
23 minute read
Dirck Coornhert wil de doodstraf afschaffen. P. 14
Ada Lovelace. Aquarel toegeschreven aan Alfred Edward Chalon, ca. 1840
Geleerde brieven
Advertisement
In zijn boek Geschreven geschiedenis presenteert de Britse historicus Simon Sebag Montefiore meer dan honderd brieven die de wereld hebben veranderd. Sommige voeren de lezer naar de wereld van beroemde ontdekkers zoals Charles Darwin, Ada Lovelace en Christoffel Columbus.
68 | HISTORISCH NIEUWSBLAD ADA LOVELACE AAN ANDREW CROSSE, CA. 16 NOVEMBER 1844 Ada Lovelace werd geboren in 1815. Ze was de dochter van de romantische dichter Lord Byron, die bekendstond als ‘gestoord, slecht en gevaarlijk om te kennen’. De dichter had vele onwettige kinderen. Ada was het enige kind uit zijn huwelijk met Annabel Millbank. Zijn schandalige gedrag en politieke liberalisme dwongen hem vier maanden na haar geboorte Engeland te verlaten. Hij zou haar nooit meer zien. ‘Is uw gezicht als dat van uw moeder, mijn schone kind! ADA! dochter van mijn huis en hart?’ schreef hij in Childe Harold’s Pilgrimage. Byron stierf in 1824 in Griekenland. Ada’s moeder hekelde de rest van haar leven zijn perversies en uitspattingen, maar had weinig belangstelling voor Ada, die door haar grootmoeder werd opgevoed. Ada had vaak hoofdpijn, raakte bijna verlamd toen ze de mazelen kreeg en droomde van het ontwerpen van een vliegmachine waarin ze kon wegvliegen – en aan haar ziekte ontsnappen. Ze was gefascineerd door wiskunde en wetenschap, waar ze al vroeg een bijzonder talent voor bleek te hebben in een tijd waarin nog maar weinig vrouwen opgeleid waren, laat staan briljante wetenschappers. Ze had een affaire met haar leermeester William Turner toen ze zeventien was en was bijna in het geheim met hem getrouwd. Drie jaar later, in 1835, trouwde ze met Lord King, die in 1838 de eerste graaf Lovelace werd, wat haar de fantastische titel gravin Lovelace opleverde. Ze kregen drie kinderen. Ada’s belangrijkste vriend was haar mentor Charles Babbage (die haar ‘Lady Fairy’ noemde) en samen werden zij pioniers op het gebied van informatica. In een brief vanuit haar huis in Surrey aan collegawetenschapper Andrew Crosse (met wiens zoon John ze waarschijnlijk een liefdesrelatie had, die begon op het moment dat hij zijn vader vergezelde naar de bijeenkomst die in deze brief wordt genoemd) waarin ze zichzelf ‘bruid van de wetenschap’ noemt, legt ze haar moderne filosofie van de onderlinge verbondenheid van de hele natuur uit en praat ze over haar zoals gewoonlijk slechte gezondheid. Ada stierf op zesendertigjarige leeftijd aan baarmoederkanker – dezelfde leeftijd als haar vader, bij wie ze werd begraven. Geachte heer Crosse, Dank u voor uw vriendelijke en hartelijke brief […] Maandag de 18e verwachten wij u, en woensdag de 20e gaan we allemaal naar Broomfield. Misschien proefde u uit de toon van mijn brief al dat ik nu meer dan ooit de bruid van de wetenschap ben. Religie is voor mij wetenschap, en de wetenschap is religie. In die diepgevoelde waarheid ligt het geheim van mijn intense toewijding aan het bestuderen van Gods natuurlijke werken […] En als ik de wetenschap pelijke en zogenaamde filosofen zie vol egoïstische gevoelens en de neiging zich af te zetten tegen de om standigheden en de Voorzienigheid, zeg ik tegen mezelf: Het zijn geen echte priesters, maar halve profeten – zo niet hele slechte. Ze hebben de grote pagina alleen maar met hun fysieke oog gelezen, en niet met hun ziel. Het intellectuele, de moraal, het religieuze lijken allemaal van nature met elkaar verweven en onderling verbonden te zijn in één groot en harmonieus geheel […] Dat God één is, en al het werk en de gevoelens die Hij tot stand heeft gebracht EEN zijn; dat is een waar heid (ook een oud- en nieuwtestamentische waarheid) waarvan de werkelijke diepe en onpeilbare betekenis naar mijn mening nog niet goed wordt begre pen door de meeste mensen.
Er is te veel de neiging om gescheiden en onafhankelijke bundels te maken van zowel de fysieke als de morele feiten van het universum. Terwijl alles en iedereen van nature met elkaar ver bonden is. Ik zou over dit onderwerp een dik boek kunnen schrijven […] Ik kan u het beste meteen ook maar zeggen dat ik soms te kampen heb met vreselijke fysieke pijnen. Als dat in Broomfield zou ge beuren, moet ik misschien een tijdje in mijn kamer blijven. In dat geval wil ik alleen maar met rust gelaten worden. Ik ben taai en sterk, maar soms val ik ten prooi aan lichamelijke pijnen, voornamelijk verbonden met de spijsverteringsorganen, die hun gelijke niet kennen […] Altijd de uwe A.A. Lovelace JOHN STEVENS HENSLOW AAN CHARLES DARWIN, 24 AUGUSTUS 1831 Een van de theorieën die ten grondslag liggen aan de moderne biologie begint met deze brief. Charles Darwin zei over zijn vriend, de eerwaarde John Stevens Henslow: ‘Ik geloof ten volle dat er nooit een betere man deze aarde bewandelde.’ De twee ontmoetten elkaar in 1828 aan de Universiteit van Cambridge, waar Henslow de Regius Professor plantkunde was, en –GESCHREVEN GESCHIEDENIS SIMON SEBAG MONTEFIORE –
