvallende omzetcijfers. Daarmee wordt het voor onze operationele mensen eenvoudiger om de complexe Agrico-business efficiënter te managen en de faalkosten te minimaliseren.’
Een andere grote beslissing is de investering van € 15 miljoen in een nieuw laboratoriumcomplex voor Agrico Research in Bant. Waarom deze investering?
‘Het bestaande laboratorium is te klein en erg verouderd. Maar de belangrijkste reden is dat wij beter willen worden in de moleculaire techniek, dus efficiënter willen worden in ons kweekwerk, sneller de juiste kruisingseigenschappen bij elkaar krijgen zeg maar. Daar hebben we nu een goede methode voor gevonden, waardoor we sneller de markt op kunnen met innovatieve rassen, die minder stikstof of middel nodig hebben en meer resistentie hebben tegen ziektes.’
Hoeveel sneller?
‘Als we doorgaan zoals we deden, dan kost het 12 tot 15 jaar om een nieuw ras te ontwikkelen en naar de markt te brengen. Die tijd hebben we niet meer. Dus we gaan proberen om daar een aantal jaren vanaf te halen. Door te investeren in moleculaire techniek, maar ook door eerder onze afnemers te betrekken bij nieuwe rassen of zorgen dat ze eerder door de markt worden opgenomen. We hopen dat die versnelling ons gaat helpen in de hele duurzaamheidsdiscussie.’
Als dat mogelijk is, waarom is Agrico daar niet eerder mee begonnen?
‘De noodzaak was in het verleden minder groot dan nu. Als je iets eerder naar de markt brengt, betekent dat ook dat je wel eens wat meer risico neemt. In het verleden zijn we misschien wel eens wat te risicomijdend geweest in het brengen van nieuwe rassen naar de markt. Maar nu denken we een methode gevonden te hebben, die meer zekerheid geeft in onze
Exploring nature never stops
BETROUWBARE RASSEN MET DUIZEND-EN-ÉÉN MOGELIJKHEDEN
RODE BIET
BRESKO
Mooie ronde biet met een prachtige in- en uitwendige kleur. Sterke loofinplant. Geschikt voor zowel versmarkt, industrie als bewaring.
BAZZU NIEUW
Intermediair resistente biet tegen Rhizomanie (IR: BNYVV). Vlotte groeier. Mooi rond met een prachtige in- en uitwendige kleur. Sterke en fijne loofinplant. Geschikt voor zowel versmarkt, industrie als bewaring.
f bejo.nl
WORTEL
NERAC
Een bewezen allrounder: een betrouwbare, gladde Nantes voor B- en schijvenpeen. Uitstekende uniformiteit en breukvastheid. Geschikt voor de lange bewaring. Breed inzetbaar.
NAGASAKI NIEUW
Zeer vroege, gladde en productieve B-peen met een goede veldhoudbaarheid.
BIOTEELT & TECHNIEK BEURS
Adviseurs voor teelt, bewaring en verwerking Consultants for cultivation, storage and processing
NORDHORN
Productieve, gladde en uniforme bewaarpeen. Ook geschikt voor schijvenpeen. Breed inzetbaar, ook op meerdere standdichtheden. Met hoog nettorendement.
NAGOYA
Vroege, productieve, cilindrische, zeer gladde Nantes. Uitstekende inwendige en uitwendige kleur. Presenteert zich opvallend goed na het wassen.
kruisingsprogramma’s. Dat betekent dat de kans dat nieuwe rassen gaan doorbreken op de markt ook groter wordt. Onze Next Generationrassen maken de weg vrij voor een duurzame akkerbouw voor toekomstige generaties, daar ben ik van overtuigd.’
Waarom bent u daar zo van overtuigd? De phytophthoradruk is al twee jaar land ongekend hoog en alle bestaande resistenties zijn doorbroken.
