6-7-8-9-10-11 14-15 16-17 18-19-21 22-23 24-25 28-29-30-31 34-35
INHOUD
SNAKKEN NAAR VERBINDING 5
WAT NOU GEEN TOEKOMST VOOR MELK!
NEGEN PLANNEN OM ‘HAPPY’ BOER TE ZIJN IN 2030
‘KLOPT DE BASIS, DAN KOMT DE MELKPRODUCTIE VANZELF’
MELK VAN HET NOORDEN ON TOUR: STUDIEREIS NAAR ZUID-ZWEDEN
‘10% BEX-VOORDEEL SCHEELT € 15.000 MESTAFZETKOSTEN’
‘FOCUS OP EFFICIËNT MELK PRODUCEREN IS EEN MUST’
‘INZET VAN PENSBUFFERS IS EEN SOORT NUTTIGE VERZEKERING’
‘30 KG MELK UIT 20 KG DROGESTOF, DAN GAAT HET GOED’
MEER VOER EN LAGERE KOSTEN MET KLAVERS EN KRUIDEN
KOM NAAR DE DAG VAN MELK VAN HET NOORDEN!
MET ‘VITAMINE AANDACHT’ NAAR EEN BETERE OPFOK
‘EEN SYSTEEM VOOR DOMME BOEREN, MAAR HET LOONT WEL’ IS DIGESTAAT NU GOED OF JUIST SLECHT VOOR DE BODEM?
STOPPEN ALS BOER IS GEEN TABOE MEER
NEDERLANDER VEROVERT FRANKRIJK MET HOOIMELK
FRANKRIJK EN HET ZOETE BOERENLEVEN
ARNO BOKMA BLIJ MET BIOBEDDING IN DE BOXEN ‘KLEINE WINDMOLEN RENDABEL, ZEKER OP GROTERE BEDRIJVEN’
PASSIONELE ZOEKTOCHT NAAR DE PERFECTE STAL
Deze uitgave van Melk van het Noorden is gemaakt in samenwerking met een aantal bedrijven. Te weten: Agriland Assurantieadvies, BioValue, Broekens Mechanisatie, Denkavit, GGI Holland, Hoogland BV, Lely Center Heerenveen, Luimstra Loon- Grondverzet- en Transportbedrijf, Melkcontrole Nijland, Niscoo, Nutrilab Agro, PAS Mestopslagsystemen, Solliq Agra, Speerstra Feed Ingredients, Accountantskantoor Van der Veen & Kromhout, Werff talent, W.H. van der Heide Voedertransport en Opslagsystemen en Windmolens op Maat.
• Uitgever: Persbureau Langs de Melkweg
• Adres uitgever: Persbureau Langs de Melkweg
Lorentzstraat 21-A, 8606 JP Sneek
Telefoon: 0515-429876
E-mail: redactie@langsdemelkweg.nl
• Redactie: Sjoerd Hofstee en Jelle Feenstra Verder werkten mee: Bouke Poelsma, Niels van der Boom, Alice Booij, Janet Beekman, Peter van Houweling, Egbert Jonkheer, Marcus Pasveer, Landpixel, Niels de Vries, Rens Hooyenga, Guido Hibma, Marcel van Kammen.
• Vormgeving: HD Creativity, Houssam Diab
• Druk: Senefelder Misset
• ISSN-Nummer: 2667-2642
• Verspreiding: Dit magazine wordt door PostNL verspreid onder melkveehouders en agribusiness in Drenthe, Groningen, Friesland, Flevoland, het overgrote deel van Noord-Holland en de bovenste helft van Overijssel.
Wilt u dit magazine bij een volgende uitgave niet meer ontvangen dan kunt u dat aangeven bij de uitgever via redactie@ langsdemelkweg.nl
Overname van artikelen is alleen toegestaan na toestemming van de redactie. Hoewel aan de samenstelling van de inhoud de meeste zorg is besteed, kan de redactie geen aansprakelijkheid aanvaarden voor mogelijke onjuistheden of onvolledigheden. Alle auteursrechten en overige intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden nadrukkelijk voorbehouden. Deze rechten behoren bij Persbureau Langs de Melkweg c.q de betreffende fotograaf. Artikelen uit deze uitgave mogen uitsluitend verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt na schriftelijke toestemming van Persbureau Langs de Melkweg.
Vind alle artikelen én meer nieuws op www.melkvanhetnoorden.nl
WAT NOU GEEN TOEKOMST VOOR MELK!
Mijn jaarlijks kantinedienst stond begin deze maand op het programma. Die liep al op z’n eind toen een oudere man naar de bar kwam. ‘Het is toch wat met de boeren hé’, sprak hij mij aan. ‘Met dit beleid blijft er geen boer over. Niet best.’ Natuurlijk kan ik zijn woorden goed plaatsen. Het nieuws wordt er door beheerst en meer dan eens vervalt een ieder, in of rond de melkveesector, in het gevoel dat de mogelijkheden almaar beperkter worden. Natuurlijk is de impact van de hedendaagse problematiek ook niet te bagatelliseren. Voorop daarbij staat met stip: het verlies van derogatie. Het is nog niet eens 2026, maar het effect hiervan is inmiddels op veel melkveebedrijven al duidelijk voelbaar. En het gaat z’n verdere uitwerking ook zeker hebben; versneld zullen de komende jaren melkveebedrijven stoppen. Het is een hard gelag voor de sector, maar vooral voor menig individuele boer en boerin.
Hoezeer dat ook realiteit is, is het niet waar ik aan moest denken bij de opmerking van de oudere man in de sportkantine. Mijn gedachten gingen juist uit naar de verschillende melkveehouders die we spraken en in beeld brachten de laatste weken, werkende aan dit magazine. Wat mij daarbij opviel: veel van hen brachten het onderwerp afbouw van derogatie uit zichzelf niet ter sprake. Niet omdat het hen niet raakt of bezighoudt, maar omdat ze over de hedendaagse problemen durven heen te kijken.
Dat is ook iets wat ik met Henk Schoonvelde, voorman van de Nederlandse afdeling van de European Dairy Farmers (EDF), besprak. Schoonveld uitte de afgelopen jaren in zijn columns meermaals zijn boosheid over het gevoerde overheidsbeleid. Nu hamert hij juist op vooruit kijken en opnieuw: over de hedendaagse problemen heen kijken. ‘Je kunt niet steeds maar boos blijven, dan heb je uiteindelijk alleen jezelf te pakken.’ Hij raakt daarbij geïnspireerd door verschillende collega’s die dergelijke stappen al duidelijk zetten, zegt hij in een interview in dit magazine, te lezen op pagina 22-23.
Dat geïnspireerd raken, is precies de reden dat wij deze editie van Melk van het Noorden openen met de net gepresenteerde plannen van negen melkveehouders in Friesland en Groningen. Allen op hun eigen manier schreven zij, onder begeleiding van Wageningen UR, hun visies over hoe zij in 2030 nog steeds ‘happy boer’ willen zijn. Of wellicht zelfs wel extra happy. De bedrijfsstijlen en visies zijn uiteenlopend, maar wat deze ondernemers verbindt is lef en vermogen om niet te blijven hangen in de problemen van vandaag de dag. Zij pakken nadrukkelijk zelf de handschoen op en werken aan een toekomstbestendig melkveebedrijf dat bij hun past.
Recent presenteerden vier politieke partijen een nieuwe politieke coalitie voor ons land. Deze nieuwe coalitie, met zijn opstelling en houding richting de agrarische sector, biedt menig melkveehouder nieuwe hoop. Dat is beslist mooi meegenomen, maar persoonlijk put ik meer hoop uit de opstelling en het doorzettingsvermogen van menig melkveehouder. Om die reden hebben de Dag van Melk van het Noorden op 27 juni, waar u natuurlijk van harte welkom bent, gedoopt met het thema ‘Wat nou geen toekomst voor melk!’ Want veel meer nog dan de politiek, houden melkveehouders zelf de hoop springlevend dat er volop toekomst blijft voor deze sector.
Sjoerd Hofstee, hoofdredacteur shofstee@langsdemelkweg.nl
ACHTERGROND
NEGEN PLANNEN OM ‘HAPPY’
Het lukt de overheid maar niet om een toekomstvisie voor de landbouwsector te maken. Negen melkveehouders in het Fries-Gronings Kleigebied nemen zelf het heft in handen en maakten hun eigen plan voor een verdienmodel in 2030. Het gaat om zeer uiteenlopende bedrijfsopzetten. Alle gemaakte plannen zijn financieel haalbaar en leveren ook plussen op voor de duurzaamheid op de bedrijven.
Plannen maken voor de toekomst van het eigen melkveebedrijf in een tijd met veel onzekerheden over die toekomst. Dat hebben negen melkveehouders in het Fries-Gronings Kleigebied gedaan in 2023. Met als doel het perspectief van vijf bedrijfssystemen in 2030 te verkennen (zie kader Melkvee houden met perspectief). Tijdens eerdere gesprekken met melkveehouders in de regio was geconcludeerd dat er in het Fries-Groningse kleigebied vijf bedrijfssystemen zijn die aansluiten bij de behoeften van markt en maatschappij in 2030. Dat zijn in willekeurige volgorde: 1. Extensief, lage kosten en grasgevoerd. 2. Grootschalig en intensief. 3. Agricluster melkvee en akkerbouw. 4. Maatschappelijke meerwaarde. 5. Natuurbedrijf. Bij de start van het project zijn melkveehouders geworven die een plan voor hun bedrijf binnen één van de vijf bedrijfssystemen wilden maken. Zij hebben eerst trends en toekomstbeelden voor 2030 verkend
en op basis daarvan hun eigen plan gemaakt. Hier komen ze.
Extensief en lage kosten
De twee bedrijven die een plan hebben gemaakt voor dit bedrijfstype weiden veel en willen melk en vlees met meerwaarde gaan verkopen. Het gaat om het melkveebedrijf van Kris Posthumus (37) uit Zuidhorn (zie kader op pagina 9) en het bedrijf van melkveehouder Andries van der Werff (26) in Cornjum. Over zijn deelname zegt Van der Werff. ‘Continu veranderende regelgeving is een gegeven, waar je als ondernemer mee om zal moeten gaan. Dat kan ook, bijvoorbeeld door risico’s te spreiden en met nieuwe plannen in te spelen op veranderende toekomstbeelden.’ Beide bedrijven gaan er vanwege hun extensiveringsplannen qua duurzaamheid op vooruit. Melkveehouderijeconoom en projectleider Jelle Zijlstra van Wageningen UR plaatst wel een
Melkvee houden met perspectief
Bedrijfssytemen melkveehouderij Noord-Nederland 2030. Zo heet het project waarin negen melkveehouders in het Fries-Groningse kleigebied een toekomstplan hebben gemaakt voor hun bedrijf. Het project is onderdeel van de Regiodeal Natuurinclusieve Landbouw Noord-Nederland. Binnen het project werken vier agrarische collectieven samen met de drie Noordelijke provincies, Wageningen University & Research (WUR) en het Ministerie van LNV. De vier collectieven zijn Agrarisch Collectief Waadrâne, Gebiedscoöperatie It Lege Midden uit Friesland en Collectief Groningen West en Collectief Midden Groningen uit Groningen. Het doel van het project is om voor Noord-Nederland perspectiefvolle bedrijfssystemen te ontwikkelen voor de melkveehouderij in 2030. Beide groepen zijn tijdens de looptijd begeleid door WUR, die hoofduitvoerder was van het project. Projectleider was melkveehouderijeconoom Jelle Zijlstra.
bedrijfseconomische kanttekening. ‘Doordat de schuld per kilo melk op beide bedrijven laag is, zijn de plannen haalbaar. Bij een gemiddeld Nederlands schuldniveau van € 1,25 per kilo melk zouden ze dat niet zijn. Extensieve bedrijven moeten het vooral hebben van lage kosten en geringe schuld. Voor een goed verdienmodel zijn extra inkomsten uit melk, vlees of groenblauwe diensten of gunstige financieringsvormen een voorwaarde.’
Grootschalig en intensief
De bedrijven binnen dit systeem breiden in hun plannen uit in melk, maar ook in grond. Dat geldt voor zowel Stefan Aarts (34) in Hallum als voor Thomas Dijkstra (47) in Rasquert (zie pagina 10). Aarts zegt: ‘Ik hoef niet voorop te lopen bij nieuwe ontwikkelingen, maar wil wel op tijd meedoen. Dus steeds
BOER TE ZIJN IN 2030
goed opletten wat er gebeurt in de omgeving en in de maatschappij en daar dan op inspelen.’ Het vervallen van de derogatie leidt op beide bedrijven tot beduidend hogere kosten voor mestafzet. Uitbreiding met grond of samenwerking met akkerbouwers rond voer en mest kunnen die kosten beperken, redeneren beide ondernemers. Zijlstra: ‘Grootschalige intensieve bedrijven leunen vooral op schaalvoordelen: vaste kosten spreiden over veel kilo’s melk. Goed inspelen op het verlies van derogatie vergt hier veel puzzelwerk. Samenwerking met akkerbouwers, betere kwaliteit mest produceren en biogasproductie zijn kansen.’
Samenwerken met akkerbouw Zowel een gangbaar als een biologisch duo van melkveehouder
en akkerbouwer hebben samenwerkingsplannen uitgewerkt. Het gaat om de broers WietzeJan (43) en Jacob Grijpma (37) in Warfstermolen (zie kader op pagina
‘ALLE PLANNEN HEBBEN EEN HAALBAAR VERDIENMODEL’
8) enerzijds en melkveehouder Korné van der Velde (21) in Niehove met akkerbouwer Jelte Wiersma (42) in Pieterzijl anderzijds. Beide duo’s tonen met hun plannen aan dat samenwerking goede mogelijkheden biedt om granen te vervangen door klaver als rustgewas, om daarmee de bodemvruchtbaarheid voor de
akkerbouwer te verbeteren. Daarnaast kunnen krachtvoervervangers voor de melkveehouder geteeld worden. De samenwerking leidt tot een betere biodiversiteit op de akkerpercelen, maar kan ten koste gaan van het areaal blijvend grasland en daarmee ook van de biodiversiteit op het melkveebedrijf. Zijlstra: ‘De intensievere samenwerking heeft een positieve invloed op het bedrijfseconomisch resultaat.’ In de ogen van de ondernemers is dat ook nodig om de bedrijven klaar te maken voor de toekomst, net als maatschappelijke waardering. Van der Velde: ‘Met plezier gezond voedsel produceren in een rijk landschap is de missie van mijn bedrijf. En wat we doen, moet zorgen voor maatschappelijke waardering.’ Zijlstra komt met een duidelijke aanbeveling voor de overheid: ‘Bij gebruik van de huidige KPI’s scoren
Samenwerken met akkerbouwer
WIETZE JAN EN JACOB GRIJPMA: ‘NIEUWSGIERIG NAAR DE TOEKOMST’
Wietze
De broers Wietze Jan (43) en Jacob (37) Grijpma in Warfstermolen hebben de taken op het bedrijf duidelijk verdeeld. Wietze Jan is verantwoordelijk voor de melkveetak, Jacob leidt de akkerbouwtak met onder andere 38 hectare pootgoed. In 2018 realiseerden ze een nieuwe ligboxenstal voor 110 melkkoeien en bijbehorend jongvee. ‘We zijn nieuwsgierig naar de landbouw van de toekomst en willen daar op in kunnen spelen. Dat is ook wat ons bezighoudt bij het uitstippelen van de toekomstplannen voor het bedrijf.’
De kernthema’s in hun gezamenlijke missie zijn meer zorg voor de bodem, zodat deze gezonde producten oplevert en de kringloop steeds verder sluiten, zodat de druk op natuur afneemt. Het plan is om de melkproductie uit te breiden van 966.000 naar 1,25 miljoen kilo melk, in combinatie met een regeneratieve aanpak voor de akkerbouwtak. Dat betekent dat de
volgende aanpassingen worden toegevoegd: 1. De kringloop sluiten door intensievere samenwerking tussen akkerbouw- en rundveetakken. 2. Optimaliseren van het bouwplan voor het gemengde bedrijf. 3. Afbouwen van de krachtvoeraanvoer van buiten bedrijf en vervangen door zelf geteelde gewassen. 4. Verschillende soorten rundveemest produceren en die optimaal inzetten voor de verbouwde gewassen door aanschaf mestscheider. 5. Beperken gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Verder staan investeringen in zonnepanelen en een windmolen, het realiseren van plasdras, volledige bodembedekking in de winter en het meer toepassen van niet-kerende grondbewerking op de agenda. De beide broers hebben er zin in: ‘Ervaring doe je op door iets uit te proberen en het je eigen te maken zodat je de positieve aspecten ervan kunt inpassen in het bedrijfsplan.’
melkveebedrijven die samenwerken met een akkerbouwer ongunstig voor de KPI’s N-bodemoverschot, eiwit van eigen land en aandeel blijvend grasland. Daardoor komen ze niet in aanmerking voor duurzaamheidsprogramma’s zoals Planet Proof of Beter Voor Koe, Natuur en Boer. Dat moet echt anders.’
Maatschappelijke meerwaarde ‘Eten produceren dat de mens voedt in plaats van vult, op een manier die generatie op generatie uitvoerbaar blijft’, is de missie van melkveehouder Agnes de Boer (31) in Leens. Zij valt, net als het melkveebedrijf van Hans Kroodsma (zie kader op pagina 10) onder het bedrijfssysteem Boeren met maatschappelijke meerwaarde. Onderdelen van haar plan zijn 60 melkkoeien, 10 schapen, 2 fokzeugen, 500 kippen, 500 eenden, een
Extensief, lage kosten en grasgevoerd
voedselbosrand, 5 hectare groentetuin, 30 walnootbomen, 1 ha boomgaard en enkele poelen. Om dit mogelijk te maken wordt 25 ha land extra gepacht van Staatsbosbeheer. Ook staan een potstal, een hooidrooginstallatie en
‘CONTINUE ANDERE REGELS MOET JE MEE
OM KUNNEN GAAN’
mogelijk een boerderijwinkel op de planning. Zijlstra concludeert dat de neventakken op beide bedrijven een positief effect gaan hebben op het bedrijfseconomisch resultaat. ‘Maar dan moeten die takken natuurlijk nog wel even een succes worden.’ Ook op gebied van duurzaamheid in het algemeen en biodiversiteit in het
Melkveehouder Kris Posthumus (37) uit Zuidhorn is afgestudeerd aan de hogere hotelschool en is een boer die het anders durft te doen. Zijn doel is om gezonde en natuurlijke voeding te leveren met een positieve waarde voor natuur, milieu, dier, gezin en omgeving. Hij heeft zijn bedrijfsvoering gericht op robuust boeren met lage inputs. Daardoor kan het bedrijf tegen een stootje bij prijsschommelingen. Verkoop van eigen vlees en zuivel zijn een neventak op het bedrijf. In zijn plan voor 2030 kiest Posthumus ervoor om extensiever te gaan boeren. Dat betekent terug in aantal koeien van 110 naar 80 stuks op 58 hectare. Hij overweegt
bijzonder, scoren beide bedrijfsplannen zeer gunstig.
Natuurbedrijf
Twee bedrijven hebben de mogelijkheden verkend om meer te doen aan natuurbeheer. Voor beide bedrijven komt dat voort uit de passie van ondernemers voor weidevogelbeheer. Melkveehouder Arjen Kooi verkent of hij kan aansluiten bij natuurdoelen in het gebiedsplan (zie pagina 11). Voor dit bedrijf geldt dat natuurbeheervergoedingen hoger zouden moeten zijn om een daling van het bedrijfseconomisch resultaat te voorkomen. Het blijkt dat het proces van overleg met overheden over hun doelen en de inpasbaarheid veel tijd kost en daarmee ook veel onzekerheden oplevert voor de melkveehouder. De ondernemer moet daar mee om kunnen gaan.
RELEVANT MET LAGE KOSTEN’
om de extensivering te combineren met overschakeling op biologische melkveehouderij. Om de besluitvorming over ‘wel of niet overschakelen naar biologisch’ te ondersteunen zijn er twee bedrijfsplannen voor 2030 gemaakt: een plan ‘Gangbaar 2030’ en een plan ‘Bio 2030’. Overschakelen of Jerseys en een melkrobot maken ook onderdeel uit van de plannen, evenals geld lenen via de aantrekkelijkere voorwaarden van het Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL). Financieel boert hij in beide plannen achteruit, maar dat komt omdat Wageningen UR heeft gerekend met een gestandaardiseerde schuld. In werkelijkheid is de schuld per kilo melk lager. Daarnaast zorgen de gunstige rente- en aflossingsvoorwaarden van de IDL-lening er ook voor dat de uitgaven voor rente en aflossing lager zijn. Hierdoor wordt bij de werkelijke financiering toch een beter financieel resultaat verwacht voor beide plannen. ‘Voor ons telt dat we maatschappelijk relevant willen zijn. Inspelen op maatschappelijke wensen levert uiteindelijk een beter verdienmodel op dan je er tegen verzetten.’
ACHTERGROND
Grootschalig en intensief
THOMAS DIJKSTRA: ‘GROEI IN GROND, STAL EN VEERKRACHT’
‘Meer
succesvol te boeren als vaktechnische kennis en ervaring.’
Op zijn melkveebedrijf met 184 hectare grond rijdt een Lely Exos. Acht robots melken de 430 melkkoeien. In 2021 startte hij met het overschakelen op Jerseykoeien. Hij werkt met stro in de boxen voor strorijke mest. Thomas Dijkstra (47) ontdekte tijdens het project dat hij het grootschalige bedrijf wil voortzetten, maar de bedrijfsvoering wil verduurzamen. Daarbij wil het bedrijf zich richten op het realiseren van een grondgebonden gemengd bedrijf op regeneratieve basis. ‘Efficiënt produceren zit in onze genen. Dat blijft ook de rode
Maatschappelijke meerwaarde
draad in de verduurzamingsstappen die we zetten.’ De stappen die hij voor ogen heeft zijn de volgende: uitbreiding van de bestaande stal ter vervanging van een oude en mede daardoor de melkproductie per koe met 2.000 kilogram melk omhoog brengen. Verder wil hij het bedrijf uitbreiden met 66 hectare pachtgrond om de mestafzetkosten te beperken. 40 hectare van deze grond wordt straks gebruikt voor voergranen die aangekocht krachtvoer moeten vervangen. De overige 25 hectare wordt natuurgrasland, waarop intensief beheer wordt toegepast met weidevogels en kruidenrijk grasland. Dit moet hogere melkopbrengsten en lagere voerkosten per kilogram melk opleveren en een duurzamer bedrijfsprofiel. Andere doelstellingen zijn de ammoniakemissie met 50% beperken en de methaanemissie met 30% door het verbeteren van z’n vakmanschap. Meer samenwerken met akkerbouwers, meer strorijke mest en aanschaf van een monomestvergister met stikstofstripper zijn serieuze opties voor vervolgstappen. Voorop staat dat hij zichzelf wil blijven ontwikkelen, zowel in ondernemerschap als in sociale vaardigheden. ‘Meer en meer wordt mij duidelijk dat weerbaarheid en veerkracht van de ondernemer minstens zo belangrijk zijn om succesvol te boeren als vaktechnische kennis en ervaring. Er wordt van verschillende kanten druk op de melkveesector uitgeoefend en daar moet je wel mee leren omgaan. Ik heb meegedaan aan dit project om te zien hoe anderen dat doen en om te ontdekken hoe ik kan inspelen op de melkveehouderij die we in 2030 verwachten.’