werden dusdanig goede vrienden dat Darwin bekendstond als ‘de man die naast Henslow loopt’. Wanneer Henslow hoort dat er een plaats is op een expeditie van twee jaar naar Zuid-Amerika, onder leiding van kapitein Robert FitzRoy aan boord van de HMS Beagle, denkt hij meteen aan zijn protégé Darwin. De vriend naar wie in deze brief wordt verwezen, Marmaduke Ramsay, had een reis naar de Canarische Eilanden voorgesteld, waaraan Darwin zou hebben deelgenomen als Ramsay niet plotseling was overleden. Deze nieuwe reis, die vijf jaar zou gaan duren, gaf Darwin de kans om zijn ideeën te onderzoeken en leidde tot zijn wereldschokkende evolutietheorie door natuurlijke selectie, gepubliceerd in 1859 in On the Origin of Species.
Mijn beste Darwin,
Voordat ik aan de directe reden van deze brief begin, wil ik mijn medeleven betuigen met het verlies van onze onschatbare vriend, de arme Ramsay, van wiens dood je ongetwijfeld allang hebt gehoord. Ik zal nu niet stilstaan bij dit pijnlijke onderwerp omdat ik je binnenkort hoop te zien, in de vaste overtuiging dat je met beide handen het aanbod zult aannemen dat je zal worden gedaan van een reis naar Terra del Fuego en weer terug, via Oost-Indië – Ik ben gevraagd door Peacock, die dit zal lezen en naar je doorsturen vanuit Londen, om hem een natuuronderzoeker voor te stellen als begeleider van kapitein FitzRoy, die door de regering in dienst is genomen om het uiterste zuiden van Ame rika in kaart te brengen – Ik heb verklaard dat jij naar mijn mening de best gekwalificeerde persoon bent om een dergelijke onderneming op zich te nemen – Ik ver klaar dit op grond van je graad als natuuronderzoeker, maar ook omdat je ruimschoots gekwalificeerd bent voor het verzamelen, observeren & noteren van alles in de natuur wat het waard is opgemerkt te worden. Peacock heeft de expeditie in zijn portefeuille & als hij niet in staat is een man te vinden die deze functie op zich wil nemen, zal de gelegenheid waarschijnlijk verloren gaan – Kapt. F. wil een man (naar ik begrijp) die niet alleen een verzamelaar is maar vooral ook een metgezel & zou de beste natuurvorser, hoe goed ook, niet meenemen als die hem niet eveneens was aanbe volen als fatsoenlijk mens. Bijzonderheden over het salaris &c weet ik niet. De reis duurt 2 jaar & als je voldoende boeken meeneemt kun je alles doen wat je wilt – Er staan veel mogelijkheden tot je beschikking – Kortom, volgens mij is dit de mooist denkbare kans voor een man met geestdrift & karakter. Kapt. F is een jonge man. Wat ik wil is dat je onmiddellijk naar de stad komt om te overleggen met Peacock (op nr 7 Suffolk Street Pall Mall East, of anders op de Universiteitsclub) & meer gedetailleerde informatie te krijgen. Stel je niet bescheiden op of met twijfel aan je kwalificaties, want ik verzeker je dat ik ervan overtuigd ben dat jij de man bent die ze zoeken – dus beschouw jezelf op de schouder geklopt door je supervisor & toegewijde vriend
J.S. Henslow
CHRISTOFFEL COLUMBUS AAN FERDINAND EN ISABELLA, 29 APRIL 1493
HISTORISCH NIEUWSBLAD | 69 Dit zijn de brieven die de Europeanen hun eerste blik op Amerika gaven. Het markeert het begin van de aanwezigheid van Europese grootmachten in Noord- en Zuid-Amerika en het stichten van overzeese gebiedsdelen door Europese kolonisten. Na veel lobbywerk van de Genuese zeeman en visionair Christoffel Columbus gaven de ‘Meest Katholieke Vorsten’ van Spanje, Ferdinand en Isabella, hem uiteindelijk hun toestemming het ruime sop te kiezen in de verwachting dat hij een route naar India zou vinden. Columbus vertrok op 3 augustus 1492 met een bemanning van negentig man. De Meest Katholieke Vorsten hoorden niets van hem tot maart 1493, toen zij het bericht kregen dat hij ondanks het verlies van één schip inderdaad Indië had ontdekt, het vasteland van Azië had gezien (in feite het huidige Cuba), en een nederzetting had gesticht op het eiland Hispaniola (nu Haïti en de Dominicaanse Republiek). Bij zijn terugkeer naar Spanje na zijn eerste reis schrijft Columbus een gedetailleerde brief over ‘de onlangs ontdekte eilanden van India buiten de Ganges’, gericht aan de Koninklijke Thesauriër maar bedoeld voor de vorsten Ferdinand en Isabella. De brief werd in het Catalaans geschreven, maar later in het Latijn overgezet en gepubliceerd. Beroemd vanwege de ‘ontdekking’ van Amerika, maar die ontdekking gold alleen voor Europeanen. Er floreerden al vele eeuwen beschavingen, die niet bekend waren in Europa. Columbus had echter gelijk dat de Cariben mensen aten – en de beschrijving in deze brief is de oorsprong van het woord ‘kannibaal’. Columbus dacht dat hij de kust van China had bereikt.
