Ziekten, aantastingen en plagen bij bomen - Patrick Achtereekte en Teun Vleerbos

Page 1

PLAGEN

AANTASTINGEN

ZIEKTEN

BIJ BOMEN

PATRICK ACHTEREEKTE TEUN VLEERBOS

1


ColoFon Datum: Document: Titel: Auteurs: Opleidingsinstituut: Begeleiding: Formaat: Mailadres: Telefoonnummer:

13-6-2012 Afstudeeronderzoek Opkomende ziekten, aantastingen en plagen bij bomen. Patrick Achterekte en Teun Vleerbos Hogeschool van Hall Larenstein L. van Oosterhoudt Verkleind liggend A4 Patrick: patrickachtereekte@hotmail.com Teun: teun_vleerbos@hotmail.com Patrick: 0644091786 Teun: 0651569558

Duplicatie van dit document is toegestaan, onder voorwaarde dat bronvermelding inclusief auteurs plaatsvindt.


Ziekten, aantastingen en plagen bij bomen Welke ziekten, aantastingen en plagen die een bedreiging vormen voor bomen in stedelijk gebied kunnen er de komende 15 jaar naar Nederland komen en kunnen wij onze bomen hier tegen wapenen?



Voorwoord Als afstudeerders aan de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting aan de Hogeschool van Hall-Larenstein hebben wij met veel genoegen aan dit onderzoek mogen werken. Onze gehele studietijd werken wij al met veel plezier als duo samen aan projecten. Inmiddels mag gezegd worden dat wij dit proces van samenwerking 贸贸k in het afstudeersemester uitstekend hebben doorlopen. Door het actuele onderwerp, het enthousiasme vanuit het werkveld en de uitstekende begeleiding vanuit school werd bij ons de motivatie alsmaar hoger om een mooi en volledig rapport te leveren. We hopen dan ook dat alle partijen hiervan kunnen profiteren. Onze dank gaat daarom uit naar alle betrokkenen omtrent dit onderzoek. In het bijzonder Lilian van Oosterhoudt. Ook willen wij de specialisten uit het werkveld bedanken die ons actief en behulpzaam geholpen hebben tijdens dit onderzoek. Onze kennis op het gebied van bomen is tijdens dit onderzoek enorm toegenomen. Als groenexperts in spe zien wij er dan ook naar uit om de door ons opgedane kennis in de praktijk te brengen. Patrick Achtereekte en Teun Vleerbos

I


samenVatting aanleiding

• Agrilus anxius - Essenprachtkever • Agrilus planipennis - Bronze Birch Borer • Ceratocystis fimbriata f. platani - Plataansterfte

Dit onderzoek naar opkomende ziekten, aantastingen en plagen (ZAP’s) bij bomen in stedelijke omgeving is tot stand gekomen vanuit de minor Stedelijke Beplanting (2013/2014) van het vierde jaar. In die tijd is er door Teun Vleerbos en Sjoerd Wissing een onderzoek gedaan naar de vermijdbare factoren van uitval bij jonge laanbomen. Wij als groen liefhebbers hebben een onderwerp gekozen dat een relatie heeft met het vorige onderzoek, dat (voor ons) weinig aan de orde is gekomen in de afgelopen vier jaar. Volgens die weg kwamen wij uit op het onderzoek ‘Opkomende ZAP’s bij bomen in stedelijk gebied’. Om hier een duidelijk antwoord op te kunnen geven is er een hoofdvraag op gesteld, deze luidt:

Het is niet te voorspellen of deze ZAP’s binnen 15 jaar naar Nederland komen, maar er is wel een hoge kans dat deze ZAP’s naar Nederland komen. Door klimaatverandering kunnen potentiële ZAP’s zich in Nederland makkelijker thuis voelen. Ook kunnen deze ZAP’s zich vestigen door het importeren van goederen uit de rest van de wereld. Nieuwe ZAP’s die onlangs zijn geconstateerd in Nederland en potentieel opkomend zijn richten nu nog geen grote schade aan bij bomen. Maar door klimaatverandering kunnen deze in de toekomst wel een bedreiging gaan vormen voor de bomen. Dit zijn: • Eikensterfte • Cryptostroma corticale - Roetschorsziekte • Aproceros leucopoda. - Iepenzigzagbladwesp

Welke ziekten, plagen en aantastingen die een bedreiging vormen voor bomen in stedelijk gebied kunnen er de komende 15 jaar naar Nederland komen en kunnen wij onze bomen hier tegen wapenen?

Voorkomen Van Zap’s

Deze hoofdvraag willen wij beantwoorden middels literatuuren praktijkonderzoek. Het onderzoek betreft daarom een beschrijvend kwalitatief onderzoek.

De bomen in het Nederlandse stedelijke gebied kunnen gewapend worden tegen ZAP’s. Hiervoor is vooral een goede planvorming van belang. In de planvorming kan namelijk diversiteit in beplanting aangebracht worden. Veel steden in Nederland bestaan uit een monocultuur van bijvoorbeeld kastanje, plataan of iep. Door bomen van diverse leeftijden, met diverse plantafstanden en van diverse soorten aan te planten, kunnen ZAP’s minder makkelijk overslaan op andere bomen. Daarbij komt dat bomen vaak een onderbegroeiing van gras hebben. Dit terwijl heesters, vaste planten of bloemenmengsel veel beter zijn voor bomen omdat deze biologisch gezien beter bij elkaar passen.

kern

Er kunnen een aantal potentieel gevaarlijke ZAP’s naar Nederland komen. Deze ZAP’s zijn al in Europa of in andere werelddelen gesignaleerd, maar nog niet in Nederland. Het is lastig te voorspellen of deze ZAP’s naar Nederland zullen komen. Wel zijn er verwachtingen uitgesproken aan de hand van P.R.A. (Pest Risico Analyses). Hieruit blijkt dat het bomenbestand van Nederland vooral op moet passen potentiële ZAP’s als

II


Aanbevelingen

Het ontwerpen van meer diversiteit in een groenstructuurplan dient bij de bron aangepakt te worden. Op scholen in het groenonderwijs ligt hier voor de studenten een uitdagende opdracht, namelijk meer diversiteit in boomstructuren aanbrengen. Een tweede aanbeveling is dat het belangrijk is dat er een platform wordt opgezet met betrekking tot ZAP’s in Nederland. In dit platform kunnen de volgende aspecten worden opgenomen: boomsoort, grondsoort, soort ZAP , geomorfologie, grondwater trap(GWT) etc. Belangrijk is dat er een patroon zichtbaar worden in relatie tot bijvoorbeeld grondsoort en een bepaalde boomziekte. Hierdoor kunnen gemeenten risico gebieden mijden door bijvoorbeeld het niet meer aanplanten van een bepaalde boomsoort.

Aantasting door een boktor II


inHoUdsopgaVe Voorwoord Samenvatting Inhoudsopgave

I II III

1.

Inleiding

10-13

2.

De boom 2.1 De boom 2.2 Definitie: ziekte, aantasting, plaag 2.3 Ontstaan van ZAP

3.

Schadelijke ZAP van de afgelopen 15 jaar 3.1 Kastanjebloedingsziekte 3.2 Massaria 3.3 Essentaksterfte 3.4 Iepenziekte 3.5 Eikenprocessierups 3.6 Aziatische boktor

4.

Planvorming, aanleg en beheer 4.1 Wanneer zijn ZAP schadelijk 4.2 Planvorming 4.3 Aanleg 4.4 Beheer

5.

Opkomende ZAP’s 5.1 Kansen van ZAP’s in Nederlands klimaat 5.2 Opkomende ZAP’s

51 52-63

6.

Conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies 6.2 Aanbevelingen

65-69 70-73

23 24 25 26-27 28-29 30-31 33 34-41 42-44 45-48 49

Bijlagen • Bijlage A: English Summary • Bijlage B: Vragenlijst Bronnenlijst

III


9

Paarse korstzwam op berk


HOOFDSTUK 1

INLEIDING


Hoofdstuk 1

inleiding aanleiding

het geld wat aan de boom is gespendeerd van snoei en aanplant is uiteindelijk voor niks geweest. Ook is het zo dat wanneer een boom gezond is, deze ongeveer 25 euro per onderhoudsbeurt kost, een zieke boom kost enkele honderden euro’s per onderhoudsbeurt. Een knelpunt is dat er geen centrale plek is waar gegevens op het gebied van ZAP’s kunnen worden vastgelegd.

Als vierdejaarsstudenten Tuin- en Landschapsinrichting (major Realisatie Tuin- en Landschapsinrichting) staan wij nu in de positie om af te studeren. De major Realisatie leert ons vooral om de technische kant van een project te benaderen zodat een ontwerp in de praktijk gerealiseerd kan worden. Vanuit de minor Stedelijke Beplanting 2013/2014 van het vierde jaar, is door Teun Vleerbos en Sjoerd Wissing onderzoek gedaan naar de vermijdbare factoren van het uitvallen van laanbeplanting. Het feit dat Patrick gelijk enthousiast was over het onderwerp en dat wij allebei een passie voor groen hebben, deed ons besluiten een onderwerp te kiezen dat weinig aan de orde is gekomen de laatste vier jaar. Volgens die weg kwamen we uit op ziekten, aantastingen en plagen bij bomen (in het vervolg ZAP’s genoemd). Na verschillende gesprekken binnen de opleiding kwamen we op het onderwerp over opkomende ZAP’s bij bomen in het Nederlandse stedelijke gebied.

doelstelling

In dit onderzoek wordt onderzoek gedaan naar de schadelijke ZAP’s voor bomen die naar Nederland kunnen komen. Wij willen de oorzaken hiervan achterhalen, maar ook het vermijden van deze toekomstige ZAP. Met de resultaten van het onderzoek willen wij vervolgens het vakgebied informeren door een artikel in een vakblad.

Centrale Vraag

Welke ziekten, aantastingen en plagen die een bedreiging vormen voor bomen in stedelijk gebied kunnen er de komende 15 jaar naar Nederland komen en kunnen wij onze bomen hier tegen wapenen?

doelstelling

Opkomende ZAP’s is een zeer actueel thema omdat er de afgelopen jaren verschillende nieuwe ZAP’s zijn geconstateerd in Nederland. Hierdoor werden hele lanen en bomenrijen gekapt. In de nabije toekomst zullen er hoogst waarschijnlijk meer nieuwe ZAP’s bijkomen. Een gevolg hiervan kan zijn dat het straatbeeld verandert door aangetaste bomen en lanen die gekapt/behandeld moeten worden. Doordat bomen gekapt worden is er minder groen waardoor er mogelijke gevolgen denkbaar zijn voor de volksgezondheid. Ook aantastingen in bomen kunnen gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid en allergische reacties veroorzaken. Doordat bomen gekapt worden gaan er ook nog eens (onnodig) hoge kosten mee gepaard. Niet alleen vanwege het kappen van bomen, maar ook al

11


deelVragen •

Hoe groeit een boom en hoe ontstaan ZAP bij bomen?

Met welke nieuwe schadelijke ZAP voor bomen hebben wij de afgelopen 15 jaar in Nederland te maken gehad?

Wat kan er bij planvorming, aanleg en beheer gedaan worden om nieuwe (niet of minder vermijdbare) ZAP bij bomen te voorkomen?

Wat is de migratie van ZAP naar Nederland?

leeswijZer

Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag wordt als eerste het functioneren van de boom uitgelegd. Ook komt in dit hoofdstuk het ontstaan van ZAP’s aan de orde, evenals onze definitie van een ziekte, aantasting en een plaag. In het daaropvolgende hoofdstuk worden ZAP’s behandeld die als voorbeeld gelden voor dit rapport. In het gehele rapport wordt dan ook met enige regelmaat terug gerefereerd naar dit hoofdstuk. Hoofdstuk 4 behandelt de planvorming, aanleg en beheer omdat dit belangrijke onderdelen zijn in het voorkomen van ZAP’s bij bomen in het stedelijke gebied. Het hoofdstuk laat zien wat er wél of juist niet gedaan moet worden in dit proces. Hoofdstuk 5 laat met staalkaarten zien welke ZAP’s er opkomend zijn. Per potentieel opkomende ZAP wordt aangegeven wat het schadebeeld is, het beheer dat op de ZAP moet worden toegepast en de potentie van de migratie van de ZAP naar Nederland. De migratierisico’s van de opkomende ZAP’s zijn onderverdeeld in een hoog, gemiddeld of laag risico voor Nederland. Het laatste hoofdstuk bestaat uit conclusies en aanbevelingen.

doelgroep

De doelgroepen zijn: boomverzorgers, boomspecialisten, grootgroenvoorzieners en medestudenten. Dit rapport biedt hun nieuwe inzichten in het vermijden van opkomende ZAP’s bij bomen.

aFbakening

De kleine cijfers achter de teksten duiden op de bronnen die voor de ontwikkeling van dit rapport zijn gebruikt. De volledige bronnenlijst is achterin dit rapport te bezichtigen.

Het onderzoek richt zich alleen op bomen (laanbomen, solitaire bomen, boomgroepen, bomenrijen) in het Nederlandse stedelijke gebied. In het stedelijk gebied spelen factoren zoals droogte, stress en te kleine groeiplaatsen vaak een grote rol in vatbaarheid voor ZAP’s.

onderZoeksmetHode

Om erachter te komen welke mogelijke ZAP’s er naar Nederland kunnen komen en het voorkomen ervan, zal literatuur- en praktijkonderzoek gedaan worden. De kracht van het onderzoek zal liggen in de combinatie hiervan. Het onderzoek betreft een beschrijvend kwalitatief onderzoek.

12


Hoofdstuk 1

Omgevallen boom als gevolg van ziekte?

13


HOOFDSTUK 2

DE BOOM

In dit hoofdstuk wordt er behandelt hoe een boom groeit en leeft. Het is belangrijk om te weten wat een boom nodig heeft om in leven te blijven en welke processen er in een boom gaande zijn, die te maken hebben met de groei van een boom. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de deelvraag: ‘Hoe groeit een boom en hoe ontstaan ZAP bij bomen?’ 14


de boom

stedelijk gebied. Krijgt een boom geen zuurstof en water dan zal deze binnen afzienbare tijd dood gaan. Naast zuurstof, water en kooldioxide is een goede groeiplaats, waarbij voldoende wortels gemaakt kunnen worden uiteraard ook een vereiste voor een gezonde boom. Hierover is in paragraaf 4.2 meer te lezen. 33,35,63

Om een boom te laten leven en groeien zijn er verschillende processen nodig. Daarvoor heeft een boom in de eerste plaats zuurstof nodig en in de tweede plaats koolstofdioxide en water. Het water haalt een boom met behulp van de zuigkracht van de haarwortels uit de bodem. De grove wortels die vaak dicht bij de stam zitten, worden door een boom gebruikt voor de stevigheid. Bij het opnemen van voedingsstoffen maken bomen gebruik van schimmels (mycorrhiza) die op plaatsen komen die voor boomwortels niet bereikbaar zijn. Mycorrhiza zijn een soort verlenging van de haarwortels, ze zorgen voor uitwisseling van mineralen in ruil voor suikers. De mineralen hebben bomen weer nodig voor hun groei. De koolstofdioxide halen bomen via kleine gaatjes (huidmondjes) in de bladeren uit de lucht. Met koolstofdioxide en water kunnen bomen hun voedsel maken. Dit voedsel bestaat uit suikers. Om die suikers te kunnen maken hebben bomen energie nodig, die energie krijgen ze van zonlicht. Alleen licht is niet voldoende. Het chlorofyl (bladgroen) is van groot belang voor het gehele groeiproces van de boom. De bladgroenkorrels zorgen namelijk voor het omzetten van water en koolstofdioxide in suikers. Het zijn dus eigenlijk de energiecentrales van de boom. Dit hele proces wordt fotosynthese genoemd. Een afvalproduct van de fotosyenthese is zuurstof. Via de wortels neemt de boom ook zuurstof op. Zuurstof hebben bomen nodig omdat het zorgt voor de opname van voedingstoffen en voor de groei van de boom. Over koolstofdioxide heeft een boom altijd de beschikking, zuurstof en water zijn vaak een groter probleem. Vooral in

Figuur 2.1 Processen in een boom

15

Hoofdstuk 2

2.1 de boom


stam en takken

• Kernhout: Dit deel van de boom is dood. De cellen zijn opgevuld met afvalstoffen. Bij het toetreden van lucht is er een grote kans dat het kernhout vergaat, waardoor de boom hol wordt. De hoofdfunctie van het kernhout is dat de boom de sterkte en stijfheid behoudt. 33,35,63

Bomen onderscheiden zich van andere planten door een skelet dat gevormd wordt door de stam en takken. De stam dient om de bladeren boven die van andere planten uit te tillen in de strijd om licht. Daarnaast zorgt de stam er ook voor dat water van de wortels tot bij de bladeren reikt en dat voedsel over de hele boom verspreid raakt om alle delen van de boom in leven te houden. De stam is echter veel meer dan een element die wortels en kroon van de boom met elkaar verbindt. Als een stam laag per laag van buiten naar binnen wordt bekeken, zijn de volgende delen te zien (zie figuur 2.2): • Schors: De schors is een beschermende laag, die kan wisselen van een dunne laag (berk) tot een laag van 30 cm dikte (mammoetboom). Deze schors wordt gevormd door het kurkcambium; • De bast (floëem) is een sponsachtige laag, waar het neergaande sap gemakkelijk doorstroomt; • Cambium: Deze laag is slechts één cellaag dik. Toch is deze laag bepalend voor het leven en de groei van de boom. Het cambium vormt in het groeiseizoen aan de buitenzijde bastweefsel en aan de binnenzijde houtweefsel; • Spinthout (xyleem): Dit is het hout dat nog functioneert. Hierin vindt de opwaartse sapstroom plaats, voornamelijk in de eerste jaarring. Wordt deze geblokkeerd, bijvoorbeeld bij de iepenziekte (paragraaf 3.4), dan gaat de boom dood. De oude jaarringen kunnen de functie niet overnemen;

16


Hoofdstuk 2

Cambium

Schors

Kernhout

Spinthout

Bast

Figuur 2.2 Horizontale doorsnede van een boom

17


2.2 deFinitie: Ziekte, aantasting en plaag • Gezondheisklachten bij mensen: irriterende haren van bijvoorbeeld de eikenprocessierups (paragraaf 4.5);

Ziekten, aantastingen en plagen worden in de bomenwereld niet altijd op dezelfde manier geïnterpreteerd. De ene boombeheerder vindt het woord aantasting een overbodig begrip, omdat een plaag en een ziekte een boom aantasten. De ander vindt het woord plaag een overbodig begrip omdat er volgens hen geen plagen in Nederland zijn. Daarom is door ons gekozen om het over ziekten, aantasting

• Ontsiering van bomen: mineergangen en bruin worden van blad door onder andere de kastanjemineermot; • Vitaliteitsvermindering: bladvreters zoals de rups van de kleine wintervlinder verzwakken bomen, waardoor deze gevoeliger worden voor secundaire ziekten en plagen;

én plagen te hebben. Afgekort als ZAP’s.

Ziekte

• Sterfte van gewassen: bastkevers kunnen in korte tijd veel bomen doden. Dit kan als economische schade worden gezien.

Over een boomziekte wordt gesproken als de boom besmet wordt door een bacterie of schimmel. Boomziekten komen vaak elk jaar weer terug. Het geeft meestal aan dat het gaat om een verkeerde boomsoort of dat de standplaats niet optimaal is. Soms is de ziekte een gebreksverschijnsel, zoals magnesiumgebrek. Of een overmaat-verschijnsel, zoals strooizout of pesticiden. Voorbeelden van boomziekten zijn massaria (paragraaf 3.2) en kastanjebloedingsziekte (paragraaf 3.1).

In het geval van plaaginsecten zijn er primaire en secundaire plaaginsecten. • Primaire plaaginsecten: de larven van veel insectensoorten, vooral vlinders en kevers, voeden zich met de bladeren van gezonde bomen. Primaire plaaginsecten kunnen zich zó massaal ontwikkelen dat er volledige kaalvraat optreedt. Deze grootschalige plagen komen periodiek voor;

aantastingen

Aantastingen worden vaak veroorzaakt door plaaginsecten. Aantastingen en plagen zijn geen standaard begrippen in het werkveld. Men spreekt dan van ‘boomziekten en aantastingen of van ‘boomziekten en plagen.’ In dit onderzoek worden ze beide gebruikt.

• Secundaire plaaginsecten: deze plaagsinecten leven op verzwakte of gestreste bomen. Een voorbeeld is de eikenprachtkever. Stress kan ontstaan bij bomen door bijvoorbeeld een herhaalde kaalvraat door primaire plaaginsecten. Vaak maken de larven van een secundair plaaginsect lange gangen in de cambiale zone (paragraaf 2.1) van de boom. 21, 31, 54

plagen

Plaaginsecten worden geassocieerd met: • Hinder, kleverige honingdauw van bladluizen op auto’s. Of grote aantallen rupsen op ramen en deuren;

18


2.3 ontstaan Van Zap’s Hoofdstuk 2

ZAP’s ontstaan door een combinatie van voedsel en klimaat. Als er genoeg bomen zijn waarop een bepaald organisme kan parasiteren en het klimaat is geschikt, dan ontstaat de mogelijkheid dat een boom ziek wordt. Een voorbeeld waarbij dit gebeurd is, is massaria. Hierover is in paragraaf 3.2 meer te lezen.

organismen in relatie tot de boom

Veel organismen hebben een bepaalde relatie met een boom. De aard van die relatie kan sterk verschillen. Ziekten bij bomen worden veroorzaakt door een bacterie, schimmel of virus. Aantastingen worden veroorzaakt door insecten of mijten. Er wordt onderscheidt gemaakt in saprofyten, parasieten, symbionten en commensalen. • De saprofyten (fig. 2.3) leven van dood organisch materiaal. Bij bomen zijn dat bijvoorbeeld schimmels die leven van het dode hout van een boom. De levende delen van een boom worden niet aangetast door deze organismen;

Figuur 2.3 Saprofyt: Zwammen en schimmels

• Parasieten (fig. 2.4) leven van de boom waardoor deze hiervan ernstig nadeel kan ondervinden. Tot de parasieten behoren de ziekteverwekkers en aantasters, zoals de eikenprocessierups en de Aziatische boktor; • Symbionten (fig. 2.5) leven met de boom samen, met een wederzijds voordeel. Een voorbeeld hiervan zijn de mycorrhizazwammen, zoals de vliegenzwam bij berken en dennen en de gewone fopzam bij berken en eiken; • Commensalen (fig 2.6) leven met de boom samen zonder dat de boom er een nadeel of voordeel van ondervindt. Een voorbeeld zijn korstmossen die de boom gebruiken als een ondergrond om op te groeien. 21,31,54

Figuur 2.4 Aziatische Boktor: parasiet

19


de rol Van ZiekteVerwekkers en aantasters in bossen

Ziekteverwekkers en aantasters zijn een normaal onderdeel van de natuur. Ze schakelen vooral de zwakkere bomen uit. De sterkere bomen van een soort overleven en zorgen voor de meeste nakomelingen. In natuurgebieden, waar de invloed van de mens minimaal is, is een grote diversiteit aan organismen aanwezig. Er komen minder monoculturen voor, waardoor ziekteverwekkers zich minder massaal uit kunnen breiden. Daarnaast is de kans groter dat de ziekteverwekker zelf belaagd wordt door de parasieten die aanwezig zijn, zoals lieveheersbeestjes en bladluizen. Ook hebben de aanwezige boomsoorten een grote genetische variatie, waardoor bomen sterk variëren in vatbaarheid voor een bepaalde ziekte, aantasting of plaag. 9,15,27

de rol Van ZiekteVerwekkers en aantasters in de stad Bij stadsbomen is de situatie anders dan in de natuur, namelijk: • Er is een overvloed aan voedsel voor parasieten, vooral bij wegbeplanting bestaande uit één soort;

Figuur 2.5 Vliegenzam: symbiont

• De groeiomstandigheden zijn slechter, vooral bij bomen in de verharding. Daardoor hebben de bomen meestal een slechtere conditie of stress; • Beschadigingen komen vaak voor, bijvoorbeeld met graafwerk bij het wortelgestel of verwondingen aan de stam door het maaien; 20,21,54

Figuur 2.6 Korstmos: commensaal

20


Hoofdstuk 2

• Natuurlijke vijanden van parasieten ontbreken vaak. Dat kan komen doordat de parasiet met plantmateriaal uit het buitenland is meegekomen en hier geen natuurlijke vijanden heeft. Of doordat het stadsmilieu ongeschikt is als leemomgeving voor de natuurlijke vijanden, maar wel geschikt is voor de uitheemse parasiet; • Stadsbomen hebben soms een geringere resistentie tegen parasieten door veredeling op vorm en kleur. In de natuur vindt vermeerdering voor het belangrijkste deel plaats uit zaad. Ziektegevoelige zaailingen worden snel weggeconcurreerd door sterkere soorten. In het geval van een boom die gekloond is (enten, stekken etc.), ontstaat geen onderlinge variatie in ziektegevoeligheid omdat ze genetisch identiek zijn. Aantastingen die tot een plaag uitgroeien verdwijnen vaak na een aantal jaren weer of nemen af. Bij soorten als de eikenbladroller en de bastaardsatijnvlinder, komen aantastinggolven veelvuldig voor. Als er veel rupsen van deze soorten zijn, neemt de overlevingskans van vogels zoals de pimpelmees toe. Meer mezen betekent meer predatie van rupsen en daardoor minder nakomelingen van de eikenbladroller en de kleine wintervlinder. Het gevolg is dat de plaag weer naar de achtergrond verdwijnt.

Figuur 2.7 Bossen hebben veel meer diversiteit

In de stad is iedere boom die er staat belangrijk en moet dan ook zo lang mogelijk gezond blijven. Vanuit die optiek zijn parasieten in het stedelijk gebied ongewenst. Er wordt dan ook geprobeerd ziekten en aantastingen zo veel mogelijk te voorkomen of te bestrijden. 20,21,54

Figuur 2.8 Situatie in de stad: monoculturen, weinig diversiteit

21


HOOFDSTUK 3

ZAP’s VAN DE AFGELOPEN 15 JAAR

De afgelopen 15 jaar zijn er een behoorlijk aantal ‘nieuwe’ ZAP’s geconstateerd in Nederland, zoals kastanje bloedingsziekte, massaria, essentaksterfte, acute eikensterfte en roetschorsziekte. Ook zijn de Iepziekte en Eikenprocessierups meegenomen, buiten het feit om dat deze al langer in Nederland voorkomen. De ZAP’s zijn voor dit onderzoek belangrijk omdat ze als voorbeeld gelden voor de opkomende ZAP’s die onderzocht gaan worden in hoofdstuk 5. De deelvraag die in dit hoofdstuk wordt behandeld luidt: ‘Met welke nieuwe schadelijke ZAP voor bomen hebben wij de afgelopen 15 jaar in Nederland te maken gehad?’ 22


3.1 kastanjebloedingsZiekte Voor kastanjebloedingsziekte is nog geen juiste behandeling gevonden. Merendeels worden de aangetaste kastanjes zo lang mogelijk gehandhaafd, op het moment dat de boom gevaarlijk is wordt deze gekapt. Uit praktijkonderzoek van de WUR bleek dat de bloedingssziekte bestreden kan worden door deze enkele dagen onder een constante hoge tempratuur te houden. Het vakgebied blijft sceptisch over het toepassen van deze methode. De methode is waarschijnlijk duur en onpraktisch. 1, 12, 25, 26

kernmerken:

Geoxideerd suikerrijk boomsap met een bruinzwarte kleur, vloeit uit de stam. Het wordt veroorzaakt door de bacterie Pseudomonas syringae pv. Aesculi. Door deze bacterie sterven grote delen van het bastweefsel af waardoor er scheuren in de bast ontstaan. Hierdoor komt het onderliggende houtweefsel bloot te liggen en kan een boom binnen 3 tot 5 jaar geheel afsterven. Voor jonge bomen tot 30 jaar is dit vaak door de geringe stamomtrek dodelijk. Oudere bomen kunnen deze ziekte makkelijker overwinnen. Toch bestaat er een kans dat het blootliggende houtweefsel geïnfecteerd raakt door secundaire aantasters zoals oesterzwam of fluweelpootjes (zie figuur 3.1).

Figuur 3.1 Kastanjebloedingsziekte met secundaire aantasters

23

Hoofdstuk 3

beHeer:

Houten was de eerste gemeente die de bloedingsziekte in 2002 in kastanjes constateerde. In deze stad stonden destijds 3000 Paardenkastanjes (Aesculus hippocastanum en A. hippocastanum ‘Baumannii’). Hiervan zijn er toen de tijd 1000 gekapt. Omdat er nog geen behandeling voor deze bacterie is, worden alle aangetaste bomen vervangen voor een andere soort boom. De cultivar ‘Baumannii’ blijkt het meest gevoelig voor de bloedingsziekte. Na de constatering van de bloedingsziekte in 2002 was in 2006 al 40 % van alle Nederlandse paardenkastanjes ziek. In 2002 werd de ziekte ook vastgesteld in Frankrijk , België, Engeland, Duitsland en Italië.


3.2 massaria beHeer:

Massaria is een schimmel (Splanchnonema platani ). Deze schimmel komt voor in platanen en is voor het eerst vastgesteld in 2007. Vakmensen zeggen echter dat de symptomen 20 jaar geleden al voorkwamen, maar dan voornamelijk bij takken met een diameter tot 2 cm. De schimmel komt voornamelijk voor in platanen die last hebben van stress. Deze stress kan veroorzaakt worden door een te kleine groeiplaats, te veel wind, droogte of te veel schaduw.

De plataan (Platanus hispanica) is een veel toegepaste boom. Diverse gemeenten hebben de boom in de top 4 staan van meest toegepaste bomen in de gemeente. Een chemisch middel om massaria te bestrijden is er (nog) niet. Op dit moment worden platanen vooral via VTA-inspecties (Visual Tree Assesment) gecontroleerd. Omdat massaria vanonderuit de boom niet te constateren is, wordt dit meestal met een hoogwerker gedaan. Al dan niet worden aangetaste takken meteen verwijderd. Voornamelijk worden takken met een diameter groter dan 4 cm verwijderd, omdat takken onder deze maat wettelijk gezien niet voor overlast zorgen. Massaria-beheer heeft voor 40% van de gevallen te maken met risico en overlast: bij veel overlast, komt men in actie (bron: Boomzorg). Zolang er niet direct reden voor paniek is, blijven platanen onderdeel van de reguliere VTA-inspecties.

kenmerk

De schimmel komt voornamelijk voor bij platanen met een stamdiameter die groter is dan 30 cm. De verspreiding van de schimmel gebeurt meestal van boven uit de kroon naar onderliggende stam en takken, via het regenwater. Op verzwakte takken heeft de schimmel vat en treedt via de bovenkant van de tak naar binnen. De schors begint af te sterven en vertoont een roze/paarse gloed. Op den duur scheurt de bast los en komen de vruchtlichamen van de schimmel bloot te liggen. Dit resulteert in een paarse kleur op de tak. Omdat de aantasting zich doorgaans aan de bovenzijde van de tak bevindt, is vanaf de grond lastig te zien of de tak aangetast is.

7,4,13

De schimmel tast de houtstructuur van de tak aan, waardoor de tak snel zijn sterkte zal verliezen en uiteindelijk afbreekt (figuur 3.2). Omdat platanen meestal als laanbeplanting langs wegen worden aangeplant, kan dit voor gevaarlijke situaties zorgen.

Figuur 3.2 Massaria

24


3.3 essentaksterFte Essentaksterfte is een schimmelaantasting (Hymenoscyphus pseudoalbidus) die voorkomt bij Fraxinus ssp. Deze ziekte is officieel voor het eerst vastgesteld in 2010 in het noorden van Nederland. De ziekte is vanuit Azië naar Europa gekomen en is in Europa voor het eerst geconstateerd in Polen. De schimmel verspreidt zich via de lucht, met ongeveer 20 tot 40 kilometer per jaar. In de praktijk blijkt dat de aantasting tussen essen onderling kan verschillen. Dit kan een verschil in gevoeligheid zijn tussen verschillende essensoorten, maar ook kunnen er binnen soorten grote verschillen zijn in de mate van aantasting. De meeste bomen hebben geen enkele kans tegen de schimmel. Ervaring uit het buitenland leert dat slechts 10 tot 30 procent van de essen resistent lijken te zijn. In Denemarken verwachten onderzoekers dat de es grotendeels uit het straatbeeld zal verdwijnen (bron: Iepenwacht)

beHeer

Een chemisch beheermiddel zoals bij iepziekte het geval is, bestaat (nog) niet. Enkele beheersmaatregelen zijn: • Plant, totdat er resistente essensoorten zijn, voorlopig geen es meer aan; • Stel snoei van bomen uit; • Zorg voor zo weinig mogelijk stress bij een boom; • Risicovolle essen langs drukke wegen, fiets- en voet paden etc. kappen.

kenmerken:

Verder is het afwachten tot er resistente essen worden gevonden. Bij monoculturen van essen, zoals in lanen of zelfs bossen, dient men af te wachten tot er resistente soorten gevonden worden. 3, 5, 14

Essentaksterfte is te herkennen door zichtbare symptomen bij de bladeren, twijgen, takken en stam van de es. De bladeren vertonen een bruinverkleuring van de bladsteel, gevolgd door afsterving en een gedeeltelijke bruinverkleuring van het blad. Op dunne twijgen ontstaan in het begin donkere verkleuringen in de bast. De schimmel tast zowel het blad als de bast aan, maar niet het hout. Wanneer de bast afsterft wordt de sapstroom geblokkeerd, twijgen of takken verdrogen daardoor volledig (figuur 3.3). De aantasting van het blad en de bast hoeven niet gelijktijdig op te treden. Zo kan het ene jaar het blad worden aangetast en het jaar daarna de bast. Bij oudere aantastingen is de bast ingezonken en lichter gekleurd. Op dikkere takken en stammen ontstaan bastverkleuringen vaak rond de aanzet van een zijtak. Deze verkleuringen zijn meestal langgerekt en kunnen uiteindelijk de tak of stam geheel omvatten,

Figuur 3.3 Essentaksterfte

25

Hoofdstuk 3

waardoor het bovenliggende deel van de boom afsterft. Jonge bomen lijken vatbaarder voor een aantasting. Maar ook in oudere bomen kan essentaksterfte worden aangetroffen. Bij ernstige aantasting kan dit leiden tot het geheel afsterven van de boom. Essentaksterfte wordt daarom ook wel essensterfte genoemd.


3.4 iepenZiekte Iepenziekte is al sinds 1919 in Brabant geconstateerd. Toch wordt deze ziekte meegenomen als onderdeel van dit rapport. De reden hiervoor is dat iepenziekte vaak als voorbeeld wordt genomen. Iepenziekte is een ziekte die voornamelijk onder Iepen voorkomt, maar komt ook voor bij Zelkova en Celtis. Het is een schimmel die wordt veroorzaakt door de iepenspintkever die boom binnen komt.

kenmerken

De iepenspintkever draagt de schimmel Ophiostoma ulmi bij zich en heeft een voorkeur voor iepen met een ruwe bast met veel speten. Ook speelt de aanwezigheid van triterpeen (moleculaire verbinding) een rol, iepen die deze stof bevatten worden eerder vermeden. Op het moment dat de iepenspintkever in de oksels van jonge twijgen kruipt is de boom besmet met de schimmel. De boom krijgt in de gaten dat er een schimmel in zijn systeem zit, waarna er een tegenaanval in gang wordt gezet. Dit gaat als volgt: de schimmel stroomt door de haarvaten van de iep, als afweermechanisme sluit de boom zijn haarvaten af. De schimmel is alleen sneller dan de reactie van de iep. Gevolg: afstervende boomdelen en de schimmel kan door de gehele boom circuleren (zie figuur 3.5). Vaak begint dit alleen met een aantal bladeren of takken. Op het moment dat de schimmel door de boom stroomt, kan deze ook in het wortelsysteem van de boom voorkomen. Veel wortels van iepen zijn met elkaar vergroeid, vooral in lanen is dit vaak het geval. Daardoor kan de schimmel ook door middel van het wortelsysteem andere iepen besmetten.

Figuur 3.4 Schade aangericht door de iepenspintkever

26


Als bij aanplant wordt voorkomen dat er niet binnen een straal van 15 meter een andere iep staat, is besmetting via wortelcontact nagenoeg geen probleem. Bestaande iepen die gespaard moeten blijven, zoals de monumentale iepen in Amsterdam kunnen geïnjecteerd worden met Dutch-Trig. Dit is een vaccinatie waarbij gezonde iepen zeer licht geinfecteerd worden met de schimmel Ophiostoma ulmi, waardoor van te voren resistentie tegen de iepenziekte wordt opgebouwd. Een andere beheermethode is het plaatsen van damwanden tussen de wortels van de iepen, zodat er geen wortelcontact en wortelvergroeiing meer plaatsvindt. Bij constatering van iepenziekte is het verwijderen en afvoeren van de boom naar een gespecialiseerd verwerkingsbedrijf noodzakelijk. Ook worden de bomen die direct rondom de besmette boom staan verwijderd. Doordat de iepenziekte al lange tijd in Europa is, zijn er ook een aantal iepen gekweekt die resistent voor iepziekte blijken te zijn. Een voorbeeld is de Ulmus ‘Columella.’ 1, 3, 5, 11

Figuur 3.5 Ziektebeeld van de iepenziekte

27

Hoofdstuk 3

beHeer


3.5 eikenproCessierUps Sinds 1987 is de eikenprocessierups (figuur 3.6) een jaarlijks terugkerend probleem in een groot deel van Nederland (vooral op de zandgronden). In 2010 is in iedere provincie van Nederland de eikenprocessierups aangetroffen. De processierups zorgt voor een jaarlijkse kaalvraat van de eiken. Dit kan de boom in een verslechterde conditie brengen. Toch worden de brandharen van de eikenprocessierups als het grootste probleem gezien, de brandharen zorgen namelijk voor allergische reacties bij mensen. De rupsen komen voornamelijk voor op eiken. Bij gebrek aan eiken parasiteren de rupsen ook op berken en beuken.

kenmerken:

De rupsen van de eikenprocessierupsvlinder komen in april uit, op het moment dat de eik in blad komt. De rups doorstaat vijf stadia voordat deze zich verpopt tot een vlinder. De rups vervelt dus vijf keer, pas bij de derde keer krijgt de rups de kleine brandharen. Deze nemen in aantal toe na de vierde en vijfde vervelling. De rupsen leven in grote kolonies samen, vaak in nesten van 200 rupsen of meer. In juni/juli verpoppen deze zich tot een vlinder, meestal neemt de overlast in deze periode af. Toch blijven de achtergebleven brandharen nog een lange tijd actief. Het blijkt ook dat de mens steeds gevoeliger voor deze brandharen wordt. Het ziektebeeld van een aangetaste boom kenmerkt zich doordat deze deels of volledig

Figuur 3.6 Een nest met processierupsen

beHeer:

De eikenprocessierups is niet meteen gevaarlijk voor de boom, de boom komt uiteindelijk gewoon weer in blad. Wel kan de levensduur van de eik verkorten door de jaarlijkse regeneratie. Het is voornamelijk vanwege de volksgezondheid dat er beheer op de processierups wordt toegepast. Op het moment dat de rupsen in een van de eerste drie stadia zitten kunnen ze bespoten worden met een bestrijdingsmiddel. Er zijn hiervoor twee middelen beschikbaar: chemisch en biologisch. Beide soorten behoren tot de insecticiden en hebben een toelating nodig. Dit is per gemeente verschillend.

ontbladerd is.

28


Dimilin is een chemisch middel dat erg effectief is, maar ook een zware milieubelasting kent. Het middel is namelijk a-selectief waardoor overige levende organismen er ook aan dood gaan.

Hoofdstuk 3

Als biologisch bestrijdingsmiddel worden nematoden gebruikt (aaltjes). Nematoden worden ingezet ter bestrijding van de processierupsen in de jongere stadia. Het grote voordeel is dat het middel selectief werkt. Een nadeel is dat wanneer de nematode in de boom wordt gespoten (figuur 3.8), deze slechts enkele uren de tijd heeft om te parasiteren op een processierups. De nematode sterft af na drie uur blootstelling aan de open lucht. Een ander biologisch middel is op basis van bacteriepreparaten. Deze manier is effectief op larven in het jonge larvale stadium en dient op het blad te worden aangebracht. De rups gaat er pas aan dood als deze het bespoten blad eet. Het middel Xen Tari WG is wel gevoelig voor afspoeling door regen en afbraak door UV-licht.

Figuur 3.7 Beheer tegen eikenprocessierups: wegzuigen

Nadat de rupsen het vierde stadium hebben bereikt werken bovenstaande middelen niet meer en worden rupsen weggezogen (zie figuur 3.7). Ook op langere termijn kan ervoor gezorgd worden dat de natuurlijke vijand zich in de buurt gaat vestigen. Voor beheersing op langere termijn kan men ervoor zorgen dat de natuurlijke vijand zoals roofkevers, sluipvliegen, en wespen zich in de buurt van de boom vestigen. Dit kan gedaan worden door het aanbrengen van bloemrijke mengsel en heesters. De tendens is alleen dat bomen steeds vaker in gazon worden gezet en juist minder vaak tussen heesters en bloemenmengsels (paragraaf 4.2). 2, 3, 9

Figuur 3.8 Beheer tegen eikenprocessierups: bespuiten met aaltjes

29


3.6 aZiatisCHe boktor beHeer

De Aziatische boktor (figuur 3.9) komt oorspronkelijk voor in China en Korea. Deze insecten veroorzaken veel schade aan loofbomen. Door het toenemende handelsverkeer neemt het risico toe dat de kever zich hier gaat vestigen. Wanneer de kevers zich eenmaal gevestigd hebben, is het lastig om ze uit te roeien. De laatste jaren is Anoplophora chinensis meerdere malen bij importproducten aangetroffen. De boktorren waren in deze gevallen meegekomen met uit AziĂŤ geĂŻmporteerde planten en pallets met natuursteen. In Nederland zijn in november 2010 in de gemeente Almere voor het eerst aangetaste bomen gevonden.

Omdat de Aziatische Boktor een quarantaine soort is, wordt het beheer overgenomen door de Nederlandse voedselen warenautoriteit. Bij constatering van de boktor, worden binnen een X aantal meters vanaf het punt van constatering alle mogelijke waardplanten gekapt en opgeruimd. In het geval van de boktor werd een straal van 100 meter volledig ontruimd van bomen en heesters. 57,58,59

kenmerken

Bomen die door de boktor worden aangetast, verzwakken. Er ontstaan scheuren in de bast en de bomen beginnen soms zelfs te bloeden. Aantastingen zijn te herkennen aan ovale tot ronde knaagwonden van 1 tot 1.5 cm breed (figuur 3.10). Deze bevinden zich op de stam of takken. Ook kenmerken aangetaste bomen zich door afstervende takken als gevolg van larvengangen. De volwassen kever veroorzaakt blad en schilvraat aan jonge takken. Door de verborgen levenswijze van de larven in de boom of wortels, vallen specifieke symptomen vaak niet op. Pas als de kevers uitkomen, worden de uitvlieggaten zichtbaar (figuur 3.11). Achter het uitvlieggat ligt een boorgang, gevuld met geknaagde houtdeeltjes. De Aziatische boktor parasiteert op diverse waardplanten. Acer is een belangrijke waardplant, maar ook loofbomen zoals Malus, Betula, Alnus, Ulmus, Fraxinus, Platanus en Aesculus worden aangetast.

30


Hoofdstuk 3 Figuur 3.9 Aziatische boktor op een plataan

Figuur 3.10 Larvengangen

Figuur 3.11 Uitvlieggat

31


HOOFDSTUK 4

EN

BEHEER

PLANVORMING, AANLEG

Planvorming, aanleg en beheer zijn belangrijke onderdelen in het voorkomen van ZAP’s bij bomen. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de deelvraag: ‘Wat kan er bij planvorming, aanleg en beheer gedaan worden om nieuwe (niet of minder vermijdbare) ZAP bij bomen te voorkomen?’ 32


4.1 wanneer Zijn Zap sCHadelijk Er is pas sprake van een ziekte, aantasting of plaag als de boom of mens er effectief schade van ondervindt. Pas dan moet er ook opgetreden worden. Het is belangrijk om de primaire oorzaak van het probleem te vinden, pas dan kan er wat aan gedaan worden. Bij ziekten en aantastingen kunnen o.a. de volgende symptomen optreden: bladverkleuring, bladnecrose (bruine puntjes op bladeren), bladverwelking, vlekken op het blad, bladvervorming, tumorvorming, rotten van weefsel, afstervende plantdelen, vergroeiingen en zelfs het uitvallen van de gehele boom.

Figuur 4.1 Bladverwelking

Hoofdstuk 4

Bij plagen wordt plantmateriaal weggevreten en zijn er gangen zichtbaar in het blad, de takken, stam en/of de wortels. Veel veroorzakers van ziekten, aantastingen en plagen zijn bovendien gelegenheidsparasieten en de schade is dan ook vaak tijdelijk. Zo hoeft een eenmalige vraat aan een boom, bijvoorbeeld door rupsen, niet direct een groot probleem te zijn. Pas als incidenten plaatsvinden waarbij schade aan de boom meerdere keren na elkaar optreden, wordt de boom verzwakt. Wel is het zo dat een boom door een onschuldige aantasting (maaischade etc.), toegankelijker wordt gemaakt voor agressieve parasieten. 2, 3, 54

Figuur 4.2 Tumorvorming bij bomen

33

Figuur 4.3 Bladnecrose


4.2 planVorming diVersiteit ontwerpen

om te beheren. Bij de planvorming is het belangrijk om de natuurlijke situatie van een boom na te bootsen. Een boom in het bos heeft heesters als onderbegroeiing. De heesters zorgen voor een strooisellaag, die bomen doet voorzien van voedingsstoffen. Daarnaast werken heesters, net zoals bomen, samen met schimmels. Gras heeft geen enkele biologische verhouding met bomen. Gras werkt samen met bacteriën en concurreert om stikstof met de boom. .2,3,4,6,7,54

De planvorming is belangrijk in het (zoveel mogelijk) voorkomen van ZAP’s bij bomen. Het algemene beeld in steden en buitengebieden van Nederland bestaat uit lanen van een-en-dezelfde soort. Dit wordt door vakkenners zoals landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen en groenbeheerders als het meest esthetisch gezien. Dit is niet vreemd, want het wordt al eeuwen op deze manier gedaan. Een groot nadeel van lanen die uit dezelfde soorten bestaan, zoals eik, kastanje en linde, is dat wanneer één boom wordt aangetast, deze vervolgens als een kettingreactie allemaal worden aangetast. Diversiteit is hierin belangrijk, zowel in leeftijd als soortkeuze. Een verscheidenheid aan soorten en leeftijden van bomen zorgt ervoor dat er geen kilometers lange lanen met bomen ontstaan. Een positief gevolg hiervan is dat ZAP’s dan minder makkelijk van de ene boom naar de andere boom kunnen overslaan. Simpelweg omdat de vrije doorgang naar andere bomen van dezelfde soort dan onderbroken wordt. Een sprekend voorbeeld hiervan zijn de iepen in Amsterdam. Amsterdam bestond voor het grootste gedeelte uit iepen. Toen in 1926 hier voor het eerst de iepenziekte uitbrak, kon de iepenziekte gemakkelijk via de wortels en het blad van de een naar de andere iep doorbreken. Het gevolg was dat een groot deel van de Amsterdamse iepen binnen een korte tijd dood gingen. Voor bomen in stedelijk gebied is het niet alleen belangrijk om een diversiteit aan boomsoorten te kiezen. Ook onderbegroeiing is belangrijk. De algemente tendens bij gemeenten is om groeiplaatsen van bomen met heesters als onderbegroeiing, om te vormen tot bomen in gazon. De reden voor deze maatregel is dat gazon goedkoper is

34


Figuur 4.5 Grachten van Utrecht: diversiteit in boomsoorten

Figuur 4.6 Monoculturen van gras en bomen: onderlinge concurrentie

35

Figuur 4.7 Ideale situatie: diversiteit in bomen en heesters als onderbpelanting

Hoofdstuk 4

Figuur 4.4 Geen lanen uit een- en dezelfde soort


nieUwe soorten

Het stadsklimaat wordt op termijn steeds warmer (bron: KNMI). Hierdoor dienen er op termijn andere soorten toegepast te worden die beter bestand zijn tegen extremen zoals meer droogte en hitte. Door toepassen van bijvoorbeeld onderstaande boomsoorten, kan er een grotere verscheidenheid aan bomen in de stad ontstaan. Bomen die in de toekomst beter in het stadklimaat van Nederland passen wegens een betere resistentie tegen hitte zijn onder andere: • Nyssa sylvatica - Tupeloboom (figuur 4.8); • Tetradium danielli – Bijenboom (figuur 4.9); • Phellodendron amurense – Kurkboom (figuur 4.10); • Parrotia persica ‘Vanessa’ – Perzisch IJzerhout (figuur 4.11). Bij het toepassen van nieuwe, exotische, boomsoorten is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met ziektegevoeligheid. Een Celtis occidentalis is een exoot die het stedelijk klimaat goed aankan, maar de boom is ook familie van de iep. Om deze reden kan een Celtis ook aangetast worden met iepenziekte Beheerders zijn vaak sceptisch over gebruik van andere soorten, bleek uit interviews. Beheerders zijn onbekend met de bomen en vragen zich af of deze wel gedijen in stedelijk gebied. Het is belangrijk dat hier kennis over gedeeld wordt. Het toepassen van verschillende nieuwe soorten kan monoculturen helpen voorkomen. Om deze monoculturen te voorkomen mag het aandeel van een boomsoort nooit meer dan 5-10% (bron: Gemeente Terneuzen) van het totale (gemeentelijke) bomenbestand bedragen. 4,6,30 Figuur 4.8 Nyssa sylvatica

36


Hoofdstuk 4

Figuur 4.9 Tetradium danielli

Figuur 4.10 Phellodendron amurense

Figuur 4.11 Parrotia persica ‘Vanessa’

37


inHeemse soorten

de stad getrokken. Het streven naar deze inheemse soorten in de stad, zorgt voor een monocultuur. In het geval van de eik wordt deze boom aangeplant in het buitengebied, op rondwegen aan de rand van de stad en in het stadscentrum. Door veelvuldig gebruik van de eik ontstaat er een monocultuur op gemeentelijk niveau. Bij het intreden van een eikenspintkever of eikenprocessierups kan dan een groot deel van het bomenbestand worden getroffen. Het beplantingssortiment van gemeenten op zandgrond bestaat soms wel voor 60% uit eiken. 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 22

Als naar de bomenbeleidsplannen van gemeenten verdeeld over Nederland wordt gekeken, valt het op dat hoofdstructuren vaak uit inheemse bomen moeten (gaan) bestaan. Of dat de bomen bij de landschappelijke ondergrond en omgeving moeten passen. Dit biedt ecologische voordelen omdat inheemse bomen veel soorten aantrekken. Op een eik leven bijvoorbeeld zo’n 400 organismen die van deze boom leven. Voor stadsecologen is dit een interessante boom, hiermee wordt de natuur naar

Figuur 4.12 Een ‘snelweg’ van de inheemse zomereik

38


klonen en Zaailingen

In de planvorming wordt er vaak gekozen voor bomen die gekloond zijn. Ze hebben een eigenschap die gunstig is t.b.v. van de standplaats, zoals een smalle kroon, een rode of bonte bladkleur of een bepaalde ziekteresistentie. Bijvoorbeeld in het geval van de iepenziekte, lijken er een aantal ziekteresistente iepen te zijn. Een nadeel hiervan is dat deze bomen allen genetisch identiek zijn. Dus wanneer er één boom ziek wordt, wordt dit snel en effectief doorgegeven aan de soortgenoten. Het toepassen van klonen kent dus voordelen, maar ook hiervoor geldt dat er beter diversiteit in aangebracht kan worden. Hoofdstuk 4

De bezochte specialisten zijn positief over het gebruik van zaailingen. Bomen hebben dan namelijk onderling meer genetische variatie. Een boom die opgekweekt wordt uit zaad is niet genetisch identiek aan de boom waar deze van afstamt. Door meer genetische variatie hebben bepaalde ZAP’s minder kans om een boom aan te tasten. Populaties opgekweekt uit zaad zijn beter bestand tegen ZAP’s om twee redenen: • Door de vermenigvuldiging door zaad zijn de bomen van nature virusvrij; • Bij een variabele populatie hebben planten verschillende (genetische) eigenschappen om zich te beschermen tegen ZAP’s. 30, 31, 57

39


Variatie in leeFtijdsopboUw

ondergrondse rUimte

Ook variatie in leeftijdsopbouw in de laanbeplanting kan er voor zorgen dat bomen minder snel worden aangetast door ZAP’s. Een voorbeeld waarbij dit ten gunste kan komen is bij de massariaziekte in platanen (paragraaf 3.2). Massariaziekte komt namelijk eerder voor bij bomen met een stamdiameter boven de 30 cm. Wanneer er ook jongere platanen in een laan of boomgroep staan wordt het risico van massaria gespreid. 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8

In de planvorming is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de ondergrondse groeiruimte van een boom. Een vuistregel is dat voor elke vierkante meter kroon, 0.75 tot 1.0 kubieke meter (m3) groeiplaatsvoorziening nodig is. Vaak heeft een boom in stedelijk gebied hier niet de beschikking over, een boom van 1e grootte beschikt meestal maar over enkele kubieke meters ondergrondse ruimte (zie figuur 4.14). Een gevolg hiervan is het bloempoteffect, waardoor een boom nooit uit kan groeien tot een boom van volwassen grootte.

soortkeUZe

Het principe van ‘juiste boom op de juiste plek’ wordt nog lang niet altijd gehandhaafd. Soortkeuze is cruciaal! Een boom die breed uitgroeit zal zich niet op z’n plek voelen wanneer deze in smalle straten wordt toegepast. Hetzelfde geldt voor een boom die veel zonlicht nodig heeft, deze voelt zich niet op z’n plek wanneer deze veel schaduw krijgt.

Een goede ondergrondse groeiplaats bestaat uit: • Goede bodem en/of grond: Een groeiplaats met 3 tot 8% organisch materiaal voorziet de boom van voldoende voedingselementen, verhoogt het vochtvasthoudende vermogen en zorgt voor structuur van de grond; • Voldoende vochthuishouding: te veel vocht in de bodem zorgt voor verstikking van de wortels, te weinig vocht blokkeert noodzakelijke processen in de boom, zoals fotosynthese (paragraaf 2.1);

3, 4, 5, 6, 7, 8

• Bodemluchthuishouding: bodemlucht bestaat uit zuurstof, koolzuurgas en stikstofgas. Voor een goede groeiplaats dient meer dan 16% zuurstof aanwezig te zijn in de bodem. Cruciaal hiervoor is dat de bodem niet sterker wordt verdicht dan tot maximaal 2 MPa; • Voedingselementen: de natuurlijke groeiplaats wordt bij een groeiplaats in stedelijk gebied doorbroken. Belangrijk is dat bij het aanbrengen van de groeiplaats voldoende meststof wordt toegediend;

40


Figuur 4.13 Groeiplaatsverbetering d.m.v. een boombunker

Figuur 4.14 Te krappe groeiplaatsen; het bloempoteffect

41

Hoofdstuk 4

• Zoutschade voorkomen: zowel spatzout en zout smeltwater zijn voor bepaalde boomsoorten als Aesculus x hippocastanum zeer schadelijk. Het is belangrijk om hiermee rekening te houden gedurende de planvormingsfase. Dit kan gedaan worden door bomen in brede bermen te plaatsen of een andere soortkeuze toe te passen. 3, 4, 55, 62


4.3 aanleg worden, dit resulteert vaak in duurkoop. Een slechte kwaliteit kluit kan samenhangen met verdroging, vraat aan de wortels of te ondiep rooien. Hierdoor kan de kluit te weinig haarwortels bevatten. Of de draadkluit is niet strak genoeg aangebonden waardoor alsnog haarwortels verloren kunnen gaan. Het gevolg hiervan zijn bomen die moeite hebben met het opnemen van vocht en voedingsstoffen en daarmee het aanslaan van de boom. 54, 55, 62, 63

De groeiplaats is vaak bepalend voor de verdere ontwikkeling van de boom. Een boom die te weinig ondergrondse ruimte heeft, zal op langere termijn een slechte conditie vertonen of overlast gaan veroorzaken. Uit afgenomen interviews bleek vaak dat, wanneer een boom een goede groeiplaats meekrijgt, deze minder vatbaar wordt voor stress. Stress bij bomen zorgt voor een grotere aantrekkingskracht op ZAP’s. Denk bijvoorbeeld aan de eikenspintkever en de eikenprachtkever die door de stam van verzwakte eiken boren. Een eik met stress zendt namelijk een feromoon uit, wat deze aantasters aantrekt.

transport

Tijdens deze fase in het proces worden bomen vaak verkeerd geladen. Bijvoorbeeld met een strop om de stam i.p.v. met een kluitenhaak. Hierdoor worden de haarvaten afgekneld in de wortelhals. Als de bomen getransporteerd worden naar de plaats van verwerking kan het voorkomen dat ze onafgedekt worden vervoerd. Uitdrogen van de kluit is daarvan een mogelijk gevolg. Ook bij bewolkt weer kan dit voor schade zorgen aan de kluit.

Niet alleen een goede groeiplaatsvoorziening is van belang. Ook een goede aanplant van bomen zelf wordt vaak onderschat, zo bleek uit de interviews. Bijvoorbeeld in het geval van aanplant van een bomenlaan. Vaak worden deze bestekken aan één aannemende partij aanbesteedt. In het geval van het aanbrengen van een asfaltweg met laanbomen betekent het dat de civiele aannemer ook bomen gaat planten. De kans dat er fouten worden gemaakt in de aanlegfase is groot, onderdelen waarbij het vaak fout gaat zijn: • Kweekproces en leverantie; • Transport; • Aanplant; • Nazorg. 3, 4, 5

Als bomen eenmaal afgeleverd zijn op het project, komt het voor dat de bomen in de onafgedekt in de open lucht worden opgeslagen. Daardoor zijn ze vatbaar voor wind, waardoor de kluiten uitdrogen. Vaak huren kwekers andere vervoersmaatschappijen in om bomen te vervoeren. Deze chauffeurs vervoeren ook andere, vaak dode materialen zoals steen, grind, zand etc. Het transporteren van bomen vergt enige deskundigheid, die deze chauffeurs meestal niet hebben. Ze gaan onvoorzichtig om met het plantmateriaal wat vaak ten koste gaat van de kwaliteit. 54, 55, 62, 63

kweekproCes en leVerantie

Gemeenten en groenaannemers komen meestal niet meer op de kwekerij om bomen uit te zoeken. Ze sturen vaak lijsten met de bomen die zij nodig hebben naar verschillende kwekers. De goedkoopste mag dan de bomen leveren. Het gevolg hiervan is dat er slechte kwaliteit bomen geleverd

42


algemeen

aanplant

De aanleg fase staat niet altijd garant voor het voorkomen van ZAP’s bij bomen. In het geval dat de aanplant juist gebeurd, kan de nazorg weer slecht worden uitgevoerd, waardoor een boom alsnog in verslechterde toestand kan worden gebracht. Ook in het geval van grote populaties eikenspintkevers en eikenprachtkevers kunnen gezonde eiken, zonder stress, worden aangetast. In het geval dat de infectiedruk zeer hoog ligt, zullen ook gezonde bomen worden aangetast. 54, 55, 62, 63

Bij de aanplant van laanbomen zijn het vaak meerdere factoren die zorgen voor het uitvallen van laanbomen. Een slechte kwaliteit van de groeiplaats is hier meestal de hoofdoorzaak van. Bijvoorbeeld een verdichte bodem, slechte kwaliteit grond, te klein plantgat, te diep planten etc. De uitval van bomen die door een slechte kwaliteit van de groeiplaats wordt veroorzaakt, komt meestal door zuurstofgebrek. Dat heeft invloed op de beworteling, wateren luchthuishouding en activiteit van mycorrhizza in het plantgat. Tijdens de planvorming is het belangrijk dat goed over deze onderwerpen wordt nagedacht. 54, 55, 62, 63

Hoofdstuk 4

naZorg

Wat het wel of niet aanslaan van bomen betreft, is watergeven een belangrijke factor als onderdeel van de nazorg. Bij veel zon en droogte kan een boom in enkele weken dood gaan als deze niet genoeg water krijgt. Water geven is daarom een factor waarbij het vaak fout gaat. Wanneer de bladeren gaan hangen is het meestal al te laat. Als reactie hierop wordt soms extra veel water gegeven. Dat heeft geen enkele zin, omdat de boom niet de capaciteit heeft om al het water op te nemen. Nog schadelijker is dat een teveel aan water de aanwezige zuurstof uit de bodem wegdrukt. De boom heeft genoeg water, maar zal stikken omdat er geen zuurstof meer in de bodem zit. 54, 55, 62, 63

43


Figuur 4.15 Zorgvuldig transport met een kluitenhaak

Figuur 4.16 Goede groeiplaats en stevige boompalen (en diversiteit!)

Figuur 4.17 Een voorbeeld van een goede draadkluit

Figuur 4.18 Juiste manier van opkuilen

44


4.4 beHeer

Stress is een veelvoorkomend fenomeen bij bomen. Bomen stoten zieke en overtollige delen af door te compartimenteren. Maar dat is niet altijd voldoende om aantastingen tegen te houden. Hoe ouder en dus dikker de boom, hoe moeilijker het wordt om ziekteverwekkers te kunnen buitensluiten (afgrendelen). Bij oudere bomen is de verhouding tussen massa en energie nu eenmaal veel lager dan bij jongere bomen. Bomen gaan dus vroeg of laat aftakelen, bij bomen met stress kan dit zelfs vroeg gebeuren.

onderHoUd Van bomen

Het onderhoud van bomen bestaat uit een aantal onderdelen zoals visuele boomcontroles, inboetopnamen, begeleidingssnoei en onderhoudsnoei. Twee belangrijke onderdelen van het beheer van bomen zijn onderhoudssnoei en vormsnoei. Deze hebben als doel te zorgen voor een verzorgd beeld, maar ook voor een veilige situatie. Begeleidingssnoei wordt gedaan bij bomen die het eindbeeld nog niet hebben bereikt, onderhoudsnoei wordt gedaan bij bomen die het eindbeeld wél hebben bereikt. Handelingen hiervan zijn: • Verwijderen van dode takken die dikker zijn dan 4 cm; • Gebroken takken verwijderen; • Takken verwijderen die zorgen voor een onveilige situatie; • Takken verwijderen in de takvrije zone (alleen bijonderhoudssnoei).

Stress ontstaat als bomen of delen van bomen moeten functioneren op de grens van wat ze kunnen. Een stresssituatie vraagt veel energie van de boom, waardoor de boom minder reserves overhoudt voor de verdediging tegen ziekteverwekkers. Daarbij maakt het niet uit of die stress een gevolg is van de normale veroudering van de boom of van bijvoorbeeld een gebrekkige groeiplaats of slechte snoei. 4, 7, 31, 54

Beide snoeiperioden zijn van groot belang voor een goede en gezonde straatboom. Vroeger ging men 1 keer per 3 jaar langs de bomen om deze te snoeien en/of te controleren op bovenstaande punten. Tegenwoordig wordt het door bezuinigingen steeds vaker uitgesteld naar 1 keer per 6 jaar (bron: werkveld). Dit levert grotere snoeiwonden op bij bomen, waarbij er ook nog eens rot op kan treden. Ook is het zo dat wanneer een boom eens

45

Hoofdstuk 4

in de 6 jaar wordt gesnoeid vaak meer dan 20% van de kroon wordt verwijderd. Deze regel geldt voor bomen met onderhoudssnoei. Als bij de volwassen bomen meer dan 20% bladmassa wordt verwijderd, krijgt de boom last van stress.

Nadat bomen zijn aangeplant is de laatste fase het beheer. Beheer is belangrijk bij bomen voor bijvoorbeeld het opkronen, wegnemen van dood hout, vormsnoei, etc. Beheer kan betreffende dit onderzoek in twee delen opgedeeld worden. Onderhoud van de bomen en beheer van ziekten en plagen.


beHeer Van Ziekten

De laatste jaren steken steeds meer ZAP’s de kop op. Vroeger ging het nog om een beperkt aantal ZAP’s, tegenwoordig komen ZAP’s bij steeds meer bomen en in steeds grotere aantallen voor. Dit maak het beheren van bomen steeds complexer en daarmee duurder. Een gezonde boom kost ongeveer 25 euro per onderhoudsbeurt, een zieke boom kan tot enkele honderden euro’s per onderhoudsbeurt kosten (bron: Frans Burg, Bomenwacht Nederland). Een groenbeheerder wordt steeds vaker geconfronteerd met diverse ZAP’s in bomen. Het is belangrijk dat niet iedere ZAP vraagt om een directe maatregel. Er kan daarom onderscheid gemaakt worden in: • ZAP’s die vragen om een regulier beheer, zonder verhoogd risico; • ZAP’s met een verhoogd risico.

Figuur 4.19 Vormsnoei

Er zijn ZAP’s die geen verhoogd risico vormen en alleen maar overlast geven, een voorbeeld is bladluis. Maar ook bladvlekkenziekte, spinselmot of mineermot kunnen een minder esthetisch beeld veroorzaken. Deze kunnen hooguit een verzwakking van de boom opleveren, bijvoorbeeld door jaarlijkse vroegtijdige bladval. Dit kan in relatie staan tot een verkorting van de levensduur van de boom, maar hierdoor levert de ZAP niet direct een risico op.

Figuur 4.20 Visuele controle

Er zijn ook ZAP’s met een verhoogd risico. Voorbeelden hiervan zijn aangetaste takken door massariaziekte in platanen, waarbij dood hout uit de boom kan vallen of de brandharen van de eikenprocessierups, die ernstige allergische reacties kunnen veroorzaken. 4, 7, 31, 54

Figuur 4.21 Onderhoudssnoei

46


risiCo Vermindering Conditie

ZAP’s kunnen beheerstechnisch opgedeeld worden in: • Quarantaine organisme; • Risico volksgezondheid; • Veiligheidsrisico; • Overlastrisico; • Risico vermindering conditie

In Nederland is het vaak zo dat wanneer een bepaalde ZAP wordt ontdekt, gelijk maatregelen worden genomen. In het geval van de eikenprocessierups wordt in elke boom een rood-wit lint gehangen waardoor er onnodig paniek kan uitbreken wat betreft deze ZAP. Staan de eiken op een terras, dan zorgen de rupsen voor overlast bij de mensen die op het terras zitten. In deze situatie is het begrijpelijk dat de rups wordt bestreden. Staan de eiken op een rondweg waar alleen automobilisten komen, dan is een rood-wit lint niet nodig. In deze situatie wordt er slechts onnodig paniek gezaaid. Hetzelfde verhaal geldt voor bladluis, de bladluis scheidt een honingdauw af die zorgt voor een plakkerige laag op auto’s. Er kunnen vervolgens een aantal boomverzorgers op de betreffende boom afgestuurd worden om de bladluis te bestrijden, maar de bestuurder kan ook de auto ergens anders neerzetten, mits dit mogelijk is.

QUarantaine organisme

De aziatische boktor is een voorbeeld van een quarantaine organisme, wanneer deze geconstateerd wordt, neemt de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) de controle over en wordt iedere plant waar dit organisme op parasiteert verwijderd. Vervolgens zal het organisme langzaam uitsterven. In het geval van de Aziatische boktor zijn in een straal van 100 meter rondom de plek van constatering alle loofbomen en struiken verwijderd.

risiCo VolksgeZondHeid

Eikenprocessierups is een voorbeeld van een risico voor de volksgezondheid, omdat deze allergische reacties kan veroorzaken.

N.b.: Het geval van lanen met bladluis is een sprekend voorbeeld van een goede planvorming. Lindes krijgen last van bladluis als deze last van stress hebben (vaak door een te krappe groeiplaats, of verkeerde standplaats). Lindelanen bestaan uit slechts een-en-dezelfde soort, waardoor gehele lanen vaak last hebben van de honingdauw. Om deze reden is het verplaatsen van de auto meestal niet mogelijk. Is er in het proces van planvorming zowel rekening gehouden met een goede groei- en standplaats als meerdere boomsoorten in de straat, dan lost dit soort overlast zich vaak vanzelf op.

VeiligHeidsrisiCo

Massariaziekte is een voorbeeld van een veiligheidsrisico, vanwege dikke takken die afsterven en uit de boom kunnen vallen.

oVerlastrisiCo

Bladluis is een voorbeeld van een organisme die zorgt voor overlast, vanwege de afscheiding van de luizen die overlast kan veroorzaken.

2, 31, 54

47

Hoofdstuk 4

Kastanjemineermot is een voorbeeld van een vermindering van de conditie vanwege het blad dat vroegtijdig afvalt.


Figuur 4.22 Quarantaine organisme: Aziatische boktor

Figuur 4.23 Volksgezondheid: allergische reactie door eikenprocessierups

Figuur 4.25 Overlast: honingdauw van bladluizen

Figuur 4.26 Vermindering conditie: jaarlijkste vroegtijdige bladval door kastanjemineermot

48

Figuur 4.24 Veiligheidsrisico: uitvallende takken door massaria


4.5 bUdget Uit werkveldonderzoek bleek dat er vaak te weinig budget wordt vrijgemaakt voor bomen waardoor deze vaak geen goede groeiplaatsen krijgen. Uit een onderzoek van 15 juni 2012 van C. Palmer en G. Slingerland blijkt dat veel steden verouderde normbedragen gebruiken. Hierdoor ontstaan financiële tekorten bij de aanplant van bomen. Wel is er een stijgende lijn aanwezig in betere groeiplaatsen. In Amsterdam is bijvoorbeeld het standaard aantal doorwortelbare ruimte in 20 jaar van 5 kuub naar 20 kuub gegaan.

Hoofdstuk 4

Ook op beheer wordt er flink bezuinigd, zo worden bomen vaak nog maar eens per 6 jaar gesnoeid en nagekeken. Budget vrijmaken voor bomen is lastig, omdat een gemeente meerdere verplichtingen heeft dan alleen een goede en gezonde groenstructuur. Tijdens het werkveldonderzoek kwam vaak naar voren dat voor het budget beter één boom in een goede groeiplaatsvoorziening kan worden aangeplant, dan tien bomen die onder slechte omstandigheden groeien. 8, 62, 63

49


HOOFDSTUK 5

OPKOMENDE ZAP’S

In dit hoofdstuk komen potentieel opkomende ZAP’s aan de orde. Er wordt antwoord gegeven op de deelvraag: ‘Wat is de migratie van ZAP naar Nederland?’

50


5.1 de kansen Van Zap’s in nederlands klimaat De huidige klimaatmodellen voorspellen een temperatuurstijging met meer extremen, zoals perioden van droogte of juist veel neerslag. (bron: KNMI). Dat kan belangrijke gevolgen hebben voor het optreden van insectenplagen. Daarbij zijn er zowel directe als indirecte effecten.

Ook het winterklimaat is van groot belang omdat de minimumtemperaturen bepalen of een soort in een bepaalde regio kan overleven. Omdat de geografische verspreiding van veel bosinsecten beperkter is dan de verspreiding van hun waardbomen, zal een verspreiding in noordelijke richting van Zuid-Europese insecten gemakkelijker kunnen plaatsvinden. De laatste jaren worden al volop verschuivingen van insecten uit Zuid-Europa naar onze streken waargenomen.

Insectenplagen kunnen verschillende uitwerkingen hebben. Sommige misvormen, verzwakken of doden de bomen, terwijl andere soorten met irriterende haren overlast aan mensen bezorgen. In de afgelopen 65 jaar zijn er veel verschuivingen van insectenpopulaties waargenomen. De belangrijkste oorzaak hiervan is de klimaatverandering en verandering in bossamenstelling en beheer. De laatste decennia zijn er steeds meer invasieve exotische insecten ingeburgerd op bomen in stedelijke omgeving. Ten gevolge van klimaatverandering kan het stedelijke milieu in de toekomst steeds geschikter worden voor warmteminnende soorten. Een voorbeeld is de Aziatische boktor die in een pallet vanuit Azië naar Nederland is gekomen (paragraaf 3.6).

Wereldwijd worden ongewild, regelmatig nieuwe invasieve exotische insecten in ecosystemen geïntroduceerd. Een warmer klimaat kan de vestiging van bepaalde exoten in onze regio mogelijk maken. De combinatie van wereldhandel (hout, plantmateriaal) en klimaatverandering kan grote effecten hebben. Er kunnen echte rampen optreden. In de paar jaar dat de Aziatische essenprachtkever (zie pagina 56) in Noord- Amerika aanwezig is, zijn daar al meer dan 30 miljoen essen afgestorven. Klimaatverandering maakt het meer dan ooit noodzakelijk dat er aandacht geschonken wordt aan de relatie tussen groeiplaatsgeschiktheid en boomsoortkeuze.

De zomertemperatuur heeft een grote invloed op de fysiologische processen van koudbloedige insecten. Warmteminnende soorten zoals eikenprocessierups en eikenprachtkever krijgen bij een warmer klimaat meer kansen, bijvoorbeeld een snellere voortplanting. Bladluizen en mijten kunnen bij hogere zomertemperaturen nog meer generaties dan anders vormen. Klimaatverandering kan op dergelijke soorten dus een gunstig effect hebben. Maar ook soorten met slechts één generatie per jaar profiteren, want ze kunnen hun ontwikkeling sneller voltooien. De overlevingskansen nemen toe omdat ze in de actieve fase korter zijn blootgesteld aan ziekten, predatoren en sluipwespen.

Klimaatverandering kan ook bijdragen aan het introduceren van nieuwe ziekten in de vorm van schimmels en bacteriën. Een voorbeeld is massaria. Deze ziekte in platanen kwam eerst rond het Middellandse Zeegebied voor, maar de ziekte heeft zich de afgelopen jaren door klimaatverandering richting het noorden verspreid. 21, 22, 31, 54, 61

51

Hoofdstuk 5

nieUwe kansen Voor eXoten


5.2 opkomende Zap’s opkomende Zap’s

De in deze paragraaf genoemde opkomende ZAP’s zijn gevonden via EPPO (European and Mediterranean Plant Protection Organization) en via het werkveld. Met opkomende ZAP’s worden ziekten, aantastingen en plagen bedoeld die nog niet in Nederland zijn gevonden of slechts korte tijd in Nederland aanwezig zijn en hier eventueel een opkomend probleem kunnen worden.

beHeer

Beheer voor de opkomende ZAP’s zijn vastgesteld uit het werkveld of via rapporten van quarantaine organismen van de EPPO. Hierbij wordt het natuurlijke fourageergebied van een bepaalde ZAP gegeven. Aan de hand van het fourageergebied is de bestrijdingsmethode bepaald.

VerwaCHting

Per ZAP wordt er een verwachting uitgesproken over de kans op vestiging in Nederland. Deze kansen zijn opgenomen uit de PRA-analyses (Pest Risico Analyses) van de EPPO.

52


aCUte eikensterFte

15, 17, 51, 52

VerwaCHting

De verwachting is dat acute eikensterfte in toenemende mate voor zal komen in Nederland. Dit heeft te maken met het grote aantal eiken in Nederland. Ook is het afkoppelen van het hemelwaterafvoer een opkomende trend. Regenwater dat vanaf het verharde oppervlak in de grond infiltreert, kan zorgen voor een vernatting van de bodem. Een natte bodem wordt als de oorzaak voor acute eikensterfte geacht.

Een duidelijk beheer voor acute eikensterfte is nog niet geformuleerd. De bacteriĂŤn die in het vocht zijn gevonden kunnen een veroorzaker zijn. Verspreiding hiervan dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Het beste is om contact te vermijden en om zieke bomen zoveel mogelijk te laten staan. Ook snoei van zieke bomen wordt afgeraden. Indien dit om redenen voor veiligheid toch nodig is, wordt aangeraden om gereedschap na gebruik te ontsmetten. Gebruik nooit delen van zieke bomen voor compost, houtsnippers of brandhout. Voor plaatsen waar een zieke boom wordt verwijderd, wordt geadviseerd om geen eiken meer aan te planten.

Herkomst

Verenigd Koninkrijk

waardplanten

Quercus robur, Q. petrea

sCHade

De bladeren van de boom worden kleiner, twijgen sterven af en uiteindelijk sterven gesteltakken of zelfs de gehele boom af. Het meest opvallende kenmerk van acute eikensterfte zijn donkere bloedingsplekken op de stam. De bloeding komt uit kleine verticale scheurtjes in de schors. De bloedingen beginnen meestal tussen de een en twee meter boven de grond en kunnen doorlopen tot ver boven in de kroon. Secundaire aantasters die vervolgens gebruik maken van de besmette eiken zijn de eikenprachtkever en honingzwam.

Figuur 5.19 Schadebeeld

53

Hoofdstuk 5

beHeer

In Engeland neemt eikensterfte heftig toe. Daar spreekt men van Acute Oak Decline. In Nederland zijn ook eiken aangetroffen met de zelfde symptomen als de eiken in Engeland. De oorzaak van de ziekte wordt gezocht in het wortelgestel. Veel eiken die last hebben van eikensterfte, staan meestal op een (te) natte groeiplaats.


agrilUs anXiUs - bronZe birCH borer

31,38, 47

takken. Een ander kenmerk zijn ‘D’ vormige boorgaten in de stam, hieruit kan roestkleurig sap lekken. Over het algemeen gaan de bomen pas dood, een aantal jaar na het verschijnen van de eerste symptomen. Berken die zijn verzwakt door droogte, ouderdom, bodemverdichting of stam en wortelletsel zijn meer gevoelig voor aantasting door A. anxius. De volwassen kevers voeden zich met bladeren, de schade die de boom hiervan ondervindt is te verwaarlozen.

VerwaCHting

kenmerk

De verwachting van binnenkomst naar Nederland is hoog. Berken zijn veelvoorkomende bomen in Nederland, daarnaast wordt het klimaat geschikt geacht. Ook vindt er handel plaats tussen Canada en Nederland waardoor dit organisme de mogelijkheid heeft om naar Nederland te komen.

De kevers zijn slank en donker met vaak een groen-bronzen kleur. De grootte van de kever bedraagt zo´n 7-12 mm. De larven zijn zeer slank en hebben een verdikt stuk achter de kop, grootte van de larve: 12 mm.

Herkomst

beHeer

Canada en VS

Beheerklasse: Quarantaine insect (secundair)

Habitat

Omdat A. anxius een quarantainesoort is, neemt de NvWA het beheer over. Het fourageergebied van dit plaaginsect bedraagt ongeveer 2 km per dag.

Berkenbossen

waardplanten

Betula pubescens, Betula pendula, Betula utilis, in mindere mate op Fagus.

sCHade

De schade wordt veroorzaakt door de larven die zich voeden aan de binnenkant van de schors en het cambium van de boom. Doordat de larve verschillende kronkelende tunnels boort, verstoren ze de vervoer van voedingsstoffen, waardoor uiteindelijk de boom afsterft. Symptomen zijn een vergeling aan de bovenzijde van de kroon, met afstervende

Figuur 5.9 De kever

54

Figuur 5.10 Schadebeeld


agrilUs planipennis - essenpraCHtkeVer

31, 39, 48

ontstaan dode takken in de kroon.

VerwaCHting

De verwachting dat de essenprachtkever naar Nederland komt is hoog. Ook zal dit quarantaine organisme naar alle waarschijnlijkheid goed kunnen overleven in Nederland omdat het klimaat geschikt wordt geacht en er genoeg waardplanten (essen) zijn in Nederland. De vakwereld is zeer huiverig voor de komst van de essenprachtkever. Naar verwachting komt A. planipennis via Rusland naar Nederland.

kenmerken

• Larve: 26-32 mm, lang en crème wit van kleur.

beHeer

• Volwassen kever: 8.5 – 14 mm lang, smal en langwerpig lijf, een metallic blauw-groene kleur.

Beheerklasse: Quarantaine insect (primair) Omdat A. planipennis een quarantainesoort is, neemt de NvWA het beheer over. Het fourageergebied van dit insect bedraagt ongeveer 2 km per dag.

Herkomst

Hoofdstuk 5

A. anxius is inheems in Azië, maar is sinds 2002 ook aangetroffen in de VS door de import vanuit Azië. Sinds 2007 is de kever ook in Rusland aanwezig.

Habitat

Essenbossen

waardplanten Fraxinus ssp.

sCHade

Pas uitgekomen larven knagen door de schors en het floëem van de boom, waarna ze het cambium aantasten. Vervolgens bewegen ze verticaal omhoog en omlaag in een zigzag patroon door de stam. Aangetaste bomen sterven in 2-3 jaar, omdat het transport van voedingsstoffen wordt verstoord. Veel wildscheuten ontstaan uit de wortels en er

Figuur 5.11 De kever

55

Figuur 5.12 Schadebeeld


aproCeros leUCopoda - iepenZigZagbladwesp

54,55,56

(kaalgevreten) iepen.

waardplanten Ulmus ssp.

sCHade

Het kenmerkende vraatpatroon aan iepenbladeren dat de jonge larven veroorzaken, is makkelijk te herkennen. Nadat de door het vrouwtje gelegde eitjes zijn uitgekomen, vreten de larven zich zigzaggend een weg in de richting van de hoofdnerf. Het schadebeeld is typisch en er zijn in Europa geen andere insecten bekend die een dergelijk vraatpatroon op de iep veroorzaken. Oudere larven stappen echter af van het zigzagpatroon en eten grotere stukken blad, tot er bij massaal optreden van de wesp alleen de hoofdnerven van de bladeren overblijven.

De iepenzigzagbladwesp (Aproceros leucopoda) heeft alle kenmerken van een invasieve nieuwkomer. De soort plant zich snel voort, kan onbedoeld door de mens over grote afstanden worden verplaatst en heeft nog vrijwel geen natuurlijke vijanden binnen Europa. Belangrijk is dat alle individuen vrouwtjes zijn die zich ongeslachtelijk voortplanten. Elk uitgekomen vrouwtje kan meteen levensvatbare eieren leggen en na verplaatsing kan elk vrouwtje een nieuwe populatie vormen. Bovendien duurt de voortplantingscyclus van ei tot volwassen vrouwtje in de zomer slechts ĂŠĂŠn maand. Daardoor zijn vier of meer opeenvolgende generaties per jaar mogelijk

beHeer

Op dit moment wordt er nog geen beheer uitgevoerd tegen de iepenzigzagbladwesp

kenmerken

De volwassen zigzagbladwespen zijn zes millimeter lange, zwarte insecten met witte pootjes. Ze worden nog relatief weinig waargenomen.

Herkomst

Oorspronkelijk komt de iepenzigzagbladwesp uit Japan. In 2003 werd de wesp voor het eerst aangetroffen in Polen en Hongarije. Pas sinds 2014 is de wesp in Nederland herkend. In Hongarije zorgt de wesp voor grote schade aan

Figuur 5.21 Schadebeeld

56

Figuur 5.22 A. leucopoda


aromia bUngii

31, 42, 50

VerwaCHting

Vanwege het klimaat in Nederland en het aantal waardplanten, wordt de kans gemiddeld geacht dat A. bungii naar Nederland toekomt.

beHeer

Beheerklasse: Quarantaine insect (primair) Omdat A. anxius een quarantainesoort is, neemt de NvWA het beheer over. Het fourageergebied van dit plaaginsect bedraagt minder dan 1 km per dag.

kenmerken

Volwassene: lijf van 22-38 mm lengte, kleur is blauw-zwart, halsschild is rood

Herkomst

Inheems in China, MongoliĂŤ, Noord-Korea en Taiwan. De kever kwam in 2011 voor in Duitsland en in 2012 in ItaliĂŤ. Hoofdstuk 5

waardplanten

Prunus ssp. en Populus ssp.

sCHade

A. bungii boort tunnels van 17-22 cm lang in de stam en de grotere zijtakken, wat leidt tot verzwakking van de boom. Uitvlieggaten en boormeel zijn tekenen van aanwezigheid van de kever. De larven tasten de bast en het spinthout aan, maar in mindere mate het kernhout. A. bungii valt gezonde tot gestressde bomen aan. De volwassen kevers scheiden een bijzondere geur af die natuurlijke vijanden op afstand houdt als de kevers gestoord worden. De eieren worden in de schors en op de hoofdtakken gelegd.

57

Figuur 5.15 Schadebeeld

Figuur 5.16 Schadebeeld

Figuur 5.17 Schadebeeld

Figuur 5.18 De kever


CeratoCYstis Fimbriata F. platani - platanensterFte

40, 41, 49

beHeer

Beheerklasse: Veiligheidsrisico i.v.m. takbreuk door dood hout. Geïnfecteerde bomen moeten gekapt, verwijderd en verwerkt worden. Zelfs het vrijgekomen zaagsel moet worden behandeld met een middel voordat het opgeruimd wordt. Al het vrijgekomen hout moet worden verbrand.

Herkomst

VS, Azië, Europa (Italië, Spanje, Zwitserland, Frankrijk)

Ziektebeeld

De bladeren van de bomen verkleuren plotseling geel en het blad verwelkt in de zomerperiode. De schors vertoont langwerpige, donkerviolet verkleurde schors- en cambiumscheuren. Ook ontstaat er een streepvormige bruine verkleuring in het spinthout en sterven takken van de boom af. De ziekte wordt overgedragen door snoeiafval en wortelcontact. Ook kan de schimmel overgedragen worden via motorzagen en ander gereedschap dat met geïnfecteerd materiaal in aanraking is geweest.

sCHade

De schimmel in de plataan zorgt ervoor dat de boom zijn haarvaten afgrendelt, waardoor deze uiteindelijk doodgaat. De ziekte is vergelijkbaar met de iepenziekte.

VerwaCHting

Gezien de verplaatsing van de schimmel vanuit ZuidEuropa richting het noorden en het hoge aantal platanen in Nederland, zijn de verwachtingen van de autoriteiten hoog dat de schimmel ook naar Nederland komt.

Figuur 5.13 Schadebeeld

58

Figuur 5.14 Schadebeeld


CrYptostroma CortiCale - roetsCHorsZiekte

16, 21, 53

Aangetaste bomen sterven binnen een jaar. Kenmerkend is dat op de bast pleksgewijs een roet-achtig uiterlijk heeft. Vandaar de naam roetschorsziekte.

beHeer

Beheerklasse: Veiligheidsrisico Over het beheer is nog maar weinig bekend. De verwachting is dat er op korte termijn onderzoek wordt gedaan naar een bestrijdingsmethode van de schimmel. Bij het kappen van esdoorns met roetschorsziekte is het belangrijk om beschermende kleding te dragen wegens risico’s voor de gezondheid.

Roetschorsziekte is een ziekte die recent is gesignaleerd in Stede Broec (west- Friesland). Het is een schimmel die zich vestigt op bomen met stress. Leeftijd en stamdiameter maakt niet uit. De schimmel kan zowel leven op levend hout als op dood hout (brandhout, houtsnippers).

VerwaCHting

De schimmel houdt van droge en hete zomers. Gezien de klimaatverandering en het hoge aantal esdoorns in Nederland verwacht men dat de schimmel zich effectief kan verspreiden.

Herkomst

Hoofdstuk 5

Oorspronkelijk komt de schimmel uit Noord-Amerika. De schimmel is sinds een korte tijd ook gevonden in Engeland, Frankrijk, Duitsland en sinds begin 2014 ook in Nederland.

waardplanten

Acer platanoides, A. pseudoplatanus, A. saccharum, A. campestris

sCHade

Het is een schimmel die snel ontwikkeld, voornamelijk in hete droge zomers. De schimmel zit in de transportvaten van de boom en bast. Het is een schimmel die niet alleen gevaarlijk is voor de boom maar ook voor de mens. Mensen kunnen de schimmel inademen en vervolgens kunnen zij last krijgen van een ontsteking aan de luchtwegen. De symptomen bij bomen zijn verwelking, bladval en vorming van dood hout.

Figuur 5.20 Ziektebeeld

59


malaCosoma disstria - Forest tent Caterpillar

21,34, 43

sCHade

Bomen worden volledig ontbladert. Dit leidt tot groeiverlies en vermindering in vitaliteit van de boom.

VerwaCHting Onbekend

beHeer

Beheerklasse: Quarantaine insect (primair)

kenmerken

Larve: 65 mm groot, creme wit van kleur Volwassene: vleugelwijdte van 25-45 mm. Heeft een donkergrijs tot bruin-zwart kleurig lijf met lichtblauwe lijnen en dunne onderbroken lichtgele lijnen aan iedere zijde. Over de rug loopt een lijn van witte stippen. Het lijf heeft verder witachtige en dun verspreide haren die in tegenstelling tot de eikenprocessierups geen overlast veroorzaken. Het is een primair plaaginsect.

Eieren, larven en poppen van M. disstria worden geparasiteerd door onder andere Hymenoptera (vliesvleugeligen), Diptera (tweevleugeligen) en Tachinidae (sluipvliegen). Ook zijn er chemische middelen gevonden: Bacillus thuringiensis (bacterie die een gif afscheidt bij insecten en larven, vooral rupsen, waarbij de darmwand wordt aangetast). Het andere middel is het Polyhedrosis virus, waarbij de rupsen door een virus worden bestreden.

Herkomst

In vrijwel iedere staat van de VS en in het zuiden van Canada.

Habitat

Op of nabij bomen in een warm tot koel klimaat.

Voedsel

Bladeren van bomen.

waardplanten

Alnus, Tilia, Betula, Prunus, Quercus, Populus, Amelanchier, Corylus, Liquidambar

Figuur 5.1 Schadebeeld

Figuur 5.2 De rups


megaplatYpUs mUtatUs - ambrosia beetle

31,35, 44

deze boren tunnels in levende bomen. De kevers parasiteren in de takken van een boom en boren daar grote tunnels in de houtvaten, deze tunnels worden gekenmerkt door een zwarte kleur. Volwassen soorten hebben de voorkeur aan bomen die een diameter hebben van meer dan 15 cm. De gaten in de stam zijn ongeveer 3 mm groot. De tunnels verzwakken het hout, waardoor ze meer vatbaar worden voor breuk tijdens een storm.

VerwaCHting

kenmerken

De mannelijke kevers worden gekenmerkt door een donkerbruin lijf, die naar onderen toe lichter wordt. De vrouwelijke kevers hebben een bruin lijf, die naar beneden toe rood-geel wordt.

grootte

De volwassen kevers zijn vrij klein, 7-8 mm.

beHeer

Herkomst

Beheerklasse: Quarantaine insect (primair), valt vooral jonge bomen aan.

Van origine komt deze kever voor in Zuid-Amerika. Sinds 2000 is deze soort ook in Italie ontdekt.

Omdat M. platypus een quarantainesoort is, neemt de NvWA het beheer over. Het fourageergebied van dit plaaginsect is onbekend.

Habitat

De soort komt voor variërend van een tropisch klimaat tot koelere klimaten.

waardplanten

Acer, Fraxinus, Malus domestica, Platanus, Populus, Pyrus communis, Quercus, Robinia pseudoacacia, Salix, Tilia, Ulmus.

sCHade

Figuur 5.3 Schadebeeld

De schade wordt veroorzaakt door de volwassen kevers,

61

Figuur 5.4 De kever

Hoofdstuk 5

De waarschijnlijkheid dat deze soort naar Nederland komt is laag, vooral omdat er weinig grondstoffen worden geïmporteerd uit gebieden waar de rups aanwezig is. Ook wordt het klimaat van Nederland (nog) te koud geacht. De rups kan waarschijnlijk alleen overleven in levende bomen of rondhout. Toch is deze plaag ook in Italië ontstaan door een lading besmet rondhout dat geïmporteerd is vanuit ZuidAmerika


oemona Hirta - lemon tree borer

31,36, 45

sCHade

De schade wordt veroorzaakt door een larve die in het hout van takken en twijgen boort. De larven boren lange tunnels in houtige weefsels (zowel spint- als hardhout). De aangetaste takken kunnen afsterven en afvallen, ook zijn ze vatbaarder voor wind.

VerwaCHting

De waarschijnlijkheid van de komst naar Europa ligt laag. Dit komt omdat Nederland een geringe import heeft vanuit Nieuw-Zeeland. Als de handel met Nieuw-Zeeland toeneemt, neemt de kans op de komst van dit insect ook toe. Als de kever of larve hier eenmaal binnen komt, zal deze waarschijnlijk goed kunnen overleven in Nederland. De klimatologische omstandigheden worden geschikt geacht en er zijn genoeg gastheren waarop dit insect kan parasiteren.

kenmerken

De vrouwelijke kevers zijn groter dan de mannelijke kevers. De dekschilden zijn met lichtgele haren bedekt. De meest onderscheidende kenmerken zijn een aantal dwarse, parallel verhoogde ribbels op de borstkas. De kevers zijn 15 tot 30 mm groot. De larve is 35 mm groot.

Herkomst

beHeer

Nieuw-Zeeland, op beide eilanden. Tot zover bekend komt de kever niet (meer) in andere delen van de wereld voor. In 2010 werd deze kever aangetroffen in het Verenigd Koninkrijk, in een klimplant (Wisteria) die uit Nieuw-Zeeland was ge誰mporteerd. De kever is succesvol bestreden in het VK.

Beheerklasse: Quarantaine insect (secundair) Omdat O. hirta een quarantainesoort is, neemt de NvWA het beheer over. Het fourageergebied van dit plaaginsect bedraagt ongeveer 1-3 km.

Habitat

De kever is zeer polyfaag, de oorspronkelijke gastheren waren inheemse Nieuw-Zeelandse planten, maar de kever parasiteert nu ook op een groot aantal soorten die nieuw zijn geintroduceerd in Nieuw-Zeeland.

waardplanten:

Malus, Prunus avium, Acacia, Aeasculus hippocastanum, Alnus, Betula, Corylus, Crataegus, Juglans, Platanus, Populus, Quercus, Ulmus.

Figuur 5.5 De kever

62

Figuur 5.6 Schadebeeld


saperda Candida

31,37, 46

sCHade

De volwassen kevers voeden zich met bladeren, maar de schade wordt voornamelijk veroorzaakt door larven die zowel gezonde als verzwakte bomen aanvallen. De larven boren tunnels in de stammen en takken van de boom. Bij voorkeur in de stam. Aangetaste bomen zijn vatbaarder voor wind en kunnen afsterven.

VerwaCHting kenmerk

De volwassen kevers zijn lichtbruin, met twee witte strepen langs het lijf en met lange antennes. De grootte van de kever is 20 mm, 40 mm incl. antennes. De larven zijn wit of geelachtig met een grootte van 20-45 mm

Herkomst

Van oorsprong komt deze kever uit Canada en de VS. Echter is dit insect in 2008 ook in Duitsland geĂŻntroduceerd.

beHeer

Beheerklasse: Quarantaine insect (primair)

Habitat

Omdat S. candida een quarantainesoort is, neemt de NvWA het beheer over. Het fourageergebied van dit plaaginsect bedraagt slechts 9 m per dag.

Waardplanten en geschikte leefgebieden, met een geschikt klimaat zijn wijdverspreid in Europa.

waardplanten

Malus (favoriete waardplant), Amelanchier, Crataegus, Prunus, Pyrus, Sorbus

Figuur 5.7 Schadebeeld

63

Figuur 5.8 De Kever

Hoofdstuk 5

Hoewel S. candida naar Duitsland is gekomen in 2008, is er een matige kans dat deze kever naar Nederland komt. De import van laanbomen (Malus) vanuit de VS en Canada is namelijk vrij laag in Nederland. Mocht de kever zich hier toch vestigen, dan is de kans dat deze hier schade aanricht daarentegen wĂŠl groot. Nederland en landen rondom, hebben een geschikt klimaat en er zijn veel waardplanten aanwezig.


64

HOOFDSTUK 6

AANBEVELINGEN

CONCLUSIE EN


6.1 ConClUsie De hoofdvraag die voorafgaand aan dit onderzoek is gesteld luidt: ‘Welke ziekten, plagen en aantastingen die een bedreiging vormen voor bomen in stedelijk gebied kunnen er de komende 15 jaar naar Nederland komen en kunnen wij onze bomen hier tegen wapenen?’

belangrijke import en export van- en naar andere landen heeft (o.a. door de haven van Rotterdam). Kortom: Het is niet te voorspellen wanneer er nieuwe ZAP’s naar Nederland komen, maar wel dat er nieuwe ZAP’s te verwachten zijn.

potentieel opkomende Zap’s (aFweZig in nederland)

potentieel opkomende Zap’s (aanweZig in nederland)

Uit het onderzoek blijkt dat er een aantal potentieel gevaarlijke ZAP’s naar Nederland kunnen komen. Hiervoor geldt dat deze in Europa of andere werelddelen zijn gesignaleerd, maar nog niet in Nederland. De ZAP’s die wij hebben gevonden zijn: - Malacosoma disstria - Forest tent caterpillar; - Megaplatypus mutatus - Ambrosia beetle; - Oemona hirta - Lemon tree borer; - Saperda candida; - Agrilus anxius - Bronze birch borer; - Agrilus planipennis - Essenprachtkever; - Ceratocystis fimbriata f. platani - Platanensterfte; - Aromia bungii;

Opkomende ZAP’s die onlangs zijn geconstateerd en potentieel opkomend zijn richten nu nog geen grote schade aan bij bomen in Nederland. Door klimaatverandering kunnen deze in de toekomst wel een bedreiging gaan vormen voor bomen in nederland. Dit zijn: - Eikensterfte (Sudden Oak Decline) - Cryptostroma corticale - Roetschorsziekte - Aproceros leucopoda - Iepenzigzagbladwesp

Hoofdstuk 6

Het is lastig te voorspellen of deze ZAP’s naar Nederland komen. Wel zijn er verwachtingen uitgesproken a.d.h.v. P.R.A. (Potentiële Risico Analyses). Hieruit blijkt dat Nederland enorm op moet passen voor A. anxius, A. planipennis en C. fimbriata f. platani Ook is niet te voorspellen of dit binnen 15 jaar gebeurd, of dat hier een langere termijn voor nodig is. Door klimaatverandering kan een verschuiving naar Nederland plaatsvinden of kunnen potentiële ZAP’s zich makkelijker thuisvoelen. Door handelsstromen kunnen soorten hier onverwachts opduiken. Vooral omdat Nederland een

65


A. anxius

ipennis

A. plan

S. candida

Boom

M

.m

ut

at

us

C.

fim

bri

ata

M. distria

Onbekende verwachting Lage verwachting Matige verwachting Hoge verwachting Figuur 6.1 Overzicht potentieel opkomende ZAP’s die nu nog afwezig zijn in Nederland

66


A. bun

gii

O. h

irta

67


ConClUsie VerVolg Wij zijn van mening dat bomen van het Nederlandse stedelijke gebied gewapend kunnen worden tegen ZAP’s. Hiervoor zijn een aantal zaken belangrijk. Ten eerste is hiervoor een goede planvorming van belang. In de planvorming kan namelijk een diversiteit in boomsoorten aangebracht worden. Veel steden in Nederland bestaan uit monoculturen van bijvoorbeeld kastanje, plataan en iep. Het is belangrijk dat diversiteit in boomsoorten aangebracht wordt door gebruik te maken van verschillende boomsoorten, van diverse leeftijden met een variërende plantafstand. Daarbij komt dat bomen vaak een onderbegroeiing van gras hebben. Dit terwijl heesters, vaste planten of bloemenmengsels veel beter zijn voor bomen omdat deze biologisch gezien bij elkaar horen. Door meer diversiteit in het bomenbestand van een gemeente aan te brengen, kunnen ZAP’s minder makkelijk toeslaan omdat de route naar een waardplant telkens wordt onderbroken. Een goede aanplant, beheer en groeiplaatsconstructie voor bomen kunnen bijdragen aan het verminderen van stress bij een boom. Over het algemeen wordt een gezonde boom minder snel aangetast door ZAP’s. In het geval dat de infectiedruk zeer hoog ligt, zullen óók gezonde bomen worden aangetast.

68


Hoofdstuk 6

Figuur 6.2 Het huidige straatbeeld (links en rechts) met krappe groeiplaatsen, geen onderbegroeiing en lanen uit een-en-dezelfde soort

Figuur 6.3 Toekomstig straatbeeld met verschillende boomsoorten, verschil in leeftijd en diverse onderbegroeiing?

69


6.2 aanbeVelingen aanbeVeling 1

In het platform kunnen weergeven worden: boomsoort, grondsoort, soort ZAP, milieuaspecten, geomorfologie, GWT etc. (zie pagina 72). Belangrijk hierbij is dat er een patroon ontdekt kan worden in relatie tot bijvoorbeeld grondsoort en een bepaalde boomziekte. Hierdoor kunnen gemeenten risico gebieden mijden met het aanplanten van een bepaalde boom.

Het ontwerpen van meer diversiteit in een groenstructuurplan of beplantigsplan voor steden is iets dat bij de bron aangepakt moet worden. Op scholen in het groenonderwijs leert men (ons inziens) dat lanen en bomenrijen uit één soort dienen te bestaan. Vaak wordt er vanuit culthuurhistorie ontworpen waardoor de hoofdstructuur van een bepaalde stad wordt ingetekend met boomsoorten die bij de grondsoort en het landschap passen. De gevolgen zijn kilometerslange bomenlanen en bomenrijen die uit dezelfde soort bestaan. Studenten zijn echter de nieuwe generatie landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen. Voor deze studenten ligt hier een uitdagende opdracht namelijk: Meer diversiteit in een bomenbestand aanbrengen, door verschillende soorten toe te passen en hiermee toch een estethisch beeld creëeren die bij het landschap van het desbetreffende gebied past. Voorbeelden waar dit al gedaan wordt zijn Engeland, Duitsland en België.

Voorbeeld: uit het platform blijkt dat er een gemeente is met veel iepen, maar toch heeft deze gemeente weinig last van iepenziekte. Er is ook een gemeente met relatief weinig iepen, maar 90% van die iepen heeft last van iepenziekte. Via het platform kunnen de twee gemeenten met elkaar worden vergeleken en zodoende kan er naar kruisverbanden worden gezocht om het probleem te achterhalen. Een lastig onderdeel van een platform voor boomziekten is dat het geld kost. Echter zijn er wel veel belanghebbenden voor een dergelijk onderzoek namelijk: • De overheid o Volksgezondheid; o Veiligheid: dat bomen niet omvallen; o Goede groentructuur; o Kostenverlaging; • Kwekers o Sortiment aanpassen of nieuw sortiment; • Boomverzorgers o VTA controles kunnen in het platform ingeladen worden.

aanbeVeling 2

Een tweede aanbeveling is dat het belangrijk is dat er goed gemonitord wordt. Vroeger was er nog een database waarop werd bijgehouden welke ziekten en plagen er in Nederland voorkwamen of opkomend waren, door Leen Moraal. Ruim 400 beheerders gaven hierop informatie over ziekten die zij hadden geconstateerd in bossen of steden. Deze database werd door bezuinigingen niet meer gefinancierd door de overheid. Volgens geraadpleegde specialisten is het belangrijk dat er weer een platform komt waarop ziekten en plagen worden gedeeld. Hiermee zijn verschillende bedrijven bezig. Het probleem is dat zij niet op elkaars platform bezig willen omdat andere bedrijven dan bewijzen dat het eigen platform minder goed is.

70


Een alternatieve manier om projecten te financieren is crowdfunding (niet via de bank of via een kredietaanvraag, maar direct contact tussen investeerders en ondernemers). Dit is ook gedaan bij de essentaksterfte die op dit moment een groot probleem vormt. Het is belangrijk dat een neutrale partij het initiatief neemt, of dat het initiatief wordt genomen door meerdere partijen.

Hoofdstuk 6

Naar de kansen van een dergelijk platform moet vervolgonderzoek gedaan te worden. In vervolgonderzoek dient onder andere onderzocht te worden : • Of een dergelijk platform haalbaar is; • Of financiering middels crowdfunding werkt, of dat er naar een alternatieve methode gezocht moet worden; • De praktische haalbaarheid van het platform.

71


boomsoort kaart grondwatertrappen

bodemkaart

platForm Hoogte kaart

geomorFologisCHe kaart

boomControles

andere milieU aspeCten

72


73 Hoofdstuk 6


bijlage a: englisH sUmmarY The reasons This research on different kinds of pests takes its origin in the fourth year of the Urban Vegetation Minor (2013/2014) where Teun Vleerbos and Sjoerd Wissing studied the avoidable death factors of tree-lines. Our enthusiasm for this study originates from the fact that we both share a passion for greenery. Furthermore we both wanted to expand our knowledge on this subject since we didn’t deeply explore it the last four years. In this research we will therefore try to answer the next question:

some pests could actually settle without any problem in the Netherlands.

Which pests could, within 15 years, threaten the trees in the Dutch urban areas and how can we protect our trees against this plague?

Preventions against pests The trees present in our urban areas could be protected against the pests if and only if they are in good condition and in the preparation the tree diversity is essential. Lots of Dutch cities have monocultures of chestnut, plane-trees and elm whereas it is important to have different species of tree from different ages separated by different distances. We also want to stress that it is better for the trees to be surrounded by bushes or perennials than only grass. Indeed bushes and perennials have a much better biological connection with trees.

In order to answer this main question we will use specialised sources. In this way our study concerns a descriptive qualitative research. The Threats A high number of potentially dangerous pests could invade Dutch. Most of them are already reported in Europe except in the Netherlands and it is difficult to predict their arrival in our country. However there are some expectation pronounced by the PRA (Analyses of the Potential Risks) in which it is stated that the Netherlands have to pay particularly attention to the Agrilus Anxius, the Agrilus planipennis and the Ceratocystis fimbriata f. Platini. We can’t say for sure that those pests will invade Dutch within 15 years, however we are positive about the fact that they will one day arrive in our country. Furthermore, due to the climate changes and the huge rate of Dutch import

It’s also important to stress that there are pests already present on the Dutch soil that haven’t cause any huge damages yet. Nevertheless the climate changes could facilitate their spread; they could then become a real threat for our Dutch trees. In this particular case we are talking about Phytophtora ramorum, Cryptotrosma Corticale and Aproceros Leucopoda.

Recommendation Designing diversified green areas is the key for healthier tree-lines. Schools specialized in green spaces have a new challenge: teach the importance of diversity within the green spaces. On the other hand, it is essential to create a database regarding pests in the Netherlands. This database will be then evaluated according to: tree species, soils, pests, urban or rural environments, geomorphology, level of groundwater.


Bijlage

Thanks to this database, we could then conclude the cause of sick trees and the councils could therefore reduce the risk regarding pests.


bijlage b: Vragenlijst 1.

Met welke schadelijke ZAP bij bomen in stedelijke omgeving bent u bekend, die ook schadelijk zijn voor mens en boom. Denk aan kastanjebloedingziekte, massaria, essentaksterfte, acute eikensterfte, roetschorsziekte. a. Hoe bent u in aanraking gekomen met deze ZAP? B.v. Media, symposium, vakbladen? b. Was er al snel een duidelijk beleid om deze ZAP aan te pakken, en hoe is dit gegaan? c. Als er meer symposia met boomziekte experts uit heel Europa zouden worden gehouden, wat is dan uw verwachting voor het bestrijden van nieuwe, opkomende ZAP?

2.

In welke mate moeten ZAP voorkomen bij veel toegepaste boomsoorten, voor het gezien wordt als een bedreiging of plaag? (bijvoorbeeld een percentage of aantal)

3.

Kunnen er bij planvorming, aanleg en beheer ZAP worden vermeden of zoveel mogelijk voorkomen worden? Zoja, hoe? a. Planvorming b. Aanleg c. Beheer

4.

Wat raad u in de ontwerpfase van een project aan om rekening mee te houden, zodat ZAP bij bomen in stedelijke omgeving minder voor gaan komen? (advies voor ontwerpers/kwekers)

5.

Wat voor behandeling wordt toegepast op bomen die last hebben van de volgende ziekten: a. Kastanjebloedingsziekte b. Massaria c. essentaksterfte d. Acute eikensterfte e. Roetschorsziekte f. Eiken processierups

6.

Is er een bepaalde standaardbehandeling voor ZAP? Zoals een gelijke behandeling voor schimmels, een gelijke behandeling voor insecten, een gelijke behandeling voor bacteriĂŤn etc.

7.

Hoe gaat het proces bij het constateren van nieuwe ZAP op dit moment? En hoe ging dit voor 20 jaar geleden? Wat verwacht u in de toekomst op dit gebied?

8.

Moeten wij ons zorgen maken om ZAP die in de landen om ons heen voorkomen(binnen Europa) of moeten we meer


9.

Wordt er volgens u genoeg gedaan om de ZAP bij bomen buiten ons land te houden, wat kan er beter?

10.

Welke ZAP vormen een bedreiging voor bomen elders in de wereld, die op dit moment voor schade zorgen bij bomen die ook in Nederland voorkomen?

11.

Op welke ZAP wordt streng toegezien die naar Nederland kunnen komen?

12.

Zijn er potentiĂŤle ZAP die voor boom of mens gevaarlijk zijn? En dreigen ze gemakkelijk ons land binnen te komen? Welke zijn dit, en welke schade richten ze aan?

13.

Wordt er gekweekt op resistente bomen? En op welke ZAP voornamelijk (bestaande op potentiele nieuwkomers).

14.

Bent u nu al bezig met onderzoeken naar behandeling/bestrijding methodes voor ZAP die hoge potentie hebben om naar Nederland te komen? Denk hier bij aan b.v. Essenprachtkever.

Bijlage

zorgen maken om de ZAP die vanuit AziĂŤ of Amerika naar ons toe kunnen komen?


bronnenlijst interViews 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

Blitterswijk H.,(20-3-2014), telefonisch interview, Gemeente Houten. Kuppen H.,(10-4-2014), interview, Kuppen boomverzorging bv. Schraven R.,(11-4-2014), interview, BTL bomendienst Van Herwijnen E.,(15-4-2014), interview, Boomkwekerij Gebr. Van den Berk BV. Bruijstens G.,(16-4-2014), interview, NAK Tuinbouw Verhagen J.,(23-4-2014), interview, Cobra boomadviseurs De Groot J-W.,(28-4-2014), interview, boomadviesbureau De Groot

8.

Kaster L.,(19-5-2014), interview, managment assistant VHL

tijdsCHriFten 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.

Kuppen H., (2013), Eikenprocessierups, Tuin en Landschap 13A, jaargang 35, pagina 40-43 Mens R., (2014), Beheer boomziekten niet gebaseerd op gegevens, Tuin en Landschap 5a, jaargang 36, pagina 8-10 Molenaar M. en Bennink P. (2014), Iepenziekte: Lichtend voorbeeld voor het omgaan met boomziekten, Tuin en Landschap 5a, jaargang 36, pagina 14-16 Hilbert J. en Van Kuik F. (2014) , Bloedingsziekte: vooral dodelijk voor jongere bomen, Tuin en Landschap 5a, jaargang 36, pagina 26-27 Kuppen H. (2014) , Massaria: geef platanen vooral goede standplaats, Tuin en Landschap 5a, jaargang 36, pagina 3031 Meulenbelt A. (2014) , Steeds meer bekend over het verloop van essentaksterfte, Tuin en Landschap 5a, jaargang 36, pagina 32-33 Hoen J. en Spijker P. (2014) , Acute eikensterfte, nieuwe ziekte?, Tuin en Landschap 5a, jaargang 36, pagina 36-37 Goederen D. (2014) , Roetschorsziekte in Nederland, Tuin en Landschap 5a, jaargang 36, pagina 38-39 Smeets H. (2014), Eikenspintkever: Een killer voor jonge eikenbomen, Boomzorg, jaargang 34, pagina 75-77 Raats S., (2014), Gemeente Hilversum verschuift de focus van bomen verzamelen naar goed onderhoud, Boomzorg, jaargang 34, paginanummers 14-17 Iersel H. van, (2012), Nederlandse boombeheerders zijn verslaafd aan eiken! Is het niet tijd om af te kicken?, Boomzorg, jaargang 32, pagina 39-43 Peeters W., (2011), Bomen beter begrijpen, Bomen, jaargang 31, pagina 12-13 Moraal L. en Jagers op Akkerhuis G., (2013), De inzichten van 61 jaar monitoren, Tuin en Landschap Themanummer 13A jaargang 35, pagina 4-5 Klaassen J.W., (2014), Boomziekten: een ecologische benadering, Tuin en Landschap Themanummer 5A, jaargang 36, pagina 6-7


23.

Kaljee H. (2014), Gemeenten rommelen maar wat aan , Tuin en Landschap Themanummer 5A, jaargang 36, pagina 10-11

internetbronnen:

22.

23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33.

European and Mediterranean plants protection organization(2014), Qaurantaine ziektes plagen en aantastingen[EPPO plant quarantine Data retrieval sytem] geraadpleegd op 1 april 2014, van http://www.eppo.int/DATABASES/pqr/pqr. htm European and Mediterranean plants protection organization(2014), Eastern blackheaded budworm, geraadpleegd op 2-4-’14, van http://www.eppo.int/QUARANTINE/insects/Acleris_gloverana/ACLRGL_images.htm en http://www. eppo.int/QUARANTINE/insects/Acleris_gloverana/ACLRSP_ds.pdf?utm_source=www.eppo.org&utm_medium=int_ redirect European and Mediterranean plants protection organization(2014), Oost Aziatische boktor, geraadpleegd op 3-4-’14, van http://www.eppo.int/QUARANTINE/insects/Anoplophora_chinensis/ANOLCN_ds.pdf?utm_source=www. eppo.org&utm_medium=int_redirect European and Mediterranean plants protection organization(2014), apple stem borer, geraadpleegd op 3-4-’14, van https://www.eppo.int/QUARANTINE/Pest_Risk_Analysis/PRAdocs_insects/13-18692_PRA_record_Apriona_spp.pdf Forestry commission (2014), tamme kastanje bacterievuur, geraadpleegd op 3-4-’14, van http://www.forestry.gov.uk/ chestnutblight Natuurberichten.nl (2014), tamme kastanje bacterievuur, geraadpleegd op 3-4-’14, van http://www.natuurbericht. nl/?id=11167&cat=paddenstoelen Bugwood wiki (2014), Hypoxylon mammatum, geraadpleegd op 3-4-’14, van http://wiki.bugwood.org/Archive:Poplar/ Hypoxylon_mammatum European and Mediterranean plants protection organization(2014), geraadpleegd op 3-4-’14 Hypoxylon mammatum, geraadpleegd op 3-4-’14, http://www.eppo.int/QUARANTINE/fungi/Hypoxylon_mammatum/HYPOMA_ds.pdf Boomzorg.nl (2014), geraadpleegd op 10-4-’14 nematodenproef bestrijding dennenprossierups Thaumetopoea pityocampa, geraadspleegd op 17-4-’14, van http://www.boomzorg.nl/upload/documenten/nematodenproef_ dennenprocessierups_thaumetopoea_pityocampa_concept.pdf Zuidas groeit Website (2014), geraadpleegd op 5-6-’14 http://zuidasgroeit.nl/bomen-in-de-bomentuin-zuidas/ toekomstbomen/ De Beuk Boomverzorging, (2014), geraadpleegd 28-4-2014, http://www.debeukboomverzorging.nl/snoeien/, Rijksoverheid, (2014), geraadpleegd 26-4-2014 http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2012/07/11/aziatische-boktorin-winterswijk.html, Simons Tuin- en Boomzorg, (2014), geraadpleegd 28-4-2014, http://www.simonstuinenboomzorg.nl/,

Bronnen

21.


34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46.

47. 48. 49.

European and Mediterranean plants protection organization (2014), geraadpleegd 4-6-2014, http://www.eppo.int/ QUARANTINE/insects/ Malacosoma_disstria/MALADI_ds.pdf European and Mediterranean plants protection organization (2014), geraadpleegd 4-6-2014, www.eppo.int/.../Alert.../ Megaplatypus_mutatus. doc European and Mediterranean plants protection organization (2014), geraadpleegd 4-6-2014, http://webcache. googleusercontent.com/ search?q=cache:qsEqNrPInM4J:www.eppo.int/QUARANTINE/Pest_Risk_Analysis/PRAdocs_ insects/13-19036_PRA_ record_Oemona_hirta.docx+&cd=2&hl=nl&ct=clnk&gl=nl European and Mediterranean plants protection organization (2014), geraadpleegd 4-6-2014, https://www.eppo.int/ QUARANTINE/Alert_List/insects/saperda_candida.htm European and Mediterranean plants protection organization (2014), geraadpleegd 4-6-2014, https://www.eppo. int/.../11-16988%20PRA_report_A... European and Mediterranean plants protection organization (2014), geraadpleegd 4-6-2014, http://www.eppo.int/ QUARANTINE/insects/Agrilus_planipennis/DS_Agrilus_planipennis.pdf European and Mediterranean plants protection organization (2014), geraadpleegd 4-6-2014, https://www.eppo.int/ QUARANTINE/fungi/Ceratocystis_fimbriata_platani/CERAFP_ds.pdf Cobra adviseurs (2014), geraadpleegd 4-6-2014, http://www.cobra-adviseurs.nl/zieplaweb/ziekten-en-plagen/ platanensterfte European and Mediterranean plants protection organization (2014), geraadpleegd 4-6-2014, https://www.eppo.int/ QUARANTINE/Alert_List/insects/Aromia_bungii.htm Forest insects and Disease, (2014), geraadpleegd 11-6-2014 http://www.na.fs.fed.us/spfo/pubs/fidls/ftc/tentcat.htm Cabi (2014), geraadpleegd 5-6-2014, http://www.cabi.org/isc/datasheet/42293 European and Mediterranean plants protection organization (2014), geraadpleegd 29-5-2014, http://www.eppo.int/ QUARANTINE/Alert_List/insects/oemona_hirta.htm Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit (2014), geraadpleegd 29-5-2014, http://www. google. nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=11&ved=0CEsQFjAK&url=http%3A%2F%2Fwww. vwa.nl%2Ftxmpub%2Ffiles%2F%3Fp_file_ id%3D2200954&ei=qi2YU8rhOMmWO7upgZgB&usg=AFQjCNFoq1LCWNQ5Dz2LDJOj7eGZcs5XoQ Plant Health (2014), geraadpleegd 29-5-2014, http://www.fera.defra.gov.uk/plants/plantHealth/pestsDiseases/ documents/agrilusAnxius.pdf Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit (2014), geraadpleegd 29-5-2014, http://www.vwa.nl/onderwerpen/ plantenziekten-en-plagen/dossier/agrilus-planipennis European and Mediterranean plants protection organization (2014), geraadpleegd 16-5-2014, https://www.eppo.int/ QUARANTINE/fungi/Ceratocystis_fimbriata_platani/CERAFP_images.htm


50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59.

Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit (2014), geraadpleegd 16-5-2014, https://www.vwa.nl/actueel/bestanden/ bestand/2203068/quickscan-aromia-bungii Yahoo forum (2014), geraadpleegd 17-5-2014, https://groups.yahoo.com/neo/groups/Boomverzorging/conversations/ topics/2104 WUR (2014), geraadpleegd 17-5-2014, https://groups.yahoo.com/neo/groups/Boomverzorging/conversations/ topics/2104 Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit (2014), geraadpleegd 16-5-2014, https://www.vwa.nl/actueel/bestanden/ bestand/2206312/first-finding-of-cryptostroma-corticale-fungus-april-2014 Boomverzorging Groenweb (2014), geraadpleegd 5-6-214, http://boomverzorging.groenweb.nl/aggregator/ sources/6 Natuurbericht.nl (2014), geraadpleegd 5-6-2014, http://www.natuurbericht.nl/bericht.php?id=9501&cat=overig Cobra adviseurs (2014), geraadpleegd 5-6-2014, http://www.cobra-adviseurs.nl/home/nieuws/iepenzigzagbladwesp Groenkennisnet (2014), geraadpleegd 10-6-2014, http://www.groenkennisnet.nl/dossiers/Pages/aziatische_boktor. aspx Wagening WUR (2014), geraadpleegd 10-6-2014, http://www.wageningenur.nl/nl/show/Aziatische-boktorrengevaarlijk-voor-onze-bomen.htm Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit (2014, geraadpleegd 10-6-2014, http://www.vwa.nl/onderwerpen/ plantenziekten-en-plagen/dossier/aziatische-boktorren/aziatische-boktor

34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41.

Prooijen, G.J. van en Kroon H, 2007, Stadsbomen Vademecum 3c Ziekten en aantastingen, 1e druk, IPC Groene Ruimte Prooijen, G.J. van, 2006, Stadsbomen Vademecum 2A, 1e druk, IPC Groene Ruimte. Helsen H. en Moraal L.,2012, Risico’s van introductie van niet-gereguleerde plagen in Nederland, Alterra Polak J., 2012, Boombeheerplan Helmond 2012-2017, 1e druk, Gemeente Helmond Hoffman M., jaar van uitgave onbekend, Inheemse en uitheemse plantensoorten in stad en landschap, 1e druk, Plant Publicity Holland Gerrits M. (2013) adviesrapport ‘De essenprachtkever hanteren van pro actief belied’, boomtechnisch adviseur afstudeer onderzoek (20-6-’13) Moraal L.G(2011) Biologische bestrijding van essenprachtkever Agrilus planipennis, Alterra onderdeel van Wageningen UR (2011) geraadpleeg 3-4-’14, van http://content.alterra.wur.nl/Webdocs/PDFFiles/Alterrarapporten/ AlterraRapport2188.pdf Vlug H, 2011, Biodiversiteit insectenfauna van bomen en hun omgeving, Insect Consultancy

Bronnen

BOEKEN EN RAPPORTEN


42.

Palmer C. en Slingerland G., 2012, De juiste boom in de geschikte groeiplaats, van Hall Larenstein Velp

43.

Vleerbos T. en Wissing S., 2014, UItval bij jonge laanbomen, van Hall Larestein Velp

FIGUREN Cover: Pagina 8: Pagina 11: Pagina 12: Pagina 15:

http://www.boomadviseur.nl/data/images/1/1/1/massaria-4.jpg http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/6/67/Chondrostereum_purpureum_051120A.jpg http://www.arconox.nl/website/wp-content/uploads/2012/08/IMG_0601.jpg https://www.rijswijk.nl/sites/default/files/Afbeelding417.jpg http://www.a28fm.nl/wp-content/uploads/2014/03/boom.jpg

Hoofdstuk 2 Figuur 2.1: Figuur 2.2: Figuur 2.3: Figuur 2.4: Figuur 2.5: Figuur 2.6: Figuur 2.7:

http://www.tuinkrant.com/tkarchief/tk/2007/images/118/hoe_groeit_eenboom1.jpg http://sawwood.ru/sites/default/files/65_0.jpg http://ann.meloen.eu/2012/10/23/de-platte-tonderzwam-ganoderma-applanatum/ http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Anoplophora_glabripennis_Enschede2008_a214.jpg http://zoom.nl/foto/macro/vliegenzwam-met-berk.2187290.html http://ro.wikipedia.org/wiki/Lichen http://www.randonneepleinair.com/Laval/images/bois-de-l-equerre-06.jpg

Figuur 2.8:

http://levende-stad.nl/Communities/Common/Images/CROW%20Levende%20Stad/spui%20juli%2003.JPG

Hoofdstuk 3 Pagina 22: Figuur 3.1: Figuur 3.2: Figuur 3.3: Figuur 3.4: Figuur 3.5: Figuur 3.6: Figuur 3.7: Figuur 3.8: Figuur 3.9: Figuur 3.10:

http://www.boomadviseur.nl/data/images/1/1/2/massaria.jpg http://www.boomadviseur.nl/nieuws/66/bloedingsziekte-in-aesculus-x-carnea-steeds-meer-risico-op-breuk http://www.boomziekten.nl/ http://www.treehugs.nl/forum/viewtopic.php?f=2&t=4773#.U4jFK01ZrIU http://www.deventer.nl/leven/natuur-groen/bomen/iepziekte http://ciclossanrosendo.blogspot.nl/ http://www.slingerpedje.nl/eikenprocessierups.html http://www.nu.nl/binnenland/3724887/gemeenten-eerder-in-gevecht-met-eikenprocessierups.html http://www.wolterinck.nl/home/nieuws/ http://www.natuurbeheer.nu/media/disp/104_24-4-2008%20fotoAziatischeBoktorBronMatteoMaspero.JPG http://xterminator.nl/wp-content/uploads/Anoplophora_larven_an_baumstamm1.jpg


Hoofdstuk 4 Pagina 30: Figuur 4.1: Figuur 4.2: Figuur 4.3: Figuur 4.4: Figuur 4.5: Figuur 4.6: Figuur 4.7: Figuur 4.8: Figuur 4.9: Figuur 4.10: Figuur 4.11: Figuur 4.12: Figuur 4.13: Figuur 4.14: Figuur 3.15: Figuur 3.16: Figuur 3.17: Figuur 4.18: Figuur 4.19: Figuur 4.20: Figuur 4.21: Figuur 4.22: Figuur 4.23: Figuur 4.24: Figuur 4.25: Figuur 4.26:

http://www.tuinhulp.com/blog/wp-content/uploads/2008/02/herkennen-boktor-2.jpg http://2.bp.blogspot.com/_stKIjg5uaOY/S81wKC_m_KI/AAAAAAAAAUU/KNrMarp8e2U/s1600/DSC02029. JPG http://www.essterfte.nl/?pid=41&gpid=12 http://realeyeshomestead.com/find-chaga-mushrooms-chaga-tea/ http://www.natuurweetjes.nl/bladakkers/hakhoutbos/ http://dzjiedzjee.blogspot.nl/2011_11_01_archive.html nl.wikipedia.org/wiki/Oudegracht_(Utrecht www.groenblauwenetwerken.com/air rijnboutt.nl/articles/443 http://www.reneschutte.nl/files/img_4297.jpg https://bomennederland.wordpress.com/category/amstelveen/page/21/ http://de.academic.ru/dic.nsf/dewiki/1102825 http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Black_Tupelo,_West_Point,_NY.jpg http://www.huurda.nl/huurwoning_huren_in_Spijkenisse/Appartement/Eikenlaan--190286/fotos http://www.nationalebomenbank.nl/projecten/water-en-groeiplaats-gecombineerd http://www.brandboomverzorging.nl/maffe-bomen/ http://www.ormelboomverzorging.nl/portfolio/aanplant-landgoed-groot-engelenburg/ http://www.nationalebomenbank.nl/projecten/hoofdallee-environment-oriade-2012 http://www.tuinbonsai.nl/wp-content/uploads/Draadkluit.jpg http://moestuinleyduin.blogspot.nl/2011_12_01_archive.html http://www.degroenepraktijk.nl/foto/Begeleidingssnoei%20laanbomen-19-11-11/1%20(6).jpg http://www.wolterinck.nl/wp-content/uploads/2011/08/2.jpg http://www.reneschutte.nl/files/img_4287.jpg http://nebula.wsimg com/77bb447e22dbbc7e2d086cc6bede7cda?AccessKeyId=FD9B1B47297E26631011 &disposition=0&alloworigin=1 http://www.zorg-en-gezondheid.be/uploadedImages/Infectieziektebulletin/2011/78_2011_4/exantheem%20 na%20zwemmen.jpg http://www.boomadviseur.nl/data/images/1/1/2/massaria.jpg http://www.robvanderlinden.eu/images/Honingdauw-C.JPG http://www.robvanderlinden.eu/images/Kastanje%20Mineermot-C.JPG

Bronnenlijst

Figuur 3.11:


Hoofdsuk 5 Pagina 48 : Wereldkaart: Figuur 5.1: Figuur 5.2: Figuur 5.3: Figuur 5.4: Figuur 5.5: Figuur 5.6: Figuur 5.7: Figuur 5.8: Figuur 5.9: Figuur 5.10: Figuur 5.11: Figuur 5.12: Figuur 5.13: Figuur 5.14: Figuur 5.15: Figuur 5.16: Figuur 5.17: Figuur 5.18: Figuur 5.19: Figuur 5.20: Figuur 5.21: Pagina 62: Figuur 6.1:

http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/2/22/Anoplophora_malasiaca.jpg http://www.cmo.nl/vnarena-vob/images/stories/ak/blankworldmap_2.png http://www.biology.ualberta.ca/courses/?Page=7088 https://www.flickr.com/photos/junesbugs/131913536/?rb=1 http://photos.eppo.org/index.php/image/2423-pltpmu-05 http://www.wired.com/wp-content/uploads/images_blogs/wiredscience/2011/07/02-redbay-ambrosiabeetle.jpg http://www.landcareresearch.co.nz/__data/assets/image/0010/3061/lemon_borer_parsons.png http://awaytogarden.com/wp-content/uploads/2008/05/borer-damage.jpg http://www.arbofux.de/img/sorbus-saperda-candida8-g.jpg http://m9.i.pbase.com/o6/94/339594/1/115305029.z3AGvVHS.IMG_0943.JPG http://bugguide.net/images/raw http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/8/8f/Agrilus_anxius_5302066.jpg/1280px-Agrilus_ anxius_5302066.jpg http://filearchive.cnews.ru/img/reviews/2013/01/22/22_tree.jpg http://guildwood.blogspot.nl/2010_06_01_archive.html http://www.insectimages.org/images/768x512/1263076.jpg http://www.cpt-ti.ch/fito/images/com_fito/thumbs/cancro_colorato_platano_fototi_1.jpg http://www.arbofux.de/img/sorbus-saperda-candida8-g.jpg https://www.flickr.com/photos/junesbugs/131913536/?rb=1 http://www.wolterinck.nl/home/nieuws/ http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Anoplophora_glabripennis_Enschede2008_a214.jpg http://www.forestryimages.org/images/768x512/1427085.jpg http://www.cobra-adviseurs.nl/assets/imgresize/thumb670x450/nieuws/acer%20cryptostromacorticale%20 roetschorsziekte%20cobra.jpg http://www.natuurbericht.nl/images1/iepenzigzagblad_dik_vonk.jpg http://1.bp.blogspot.com/_7pBpYHv6gKM/TJ0DvbJFxvI/AAAAAAAAAYM/lYkqlONueHo/s1600/ mineermot+30+sept-9831.jpg http://www.cmo.nl/vnarena-vob/images/stories/ak/blankworldmap_2.png



86


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.