HANS KROODSMA: ‘LEKKER BOEREN IN BALANS MET OMGEVING’
Melkveehouder Hans Kroodsma (43) is al sinds zijn vroege jeugd liefhebber van weidevogels. Op 69% van zijn land heeft hij een vorm van weidevogelbeheer. ‘Ik zie daarin een kans voor de melkveesector om beter aan te sluiten op maatschappelijke wensen. We moeten met z’n allen de beschikbare ruimte optimaal benutten. De landbouw in het algemeen en ikzelf, op mijn bedrijf, hebben daar een cruciale rol in. ‘Hij heeft een sterke ambitie om bij te dragen aan gezonder voedsel, natuur en landschap, groene energie en recreatie. Naar 2030 toe hoopt hij financieel meer te halen uit weidevogelbeheer. Met een eigen windmolen wil hij zelfvoorzienend worden voor energie. Hij schakelde zijn bedrijf in 2022 om naar biologisch en een deel van de melk gaat inmiddels in een eigen kaas. Samenwerking met een akkerbouwer in de buurt moet hem zelfvoorzienend maken voor krachtvoer. Ook richt hij zich op het ontwikkelen van een landschapsplan met omwonenden. Hij onderzoekt hoe de financieringslasten van extern beheerde grond
‘We moeten met z’n allen de beschikbare ruimte optimaal benutten.
algemeen en wij, op ons bedrijf, hebben daar een cruciale rol in.’
verlaagd kunnen worden. Externe financiers of grond laten afwaarderen zijn opties die hij overweegt. Financieel gezien zijn al deze plannen nog niet direct een vetpot. Maar hij hoopt en gaat ervan uit dat zijn motto ‘Lekker boeren in balans met de omgeving’ de komende jaren ook financieel beter beloond wordt. En wie weet wordt zijn eigen kaas een groot succes.
Natuurbedrijf
ARJEN KOOI: ‘MINDER KOEIEN, MEER NATUURBEHEER’
Arjen Kooi (44) boert in Onnen op de grens van een hoge zandrug en laaggelegen veen. Hij melkt nu ruim 100 koeien op 83 hectare grond, waarvan 16 hectare natuurgrasland. Op het bedrijf wordt al volop aan agrarisch natuurbeheer gedaan. ‘Dat past bij me want ik ben weidevogelliefhebber.’ Ook is er ijsverkoop, op een plek waar veel recreanten voorbij komen. In de omgevingsplannen voor zijn gebied komt een nog zwaarder accent op natuurbeheer. Daarnaast heeft de provincie Groningen het plan om het waterpeil in het veenweidedeel van zijn bedrijf te verhogen. ‘De vraag is of ik hier kan blijven boeren op de manier waarop ik nu boer. Ik wil dat wél! Daarom denk ik nu na hoe ik met mijn bedrijf kan inspelen op die toekomstige omgevingsplannen.’
De missie van Kooi is om een gewaardeerd beheerder van natuur en landschap te zijn in het gebied Hunzelaagte. ‘Ik wil me zeker aanpassen aan nieuwe plannen, maar vind compensatie van inkomensschade die erdoor ontstaat cruciaal. Ik wil in de toekomst wel een levensvatbaar bedrijf kunnen overdragen aan
Conclusies voor 2030
degene die mijn bedrijf overneemt. Het bedrijf moet dus ook zijn waarde houden.’ In zijn plan voor 2030 wil hij nog veel meer gaan doen in agrarisch natuurbeheer. De extra vergoedingen hiervoor moeten de daling in aantal koeien en melkproductie per koe compenseren. Aanpassingen die – afhankelijk van de kansen en rendement – worden overwogen zijn: aanschaf melkrobot, inhuur extra arbeid, Jersey-koeien en omschakeling naar biologisch. De exacte invulling van het plan voor 2030 zal afhangen van overleg met stakeholders over de toekomstwensen rond natuurbeheer en de mogelijkheden die Kooi ziet om daar op in te spelen.
Projectleider Jelle Zijlstra is blij met de grote diversiteit in strategie en plannen. ‘Die diversiteit heeft allereerst te maken met verschillen in ideaalbeelden over hun toekomstig melkveebedrijf. Maar ook met verschillen in het zien en waarderen van kansen en bedreigingen in markt en maatschappij. De eigen motivatie voor een plan en de creativiteit om het in te vullen en het gewenste resultaat te halen, zijn daarbij cruciaal. Er valt dus iets te kiezen wanneer het gaat om de toekomst van de melkveehouderij.’ Minstens zo mooi vindt Zijlstra dat alle plannen een financieel haalbaar verdienmodel hebben. ‘We hebben de bedrijfseconomische staat van de melkveebedrijven doorgerekend nadat ze hun eigen plan hebben uitgevoerd. Op basis van de verwachte werkelijke bedrijfsschuld in 2030 kunnen melkveehouders alle rekeningen betalen en is er voldoende geld beschikbaar voor privé-uitgaven, belastingen en vervangingsinvesteringen. Daar kun je alleen maar heel blij van worden.’
‘ER VALT ALS BOER ECHT IETS TE KIEZEN’
AANBEVELINGEN
Aanbevelingen voor melkveehouders:
• Verken toekomst en maak eigen bedrijfsplan voor 2030
• Benut kansrijke samenwerking met partners voor plannen met perspectief
Aanbevelingen voor overheden
• Zorg voor duidelijkheid over het toekomstig beleid
• Stimuleer verduurzaming en extensivering van melkveebedrijven
• Stimuleer de markt voor duurzame voeding
• Beloon gewenste bedrijfssystemen bij vergunningstrajecten
• Zorg dat er meer budget komt voor ANLb met verbrede doelen
Aanbevelingen voor afnemers en leveranciers
• Zorg voor passende weergave en beoordeling biodiversiteit-KPI’s bij samenwerking melkvee en akkerbouw
• Ontwikkel en verstrek financieringsmogelijkheden voor duurzame plannen
Draagt bij aan het verminderen van het antibioticagebruik.
Stimuleert krachtig de lichaamseigen afweer.
Onderdrukt een opkomende ontsteking.
Door 0 dagen wachttijd geen melkverlies, doorlevering van niet behandelde kwartieren. Scan de QR code en lees meer op ww w.rinagro.nl
Een product van: Rinagro Smart Farming Tel. 0515-232724 www.rinagro.nl
PREMIX OP MAAT U vraagt, wij draaien!
Hoogland BV Leeuwarden 0518 411 400 www.hooglandbv.nl
Haarfijne aanvulling op vers gras
Betere benutting
Geen perskosten
Weet wat je voert
Lage CO2 footprint
Wij gaan nooit op uw stoel zitten ..maar komen graag bij u aan tafel.
Balthasar Bekkerwei 72c, Leeuwarden • 058 20 10 151
DE GIEK 31 - DRACHTEN
T. +31(0)512 – 582058
WWW.PASMESTOPSLAG.NL
PAS Mestopslagsystemen:
✓ Levert & bouwt alle soorten systemen en afdekkingen
MESTOPSLAG KOMT NATUURLIJK ALTIJD VAN PAS!
✓ Repareert alle soorten systemen en afdekkingen
✓ Keurt alle soorten systemen en afdekkingen
✓ Reinigt mestopslagsystemen t.b.v. onderhoud, keuringen en verplaatsen
✓ Regelt meldingen en vergunnningen voor mestopslagsystemen
‘KLOPT DE BASIS, DAN KOMT
De gemiddelde productie van de 175 melk- en kalfkoeien van de familie van Mensvoort uit Nieuw-Weerdinge schommelt tussen de 35 en 40 liter. ‘Een hoge productie per koe is geen doel’, geeft opvolger Jasper aan. ‘Het is een sport om eruit te halen wat erin zit, maar wel met gezondheid voorop.’
Strak georganiseerd en tot in de puntjes verzorgd. Dat is het melkveebedrijf van de familie van Mensvoort in een notendop. Zo’n zes jaar geleden verplaatsten ze hun bedrijf naar deze locatie in Nieuw Weerdinge. Het is een paar kilometer van hun oude boerderij waar ze klem zaten tussen de bebouwing en een nieuwe stal bouwen een uitdaging was. ‘We hebben toen een grote stap gezet om te verplaatsen, dat was best spannend’, blikken Jasper (31) en zijn ouders Marcel (60) en Marian (59) terug. ‘Dan zit je best even een paar jaar zwaar, maar we zijn nu heel blij dat we deze kans gekregen én gepakt hebben.’
Weer naar melkstal Hun 120 koeien werden op het oude bedrijf door twee robots gemolken. Inmiddels is de veestapel met 55 koeien
gegroeid en staan ze twee keer per dag in de 2x12 zij-aan-zij melkstal. ‘Die melkstal is van 2011, daar wilden we bij de overstap geen robots inzetten.’ Met de huidige omvang is het bedrijf ‘optimaal’, geeft Jasper aan. ‘Qua werk, huisvesting en grond halen we eruit wat erin zit en dat is voor nu genoeg.’ Met de verplaatsing hadden ze het doel de totale melkproductie te laten stijgen van 1,2 naar 1,5 miljoen liter melk. En dat lukte al snel. ‘Met gangbaar melken zakte de gemiddelde productie in eerste instantie wel wat’, geeft Jasper aan. Daarbij liet de kwaliteit van het ruwvoer ook nog te wensen over. ‘Door eerdere aardappelteelt was het nodig de grond volop te bemesten.
Maar de laatste jaren krijgen we het eiwit weer terug in de kuil.’ Daarmee steeg ook
de productie weer, zeker nadat in de jongveeopfok de puntjes op de i werden gezet.
Kritisch op kalveropfok
Jasper heeft acht jaar als adviseur kalveropfok gewerkt en is op ZZP-basis nog een dag in de week op pad. ‘Dan zie je hoe het bij collega’s gaat en dat neem je mee naar huis, goede en ook minder goede dingen.’ Het was dan ook logisch dat hij kritisch op hun eigen kalveropfok was. Dat ging niet helemaal zoals het moest, geeft hij aan. ‘In een hok van vijf kalveren hadden we er altijd wel ééntje die niet mee kon komen.’
Het waren vooral longproblemen die roet in het eten gooiden. ‘Een jaar geleden hebben we geïnvesteerd in huisvesting buiten de stal.’ Een vijftal groepshokken verscheen op het erf. Overkappingen van zeven bij drie meter voor in totaal zo’n dertig kalveren die dik in het stro in de frisse buitenlucht liggen, bovendien fungeert het nu als een all-in all-out systeem. ‘Met deze investering is de kwaliteit van de opfok flink verbeterd.’
Achteraf kan Jasper ook wel verklaren waarom het met de opfok niet meer zo goed liep. ‘Onze veestapel is uitgebreid naar 175 koeien, maar voor het groeiend aantal jonge kalveren hadden we geen groeiplan voor huisvesting.’ Nieuw in de huisvesting is overigens ook het gescheiden opfokken van de stierkalveren. Hun eenlingboxen staan ook buiten en de handelaar hoeft de stal niet in. ‘Ik adviseer altijd minimaal 15% van het aantal melkkoeien aan
DE MELKPRODUCTIE VANZELF’
eenlingboxen te hebben, dat hebben we nu zelf eindelijk ook maar eens gedaan. Die boxen moeten af en toe leegstaan, dat is de beste ontsmetting’, zo heeft Jasper zelf ervaren. ‘Je kunt bij problemen de kalveren meer gaan behandelen of koeien vaccineren, maar persoonlijk denk ik dat investeren in de opfok meer werkplezier geeft.’
Bolussen voor de pinken
Naast de nieuwe huisvesting krijgen de pinken op éénjarige leeftijd ook allemaal een Animax bolus, die ze via
‘WIJ FOKKEN OP BOERENKOEIEN, NIET OP EXTREMEN’
GGI-Holland aankopen, om ze zo extra mineralen en vitaminen te geven. ‘Goed voor de gezondheid, voor de groei én voor de vruchtbaarheid’, somt Jasper de voordelen op. ‘Ze zijn bovendien gemakkelijk in te brengen.’ Het totale resultaat van de opfok zorgt voor een afkalfleeftijd van 23 maanden. Dat kan heel goed, maar dan moet je vanaf het begin goed op de kalveren passen. Ik durf nu ook wel weer gesekst sperma bij de pinken te gebruiken.’ Eigenlijk begint de opfok al bij het insemineren van de koeien, geeft hij aan. ‘Je wilt een uniforme veestapel, met kalveren
die allemaal uitgroeien tot goede, sterke en gezonde vaarzen.’
In hun fokkerij zijn ze een aantal jaren geleden omgeschakeld naar het aAa-systeem om zo meer balans in de koeien te krijgen. ‘We willen boerenkoeien, geen extremen’, geeft Marcel aan, terwijl Jasper aanvult: ‘Goede benen vinden we belangrijk, en we fokken vooral op melk. Daarbij selecteren we voor onze veestapel niet meer dan een stuk of zes stieren, dat houdt het overzichtelijk.’ Met het GGI-paringsadvies dat Stef Zwiers met hun doorneemt, kunnen ze bovendien
stieren van alle organisaties mee laten lopen in de paringsmogelijkheden. ‘Ons jongvee is uniformer, we zien duidelijk verschil’, aldus vader en zoon die zo’n 30% van de koeien onder een vleesstier zetten. ‘We hebben best veel jongvee, misschien wel teveel. Als we insemineren met een vleesstier weten we zeker dat het kalf weggaat’, zeggen ze lachend. Hun fokkerijkeuzes en verzorging resulteerden vorig jaar in hun eerste excellente koe. ‘We vinden exterieur ook belangrijk’, aldus de bedrijfsopvolger die nog graag met de koeien naar de regionale keuring gaat.
Twee miljoen lonkt
Het doel om 1,5 miljoen liter melk te produceerden haalden de melkveehouders op hun nieuwe bedrijf al snel. Mede door een jaarlijks gemiddelde melkproductie van 11.500 kilo per koe met 4,50% vet en 3,45% eiwit. ‘We gingen naar 1,6 en toen 1,7 en inmiddels zitten we op 1,8 miljoen afgeleverde liters melk’, vat Jasper samen. ‘De twee miljoen lonkt, maar voor een verdere uitbreiding in de veestapel zou er ook nog 10 tot 15 hectare land bij moeten komen, vooral ook voor de mestafzet.’ Dat is voorlopig nog niet aan de orde. ‘Het is eerst goed zo’, geeft Jasper aan. ‘Er is nog meer dan alleen de boerderij. We houden graag tijd over voor andere dingen.’
Studiereis naar Zuid-Zweden
8 t/m 11 oktober 2024
Melk van het Noorden organiseert een 4-daagse studiereis naar Zuid-Zweden.
Deze reis per touringcar start op dinsdagmiddag 8 oktober 2024 vanuit Heerenveen en eindigt vrijdagmiddag 11 oktober 2024.
Op deze reis bezoekt u verschillende melkveebedrijven en ondernemers met uiteenlopende visies en bedrijfsvoeringen.
Bedrijven die onder andere op het programma staan:
- Sander en Janet Dijkstra in Tomellila; 140 koeien op twee melkrobots die gemiddeld bijna 40 kilo per dag produceren. De ondernemers zijn lid van een melkleveranciersvereniging die de melk levert aan Skånemejerier. Deze fabriek is sinds 2012 in handen van Lactatis.
- Per Nilsson melkt een veestapel die al meerdere jaren gemiddeld bijna 15.000 kilo melk per koe produceert.
- Piebe Wester en Petra Waiboer in Laholm. Groeiden afgelopen jaar van 120 naar 180 melkkoeien die in een gloednieuwe melkstal worden gemolken na afscheid te hebben genomen van melkrobots.
- Familie Jansen in Rydsgard kwam twee jaar geleden pas naar Zweden. Zij melken nu 180 koeien op drie melkrobots en bewerken 200 hectare grond.
Voor aanmelden en meer informatie ga naar www. melkvanhetnoorden.nl of zoek contact met Sjoerd Hofstee: shofstee@langsdemelkweg.nl / 06 51706897
De organisatie behoudt zich het recht voor de reis te annuleren of wijzigingen door te voeren mocht daar aanleiding toe zijn.
‘10% BEX-VOORDEEL SCHEELT €
Hoge mestafzetkosten zijn niet langer een dreiging, maar een feit op de meeste melkveebedrijven. Wat is financieel nu het meest aantrekkelijk: meer grond onder het bedrijf zetten, minder vee houden of gewoon de mest afvoeren en betalen? En valt er qua efficiëntie misschien nog iets te winnen?
De berekeningen van het Friese accountantskantoor Van der Veen & Kromhout (zie tabel 1) laten aan duidelijkheid niks te wensen over. De afbouw van de derogatie
gaat melkveehouders pijn doen. Een melkveebedrijf met 120 koeien, 36 pinken, 36 kalveren, een productie van 9.000 kilo melk per koe, ruim een miljoen kilogram melk in totaal
Al het hele voorjaar is sprake van een overspannen mestmarkt. Veel regen, afbouw van derogatie, lagere normen in de aangewezen NV-gebieden en het verbod op bemesting van bufferstroken spelen de boeren parten.
en 74 hectare grond betaalt dit jaar € 11.500 meer aan mestafzetkosten en extra aanvoer van kunstmest dan in voorgaande jaren. Volgend jaar is dat verschil al opgelopen naar bijna € 30.000 en in 2026 moet er ruim € 48.000 meer worden betaald, uitgaande van een prijs van € 30 per kuub. ‘Mestafzet als gevolg van het vervallen van derogatie dreigt het gemiddelde melkveebedrijf een compleet gezinsinkomen te gaan kosten’, stelt Henk Visser, bedrijfsadviseur bij Van der Veen & Kromhout.
15.000 AAN MESTAFZETKOSTEN’
Van € 8 naar € 30 per kuub Al het hele voorjaar is sprake van een overspannen mestmarkt. In 2023 viel de mestafzet al tegen door het natte voorjaar, dit jaar is dat in verhevigde mate het geval. Hier bovenop komt de afbouw van derogatie, die, afhankelijk van het gebied, in de jaren 2023 tot en met 2026 stapsgewijs wordt afgebouwd van 250 of 230 kilo stikstof uit dierlijke mest naar 170 kilo per hectare. In de met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden), zo’n 60 procent van het areaal, worden de normen versneld verlaagd. Daarnaast speelt met ingang van dit jaar ook het verbod op bemesting van bufferstroken langs waterlopen. Dit alles zorgt ervoor dat prijzen voor mestafzet de pan uitrijzen. Vorig jaar betaalden melkveehouders gemiddeld nog ruim onder de € 10 per kuub voor mestafvoer. Ook waren er nog melkveehouders die mest konden laten aanvoeren. Nu moet vrijwel elke melkveehouder mest afvoeren en tikken de tarieven veelvuldig de € 30 per kuub aan.
Dat de mestafzetkosten bij de huidige Europese en Haagse regels hoog zijn en alleen maar hoger worden, is een feit, stelt Visser. Samen met zijn collega’s Arend Hoekstra en Anne van Eijden berekende hij wat financieel nu de minste pijn doet aan melkveehouders: mest afvoeren, grond aankopen, grond pachten of minder koeien gaan melken? Tabel 2 maakt duidelijk dat het domweg afvoeren van de mest financieel het minste pijn doet. Daarna volgen pacht, aankoop van grond en het houden van minder koeien. Visser: ‘Van de aankoop van
grond kun je nog zeggen dat het een investering in de toekomst is, met diverse voordelen. Maar voor de liquiditeit is het geen goede optie.’ Visser verbaast zich erover dat nog steeds niet bij alle melkveehouders de urgentie van de situatie is doorgedrongen. ‘Een aantal melkveehouders zit nog steeds in de modus dat het wel wat zal meevallen. Als ik dan deze berekeningen laat zien, schrikken ze: ‘O bliksem, ik moet toch maar eens even kijken’, is dan het antwoord. Terwijl die urgentie er nu zo langzamerhand toch wel zou moeten zijn.’
Meer melk per koe
Dat van de vier opties minder koeien gaan melken als minst interessante uit de bus komt, wekt enige verbazing. Juist omdat Van der Veen & Kromhout in december 2022 in dit magazine nog stelde dat minderen in aantal koeien bij afbouw van derogatie voor een aantal melkveehouders wel degelijke een interessante optie kan zijn. Visser: ‘Dit geldt vooral voor bedrijven met een oude stal met overbezetting. Of voor een bedrijf waar arbeid de beperkende factor is. Die bedrijven draaien daardoor een te laag saldo per kilo melk en dat kun je dan verbeteren door minder koeien te gaan melken. Maar als je saldo op een goed niveau zit, is minderen inkoeien, zonder de productie per koe te verhogen, niet een weg die we aanbevelen.’
Stel nu dat je minder koeien combineert met een verhoging van de melkproductie per koe? Is dat een weg wellicht? ‘Een strategie kan zijn om de melkproductie per koe op het
De agrarisch
financieringsspecialist
Ynsigt is dé plek waar je als agrarisch ondernemer aanklopt voor advies en begeleiding bij een financieringsvraagstuk.
Wij staan voor u klaar: www.ynsigt.nl 058 20 300 20
Het natte voorjaar bemoeilijkt zowel het bemesten van eigen grond bij melkveehouders als de afzetmogelijkheden richting akkerbouwers.
voorbeeldbedrijf te verhogen van 9.000 naar 10.500 kilogram melk per koe en het aantal koeien op het bedrijf te verminderen van 120 naar 103 stuks. Het aantal pinken brengt je terug naar 31 en het aantal kalveren. Die strategie scheelt een melkveebedrijf jaarlijks zo’n € 10.000 aan kosten ten opzichte van de eerder genoemde situatie met 120 koeien’, rekent Visser voor. Ja dus. Min of meer hetzelfde geldt voor de optie om alleen te snijden in het jongvee: dus niet 36 pinken en 36 kalveren aanhouden, maar slechts 24 pinken en 24 kalveren. ‘Ook daarmee bespaar je zo’n € 10.000 per jaar aan kosten voor mestafzet en aanvoer van kunstmest.’ Visser plaatst echter wel een kanttekening. ‘Veel melkveehouders hebben dat instrument al ingezet na invoering van
op de meeste bedrijven niet meer in.’
Realiseren van 10% BEX-voordeel Sinds 2006 kunnen melkveehouders in Nederland gebruik maken van de Bedrijfsspecifieke Excretie (BEX). Hiermee kan worden aangetoond dat de excretie van stikstof en fosfaat door
die niet alle geproduceerde mest op eigen grond mogen plaatsen, kan dit uitkomst bieden, omdat zij hierdoor minder mest hoeven af te voeren. Van der Veen & Kromhout rekende uit wat een BEX-voordeel van 10% scheelt aan mestafzet en de uitkomst, vertelt dat dit best de moeite waard is: zo’n € 15.000 op jaarbasis. ‘Ten opzichte van een hogere melkproductie per koe in combinatie met minder koeien óf minder jongvee aanhouden, is het realiseren van een BEX-voordeel dus duidelijk het meest aantrekkelijk’, concludeert Visser.
de veestapel afwijkt van de forfaitaire norm. Is deze bedrijfsspecifieke excretie lager dan de forfaitaire productie, dan spreekt men van een BEX-voordeel. Daarbij is het toegestaan om deze bedrijfsspecifieke excretie hanteren in
Aantal rekenvoorbeelden
Tabel 3: Wat levert efficiëntieverbetering op?
Een BEX-voordeel kan worden gehaald door efficiënter te voeren, bijvoorbeeld door gras meer naar behoefte te gaan bemesten, waardoor er geen overmaat aan eiwit in het gras aanwezig is, wat leidt tot een lagere stikstofexcretie. Daarnaast kun je als veehouder bewust krachtvoer kiezen met minder eiwit, wat ook leidt tot een BEX- voordeel. Sturen op een lager ureumgehalte in de melk kan echt helpen om geld te besparen’, concludeert Visser. Andere opties om te besparen op mestafzetkosten zijn investeren in mestverwerking of de samenwerking aangaan met akkerbouwers. ‘Maar wil of kun je dat niet, dan is sturen op BEX-voordeel een interessante optie om geld te ‘BESEF VAN URGENTIE
Sturen op lager ureum
‘FOCUS OP EFFICIËNT MELK
Henk Schoonvelde is naast melkveehouder nu vijf jaar voorzitter van de European Dairy Farmers Nederland (EDF). Zijn ervaringen binnen dit Europese netwerk leren hem dat er ook in Nederland nog kansen liggen, maar daarvoor moeten ondernemers volgens hem wel de focus houden op efficiënt melk produceren.