70 | HISTORISCH NIEUWSBLAD Later realiseerde Amerigo Vespucci zich dat dit de Nieuwe Wereld was. Aangezien ik weet dat het u genoegen zal doen dat ik de op mij genomen taak heb voltooid, heb ik besloten u deze brief te schrijven, met de bedoeling u op de hoogte te brengen van alles wat is gedaan en aangetroffen tijdens deze reis . Op de drieëndertigste dag nadat ik uit Cadiz vertrok ken was, bereikte ik de Indische Zee, waar ik zeer veel eilanden bewoond met grote aantallen mensen heb gevonden. Van die eilanden heb ik voor onze zeer for tuinlijke koning, nadat het bekend gemaakt was en de vaandels uitgespreid waren, bezit genomen zonder dat iemand het tegensprak. De eerste van die eilanden heb ik de naam van onze Verlosser gegeven, op wiens hulp vertrouwend wij dit en de overige eilanden hebben bereikt; al noemen de Indianen dit eiland Guanahaní. Aan elk van de andere gaf ik eveneens een nieuwe naam. Zo gaf ik opdracht om een eiland Sancta Maria de Concepcion te laten noemen, een ander Fernandina, een ander Isabella en weer een ander Juana, en zo verder met alle overige. Zodra we het eiland bereikten waar van ik zojuist gezegd heb dat het Juana is genoemd, ben ik een aanzienlijk stuk langs de kust gevaren richting het westen, en bemerkte ik dat het zo groot was en schijn baar zonder einde, dat ik meende dat dit geen eiland was maar een continent, een gewest van Cathay [China]. Maar ik zag geen vestingsteden of stadjes langs de kustlijn, alleen enige dorpen en boerderijen, met de inwoners waarvan ik niet kon spreken omdat ze vluchtten zodra ze ons zagen. Ik ging verder in de veronderstelling dat ik een stad of huizen zou vinden. Ten slotte, toen ik inzag dat onze voortgang geen nieuwe ontdekkingen zou opleveren en dat onze koers ons richting het noorden voerde – wat ik wenste te voorko men, omdat het in deze contreien nu winter was en ik me voorgenomen had om zuidwaarts te reizen, waar voor ook de winden ons goedgezind waren – heb ik besloten verdere ontdekkingspogingen te staken. Ik ben omgedraaid en kwam zo weer langs een haven die ik eerder al had waargenomen. Van daar heb ik twee van onze mannen het land in gestuurd om uit te zoeken of er een koning in dat gebied was en of er steden waren. Zij hebben drie dagen rondgetrokken en troffen talloze mensen en nederzettingen aan, maar kleinschalig en zonder duidelijk bestuur. Daarop zijn ze teruggekeerd. Intussen had ik van enige Indianen begrepen, die ik ter plekke had ondervraagd, dat dit land wel een eiland was. […] Op het eiland, waarvan ik al zei dat het Hispana ge noemd wordt, vindt men zeer grote en mooie bergen, uitgestrekte landerijen en bebossing, en vruchtbare velden om te ontginnen of als weidegrond te gebruiken en die heel geschikt zijn voor huizenbouw. Zo welgelegen zijn de havens op dit eiland, zo uitmuntend de rivieren in hun omvang en heilzaamheid, dat het niet te geloven is voor wie het niet zelf heeft gezien. […] Bovendien heeft Hispana een overvloed aan verschillende kruiden, goud en metalen. Van beide seksen lopen de inwoners van dit eiland en van alle andere eilanden die ik heb gezien, of waarover ik iets weet, zo naakt rond als de dag waarop ze geboren werden; alleen sommige vrouwen bedekken hun schaamdelen met bladeren of takken of een katoenen sluier die ze voor dit doel hebben vervaardigd. Allen ontberen (zoals ik eerder gezegd heb) elke soort van ijzer. Ze zijn ook verstoken van wapens, die hun geheel onbekend zijn en waarvoor ze niet zijn toegerust; niet wegens gebrekkig heid van lichaam (aangezien ze goed gevormd zijn), maar omdat ze schuchter zijn en vol vrees. Zij dragen in plaats van wapens zongedroogde bamboestengels, aan de wortels waarvan zij een houten schacht bevestigen, gedroogd en puntig gemaakt. Zij durven daarvan echter nooit gebruik te maken; want vaak gebeurde het, wanneer ik twee of drie van mijn mannen naar een paar dorpen stuurde om met de inwoners te spreken, dat er een groep Indianen samenkwam die snel op de vlucht sloegen wanneer ze onze mannen zagen naderen, ouders die hun kinderen achterlieten en kinderen hun ouders. Dit gebeurde niet omdat aan hen iets ontnomen werd of letsel werd toegebracht. Integendeel, ik gaf wat ik had – doek, en vele andere zaken – aan wie ik bena derde of trachtte te spreken zonder daarvoor in ruil iets te ontvangen. Maar ze zijn van nature angstig en verle gen. Maar wanneer ze zien dat ze veilig zijn, en de angst is verdreven, dan zijn ze zeer ongekunsteld en oprecht en vrijgevig met hun bezittingen. Niemand weigert aan wie hem iets vraagt dat wat hij heeft. Integendeel, ze nodigen ons uit om ernaar te vragen. Ze spreiden een –GESCHREVEN GESCHIEDENIS SIMON SEBAG MONTEFIORE –‘Ik heb geen monsters gezien en nergens over het bestaan daarvan horen vertellen’
