8 minute read
Een verhaal achter een boek
Vander Veken
Bekende vrienden…
Advertisement
Jaak Gregoor, dirigent I n het land der letteren maakte ik in die dagen onder meer kennis met het verpletterend mooie Wat overblijft van Ingrid Vander Veken. Literair kantwerk over afscheid en vergankelijkheid. Enkele maanden voordien had ik in ons aller veilige thuishaven, het Antwerps Vrijzinnig Trefpunt ‘Out of a Box’, al een lezing bijgewoond van de schrijfster waarin ze haar boek Zwijgen toelichtte. Fijnmazig autobiografisch proza over familiaal onverteerd oorlogsverleden en amoureuze geheimen.
Hoog tijd dus om de schijnwerpers te richten op leven en werk van een van de grandes dames van de Nederlandstalige literatuurscène: Ingrid Vander Veken.
Rebelse doctor
Juni 2020. Terwijl de coronamaatregelen dezer dagen enigszins versloffen, meld ik me in de Nieven Baa, zoals haar partner Paul de nieuwbouw noemt waarin hun prachtig appartement zich vierhoog bevindt. Er wordt ristretto en cake geserveerd op het inpandig terras, en Paul licht de positionering toe van hun nieuwe woonst in ‘De Duitse Hoek’, het stadsdeel Albertpark/Harmonie waar zich eind negentiende eeuw gegoede Duitse families vestigden à la Kreglinger, Fritz Mayer (van den Bergh), Nottebohm en de bloedverwanten van mijn helaas vergeten vakbroeder Albert Grisar. Van Duitschen bloed, jawel. Daarna ontspint zich op anderhalve meter afstand een boeiend gesprek met mijn charmante en welbespraakte gastvrouw.
Ingrid vertelt honderduit over haar jeugd en afkomst, over Franstalig onderwijs in Antwerpen, het Belpaire Instituut, haar gecultiveerde ouders. Geen enkel taboe of heilig huisje blijft onaangeroerd. Bovendien is haar openhartig relaas smaakvol gevuld met heerlijke Antwerpse citaten en anekdotes. Het gaat ook over haar studies rechten aan de Universiteit Gent. Want Ingrid Vander Veken is doctor in de Rechten. Dat moest zo van haar vader. Eerst een ernstig diploma.
Maar dat was niet wat Ingrid wou. Ze wilde liever ‘decor- en kostuumontwerp’ studeren aan de Antwerpse Academie. Of iets doen met schrijven. Dat deed ze immers al als kind, verhaaltjes schrijven die ze zelf illustreerde, toneelstukjes maken die ze met vriendjes opvoerde. Creativiteit en verbeelding.
En zo geschiedde. Ondanks de belofte van haar vader dat ze na haar rechtendiploma alsnog naar de Academie kon, zette de ouwe knakker haar zonder pardon op droog zaad toen bleek dat Ingrid niet het door hem uitgestippelde parcours zou volgen, maar wel het háre.
De nief gazet
‘Er is in die dagen in Antwerpen een stadskrant die De Nieuwe Gazet heet. Die heeft een van de beste culturele pagina’s van de Lage Landen, zegt Jeroen Brouwers.’
De tweeëntwintigjarige Ingrid lonkt naar de journalistiek en klopt aan bij Johan Anthierens, de toenmalige hoofdredacteur van Mimo. Haar vlotte pen slaat aan en loodst haar verder doorheen freelance-opdrachten tot in het reportageteam van Het Rijk Der Vrouw. Daar krijgt ze na enige tijd evenwel het apezuur van de stiefmoederlijke redactionele behandeling van haar reportages ten voordele van recepten en breipatronen. Wegwezen dus. En naar De Nieuwe Gazet, destijds de krant met een fantastische, onder anderen door Jeroen Brouwers geprezen cultuurpagina. Bij De Nieuwe Gazet wordt haar vorserstalent en brede culturele interesse wel naar waarde geschat.
Ingrid Vander Veken: ‘Mijn belangstelling ging altijd al uit naar cultuur. Dat had ik van thuis meegekregen, wij waren theaterbezoekers. Ik ben dan ook theaterrecensies gaan schrijven voor De Nieuwe Gazet.’ Ingrid schopt het bij De Nieuwe Gazet geruisloos tot redactiesecretaris.
Zijdelings begint ze ook zelf theaterteksten te schrijven: over Anaïs Nin voor Studio Herman Teirlinck, over Erik Satie voor De Zwarte Komedie, over vrije radio’s voor het Jeugdtheater.