Schoonvelde (50) houdt op zijn bedrijf in Koekange ruim 270 stuks melkvee op vier melkrobots. De kruislingen-veestapel produceert gemiddeld 11.000 kilo melk per per koe. Nu nog loopt er ook jongvee, maar waarschijnlijk neemt hij daar binnenkort helemaal afscheid van om de aanwas via aankoop van koeien te realiseren. Ruimte om te groeien is er binnen de vergunning ook, maar mede omdat zich voor de melkveetak geen opvolgers aandienen zet hij daar niet op in. Bovendien moet hij in 2026 voor 4.000 kuub mest een afzetplek realiseren. Dat ondanks de 160 hectare eigendomsland bij het bedrijf, waarvan hij de laatste 15 jaar de helft aankocht. Een investering in zekerheid en de toekomst. Een toekomst die wellicht wel in de switch richting akkerbouw ligt. ‘Daar heeft mijn zoon meer gevoel bij
dan bij koeien melken. Het bedrijf is al sinds 1300 in de familie en ons motto is: ‘Wie zich het beste aanpast aan de omstandigheden heeft de toekomst.’ Wat niet wil zeggen dat de Nederlandse voorman van de European Dairy Farmers (EDF) het geloof in toekomst voor de melkveehouderij in ons land verloren is. ‘Als de motor eenmaal draait, kun je met melkveehouderij ook een prima inkomen verdienen. Maar daarvoor geldt voor de meeste bedrijven wel dat de koeien veel en efficiënt melk moeten produceren. Lukt dat niet, dan wordt het voor de meeste bedrijven snel te lastig.’ Over die
visie zo meteen meer. Eerst spreken wij hem over zijn rol binnen de EDF en het congres dat eind deze maand in Zwolle wordt georganiseerd.
Vijf jaar geleden werd jij voorzitter van de Nederlandse afdeling van de EDF. Waarom heb je toen die functie aanvaard?
‘Ik zat in de vakgroep melkveehouderij van LTO, toen de optie langskwam om voorzitter te worden van EDF Nederland, een vereniging waar ik al jaren enthousiast lid van ben. Het internationale en daarmee diverse karakter heeft mij altijd getrokken; het inspireert om met collega’s te sparren en echt inhoudelijk over de bedrijfsstrategie en economie te praten. In totaal zijn er circa 300 melkveebedrijven lid waarvan circa 40 in Nederland. Die leden is een slag volk dat van nature nieuwsgierig is en daarmee ook echt aan de slag gaat. Daar herken ik mij in en voel ik mij bij thuis.’
De EDF wordt ook wel eens een eliteclub genoemd.
‘Ik ken de opmerking, maar zeg je oprecht: dat is het niet. Het is een hechte club, daarmee wordt het
Henk Schoonvelde: ‘Er zijn wel degelijk verschillende, veelal jonge, ondernemers die hun bedrijf op orde hebben, nu ook geld verdienen en echt voorsorteren op de toekomst. Het is goed om dat te tonen.’
PRODUCEREN IS EEN MUST’
wellicht verward. Ik zie het wel als een opdracht aan ons om ons opener op te stellen. Dat proberen we met het komende congres ook te doen. We zetten dan de deur bewust ook open voor niet-leden. En we benadrukken er niet alleen te zijn voor grotere of intensieve bedrijven. We willen juist een afspiegeling zijn van de hele melkveesector.’
Bij jou aantreden als voorzitter waarschuwde je dat de positie van de Nederlandse melkveehouder verslechtert ten opzichte van de Europese collega’s. Hoe zie je die situatie nu?
Tussen 2010 en 2015 voelde het alsof we de wind in de zeilen hadden; als sector en individuele bedrijven gingen we groeien. Daarna rolden we van de ene naar de andere uitdaging én hadden we soms tien jaar nodig om investeringen terug te verdienen waar dat in andere landen drie jaar is. Tot voor kort hadden we het voordeel van een betere melkprijs door een sterk opererend FrieslandCampina en zeer lage rentes. Beide voordelen zijn inmiddels flink verminderd. Wat daarbij speelt, is dat de collega’s in het buitenland gemiddeld meer en goedkoper groeiden in omvang. Op die wijze verdunnen zij hun kosten en verhogen hun marges. Bij ons stijgen de kosten net zo goed, maar omdat wij minder goed kunnen groeien, pakken we het verdunningseffect minder mee en verliezen we terrein. In kostprijs zijn we inmiddels koploper in Europa.’
Jij hamert op verdunnen van de kosten, maar er zijn toch ook steeds meer melkveehouders die de marge weten te behouden door deelname aan een duurzame melkstroom?
‘Dat klopt en ik heb binnen de EDF ook wel geleerd dat er nooit louter één passend antwoord is. Echter, deelname aan zo’n programma moet al voor een groot deel bij jou en je bedrijf passen; anders nemen de kosten vaak ook duidelijk toe én het blijft nog steeds een duidelijke minderheid die er aan mee kan doen. Voor het grootste deel van de melkveehouders, ook in Nederland, is de rode draad dat inzet op verdere efficiëntie onontbeerlijk is.’
Doe je dat niet dan raak je individueel en als land verder achterop?
‘Daar komt het voor het grote geheel wel op neer ja. Denemarken is een goed voorbeeld daarvan. Die hebben na hun grondmarktcrisis jarenlang
‘IN KOSTPRIJS ZIJN WE INMIDDELS KOPLOPER IN EUROPA’
stilgestaan in ontwikkeling en je zag hun kostprijs toen enorm toenemen. De laatste jaren maken ze daar een inhaalslag in efficiëntie, opnieuw mede door het verdunningseffect te laten optreden. Hun kostprijs ligt inmiddels weer duidelijk onder die van ons. Als het ons onmogelijk wordt gemaakt om door te ontwikkelen in omvang en efficiëntie, gaan we een soort Oostenrijks model creëren hier, waarbij je een melkveebedrijf hebt als bijbaan. Ik geloof niet dat dat bij ons en onze cultuur past.’
Het EDF-congres in Zwolle heeft het thema Variety to fit the future. Jullie bezoeken een verscheidenheid aan bedrijven die mentaal en financieel
Tussen de 350 en 400 melkveehouders, veelal leden van de EDF, uit verschillende Europese landen verblijven van 25 t/m 27 juni in Zwolle op het EDF-congres. Zij beleven op de eerste dag een programma met verschillende sprekers en workshops. Op de twee dagen erna worden verschillende melkveebedrijven in Noord-Nederland bezocht. Aanmelden voor de laatste plekken en meer informatie is te vinden via dairyfarmer.net. EDF-leden
wel klaar lijken voor de toekomst. Dat willen jullie daarmee ook uitstralen?
‘De ondernemers die we bezoeken, hebben verschillende bedrijfsstijlen maar wat ze gemeen hebben is dat ze voorbij de huidige problematiek kunnen en durven te kijken. Dat de sanering binnen de melkveehouderij doorzet, is een gegeven. Maar er zijn wel degelijk verschillende, veelal jonge, ondernemers die hun bedrijf op orde hebben, nu ook geld verdienen en echt voorsorteren op de toekomst. Dat is inspirerend en goed om te tonen. Ook aan onze buitenlandse gasten, want bij hen heerste de afgelopen jaren ook volop de gedachte: wat is er toch allemaal aan de hand in Nederland.’
De laatste jaren liet jij je ook meermaals pessimistisch uit over de ontwikkelingen binnen de melkveesector. Moest jijzelf ook over een drempel om weer in een positieve flow te komen?
‘Ik heb wel eens wat opmerkingen gekregen dat ik erg bozig was in mijn uitingen. En dat klopt ook wel. Van de trekkeracties denk ik ook nog steeds dat ze broodnodig waren. Tegelijkertijd vind ik dat je niet boos mag blijven. Dat brengt je niets. En laten we eerlijk zijn: de discussie over te veel vee en mest in ons land is er al decennialang en we raken daar maar niet uit. Dat lukt ook niet als we niets doen en ons niet aanpassen. We moeten als sector een modus vinden waarbij we de politiek voeden met kennis over de sector. In die zin zou het goed zijn als ze eens met de EDF in gesprek gaan in plaats van alleen maar met de NGO’s.’
Wanneer is het aankomende EDFcongres voor jou geslaagd?
‘Onze buitenlandse gasten kijken met argusogen naar de ontwikkelingen in ons land. Bevreesd dat ze zijn dat onze problemen hen over enkele jaren vergelijkbaar treffen. Wij willen tonen dat achter de huidige problematiek ook weer kansen liggen en dat Nederlandse ondernemers daar ook al op inspelen. Als het lukt dat verhaal over te brengen, gaan de bezoekers geïnspireerd naar huis en ben ik tevreden.’
‘INZET VAN PENSBUFFERS IS EEN
Het toepassen van pensbuffers stabiliseert de penswerking en voorkomt schade door pensverzuring. Buffers kunnen het hele jaar voordeel bieden. Ze zorgen voor minder grote pH-schommelingen in de pens. Daardoor werken pensmicroben optimaal en produceren koeien beter, stellen deskundigen.
Pensverzuring is een groot probleem in de melkveehouderij. Verschillende onderzoeken tonen aan dat het bij circa 15% van de melkkoeien in Europa voorkomt, met uitschieters boven de 40%. Bij gezonde koeien varieert de pens-pH tussen 6 en 7, afhankelijk van voeropname, herkauwactiviteit en rantsoensamenstelling. Bij pensverzuring kan de pH dalen tot 5,5. Subklinische pensverzuring heet het wanneer de pens-pH gedurende meer uren per dag onder de 5,8 ligt. Deze verzuring, ook wel subacute pensverzuring of SARA (sub-acute ruminal acidosis) genoemd, is van tijdelijke aard, maar is wel het grootste probleem. Bij een pH onder 5,2 is sprake van acute en klinische pensverzuring. Dat laatste komt niet zo vaak voor en is meestal een gevolg
van te veel krachtvoer in de pens. De schade van subklinische pensverzuring is groot. Schattingen lopen uiteen van € 200 tot € 400 per koe per jaar. Alle reden om pensverzuring voor te zijn.
Hoe ontstaat pensverzuring? Pensverzuring ontstaat enerzijds door een toename van vluchtige vetzuren in de pens en anderzijds door een afname van sterke kationen (zoals in gras) ten opzichte van anionen in de pens. Belangrijke oorzaken zijn een disbalans in voeding en hittestress. Qua voeding spelen een niet constante voeropname over een etmaal en een te hoge opname van krachtvoer ten opzichte van ruwvoer een grote rol. Ook onvoldoende structuur in het rantsoen, hittestress en gebrek aan beweging kunnen leiden tot
pensverzuring. ‘Bij een plotselinge opname van een grote massa snelfermenteerbare koolhydraten, ontstaat een overmaat aan vluchtige vetzuren in de pens’, weet Leen Vandaele, onderzoeksleider rundvee van het Instituut voor Landbouw, Visserij en Voedingsonderzoek (ILVO) in Belgë. ‘Er komen waterstof(H+)-ionen vrij, die de pens-pH verlagen en de microflora in de pens verstoren.’
De zuurgraad in de pens bepaalt de activiteit van verschillende microorganismen in de pens, want elke bacterie of ander micro-organisme gedijt het best bij een specifieke pH. ‘Als de pH daalt onder 6,3 dan gedijen fibrolytische micro-organismen bacteriën die ruwe celstof afbreken minder goed of sterven deze bacteriën zelfs af als de pH nog verder zakt. Dat verlaagt de celwandverteerbaarheid, waardoor vezels in de pens minder goed fermenteren met een lagere voerbenutting tot gevolg’, vertelt Hessel Reitsma van Speerstra Feed Ingrediënts. ‘De melkproductie gaat omlaag en het risico op problemen met gezondheid en vruchtbaarheid neemt toe.’
SOORT NUTTIGE VERZEKERING’
Inzet van pensbuffers
Als veehouders een goed rendement willen halen uit hun melkkoeien, moeten ze zorgen dat de pens van hun melkvee goed werkt. Daar hoort een zo stabiel mogelijke pens-pH (weinig pieken en dalen) bij, want dan gedijen pensmicroben het best. Buffers neutraliseren het zuur door waterstof weg te vangen. Een koe produceert in haar speeksel natriumbicarbonaat dat bufferend werkt. Veel herkauwen stimuleert deze productie. ‘Maar in rantsoenen waarin te weinig vezels aanwezig zijn of waarin vezels te snel verteren, schiet de buffering door de koe zelf tekort. Hetzelfde geldt voor rantsoenen die veel krachtvoerachtigen bevatten of veel zetmeel uit mais of bijproducten’, licht Reitsma toe. ‘In al die gevallen is een pensbuffer een meer dan nuttig hulpmiddel.’
Vandaele stelt dat de inzet van pensbuffers ook nuttig kan zijn bij een hoog aandeel snel verteerbare koolhydraten ten opzichte van structuur in een melkveerantsoen. ‘En ook bij hittestress, omdat een koe door verhoogde ademhaling meer bicarbonaat verliest’, vult de Vlaamse onderzoeksleider aan. ‘Een pensbuffer gebruiken is een soort verzekering voor de veehouder bij een hoog aandeel snel fermenteerbare koolhydraten of bijvoorbeeld bij rantsoenwijzigingen, zoals aanbreken van nieuwe snellere graskuilen.’ Maar de Belgische onderzoeker pleit er wel voor om eerst het rantsoen goed in balans te brengen qua structuur en de pensgezondheid te optimaliseren. En pas in tweede instantie te kijken naar toevoeging van extra pensbuffers. ‘Hierbij is ook zeker aandacht nodig voor voldoende beschikbaar ruwvoer. Zorg dat er altijd genoeg vers structuurrijk voer voor het voerhek ligt en zorg voor voldoende vreetplekken voor alle koeien. Zodat ook dieren die laag in rangorde staan voldoende ruwvoer kunnen opnemen om goed te herkauwen en de pens te bufferen.’
Werking van pensbuffers
Er bestaan verschillende pensbuffers: de veel verkochte enkelvoudige buffers (natriumbicarbonaat) en meervoudige
‘Jaarrond een buffer voor probleemloze productie’
Melkveehouder Lammert Bakker in Gorredijk heeft al 20 jaar standaard een buffer in zijn melkveerantsoen. ‘Ik zie het als een verzekering voor een probleemloze melkproductie’, zegt Bakker. Maatschap Bakker-Klompmaker in het Friese Gorredijk houdt 80 koeien en 40 stuks jongvee. De veestapel produceert 9.000 kilo melk met 3,65% eiwit en 4,45% vet. ‘Voor ons is het dagelijks verstrekken van een buffer aan onze melkkoeien een standaard gewoonte. We doen dat denk ik al wel 20 jaar’, vertelt Lammert Bakker. ‘En dat bevalt goed, want we voorkomen daarmee te allen tijde pensverzuring. En daarmee samenhangende problemen met productie, vetgehalte, gezondheid en vruchtbaarheid.’ Bakker gebruikt sinds een jaar MaxiBuff, een buffer van Speerstra, geleverd via fourage- en adviesbedrijf Weidse Blik. ‘Ik strooi de buffer dagelijks als topdressing over het basisrantsoen voor een goede penswerking. En dat zorgt voor een hoge voerefficiëntie en hoge melkproductie. Als onze koeien last hebben van hitte, verdubbel ik de buffergift door twee keer daags topdressing toe te passen. Zo bouw ik extra zekerheid in.’ Het basisrantsoen bij Bakker bevat graskuil, mais, bierbostel, geplette gerst en een mineralenmengsel. Aanvullend krijgen de koeien krachtvoer verstrekt in de melkstal. Voorheen gebruikte Bakker Acidbuf, een product gebaseerd op zeealgenkalk, en andere buffers zoals natriumbicarbonaat. Zijn ervaringen met MaxiBuff zijn goed. ‘En omdat het een hoge buffercapaciteit heeft, hebben we er minder van nodig. 150 gram MaxiBuff per koe per dag is net zo effectief als 250 gram natriumbicarbonaat per koe per dag. De kosten van MaxiBuff zijn 10 cent per koe per dag, dat is dus €16 per dag. Ik vind dat een hele lage premie voor extra veiligheid en constante melkproductie en gehaltes. Bij hittestress kost het € 32 per dag, maar ook dat is het wel waard, want klauw- of vruchtbaarheidsproblemen als gevolg van hittestress kosten veel meer geld.’
‘ZORG OOK VOOR
buffers die verschillende bufferende en/of andere componenten bevatten. ‘De meervoudige buffers werken het beste, omdat die langer werken dan natriumbicarbonaat’, zegt Reitsma, die meer tekst en uitleg geeft over de bronnen van ingrediënten die in pensbuffers worden toegepast. ‘Het kan gaan om ingrediënten als verschillende magnesiumoxides, zoals in pHix-up, krijt uit zeekalk (85% calciumcarbonaat) of zeewierkalk. Krijt kan uit krijtmijnen of uit de zee worden gewonnen. Rondom IJsland
zijn bijvoorbeeld hogere concentraties krijt opgelost in zeewater’, vertelt Reitsma. ‘Wij leveren MaxiBuff, geproduceerd door VDS Premix in België. Uit onderzoek door Nutricontrol in opdracht van ons blijkt dit product bij in vitro 5,5 pH titratie de hoogste buffercapaciteit en het meest complete bufferprofiel te realiseren.’ Reitsma licht toe dat calciumcarbonaat uit krijtbronnen die langzaam zijn ontstaan, de bron van MaxiBuff vormen. ‘Daardoor bevatten de coccolithioforen, ofwel de plaatjes van calciumcarbonaat die ooit zijn gevormd door eencellige algen, heel veel poriën. De porierijke structuur van dit krijt heeft daardoor een groter oppervlak om zuur te neutraliseren in vergelijking met zeewierkalk en natriumbicarbonaat met een dubbele buffercapaciteit van natriumbicarbonaat.’
Open dag innovatieve melkveestal Haskerweide
Familie Van der Zijl nodigt u van harte uit op de open dag van haar innovatieve melkveestal. De stal is ontwikkeld met een gezonde bodem als stip op de horizon. De stal levert verschillende meststromen die het mogelijk maken de gewassen gericht te bemesten en zo de mineralen maximaal te benutten (kringloopgedachte).
Datum: Vrijdag 5 juli
Tijd: 10.00 tot 17.00 uur
Locatie: Meenscharweg 37 8467 SC Vegelinsoord
Vrij toegankelijk voor geïnteresseerden (in verband met hygiëne gelieve geen bedrijfskleding te dragen).
Wat is er te zien:
• 2+2 rijige stal voor 247 melkkoeien
• Maximaal koecomfort door ruime ligboxen met lang stro en rubberen loopgangen met primaire mestscheiding
• Unieke mechanische stromestscheider
• Drie verschillende meststromen voor specifieke bemestingsdoeleinden:
0 via de vloer gescheiden urine met sproeiwater
0 stapelbare feces met stro
0 darmvocht uit de mestscheider
• Real-time monitoren van stalemissies van ammoniak en methaan
• Doorkijk naar verdere ontwikkelingen zoals afdeksysteem en affakkelen van methaan
COÖPERATIE DOC KAAS
Van, voor en door de leden
ALLE MELK IS WIT!
Coöperatie DOC Kaas werkt samen met ketenpartners Jumbo Supermarkten en Uniekaas Holland aan het verder verduurzamen van de kaasketen: van melkveehouder tot consument. De coöperatie levert een duurzamere melkstroom waar de kaasmakerijen in Hoogeveen een breed assortiment kaas van maken. Deze kaas ligt sinds begin juni onder het huismerk van Jumbo in het schap.
Deelnemende leden aan deze duurzamere melkstroom ontvangen een toeslag van € 5,00 per 100 kg melk bovenop de weidegangtoeslag van € 1,50 per 100 kg. Dit draagt bij aan perspectief op de lange termijn voor melkveehouders en daarmee kan een groot deel van de bij ons aangesloten leden een volgende stap maken op het gebied van dierenwelzijn, natuur en klimaat.
LID WORDEN
Wilt u ook uw kwaliteitsmelk leveren aan DOC Kaas en bent u benieuwd naar de voor waarden voor lidmaatschap van coöperatie DOC Kaas?
Neem dan contact op via 0528 - 280 440 of stuur een mail naar info@dockaas.nl
Niet alle melkveehouders kunnen echter deze stap naar verdere verduurzaming maken. Dat is mede afhankelijk van de bedrijfsvoering van het melkveebedrijf. Om die reden biedt DOC Kaas haar leden een grote verscheidenheid aan mogelijkheden voor een plus op de basismelkprijs:
• Kwantumtoeslag
• Duurzaamheidstoeslag MilkMaster
• (Deel)weidegangtoeslag
• VLOG-toeslag
• Klimaattoeslag
• Toeslag duurzaamheidsprogramma Tuurlijk!
Deze verschillende – stapelbare – toeslagen sluiten aan bij de uiteenlopende bedrijfsvoering van onze leden. Dé melkveehouder bestaat immers niet en de variatie onderling is groot. Wij koesteren deze verscheidenheid aan leden, want al onze melkveehouders leveren eersteklas melk – en daar zijn we trots op! Melk waarvan overheerlijke toetjes, kaas, ijs of babyvoeding wordt gemaakt. En genuttigd all over the world. Want coöperatie DOC Kaas is mede-eigenaar van het Duitse zuivelconcern DMK Group.
dockaas.nl
‘30 KG MELK UIT 20 KG DROGE
Dick (43) en Marieke de Ruiter (38) hebben twee bedrijven: eentje met 400 melk- en kalfskoeien in het Friese Wergea en eentje met ruim 500 koeien in Denemarken. Melken doen ze al lang niet meer zelf, managen des te meer. Techniek, personeel, protocollair en datagestuurd werken kenmerken de twee strak georganiseerde bedrijfsvoeringen. Dit is hun verhaal.
Over Denemarken ‘Ik ben een zwerfhond, geen erfhond.’ Lachend beantwoordt Dick de Ruiter de vraag waarom hij wekelijks op zondagavond naar zijn satellietbedrijf in Denemarken rijdt om op dinsdagavond weer terug te rijden naar Friesland: 600 kilometer heen, 600 kilometer terug. Het plan in 2015 was om in Denemarken de jongveeopfok te gaan doen; het eindresultaat is dat hij er na het opkopen van een failliete boedel een melkveebedrijf met ruim 500 koeien runt. Een bedrijfsleider, een herdmanager, een voerman, twee Roemenen en zes Afrikaanse studenten houden daar de boel draaiende. De 300 hectare grond bij het bedrijf verhuurt hij aan een akkerbouwer die alle mest afneemt én het voer voor hem verbouwt. ‘Als Dick een week thuis is, wordt het er niet gezelliger op’, glimlacht z’n vrouw Marieke. Hij weet het. ‘Collega’s zeggen wel eens: dat jij dit volhoudt. Maar ik zeg dan: ‘Dat jij het heel de week op je eigen erf volhoudt… Dat onrustige, avontuurlijke en ondernemende heeft er bij mij altijd wel ingezeten.’
Over Giessenburg Op een melkveebedrijf in het Zuid-Hollandse veenweidegebied bij Giessenburg groeide hij op. Zijn vader stuurde hem al vroeg de wereld in, op stage naar Canada en Amerika. ‘Toen ik terug kwam zei ie: nu wil je zeker emigreren. Ik
STOF, DAN GAAT HET GOED’
vond het hartstikke leuk hoor, al die koeien in het buitenland. Maar ik was nog jong en blij dat ik weer thuis was, biertje drinken met m’n vrienden en zo. En pa gaf ons - mijn broer en ikveel vrijheid op het melkveebedrijf. We hielden van trekkers en machines en hij liet ons daar vrij in. Ook liet hij mij zelf onderhandelen met de bank, als ik weer eens wat koeien wilde kopen. Ik zag al vroeg in dat een bedrijf omvang moet hebben. Als je een mooie trekker wilt rijden, moet je veel koeien hebben. Veel boeren bouwen een stal onder het motto: dat doe je maar één keer, dus het mag wat kosten. Mijn pa zei altijd: nee, je moet zorgen dat je om de tien jaar een nieuwe stal kunt bouwen, dus bouw vooral niet te duur. Van een luxe bord kun je niet lekker eten. Dat is er bij mij wel ingeprent.’