zeer grote genegenheid jegens ons allen ten toon en ruilen kostbare zaken voor snuisterijen, tevreden met iets kleins of zelfs met niets. Ik heb evenwel verboden dat hun een onbeduidend en waardeloos voorwerp ge geven werd, zoals de scherven van schotels en borden en glas, alsook spijkers en koorden; al scheen het hun toe, wanneer ze zoiets kregen, dat ze de mooiste juwe len van de wereld hadden verworven. Ze ruilden stukken van hoepels, amforen, kruiken en potten tegen katoen en goud als waren het beesten. En omdat dit uitermate onbillijk was, heb ik het verboden; en ik heb hun veel mooie en welgevallige dingen gegeven die ik met mij had meegenomen, zonder daarvoor iets terug te hoeven, om hun vertrouwen te winnen en opdat zij christen zouden worden en opdat zij geneigd zouden zijn tot liefde jegens onze koning, koningin en onze prinsen en het hele Spaanse volk; en zij gewillig zouden zijn om alles wat zij in overvloed bezitten, en waaraan wij grote behoefte hebben, bij elkaar te zoeken en aan ons te geven. […]
Zodra ik er enkele in de zee had, nam ik van het eerste eiland Indianen gevangen met de bedoeling, dat zij van ons konden leren en tegelijkertijd met ons hun kennis konden delen over dit gebied. Daarin slaagden wij bij zonder goed; want in korte tijd begrepen wij hen en zij ons, nu eens met gebaren en tekens, dan weer met woorden; en zij zijn ons tot groot nut geweest. Ze komen nu met mij mee; zij geloven dat ik uit de hemel ben gekomen, niettegenstaande de lange tijd die ze al met ons hebben doorgebracht en nog steeds doorbrengen. Zij waren de eersten die het zeiden, overal waar we kwamen en met luide stem elkaar roepend, Komt, komt en jullie zullen mannen uit de hemel zien. Waarop zowel vrouwen als mannen, kinderen en vol wassenen, jongelingen en grijsaards, nadat ze hun angst hadden afgelegd die ze kort daarvoor nog voel den, zich nieuwsgierig om ons verdrongen in grote aantallen, waarbij sommigen voedsel aanboden en anderen drank, met zeer grote liefde en ongelooflijke welwillendheid. […] Ik heb geen monsters gezien en nergens heb ik over het bestaan daarvan horen vertellen, met uitzonde ring van een zeker eiland Carib geheten, het tweede dat men passeert op de overtocht van Spanje naar India. Een bepaald volk, door zijn buren als zeer woest beschouwd, bewoont dit eiland. Zij voeden zich met mensenvlees en maken gebruik van meer dere soorten boten, waarmee zij naar alle Indische eilanden oversteken, en plunderen en roven wat ze kunnen. Ze verschillen in niets van de anderen, behalve dat zij hun haren lang dragen zoals vrouwen. Ze gebruiken bogen en pijlen van riet met puntige schachten die vastgezet zijn aan het dikkere deel (zoals we gezegd hebben); daarom worden ze als woest be schouwd en bijgevolg zijn de overige Indianen geweldig bang voor ze. Maar zij behoeven niet meer toelichting dan de anderen. Ze hebben gemeenschap met bepaalde alleen levende vrouwen op het eiland Mateurin, het eerste voor wie van Spanje naar India oversteekt. De vrouwen daar verrichten niet de gewoonlijke werkzaamheden van hun sekse, maar gebruiken bogen en pijlen zoals die van hun mannen en die ik heb beschre ven, en beschermen zichzelf met platen van koper, waarover zij in overvloed beschikken. […] Zijn deze zaken al zeer wonderbaarlijk en onbekend, dit zou nog veel meer het geval zijn geweest als mij een redelijke hoeveelheid schepen ter beschikking was gesteld. Maar wat is volbracht, is groot en verbazingwekkend en in het geheel niet mijn verdienste, maar van de heilige christelijke religie en de vroomheid en het geloof van onze vorsten. Want het menselijke intellect kan niet omvatten wat stervelingen door God gegund is. […] Laat daarom Koning, Koningin en Prinsen en hun zeer voorspoedige koninkrijken, en alle andere christelijke gebieden, laat ons allen dank betuigen aan onze Heer en Verlosser Jezus Christus die ons een zo grote over winning en beloning heeft geschonken.[…] En laten we ons verheugen, niet alleen over de gelukzaligheid van ons geloof maar ook over de toename van onze wereldse bezittingen, waarvan niet alleen Spanje maar het hele christendom deelgenoot zal zijn. Zoals dit allemaal is volbracht is het hier beknopt verteld. Vaarwel.
HISTORISCH NIEUWSBLAD | 71 Dit artikel is een ingekort hoofdstuk uit Geschreven verleden. Brieven die de wereld hebben veranderd (320 p. Uitgeverij Het Spectrum, € 22,50) door Simon Sebag Montefiore, dat in augustus 2019 verschijnt. De auteur presenteert en bespreekt meer dan honderd brieven van vorsten, politici, kunstenaars, wetenschappers en gewone mensen die getuigen van bijzondere gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis. In de Nederlandstalige editie zijn extra brieven van Nederlanders en Vlamingen opgenomen. Simon Sebag Montefiore is een van de sprekers op het Geschiedenis Festival op 5 oktober 2019 in Haarlem. Kijk voor meer informatie op pagina 49.
REIZEN
TUSSEN MIDDELEEUWEN EN MODERNITEIT
HET BOURGONDISCHE RIJK