Vrijwel tegelijkertijd neemt Ingrid een vliegende start als literair schrijfster. Uitgeversdochter Veerle Weverberg vraagt haar een bijdrage te leveren voor Vrouwentongen (Linkeroevers Uitgevers, 1988), een bundel verhalen van vrouwelijke auteurs als feministisch tegenboek op de bundel Mooie jonge goden (Kritak 1986), verza
meld proza van aanstormende pentalenten Brusselmans, Lanoye, Hertmans, Jan Lampo en anderen. Vrouwentongen biedt witblad aan onder meer Kristien Hemmerechts, Rita De Meester en Lucienne Stassaert, en ook Ingrids tekst slaat meteen aan. Het vervolg wordt een eigen verhalenbundel Tiramisu (Houtekiet 1991), en na alweer lovende reacties levert Ingrid Cru Bourgeois (Houtekiet 1993) af. New kid in town in het Vlaamse Letterenland.
Papavers
Maar dan komt er een onverwachte en zeer ingrijpende cesuur in het leven van Ingrid, een diepe snee die haar schrijven en bij uitbreiding haar hele doen en laten lamlegt. Ingrid moet vrijwel machteloos ondergaan hoe haar geliefde stiefzoon langzaam maar zeker afglijdt naar schizofrenie. De jongeman, overgevoelig voor de waanzin van het bestaan, verdraagt hoe langer hoe minder de last van de wereld, en verzet zich tegen opgedrongen normaliteit en geldende conventies. Nu eens stil, afgesloten, apathisch verzonken in gepieker, dan weer met hevige erupties van verwoestend verbaal geweld. Extreem in voelen en handelen. De jongen die het verkeer in zijn hoofd niet meer geregeld krijgt, wordt opgenomen in verschillende instellingen, belandt zelfs even in de gevangenis, en pleegt uiteindelijk zelfmoord. Hij wordt 24.
Ingrid: ‘Mijn schrijven viel stil toen mijn stiefzoon ziek werd. Geestesziek. De diagnose: schizofrenie. Hij werd een gevaar voor zichzelf en de maatschappij. Er moest op hem gelet worden, je hele leven werd erdoor bepaald. Uiteindelijk heeft hij zelfmoord gepleegd. Het vergt veel om dat te verwerken.’
Toch slaagt Ingrid erin deze tragiek op onnavolgbare wijze te beschrijven in Papavers. Dit bijzonder aangrijpende relaas van diep doorvoelde wanhoop, verdriet en onmacht snoert je de keel.
Eens journalist, altijd journalist
Ingrid neemt de draad weer op en toont zich sterker en gemotiveerder dan ooit. Haar diepgeworteld maatschappelijk engagement weerspiegelt zich op vele terreinen. Ze schrijft voor een waaier van kranten en tijdschriften, hoofzakelijk interviews en culturele verslaggeving.
Op VRT Radio 1 heeft ze een eigen interviewprogramma, Dat geeft de burger moed. Ze maakt reportages over de meest uiteenlopende onderwerpen, van het Libië van Khadafi over de Ronde van Frankrijk tot Oezbekistan aan de vooravond van 9/11.
Als columniste is Ingrid regelmatig te gast in Het Salon, het zondagmiddagprogramma van Kurt Van Eeghem op Radio 1, en ze is vaste medewerkster aan De Toestand is Hopeloos maar niet ernstig. Andere columns van haar hand zijn te horen op de culturele en regionale VRT-zenders en te lezen in het Laatste Nieuws/De Nieuwe Gazet, Knack Weekend, De Morgen en Gazet van Antwerpen.
Ingrid Vander Veken: ‘Een beetje journalist herken je aan de bonte blik. Om zich heen, over de schouder èn vooruit – bij voorkeur allemaal tegelijk. In het besef dat alleen breed kijken zich laat verdiepen.’
Groot is haar bekommernis voor de kwaliteit van de journalistiek, de vrijheid van mening in het algemeen en voor de vijfde macht in het bijzonder. Ze klinkt ook door in de gesprekken die ze voor de nieuwssite Apache voerde met tenoren van de journalistiek Walter Zinzen, Pol Arias, Tessa Vermeiren, Rik Van Cauwelaert, Bert Verhoye, Piet Piryns en Hugo Camps. Apache en uitgeverij Polis besloten zelfs haar interviews met deze seismografen van hun tijd te bundelen in een e-book.
De zijarmen der schrijverij
Ingrid bevaart ook enkele zijarmen van de journalistieke rivier en schrijverij, waar ze uiting geeft aan haar niet aflatende betrokkenheid en solidariteit met collega-schrijvers. Ze is onder meer medeoprichtster van de Vlaamse Auteursvereniging en was jarenlang bestuurslid van PEN Vlaanderen en kotmadam van de PEN-Schrijversflat.
Haar bekommernis voor de ernst en kwaliteit van de onderzoekjournalistiek stelt ze eveneens ten dienste van het Fonds Pascal Decroos. Bij dit fonds, genoemd naar de veel te jong overleden beloftevolle documentairemaker, kunnen journalisten met onderzoekambities aankloppen voor financiële steun voor hun projecten. Gedurende vier jaar bestudeert Ingrid als jurylid de aanvraagdossiers en beoordeelt streng maar rechtvaardig op puur professionele basis aan wie de schaarse middelen besteed zullen worden. Ingrid: ‘Geloof me, het was geen sinecure, het kaf van het koren te scheiden. Maar het was een verademing journalistieke projecten te mogen beoordelen, enkel en alleen
op hun intrinsieke waarde.’
Bij haar neringdoenderij hoort natuurlijk ook het geven van talrijke lezingen en voordrachten. Eentje die bijzonder in het oog springt is haar ronduit beklijvende lezing in de Nottebohmzaal van de Erfgoedbibliotheek in Antwerpen, waarin ze de vermarketing van de openbare omroep en de journalistiek in het algemeen op onnavolgbare wijze fileert. Neemt u even de tijd voor de integrale tekst van deze lezing. Op het alwetende web surft u naar de site van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, even doorklikken en u bent er zo. Zeer de moeite!
Daarnaast was Ingrid ook lange tijd docente aan de afdeling Woord van de Artesis Hogeschool, alwaar zij haar studenten leidde naar nieuwe creatieve vormen van culturele verslaggeving.
Inmiddels doceert ze proza aan de tweedejaars van Creatief Schrijven vzw.
Doctor in de melancholie
Maar bovenal blijft Ingrid Vander Veken een schrijfster uit de eredivisie van onze letteren.
Naast jeugdboeken, scenario’s en scripts voor ballet, televisie en film, verschijnen van haar hand romans, kinderboeken, een dagboek en verhalenbundels. Onderwerpen ontleent Ingrid aan de actualiteit. In Nieuwe mannen, nieuwe vrouwen (Manteau/Arena 2004) verkent ze de nieuwe verhoudingen tussen de seksen. In Dubbelspoor (Manteau/Meulenhoff 2007), haar derde roman, ontleedt de schrijfster het ingewikkelde mechanisme van fantasie, wrok, teleurstelling en heimelijke verlangens van zes mensen, tot voor kort vreemden, die tot
elkaar veroordeeld zijn in een stilstaande trein.
Het dagboek Zestig (Manteau/Meulenhoff 2009) - Ingrid noemt het zelf haar ‘rimpelboek’ - gaat over vergrijzen in de hoogdagen van een jongerencultuur. Over de confrontatie met ziekte en eindigheid ook. De tragische schoonheid van het onafwendbare verval. Ingrid is immers ook doctor in de melancholie.
Zwijgen
Na het subtiele en ontroerende liefdesverhaal Aankomen in Bali (De Bezige Bij 2011) publiceert ze in 2016 haar vijfde roman Zwijgen (Uitgeverij Polis), een boek over verzwegen oorlogsverleden - haar vader was lid van de Vlaamskiljonse ‘Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen (VAVV)’, verweven met de geheime, intieme briefwisseling van haar moeder met haar minnaar, en de krampachtige stilte omtrent haar oom. En hoe dit geheimpact van haar ouders leidt tot de zwaarte van het jarenlange ongemakkelijke zwijgen in haar familie. Stilte als brandscherm. De manier waarop Ingrid Vander Veken dit psychologisch kluwen ontrafelt is zonder meer groots.
Wat overblijft.
Na De ogen van een kind (uitgeverij Vrijdag 2017), een alweer ontzettend mooi geschreven verhaal over hoe Pinkie, een in Nederland geboren meisje met Duitse ouders, vanuit haar kinderogen kijkt naar de wereld zoals die zich voor haar ontrolt tijdens de Tweede Wereldoorlog, volgt haar voorlopig laatste boek Wat overblijft (Polis 2019). Een heel ander thema, over verhuizen, over het samenvallend afscheid van huis en dierbaren, over herinneringen, over die verdomde vergankelijkheid. Wat overblijft is zonder overdrijving puur literair kantwerk, een prachtige ode aan het belang van het kleinste detail.
Ik kijk reikhalzend uit naar volgende letterkundige parels en ander fijnzinnig moois van Ingrid Vander Veken. Intussen krijgt zij alvast een plaats in mijn persoonlijk pantheon van grote schrijvers.