Over Wergea
Op familiebedrijf De Ruiter in Giessenburg kwam in 2010, met toen 1,7 miljoen kilo melkquotum, de vraag: gaan we een nieuwe stal bouwen of elders kijken? Dick: ‘Het was in het Westen zo druk geworden dat we ’s nachts gingen mestrijden om files te vermijden.’ Tijd om te verkassen. Een mooie boerderij in het Oldambt ging op het laatste moment aan hun neus voorbij. Een nieuwe kans diende zich aan toen koeienliefhebber Marieke de
Friese melkveehouder en veefokker Romke van der Wal op de NRM in Utrecht ontmoette. Van der Wal vertelde dat z’n bedrijf te koop stond, een paar weken later was de deal gesloten. ‘Een prachtig bedrijf met
‘IK ZAG AL VROEG IN DAT EEN MELKVEEBEDRIJF OMVANG MOET HEBBEN’
een pas zeven jaar oude stal en een huiskavel van 75 hectare, waarvan 30 hectare in erfpacht’, vertelt Marieke. De liquide middelen die vrijkwamen dankzij de erfpacht gebruikten ze om de boerderij en extra grond te kopen en de gebouwen te upgraden. Ze kwamen met 150 koeien naar Friesland en al snel zat de stal stampvol met zo’n 200 koeien. De jaren erop werd nog grond bij gekocht en op 31 januari 2014 werd een tweede nieuwe stal voor nog eens 200 koeien opgeleverd die op 2 februari 2014 al weer vol zat. Die omvang hebben ze nog steeds. De koeien staan jaarrond op stal.
Over voeren 1
Marieke heeft de operationele leiding
over het melkveebedrijf in Wergea. Ze runt het bedrijf daar met een vaste assistent en een vaste voerman. Het voeren doet ze zelf, elke ochtend om 4.30 uur start ze. ‘Om 7.30 is de ki geweest, de melk opgehaald, is alles gevoerd en bekapt, nagelopen en heb ik de dag voor mezelf en ons gezin met drie kinderen.’ Ze maken op het bedrijf in Wergea met losse grondstoffen hun eigen krachtvoer dat in een TMR-rantsoen gaat, bestaande uit mais, maïsvlokken, gerst, raap, pulp, kuilgras en/of vers gras. Alle koeien krijgen hetzelfde rantsoen. ‘De koe die morgen droog gaat, krijgt precies hetzelfde als de koe die gisteren gekalfd heeft. En dat doen we al jaren. Vooral in combinatie met driemaal daags melken, werkt dat goed.’
Over voeren 2
Dick: ‘Op de landbouwschool leerde ik dat een koe veel moet eten. Daar ben ik het niet mee eens. Een koe moet zo weinig mogelijk eten en veel melk geven. De meest rendabele koe is een koe met melkziekte, zeg ik wel eens. Want die haalt het van zijn rug. Dat is natuurlijk bij wijze van spreken,
Gastbedrijf voor de Dag van Melk van het Noorden
Op 27 juni is VOF de Ruiter in Wergea het gastbedrijf voor de Dag van Melk van het Noorden. Een ieder kan dan het bedrijf van Dick en Marieke bekijken, inclusief het zomerstalvoeren van de koeien met de revolutionaire Lely Exos.
want een koe met melkziekte gaat dood. Maar snap je wat ik bedoel? Wij hebben twee stelregels: elke kilo droge stof aan voer moet 1,5 kilo melk opleveren. En elke kilo drogestof aangekocht voer moet 3,5 kilo melk opleveren. Dus als ze 20 kilogram drogestof opeten, moeten ze 30 kilogram melk geven, dan gaat het goed.’ Dat lukt lang niet altijd. Zo moesten ze de afgelopen anderhalf jaar door gebrek aan personeel terug van drie- naar tweemaal daags melken; daarmee zakte de melkproductie van 10.800 naar 9.300 kilo melk per koe. Inmiddels is dat probleem opgelost en melken ze weer drie keer per dag.
Over voeren 3
Dick: ‘Efficiënt voeren was altijd al ons ding, maar sinds we in Denemarken in aanraking kwamen met de Nederlandse nutritionist Tim Schuurman hebben we dat verder geperfectioneerd en sturen we op de twee bovenstaande doelen. We hebben wel eens op 1,6 kilo melk uit 1 kilo drogestof aan voer gezeten, dan doe je het echt heel goed. Als dat je doel is, zal je ook niet makkelijk naar de 37 of 38 kilo melk per koe gaan, want dan moet je koeien gaan voeren als varkens. Voor ons is efficiënte voerbenutting belangrijker dan aantal kilogrammen melk. Dat zegt ons niet zo
veel.’
Over melken
Op het bedrijf wordt dus drie keer per dag gemolken in een 2x12 rapidexit-stal uit 2004. Vader Piet (75) is aangeschoven aan tafel en zegt tegen Dick: ‘Ik weet nog waarom we in 1999 zijn begonnen met drie keer daags melken. Jij was ’s avonds niet naar bed te krijgen en ’s ochtends er niet uit te krijgen. Dus toen heb ik gezegd: ga jij maar ’s nachts melken, dan hoef je
‘IK DENK DAT WE DE KOMENDE JAREN VERSCHRIIKELIJK VEEL GRAS VAN HET LAND GAAN HALEN.’
er ’s ochtends ook niet zo vroeg uit.’
Dick lachend: ‘Ik ben geen melker nee. Een boer die zelf melkt, dat gebeurt bijna nergens in de wereld, alleen in Nederland.’ Daarom werken ze met melkers, die overal en nergens vandaan komen: van Friese boerenjongens en Poolse medewerkers tot Afrikaanse trainees en medewerkers uit de Filipijnen, Nepal of Kyrgyzstan. ‘Ze kunnen allemaal goed melken, maar
goed koeien voeren dat kan er maar één en dat is m’n vrouw.’
Over zwarte sneeuw zien 1 ‘In 2007 was ik zo eigenwijs om bij Campina op te stappen en te gaan leveren aan Van Bakel. Nou, dat heb ik geweten, er waren maanden dat we maar 13 cent voor de melk kregen.’ Vader Piet: ‘Ik was het niet eens met de overstap en heb toen enige tijd bonnetjes opgehangen in de melkstal: wat de voerkosten waren en wat de melk opbracht, nou dat deed pijn hoor.’ Dick knikt: ‘Dat heeft ons veel geld gekost. Maar een keer flink op je smoel gaan, daar leer je wel boeren van en niet klakkeloos overnemen wat adviseurs zeggen. We waren en zijn nog steeds stevig gemechaniseerd. DLV ontraadde dat en adviseerde om zoveel mogelijk werk uit te besteden aan de loonwerker. Nou, ik zal je vertellen, als je een jaar lang 20 cent inclusief btw krijgt voor je melk, ben je heel blij dat je een fatsoenlijke opraapwagen en een paar fatsoenlijke trekkers en machines hebt om alle veldwerk zelf te kunnen doen.’
Over zwarte sneeuw zien 2 ‘Toen we het bedrijf in Denemarken net hadden gekocht, vielen we daar in de mycoplasma. Dat heeft ons in één
jaar tijd 450 koeien gekost, allemaal dood. Dat was echt stress. De man van de bank zei: als je niet oppast, gaan we je failliet verklaren. Toen heb ik al m’n land aan een akkerbouwer verhuurd en het voer dat hij verbouwt, koop ik terug. Ook alle mest gaat naar hem. Eigenlijk een noodconstructie, maar daarmee creëerden we wel liquiditeit. Als ik weinig geld heb, ben ik op m’n best. Zo hebben we in die jaren na het Van Bakel-debacle met keihard werken en alles zelf doen het bedrijf weer op de wal getrokken.’
Over personeel
Marieke: ‘We hebben lol in het werken met personeel. Op dit erf treffen allerlei nationaliteiten elkaar, waardoor de voertaal Engels is. En dan haalt zo’n Friese Bauke op school ineens een 8,5 voor Engels omdat hij het hier leert spreken. Een andere boerenjongen, die hier op z’n 14e wilde werken omdat hij vond dat we zulke mooie trekkers hadden, heeft nu een eigen loonbedrijf, daar kunnen wij echt van genieten. Om te motiveren, laten we al ons personeel meelezen in de apps over hoe de koeien presteren op wat we voeren. Ook houden we bijna maandelijks een bijeenkomst, waar dan iemand een presentatie geeft over een bepaald onderwerp. Zo proberen we een teamgevoel te creëren en ze leren er ook nog wat.’
Over ondernemen
Dick: ‘Ik vind boeren een prachtig ambacht. Maar ik merk wel dat ik het ambacht meer en meer ontgroei, steeds iets minder boer, steeds meer manager. Ondernemer vind ik een groot woord, want als ik zie hoeveel geld er in het bedrijf zit en wat je nettorendement is, vind ik mij een beroerde ondernemer. Als je echt een ras ondernemer bent, kun je de boel beter verkopen en wat anders gaan doen wat meer rendement oplevert. Op stages in Canada en Amerika leerde ik vooral hoe je technisch goed boert, maar ik vind het nou leuker een beetje boven de bedrijven te zweven, dus meer weg van het operationele. Naarmate je groter wordt, word je ook professioneler, werken met personeel en protocollen en zo. Kijk, we zijn allebei rond de 40. We hebben allebei twintig jaar keihard gewerkt, maar komen nu in de jaren dat je het fysieke werk verruilt voor slimmer werken, door meer aan te sturen, uitbesteden en te automatiseren. Overigens doen we veel landwerk nog steeds zelf, dat blijft mooi werk.’
Revolutionaire robot verstrekt 24/7 vers gras
Goedkoop voer. Gezond voer. Meer eiwit van eigen land. Dick en Marieke de Ruiter zijn in hun nopjes met de Lely Exos, de revolutionaire robot die vers gras volledig autonoom maait, oogst en aan de koeien voert. Er komt, dankzij gps- en ultrasone technieken, maar ook camera’s voor en achter, geen chauffeur meer aan te pas. Sinds 13 april werd de kuil in stapjes langzaam vervangen door vers gras, tot een maximum van 7 kilo droge stof uit vers gras per dag. ‘Vers gras heeft een 10 tot 20% hogere voederwaarde dan ingekuild gras. En de elektrische machine is superlicht waardoor we op de trapgevoelige grond hier nu 24/7 van het vroege voorjaar tot heel laat in het najaar vers gras kunnen voeren’, zegt Dick. Hun inschatting is dat er zeker één grote kuilplaat leeg blijft dit jaar. Ook heeft hij het idee dat de grasgroei na het maaien sneller opstart. ‘Het gras wordt met een messenbalk geknipt in plaats van eraf geslagen en dat merk je.’ En er hangt een tankje onder met vloeibare kunstmest, waardoor het gras meteen na het maaien een beetje wordt bemest. Vorige zomer en najaar experimenteerden ze als eerste bedrijf in NoordNederland ook al ruim twee maanden met de Lely Exos. De machine maakt maximaal 12 rondjes per etmaal en brengt per keer een ton vers gras voor het voerhek. Toch is het voeren van veel vers gras juist op hun bedrijf, waar efficiënt voeren tot kunst is verheven, een behoorlijke uitdaging. ‘Onze nutritionist noemt vers gras voertechnisch bekeken een ramp. Zonnig of bewolkt weer maakt al een wereld van verschil van wat de koe binnenkrijgt. En consistentie is met groenvoeren natuurlijk erg lastig. Toch doe ik nu al drie jaar aan gewoon zomerstalvoeren in Denemarken. Omdat het zo gezond is voor de koeien en omdat je vooral in het voorjaar heel goedkoop eiwit voert.’
Ze zijn onder de indruk van de techniek en de intelligentie in en achter de Lely Exos. De techniek moet hier en daar nog verder worden gefinetuned en de echte regelmaat moet er nog inkomen. Vooral daarom ook zijn ze blij met ‘de 24-uurs alarmcentrale’ die alles wat de machine doet volgt. De Exos hangt vol met camera’s en sensoren, die bij fouten of storingen meteen een melding stuurt naar de alarmcentrale. Op deze manier wordt op afstand 90% van de meldingen opgelost voor de boer. ‘We kunnen ook instellen dat we ’s nachts niet gebeld willen worden, uitzonderingssituaties daargelaten. Die ondersteunende techniek erachter ontzorgt ons enorm.’
Dick werd door zijn vroegere buurjongen in Giessenburg warm gemaakt voor het experiment met de Lely Exos. ‘Hij rijdt al vijf jaar met zo’n ding. We hebben dezelfde boekhouder en die zei tegen mij: ‘Ik kan niks laten zien, maar wel dat het positief uitpakt in de bedrijfseconomische cijfers. Toen werd ik nog enthousiaster. Ik denk dat we de komende jaren verschrikkelijk veel gras van een hectare gaan halen.’
MEER VOER EN LAGERE KOSTEN
Het inzaaien van grasland met klavers en kruiden staat in de belangstelling. Niet alleen voor een positief effect in de Kringloopwijzer of omdat zuivelverwerkers dit met duurzaamheidsschema’s stimuleren. De juiste zaaitechniek helpt de succeskans vergroten.
Niels van der Boom
Het doorzaaien van grasland is verre van nieuw. Machinefabrikant Vredo ontwikkelde reeds in 1976 de doorzaaimachine. Hoewel de machine sterk is verbeterd, is het basisprincipe van deze techniek nog altijd gelijk. Dubbele schijven in een v-vorm snijden door de zode en leggen het zaad in de bovenste grondlaag. In de decennia die volgden, kwamen tal van alternatieven op de markt. Strooien, inharken en rollen of stroken frezen. Een relatief recente ontwikkeling is die van de mulchfrees of biofrees. Daarmee wordt zo’n twee centimeter diep gefreesd en het grasland ingezaaid. Groot voordeel is dat kruiden zo een betere kans krijgen. ‘Door in de grond te zaaien verhoog je het kiemingspercentage. De kunst is namelijk om het gras en de kruiden of klavers bij de start een zo gelijkwaardig mogelijke kans te bieden’, legt doorzaaispecialist Thijs Jacobsen van Vredo uit. ‘Eigen onderzoek toont aan dat zo 96% van het zaad ontkiemt.’
Ruurd Caesar van Broekens BV, dealer van Vredo, deelt die ervaring: ‘Doordat het zaad in de zode wordt gelegd en door de walsen gelijkmatig wordt aangedrukt, heeft het directe voldoende vocht tot z’n beschikking. Onze ervaring is dat het ontkiemingspercentage daardoor erg hoog is.’
Grondsoort
‘Welke zaaitechniek je toepast valt of staat met de grondsoort’, vertelt Christiaan Bondt. Met zijn bedrijf Bondt Agro Consult uit het Gelderse Aalten is hij onafhankelijk adviseur voor de melkveehouderij. Christiaan specialiseert zich in de ruwvoerwinning. ‘Gras op veengrond, zware klei of puur zand vragen een eigen aanpak. Zandgrond is het ‘makkelijkste’ omdat de bewerking relatief eenvoudig is. De details verschillen vaak zelfs per bedrijf. Op kleigrond is het uitdagender en heb ik persoonlijk betere ervaring met het opnieuw inzaaien van grasland.
Kies je voor doorzaaien, dan is er het risico van uitdroging. Zeker bij een schijvenzaaimachine kunnen de zaaivoortjes open blijven staan waarna de zode uitdroogt. Echte veengrond kan vanwege de bodemkarakteristieken vaak niet vernieuwd worden. Jaarlijks doorzaaien met de wiedeg geeft het beste resultaat, is mijn ervaring.’
Ideaal moment
Op kleigrond biedt de mulchfrees een alternatief. Bondt: ‘De grond behoudt zijn draagkracht. Door de geringe werkdiepte blijft het vocht in de bodem.’ Als ideaal tijdstip wordt door veel machinefabrikanten en zaadleveranciers het late najaar aangehouden, na de laatste snede. Zaadleverancier Barenbrug houdt het vroege voorjaar aan als ideaal zaaimoment, omdat dan plekken die matig door de winter komen ook meteen meegepakt worden. Maar Vredo en Bondt geven de voorkeur aan najaarsinzaai. De bestaande grasgroei neemt dan af, waardoor de klavers en kruiden de kans krijgen om zich te ontwikkelen. ‘Kleigrond heeft de eigenschap dat het het zaad als het ware naar beneden ‘zuigt’, waardoor het vanzelf kiemt’, weet Bondt.
MET KLAVERS EN KRUIDEN
Productief of botanisch
Tal van zaaizaadleveranciers bieden kruidenmengsels aan. Bondt verdeelt die in twee categorieën: de productieve mengsels en de botanische kruidenmengsels. ‘Eerstgenoemde zijn vooral toegespitst op de ruwvoerwinning en hebben enkele soorten klavers en kruiden. Bij de botanische mengsels zie je tien tot vijftien kruidensoorten en speelt de biodiversiteit een veel sterkere rol.’ Bondt vervolgt: ‘Vaak zie je dat bij complexere mengsels de cichorei en weegbree het overleven. Vandaar dat de keus voor deze soorten mijn voorkeur genieten. Daarnaast is in onafhankelijk onderzoek bewezen dat weegbree een goed middel is tegen het weren van maag- en darmwormen. Ook stabiliseert weegbree het ureumgehalte in de melk.
Dit komt door de aanwezigheid van gecondenseerde tannine. De witte klavers zorgen voor meer onbestendig eiwit in het voer. Rode klavers remmen de afbraak van eiwit wat een positief effect heeft op het inkuilproces.’
Kleine hoeveelheden
Rode klaver en cichorei zijn diepwortelende planten, waardoor de graszode in theorie toleranter tegen droogte wordt. In de praktijk stopt de groei iets later en is de blijvende schade kleiner door een snellere herstart, zo ervaart Bondt. In ‘normaal’ grasland ontstaan na een droge periode kale plekken en kan veronkruiding toeslaan. Ook ridderzuring is een grote vijand. Jakobskruiskruid is in toenemende mate een issue. Iedere twee tot drie jaar doorzaaien loont om dat te voorkomen. Bondt raadt aan om acht tot tien kilo zaaizaad per hectare te gebruiken. Dat is zo’n beetje de helft van wat zaadleveranciers zelf aanraden. ‘Zo blijven de kosten beperkt – tot zo’n € 60 per hectare – en is het resultaat toch goed’, ervaart hij. ‘De kosten van het zaad en doorzaaien verdien je snel terug met één tot twee ton extra drogestof per hectare.’
Anders bemesten stuwt opbrengst kruidenrijke mengsels
Met zijn vrouw en ouders runt Arne van Schot een melkveebedrijf met 425 melkkoeien in het Groningse Oude Pekela. Van de 130 hectare die het bedrijf telt, is 40 hectare gelegen op zware kleigrond. Het overgrote deel van de grond rond het bedrijf is zandgrond. ‘Het grasland blijft meestal drie tot vier jaar in productie, waarna het wordt geruild met een akkerbouwer voor de aardappelteelt’, legt hij uit. ‘Daarna volgt snijmais en wordt weer gras ingezaaid.’ Sinds een aantal jaren zaaien we rode en witte klaver, cichorei en smalle weegbree. ‘Dat vroeg om een andere manier van bemesten, waarbij minder stikstof uit kunstmest wordt aangewend en meer gips en kali wordt gestrooid. Omdat we al geen derogatie hadden op dit bedrijf, waren we reeds gewend mest af te voeren. Deze manier van bemesten vroeg gewenning omdat we voorheen intensief KAS gebruikten, maar in de laatste vier jaar zie ik constant twee tot drie ton extra drogestofopbrengst per hectare. De kosten liggen op zo’n 15 cent per kilo drogestof voer in de kuil, waarmee het loont.’ Op de Oldambtster kleigrond heeft de melkveehouder minder positieve ervaringen met doorzaaien en her-inzaai. Slakkenvraat is daar onder andere een uitdaging. Over stalvoeren met het gras-klavermengsel is Van Schot wel goed te spreken. ‘Dat levert een extra productie op van één liter per koe per dag. Op de droogtegevoelige zandgrond beregenen we wel frequent, met kleine watergiften, om het gras-kruidenland aan de groei te houden.’
‘DOORZAAIEN IN DE GROND GEEFT KLAVERS EN KRUIDEN MEER KANS’
(ook voor Bex, kringloopwijzer)
(ook voor wetgeving)
Mest (AP05 en AP06)
Uw contactpersoon in het Noorden: Sipke Talsma: 06 - 12 96 52 24
Uw contactpersoon in het Zuiden: Ruud van de Meerakker: 0413 - 28 95 48
Veldstraat 25a 5473 AH Heeswijk Dinther Telefoon: 0413 - 28 95 48 info@nutrilabagro.nl
aAa: 243615
Ki-code: 785219
Coby PP Rood en
100% hoornloos!
• Afstamming: Cartoon P x VG 86 Solitair P x VG 85 Abi Red PP x VG 87 Powerball uit de Dixie Lee Aspen familie
• Moeder Amber Red VG 86 heeft een gemiddelde dagproductie van 38 liter!
• Absolute topstier met goede gehalten en geweldige cijfers voor levensduur, gezondheid en exterieur.
• Robotgeschikt
• Pinkenstier
• Ook gesekst beschikbaar voor € 47,-
Verkoopprijs € 26,- actie 10+1= 23,63 per dosis Coby PP aAa 243615
Moeder Amber Red VG 86 (v. Solitair P) gemiddelde dagproductie: 38 literKOM NAAR DE DAG VAN
DEZE DAG WILT U NIET MISSEN!
Op donderdag 27 juni staat de 3e editie van de Dag van Melk van het Noorden gepland. Melkveehouders en alle andere betrokken rondom de melkveehouderij worden van harte uitgenodigd om, tussen 12.00 en 22.00, deze beleefdag te bezoeken.
Dit jaar wordt de Dag van Melk van het Noorden op een nieuwe en heel speciale locatie georganiseerd: bij VOF De Ruiter in Warga. Op dit melkveebedrijf wordt vanaf vorige zomer al gewerkt met automatische vers grasmaaier: de Lely Exos. Voor u de kans om deze machine in de praktijk in actie te zien.
Daarnaast is er op deze dag van alles te zien en te beleven. Demonstraties,
innovatieve machines én een symposium. Lees er meer over op deze pagina’s en op www.melkvanhetnoorden.nl.
Mis deze dag ook niet om in gesprek te gaan met 38 deelnemende bedrijven, allemaal actief in een andere branche maar gelieerd aan de melkveehouderij.
Al deze partijen zijn erbij om hun kennis met u delen. En zij bieden de melkveehouders in Noord-Nederland, en iedereen die zich in de melkveesector beweegt, deze dag van harte aan.
Met als doel: u allen een informatieve én leuke dag te bezorgen.
Deze dag bent u daarom allen van harte welkom.
Tot ziens op donderdag 27 juni 2024!
WAT ELKE BEZOEKER ONDER ANDERE KAN BELEVEN
• De Lely Exos rijdt gedurende de Dag verschillende keren naar het land om gras te maaien en lost dat vervolgens in de stal. U kunt dit hele proces met eigen ogen aanschouwen
• Op het terrein zijn diverse machines te bekijken; van een elektrisch aangedreven zelfrijdende voermengwagen, tot mestscheiders en doorzaaimachines
• Neem uw eigen verse gras mee en laat dit gratis op deze dag door Limagrain analyseren!
• Agricycling laat zien hoe het composteren van bermgras in zijn werk gaat en wat voor waardevolle bodemverbeteraar dit op kan leveren
• Dick en Marieke de Ruiter, de gastheer en gastvrouw op dit bedrijf, geven om 14.30 en 19.30 een korte rondleiding en toelichting op hun bedrijf.
• U kunt zelf uitproberen hoe het is om een vrachtwagen te besturen
• Leer en bekijk met eigen ogen hoe kalverpoedermelk wordt samengesteld
• Een luchtkussen is aanwezig voor jongere bezoekers
• Gratis koffie, fris en later op de dag een biertje
• Volop eten voor slechts € 1 per consumptie
Houd www.melkvanhetnoorden.nl en de Facebookpagina van Melk van het Noorden in de gaten voor informatie over demonstraties én de tijden wanneer de verschillende activiteiten plaatsvinden.