Historisch Nieuwsblad en Labrys Reizen nemen u mee naar Bourgondië. Reis langs prachtige steden, abdijkerken en stadspaleizen en maak kennis met Bourgondische hertogen, die behoorden tot de machtigste vorsten van de vijftiende eeuw.
Tijdens deze bijzondere zevendaagse reis staan prof. dr. Herman Pleij en drs. Raphaël Rijntjes garant voor een goede inhoudelijke begeleiding. Zij vertellen u alles over het samenspel tussen adel, stad en kerk in de Middeleeuwen.
In een fraai landschap bezichtigt u in het oog springende monumenten en ontdekt u de ideeënwereld die ze representeren. Zo staan bezoeken aan het vijftiendeeeuwse ziekenhuis in Beaune, het klooster van Brou en het historische stadscentrum van de hoofdstad Dijon op het programma. In de imposante gotische kathedraal SaintBénigne waant u zich in de glorietijd van het hertogdom.
Dijon is tevens de geboorteplaats van hertog Filips de Goede. Volgens kenners kan hij beschouwd worden als onze ware ‘vader des vaderlands.’ U ontdekt ook hoe de machtsverhoudingen vanaf de tiende eeuw tot aan de heerschappij van de laatste hertog van Bourgondië, Filips de Schone, verschoven en uiteindelijk bijdroegen aan het ontstaan van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Meld u aan voor deze onvergetelijke reis en laat u verrassen door de boeiende wereld van onze voorouders.
7 T/M 13 OKTOBER
Praktische informatie
MET prof. dr. Herman Pleij en drs. Raphaël Rijntjes DATUM 7 t/m 13 oktober 2019 PRIJS abonnees: € 1995,- niet-abonnees: € 2075,- INCLUSIEF lijnvluchten met belastingen en toeslagen, ruimbagage, vervoer ter plaatse, logies in comfortabele driesterrenhotels met ontbijt, 1 lunch en 2 diners. reisleiding, gebruik van audiosysteem, entrees, fooien en CO2- compensatie CONTACT Heeft u vragen? Mail naar redactie@historisch nieuwsblad.nl