‘Die discussie is het afgelopen jaar groot geweest, zowel intern als extern. Je ziet collega-handelshuizen die zich vanwege phytophthora terugtrekken van de biologische markt. Wij kijken daar toch wat anders tegenaan en gaan juist vol gas door met de Next Generationrassen en het verder ontwikkelen ervan, juist omdat ze de basis vormen naar een toekomst met veel meer en hogere resistenties. Het is onzin om dat nu ineens overboord te gooien omdat ze doorbroken worden. Dat hoort bij de tussenfase van rassen met één resistentiegen waarin we nu zitten. In die tussenfase moet je proberen slim te opereren, door te kijken welke resistentiegenen in welke regio werken. Wij zien bijvoorbeeld dat een Alouette in de Flevolandse polders massaal is doorbroken, maar niet in NoordHolland. Volgend jaar kan dat patroon volledig andersom zijn. Wat we dus zien: onze rassen werken wel, maar niet overal en lang niet altijd.’
Maar dan is het toch een soort van Russische roulette geworden om Next Generation-rassen te telen?
‘In zekere zin klopt dat. Dus wat we doen is telers handvatten geven. Ten eerste moet je zorgen voor
risicospreiding door meerdere rassen te telen en ook rassen met verschillende achtergrondresistenties. Ten tweede zijn wij afgelopen jaar met telers naar buiten gegaan om te kijken waar in de percelen besmettingen plaatsvinden. Als je dat weet, kan de gangbare teler intensiever gaan spuiten of scherper gaan controleren. En de biologische teler weet: ik moet vaker en scherper
‘DE TEELT IN NEDERLAND
LIGT AL OP EEN HEEL
HOOG NIVEAU’
controleren en misschien pleksgewijs ook al even gaan branden. Het komende jaar gaan we ook adviseren welke virulenties er rondzweven. Dus je hebt, in combinatie met advisering en preventie, zeker wat aan die resistenties, maar garanties heb je niet.’
Maar wel een basis van resistentie om op door te bouwen. ‘Ons streven is om de rassen met anderhalve en twee resistentiegenen tegen phytophthora de komende één of twee jaar versneld in de markt te gaan zetten. We hebben afgelopen jaar gezien dat een aantal van deze rassen het tot het einde van het groeiseizoen prima heeft volgehouden. En als je dan ziet wat er in de nabije toekomst aankomt van ons kweekbedrijf, nieuwe rassen met drie of zelfs vier resitentiegenen, dan hebben wij er alle vertrouwen in dat er steeds meer resistente rassen komen en het leger tegen phytophthora steeds sterker wordt. Ook als er gestapelde resistentie komt, zul je zien dat ze aangetast
kunnen worden. Maar de kans wordt steeds kleiner en de uitbraak steeds minder agressief vanwege opgebouwde resistentie. We moeten gewoon nog even doorzetten.’
Hoe belangrijk is de biologische aardappelteelt voor Agrico?
‘Zeer belangrijk. We zijn marktleider op gebied van biologische aardappelen in Nederland en de afgelopen jaren fors gegroeid qua areaal. Dat komt vooral omdat steeds meer supermarkten deels of geheel, zoals de Plus, overschakelen op biologische aardappelen. Dat geeft ons een enorme boost in areaal en omzet. Nou moet ik er wel bij zeggen dat wij best lastige jaren hebben gehad met biologische aardappelen. Door de phytophthoradruk moesten er veel percelen vroegtijdig worden gebrand. Het was pijnlijk om te zien met hoe weinig opbrengst biologische telers hier en daar thuis zijn gekomen. Het heeft ook tot spanningen geleid tussen gangbare en biologische telers. Ook dat is voor ons een duidelijk signaal hoe belangrijk het is om met resistentere rassen op de markt te komen.’
Tot slot: wat verwacht Agrico van haar telers de komende jaren? ‘Ik denk dat de teelt in Nederland al op een heel hoog niveau ligt. Waar wij belang bij hebben, is dat de 800 telers in Nederland ons betrouwbare informatie aanleveren. Dat de aangeleverde monsters ook daadwerkelijk een afspiegeling is van de partij. En dat de doorgegeven voorraadcijfers ook in lijn zijn met de werkelijkheid. Dat is essentieel voor een goede verkoop van de aardappelen. Als wij beschikken over de juiste data, dan kunnen we snel en effectief de juiste beslissingen nemen.’
‘Waar
BIOLOGISCH MET EEN VLEUGJE GANGBAAR
Het is bijna kerst: tijd om terug te kijken én vooruit te blikken. Dit jaar begon bijzonder laat door een nat voorjaar, maar het groeiseizoen verliep verder goed. De oogst was zelfs een verademing vergeleken met een jaar eerder. Kerst biedt niet alleen ruimte voor reflectie, maar ook om je blik te scherpen op de toekomst.