MELK VAN HET NOORDEN!
WEES WELKOM BIJ HET LUNCHSYMPOSIUM!
Deze editie van de Dag van Melk van het Noorden start om 12.00 met een lunchsymposium.
Dit gebeurt onder het thema ‘Wat nou geen toekomst voor melk!’ Drie sprekers geven met een korte inleiding hun visie op dit thema en actuele ontwikkelingen. Om daarna vragen te beantwoorden en met de aanwezigen het gesprek aan te gaan.
Registreer nu uw bezoek en eet een heerlijk broodje mee tijdens deze inspirerende openingssessie.
De inleiders zijn:
• Harmen Endendijk; voorzitter van de NMV
• André Hoogendijk; directeur bij BO Akkerbouw
• Pieter van der Valk; oprichter Agricycling en columnist van magazine Melk van het Noorden
WELKOM
BIJ DE BELEEFDAG VOOR
MELKVEEHOUDERS
DIE
U NIET MAG MISSEN...
Hoogland BV
Denkavit
Agriland Assurantieadvies
Jadis Additiva
Cowshopping
Farmel
Langs de Melkweg
Hogeschool Van Hall Larenstein
Van der Veen & Kromhout
Melkcontrole Nijland
Landlords Vastgoed
ABN Amro
Talent
Sietse Jorna
Speerstra Feed Ingredients
Windmolens op Maat
21 John Breider Urban 22 Royal de Boer Stalinrichting 23 Limagrain
Hoogland BV 25 AB Vakwerk 26 Broekens Mechanisatie 27 Middendorp Montage 28 Solliq Agra 29 PAS Mestopslag 30 Wassenaar mesttransport 31 Agricycling 32 HOS Oil
33 WH van der Heide vijzels en voersystemen
34 Lely Center Heerenveen 35 Agridek
Rinagro 37 Nutrilab Agro
38 Barenbrug
MET ‘VITAMINE AANDACHT’
Minder kalversterfte, beter ontwikkelde vaarzen en 2.000 liter melk meer in de eerste lactatie. De resultaten van een betere kalveropfok op het bedrijf van de familie Sikkema uit Broeksterwoude spreken tot de verbeelding. ‘Het zit in veel kleine dingen gewoon goed doen’, verklaart Marten Sikkema. ‘Maar het zit vooral in vitamine A, aandacht dus.’
Alice BooijHet moment dat Marten Sikkema het besef kreeg dat de kalveropfok zou moeten verbeteren, weet hij nog heel goed. ‘We waren op de Dag van het Kalf, die Denkavit en Mulder Agro een aantal jaren geleden organiseerden. Daar kregen we tips en trucs hoe het beter kon’, herinnert hij zich. ‘We leerden hoe we met epigenetica de kalveren tussen 0 en 6 maanden een betere start konden geven en daarmee de vaarzen een hogere melkproductie in hun eerste lactatie. Praktisch omschreven betekent dit dat een gezond en weerbaar kalf dat hard groeit, ook meer melk geeft in de eerste lactatie. Een betere kalveropfok is dus een investering die in meer melk terugkomt.’
Eigenlijk kwam er veel kennis voorbij die Sikkema stiekem al wel wist. ‘Maar wanneer je drie uur in de melkput
hebt gestaan en je moet dan nog de kalveren voeren, gaat de scherpte er wel wat af’, geeft hij eerlijk toe. Toen zijn zoon erbij kwam in de maatschap, kwam er arbeidstechnisch ook meer lucht, zo geeft de melkveehouder de trigger aan waardoor ze ook daadwerkelijk aan de slag gingen met verbeterpunten.
Goede start met biest
Een goede start van het kalf begint met biest, trapt Sikkema af. ‘We zijn begonnen de kwaliteit van de biest te meten met een Brixmeter. Was de kwaliteit van de biest wel zo goed als we dachten?’ Voor het vers houden van de biest schaften ze een koelkast aan zodat de kalveren een kleine week melk van de moeder krijgen. ‘En bij veel biest vriezen we tegenwoordig ook nog wat in, dan weten we zeker dat elk kalf een
goede start krijgt, ook wanneer de koe niet genoeg of geen goede biest heeft.’ Juist die biest zorgt ervoor dat de kalveren de erg belangrijke goede start maken, geeft Ydo Homma, jongveespecialist bij Denkavit aan. ‘Biest is weerstand en een voorwaarde voor een gezonde opfok.’ Marten knikt. ‘Eigenlijk gingen we teveel voor gemak’, blikt hij terug. ‘Met ‘vitamine aandacht’ ging de opfok met rasse schreden vooruit.’
Nog een paar tips: om de melk op te warmen gebruiken ze een verwarmingselement die automatisch de melk op de juiste temperatuur verwarmt. ‘Niet te koud, niet te warm, maar met 42 graden altijd precies goed.’ Die juiste temperatuur is ook van belang bij het aanmaken van de kalvermelk. ‘We hebben voor het klaarmaken van de kunstmelk een strak protocol zodat het voor de kalveren hetzelfde blijft, ook al voert er iemand anders.’ De kalveren krijgen de kunstmelk Denkavit Excellent, welke sinds kort is aangevuld met Examo. ‘Dit zorgt voor extra groei en veerkracht en zorgt daarmee voor een nog betere start richting productieve melkkoe’, vult Ydo Homma aan. ‘Elk kalf krijgt zo’n 175 gram per dag, we voeren dikke
NAAR EEN BETERE OPFOK
melk. Hard voeren is hard groeien’, zegt Sikkema. En op twee weken krijgen de kalveren naast melk ook de beschikking over brok, met maisvlokken aangevuld met koolzaadstro. ‘Koolzaadstro heeft wat meer prik. We beginnen zo snel mogelijk pensontwikkeling eraan te voeren’, geeft de melkveehouder aan, terwijl hij nog een heel belangrijk ingrediënt noemt in die menu. ‘De dieren hebben altijd de beschikking over schoon en vers water. Dat stimuleert de voeropname.’
Zonder antibiotica
Kalverdiarree, longproblemen en bijvoorbeeld ook pensdrinkers hebben ze op het bedrijf van de familie Sikkema nagenoeg niet meer. ‘Wanneer er een weeromslag is, weet je dat het voor de kalveren even spannend kan worden. Regen en vocht leveren in de opfok problemen op’, weet Marten. ‘Maar daar komen onze kalveren nu moeiteloos doorheen. Op eigen kracht omdat ze weerstand hebben. Het antibioticagebruik is de laatste jaren dan ook flink verminderd.’ Het is even stil. ‘Eigenlijk gebruiken we helemaal geen antibiotica meer bij de kalveren.’ Ook op het vlak van ziektepreventie kan de melkveehouder nog wel belangrijke succesfactoren noemen: ‘We wisselen de spenen na elke groep en zorg voor genoeg eenlingboxen. Een periode van leegstand is de beste ontsmetting.’ En dan een open deur. ‘Een schoon en droog ligbed en voldoende ruimte’, noemt Marten. ‘Eerder liepen we er te
‘Leegstand
gemakkelijk bij weg, morgen denk je dan. Maar ze moeten goed liggen, elk moment van de dag.’
Plus 2.000 liter melk
Het resultaat van een betere opfok in de eerste zes maanden van het kalverleven kan de melkveehouder vlot benoemen. De kalversterfte daalde van
‘VOLDOENDE WATER STIMULEERT DE VOEROPNAME’
ruim 10% naar 8%. ‘Eigenlijk vinden we dat nog te hoog’, geeft Marten aan. ‘Maar na twee weken leeftijd ontkomt er ons eigenlijk geen kalf meer.’ De verhoging van de startproductie van de vaarzen spreekt overigens nog meer tot de verbeelding. ‘Dat steeg van 6.200
naar 8.500 liter in de eerste lactatie.’ Vaarzen met een betere ontwikkeling, sterker en met een betere conditie. ‘Eerder insemineerden we de vaarzen op 17 maanden leeftijd, nu kunnen we ze eigenlijk al wel op 13 maanden insemineren, zoveel meer ontwikkeling hebben ze.’ Toch geeft hij aan dat hier ook nog wel een verbeterpunt ligt. ‘De vaarzen kalven de eerste keer af op 26 tot 27 maanden leeftijd, dat kan wel verder terug naar twee jaar.’
Verder automatiseren
Om de opfok nog verder te verbeteren, hebben de melkveehouders een flinke verbouwing in de planning. De jongste kalveren blijven twee weken in de eenlingboxen waarna ze naar de groepshuisvesting gaan. Binnen het A-ware/AH-concept, waar de maatschap in meedraait, moeten ze de kalveren een half jaar op stro huisvesten. ‘We verbouwen een stal om zo grote hokken te maken die we machinaal kunnen uitmesten. We gaan veel advies inwinnen, en sparren veel met Ydo Homma over hoe we dat het best kunnen inrichten, ook omdat we met een kalverdrinkautomaat willen gaan werken. We optimaliseren op ons bedrijf door te automatiseren’, aldus Marten die voor de 85 melkkoeien ook al robots heeft. ‘Met die drinkautomaat kunnen we nog beter de opstart en het afbouwen van de melkperiode regelen. Daarmee gaat de overstap naar een vast rantsoen meer geleidelijk. Ik denk dat we dan nog wel wat puntjes op de i kunnen zetten in de kalveropfok.’
Melkcontrole is essentieel voor een goede bedrijfsvoering. Al 36 jaar zijn wij lid van Melkcontrole Nijland. Ze kenmerken zich door korte lijnen, het nakomen van afspraken, grote flexibiliteit, een voordelig tarief en diverse onderzoeksmogelijkheden.
Harmen Gerbrandy Melkveehouder, H.M. en P. Gerbrandy
‘EEN SYSTEEM VOOR DOMME
Jarenlang kwam de veestapel van Goitzen Elzinga niet veel verder dan 32 kilo gemiddeld per koe per dag. Het roer ging om en dit voorjaar werd voor het eerst de 40 kilo gehaald. Hoofdoorzaken volgens de gedreven melkveehouder: niet meer weiden en een kloppend gemengd rantsoen voor de droge koeien.
Sjoerd
De koeien vanaf het vroege voorjaar buiten, zo ziet Goitzen Elzinga (33) uit Feanwâlden het het liefst. Jarenlang werd deze werkwijze ook toegepast door de jonge melkveehouder en zijn vader Klaas, waarmee hij samen met moeder Jinke en vrouw Grietsje in maatschap zit. Tot het vorig jaar lang nat bleef en zijn voeradviseur Freddy Kingma van Hoogland BV er ook op aanstuurde de koeien dan maar binnen te houden. ‘Wij hadden al langer de wens om de productie per koe op te krikken en stonden er daarom nu wel voor open, hoezeer ik weidegang ook waardeer’, vertelt Goitzen. ‘Op ons bedrijf was het effect echt groot. De zandgrond hier maakt dat weiden vanaf
juni meestal al erg uitdagend wordt en de productie stevig doet dalen. Iets waar je het hele najaar dan de nasleep van merkt. Afgelopen zomer boden we een constant rantsoen aan en hielden de productie stabiel op 38 kilo per koe per dag, terwijl we vasthouden aan tweemaal daags melken. Zo’n productie had ik zomers nog nooit beleefd. We stelden een weddenschap op om binnen een jaar boven de 40 kilo per koe gemiddeld te komen. In maart was het zo ver en kon de taart en het bier op tafel’, vertelt Goitzen lachend.
Adviseur moet prikkelen
De sterke gestegen melkproductie heeft volgens de ambitieuze
melkveehouder meer oorzaken. ‘Toen Freddy hier kwam als nieuwe voervertegenwoordiger hebben we meteen gezegd: wat we goed doen hoef je ons niet te vertellen. Het gaat erom dat je durft te zeggen wat er beter kan en ons prikkelt dat op te pakken.’ Zo gezegd, zo gedaan. Een belangrijke omslag lag bij het voeren van de droogstaande koeien. Goitzen Elzinga had naar eigen zeggen in een paar jaar tijd zeker acht verschillende rantsoenen geprobeerd en was blij dat hij met het voeren van louter hooi en brok rust had gevonden. ‘Dat werkte vrij knap, maar Freddy was duidelijk: voor een hogere productie was een droogstandsrantsoen mengen onontbeerlijk. Ik zag dat eigenlijk niet zitten, had er slechte ervaringen mee. Kleine porties willen minder mengen en broeien sneller. Hij hield echter vol, ik ging overstag en het resultaat is prima. Sinds jaren heb ik nu echt het geloof dat we het juiste droogstandsrantsoen hebben. Die overtuiging komt voort uit het feit dat we alle afgekalfde koeien monitoren
BOEREN, MAAR HET LOONT WEL’
en noteren wat eventueel afwijkt van het gewenste patroon. Met gewenst bedoel ik dat de koe in de dagen voor het afkalven echt goed vreet en zo na afkalven ook meteen door kan in de koppel. Zonder enige beperking door een lege pens of wat voor problemen dan ook. Wij waren in het verleden daar te makkelijk in, maar ik heb geleerd dat het droogstandsrantsoen écht de belangrijkste sleutel is tot een gezonde en hoogproductieve melkveestapel.’
Klauwproblemen de baas worden Dat de veestapel van Elzinga zo goed presteert, liet zich vijf jaar geleden zeker nog niet aanzien. In 2018 werd een nieuwe ligboxstal in gebruik genomen, maar succesvol verliep de start allerminst. ‘De vloer bleek veel te ruw’, vertelt Goitzen. ‘Ik had soms wel koeien binnen twee weken na afkalven op twee blokjes staan omdat de hele klauwen waren weggesleten.’
Gevolg was koeien die wel in de krachtvoerboxen kwamen en te weinig vraten aan het voerhek. Daarmee daalde de ruwvoeropname en de
gezondheid alleen maar verder. ‘In samenwerking met de mannen van Hoogland BV hebben we vanaf 2019 stapje voor stapje vooruitgang geboekt. Een belangrijke verandering was om de brokgift sterk te verminderen en het basisrantsoen te verrijken. Daarmee dwongen we de koeien meer aan het voerhek te vreten en werden ze zienderogen gezonder.’
we meer dan wanneer we beknibbelen op aankoop van voer.’
Foutjes meteen afgestraft Uitdagender noemt hij de huidige manier van boeren wel. ‘Aan de ene kant niet, want wij doen elke dag hetzelfde en daarom noem ik het ook vaak het systeem voor domme boeren. Tegelijkertijd word je bij een hogere melkproductie per koe ook veel harder en eerder afgestraft bij alles wat je net niet goed oppakt. Denk aan het net een dag laten lopen van een koe die niet goed loopt of een stukje broeiend voer door het gemengde rantsoen meenemen. Tot een liter of 34 kom je daar nog mee weg, maar nu wij rond de 40 kilo gemiddeld zitten, merk ik dat dat echt niet meer kan. Je moet dus scherper zijn. Dat is uitdagend, het lukt heus niet altijd, maar maakt het ook wel weer extra leuk.’
‘DE MARKT MAAKT
Toen de verbetering inzette, kwam ook Goitzen zijn ambitie om de gemiddelde productie te stuwen weer om de hoek kijken. ‘De voerleverancier zei: hakselen in plaats van zelf inkuilen betekent 1 kilo melk meer en een inkuilmiddel gebruiken nogmaals 1 kilo melk meer. Eerst waren wij terughoudend want we waren niet gewend kosten te maken. Inkuilen deden we 100% zelf en op zo’n plus in de productie krijg je geen garanties. Omdat hun eerdere tips goed uitpakten, lieten we ons toch overhalen en wederom pakte het goed uit. Inmiddels ben ik dan ook niet meer, in tegenstelling tot enkele jaren geleden, bang om kosten te maken. Wij voeren 31,5 kilo krachtvoer per 100 kilo melk en hebben zo’n 12 cent voerkosten. Maar het voersaldo is voor mij leidend. Als ik iets duurder voer aankoop, maar het voersaldo daarmee € 2 hoger weet te houden, verdienen
De huidige werkwijze is ook een intensievere. Zeker nu de koeien het jaarrond binnen staan. Iets wat politiek en maatschappelijk niet wordt toegejuicht. ‘Ik hou zelf ook erg van weidende koeien’, zegt Goitzen nogmaals. ‘De markt, met alle wet- en regelgeving daarnaast, maken echter dat wij om geld te blijven verdienen wel moeten inzetten op een optimaal renderende koe. En in ons geval betekent dat een koe die probleemloos veel melk produceert. Ook wij moeten inmiddels veel mest afzetten. Dat kost ons dit jaar naar schatting al zo’n € 50.000. Ik heb er meermaals aan gerekend en kom steeds tot dezelfde conclusie dat plankgas melk produceren de beste remedie is tegen die stijgende kosten.’
De melkveehouder erkent dat de mestafzetkosten wel een uitdaging vormen, maar de gestegen rente ziet hij momenteel als een groter risico. ‘Dat plaagt ons financieel ook meer, maar ook dat hoort er allemaal bij. Net als het feit dat de politiek een onbetrouwbare partij is. Dat is altijd al zo geweest en daarom heb ik daar persoonlijk ook niet veel last van. Ik geloof dat je je eigen plan moet trekken en moet opereren binnen wat kan en mag. De geschiedenis leert dat de boeren die daar goed in slagen, bestaansrecht houden.’
IS DIGESTAAT NU GOED OF JUIST
Met alle plannen voor nieuwe vergisters die op stapel staan, laait een oude discussie op, over de waarde van digestaat. Vergisting ondermijnt belangrijke ondergrondse processen en daarom moet je van mest afblijven, klinkt het waarschuwend vanuit de ‘bodemhoek’. De vraag is alleen hoe heet die soep gegeten wordt. Op grasland lijken de nadelen beperkt. En voordelen zijn er ook.
Egbert Jonkheer Guido Hibma, Fred van Diem & Langs de MelkwegHet lijkt soms een geloofskwestie. Laat je mest met rust als ultieme voeding voor het bodemleven? Of probeer je energie en bouwstoffen in de mest zo goed mogelijk afzonderlijk te benutten? Al jaren levert het discussie op en zelfs spanningen tussen boeren die samenwerken op het gebied van mestafzet. ‘Ik twijfelde aanvankelijk ook heel erg over wat nou wijsheid is’, zegt Paul Sinnige, melkveehouder in Appelscha. Hij is betrokken bij de oprichting van de coöperatie Groen Gas Ooststellingwerf, een groep van dertien boeren die samen aan de slag gaat met monovergisting van mest. Het geproduceerde gas wordt opgewerkt en geleverd aan het gasnet. Wat het oogsten van groen gas met de kwaliteit
van de mest doet, is in de groep uitgebreid aan de orde geweest. ‘De grond verarmen is natuurlijk het laatste wat je wilt. Ik ben daar kritisch op. We doen aan niet-kerende grondbewerking en gebruiken ook vaste mest op ons bedrijf. Maar de koolstof die nu in de vergister wordt afgebroken, kunnen we best missen. Het gaat om het deel makkelijk afbreekbare koolstof, dat anders in de grond zou worden omgezet’, legt Sinnige uit.
‘Vergisterpropaganda’
Volgens uitgesproken criticus
Peter Vanhoof is er een enorme ‘vergisterpropaganda’ gaande en worden de nadelen voor de bodem sterk gebagatelliseerd. De zelfstandig
bodemkundige lichtte dit voorjaar op een bijeenkomst van kenniscoöperatie Niscoo de verschillen tussen bewerkte en onbewerkte mest nog eens toe en loofde zelfs € 1.000 euro uit voor de degene die bewijst dat mest vergisten goed uitpakt voor koe en bodem.
Snelle koolstof
Dat er een flinke push gaande is in de richting van vergisters zal niemand ontkennen: mestvergisten levert geld op, de overheid stimuleert en subsidieert alternatieve energiebronnen en mest afzetten kost veehouders handen vol geld. Maar de grote vraag is: doe je het bodemleven met het gebruik van digestaat nou tekort of niet?
Voor het beantwoorden van die vraag moeten we eerst kijken naar wat er precies gebeurt bij het vergisten van mest. Tijdens het vergistingsproces, wordt onder anaerobe omstandigheden organische stof afgebroken tot methaan en CO₂. Je haalt de energie eruit en een deel van de koolstof wordt verbrand. Ongeveer 30% van de organische stof wordt afgebroken. De resterende 70% bestaat vooral uit de moeilijker afbreekbare fracties, maar
SLECHT VOOR DE BODEM?
die is dus nog steeds beschikbaar als toevoeging aan de bodem. Om het 30%-deel draait vooral de discussie, want dat is geen voedsel meer voor de organismen in de bodem. Ook verandert de C/N-verhouding van het materiaal: er blijft minder koolstof over en er zit meer snelwerkende stikstof in, in de vorm van ammonium. Er is minder organisch gebonden stikstof. ‘Daarmee zet je het bodemleven op non-actief’, zegt Vanhoof. ‘Dat betekent dat er minder mineralen worden vrijgemaakt en de grotere hoeveelheid direct beschikbare stikstof leidt tot een groeispurt, een mindere kwaliteit voer en te veel onbestendig eiwit. Bovendien ga je in de bodem zo geen opbouw van humus stimuleren’, schetst de bodemkundige de gevolgen. Ook in de akkerbouw ziet hij een relatie met ziekten en plagen. ‘Snellere groei van de plant en een minder goed functionerend bodemleven, spelen schimmelziekten en schadelijke insecten in de kaart.’
Niet nadelig
Waar iedereen het over eens is, is dat de samenstelling van het bodemleven verandert. Zo is bekend dat er relatief
meer schimmels komen, want die kunnen beter met de moeilijker afbreekbare fractie overweg. Op zich is dat gunstig, vindt ook Vanhoof. Dat vergisten in ieder geval geen bezwaar hoef te zijn, heeft proefbedrijf De Marke in Hengelo laten zien. Op de vrij arme zandgrond en met een relatief groot aandeel bouwland van 40% is zestien jaar lang alle rundveedrijfmest door de vergister gegaan. In die tijd is het organische-stofgehalte van de
‘JE ZET HET BODEMLEVEN OP NONACTIEF’
bodem licht gestegen van 4,3 naar 4,5% en is de bodemkwaliteit nog altijd prima in orde. Daarin ziet het proefbedrijf het bewijs dat vergisten landbouwkundig goed kan. ‘Daar doen we dan ook alles aan’, zegt bedrijfsleider Zwier van de Vegte. ‘We passen vruchtwisseling toe, we besteden veel aandacht aan goede groenbemesters en soms oogsten we ook mais als MKS, waardoor er veel organisch materiaal achterblijft op
het veld.’ Wat de precieze gevolgen zijn voor het bodemleven en hoe het organische-stofgehalte zou zijn geweest zonder vergisting, kan hij niet zeggen. Het is simpelweg niet onderzocht. ‘Het is waar dat je een stukje energie weghaalt voor het bodemleven. De vraag is alleen: hoe erg is dat? In grasland zit zóveel koolstof in de vorm van grasresten en wortelresten, daar valt genoeg voedsel te halen. Alleen onder hele schrale omstandigheden, met alleen bouwland, zou ik mij zorgen maken.’
De snellere stikstofwerking is volgens hem om te zetten in een voordeel, door de direct beschikbare stikstof goed te benutten. De werkingscoëfficiënt van mest op De Marke is verbeterd met 20%, mede door het verder strippen van de mest in dunne en dikke fractie. De stikstofrijke dunne fractie krijgt een soort kunstmestwerking.
Inmiddels zit de installatie aan zijn eind en denkt De Marke na over hoe nu verder. Ze neigen richting een stromeststal, maar ook die mest zouden ze graag willen vergisten om er gas van te oogsten. ‘Een koe verbrandt ook koolstof. Als jouw systeem het kan hebben, dan zie ik dat als een legitieme
‘Niet alle mest in vergister’
Karst Breeuwsma besteedt aan het leven onder zijn grond minstens zoveel aandacht als aan zijn 220 koeien. De melkveehouder in Aldeboarn (Fr) maakt deel uit van een studiegroep, waar ook Peter Vanhoof bij betrokken is, en waarbij de kwaliteit van mest en bodem tot in detail onder de loep wordt genomen. De kennis die hij heeft vergaard over het functioneren van het bodemleven zet hij volop in. Zo verving hij KAS al door ureum en zweert hij bij het gebruik van ruige mest. Aan de manier waarop de grond daar op reageert, ziet hij dat de kwaliteit van de bodem verbetert. ‘Sinds 2009 zijn we aan de slag met ruige mest. De eerste jaren bleef de mest gewoon liggen. Als ik het tegenwoordig uitrijd, dan zie je de volgende dag de strootjes al rechtop in de grond staan, omdat de wormen ze naar beneden trekken. Met twee weken is het weg. Ik rijd nu zelfs wel eens vaste mest uit tussen twee snedes door. Het wordt schoon opgeruimd.’ Ook op zijn drijfmest is hij zuinig. Hij voegt zelfs koolstof toe. Het idee dat alle snelle koolstofverbindingen door vergisting worden omgezet, staat hem dan ook tegen. ‘Ik heb er wel serieus naar gekeken, maar zoals ik er nu insta, ga ik zeker niet al mijn mest vergisten. Het waterpeil gaat hier in het veenweidegebied omhoog, om oxidatie te voorkomen en dan zou je aan de andere kant die kostbare koolstof weer opstoken. Dat klopt niet. Ook organisatorisch vind ik het nogal wat. Als je zelf gaat vergisten, heb je weer een systeem dat je in de gaten moet houden. Als ik mijn mestoverschot ergens zou kunnen brengen om te vergisten, zou ik dat misschien nog wel overwegen.’
benutting’, aldus Van der Vegte.
Discussie te dramatisch
Ook de ervaringen van De Marke kunnen niet iedereen overtuigen, bleek uit de vele kritische reacties op het eindrapport van de proefboerderij. Op zich is een deel van die kritiek wel terecht, vindt onderzoeker Herman de Boer van WUR. ‘Je kunt weinig zeggen over de invloed van vergisting op het organische-stofpercentage in de bodem. Dat is niet apart onderzocht, en op de Marke zijn in de loop van de
‘VERANDERING
MESTSAMENSTELLING KAN JUIST OOK VOORDEEL ZIJN’’
tijd meer aanpassingen doorgevoerd.’
Toch denkt ook hij genuanceerd over de gevolgen van mono-vergisting voor de ondergrondse processen. ‘De discussie wordt wat dramatisch gevoerd. En ja, de samenstelling van het bodemleven verandert, maar dat kan juist een voordeel zijn, omdat de schimmel/bacterieverhouding wat hoger kan worden. Onvergiste drijfmest bevat een deel erg onstabiele organische stof (vluchtige vetzuren), die vooral de bacteriegroei stimuleert. Bij vergisting breken deze vetzuren als eerste af, en dat kan positief uitpakken. Digestaat gaat verder iets meer richting kunstmest en dat kan je daardoor gecontroleerder inzetten. Bij de laatste snede zou de snellere werking bijvoorbeeld handig kunnen zijn. De stikstof komt dan nog op tijd beschikbaar.’
Hij wijst erop dat behalve meer ammonium, de stikstofwerking bovendien hoger is door de kleinere kans op stikstofimmobilisatie. Dat er wellicht wat minder organischestof wordt opgebouwd kan je op de koop toe nemen. ‘Onder grasland heb je niet snel een tekort.’ Wel is het volgens hem van belang om alert te zijn bij co-vergisting, en dan vooral de samenstelling van de producten die toegevoegd worden. Hierdoor kan het digestaat een onbalans in mineralen krijgen, wat ongunstig kan zijn voor de bodemstructuur of diergezondheid. Ook is co-digestaat vaak duidelijk zouter dan onvergiste mest.
Ondergronds DNA
Om meer licht te laten schijnen op de verschillen tussen drijfmestgebruik en digestaat uit de monovergister, doen ingenieursbureau Bioclear Earth en Europees Kenniscentrum Wetsus momenteel onderzoek. Op verschillende praktijkbedrijven brengen zij de ondergrondse biodiversiteit in kaart. Dat onderzoek liep de afgelopen twee jaren al en wordt momenteel vervolgd. Het moet na dit jaar leiden tot een wetenschappelijke publicatie, vertelt Eline Keuning, onderzoeker bij Bioclear Earth. Ook haar valt het op hoe verhit de discussie gevoerd wordt. ‘Wat we de afgelopen jaren in ieder geval hebben laten zien, is dat je er geen dode grond van krijgt. Dat hoorden we nog wel eens terug. Wel zie je dat er verschuivingen zijn in de samenstelling van het bodemleven, maar de biodiversiteit wordt zeker niet minder. Met behulp van DNA-analyses
Het ene digestaat is het ander niet
Digestaat is een breed begrip en de samenstelling ervan kan flink variëren, naargelang de herkomst en de mate van bewerking. Bij monovergisting gaat er pure mest in de vergister, al mag er maximaal 5% co-product in zitten, zoals kuilvoerresten. Van co-vergisting is sprake als er behalve mest maximaal 50% ander materiaal wordt meevergist, zoals plantaardig afval en resten uit de voedingsmiddelenindustrie. Dan is er nog uitsluitend plantaardige vergisting, zoals het digestaat afkomstig van de suikerfabriek waar bietensnijdsel en bietenpuntjes worden vergist tot groen gas. Het eindproduct hiervan wordt gezien als compost. Behalve wat er de vergister ingaat, is het belangrijk te kijken naar de bewerkingsstappen. Na vergisting wordt digestaat vaak gescheiden in dikke en dunne fractie. Ook die beide fracties worden aangeduid als digestaat. De ongeveer 90% dunne fractie die na scheiden overblijft is stikstofrijk (ammonium) en arm aan organische stof. Het vaste deel is rijk aan fosfaat en organische stof.
Een van de nadelen die aan digestaat kunnen kleven, is een hoger zoutgehalte. Al heeft dat vooral te maken met wat de vergister ingaat. Bij mono-vergisting verwachten deskundigen geen grote veranderingen ten opzichte van drijfmest. Anders wordt dat bij covergisting, waarbij er allerlei (gewas)resten bij de mest worden gedaan. Het ophopen van kalium kan een aandachtspunt zijn. En op kleigronden kan natrium nadelig uitwerken op de bodemstructuur. Het verdringt andere positief geladen elementen, die groter zijn. Calciumionen bijvoorbeeld, zijn groter en drukken daardoor de kleiplaatjes verder uit elkaar, wat een mooie rulle structuur geeft.
‘OP GRASLAND HEB JE NIET SNEL EEN TEKORT AAN ORGANISCHE
kunnen we dat precies zien. Je ziet bij drijfmestgebruikers bijvoorbeeld wat meer bacteriën die betrokken zijn bij de stikstofkringloop, meer dan bij boeren die digestaat gebruiken.’ Komend seizoen volgen er meer metingen. Ook na hun onderzoek zullen niet alle vragen beantwoord zijn, benadrukt Keuning. ‘Het is goed om vragen te
blijven stellen en het kan best zijn dat je in je bedrijfsvoering aanpassingen moet doen om bijvoorbeeld voldoende koolstof te blijven aanvoeren.’
Wordt vervolgd
Vanhoof heeft na het uitloven van zijn duizend euro de eerste reactie binnen van een veehouder die zich heeft gemeld met jarenlange positieve ervaringen. ‘Ik heb meteen ook een bezoek gebracht. En inderdaad zag ik voldoende leven in de bodem en gezonde koeien. Maar ik kan ook zeggen: de grond was niet fantastisch en ik wil graag de Kringloopwijzer nog even inzien. Ik ben in ieder geval nog niet van mening veranderd.’
IMMUNITEIT
• Ondersteunt zowel de pensfermentatie als de weerstand van de koe
• Houdt de pens pH stabiel en de darmwand gesloten1
• Minder stresshormoon tijdens hittestress 2
• Lager celgetal tijdens hittestress 3
MAXIBUFF
KOUDE ENERGIEBRON PENSBUFFER
• Zeer geconcentreerde energiebron (ca. 3.900 VEM)
• Passeert de pens en wordt in de darm verteerd
• Bij vertering komt geen fermentatiewarmte vrij, koude energie
• Neutraal van geur en smaak
• Snelle bufferopbouw
• Effectieve en langdurige buffering
• Stabiel pens milieu (pH)
• Economisch interessant
1 Brainard et al. (2017)
2 Al Quashi et al. (2018)
3 Zontoni et al. (2021)
Save the Date: De Landbouwbeurs Leeuwarden 2024!
Van 11 t/m 13 december 2024 vindt in het WTC Expo Leeuwarden dé agrarische vakbeurs voor het noorden van Nederland plaats. Als boer, loonwerker of geïnteresseerde ben je hier aan het juiste adres. Ontdek er nieuwste primeurs, innovaties en technologische snufjes die de sector vooruithelpen. En niet te vergeten: vele grote mechanisatiemerken zijn aanwezig!
Wil jij ook duizenden agrariërs bereiken met jouw product of dienst en bouwen aan waardevolle connecties?
Wacht dan niet te lang en reserveer jouw stand via onze website.
STOPPEN ALS BOER IS
Stoppende boeren geven hun werkzame leven in veel gevallen een vervolg in de agrarische sector. Sommige ondernemers kiezen juist voor een carrièreswitch, waarbij het boerenleven soms ook op de achtergrond een rol blijft spelen.
Bouke Poelsma
Marcus Pasveer & Niels de Vries
Het aantal Nederlandse boerenbedrijven neemt al jaren af. In 2000 waren er nog ruim 97.000 land- en tuinbouwbedrijven in ons land. In ruim 20 jaar tijd is dat aantal fors gedaald. In 2022 waren er een kleine 51.000 bedrijven in de agrarische sector, zo blijkt uit de Gecombineerde Opgave. Met intussen ruim 1.417 inschrijvingen voor de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en Lbv-plus (peildatum 29 mei) komt er voorlopig zeker geen einde aan de krimp van de sector.
Acceptatie neemt toe
In tegenstelling tot pak ‘m beet een jaar of vijf geleden ziet zelfstandig agrocoach Dik Veefkind dat er in de agrarische sector intussen geen taboe meer rust op stoppen. ‘Dat is een duidelijk zichtbare tendens. De acceptatie voor stoppende boeren neemt toe. Datzelfde geldt voor het sociale begrip bij familieleden uit het gezin van herkomst.’
Veefkind voert regelmatig gesprekken met boeren die overwegen te stoppen.
‘Het is een zakelijke afweging, maar er komen vaak veel emoties bij kijken. Dat maakt het ook zo’n lastige beslissing. Hoewel het taboe eraf is, ervaren veel ondernemers toch nog een gevoel van schaamte.’
Hoe geven stoppende boeren een vervolg aan hun werkzame leven? Volgens Veefkind is dat mede afhankelijk van de leeftijd en de financiële situatie van de stopper. Stoppende boeren die nog 60 moeten worden, blijven in veel gevallen actief op de arbeidsmarkt, zo is de ervaring van Veefkind. Daarbij ziet hij een duidelijke tweesplitsing. ‘Sommige boeren laten de agrarische sector achter zich en gaan totaal iets anders doen. Zij laten zich omscholen. Verreweg de grootste groep zoekt emplooi in de sector die hen na aan het hart ligt. Er is ook best veel vraag naar mensen met ervaring, bijvoorbeeld als belangenbehartiger of in een
GEEN TABOE MEER
adviseursrol. Stoppende boeren kunnen vaak ook bij collega-ondernemers of loonwerkers aan de slag.’
Voor ex-ondernemers in de agrarische sector is het soms lastig om ‘onder een baas’ te werken, zegt Veefkind. ‘Als boer ervaar je een groot gevoel van vrijheid en hoef je geen verantwoording af te leggen. Als medewerker bij een bedrijf kom je in een ander stramien terecht. Je werkt dagelijks samen met collega’s en er worden communicatieve vaardigheden verwacht. Dat kan ingewikkeld zijn.’
‘Onbekend maakt onbemind. Stoppende boeren verwachten dat werken in loondienst benauwend kan zijn’, weet ook Lianne Veenstra. Zij houdt zich als agrarisch coach onder andere bezig met loopbaanvraagstukken. ‘Stoppen als ondernemer in de agrarische sector is niet
‘DAGELIJKS
WERKEN
MET COLLEGA’S VINDEN STOPPERS SOMS INGEWIKKELD’
gemakkelijk. Wat doet dat met je identiteit?
Voordat je aan een tweede carrière begint is het zaak om voor jezelf helder te krijgen wie je bent en wat je wil gaan doen.’
Chauffeursbaan op maat
Marije van der Werff van Werff Talent hielp de afgelopen jaren meerdere stoppende boeren op weg naar een baan als chauffeur. Ze gaat graag het gesprek aan met voormalige agrarische ondernemers. ‘Wat helpt is dat wij veel affiniteit hebben met de boerenwereld. De agrarische sector en de transportsector zijn namelijk nauw met elkaar verweven. Als chauffeur in de food- en feedsector kom je immers dagelijks op het boerenerf’, aldus
Van der Werff, die ervan overtuigd is dat stoppende boeren veel toekomstperspectief hebben. ‘Onze deur staat altijd open voor een oriënterend gesprek over een overstap naar de transportsector. De drempel houden we bewust laag. Iedere dinsdag- en vrijdagmiddag organiseren we bijvoorbeeld open inloopmiddagen, waarbij iedereen zonder afspraak kan komen kennismaken. We kunnen een chauffeursbaan op maat aanbieden, met flexibele werktijden. Als gestopte boer kun je ook als chauffeur een grote mate van vrijheid ervaren in je vak.’
Van melkveehouder tot zorgmedewerker
In het Friese Oppenhuizen runde Knilles Postma (63) tot en met 2013 een pachtboerderij met een kleine 70 melkkoeien. Het is financieel gezien lastig om het hoofd boven water te houden op het bedrijf met een kleine schaalomvang. Uitbreidingsplannen waren er wel, maar kwamen nooit van de grond. Als melkveehouder was Postma in die tijd al wekelijks als vrijwilliger actief op een zorgboerderij. Het leven in de zorg trok hem dermate aan dat hij besloot zich om te laten scholen. ‘Ik heb de stoute schoenen aangetrokken, ben op de trekker gestapt en voor een intake naar een middelbare school voor beroepsonderwijs gereden’, vertelt hij lachend. Postma verkoopt vervolgens z’n koeien en laat zich omscholen tot begeleider in de gehandicaptenzorg. Na een 2-jarige opleiding behaalt hij in oktober 2015 z’n diploma. Hij heeft meerdere opties en kan meteen aan de slag. Intussen werkt hij alweer bijna tien jaar op zorgboerderij Eastwei in Oppenhuizen, waar hij werkt met mensen met een meervoudige beperking. ‘Het is een prachtig en betekenisvol beroep. Maar het kan ook zwaar en pittig zijn. Je moet je mannetje staan’, zegt Postma, die allesbehalve spijt heeft van zijn carrièreswitch. Zo nu en dan mist de zorgmedewerker het leven op de boerderij nog wel, vooral het landwerk.
‘Ook als chauffeur heb ik een vrij leven’
Jan Braker (55) stopte drie jaar geleden als melkveehouder. In Niezijl (Gr.) bestierde hij een bedrijf met 80 melk- en kalfkoeien op 40 hectare. ‘Financieel gezien kon het niet meer’, zegt Braker, die een echtscheiding achter de rug heeft. De melkveehouder verkocht zijn bedrijf aan de buurman en besloot als chauffeur aan de slag te gaan. Als begin twintiger haalde hij ooit al zijn groot rijbewijs. Na het behalen van zijn Code 95-punten, die aantonen dat hij vakbekwaam is, kon Braker een paar jaar geleden meteen aan de slag. ‘Ik kreeg direct een trailer mee, terwijl je meestal met een bakwagen moet beginnen.’
Na de verkoop van zijn bedrijf kocht Braker een woonboerderij met 7.000 vierkante meter grond. Volgens z’n boekhouder hoeft hij zich niet heel druk meer te maken, maar moet hij nog wel wat doen. Braker geniet daar ook van. Via Werff Talent rijdt hij maximaal drie dagen per week voor De Vries in Hallum (Fr.). Hij vervoert van alles, van koekjes tot onderdelen van eiersorteermachines en van ijzerwaren tot diepvriesproducten. Na zijn afscheid van het boerenbestaan is Braker bepaald niet bij de pakken neer gaan zitten. ‘Ik denk in oplossingen en sta open voor de wereld. Ik vind het leuk om nieuwe dingen te doen en andere mensen te ontmoeten.’
Als chauffeur blijft Braker betrokken bij het boerenleven. Hij is LTO-lid en volgt het agrarische nieuws op de voet. Regelmatig stapt hij bij een kennis nog even de stal in. ‘Ik mis het vrije ondernemerschap. Maar als chauffeur heb ik ook een vrij leven. Ik hou van rijden, rondkijken, muziek luisteren en krijg daar ook nog voor betaald. Er is bovendien niemand die er wat van zegt als ik in de cabine de volumeknop wat verder opendraai bij de nummers van Metallica, Rammstein en Linkin Park.’
Probeer nu de Juno 60 dagen gratis op proef.
Benieuwd waarom veehouders geen dag zonder de Lely Juno willen?
De Juno bespaart jaarlijks vele liters diesel, de machine werkt volledig elektrisch en vervangt de trekker en voeraanschuiver. Op basis van drie schuifrondes van 10 minuten per dag, bespaart u met een Juno tot 180 uur per jaar. Daarnaast verbetert het de koegezondheid. De Juno zorgt ervoor dat het voer meerdere keren per dag wordt aangeschoven, hierdoor ligt er altijd voer binnen het bereik van de koeien. Door het voer vaker aan te schuiven, wordt ook de voeropname gestimuleerd en neemt de hoeveelheid restvoer af. Kortom: probeer de Juno nú 60 dagen gratis op proef. Informeer naar de voorwaarden bij onze vertegenwoordigers. Slim boeren is een keuze
Lely Center Heerenveen
NEDERLANDER VEROVERT
Het bedrijf van de familie Meilink in Normandië. In de schuur vooraan wordt jaarlijks 450 hectare gras tot hooi gedroogd, met warmte die via de biogasvergister vrijkomt. Rechts de nieuwe melkveestal.
Gras maaien en het na een korte veldperiode met biogaswarmte (WKK) drogen tot hooi. De naar Frankrijk geëmigreerde melkveehouder Jan Meilink (65) doet het al sinds 2012. Verschillende kleine Franse zuivelfabrieken betalen inmiddels een plus van 5 cent voor deze als gezonder beoordeelde hooimelk.
Jelle Feenstra
Landpixel en Co Scholten
Jan en Rita Meilink en Jan’s broer Gerrit kwamen beginjaren ‘90 vanuit het Overijsselse Holten naar Normandië. Ze boeren nu dus al ruim dertig jaar in Frankrijk, in het dorpje Croisilles. Op het bedrijf met 345 hectare grond worden nu 200 koeien gemolken in een in 2023 nieuw gebouwde stal met drie melkrobots. De jaarproductie bedraagt ruim 2 miljoen
kilogram melk. Een bijzonder aspect is dat deze ondernemers jaarlijks 450 hectare gras tot hooi drogen met de warmte die via de biogasmotor (WKK) vrijkomt. Het gedroogde hooi is al sinds 2012 hoofdbestanddeel van het rantsoen. Melkveehouder Jan Meilink gelooft heilig in de voordelen van dit product. ‘Het is supergezond, omdat in geventileerd hooi de goede suikers
en vitaminen bewaard blijven. Als je gras inkuilt, gaan deze suikers en vitaminen verloren door fermentatie. Hierdoor heeft gedroogd hooi een positieve invloed op de verhouding tussen omega’s 3 en 6 in de melk’, is zijn overtuiging. ‘Snel gedroogd groen hooi - hij noemt het ook wel energiehooi - heeft, als je het goed uitvoert, waardes die te vergelijken zijn met die van vers gras.’
Plus van 5 cent op hooimelk Meilink geldt in Frankrijk al jaren als een van de bestuurlijke ambassadeurs voor hooimelk. Na een studiereis naar Oostenrijk werd hij enthousiast voor
FRANKRIJK MET HOOIMELK
de hooidroogtechniek die een groep biologische boeren rond Salzburg hanteert. Hij richtte samen met een paar Franse collega’s Hooimelk Frankrijk op, www. laitdefoin. De organisatie groeide de afgelopen jaren spectaculair. Er zijn inmiddels 160 Franse hooimelkveehouders lid. ‘Verschillende kleinere Franse zuivelfabrieken betalen nu 5 cent meer per liter hooimelk, terwijl veel zelfzuivelaars producten als Camembert en andere kaasjes met een flinke plus kunnen verkopen omdat ze deze maken van hooimelk. Vooral kaasmakers zijn gek op melk van niet gefermenteerd voer, dus geventileerd hooi of vers gras’, zo vertelt Meilink. ‘Omdat dit vrij is van boterzuurbacterien en rijker is aan suikers en meervoudige onverzadigde vetten die een belangrijke rol spelen bij de gezonheid van mens en dier.’
en jaarlijks drie rondes met 3.800 langzaam groeiende vleeskuikens.
‘MEERDERE FABRIEKEN BETALEN EEN PLUS VAN 5 CENT OP HOOIMELK’
Ook Jan’s vrouw Rita en hun kinderen Stefan en Julian werken op het bedrijf. Beginjaren 2000 wilden ze graag meer koeien gaan melken, maar dat is in Frankrijk bepaald geen sinecure. Grond
kopen is in Frankrijk best ingewikkeld. ‘Als je substantieel meer koeien wilt melken, loop je aan tegen allerlei commissies en de grondbank Safer. Die bepalen of je mag uitbreiden.’
Biogas
Hij vertelt dat er zuivelfabrieken zijn die naast de premie ook de investering in grasdrooginstallaties subsidiëren. Hij noemt nog enkele andere voordelen: ‘Doordat het hooi pH-waardes van tussen de 6,5 en 7 heeft, hebben we de indruk dat dit een gunstiger werking heeft in de koe. Daardoor is er van ammoniakvorming geen sprake meer en heerst er een veel beter klimaat in de stal.’ Zelf ontvangt Meilink overigens geen plus op zijn hooimelk. ‘We leveren aan Lactalis, de grootste zuivelverwerker ter wereld. Daar hebben ze niet veel oren naar hooimelk. Dus eigenlijk moeten we overstappen naar een kleinere zuivelfabriek of de melk zelf gaan verwerken, dan hebben we het verhaal mooi rond. Maar de melkprijs en voorwaarden bij Lactalis zijn vooralsnog goed genoeg dat we daar nog niet aan toe zijn.’
Flink doorgroeien lastig
De broers Meilinks hebben naast melkvee een akkerbouwtak, een biogasinstallatie, een hooidrogerij
Omdat uitbreiden in koeien lastig was, besloten de broers te gaan pionieren met biogas. Gaandeweg ontstond het idee om dit te combineren
met het drogen van gras. In Frankrijk werden ze in 2009, na de presentatie van hun plannen, aanvankelijk voor gek verklaard. ‘De bank zei: wat mankeert die Meilinkjes, zoveel miljoen investeren in biogas, dat was daar toen iets nieuws.’ Na een paar jaar masseren, begonnen de banken langzaam te draaien en ook de provincie werd steeds enthousiaster. Ze konden door met
Jan Meilink: ‘Biogas is een mooie combi met en aanvulling op de winst uit het melkvee.
de plannen. In Duitsland haalden ze de kennis voor biogasvergisting op, in Oostenrijk de kennis voor hooimelk en die twee ideeën combineerden ze tot een grootschalig project met een totale investering van in totaal € 2,4 miljoen, waarvan € 500.000 subsidie. In 2012 was de biogasinstallatie met hooidrogerij een feit. Jaarlijks gaat er 13.000 ton aan product in de biogasinstallatie. Het betreft drijfmest, potstalmest en restproducten uit de voedselverwerkende industrie. Het biogas wordt omgezet in elektriciteit dat voor 96% wordt verkocht aan een elektriciteitsmaatschappij. De warmte van de motor wordt gebruikt het drogen van hooi, maar ook het verwarmen van het bedrijf en het woonhuis. Naast hooi drogen de Meilinks met de vrijgekomen warmte ook hout en mais, graan en gemengde gewassen voor boeren in de omgeving. ‘De inkomsten uit biogas leveren een derde van de omzet van de totale boerderij, maar de winst is meer dan de helft. Het is een mooie combi met en aanvulling op de winst uit het melkvee’, zo vertelt Meilink. De mest uit de vergister gaat weer over het land. Daardoor gebruikt Meilink al elf jaar geen kunstmest meer op gras- en
Heel anders dan veldhooi Jaarlijks wordt er op het bedrijf zo’n 1.200 ton kunstmatig gedroogd hooi gemaakt. ‘Dit hooi is totaal niet te vergelijken met hooi dat een week in de zon op het land heeft liggen drogen.
De veldperiode is maximaal 36 uur, waardoor de verliezen kleiner zijn en de kwaliteit hoger is. Het is in feite gras zonder vocht en bevat vooral meer energie en bestendig eiwit dan kuilgras. Het is superruwvoer’, stelt Meilink. Het verse gras wordt idealiter binnen gehaald met een drogestofpercentage tussen de 45 en 55%. In een grote schuur wordt het gras in droog- en bewaarcellen gestort. Hieronder blaast warme lucht het hooi verder droog. Hoe losser het hooi in de droger ligt, hoe beter de kwaliteit van het hooi. ‘Vorig jaar was het qua gras een bijzonder groeizaam jaar en hadden we eigenlijk veel te veel hooi. In 2022 was het juist voortdurend te droog en hadden we de drogerij maar halfvol.’
Hooi vervangt deel krachtvoer
Het doel van Meilink is om zoveel mogelijk gras en hooi aan de koeien te voeren en minimaal eiwitrijk krachtvoer aan te kopen. ‘In Salzburg in 2009 raakte ik onder de indruk van de kracht van gedroogd hooi. Daar waren biologische boeren die het lukte om een Simmentaler 9.500 liter op jaarbasis te laten geven met het voeren van veel gedroogd hooi en slechts 850 kilo krachtvoer. Ik geloof niet dat het reëel is om je daar compleet aan te spiegelen, maar is er best veel mogelijk met krachtvoer van eigen land.’ De productie op het bedrijf van Meilink bedraagt 10.500 liter melk per koe met 4,35% vet en 3,70% eiwit, gerealiseerd met veel krachtvoer van eigen bodem zoals veldbonen en granen. De melkveehouder is ervan overtuigd dat zijn koeien dankzij het hooi beter in vorm zijn, veel minder klauwproblemen hebben en beter presteren. ‘Zowel de gehalten als de levensduur zijn structureel gestegen.’
Hooimelk ook in Nederland
Hooimelk is ook in Nederland in opkomst. De in 2020 opgerichte Vereniging Nederlandse Hooimelkers (VNH) stelt dat het voeren van hooi gezonder is voor de koe, bijdraagt aan meer eiwit van eigen land en de levensduur van de koeien bevordert. Uit berekeningen blijkt dat ‘hooimelken’ ook zonder extra melkgeld of subsidie al rendabel kan zijn. Het uiteindelijke doel van de vereniging is een aparte melkstroom realiseren met een plus van 5 cent op de melkprijs.
FRANKRIJK EN
‘Ik ga naar Frankrijk, ik kom nooit meer terug.’ De pakkende song van The Amazing Stroopwafels in de jaren ’80 beklijft nog steeds. Zeker voor Nederlandse melkveehouders die steeds vaker kiezen voor emigratie naar met name Bretagne of Normandië. ‘Het is hier relaxter boeren, minder op het scherpst van de snede.’
Zo’n 50 melkveehouders en aanverwanten trokken in maart met de Melk van het Noordenbus door Normandië en Bretagne. Ze bezochten er geëmigreerde Nederlandse melkveehouders en de conclusie was behoorlijk eensluidend: het is hier eigenlijk ‘best wel heel lekker boeren’. Grond kost er tussen de € 6.000 en € 20.000 per hectare, zo’n 10% van wat er in Nederland wordt betaald. Pachtprijzen liggen rond de € 180 tot 250 per hectare. Het klimaat is er goed, de melkprijs vergelijkbaar met de Nederlandse en de Franse regering is er vriendelijk voor boeren. Frankrijk was nooit een ‘hot’ emigratieland voor Nederlanders, maar de laatste jaren lijkt dat te veranderen. ‘Steeds meer Nederlandse melkveehouders zien de voordelen van emigreren naar een land met aantrekkelijke grondprijzen en een overheid die landbouw en voedselproductie hoog in het vaandel heeft staan’, concludeert Moniek Uijterwaal van het Franse emigratiebureau Quatuor Transactions. Ze helpt buitenlandse boeren bij het vinden van een bedrijf in Frankrijk. Haar ouders emigreerden negentien jaar geleden uit Noord-Brabant en runnen sindsdien een gemengd bedrijf met 110 melkkoeien en 100 hectare grond in Bretagne.
24 miljard kilo melk per jaar
Frankrijk telt zo’n 60.000 melkveebedrijven en is met een jaarproductie van 24 miljard liter melk na Duitsland de grootste zuivelproducent van de EU. In Nederland wordt jaarlijks zo’n 14 miljard liter melk geproduceerd op ruim 11.000 melkveebedrijven. Van de Franse melkplas van 24 miljard liter wordt ongeveer de helft verwerkt door coöperatieve zuivelverwerkers. De andere helft is in handen van particuliere zuivelbedrijven. Melkveehouderij concentreert zich met name in het westen van Frankrijk, in de regio’s Normandië, Bretagne en de Loirestreek, waar het klimaat mild is en voldoende regen valt. In dit gebied wordt
HET ZOETE BOERENLEVEN
Melkveehouderij concentreert zich met name in het westen van Frankrijk, in de regio’s Normandië, Bretagne en de Loirestreek, waar het klimaat mild is en voldoende regen valt. In dit gebied wordt ruwweg een derde van alle Franse melk geproduceerd.
ruwweg een derde van alle Franse melk geproduceerd.
Frankrijk telt 67 miljoen inwoners en is de grootste producent van landbouwproducten in de Europese Unie. Wijn en graan zijn de twee belangrijkste takken, daarna volgt zuivel. Punt van zorg is dat de Fransen steeds meer voedsel importeren, tot grote onvrede van Franse boeren. Tijdens de acties die ze begin dit jaar
De 200 koeien van Jan Meilink smullen van kunstmatig gedroogd hooi in de in 2023 gebouwde melkveestal.
uitvoerden, werden vrachtwagens met diepvrieskippen uit Oekraïne aangehouden, waarna de kippen botweg op de snelweg werden gedumpt. ‘Het chauvinisme viert nog altijd hoogtij. Nederlandse producten werden in sommige supermarkten gewoon uit de schappen gegooid’, vertelt melkveehouder Jan Zuurbier. Hij kwam in 1995 vanuit het Friese Achlum naar Bretagne om in maatschap met zijn twee oudere broers te gaan boeren. Sinds 2009 runt hij met zijn Franse
vrouw Anne Cecile een biologisch melkveebedrijf met 100 koeien, 550.000 liter melk en 115 hectare land in Le Moustoir.
Strijd om jonge boeren
De Franse overheid onderkent het probleem van vergrijzing en leeglopende dorpen en geeft jonge melkveehouders voorrang bij het kopen van een melkveebedrijf. Ook biologische melkveehouders hebben een streepje voor, terwijl een agrarisch diploma een pré is om een bedrijf te mogen kopen. De verwachting is dat er door de sterke vergrijzing en het gebrek aan opvolgers veel melkveebedrijven in de verkoop gaan de komende jaren. Daardoor komt er ruimte vrij voor de blijvers om extra melk te produceren. Een van de deelnemers aan de reis was Co Scholten, de man achter www. prikkebord.nl. Hij zette op dit platform verschillende foto’s en video’s van onze reis door Noordwest-Frankrijk, voorzien van commentaar. Diverse Nederlandse melkveehouders die de afgelopen jaren emigreerden naar dit deel van Frankrijk, reageren op het verslag op Prikkebord en maken het beeld van boeren in Frankrijk nog een beetje scherper. Eén zegt: ‘Het gaat nergens vanzelf. Maar om lekker relaxed koeien te melken zit je hier prima. Ben je meer ambitieus en wil je grotere aantallen dan kun je beter een andere plek zoeken.’ De beperking zit hem met name in het verkrijgen van grond (zie ook quote van Jan Meilink op pagina 57).
Overheden, banken en zuivelverwerkers sturen nadrukkelijk op balans tussen grond en aantal dieren. Een boer zegt: ‘In principe mogen we onbeperkt melk leveren, zolang je maar de hectares eronder hebt voor mestplaatsing en elk half jaar aangeeft hoeveel je gaat leveren.’
Eten is vooral beleving
Boeren in Frankrijk is naast werken vooral ook léven. In Frankrijk is eten en drinken een ware beleving: samen met familie en vrienden filosoferen over het leven, proeven van wat de aarde heeft voortgebracht en daar vooral ook heel erg trots op zijn. ‘Ook middenin de oogst van de eerste snede gaan de trekkers en hakselaars rond het middaguur ‘on hold’, komen er flessen wijn op tafel en gaan we uitgebreid met elkaar eten en drinken. Dat hoort er hier gewoon bij’, vertelt een van de bezochte melkveehouders. Ook voor de naar Frankrijk geëmigreerde melkveehouder Jan Meilink is dat
De Friese melkveehouder Jan Zuurbier en z’n Franse vrouw Anne Cecile runnen in Le Moustoir in Bretagne een biologisch melkveebedrijf met 100 koeien, 550.000 liter melk en 115 hectare land.
een grote meerwaarde. Hij zegt: ‘We hebben ons ook georiënteerd in Denemarken, een geweldig mooi landbouwland. Maar een café vinden om een biertje te drinken is moeilijk te vinden. Wij vinden: je moet niet alleen werken, maar ook leven. De combinatie vonden we in Frankrijk.’
Meer artikelen over melken in Frankrijk zijn te lezen op www. melkvanhetnoorden.nl.
Al ruim anderhalve eeuw is familiebedrijf Broekens Mechanisatie een begrip in Friesland en ver daarbuiten. Vanuit drie verschillende vestigingen adviseren en ondersteunen we onze klanten dagelijks bij de aankoop / verkoop van (landbouw)machines, evenals het onderhoud.
Een begrip sinds 1854
3 vestigingen in Friesland
Meer dan 20 dealerschappen
Ruim aanbod occasions & demo’s
Stiens Truerderdyk 4a 058 257 17 12
Uw melk leveren aan
Vreugdenhil Dairy Foods?
Wij zoeken melkveehouders die melk willen leveren voor onze voedzame melkpoeders.
Heeft u interesse? Neem vrijblijvend contact op met de medewerkers van team Milk Supply. Zij vertellen u graag over de mogelijkheden, tel: +31 33 303 5001 of info@vreugdenhil.nl.
De door AgriMestMix gekweekte microorganismen in de mest, zorgen voor een beter bodemleven en gezonde plantengroei.
2
3 1
De plant neemt hierdoor makkelijk spoorelementen op, en beschikt over een beter benutbaar eiwit.
Beperkt ammoniakemissie in stal en op land. Zorgt voor homogenere drijfmest.
op www.rinagro.nl
ARNO BOKMA BLIJ MET
Melkveehouder Arno Bokma (46) moest lange tijd niks hebben van gescheiden mest als boxbedekking. Toen de strooiselkosten fors opliepen, besloot hij biobedding een kans te geven.
Bouke Poelsma
Sinds 1930 boeren de Bokma’s aan de Scharren in het Friese Scharsterbrug. Arno Bokma is de vierde generatie op het familiebedrijf. De opgewekte melkveehouder heeft de afgelopen jaren enkele flinke stappen voorwaarts gezet. Begin dit jaar nog nam hij 45 koeien over van de buurman. Naar verwachting levert Bokma dit jaar ruim 1,3 miljoen liter VLOG-melk aan coöperatie FrieslandCampina. Ter vergelijking: toen de melkveehouder jaren geleden van school kwam en thuis aan de slag ging, leverde het bedrijf 400.000 liter melk.
De ingebruikname van de 2x11 rapid exit-melkstal in 2005 is een belangrijke stap geweest, memoreert Bokma. ‘We hebben jarenlang last gehad van zwerfstroom vanuit de betonvloer. Dat zorgde voor veel problemen. Met de komst van de nieuwe melkstal is alles opnieuw geaard. ‘We zijn van de hel in de hemel beland’, heeft mijn vader weleens gezegd.’
In 2019 nam Bokma een nieuwe serrestal in gebruik. Het jongvee werd toen na vijftien jaar weer naar huis gehaald. Sinds begin dit jaar staat het jongvee aan de andere kant van de weg, in de stal van de buurman.
Eyecatchers
Tijdens een rondleiding op het bedrijf springen enkele zaken in het oog. De melkstal bevindt zich in de oude boerderij, iets wat je niet vaak ziet. Boven de melkstal hangt een grote ventilator. Bokma: ‘De temperatuur kan hier ’s zomers flink oplopen, zeker met 22 koeien om je heen. De ventilator helpt ook tegen vliegenoverlast.’
Vanuit de serrestal lopen de koeien via een doorgang naar de oude boerderij. De wachtruimte is ietwat aan de krappe kant, zo erkent ook Bokma. Inclusief schoonmaken en het nalopen van de ligboxen is hij 2,5 uur aan het melken. De melkveehouder besteedt wekelijks meerdere melkbeurten uit, vooral ’s
middags. In totaal werkt hij daarbij met vier verschillende melkers. Naast de melkstal is ook de nieuwe skybox een ware eyecatcher, waarbij met name de grote raampartijen opvallen. Vanuit deze kantoorruimte/ kantine kijkt de melkveehouder uit over het ruime strohok. ‘Een paar handige zzp-maten van me hebben deze skybox gebouwd’, vertelt Bokma. Het resultaat mag er zijn. Ook de inpandige mestscheider trekt de aandacht. Veel melkveehouders
‘DE DUNNE FRACTIE IS ERG GOED OPNEEMBAAR VOOR DE PLANT’
kiezen ervoor om de mestscheider op het erf te plaatsen, naast of achter de stal. Bokma vindt het juist fijn om de scheider onderdak te hebben, om schoon te kunnen werken.
Wel even wennen Bokma nam de mestscheider van Solliq Agra in het najaar van 2021 in gebruik. Hij investeerde zo’n € 24.000 in de installatie. De melkveehouder
BIOBEDDING IN DE BOXEN
moest wel even wennen aan het idee om zijn diepstrooiselboxen te vullen met biobedding. ‘Ik was behoorlijk sceptisch en maakte me in eerste instantie zorgen over de hygiëne.’
De melkveehouder besloot biobedding een paar maanden de kans te geven. Hij nam bovendien een kijkje bij collega-melkveehouders die er al langer mee werken. Het kostenplaatje trok de melkveehouder uiteindelijk over de streep. De kosten van stro-kalk, zaagsel en vlas liepen flink op en deden Bokma besluiten in de mestscheider te investeren. ‘Ik was eerder op jaarbasis zo’n € 15.000 kwijt aan strooiselkosten.’
Bokma’s serrestal is niet onderkelderd. De mest wordt dagelijks naar de afstortput achter de stal geschoven. Die heeft een capaciteit van 100 kuub. Op de afstortput zijn elektrische mixers aangesloten. ‘Er gaat alleen koeienmest naar de scheider. We hebben geen jongveemest of spoelwater in de afstortput’, zegt Bokma.
De mestscheider draait twee volle dagen per week. De scheider heeft een maximale capaciteit van 300 liter boxstrooisel per uur. Na het scheidingsproces loopt de dunne fractie terug naar de afstortput of direct
naar het mestbassin, afhankelijk van de dikte van de mest.
Vanuit de afstortput pompt de melkveehouder de drijfmest naar het mestbassin met een elektrische pomp. Het bassin heeft een capaciteit van 3.000 kuub. ‘Na het scheiden hou je vrij dunne mest over, die gemakkelijk uit te rijden is en goed opneembaar is voor de plant’, zegt Bokma. Hij moet op jaarbasis nog zo’n 800 kuub mest afvoeren, dat kost hem momenteel zo’n € 22,50 per kuub.
De dikke fractie die overblijft na het scheiden heeft een drogestofgehalte van circa 35% en gaat als biobedding de boxen in. Bokma loopt de boxen dagelijks meerdere keren na, om ze schoon en droog te houden. Twee keer per week strooit hij de boxen bij. Voor het instrooien maakt Bokma gebruik van een minishovel.
Op advies van Solliq Agra zorgt hij ervoor dat de boxen goed gevuld zijn, waarbij de gescheiden mest in
Bedrijfsprofiel
De firma Bokma-Huitema heeft in Scharsterbrug een melkveebedrijf met 150 melk- en kalfkoeien en zo’n 20 stuks jongvee. Er worden 70 stuks jongvee opgefokt door de buurman, die stopte met melken. Het rollendjaargemiddelde is 9.000 liter, met 4,60% vet en 3,65% eiwit. Er is een huiskavel van 50 hectare, 5 hectare is aangekocht van de buurman en 13 hectare wordt op afstand gehuurd.
een lichte helling wordt ingestrooid. De koeien blijven mooi schoon in de boxen, zo blijkt tijdens een rondgang door de stal. De gescheiden mest is droog en blijft niet plakken.
Niet meer bevreesd Bokma heeft in totaal 80 diepstrooiselboxen. Daar komen binnenkort nog 20 diepstrooiselboxen bij. Op termijn wil de melkveehouder volledig overgaan op diepstrooisel. Hij werkt nu nog deels met rubberen matten als boxbedekking.
De melkveehouder heeft intussen een paar jaar ervaring met gescheiden mest als boxbedekking. Hij is overtuigd geraakt van de voordelen ervan en is niet meer bevreesd voor een negatief effect op de hygiëne. Het celgetal is stabiel en ligt rond de 150.
De focus van Bokma ligt dit voorjaar op het in de benen houden van de melkgift. De melkveehouder voert een TMR-rantsoen. Dat bevalt hem uitstekend. Hij heeft het voeren uitbesteed aan de loonwerker. ‘Afgelopen winter gaven de dieren continu 30 liter per dag. Nu de koeien weer naar buiten gaan, is de melkproductie enkele liters gezakt. Dat komt door het slechte voorjaar, met wisselend grasaanbod. Dat is niet iets om vrolijk van te worden’, besluit Bokma.
Wij zijn niet zomaar een shop. Wij zijn trots op het feit dat we al meer dan 40 jaar rondlopen in de mest(opslag). Dus ook als u behoefte heeft aan vakmensen voor de montage en reparatie bent u bij ons aan het juiste adres!
Bestel en betaal gemakkelijk en vertrouwd online. WWW.MESTTECHNIEK.NL
Dichtbij Betrokken Innovatief
Bekijk de praktijk resultaten op onze stand bij het proefveld!
Hoogland BV Leeuwarden 0518 411 400 www.hooglandbv.nl
H-line vloeibare meststof Voor u op maat gemaakt
Betere stikstofbenutting
Meer DVE en minder OEB
Hogere opbrengst
Sporenelementen
Smakelijker gras
ON TOUR
Studiereis
naar Portugal
Maart 2025
Melk van het Noorden organiseert in maart 2025 een studiereis naar Portugal.
Op deze reis bezoekt u verschillende melkveebedrijven en ondernemers met uiteenlopende visies en bedrijfsvoeringen.
Voor meer informatie over deze reis, kijk op www.melkvanhetnoorden.nl.
‘KLEINE WINDMOLEN RENDABEL,
Kleine windmolens maken de laatste jaren steeds meer opmars op boerenerven. Inmiddels draaien er in Nederland zo’n duizend. Tegelijkertijd heerst er nog het nodige scepsis en leven er de nodige mythes en vragen. Wat is het rendement en waar lopen veehouders tegenaan die een kleine windmolen willen plaatsen?
Wat is eigenlijk een kleine windmolen? Overheden hanteren daarvoor twee criteria: de ashoogte en het rotoroppervlak. Om in aanmerking te komen voor subsidie via RVO moet
het rotoroppervlak minimaal 50 m2 zijn. Volgens landelijk beleid mag de ashoogte niet hoger zijn dan 15
meter. De meeste provincies hebben dat overgenomen. Maar bijvoorbeeld Utrecht, Drenthe, Zuid-Holland en Overijssel staan grotere ashoogten toe. Die provincies doen dat omdat ze belang hechten aan duurzame energie en omdat er minder wind is en meer bomen staan dan in de kustprovincies. In Drenthe en Overijssel levert een windmolen van 25 meter hoog evenveel elektriciteit als een molen van 15 meter in Groningen of Friesland. In de meeste gemeenten in Overijssel en in vier Drentse gemeenten is 25 meter toegestaan. In twee andere Drentse gemeenten 20 meter. Elders geldt de
ZEKER OP GROTERE BEDRIJVEN’
landelijke norm van 15 meter ashoogte.
Wanneer rendabel?
Niet iedereen is het erover eens wanneer een kleine windmolen een rendabele investering is. Dat hangt altijd af van de financiële situatie van de ondernemer, legt themahouder Energie bij LTO-Noord Ton van Schie uit. ‘Als je kijkt naar alle kosten per opgewekte kWh dan kan een molen nét uit. Maar als je bijvoorbeeld een goed jaar hebt en veel belasting moet betalen, dan ga je anders rekenen. Bovendien maakt het uit of je het geld op de plank hebt liggen of de investering zwaar moet financieren. In dat laatste geval wordt het een stuk ingewikkelder om alles rond te rekenen.’
Het maakt ook uit of er zonnepanelen op het dak liggen, geeft Van Schie aan. Investeren in zonnepanelen is per kWh goedkoper dan in een kleine windmolen, zeker zolang salderen is toegestaan. Maar bij zonnepanelen zijn de pieken veel groter dan bij windmolens. Als je daardoor een zwaardere aansluiting nodig hebt en duurdere netkosten, dan kan dat een extra reden zijn minder zonnepanelen te leggen en ook een windmolen te plaatsen.
Van Schie noemt ook de netcongestie als factor om rekening mee te houden. ‘Als die nog meer toeneemt ben je misschien blij dat je zelfvoorzienend kunt zijn, maar daarvoor heb je écht windmolens nodig, want de pieken en dalen zijn daarbij veel kleiner dan bij zonnepanelen. Bovendien vullen ze elkaar goed aan, want in de winter waait het meer dan in de zomer en als het donker is, kan het wel waaien. Verder is je bestaande energiecontract sterk van invloed op het sluitend maken van de business case.’
Rudi Groenendal van Windmolens op Maat is positiever over het rendement. ‘Een kleine windmolen is rendabel voor alle grotere melkveebedrijven’, stelt hij. ‘De kostprijs van stroom van een molen is 0,17 euro en van het net 0,28-0,29 euro. Dat is dus rendabel, zeker als het salderen verdwijnt.’
Eigen gebruik
Met windenergie alléén kan
een veehouder niet zijn totale energiebehoefte afdekken, maar met een windmolen kan een bedrijf veel meer eigen elektriciteit voor eigen gebruik opwekken dan louter met zonnepanelen. Van Schie schat dat zo’n 60 procent van de opbrengst op het eigen bedrijf benut kan worden. Volgens Groenendal kan dat zelfs voor 65 tot zelfs 90 procent. Hij rekent voor: ‘Een melkveebedrijf met drie melkrobots heeft een jaarverbruik van 100.000 tot 120.000 kWh. Een kleine 25 kW windmolen levert 55.00090.000kWh per jaar. Daarvan wordt op traditionele bedrijven zo’n 65 procent rechtstreeks opgebruikt en op bedrijven met melkrobots loopt dit op naar 90 procent. Die stroom hoef je niet in te kopen.’
veel uit of een gemeente beleid heeft voor kleine windmolens. Als dat er is en de vergunningaanvraag valt binnen dat beleid, dan kan het proces vlot verlopen. Maar in gemeenten waar dat beleid er niet is, weten gemeenten vaak niet wat ze aan moeten met een aanvraag.
‘WINDMOLENS EN ZONNEPANELEN VULLEN ELKAAR GOED AAN’
Met een accu is dat percentage nog hoger. Maar 100 procent eigen stroom is vrijwel onhaalbaar, geeft Van Schie aan. ‘Als je bijvoorbeeld 95 procent wilt afdekken, kan een accu een goede optie zijn, zeker als het salderen verdwijnt.’
Groenendal wijst er wel op dat accu’s nog niet altijd optimaal werken. ‘Wij zien dat de ontwikkeling van goede software om te communiceren met de windmolen, zonnepanelen, het elektriciteitsnet en met het bedrijf nog heel moeizaam gaat. In theorie is een accu een goede oplossing, maar in de praktijk valt dat nog erg tegen. Bovendien heeft een accu nu nog een lange terugverdientijd, maar ook dat wordt anders als het salderen eraf gaat.’
Vergunning en omgeving
Overheden gaan heel verschillend om met het verlenen van een omgevingsvergunning voor een kleine windmolen. In Groningen zijn gemeenten daarmee doorgaans het snelst, net zoals in een aantal Friese en Drentse gemeenten. Maar in veel andere gemeenten kan dat proces veel tijd vragen, soms heel veel. Het maakt
Energie-expert
Van Schie ziet bij gemeenten vaak ‘spanning’ als het gaat om kleine windmolens. Dat komt volgens hem door onbekendheid. ‘Sommige gemeenten zijn bang voor wildgroei, maar die zal er niet komen. Daarvoor is het economisch niet aantrekkelijk genoeg.’ Hij ziet soms ook voorbeelden van gemeenten die wel beleid hebben voor kleine windmolens, maar dat daar teksten in staan die op meerdere manieren uit te leggen zijn. Als een andere afdeling dan de vergunningaanvraag moet behandelen, is het onzeker wat de uitkomst zal zijn. De LTO-bestuurder vertelt dat er meestal weinig bezwaren vanuit de omgeving komen tegen kleine windmolens. Dat komt onder andere omdat de molen meestal buiten de bebouwde kom is gepland en niet hoger is dan veel bomen ook zijn. Met de nieuwe Omgevingswet is de kans op bezwaren wel wat groter. Als de molen valt binnen de richtlijnen van de gemeente worden bezwaren meestal ongegrond verklaard. ‘Soms is er wel eens een reactie van een natuurvereniging’, weet Van Schie. ‘Als de ecologische toets, die onderdeel is van de vergunningverlening, goed is uitgevoerd zal de vergunningverlener niet snel zo een bezwaar ontvankelijk verklaren, zeker als de molen niet in een vogeltrekroute of weidevogelkerngebied is gepland.’ Als de molen er staat, heeft die weinig onderhoud nodig. ‘Bedrijven geven vooraf goede informatie over de onderhoudskosten, zegt Van Schie. ‘Je komt zelden voor verassingen te staan. Bovendien kun je dat risico ook gedeeltelijk afkopen.’
FOCUS OP VEERKRACHT
De natuurlijke melksuikerformule voor een veerkrachtig kalf
• Zwaardere en efficiëntere kalveren
• Een hogere luchtweggezondheid
• Beter immuunsysteem
ZWAARDERE EN EFFICIËNTERE KALVEREN
EXAMO bevordert gezonde darmen, verbetert de opname van voedingsstoffen en vergemakkelijkt de overgang naar vast voer. Kalveren die EXAMO krijgen zijn tot 4,9 kg zwaarder na spenen, met als resultaat een vroegere afkalving van vaarzen en een verbeterde uierontwikkeling voor meer melkproductie in de eerste lactatie. Alle Denkamilk Premium producten zijn verrijkt met EXAMO.
MONOVERGISTING VOOR IEDER BEDRIJF!
4.000 M3 mest per jaar 4.000 12.000 M3 mest per jaar
4.000 M3/jaar 12.000 M3/jaar 25.000 M3/jaar
Mono+Compact
• Lease financiering mogelijk.
• Rendabel vanaf 4.000m3 per jaar.
• Zeer compacte installatie.
• Groengas produceren zonder aansluting.
Mono+Standaard
• Eigen investering niet noodzakelijk.
• Verdubbeling gasproductie door de toevoeging van restproducten.
• Aanvoer mest van derden mogelijk.
25.000 M3 mest per jaar
4.000 M3/jaar
Mono+Collectief
• Mono+ is (mede) eigenaar.
• Perfect voor collectieven en samenwerkingen.
• Mogelijkheid tot mestverwerking.
PASSIONELE ZOEKTOCHT
Vele zweetdruppels en zelfs enige vloekwoorden hebben Jan en Sanne van der Zijl al in hun nieuwe stal laten vallen. Maar dat is het hen waard. Aan de optimale mest werken ze nog, maar voor de koeien creëerden ze dé optimale stal. ‘Dat is elke dag weer volop genieten.’
Net nadat Nederland in 2015 afscheid nam van het melkquotum, voegden Jan van der Zijl (40) en Sanne van Rijs (36) de veestapels van hun ouders samen op het ouderlijk bedrijf van Jan in Vegelinsoord. Ze doopten de stek die ze nu gezamenlijk delen tot ‘Haskerweide’ en molken een 240-koppige veestapel in de bestaande stal. ‘Alle koeien hadden een ligplek, maar verder was het volledig vol. Aan het voerhek was het dringen, maar ook een wachtruimte ontbrak,
net als fatsoenlijke strohokken. En de huisvesting voor het jongvee was sowieso compleet op’, vertelt Sanne over die periode. Uitbreiding van de oude stal of renovatie vielen af als optie en daarmee startten ze een paar jaar geleden hun oriëntatie op een nieuwe stal voor het melkvee. En waar begin je dan? Wetende dat je een stal wilt bouwen waarin de koeien het goed hebben én een stal die dertig jaar lang wet- en regelgeving kan doorstaan. Sanne schroomde niet en belde met
Wageningen UR. ‘Ik heb de experts gewoon gevraagd wat voor stal wij dan het beste konden bouwen, maar kreeg als antwoord: ‘Geen idee.’
Zandstal niet rendabel Sanne en Jan lieten zich niet uit het veld slaan. Integendeel, ze bezochten verschillende andere boeren en legden hun oor goed te luister bij collega’s in studiegroepen van DMS en de EDF waar ze lid van zijn. ‘Een wensenlijstje hadden we natuurlijk wel. Dat bestond eerst vooral uit een optimale situatie qua ligplaatsen, looplijnen en ventilatie’, vertelt Sanne. ‘Daarop zijn we ook bij boeren met zandstallen wezen kijken’, vult Jan zijn vrouw aan. ‘Een melkveehouder met een goede zandstal en hoge melkproductie vroeg mij op wat voor een melkproductie wij ons richten. Die lag bij ons toen op
NAAR DE PERFECTE STAL
9.000 kilo per koe gemiddeld dus ik zei: laat dat eens richting 10.000 per koe per jaar groeien. Waarop hij zei dat we dan niet voor zand moesten kiezen want dat is veel te duur. De extra kosten voor zand in de boxen verdien je pas goed terug als je richting 12.000 tot 13.000 kilo melk per koe gaat. Dat was voor ons een bruikbare eye-opener.’
‘En vergeet niet dat we ook meer en meer twijfel kregen bij het emitteren van zand, buiten in bezinkputten’, vult Sanne aan. ‘Zand in de boxen is top voor de koeien, maar alles opgeteld werd het ons duidelijk dat het voor ons niet de juiste keuze zou zijn.’
Stro stapelbaar maken
Daar kwam gaandeweg hun oriëntatie nog wat bij. Ze volgden een bodemcursus en werden getriggerd
‘WE MERKEN NU AL DAT DE KOEIEN
LANGER BLIJVEN
LOPEN IN DEZE NIEUWE STAL’
door hun relatief beperkte kennis van de bodem en mestkwaliteit. Naast de zoektocht naar de beste inrichting voor de koe, keken de jonge ondernemers naar opties voor lage emissies én welke mest zij het liefste uit de stal wilden winnen om op eigen grond te kunnen benutten. ‘Al snel was duidelijk dat we op stromest uit zouden komen in combinatie met een vloer waar de urine gescheiden wordt van het vaste deel en apart wordt opgeslagen’, vertelt Jan. ‘Maar wat ook vlot duidelijk werd, is dat dergelijke moderne stromest niet goed wil stapelen. Ook al scheid je de urine, dan houd je dat probleem waardoor je achter de stal veel te veel ruimte nodig hebt voor opslag. We hebben veel collega’s bezocht die al met stro in de boxen werken in een ligboxstal en allen kampten met dat probleem.’
Voor Jan en Sanne was daarom duidelijk: voordat de stro, gecombineerd met de dikke fractie mest, de stal uitgaat, moet er extra vocht uitgehaald worden. ‘We gingen op zoek naar voorbeelden waar dit toegepast wordt en mogelijke scheiders en bijbehoren. Dat viel nog niet direct mee, maar het leverde wel een andere zeer interessante ingang op: we kwamen in contact Eric van den Hengel (zie kader op pagina 73).
Zelf boxlengte uitrekenen
Jan en Sanne raakten gaandeweg het proces meer en meer geïnteresseerd in de mogelijkheden. ‘Als wij het hele verhaal vertellen, klinkt het al snel als veel en ingewikkeld’, zegt Sanne. ‘Maar zelf groeiden wij erin. Wij hebben dan ook zeker geen spijt dat we dit traject in zijn geslagen. Wel is het erg fijn dat onze ouders nog zoveel bijspringen, want alles met elkaar heeft de afgelopen anderhalf jaar wel heel veel extra energie gekost.’
Daarover zo meteen meer. Eerst naar het onberispelijke succesvolle onderdeel van dit verhaal: de koeien in de nieuwe stal. ‘We melken er nu sinds maart vorig jaar in en merken reeds duidelijk dat de koeien langer gezond blijven en zich erg prettig voelen. Omdat we geen groeiambities hebben, moeten we minder jongvee aanhouden omdat ons vervangingspercentage rap onder de 20% komt’, vertelt Jan. Onderdeel van dat succes zijn de boxafscheidingen. Dit zijn BK-boxen met houten schutjes die op 1,20 meter breedte zijn gezet. Voor de lengte werd hen 2,85 meter geadviseerd, maar Jan en Sanne sloegen zelf aan het rekenen voor de optimale maatvoering: ‘In de oude stal joeg Jan een paar keer een koe voorzichtig uit de box omhoog en dan mat ik exact het punt hoever de koe met haar snuit reikte. Dat bleek tot over de 3 meter te gaan’, vertelt Sanne. ‘Voor ons de bevestiging dat de boxen minimaal op 3 meter lengte moesten, in ieder geval aan de kant van de muur in onze 2+2-rijige opstelling.’
Jan vertelt lachend dat de staltekenaar wel vertelde dat zo’n verbreding van 15 centimeter aan beide kanten ook tweemaal circa € 15.000 extra kostte. ‘Veel extra kosten dus, maar we hebben het wel heel bewust doorgezet. En het rendeert. Want de koeien gaan superrelaxed liggen en staan net zo soepel op. En wat het meest opvalt: ze raken nooit wat aan. Door de stand van de schutjes en de ketting met tyleen, die als een soort soepele schoftboom fungeert, gaan ze altijd goed liggen.’ Sanne vult hem aan: ‘Dat betekent ook dat er bijna niets aan mest in de boxen ligt wanneer we de koppel in de wachtruimte halen. Het werkt echt prachtig en de koeien gedijen duidelijk optimaal in deze stal. Net als wij. In de oude stal werkten we ook al met plezier en passie, maar nu is het echt elke dag genieten om tussen de koeien te werken.’
Vele uren sleutelen
Waar de stal voor de koeien zelf meteen goed werkte, ondervonden ze bij de zoektocht naar de juiste meststromen de nodige hobbels. Om de mest stapelbaar te krijgen, investeerden ze in een scheidingsinstallatie die uit het vaste deel van de mest eerst het zogenoemde darmvocht perst. Dit is het vocht dat vanuit de darm van de koe meekomt. Het darmvocht moet
voor het innovatieproject gasdicht worden opgeslagen, hiervoor is een aparte mestsilo extra aangelegd. Daarna moet de overgebleven vaste mest buiten luchtdicht onder plastic worden opgeslagen. En bij dat laatste, startte de uitdaging. ‘We vonden een installatie die het vaste materiaal via een molpomp ondergronds naar buiten transporteerde om daar op te slaan’, vertelt Jan. ‘Ondergronds moet wel, anders krijg je het immers
‘WIJ GELOVEN DAT STUREN OP LAGE EMISSIES ALLEEN
MAAR BELANGRIJKER WORDT’
niet luchtdicht onder het plastic. Die installatie werd een paar keer een paar uren getest. Wij keken scherp mee en stelden kritische vragen, maar de testen liepen goed en we werden overtuigd dat het echt goed zou komen. Niet dus. Na enkele dagen zat de molpomp verstopt en vast en konden wij een paar uurtjes sleutelen. Om een lang verhaal kort te maken, dat is een halfjaar doorgegaan waarbij wij meermaals alles weer los moesten sleutelen alvorens we de stekker eruit trokken.’
Er werd geëxperimenteerd met vijzels en transportbandjes. Alles zonder resultaat. Tot ze op een mestscheider stuitten die wel kon leveren wat ze zochten. Eindelijk leek het vlekkeloos te werken; het darmvocht werd mooi gescheiden en de vaste mest kwam er netjes uit. Ze testten het achter de stal uit en het werkte perfect. Maar toen dit product door de molpomp in de kelder ging, liep die na 4 minuten al vast. ‘Het product bleek dusdanig van structuur te zijn veranderd dat de pomp het niet aan kon’, verzucht Jan.
Plan B en C achter de hand
Toch geven ze niet op. ‘We hebben de stal zo gebouwd dat we naar plan B of C kunnen switchen als dit echt niet werkt, maar ons gevoel zegt dat we nu zo dichtbij een goed werkend systeem zitten dat we nog even doorzetten’, vertelt Sanne. ‘Het eindproduct is namelijk echt iets waarin we blijven geloven: naast een superlekker ligbed van stro voor de koeien, realiseren we gescheiden meststromen die we optimaal kunnen benutten voor een gezond bodemleven met extreem lage emissies. Dat laatste kunnen we ook bewijzen want als onderdeel van innovatietraject wordt hier real time en continu gemeten door sensoren.’ Regelmatig krijgen ze de opmerking dat hun gescheiden urine en vaste mest mooi helpt voor de afzet van stikstof.
Die vlieger gaat echter niet op, vertelt Jan. ‘We maken het hiermee onszelf juist lastiger. Dat komt omdat het urinedeel verdund wordt door het water waarmee we de vloer spoelen. Wij moeten daarvan wel tweemaal zoveel kuubs afvoeren om dezelfde kilo’s stikstof af te voeren. Naar de dikke fractie is vast ook voldoende vraag, maar daar zit bijna geen stikstof in dus afvoer daarvan gaat ons wel geld kosten maar bijna niets helpen. En nogmaals: we willen deze producten heel graag juist op eigen bodem benutten, daar is het hele idee mede op gebaseerd.’
Vertrouwen in de toekomst
Voldoende uitdagingen dus voor het ondernemersechtpaar. Uitdagingen die ze met open vizier en vol goede moed tegemoet treden. ‘Een enkele keer twijfel ik de laatste jaren wel eens of er wel ruimte voor ons soort boeren blijft. Boeren die ‘gewoon’ melk produceren zonder het inkomen grotendeels uit verbreding te halen’, vertelt Jan. ‘Toch ben ik overheersend positief. De vraag naar melk blijft wereldwijd stijgen en dat maakt dat ik ook wel vertrouwen heb in de melkprijs en de markt. De overheid wil soms, zo lijkt het tenminste, meer sturen. Maar zolang de melkprijs goed blijft, geef ik hen weinig kans. De geschiedenis bewijst dat de markt altijd leidend is.’
Sanne vult hem aan: ‘Wij lezen veel vakliteratuur, maar mijden het negatieve nieuws. Onze passie ligt bij de koeien en daar een optimaal resultaat, ook financieel, mee behalen. Als dat niet meer kan, kunnen we ook wel stoppen. Maar met dat laatste zijn we totaal niet bezig en ook niet bang voor. Onze koeien weiden vanaf het voorjaar overdag. Dan draaien we de krachtvoerkraan fors terug en zo behaalden we de afgelopen maanden een extra plus op het saldo. Al dat werkplezier, mede dankzij de nieuwe stal, geeft ons een goed gevoel en vertrouwen in de toekomst.’
Deuren open voor collega’s
Op 4 juli wordt op het erf van Jan en Sanne van der Zijl een symposium georganiseerd. Een dag later, op 5 juli van 10.00 tot 17.00, kan een ieder komen voor een open dag. Een week eerder, op 26 en 27 juni, ontvangen Jan en Sanne reeds vier keer een groep EDF-leden in het kader van het EDF-congres dat dan in Nederland plaats vindt (zie ook pagina 22-23).
Eric van den Hengel is voorzitter van de stichting I-Vee die het symposium en de open dag begin juli organiseert. Het thema van het symposium is: ‘Innovatie in dienst van een gezonde bodem, gezond voer en gezonde koeien voor een gezonde veehouderij’. Dit heeft een directe relatie met het Sbv-subsidietraject waarin Van den Hengel Jan en Sanne met kennis ondersteunt.
‘Dit type subsidie is gericht op innovatieve stal- en managementsystemen om brongericht emissies te reduceren’, licht Van den Hengel toe. ‘In de stal van Jan en Sanne worden de eerste stappen daarin gezet door de urine te scheiden op de rubberen vloer met een sproeiinstallatie. Het ammoniakdeel blijft zo gescheiden, wordt verdund door het water en emitteert door het sproeien ook veel minder.’ Van den Hengel vervolgt dat het methaan grotendeels afgevangen wordt door het zogenoemde darmvocht, de uitgeperste mest, apart op te slaan. ‘Het methaan dat in de silo ontstaat, wordt op termijn afgefakkeld, maar hiervoor werken we eerst aan meer gegevens die het real time meten met sensoren momenteel opleveren. Zo brengen we in beeld hoe groot het aandeel van de totale methaanproductie daadwerkelijk is en op deze wijze buiten de atmosfeer kan worden gehouden.’
De innovatiesubsidie gaat tot 60% van het investeringsbedrag, maar Van den Hengel benadrukt dat dat niet de insteek moet zijn voor veehouders die hiermee aan de slag gaan. ‘Niet alleen gaan de investeringen duidelijk omhoog door alles wat voor het onderzoek nodig is, het neemt ook echt substantieel tijd en energie van de veehouders. Jan en Sanne zijn daarvan een goed voorbeeld en ik heb ontzettend veel respect voor hun drive en passie om dit te laten slagen. Het stapelbaar maken van mest is een bekend probleem, maar zij zetten door. Ook al maken ze daardoor inmiddels extra eigen kosten en kostte het hen al vele uren werk. Je moet intrinsiek gemotiveerd zijn om zo’n traject in te gaan en dat zijn zij.’
SNAKKEN NAAR VERBINDING
Witte rook in Den Haag, het coalitieakkoord ligt op tafel. Een akkoord waarin landbouw een stevige plek opeist. En jazeker, daar ben ik blij mee! Maar als realist zie ik ook dat één zwaluw geen zomer maakt. Want kan het kabinet überhaupt wel slagen?
Pieter van der Valk
Melkveehouder in Ferwoude
Plat gezegd doet de inhoud van het coalitieakkoord er helemaal niet meer toe. Mensen zijn per definitie voor of tegen. Meteen na publicatie barst het los. ‘Dit akkoord gaat voorbij alle klimaat- en milieuproblemen.’ ‘Achterbaks dat ze samenwerken met Wilders.’ ‘Ze sluiten hun ogen voor stikstof.’ Citaten die niet afkomstig zijn uit de voetbalkantine.
En zo gaat het tegenwoordig. Gangbaar versus biologisch, Joost Klein versus de EBU en je bent voor Farmers Defence Force of tegen. Want als je niet voor bent, ben je automatisch tegen. Je wordt gedwongen een kamp te kiezen, of erger, je wordt in een kamp geplaatst. In de politiek ben je voor Wilders of tegen, voor natuur of voor boeren. De kampen schuiven steeds verder uit elkaar en de kloof lijkt onoverbrugbaar.
En laat ik duidelijk zijn, het gaat hier niet om goed of fout, maar om de strijd om medestanders, likes en volgers. De beide kampen leveren brandstof om de tegenstellingen duidelijk te maken en met maar één boodschap: ‘Als je niet voor mij bent, ben je tegen mij!’ De verdeeldheid heerst. Het is een ramp die zich in stilte voltrekt. Ik zie het zelfs als een van de grootste bedreigingen voor het voortbestaan van mijn bedrijf en misschien zelfs wel voor onze samenleving. Niemand is hierbij gebaat. Problemen worden niet opgelost, mensen worden persoonlijk onheus bejegend en de sector raakt verdeeld. Degene die de brug probeert te bouwen, loopt het risico als zondebok te eindigen. Denk bijvoorbeeld aan Alex Datema die met een visie vanuit de Rabobank een brug probeert te slaan naar de toekomst, met alle persoonlijke gevolgen van dien. Tot een huisbezoek van ontredderde collega’s die hun zorgen persoonlijk komen uiten toe.
Maar de wereld is niet zwart-wit. Er is een hele grote zwijgende groep midden tussen de kampen die helemaal geen zin heeft om te kiezen. Die bereid zijn stappen te zetten die nodig zijn voor een gezonde toekomst, maar rondlopen met vragen en dilemma’s die voor hun toekomst van groot belang zijn. ‘Hoe behoud ik een toekomstbestendig bedrijf, dat ik kan overdragen aan de volgende generatie.’ Mensen willen gehoord worden en dat heeft niks te maken met het aantal decibel waarop iets wordt verteld. We zijn met zijn allen zoekende naar een breed verbindend verhaal. Een verhaal waarin verschillende dilemma’s een antwoord krijgen, maar waar we vooral als samenleving breed aan kunnen bouwen. Er bestaat geen wij–zij en toch denken we automatisch snel vanuit dat kader.
Dit kabinet slaagt niet door te vechten, maar door te luisteren als een goede vriend. Een goede vriend die niet staat te applaudisseren bij elke scheet die je laat, maar luistert met empathie naar je dilemma’s en die je zo af en toe verrast met een oprechte en respectvolle ander kijk op de wereld. Dit kabinet heeft een kans van slagen als ze in staat is een verbindend verhaal te vertellen en de aandacht te verleggen van de kampen aan de randen naar het stil zwijgende midden. Niet sexy, maar in het verwaarloosde midden leeft ons enige hoop op een mooie zomer.
Laat je inspireren
Er zijn veel manieren om jouw bedrijf voor te bereiden op de toekomst. Maar wat past er nu bij jou als ondernemer? Bezoek een Demobedrijf Duurzame Landbouw en laat je inspireren door een aanstekelijk verhaal over duurzaam ondernemerschap.
Groeit u met ons mee?
Bij Royal A-ware verwerken we melk tot de beste kaas, verse zuivel, room, melkpoeder en andere foodproducten voor klanten wereldwijd. Dankzij kansen in de markt, assortimentsontwikkelingen en recente overnames, hebben we groeimogelijkheden voor onze eigen melkveehouders en ruimte voor nieuwe melkveehouders.
We vinden het belangrijk om samen met onze melkveehouders te ondernemen en zijn op zoek naar melkveehouders die:
• Net als wij een gezonde ambitie hebben om te groeien.
• Gericht zijn op ondernemerschap en stabiliteit.
• De juiste balans nastreven tussen ondernemersvrijheid en zekerheid
• Samen met ons streven naar continuïteit en een goede melkprijs op korte en lange termijn.
Meer informatie over het leveren van melk?
We informeren u graag over de mogelijkheden. Neem contact op met onze afdeling Melkzaken via melkveehouder@royal-aware.com of telefonisch via 088 738 1678.
Scan de QR-code hiernaast om direct naar het contactformulier op mijnroyalaware.nl te gaan.