DROMEN VAN DE MAAN
IS DIE STRALENDE BOL EEN GODIN? EEN MAGISCHE KRACHT? OF EEN SATELLIET VAN DE AARDE? DUIZENDEN JAREN KIJKT DE MENSHEID VOL VRAGEN NAAR DE MAAN. DE LANDING VAN DE APOLLO 11 IN 1969 IS EEN MIJLPAAL.
→ MAANLANDING VIJFTIG JAAR GELEDEN EEN REUZENSTAP
Tegenwoordig richten de dromen zich op Mars – daar moeten we heen. Maar al duizenden jaren is de fascinatie voor de maan minstens even groot. In de Oudheid begint het eerste astronomisch onderzoek – in feite de eerste vorm van wetenschappelijk denken. Vanaf de zestiende eeuw krijgen geleerden steeds beter door hoe de maan en het zonnestelsel functioneren. Een ruimtereis wordt de nieuwe uitdaging. Op 21 juli 1969 is het zover en landen de Amerikanen op de satelliet van de aarde. De mensheid heeft weer een grens geslecht.


→ PREHISTORISCHE KENNIS Deze bronzen schijf uit de zestiende eeuw voor Christus is in 1999 gevonden bij het Duitse plaatjes Nebra. Volgens archeologen is het een soort astronomische klok.

Symbool van puurheid Een van de talloze Griekse goden is de maangodin Selene. Ze is de zus van Eos, godin van de dageraad, en zonnegod Helios. Selene geldt als het symbool van vrouwelijkheid en maagdelijkheid.
→ KRITISCHE WETENSCHAP Arabische geleerden beginnen in de dertiende eeuw als eersten te twijfelen aan de juistheid van Ptolemeus’ opvattingen. Berekening van een maansverduistering.

Aarde in het midden Hartman Schedel geeft in 1493 weer hoe Ptolemeus zich bijna 1400 jaar eerder het zonnestelsel voorstelt. De aarde staat centraal. De maan – luna – draait er net als de planeten in cirkels omheen.

→ STERRENBEELD Ook in de astrologie speelt de maan een rol. Het hemellichaam vertegenwoordigt het vrouwelijke. Op deze vijftiendeeeuwse illustratie staat het sterrenbeeld kreeft in het teken van de maan.
→ INVLOEDRIJK DENKER De Griekse astronoom Claudius Ptolemeus bestudeert in de tweede eeuw na Christus de beweging van de sterren en planeten. Hij komt tot een geocentrisch beeld van het zonnestelsel: de aarde vormt het middelpunt. Tot ver na de Middeleeuwen gaan de meeste Arabische en Europese wetenschappers uit van de juistheid van zijn opvattingen.


‘HOLLANDSE KIJKER’ DE EERSTE TELESCOOP IS IN 1608 UITGEVONDEN DOOR EEN NEDERLANDER
De zeventiendeeeuwse telescoop van Galileo Galilei.



→ HELIOCENTRISCH In 1543 publiceert Copernicus zijn studie De revolutionibus orbium coelestium. Hij komt tot de conclusie dat de zon het middelpunt van ons zonnestelsel vormt. Tekening van Christoph Cellarius, 1660.

Water op de maan? Astronomen denken in de zeventiende eeuw dat de donkere vlekken op de maan zeeën zijn. Die krijgen daarom namen als Slangenzee, Zee van de Onschuld en Zee van de Vruchtbaarheid.
Atlas van de maan In de zeventiende eeuw ontstaat een nieuwe wetenschap: de selenografie, die de oppervlakte van de maan bestudeert en er nauwkeurige kaarten van tekent. Zo publiceert de Duits-Poolse astronoom en burgemeester van Danzig Johannes Hevelius in 1647 een atlas van de maan.

OBSERVATIES VAN GALILEO GALILEI
MAAN ZIT VOL BUTSEN EN KRATERS
Oppervlak lijkt op dat van de aarde
ȣ De Italiaanse geleerde Galileo Galilei bouwt begin zeventiende eeuw voort op de heliocentrische theorie die Copernicus 75 jaar eerder had ontwikkeld. Bij zijn observaties maakt hij gebruik van een telescoop. In 1610 verklaart hij dat het oppervlak van de maan vol butsen en kraters zit, net als dat van de aarde. En dus niet glad is, zoals tot dan toe wordt gedacht. De Duitse geleerde Johannes Kepler bevestigt in dezelfde tijd ook dat de aarde om de zon draait. Bovendien toont hij aan dat de planeten niet in cirkels, maar in ellipsen bewegen.

→ NAUWKEURIGE OBSERVATIES Tekeningen van Galileo Galilei van de maan uit 1610. Hij schetst de bergen en dalen die hij ziet.

→ ‘DROMEN KOMEN UIT’ Propagandaposter voor de Russische ruimtevaart uit 1961. De Sovjets zijn met de Amerikanen in een ‘space race’ verwikkeld.



LANDING VAN APOLLO 11 » SCIENCEFICTION KOMT UIT Amerikanen veroveren de maan
Op 12 april 1961 brengen de Russen als eersten een mens in de ruimte en de Amerikanen kunnen niet achterblijven. President John F. Kennedy lanceert vlak daarna het Apollo-programma. Voor het eind van het decennium moet er een Amerikaan op de maan staan. In de jaren daarop werken 400.000 mensen in 20.000 bedrijven aan het project. Kosten: ruim 19 miljard dollar. Na een serie testvluchten vindt op 16 juli 1969 de lancering plaats van de Apollo 11 met drie astronauten aan boord. Op 21 juli zet Neil Amstrong als eerste mens een voet op de maan. Het enthousiasme is overweldigend. Maar in de jaren daarop neemt het animo voor de maanlandingen snel af. Er volgen er nog vijf; de laatste vier worden vanwege de hoge kosten geannuleerd.

GROTE OPWINDING OVER DE HELE WERELD VOLGEN MILJOENEN DE MAANLANDING LIVE OP DE TELEVISIE

12 astronauten zijn tijdens 6 landingen op de maan geweest. Sinds 1972 heeft niemand er meer een voet gezet. De bemande landingen blijken erg kostbaar en leveren niet per definitie meer op dan onderzoek met bijvoorbeeld ruimtesondes.
→ ONBEKENDE KANT In 1959 maken de Russen als eersten een foto van de achterkant van de maan. Dit jaar, 2019, hebben de Chinezen als eersten een ruimtesonde op de achterkant laten landen.