In de sector waarin ik werk, zie ik een duidelijke verschuiving: van financieel gestuurd werken naar een aanpak die duurzaamheid integreert. Er is een groeiende behoefte in de sector om samen met de akkerbouwer vooruit te kijken, niet alleen naar het saldo onder aan de streep, maar ook naar de impact op bodem, gewas en omgeving. Data spelen daarbij een steeds grotere rol. Wanneer ik zo naast de kerstboom zit en door mijn wimpers naar de toekomst kijk, zie ik een sector in beweging. Een sector die vanuit het regeerprogramma gedirigeerd wordt met gebiedsgerichte doelsturing op klimaat, water en bodem. Daarnaast zijn er Europese richtlijnen en de duurzame prikkels vanuit de grotere afnemers in de keten. Afnemers die vanuit hun CSRD-rapportage de keten willen beïnvloeden. Allemaal signalen dat we niet kunnen blijven doen wat we altijd deden. Maar hoe dan wel?
Als ik een beeld schets van de landbouw over vijf tot tien jaar, zie ik een toekomst waarin een meer biologische gerichtere teelt de standaard is. Een teelt waarin vitalere planten en een sterke bodem de kern vormen, met als vangnet een vleug(je) gangbaar. Dat vleugje gangbaar blijft nodig – denk aan de bestrijding van ziekten of andere extreme situaties –maar wordt alleen ingezet indien nodig.
Ook een sector die de komende jaren met innovaties, zoals kunstmatige intelligentie en robotisering, vroegtijdig en plaatsgericht nieuwe oplossingen zoekt om uitdagingen van morgen op te lossen. Mooie voorbeelden zien we al terug in het beheersen van de onkruiddruk met de Robotweeder of de spotsprayers. Om daar te komen, moeten we grote stappen zetten. Niet via regelgeving, maar door innovatie en daadkracht vanuit de sector zelf. Rasveredeling kan ons helpen weerbaardere gewassen te ontwikkelen. Technologie kan ziekten eerder opsporen of zelfs verwijderen. En plaatsgebonden, slimme inzet van gewasbeschermingsmiddelen kan een wereld van verschil maken.
Het doel blijft natuurlijk een financieel gezonde bedrijfsvoering voor nu en over 20 jaar, immers dat is echt duurzaam. Maar om dat te bereiken, moeten we onze keuzes toetsen aan de opgaven van de sector. Kijk nu zelf eens door je wimpers naar de toekomst binnen jouw bedrijf en je ziet wellicht wat er nodig is: een landbouw die steeds dichter bij de biologisch gerichter teelt komt, met een vleug(je) gangbaar.
Fijne kerst en een toekomstgericht en een groeizaam 2025 toegewenst!
Hessel Kingma, Branchespecialist Akkerbouw bij Countus
Save the Date: De Landbouwbeurs Leeuwarden 2024!
Van 11 t/m 13 december 2024 vindt in het WTC Expo Leeuwarden dé agrarische vakbeurs voor het noorden van Nederland plaats. Als boer, loonwerker of geïnteresseerde ben je hier aan het juiste adres. Ontdek er nieuwste primeurs, innovaties en technologische snufjes die de sector vooruithelpen. En niet te vergeten: vele grote mechanisatiemerken zijn aanwezig!
Wil jij ook duizenden agrariërs bereiken met jouw product of dienst en bouwen aan waardevolle connecties?
Wacht dan niet te lang en reserveer jouw stand via onze website.
Wij ondersteunen agrarische ondernemers bij financierings-
bescherming tegen ritnaalden
• Voorkomt vraatschade aan wortels en ondergrondse stengeldelen
• Betere gewasstand met veel meer planten per hectare
Let op! Met een granulaatstrooier op de zaaimachine kunt u KARATE 0.4GR gebruiken tegen ritnaalden. De helft van de loonwerkers heeft al een strooier. U ook? Zo niet, monteer deze dan om de maïsvelden te beschermen!
Syngenta Crop Protection B.V., Postbus
Tel. 0164 225 500, www.syngenta.nl.
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen