Levensverwachting bomen
De zoektocht naar de levensverwachting van bomen in de gemeente Utrecht
Harmen Bergmans & Ruud Linders (2015)
Betrokken partijen
Colofon Titel: Ondertitel: Opdracht: Auteurs:
Klas: Begeleiding: Opdrachtgever: Opleiding: In het kader van: Datum: Druk:
Levensverwachting bomen De zoektocht naar de levensverwachting van bomen in de gemeente Utrecht Onderzoek naar de levensverwachting van bomen in de gemeente Utrecht. Harmen Bergmans 06-83114515 H.bergmans@live.nl Ruud Linders 06-10807804 Ruudlinders1993@gmail.com T4C Hans Jacobse, docent Management Buitenruimte en coördinator minor ‘Bomen in Stedelijke omgeving’ Opleiding Tuin- en Landschapsinrichting, hogeschool VHL Gemeente Utrecht Jeroen van Gaalen, beheerder Cultuurtechniek Imke Tepp, teamleider Stedelijk groen en bomen Tuin- en Landschapsinrichting, Hogeschool VHL, Velp Afstuderen Management Buitenruimte 12 juni 2015 Repro Larenstein
Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen op voorwaarde van de volgende bronvermelding: H. Bergmans en R. Linders (2015). Levensverwachting bomen. Velp: Repro Larenstein.
De auteurs zijn niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave. Het rapport is niet compleet indien bijlage document ontbreekt.
II
Voorwoord Welkom. Het rapport dat voor u ligt is geschreven door Harmen Bergmans en Ruud Linders. Het rapport is gemaakt in het kader van het afstuderen in het 4e jaar van de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting op de afstudeerrichting Management Buitenruimte. In het rapport is de zoektocht gestart naar de theoretische benadering van de levensverwachting van bomen in de gemeente Utrecht. Deze afstudeeropdracht is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Utrecht.
In het onderzoek wordt gezocht naar een theoretische benadering om te kunnen bepalen hoe oud een boom wordt in de gemeente Utrecht. Aan het begin van de opdracht werd al snel duidelijk dat het een zeer complexe opdracht bleek te zijn. Veel onduidelijkheden en ontbrekende gegevens lagen daar aan ter grondslag.
Gedurende het onderzoek ontstond steeds meer duidelijkheid gecreëerd, waardoor langzaam meer grip en houvast kwam op de opdracht. Daarbij is gemerkt dat naast de gemeente Utrecht, ook van buitenaf belangstelling is voor het onderzoek. Het gaat in deze om de experts die benaderd zijn voor het onderzoek. Gedurende een periode van circa vijf maanden is er met enthousiasme gewerkt aan de opdracht. Een belangrijke schakel voor deze opdracht is de gemeente Utrecht, waar de opdracht voor is uitgevoerd. In het bijzonder worden Jeroen van Gaalen en Imke Tepp van de gemeente Utrecht bedankt voor de begeleidingen. Deze dank gaat ook uit naar Hans Jacobse, docent binnen de opleiding Tuin- en Landschapsrichting en de coördinator van de minor ‘Bomen en Stedelijke omgeving’. Naast de begeleiding zijn er enkele externe experts op gebied van bomen gesproken, waarvoor dank. De volgende experts zijn benaderd: Joop Spijker (Alterra), Marco Gerrits (BTL Bomendienst), Dirk Doornenbal (Nationale Bomenbank), Martijn van der Spoel (BSI Bomenservice), Harold Schoenmakers (Ande(R)s Boomtechnisch Advies) en Gertjan Koopman (Docent exacte vakken, hogeschool VHL). Velp, juni 2015
Harmen Bergmans Ruud Linders
III
Samenvatting Het onderzoek is gedaan voor de gemeente Utrecht in het kader van het afstuderen op de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting aan de hogeschool VHL. In het onderzoek wordt gezocht naar de theoretische benadering om de levensverwachting van bomen te kunnen bepalen. De gemeente Utrecht wil meer grip hebben op de verwachte jaarlijkse uitval van bomen inclusief de daarbij horende kosten in de toekomst. Daarnaast wil de gemeente weten welke factoren van invloed zijn op bomen in het stedelijk gebied. Het doel van de opdracht is om met de resultaten van het onderzoek meer inzicht te krijgen in de levensverwachting van bomen. Met deze gegevens krijgt de gemeente meer grip op de verwachte uitval van bomen, omdat er een prognose gemaakt kan worden. Aanlsuitend op de probleemstelling is de volgende hoofdvraag voor het onderzoek geformuleerd: “Wat is de levensverwachting van een boom in de gemeente Utrecht, gekeken per variëteit en standplaats?”
Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is er een schema gemaakt om de levensverwachting van een boom te kunnen bepalen per standplaats. Onderdeel in het bepalen van de levensverwachting is het berekenen van de theoretische omlooptijd. Hiervoor is een rekenmethode opgesteld. Vanuit de theoretische omlooptijd wordt er per standplaats een ‘factor’ toegekend. Om deze factor te kunnen bepalen zijn er verschillende benaderingen gezocht. Er is gekeken naar de stedelijke invloeden op bomen en de verkregen gegevens vanuit de gemeente waaronder ook het bomenbestand. Vanuit het bomenbestand is gebleken dat bomen in beplanting het vele malen beter doen dan de bomen in verharding. Om dit verschil uit te drukken is er gekozen voor een factor. Om de factor te bereken wordt er een nulpunt bepaald, de bomen in gras. Van het aantal bomen in het bomenbestand van de gemeente Utrecht beslaat bijna de helft (49%) de standplaats ‘boom in gras’. Dit betekent dat de theoretische omlooptijd voor de soort gelijk wordt gesteld aan de levensverwachting van de boom in gras. Vervolgens worden van de drie verschillende standplaatsen (boom in groeiplaatsconstructie wordt gelijk gesteld aan bomen in gras), de gemiddelde leeftijd berekend. Om de factor te bepalen worden de gemiddelden per standplaats verrekend met de gemiddelde leeftijd van de boom in gras. Door de standplaats te verrekenen met de theoretische omlooptijd is de levensverwachting van de variëteit per standplaats bepaald. Het gaat in deze om een theoretische benadering. In de praktijk zal een boom die theoretisch aan het einde van zijn leven is middels de VTA -methodiek (Visual Tree Assesment) worden gekeurd. Mocht uit de boomveiligheidscontrole blijken dat de boom gezond is en nog een goede
IV
toekomstverwachting heeft, dan zal de boom zeker niet worden verwijderd. Het bomenbeleid stelt namelijk dat bomen zo oud mogelijk moeten worden.
Met de levensverwachting van de bomen die berekend zijn uit het onderzoek, wordt er een meerjarenplanning opgesteld. Dit wordt gedaan voor de wijken Noordoost (laatste uitbreiding in de jaren ’70), Overvecht (laatste uitbreiding in de jaren ’80) en Noordwest (laatste uitbreiding in de jaren ’90). Dit zijn wijken die al langere tijd mee gaan en waar ook het één en ander is gebeurt. Om de meerjarenplanning op te kunnen stellen moet bekend zijn wanneer welke boom verwijderd wordt. Om te bepalen wanneer welke boom verwijderd dient te worden, wordt de resterende levensverwachting van de bomen berekend. Er is een rekenmethode opgesteld voor het berekenen van de resterende levensverwachting. Door met deze methode te rekenen zijn er vele bomen die als antwoord ‘nul’ of een negatieve waarde hebben. Deze bomen worden bestempeld als ‘achterstallig onderhoud’ en worden in de komende jaren theoretisch verwijderd. Vervolgens wordt er een planning inclusief kosten opgesteld voor de komende twintig jaar.
Samenvatting
V
Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting
III IV
Algemeen 1. Inleiding
1.1 Aanleiding 1.2 Doelstelling 1.3 Vragen en afkadering 1.4 Onderzoeksmethodiek 1.5 Werkwijze 1.6 Leeswijzer
Onderzoeksdeel 2.
De boom
2.1 Groeiwijze boom 2.2 Stedelijke invloeden 2.3 Standplaats 2.4 Deelconclusie
8
10 11 12 14 15 16
18
20 21 23 28
3 Data-analyse
30
4 Beleidsdocumenten
38
5
Bepalen levensverwachting
46
6
Conclusie onderzoek
58
3.1 Bomenbestand 3.2 Vellijst 3.3 Noodkapverordening 3.4 Investeringsplanning 3.5 Deelconclusie
4.1 Bomenbeleid 4.2 Strategisch beheerplan 4.3 Procesbeschrijving 4.4 Deelconclusie
5.1 Theoretische omlooptijd 5.2 Standplaats 5.3 Levensverwachting 5.4 Deelconclusie 6.1 6.2
6
Antwoord op deelvragen Antwoord op Hoofdvraag
32 34 35 36 37 40 41 42 44 48 52 53 56 60 62
Adviesdeel 7
7.1 7.2 7.3
Meerjarenplanning Algemene planning Operationele planning Conclusie advies
Toekomst 8
8.1 8.2
Toekomstige situatie Aanbevelingen Nader onderzoek
Achtergrondinformatie Verklarende woordenlijst Bronnenlijst
72
74 77 78
80
82 85
90 96
Bijlagen
Inhoudsopgave
7
1
Inleiding
Voordat er een begin gemaakt kan worden aan de opdracht is het van belang om te bepalen welke richting de opdracht op gaat. In dit hoofdstuk wordt de basis gelegd voor het vervolg van de opdracht. Er wordt daarbij gekeken naar het onderzoeks- en het adviesdeel.
Afb. 1.1 De oude gracht in Utrecht
1.1 Aanleiding Er is een strategisch beheerplan gemaakt voor de bomen in de gemeente Utrecht. In het strategisch beheerplan wordt ingegaan op de kwalitatieve en kwantitatieve gegevens over de bomen van de gemeente Utrecht. Het plan laat een verwachting zien, gebaseerd op de kennis van het moment. Er wordt daarbij gekeken naar de progressie die het bomenbestand maakt, ten aanzien van de voorgaande jaren. Om de toekomstige situatie na te streven dienen er (beheers)maatregelen genomen te worden. Hieronder valt ook het verwijderen en vervangen van bomen.
Bomen van de gemeente Utrecht worden in principe alleen verwijderd wanneer de boom gevaarlijke situaties oplevert/ kan veroorzaken. Dit kan zijn doordat de boom aan het aftakelen is of dat er sprake is van een aantasting. De gemeente Utrecht zou graag meer grip krijgen op de uitval van bomen. Dit kan benaderd worden door te onderzoeken hoe oud een boom kan worden, de levensverwachting van een boom. De gemeente Utrecht kan momenteel alleen een zeer globale inschatting maken op het gebied van de levensverwachting van bomen. Meer grip hebben op de uitval van bomen zou betekenen dat er met meer precisie een toekomstplanning gemaakt kan worden met een begroting. Het gaat in deze om een theoretische benadering wat de leeftijd is die een boom kan worden in de gemeente Utrecht. De term die daar bij gebruikt wordt is ‘omlooptijd’. De omlooptijd van een boom is de periode waarin de boom in de gemeente Utrecht staat. De periode begint bij aanplant van de boom en eindigt op het moment dat de boom verwijderd wordt. Naast dat verschillende variëteiten bomen een andere theoretische omlooptijd hebben, is het ook sterk afhankelijk van de standplaats. Vanuit de gemeente Utrecht is er de verwachting dat de levensverwachting per standplaats zal verschillen. Het gaat in deze om een combinatie van variëteit met de standplaats. De gemeente Utrecht is benieuwd in welke mate er verschillen aanwezig zijn in de levensverwachting per variëteit, gecombineerd met de verschillende standplaatsen.
Naast de zoektocht naar de levensverwachting van bomen, is de gemeente Utrecht ook benieuwd naar de factoren die van invloed zijn op bomen in het stedelijk gebied. Daarbij is de gemeente benieuwd wat de factoren inhouden en wat dit betekent voor de boom. Wanneer de factoren bekend zijn en men weet wat de kansen en bedreigingen zijn, kan er naar de toekomst toe op worden ingespeeld. Door in de planfase rekening te houden met de factoren, kan er een zo optimaal mogelijk uitgangssituatie worden gecreëerd voor de boom.
10
De gemeente Utrecht is benieuwd of en hoe er een waarde gelegd kan worden op de levensverwachting van bomen, in combinatie met de verschillende standplaatsen. Er dient daarbij gekeken te worden naar de verschillende variëteiten die aanwezig zijn binnen de gemeente Utrecht. De probleemstelling vanuit de gemeente Utrecht wordt als volgt geformuleerd:
“Er vallen jaarlijks bomen uit. De gemeente wil meer grip hebben op de verwachte jaarlijkse uitval van bomen inclusief de daarbij horende kosten in de toekomst. Waarbij ook gekeken dient te worden naar de factoren die van invloed zijn op bomen in het stedelijk gebied” Vanuit de probleemstelling zijn er doelen en vragen geformuleerd. Aansluitend op het onderzoek kan er een meerjarenplanning worden opgesteld. Hierdoor kan inzichtelijk worden gemaakt, wat de verwachte uitval is. Vervolgens kunnen daar kosten aan gekoppeld worden. Indien blijkt dat er in één jaar een grote ‘piek’ aanwezig is, dan is het mogelijk om de piek te spreiden over de omliggende jaargangen. Hierdoor ontstaat er een meer evenredige, financiële verdeling. Dit onderzoek is geschreven voor experts op gebied van bomen. Naar de toekomst toe kan de gemeente Utrecht met andere vakspecialisten de problematiek, zoals zojuist beschreven, bespreken. Naast de vakspecialisten kan het rapport ook bekeken worden door belangstellenden binnen hogeschool VHL. Het betreft in deze studenten van het eerste tot en met het vierde jaar van de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting, Bos- en Natuurbeheer en Land- en Watermanagement.
1.2 Doelstelling Een belangrijk element in het uitvoeren van een opdracht voor een opdrachtgever is dat beide partijen een gezamenlijk doel nastreven. In deze situatie is er een derde partij mee gemoeid, namelijk de opleiding waar de studenten actief zijn. De opdracht moet aansluiten op de wensen/eisen van de opdrachtgever, maar ook op de wensen/eisen vanuit de opleiding. Er is zowel ruimte voor korte als lange termijndoelen.
De korte termijndoelen zijn doelen die in de afstudeerperiode behandeld kunnen worden. De lange termijndoelen zijn de doelen die buiten de afstudeerperiode vallen en daardoor niet realiseerbaar zijn door de studenten.
Korte termijndoelen • Inzichtelijk maken van factoren die invloed hebben op de groei van bomen; • In beeld brengen hoe oud een boom kan worden in de gemeente Utrecht; • Inzichtelijk maken hoeveel bomen er, naar verwachting, de komende twintig jaar uit zullen vallen; • Meerjarenplanning opstellen voor de bomen binnen de gemeente Utrecht; • Aanbevelingen formuleren voor een vervolg van de opdracht.
Lange termijndoelen • Vanuit de aanbevelingen nader onderzoek plegen op verschillende (sub) onderwerpen om een verdiepingsslag te maken; • De resultaten uit het onderzoek verwerken en software creëren; • Uitvoeren van de aanbevelingen. De gemeente Utrecht heeft een probleemstelling geformuleerd, zoals beschreven in paragraaf 1.1. Vanuit de probleemstelling zijn zojuist doelen geformuleerd. De intentie van het onderzoek is om, uiteraard, de korte termijndoelen na te streven. Echter dient geconstateerd te worden dat het uit te voeren onderzoek een startpunt betreft (pioniersopdracht). Belangrijk is dat er gezocht wordt naar ‘houvast’ voor de gemeente Utrecht. De studenten hebben de opdracht met enthousiasme aangepakt, wetende dat er veel onduidelijkheden zijn en misschien ook zullen blijven. Echter is het van belang dat er een start wordt gemaakt met het onderzoeken naar de leeftijden die bomen kunnen behalen. Er dient met name gezocht te worden naar aspecten waar de gemeente in de toekomst houvast aan heeft.
Hoofdstuk 1 - Inleiding
11
1.3 Vragen en afkadering Vanuit de aanleiding wordt er een probleemstelling geformuleerd, waaraan doelen worden gekoppeld. Dit onderzoek dient als afstudeeropdracht en is tweeledig. Het beslaat een onderzoeks- en een adviesdeel. Beide onderdelen worden in deze rapportage beschreven. Belangrijk element in het uitvoeren van een onderzoek is het formuleren van de hoofdvraag en het afkaderen van de opdracht. Vanuit de hoofdvraag worden deelvragen geformuleerd die ondersteuning bieden in de zoektocht naar het antwoord op de hoofdvraag. Het is daarnaast belangrijk om het onderzoek af te bakenen. Wanneer dit niet gebeurt is de kans groot dat er teveel bijzaken worden bekeken, waarna het onderzoek niet binnen de beschikbare tijd afgerond kan worden. Bij de vraagstelling wordt er onderscheid gemaakt tussen het onderzoeks- en adviesdeel. Bij de afbakening wordt er géén onderscheid gemaakt tussen het onderzoeks- en adviesdeel. Onderzoeksdeel Vanuit de aanleiding wordt er een hoofdvraag geformuleerd. De hoofdvraag sluit aan op de problematiek zoals beschreven in paragraaf 1.1 en luidt als volgt:
“Wat is de levensverwachting van een boom in de gemeente Utrecht, gekeken per variëteit en standplaats?” Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is informatie nodig. Deze informatie wordt verkregen door het beantwoorden van deelvragen. De deelvragen voor het onderzoeksdeel bestaan uit: • Wat zijn de groeivoorwaarden voor een boom in het • stedelijk gebied? • Welke maatregelen worden door de gemeente • Utrecht genomen om de omloopcyclus zolang • mogelijk te laten duren? • Wat zijn de beweegredenen binnen de gemeente • Utrecht voor het verwijderen van één of meerdere • bomen? • Wat is de omlooptijd van bomen in de gemeente • Utrecht, gekeken naar diverse variëteiten?
heid is om de gegevens te verwerken in een meerjarenplanning. Om een juiste meerjarenplanning te maken zijn echter meer gegevens nodig dan alleen de levensverwachtingen van de bomen. Er moet ook rekening gehouden worden met prioritering in het verwijderen van bomen en het beschikbare budget. Het adviesdeel wordt geleid door de vraag: “Hoe kan de gemeente Utrecht de bomen die in de komende 20 jaar worden verwijderd op een effectieve en budgettaire wijze in een meerjarenplanning opnemen?” Net als bij het onderzoeksdeel worden er voor het adviesdeel ook processtappen uiteengezet met daaraan gekoppeld een advies, zoals is te zien op afbeelding 1.4.
Afkadering Het afkaderen is een belangrijk element in het onderzoeken. Door grenzen te stellen aan het onderzoek, wordt voorkomen er constant nieuwe thema’s aangehaald worden. Hierdoor kan het overzicht verloren gaan door een overvloed aan informatie. De afbakening bestaat uit de volgende punten: • Beleidsstukken en handleidingen binnen de gemeente • Utrecht zijn leidend voor deze opdracht; • Benodigde informatie wordt verstrekt door de • • • gemeente Utrecht; • Onder de uitdrukking ‘Verwijderen van een boom’, • wordt bedoeld het vellen en/of rooien van een boom; • De opdracht is gericht op de gemeente Utrecht, waarin • de gemeentegrenzen leidend zijn, zie afbeelding 1.2; • Bij dit onderzoek geldt: Plantjaar is nuljaar. Dit • betekent dat de leeftijd berekend wordt vanaf het • plantjaar; • Met de opdracht wordt gezocht naar de levensver• wachting van verschillende variëteiten. Met varië• teiten worden zowel soorten (Q. robur) als cultivars • • (Q. robur ‘Fastigiata Koster’) bedoeld. • Voor de uitwerking van de opdracht wordt uitgegaan • van bomen van de 1e grootte
Om antwoord te kunnen geven op de deelvragen en de hoofdvraag worden er processtappen ondernomen. De processtappen dienen als ondersteuning voor de deelvragen. Aan de processtappen kan/wordt vervolgens een resultaat gekoppeld, zoals te zien op afbeelding 1.3 . Adviesdeel Het verwachte resultaat van het onderzoek geeft een weergave van de bomen die de komende jaren verwijderd gaan worden. Er dient daarbij ook gekeken te worden op welke wijze het onderzoek geïmplementeerd kan worden binnen de gemeente Utrecht. Een mogelijk12
Afb. 1.2 Gemeentegrenzen
Hoofdvraag
Hoofdvraag
Deelvragen
Projectstap
Projectstap
Resultaat
Afb. 1.3 Processtappen onderzoeksdeel
Resultaat
Afb. 1.4 Processtappen adviesdeel
Hoofdstuk 1 - Inleiding
13
1.4 Onderzoeksmethodiek Voordat er daadwerkelijk actie ondernomen gaat worden om de gestelde vragen zoals beschreven in paragraaf 1.3 te beantwoorden, is het van belang dat er nagedacht wordt over de aanpak. Niet iedere vraag kan namelijk ‘even via Google’ worden beantwoord. Er zijn verschillende onderzoeksmethoden en iedere vraag kent haar eigen aanpak. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de voorbereiding en het uitwerking. Voorbereiding In de voorbereiding wordt er gezocht naar informatie, die voor de opdracht nuttig lijkt te zijn. Het betreft in deze een ‘quick scan’, op de website van de gemeente Utrecht. Informatie waar van verwacht wordt dat het bruikbaar is worden verzameld.
Uitwerking Bij de uitwerking is de opdracht helder en is er enige basisinformatie beschikbaar. Daarnaast wordt er een start gemaakt met het beantwoorden van de diverse deelvragen. Om een onderbouwd antwoord te kunnen geven op de vragen, zullen er diverse onderzoeksmethoden worden toegepast. Er wordt gebruik gemaakt van ‘literatuurstudie’ en ‘experts raadplegen’. Literatuurstudie Deze methode ligt aan de basis van iedere vraag, waarbij het mogelijk is dat een vraag alleen beantwoord kan worden via literatuurstudie. Voordat er over gegaan kan worden naar een andere onderzoeksmethode is het van belang dat er informatie ingewonnen wordt over het betreffende thema, zodat er doelgerichte vragen gesteld kunnen worden. De literatuurstudie wordt gedaan door het raadplegen van verschillende bronnen. De eerste bronnen die benaderd worden zijn: • VHL-mediatheek (boeken) • LexisNexis (krantenartikelen) • Google Scholar (wetenschappelijke artikelen) • Wageningen Library (rapportages en boeken) • Afstudeerprojecten voorgaande jaren • Handboek Bomen 2014
Belangrijk onderdeel is dat de gevonden informatie wordt verkregen uit betrouwbare bronnen. De zojuist beschreven bronnen staan binnen de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting bekend als betrouwbaar. Publicaties van de serie Stadsbomen Vademecum worden als betrouwbaar ervaren en hetzelfde geldt voor publicaties van het CROW. Daarnaast werkt de gemeente Utrecht sinds november 2014 met het Handboek Bomen 2014. Informatie verkregen uit deze publicatie wordt ook als betrouwbaar ervaren. Overige verkregen informatie, met name via het internet, dient gecontroleerd te worden op betrouwbaarheid. Dit wordt gedaan door meerdere bronnen te vinden die dezelfde uitspra(a) k(en) doen. 14
Experts raadplegen Gedurende het proces bestaat de kans dat er specifieke problemen/vraagstellingen voorkomen. In een dergelijke situatie kan er een expert op dat gebied worden benaderd. Vervolgens wordt de problematiek besproken en wordt er gezocht naar een oplossing. Deze methode wordt voorafgegaan door literatuuronderzoek, waarna er concrete vragen gesteld kunnen worden over ontbrekende delen of er juist dieper op de materie ingegaan kan worden. Er wordt voor deze onderzoeksmethodiek gekozen, aangezien op deze wijze de gestelde vragen op onderbouwde wijze beantwoord kunnen worden. Daarnaast bieden de methoden over het algemeen representatieve informatie, waarbij de bronnen te achterhalen zijn. Hierdoor wordt er gezorgd voor een betrouwbaar en kwalitatief goed onderzoek.
1.5 Werkwijze Om een duidelijk en onderbouwd antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag worden er meerdere aspecten bekeken. In dit hoofdstuk worden onder andere grenzen aangegeven (afkadering) waar binnen gewerkt zal worden. Echter is er voor de uitwerking van het onderzoek veel ruimte voor vragen, wat voort komt uit het feit dat er weinig gegevens beschikbaar zijn en dat er weinig houvast is. Gedurende het onderzoek wordt onderzocht op welke wijze er houvast gecreĂŤerd kan worden en welke uitgangspunten daarbij komen kijken. Door het beantwoorden van de deelvragen wordt verwacht dit te kunnen bereiken. De hoofdstukken 2 tot en met 5 staan in het teken van de gestelde deelvragen. Met de deelvragen wordt er gezocht naar houvast en nieuwe uitgangspunten om het onderzoek mee te vervolgen. De nieuwe uitgangspunten worden in de deelconclusie beschreven, waarna het onderzoek meer houvast krijgt. De uitgangspunten worden zoveel mogelijk onderbouwd vanuit het onderzoek. In enkele situaties zullen aannames gedaan worden, gebaseerd op het onderzoek. Op deze wijze wordt getracht een gedegen en betrouwbare opdracht te verwezenlijken. Het onderzoek wordt uigevoerd in een periode van vijf maanden, waardoor niet alles te onderzoeken is. Om die reden worden uitgangspunten en houvast gezocht, waaruit aanbevelingen volgen.
Hoofdstuk 1 - Inleiding
15
1.6 Leeswijzer Het rapport dat voor u ligt is opgebouwd uit een vijftal delen. In het eerste deel wordt er gekeken naar de voorbereiding. Het tweede deel gaat in op het onderzoek, daar waar het derde deel gaat over het advies. Vervolgens wordt er in deel 4 gekeken naar de toekomst en in deel 5 wordt de achtergrondinformatie besproken. Algemeen In het eerste hoofdstuk wordt er gekeken naar de voorbereiding van het project. Er wordt eerst gekeken naar de aanleiding van de opdracht en vervolgens worden de vragen uiteengezet. Tot slot wordt de onderzoeksmethodiek en werkwijze beschrijven.
Onderzoeksdeel In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de boom en de standplaats. Er wordt eerst gekeken op welke wijze een boom groeit, waarna wordt gekeken naar de stedelijke invloeden op bomen. Als laatste onderdeel in dit hoofdstuk wordt er gekeken naar de standplaatsen. Het derde hoofdstuk staat in het tekeken van de verkregen informatie vanuit de gemeente Utrecht. Hierin wordt er naar voren gebracht welke gegevens bruikbaar zijn en waar de opdracht verder mee uitgewerkt zal worden. De beleidsdocumenten, die leidend zijn voor de opdracht, worden beschreven in hoofdstuk 4. Hierin worden de kernpunten vanuit de beleidsdocumenten weergegeven. In hoofdstuk 5 wordt er gekeken naar welke gegevens nodig zijn om de levensverwachting van een boom te kunnen bepalen. Daarnaast worden deze in hetzelfde hoofdstuk ook uitgewerkt. Er wordt daarbij gekeken naar de theoretische omlooptijd, de standplaatsfactor en de levensverwachting van bomen. Het slothoofdstuk van dit deel is hoofdstuk 6. Hierin wordt er een concluderend overzicht gegeven van de besproken materie in de vorige hoofdstukken. Dit wordt gedaan door het beantwoorden van de hoofden deelvragen. Adviesdeel Met de verkregen resultaten vanuit het onderzoek wordt er in hoofdstuk 7 een meerjarenplanning opgesteld. Hierbij wordt de methodiek die in het onderzoeksdeel is gevonden toegepast op een drietal wijken binnen de gemeente Utrecht.
Toekomst In hoofdstuk 8 worden aanbevelingen en nader te onderzoeken thema’s gedefinieerd die binnen de onderzoekstermijn niet beantwoord konden worden. Achtergrondinformatie Onder het deel achtergrondinformatie is de verklarende woordenlijst te vinden samen met de bronnenlijst. 16
Hoofdstuk 1 - Inleiding
17
2
De boom
Het onderzoek is gericht op bomen, waardoor het van belang is om te weten op welke wijze een boom groeit. Het groeien van een boom kan gestimuleerd of verminderd worden onder invloed van factoren. Welke invloed de factoren hebben, is sterk afhankelijk van de standplaats van de boom.
Afb. 2.1 Dubbele rij bomen naast watergang
2.1 Groeiwijze boom Het rapport dat voor u ligt bevat een opdracht over bomen in het stedelijk gebied. Om grip te krijgen op bomen, is het noodzakelijk om te weten wat een boom is en hoe een boom zich ontwikkeld. Op het moment dat een willekeurige voorbijganger wordt gevraagd: “Wat is een boom?”, dan zal het antwoord in bijna alle gevallen hetzelfde zijn, toch? Er zijn verschillende wijzen waarop een boom gedefinieerd kan worden, bekeken vanuit vier perspectieven: “Taalkundig wordt een boom omschreven als een houtachtig gewas met een zeer groot wortelgestel en een enkele, stevige, houtige en zich secundair verdikkende, overblijvende stam die zich pas op enige hoogte boven de grond vertakt. Een bioloog zal al spreken van een boom wanneer hij volgens bepaalde kenmerken behoort tot de groep planten die men bomen noemt, ofwel een pas ontkiemde beukennoot is voor een bioloog al een boom. Een jurist zal naar andere kenmerken kijken, namelijk naar de juridische context waarbinnen de vraag gesteld wordt, meestal een burengeschil.” (Bron: www. bomenstichting.nl). Het Handboek Bomen 2014 geeft de volgende definitie: ‘Een boom is een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 cm op een hoogte van 130 cm boven maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam’. (Bron: Handboek Bomen 2014). Voor deze opdracht wordt de definitie vanuit het Handboek Bomen 2014 als uitgangspunt genomen. De gemeente Utrecht werkt sinds november 2014 met het handboek en daarom wordt die definitie aangehouden. In de definities wordt de essentie van een boom beschreven, zoals ‘men’ deze in het stedelijk gebied kan zien. Een boom is echter complexer opgebouwd. Voor de studenten is het relevant om de theorie achter de groei en ontwikkeling van een boom te bestuderen. Dit gedeelte zal in de meeste situaties niet relevant zijn voor de doelgroep van deze rapportage. Om die reden is in bijlage 1 de theorie achter de boom beschreven. Daarin wordt ingegaan op de morfologie en fysiologie. Er zal nu kort worden gekeken naar de wijze waarop de groei en ontwikkeling van een boom tot stand komt. Groeiwijze boom Wanneer het groeiseizoen op gang komt, gaat de boom op zoek naar voedingsstoffen. Deze voedingsstoffen worden deels door de boom zelf geproduceerd (suikers, middels fotosynthese). Naast de suikers haalt de boom voedingsstoffen uit de bodem (water en mineralen). De voedingsstoffen zijn nodig om zowel knoppen aan te maken als ook te groeien. Er is daarbij sprake van zowel lengte- als diktegroei. De diktegroei van een boom is een gevolg van de celdeling in het spinthout van de boom. Deze celdeling komt op gang door de voedingsstoffen die via de 20
bastkanalen in het cambium komen. Dit resulteert erin dat er ieder jaar een nieuwe ‘houtring’ ontstaat, de jaarringen. Op afbeelding 2.2 is de opbouw te zien van de stam van een boom. De lengtegroei vindt plaats gedurende het groeiseizoen en uit zich in groeischeuten. De groeischeuten beginnen bij de knoppen die zich aan het einde van de twijgen bevinden. Aan het einde van de scheut vormt zich een eindknop. Aan de scheut zelf liggen blad-, bloem- of zijscheut knoppen, zie afbeelding 2.3. Zowel de eindknop als zijscheut knoppen zullen gedurende het volgende seizoen nieuwe scheuten gaan vormen. Nadat de scheut gevormd is zal deze niet langer worden, waarna deze in de jaren erna alleen nog maar dikker wordt.
Afb. 2.2 Opbouw stam (Bron: Technisch Vademecum Bomen)
Afb. 2.3 Eind- en bladknoppen
2.2 Stedelijke invloeden Bomen in het stedelijk gebied hebben te maken met verschillende invloeden op de groei en ontwikkeling. Het gaat in deze om zowel positieve, negatieve als neutrale (verwaarloosbare) invloeden. Er kan daarbij gekeken worden naar zowel de omgeving van de boom als de directe omgeving. Invloeden op een boom zijn met name van kracht wanneer deze in de directe omgeving van de boom plaatsvinden. Om de directe omgeving af te kaderen wordt er gekeken naar het Handboek Bomen 2014. Daarin wordt beschreven dat er niet, zonder goed reden, werkzaamheden uitgevoerd mogen worden binnen de kwetsbare boomzone. De kwetsbare boomzone wordt gedefinieerd als: Kwetsbare boomzone = kroonprojectie + 1,5m
De kwetsbare boomzone wordt gezien als de zone binnen de kroonprojectie en de directe omgeving, zie afbeelding 2.4. Dit is het gebied waar de boom het meest kwetsbaar is, omdat het merendeel van het wortelgestel zich daar bevindt. Bij aantasting van het wortelgestel kan in zeer korte tijd de gehele boom worden aangetast. Voor een boom in de stad zijn er meer beperkende factoren dan een parkboom. Er dient gekeken te worden naar mogelijke factoren binnen de kwetsbare boomzone. De oorzaak van deze invloeden zijn (vaak) afhankelijk van een bepaalde ‘factor’. Er dient, per situatie, gekeken te worden welke factor een positieve, negatieve dan wel neutrale invloed heeft binnen de kwetsbare boomzone. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende factoren: • Afstand tot bebouwing • Afstand tot bomen • Afstand tot verharding • Bodem & water • Boombeveiliging • Boomspiegel • Doorwortelbare ruimte • Groeiplaatsconstructie • Groeisubstraten • Incidentele graafwerkzaamheden • Investeringsplanning • Klachten/meldingen • Strooizout • Verhardingstype
Wat duidelijk naar voren komt is dat bijna iedere factor zowel positief, negatief als neutraal kan zijn. Daarnaast is er weinig tot geen informatie beschikbaar om een waarde toe te kennen aan iedere factor. Door het uitvoeren van een onderzoek per factor, kan er een basis worden gelegd voor de waardestelling. Naast dat het lastig is om te bepalen welke waarde een bepaalde factor heeft, is het ook lastig te bepalen welke factoren van invloed zijn op welke standplaats. Binnen de gemeente Utrecht wordt gebruikt van werkpakketten om de standplaats aan te duiden binnen het bomenbestand, zie hoofdstuk 3. Werkpakketten zijn een verzamelnaam voor meerdere onderliggende werkzaamheden op de betreffende standplaats. Bijvoorbeeld het verwijderen van een boom. Hierbij moet de boom verwijderd worden, maar ook moet de grond worden aangevuld, een nieuwe boom worden geplant, etc. De werkpakketten geven echter geen reëel beeld, aangezien er binnen één type standplaats nog variaties zijn. Dit is te zien in het volgende voorbeeld, waarin ‘bomen in gras’ uiteen worden gezet volgens de gemeente Utrecht: • Circa 70% staat daadwerkelijk in gras; • Circa 10% staat eigenlijk in verharding; • Overige 20% is twijfelachtig.
De factoren zoals zojuist benoemd spelen (bijna) allemaal een belangrijk rol in de planfase. Door rekening te houden met de factoren kan er voor de boom de meest ideale uitgangssituatie worden gecreëerd. Belangrijk daarin is het beoogde eindbeeld voor de betreffende boom.
De beschrijving van alle factoren is te vinden in bijlage 2. Niet alle factoren zijn van toepassing op de standplaatsen die door de gemeente Utrecht worden gehanteerd, zie paragraaf 2.3. Naast de beschrijving van de factoren zijn er ook aantastingen die invloed hebben op bomen. De mogelijk aantastingen worden los gezien van de factoren en zijn beschreven in bijlage 3.
Afb. 2.4 Kwetsbare boomzone (Bron: Handboek Bomen 2014)
Hoofdstuk 2 - De boom
21
Daadwerkelijke invloed De factoren zoals beschreven in bijlage 2 kunnen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. De interpretatie is afhankelijk van de standplaats van de boom, die per situatie kan verschillen. Factoren kunnen afhankelijk van de situatie zowel positief, negatief als neutraal zijn. Om een eenduidig beeld te genereren, wordt er per factor een uitgangspositie beschreven. Hierin worden een drietal categorieën van elkaar onderscheiden, namelijk: goed, matig en slecht. Per factor wordt aangegeven waar iedere categorie aan moet voldoen. Niet alle beschreven factoren zijn van toepassing, waardoor de verwaarloosbare factoren niet worden ingevuld. De beoordeling is te vinden in tabel 2.1.
Daarnaast kunnen ziekte en plagen een enorme invloed hebben op het bomenbestand. Voornamelijk wanneer het bomenbestand uit monoculturen bestaat, zoals het geval is bij de iepziekte. Deze kan zorgen voor een grootschalige uitval, doordat de ziekte uiterst agressief is. Het is dus van belang om monoculturen binnen het bomenbestand te voorkomen, zoals beschreven wordt in hoofdstuk 4.
Door het bepalen welke uitgangspunten er per standplaats van kracht zijn, kan de volgende stap gezet worden. Het gaat in deze om het bepalen van de daadwerkelijke waarde van de betreffende factor. Gedurende het onderzoek is gebleken dat dit niet mogelijk is binnen de beschikbare onderzoeksperiode, waardoor er geen concrete waarde aan de factoren gekoppeld kunnen worden. Om de daadwerkelijke waarde per factor te kunnen bepalen, dient er een uitgebreider onderzoek gedaan te worden. Daarin kan bepaald worden wat de waarde is van de factoren.
Factor
Goed (+)
Voldoende (+/-)
Slecht (-)
Afstand tot bebouwing
>15m
10-15m
<10m
Boombeveiliging (beperkend)
Niet
<10cm afst.
Ingegroeid
Afstand tot bomen
Bodem & water (visuele gebreken) Boomspiegel
Doorwortelbare ruimte Groeiplaatsconstructie Groeisubstraten
Incidentele graafwerkzaamheden Investeringsplanning Klachten/meldingen Strooizout
>15m Geen
Ø>5m
>1m³/m² KP
Verwaarloosbaar Verwaarloosbaar Niet aanw.
Mogelijk, n.t.b. Mogelijk, n.t.b.
Verwaarloosbaar
10-15m
Beginnend Ø5-2,5m
1-0,5m³/m² KP. >5m afstand
Verhardingstype Geen verharding H/O KP = Kroonprojectie Verhardingstype kan zijn; gesloten- (G), (half)open- (O) en halfverharding (H) 22
<10m
Duidelijk Ø<2,5m
<0,5m³/m² KP. <5m afstand
G Tabel 2.1 Beoordeling factoren
2.3 Standplaats Bomen in de gemeente Utrecht worden onder andere per standplaats ingedeeld. De onderliggende werkpakketten worden bepaald op basis van de standplaats van de boom. Hiermee wordt bedoeld dat bomen die in gras staan, wat gemaaid wordt, worden omschreven als bomen in gras. Hetzelfde principe geldt voor bomen in beplanting en verharding. Op verzoek van de gemeente Utrecht is de standplaats ‘Boom in groeiplaatsconstructie’ gedurende het onderzoek toegevoegd. Echter zijn voor deze standplaats (te) weinig gegevens beschikbaar, waardoor het niet mogelijk is om deze verder in de uitwerking mee te nemen. Wel wordt er een uitgangspositie geschetst voor deze standplaats. Voor de verdere uitwerking van deze paragraaf wordt de ‘boom in gras’ als voorbeeld aangehouden. Daarnaast wordt er gekeken naar het effect van de factoren in de kwetsbare boomzone.
Van alle bomen die zijn gedefinieerd als bomen in gras, staan ze niet daadwerkelijk allemaal in gras, zie paragraaf 2.2. Bomen in gras zijn dus niet eenduidig als het aankomt op het beschrijven van de standplaats. De gemeente Utrecht zal haar eigen werkpakketten en dus ook standplaatsen nader moeten bekijken, voor een gerichter resultaat. Door het opstellen van richtlijnen kunnen er snel en eenvoudig veranderingen worden doorgevoerd.
Binnen één standplaats zitten vele verschillen, die nader bekeken dienen te worden. Om binnen deze opdracht te kunnen werken met de verschillende standplaatsen, is ervoor gekozen om te generaliseren. Voor iedere standplaats wordt er één beeld geschetst, welke de betreffende categorie vertegenwoordigd. Er wordt bij het beschrijven van de standplaats uitgegaan van de meerderheid (de 70% van de bomen in gras die daadwerkelijk in gras staan). Voor iedere standplaats wordt een principe uitwerking gemaakt. Vervolgens wordt er gekeken naar de factoren en daaruit wordt bepaald welke invloed de betreffende factor heeft op de standplaats. Op de afbeeldingen 2.5 t/m 2.7 zijn voorbeelden te zien van een boom in beplanting, gras en verharding.
Afb. 2.5 Boom in beplanting
Afb. 2.6 Boom in gras
Afb. 2.7 Boom verharding
Hoofdstuk 2 - De boom
23
Boom in beplanting (Bib) Een boom in beplanting wordt gezien als een boom in een beplantingsstrook. De aanwezige beplanting kan bestaan uit vaste planten, lage en (middel) hoge heesters en of opgaande grassen. De beplantingsstrook zelf is minimaal vijf meter breed, waarin aan weerszijden van de stam minimaal 2,5 meter verhardingsvrij is (vanuit het hart van de stam). Op afbeelding 2.8 is een vogelvlucht te zien van de principe uitwerking. Op afbeelding 2.9 is de dwarsdoorsnede te zien. Afstand tot bebouwing Goed Afstand tot bomen Goed Bodem & water Goed Boombeveiliging Goed Boomspiegel Voldoende Doorwortelbare ruimte Voldoende Groeiplaatsconstructie N.v.t. Groeisubstraten N.v.t. Incidentele graafwerkzaamheden Slecht Investeringsplanning Mogelijk Klachten/meldingen Mogelijk Strooizout N.v.t. Verhardingstype Gesloten, (half) open verharding
Afb. 2.8 Vogelvlucht boom in beplanting
Doorwortelbare ruimte, 1m diep
Bebouwing
Trottoir
5m
Beplantingsvak
Rijweg, incl. fietspad
Afb. 2.9 Dwarsdoorsnede boom in beplanting
24
Boom in gras (Big) Een boom in gras wordt gezien als een boom in gras wanneer de boom in een grasstrook staat. Het aanwezige gras kan bestaan uit verschillende grasmengsel, denkend aan bijvoorbeeld een bermmengsel. Bekeken vanuit het hart van de boom is deze minimaal 2,5 meter verhardingsvrij aan beide zijden. Op afbeelding 2.10 is een vogelvlucht te zien van de principe uitwerking. Op afbeelding 2.11 is de dwarsdoorsnede te zien. Afstand tot bebouwing Afstand tot bomen Bodem & water Boombeveiliging Boomspiegel Doorwortelbare ruimte Groeiplaatsconstructie Groeisubstraten Incidentele graafwerkzaamheden Investeringsplanning Klachten/meldingen Strooizout Verhardingstype
Goed Goed Goed Goed Voldoende Voldoende N.v.t. N.v.t. Slecht Mogelijk Mogelijk N.v.t. Gesloten, (half) open verharding
Afb. 2.10 Vogelvlucht boom in gras
Doorwortelbare ruimte, 1m diep
Bebouwing
Trottoir
Fietspad
Beplantingsvak
Rijweg
Afb. 2.11 Dwarsdoorsnede boom in gras
Hoofdstuk 2 - De boom
25
Boom in verharding (Biv) Boom in verharding wordt gezien als een boom in verharding wanneer er binnen 2,5 meter vanuit het hart van de stam aan minimaal twee kanten verharding aanwezig is. Daarnaast is het mogelijk dat er onderbeplanting of gras is toegepast. Op afbeelding 2.12 is een vogelvlucht te zien van de boom in verharding. Op afbeelding 2.13 is de dwarsdoorsnede te zien. Afstand tot bebouwing Afstand tot bomen Bodem & water Boombeveiliging Boomspiegel Doorwortelbare ruimte Groeiplaatsconstructie Groeisubstraten Incidentele graafwerkzaamheden Investeringsplanning Klachten/meldingen Strooizout Verhardingstype
Goed Goed Voldoende Goed Slecht Slecht Nee Mogelijk Slecht Mogelijk Mogelijk N.v.t. Gesloten, (half) open verharding
Afb. 2.1 Ligging Arnhem in Nederland
Afb. 2.12 Vogelvlucht boom in verharding
Doorwortelbare ruimte, 1m diep
Bebouwing
5m
Trottoir
Plantvak
Rijweg, incl. fietspas
Afb. 2.13 Dwarsdoorsnede boom in verharding
26
Boom in groeiplaatsconstructie (Bigpc) Een boom in groeiplaatsconstructie wordt gezien als een boom in groeiplaatsconstructie als er logischerwijze een groeiplaatsconstructie toegepast. Op afbeeling 2.14 is een vogelvlucht te zien van de principe uitwerking. Op afbeelding 2.15 is de dwarsdoorsnede te zien. Er wordt hierbij vanuitgaan dat er alleen een groeiplaatsconstructie wordt toegepast, wanneer een boom last ondervindt van de omliggende verharding Afstand tot bebouwing Afstand tot bomen Bodem & water Boombeveiliging Boomspiegel Doorwortelbare ruimte Groeiplaatsconstructie Groeisubstraten Incidentele graafwerkzaamheden Investeringsplanning Klachten/meldingen Strooizout Verhardingstype
Goed Goed Voldoende Goed Slecht Goed Ja Ja Slecht Mogelijk Mogelijk N.v.t. Gesloten, (half) open verharding
Afb. 2.1 Ligging Arnhem in Nederland
Afb. 2.14 Vogelvlucht boom in groeiplaatsconstructie
Doorwortelbare ruimte, 1m diep
Bebouwing
Plein
Groeiplaatsconstructie
Plein
Afb. 2.15 Dwarsdoorsnede boom in groeiplaatsconstructie
Hoofdstuk 2 - De boom
27
2.4 Deelconclusie Een boom groeit als gevolg van de fysiologische processen die zich afspelen in de boom. De boom neemt voedingsstoffen op en daarnaast slaat de boom ook voedingsstoffen op. Hierdoor kan de boom de voedingsstoffen gebruiken voor lengte- en diktegroei. De diktegroei van de boom is het gevolg van de celdeling in het spinthout. De lengtegroei vindt plaats middels de groeischeuten van de boom. Bomen in het stedelijk gebied hebben te maken met verschillende invloeden. De invloeden kunnen zowel positief, negatief als neutraal van invloed zijn op de groei van de boom. De standplaats van de boom is sterk bepalend voor de wijze waarop de invloeden van invloed zijn. Bomen in de gemeente Utrecht worden ingedeeld in verschillende standplaatsen. Voor het onderzoek wordt er gekeken naar bomen in beplanting, gras, verharding en groeiplaatsconstructies. De achterliggende gedachte bij het bepalen van de standplaats zijn de onderliggende werkpakketten, zoals grasmaaien. Dit betekent dat een grasstrook van twee meter en een parkboom dezelfde standplaats hebben, terwijl de verschillen in groeiplaatsomstandigheden erg groot zijn. De gemeente Utrecht geeft zelf aan dat er binnen één standplaats veel verschillen zijn. Voor het onderzoek is het van belang dat er een uitgangspunt gekozen wordt voor de verschillende standplaatsen. De uitgangspunten zijn gebaseerd op de beschrijvingen van de factoren in bijlage 2. Op basis van de beschrijvingen wordt uitgegaan van een boom van de 1e grootte. In tabel 2.2 is de beoordeling van iedere factor te zien. Factor Afstand tot bebouwing
Afstand tot bomen
Bodem & water (visuele gebreken) Boombeveiliging (beperkend) Boomspiegel
Doorwortelbare ruimte
Groeiplaatsconstructie
Groeisubstraten
Incidentele graafwerkzaamheden
Investeringsplanning
Klachten/meldingen
Strooizout
Goed
Voldoende
Slecht
(+)
(+/-)
(-)
>15m
>15m geen Niet
Ø>5m
10-15m
10-15m
Beginnend
<10cm afst. Ø5-2,5m
>1 m³/m² KP. 1-0,5 m³/m² KP. Aanwezig
Aanwezig x
x
x
>5m
Mogelijk, n.t.b.
Mogelijk, n.t.b.
Verwaarloosbaar
<10m
<10m
Duidelijk
Ingegroeid Ø<2,5m
<0,5 m³/m² KP.
Niet aanwezig
Niet aanwezig <5m
Standplaats Bib +
+
+
+
Big +
+
+/-
-
x
x
-
Evt.
Evt. x
Verhardingstype x H/O G G = Gesloten verharding H = Halfverharding O = Open verharding X = N.v.t. /niet aanwezig
+
+/-
+/-
x
+
+
+
+/+/-
Biv
x -
Evt.
Evt. x -
+ -
x
x -
Evt.
Evt. x -
Bigpc +
+ + + -
+
+
+
+
Evt.
Evt. x -
Tabel 2.2 Beoordeling factoren Stedelijke invloeden
28
Hoofdstuk 2 - De boom
29
3
Data-analyse
Het onderzoek is erop gericht de levensverwachting van bomen in de gemeente Utrecht te bepalen. Om de levensverwachting te kunnen bepalen zijn gegevens nodig. Vanuit de gemeente Utrecht zijn enkele gegevens beschikbaar gesteld, die in dit hoofdstuk nader worden toegelicht. Voor het onderzoek zijn het bomenbestand, de vellijsten, noodkapverordeningen en de investeringsplanning beschikbaar gesteld door de gemeente Utrecht.
Afb. 3.1 Beeld op kruispunt Domplein
3.1 Bomenbestand In het bomenbestand van de gemeente Utrecht zijn ruim 170.000 bomen opgenomen, die door de gemeente VTA-gekeurd worden. Van de 170.000 bomen worden er ‘slechts’ circa 137.000 door Stadswerken beheerd. Deze bomen gelden als basis voor dit onderzoek. Er zijn zowel verschillen als overeenkomsten tussen de 137.000 bomen. Voorbeeld hierin is dat bij iedere boom wordt vermeld in welke straat deze staat, wat per boom kan verschillen. Zo zijn er meer aspecten waar onderscheid tussen wordt gemaakt: • Buurt • Conditie • Leeftijd • Soort • Straat • Toekomstverwachting • Werkpakket Voor het onderzoek zijn ‘leeftijd, ‘soort en ‘werkpakket’ van belang. ‘Buurt’, ‘Conditie, ‘Straat’ en ‘Toekomstverwachting’ zijn voor dit onderzoek te specifiek op een individuele boom is gericht, waar de nadruk bij dit onderzoek ligt op het bepalen van de levensverwachting van bomen per variëteit. Er zal eerst nader worden gekeken naar de werkpakketten, vervolgens de leeftijd en soort.
• Particuliere bomen Van de zes werkpakketten worden in het onderzoek alleen de bomen behandeld die in beplanting, gras of verharding staan. Voor de werkpakketten lei- en fruitbomen, knotbomen en particuliere bomen gelden andere procedures en beheersmaatregelen. Deze drie werkpakketten staan uiteindelijk ook in gras, beplanting of verharding en beslaat circa 5% van het totaal. Dit betekent dat er circa 95% van het bomenbestand wordt meegenomen, wat een ruime meerderheid is. In figuur 3.1 is een verdeling te zien van de verschillende werkpakketten binnen de gemeente Utrecht.
Figuur 3.1 Werkpakketten gemeente Utrecht
Afb. 3.2 Uitbreidingen Utrecht
Werkpakket Binnen de gemeente Utrecht worden bomen ingedeeld op standplaats en daarop worden de onderliggende werkpakket gebaseerd, zoals grasmaaien en snoeien. De werkpakketten zijn terug te vinden in het bomenbestand en corresponderen met het beheersysteem. In het bomenbestand wordt er onderscheid gemaakt tussen: • Boom in beplanting • Boom in gras • Boom in verharding • Knotbomen • Lei- en fruitbomen
32
Leeftijd Utrecht is een gemeente die in de afgelopen decennia flink heeft uitgebreid. Het betreft hierin zowel uitbreidingen van bestaande wijken als de aanleg van nieuwe wijken. Op afbeelding 3.2 is de verdeling in wijken te zien van de gemeente Utrecht en in het volgende overzicht zijn de uitbreidingen opgenomen: Uitbreidingen: Jaren 1960 -70
Overvecht, Noordoost, Oost, Vleuten de Meern Jaren 1970-80 Noordwest, Overvecht, Noordoost, Oost, Zuid, Zuidwest, Vleuten de Meern Jaren 1980-90 Overvecht, Oost, Zuid, Vleuten de Meern Jaren 1990-2000 Noordoost, Leidsche Rijn Jaren 2000 tot nu Leidsche Rijn Vleuten de Meern Bron: Strategisch beheerplan gemeente Utrecht
Doordat de stad Utrecht geleidelijk is opgebouwd, is het logisch dat niet alle bomen even oud zijn. Bomen in de binnenstad kunnen op papier het oudst zijn, echter kunnen deze in de loop der jaren een keer vervangen zijn, waardoor ze ook ‘jong’ kunnen zijn. Al met al is er sprake van een grote diversiteit op gebied van leeftijd, zoals te zien in figuur 3.2 Wat opvalt, is dat ruim 90% van de bomen jonger is dan 50 jaar, waar circa 55% niet ouder is dan 30 jaar. Dit laat zien dat het bomenbestand van de gemeente Utrecht vrij jong is. Oorzaak voor dit jonge bomenbestand is, voor een groot deel, de aanplant in de wijk Leidsche Rijn en Vleuten-de Meern. Beide wijken zijn in de laatste vijftien jaar flink aangepakt. In het figuur 3.2 is te zien dat 15% niet ouder is dan zeven jaar (circa 20.000 bomen). Binnen de gemeente Utrecht worden bomen gekeurd vanaf het achtste jaar. Daarnaast worden bomen die uitvallen en jonger zijn dan acht jaar gezien als inboet. Deze bomen hebben op papier dus nog weinig waarde. Om deze redenen worden bomen jonger dan acht jaar buiten het onderzoek gelaten. Dit betekent dat er uiteindelijk wordt gekeken naar 109.373 bomen die overblijven. Soort In de gemeente Utrecht zijn 461 verschillende variëteiten (bv. Fraxinus excelsior ‘Westhof’s Glorie’ of Quercus robur) aanwezig. Dit maakt het bomenbestand van de gemeente Utrecht zeer divers. Echter dient geconcludeerd te worden dat niet iedere variëteit in veelvoud voorkomt. In bijlage 4 is een lijst opgenomen met de variëteiten en hoeveelheden. Wanneer er wordt gekeken naar de variëteiten en aantallen kunnen er veel lijsten opgesteld worden. In dit onderzoek is er gekeken hoeveel variëteiten er overblijven wanneer er minimaal 100 en 250 stuks van zijn. Dit resulteert in het volgende overzicht: Boombestand Aantal variëteiten Gehele bomenbestand 461 >100 stuks per variëteit 149 in bomenbestand >250 stuks per variëteit 93 in bomenbestand Vanuit het overzicht is duidelijk te herleiden dat er veel variëteiten in de gemeente Utrecht zijn, waar er relatief gezien weinig van aanwezig zijn. Met het oog op de toekomst kan de gemeente daar op inspelen, zeker met het oog op het doorbreken van de monoculturen, zoals in hoofdstuk 4 beschreven wordt.
Figuur 3.2 Overzicht leeftijden bomen gemeente Utrecht
Hoofdstuk 3 - Gegevens
33
3.2 Vellijsten Binnen de gemeente Utrecht worden er vellijsten bijgehouden. Nadat een vellijst is uitgevoerd werd deze enkele jaren behouden. Na die periode werd de lijst verwijderd, aangezien het geen meerwaarde meer had. Sinds enkele jaren worden de lijsten bewaard en opgeslagen. Er worden ieder jaar een tweetal vellijsten gemaakt (vooren najaar). Op de vellijsten wordt vermeld om welke boom het gaat, de leeftijd en de reden van verwijderen (bv. aantasting). Wat niet wordt vermeld op de vellijsten zijn de standplaatsen (werkpakketten). Hierdoor kunnen er geen gegevens vanuit de vellijsten direct worden gekoppeld aan de standplaats. Het is mogelijk dat er tussen de verschillende vellijsten overlap aanwezig is. Het komt voor dat een boom op de vellijst niet geveld wordt. Bomen op de vellijst worden, normaliter, middels VTA-methode gekeurd en daaruit kan naar voren komen, dat de betreffende boom nog niet dermate is aangetast dat deze verwijderd dient te worden. Dit betekent dat de boom wordt doorgeschoven naar de vellijst voor het volgende jaar of een vergunningsplichtige beheersmaatregel dient te hebben, zie paragraaf 4.3. Vanuit de gemeente Utrecht zijn verschillende vellijsten verkregen, die bruikbaar zijn voor het onderzoek. Het gaat in deze om vellijsten vanaf het voorjaar 2012 tot en met de vellijst van het voorjaar 2015. In figuur 3.3 zijn alle vellijsten verwerkt. Wanneer er wordt gekeken naar de aantallen dan worden er ieder
jaar tussen de 800 en 900 bomen verwijderd conform de vellijst, waarvan de meerderheid in het najaar word verwijderd.
Figuur 3.3 Overzicht verwijderde bomen conform vellijst
34
3.3 Noodkapverordening Het komt voor dat een boom een direct gevaar oplevert, waardoor deze snel verwijderd moet worden. De procedure middels de vellijst duurt in een dergelijke situatie te lang. Er wordt gekozen voor een noodkapprocedure. Dit betekent dat er geen vergunning aangevraagd hoeft worden. Wanneer de boom is verwijderd wordt er een rapportage opgesteld over de verwijderde boom met daarin de reden van noodkap. In de noodkapverordening wordt de leeftijd, boomsoort en reden voor noodkap opgenomen. De boomcode wordt ook meegenomen in de noodkapverordening, om gemakkelijk te kunnen corresponderen met het beheersysteem. In figuur 3.4 is een overzicht gegeven van de verwijderde bomen via een noodkapprocedure. Zoals in figuur 3.4 is te zien zijn er in 2013 veel bomen middels noodkap zijn verwijderd. In dat jaar was er in grote mate sprake van de kastanjebloedingsziekte. Dit heeft ertoe geleid dat bijna eenderde van het totaal van dat jaar vanwege de kastanjebloedingsziekte is verwijderd. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat de aantasting zich niet/lastiger zal verspreiden.
Figuur 3.4 Overzicht verwijderde bomen conform noodkapprocedure
Hoofdstuk 3 - Gegevens
35
3.4 Investeringsplanning Er wordt in de Gemeente Utrecht projectmatig naar de toekomst gekeken. Dit wil zeggen dat er een planning wordt gemaakt voor projecten die de komende vijf jaar uitgevoerd kunnen/zullen worden. Bij deze projecten komt het regelmatig voor dat er bomen verwijderd worden, bijvoorbeeld bij reconstructies of rioleringswerkzaamheden. De huidige projectplanning, gemaakt in het voorjaar van 2015, loopt van 2015 tot en met 2020. In figuur 3.5 is een overzicht gegeven met daarin de bomen die conform de investeringsplanning verwijderd zullen worden. Binnen de gemeente Utrecht wordt er binnen de uit te voeren projecten samengewerkt met verschillende disciplines. Dit wordt gedaan om ervoor te zorgen dat er geen bomen verwijderd worden, die eigenlijk niet verwijderd hoeven te worden. In figuur 3.5 is te zien dat er in 2015 relatief weinig bomen op de planning staan, waar in 2016 en 2017 meer dan 900 bomen, naar verwachting, verwijderd zullen worden. Dit verschil is dan ook te zien in de financiën. De prijzen die behoren tot het verwijderen van een boom zijn maximaal een paar honderd euro. Echter gaat het in deze niet om simpelweg ‘even’ een boom verwijderen en herplanten. Voordat de bomen verwijderd worden zal de gemeente de bewoners op de hoogte moeten stellen van hetgeen wat er gaat gebeuren. Vervolgens is het mogelijk dat er bezwaar wordt gemaakt en er dienen uiteraard ook vergunningen aangevraagd te worden.
Een ander aspect is dat er met de ontwerpafdeling gekeken zal worden naar de locatie. Daarbij wordt er gekeken of er grondverbetering plaats moet vinden of misschien zelfs een groeiplaatsconstructie. Al deze stappen zorgen ervoor dat de prijs oploopt van €1.800 tot €2.200 per boom . Het verschil tussen 2015 en 2016 betreft ongeveer 500 bomen. Dit resulteert in een verhoging van de kosten van ongeveer €900.000-€1.100.000. Dit zijn grote bedragen welke mogelijk niet passen binnen het beschikbaar gestelde budget. Door een planning te maken worden kosten inzichtelijk gemaakt en kunnen de kosten worden gespreid over meerdere jaren. Hierdoor ontstaat een meer acceptabele planning, omdat de kosten over meerdere jaren gelijk zijn en geen hoge uitschieters kent.
Figuur 3.5 Overzicht nog te verwijderen bomen conform investeringsplanning
36
3.5 Deelconclusie Er zijn door de gemeente Utrecht een viertal overzichten beschikbaar gesteld die bruikbaar zijn voor het onderzoek, namelijk: het bomenbestand, de vellijsten, de noodkapverordeningen en de investeringsplanning. In het bomenbestand zijn verschillende gegevens opgenomen, waar een drietal hiervan bruikbaar zijn voor het onderzoek. Deze gegevens zijn: werkpakket, leeftijd en soort. Met deze gegevens wordt het bomenbestand ontleed totdat de selectie bomen, waarop het onderzoek op is gericht, overblijft. Dit zijn de bomen die bij het gegeven werkpakket zijn ingedeeld bij ‘boom in beplanting’,’boom in gras’ of ‘boom in verharding’. Daarnaast zijn de selectie bomen alle ouder dan acht jaar. Doordat er in de gemeente Utrecht pas een boomveiligheidscontrole wordt uitgevoerd vanaf de acht jaar, worden deze bomen buiten beschouwing gelaten. Daarnaast valt deze selectie bomen onder inboet, wanneer deze vervangen dienen te worden.
Voor het vervolg van het onderzoek worden de volgende uitsgangspunten vastgesteld: • Voor het onderzoek wordt er alleen gekeken naar werkpakketten bomen in beplanting, gras en verharding. Dit wordt gedaan omdat voor de andere werkpakketten (lei- en fruitbomen, particuliere bomen en knotbomen) andere procedures en beheersmaatregelen gelden en uiteindelijk ook in gras, beplanting of verharding staan; • Bomen jonger dan acht jaar worden niet gekeurd middels de VTA-methodiek en bij beschadiging worden deze bomen ingeboet. Deze bomen hebben nog geen ‘echte’ meerwaarde en worden zodoende niet meegenomen in het onderzoek. Het beslaat in deze circa 15%, waardoor de ruime meerderheid wordt meegenomen; • Het aantal bomen waar binnen het onderzoek verder mee gewerkt zal worden is 109.373 bomen. • Het bomenbestand van de gemeente Utrecht bevat vele variëteiten. Naast de vele variëteiten zijn er ook grote verschillen in de aantallen per variëteit. Zo zijn er veel variëteiten met minder dan 100 stuks; • In tegenstelling tot de grote aantallen van het bomenbestand bevatten de vellijsten, noodkapverordeningen en de investeringsplanning relatief kleine aantallen. Het is goed dat er niet veel uitval is, maar voor het onderzoek is deze beperkte informatie een beperking waarmee moet worden omgegaan.
Hoofdstuk 3 - Gegevens
37
4
Beleidsdocumenten
Beleidsdocumenten zijn voor een gemeente van groot belang, aangezien het beleid leidend is en houvast biedt. Er zijn verschillende vormen van beleid, waarin het bomenbeleid uitgangspunt is voor het onderzoek.
Afb. 4.1 Oude gracht in Utrecht
4.1 Bomenbeleid Het bomenbeleid van de gemeente Utrecht is opgesteld in 2008. Naast het bomenbeleid zijn er groenbeheerplannen en wijkgroenplannen gemaakt, die gelden als uitwerking van het bomenbeleid. Uitgangspunt van het bomenbeleid is dat bomen een wezenlijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de stad. De zorg en aandacht voor beheer, behoud en ontwikkeling van bomen is een belangrijke taak en de verantwoordelijkheid van de gemeente. De belangrijkste doelen van het bomenbeleid zijn: • Het inzetten op meer volwassen bomen in de stad, met als gesteld doel: ‘In 2030 meer volwassen bomen dan in 2008’; • Het aanvullen, verbeteren en verder ontwikkelen van hoofdstructuur voor een volwaardige hoofdbomen structuur in 2030; • Er moet een samenhangende bomenstructuur voor de stad gecreeerd worden, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu; • Er moet meer aandacht en verzorging (onderhoud) worden geboden aan monumentale bomen in gemeentelijk en in privé bezit; • De belangen van bomen bij projecten veel eerder en zorgvuldiger afwegen door tijdige en heldere besluitvorming; • Het verbeteren van de communicatie naar inwoners over hoe de gemeente omgaat met haar bomen.
De essentie van het onderzoek wordt weergegeven in het eerste doel wat hierboven is weergegeven. Door grip te krijgen op de leeftijden van de bomen kunnen keuzes gemaakt worden die bevorderend zijn om de omlooptijd binnen de gemeente Utrecht te verlengen, waardoor bomen zo oud mogelijk kunnen worden. Dit geeft meer volwassen bomen in een later stadium als resultaat. Daarnaast zijn de structuren die worden nagestreefd, in het tweede en derde doel, bepalend voor de soortkeuze van de bomen. De soortkeuze voor deze structuren bestaat vaak uit één of enkele variëteiten waardoor er monoculturen zijn ontstaan binnen de gemeente Utrecht. Door deze monoculturen wordt de vatbaarheid voor aantastingen en het verspreidingsrisico vergroot, wat invloed heeft op de gezondheid van de boom en dus ook op de levensverwachting van het totale bomenbestand. Deze structuren worden gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten. De uitgangspunten worden in het bomenbeleid uitgebreid beschreven. Voor deze beschrijving wordt verwezen naar het bomenbeleid van de gemeente Utrecht die is te vinden op de website van de gemeente Utrecht. De gemeente Utrecht hecht veel waarde aan monumentale bomen, omdat deze cultuurhistorische en mogelijk emotionele waarden kunnen hebben. Daarom is gesteld dat er meer aandacht en verzorging uit moet gaan naar de monumentale bomen. Niet alle monumen40
tale bomen zijn eigendom van de gemeente Utrecht, aangezien er meerdere in eigendom zijn van particulieren (privéterrein). Deze bomen op privéterreinen zijn voor de gemeente Utrecht even belangrijk als degene die in gemeentelijk bezit zijn. Daarom worden er voor deze bomen subsidies vrijgemaakt zodat particulieren de boom kunnen onderhouden. Binnen de gemeente is opgemerkt dat bomen belangrijk zijn in de openbare ruimte. Inwoners voelen zich betrokken bij bomen en snappen vaak niet waarom bomen weg moeten. Daardoor zijn in het beleid een aantal doelen opgesteld om de communicatie te verbeteren. De laatste doelen die worden beschreven in het bomenbeleid van de gemeente Utrecht zijn gericht op een betere communicatie. Dit betreft communicatie van gemeente naar de inwoners, maar ook van gemeente naar betrokken contactpersonen en vise versa.
Beheer en onderhoud Onderdeel van het bomenbeleid is het beheer en onderhoud wat uitgevoerd wordt door de gemeente Utrecht. Er wordt zowel preventief als curatief gehandeld. Zo wordt bij de aanplant van bomen rekening gehouden met enkele scherpe eisen zoals ondergrondse en bovengrondse groeiruimte, et cetera. Verder wordt er rekening gehouden met een passende soortkeuze. Hiermee worden variëteiten bedoelt die overleven in de stedelijke omgeving. Dit moet leiden tot een divers bomenbestand waar weinig bomen uitvallen. In het geval van ziekte en plagen wordt deels preventief en deels curatief gehandeld. Zo worden er injecties gegeven (preventief) tegen bijvoorbeeld de iepziekte. Echter bestaat de curatieve handelswijze vaak uit kappen, dit wordt pas gedaan wanneer de boom een gevaar vormt voor de veiligheid van de mens. Het omgaan met de bestrijding van plagen is geheel afhankelijk van de schadelijkheid. Zo worden plagen die schadelijk zijn voor de mens (bv. eikenprocessierups) en voor de boom (bv. iepziekte) wel bestreden, maar de spinselmot die geen schadelijke gevolgen meedraagt niet bestreden. Bij beheer en onderhoud horen ook boomveiligheidscontroles (BVC). Deze BVC’s worden sinds 2005 middels de VTA-methode gekeurd binnen de gemeente Utrecht. Er wordt hierbij gekeken naar visuele gebreken. Het proces wat hierbij wordt gehanteerd, wordt behandeld in paragraaf 4.3. Het aanvragen van een kapvergunning voor een boom krijgt veel aandacht, maar is uiteindelijk pas de allerlaatste stap in het beheer. De vergunning wordt vooral afgegeven als de boom direct gevaar vormt, overlast bezorgt (bv. wortelopdruk i.c.m. einde levensduur boom) of voor projecten die het algemeen belang dienen (aanleg of vervanging van wegen en riolering, nieuwbouw).
4.2 Strategisch beheerplan Het strategisch beheerplan geeft een overzicht van de aanpak van het beheer en onderhoud voor het openbaar groen, de benodigde (jaarlijkse) financiële middelen en blikt vooruit op de periode 2014 tot en met 2023. Doel is om een beeld te schetsen van het areaal groen, het gewenste onderhoudsniveau, de organisatie en de benodigde financiële middelen om het areaal op de gewenste kwaliteit te onderhouden. Het strategisch beheerplan heeft betrekking op het openbaar groen dat in eigendom is van de gemeente Utrecht en in beheer is bij Stadswerken (Gemeente Utrecht). Het onderzoek is uitsluitend gericht op boomgerelateerde zaken. De beheerstrategie wordt deels bepaald door de wetten en plannen die wettelijk zijn vastgesteld of door het bestuur van de gemeente Utrecht zijn opgesteld. Een voorbeeld hiervan is de algemene zorgplicht (art 6.162 BW en art. 6.174) die in de landelijke wetgeving is vastgesteld. De algemene zorgplicht dient ervoor om bij geschillen aan te kunnen tonen dat inspectie en onderhoud met optimale zorg zijn uitgevoerd. ‘Deze zorgplicht geldt voor een ieder die eigenaar is en voldoende zorg aan die eigendommen behoort te besteden zodat andere daarvan geen overmatige overlast of schade ondervinden. Wanneer schade ontstaat als gevolg van nalatigheid van de eigenaar ten aanzien van zijn/haar zorgplicht kan er sprake zijn van een onrechtmatige daad. De gemeente Utrecht heeft, als eigenaar van de openbare ruimte en specifiek de groenvoorzieningen, voldoende zorg te besteden aan de staat van het onderhoud.’ (Bron: Strategisch beheerplan gemeente Utrecht).
De gemeente Utrecht vervult haar zorgplicht door de bomen regelmatig en systematisch op deskundige wijze te beoordelen. Dit gebeurt door boomveiligheidscontroleur (BVC’er) aan de hand van de VTA-methodiek, een internationaal gehanteerde methode om aan de hand van visuele inspectie te constateren of een boom interne gebreken heeft. Bij visuele gebreken wordt mogelijk door middel van gespecialiseerde middelen, zoals Picus Treetronic (EIT)* nader onderzoek gedaan naar mogelijke interne gebreken. Als er externe en/of interne gebreken zijn geconstateerd wordt de boom als ‘attentieboom’ geregistreerd. Attentiebomen worden met een hogere frequentie gecontroleerd dan de gezonde bomen. De gemeente Utrecht heeft het VTA-proces uiteengezet in een procesbeschrijving, deze is te lezen in paragraaf 4.3.
*Een hulpmiddel om inwendige houtkwaliteit in kaart te brengen. Hiermee worden geluidssignalen door het hout gezonden en opgevangen door sensoren. Deze sensoren worden op gelijke hoogte rondom de stam aangebracht. Bij een aantasting van de houtstructuur worden geluidssignalen met een bepaalde vertraging ontvangen. Hierdoor wordt exacte informatie verkregen over de kwaliteit van het hout. De verkregen data wordt vertaald in een tweedimensionaal kleurenbeeld (zie afbeelding 4.2). EIT= Electronic Impedance Tomography. (Bron: www.nationalebomenbank.nl).
Hoofdstuk 4 - Beleid
Buiten de boomveiligheidscontrole voldoet de gemeente Utrecht ook aan de flora- en faunawet. “De verantwoordelijkheid die een ieder heeft voor het zorgen voor in het wild levende dieren en planten, staat beschreven in de Flora- en faunawet (hoofdstuk 1, artikel 2, lid 1 en 2). In deze wet staan regels voor wettelijk beschermde flora en fauna en ”voldoende zorg voor levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving”. De floraen faunawet verbied op grond van artikel 9 t/m 12, het opzettelijk doden van beschermde inheemse diersoorten of het vernielen van hun rust- of verblijfplaatsen. Dit betekent onder andere dat de gemeente geen bomen mag kappen op het moment dat de aanwezige flora en fauna wordt verstoord. Wat verklaart dat de gemeente twee maal per jaar buiten de groeiseizoenen een vellijst opstelt. Sinds september 2010 beschikt de gemeente over een goedgekeurde Gedragscode Flora- en faunawet. Doordat de gemeente met deze gedragscode werkt, zijn er een aantal vrijstellingen verkregen waarvoor geen aparte ontheffing meer nodig is”. (Bron: Strategisch beheerplan gemeente Utrecht) De ‘Gedragscode Flora- en faunawet’ van de Gemeente Utrecht is opgesteld om op een eenvoudiger wijze te kunnen voldoen aan de eisen die de Flora- en faunawet stelt ten aanzien van het zorgvuldig omgaan met beschermde plant- en diersoorten. De gedragscode Flora- en faunawet beschrijft gedragsregels (te beschouwen als voorzorgsmaatregelen) die erop gericht zijn te voorkomen dat verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet overtreden worden.
Naast de zorgplicht en de Flora- en faunawet heeft de gemeente Utrecht ook de plicht om op grond van artikel 6:162 uit het Burgerlijk Wetboek, als beheerder van de openbare ruimte, de verantwoordelijkheid te nemen in het geval van ziekten of plagen. Dit heeft te maken met de risico’s voor de volksgezondheid. In de wet staat niet dat de gemeente een bepaalde ziekte of plaag moet bestrijden, maar wel dat de gemeente moet voorkomen dat mensen (en dieren) ziek worden. Groenbeheerders worden regelmatig geconfronteerd met de noodzakelijke bestrijding van ziekten en plagen. Het gaat recent bijvoorbeeld over de Kastanjebloedingsziekte, Iepziekte, Massaria en de Eikenprocessierups. Het wettelijk kader wordt dus vooral bepaald door de eigenaar/beheerder van de openbare ruimte.
Afb. 4.2 Picus Treetonic
41
4.3 Procesbeschrijvingen Bestrijding ziekte en plagen Naast de procesbeschrijving voor de VTA-keuring heeft de gemeente Utrecht een procesbeschrijving gemaakt voor de bestrijding van ziekte en plagen bij bomen. Waarvoor de gemeente op grond van artikel 6:162 uit het Burgerlijk Wetboek voor verantwoordelijk is, zoals te lezen is in paragraaf 4.2. Zo wordt in deze procesbeschrijving onderscheid gemaakt in een drietal vormen van schadelijkheid: • Ziekte en plagen die schadelijk zijn voor de mens (bv. eikenprocessierups), • Ziekte en plagen die schadelijk zijn voor de boom (bv. iepziekte en kastanjebloedingsziekte), • ziekte en plagen zonder risico’s voor mens en boom (bv. spinselmot).
In deze procesbeschrijving wordt beschreven op welke manier gehandeld wordt wanneer een ziekte of plaag is geconstateerd in de boom. Dit is opgenomen in een beslissingsmodel dat is weergegeven in afbeelding 4.4. Hierbij wordt gekeken op welke manier een ziekte of plaag overlast veroorzaakt. Als laatst maar niet onbelangrijk staat er in de procesbeschrijving hoe er gecommuniceerd moet worden over de bestrijding van ziekte en plagen. Vaak betreft dit de communicatie naar de inwoners van de gemeente Utrecht. Wanneer er sprake is van iepziekte dan wordt de boom middels een noodkapprocedure verwijderd. Dit proces is niet opgenomen in het beslismodel.
maatregelen is, zoals omschreven in het bomenbeleid van de gemeente Utrecht, afhankelijk van de vitaliteit en de standplaats van de boom. De BVC’er beoordeld de bomen onder andere op conditie en vitaliteit en vullen deze beoordeling in op een handheldcomputer (zie afbeelding 4.3), waarna de gegevens worden toegevoegd in het beheersysteem. Op basis van deze beoordeling wordt de intensiteit van de inspecties bepaald, maar ook de veiligheid en beheerbaarheid van het risico.
Afb. 4.3 Handheld computer
Visual Tree Assesment (VTA) De gemeente Utrecht heeft procesbeschrijvingen opgesteld voor het uitvoeren van bepaalde procedures, zodat er geen onduidelijkheden zijn binnen de organisatie. Eén van deze procesbeschrijvingen gaat over de VTA-keuring. Een boom wordt, zoals eerder beschreven, beoordeeld door een boomveiligheidscontroleur (BVC). Wanneer de BVC’er een boom beoordeeld zijn er een viertal mogelijke oordelen, namelijk: • De boom ziet er gezond uit en er zijn geen defecte symptomen aangetroffen; • De boom heeft een beheersmaatregel nodig; • De BVC’er is niet zeker en er dient nader onderzoek te worden uitgevoerd; • De BVC’er heeft beoordeeld dat de boom een veilig heidsrisico met zich meebrengt.
Deze procesbeschrijvingen zijn gevisualiseerd in een schema, wat te zien is op afbeelding 4.5. Zoals te zien is op die afbeelding kan een boom worden bestempeld als attentieboom en risicoboom. Een risicoboom wil zeggen dat er een acuut gevaar is en dat er snel moet worden ingegrepen, omdat de kans bestaat dat er anders veel schade ontstaat wanneer er niet snel wordt ingegrepen. Ook worden maatregelen genomen om de risico’s aanvaardbaar te maken. De aard van deze 42
Afb. 4.4 Beslismodel ziekte en plagen (Bron: Procesbeschrijvingen gemeente Utrecht)
1 Vergunningplichtige beheermaatregel: • Kandalaberen • Kroonreductie van meer dan 30% van de kroonprojectie • Omvormen van een boom in een knotboom
Niet vergunnnigplichtige beheermaatregele: • Snoeien of knotten (regulier onderhoud) • Afzagen van een tak (minder dan 30% van de kroonprojectie)
2 Indien er een vergunningplichtige beheermaatregel nodig is die binnen enkele dagen moet zijn uitgevoerd, wordt er over gegaan op de noodkapprocedure waardoor er geen tijdrovende vergunning (aanvraag) nodig is. Ook dan kan de boom in de sommige gevallen toch blijven staan, maar dan wel met flink uitgedunde kroon. 3 Indien niet urgent (=binnen een jaar): via de gemeentelijke vellijst. Dit is verwarrend,want Gemeentelijke vellijst suggereert dat er alleen bomen op die lijst staan die geveld worden maar er staan echter ook bomen op die een forse, vergunningplichtige reductie krijgen (> 30 %) 4 De boom wordt ieder jaar bekeken todat deze goed heeft gereageerd op de ingrijpende beheersmaatregel of tot aan het verwijderen van de boom
Hoofdstuk 4 - Beleid
Afb. 4.5 Procesbeschrijving VTA
43
4.4 Deelconclusie Er zijn een aantal documenten, die de afkaderingen weergeven, waarbinnen gewerkt wordt/dient te worden. Deze documenten zijn het bomenbeleid, het strategisch beheerplan en de procesbeschrijvingen. Deze documenten worden voor dit onderzoek als leidend gezien. In het bomenbeleid worden doelen gesteld waar de gemeente Utrecht naar streeft. Deze doelen omvatten de volgende onderwerpen: meer volwassen bomen, verbeteren structuren, monumentale bomen en verbeteren van de communicatie. Vervolgens wordt er ook ingegaan op het beheer en onderhoud van de bomen. Er kan één conclusie getrokken worden die essentieel is voor het onderzoek, namelijk dat er gestreefd wordt om bomen zo oud mogelijk te laten worden. Daarbij is het van belang om rekening te houden met de veiligheid van de boom. Dit wil zeggen dat bomen zo oud als mogelijk moeten worden, zonder dat de veiligheid in het geding komt. In het strategisch beheerplan wordt een overzicht gegeven van de aanpak van het beheer en onderhoud voor het openbaar groen, de benodigde (jaarlijkse) financiële middelen en een vooruitblik op de periode 2014 tot en met 2023. Het doel is om een beeld te schetsen van het areaal groen, het gewenste onderhoudsniveau, de organisatie en de benodigde financiële middelen om het areaal op de gewenste kwaliteit te onderhouden. Belangrijk hierin zijn de wettelijke kaders die worden beschreven zoals de zorgplicht en de Floraen faunawet. Zorgplicht wil zeggen dat de gemeente Utrecht moet zorgen dat er geen gevaarlijke situaties ontstaan voor haar bomen. Dit wordt gedaan door de bomen middels de VTA-methode te keuren. De flora en faunawet zorgt er onder andere voor dat bomen alleen buiten het groeiseizoen verwijderd mogen worden. Tot slot zijn er de procesbeschrijvingen. De procesbeschrijvingen die van belang zijn voor dit onderzoek hebben betrekking op de boomveiligheidscontrole en op de aanpak van ziekte en plagen. Bij de aanpak van ziekte en plagen wordt de afweging gemaakt op welke manier de ziekte of plaag schadelijk is. Hierbij wordt alleen ingegrepen bij ziekte en plagen die schadelijk zijn voor de mens (bv. eikenprocessierups) of boom (bv. iepziekte). Bij ziektes en plagen die geen risico vormen voor mens of dier wordt zeer terughoudend gehandeld. Alleen bij ernstige overlast wordt ingegrepen. Bij de VTA-procesbeschrijving wordt vooral ingegaan op het proces, dus welke stappen ondernomen dienen te worden in bepaalde situaties.
44
Hoofdstuk 4 - Beleid
45
5
Bepalen levensverwachting
Op de levensverwachting van een boom te kunnen bepalen dienen de verkregen gegevens van de gemeente Utrecht te worden verwerkt. Dit wordt gedaan middels een schematische opzet. Er wordt daarbij gekeken naar de theoretische omlooptijd en de standplaats van bomen.
Afb. 5.1 Tolsteeg, Utrecht
5.1 Startpunt Binnen de opdracht is een zoektocht gestart naar het bepalen van de levensverwachting van bomen in de gemeente Utrecht. In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar de mogelijkheid om de levensverwachting te kunnen bepalen. Om de levensverwachting te kunnen bepalen dienen de beschikbare gegevens van de gemeente Utrecht op een structurele wijze te worden verwerkt. Belangrijk is dat er tussenstappen worden gemaakt in dat proces. Om het geheel te verduidelijken is er een schematische opzet (hierna te noemen schema) gemaakt, te zien op afbeelding 5.2. Vanuit het schema wordt een benadering gezocht hoe oud een bepaalde boomvariëteit kan worden in de gemeente Utrecht. In het schema worden drie stappen onderscheiden. De eerste stap is ‘Startpunt’. In het startpunt wordt er gekeken naar de boomvariëteit en de theoretische omlooptijd. Stap twee staat in het teken van de standplaats van de boom en de laatste stap is het resultaat, de levensverwachting van de boom. In dit hoofdstuk wordt de achterliggende gedachte achter het startpunt en de standplaats beschreven.
Het schema zoals zojuist toegelicht laat een benaderingswijze zien. Op het moment dat het onderzoek wordt uitgevoerd (voorjaar 2015), zijn er (te) weinig bruikbare gegevens beschikbaar. Echter wordt er gekeken naar het toepassen van de juiste methodiek. Naar de toekomst toe zullen er meer gegevens moeten komen, om de benaderingswijze te perfectioneren. Startpunt Bij het startpunt wordt de boomvariëteit gekozen waar de levensverwachting voor bepaald dient te worden. Vervolgens wordt er gekeken naar de theoretische omlooptijd. Met de term theoretische omlooptijd wordt het volgende bedoeld:
De theoretische omlooptijd is de periode dat een boom op een bepaalde plek staat in het stedelijk gebied, ongeacht de standplaats. De periode begint bij de aanplant van de (nieuwe) boom en eindigt op het moment dat de boom verwijderd wordt. Wanneer er gekozen is voor een bepaalde boomvariëteit (bv. F. sylvatica), kan de theoretische omlooptijd worden bepaald. Dit is echter geen vaste waarde in de literatuur.
Startpunt
• Kiezen variëteit • Bepalen theoretische omlooptijd
48
Standplaats
Om toch een theoretische omlooptijd te kunnen binden aan de verschillende variëteiten, dient er een benadering te worden gezocht. De theoretische omlooptijd wordt benaderd door gebruik te maken van de verkregen gegevens van de gemeente Utrecht. Er zijn meerdere mogelijkheden om de theoretische omlooptijd te bepalen. Met de verkregen gegevens van de gemeente Utrecht zijn er drie modellen ontwikkeld. Alle drie modellen worden (kort) toegelicht. Een uitgebreide beschrijving per model is te vinden in bijlage 5. De verkregen gegevens bestaan uit: • Bomenbestand van de gemeente, met daarin bomen die door de gemeente Utrecht worden beheerd (hierna te noemen N1); • Vellijsten vanaf 2012 (hierna te noemen N2); • Noodkapverordeningen (hierna te noemen N3); • Investeringsplanning tot en met 2020, met daarin bomen die op de planning staan om gesaneerd te worden (hierna te noemen N4). Om met de verkregen gegevens te kunnen rekenen is er een gemiddelde leeftijd berekend per variëteit. Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen het bomenbestand, vellijsten, noodkapverordeniningen en de investeringsplanning. In bijlage 6 is een lijst opgenomen met de gemiddelde leeftijden per variëteit, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de de vellijsten, noodkapverordeningen en investeringsplanning. Model 1 In het eerste model wordt er gekeken naar alle bomen die verwijderd zijn en zullen worden in de toekomst. Vanuit de beschikbare gegevens wordt er gekeken naar de vellijsten (N2), noodkapverordeningen (N3) en de investeringsplanning (N4). Met de berekende gemiddelden wordt de volgende sommatie opgesteld: Theoretische omlooptijd = (N2 + N3 + N4) / 3
Het voordeel van deze methodiek is dat er met meetbare gegevens wordt gewerkt, aangezien het bomen zijn die verwijderd zijn dan wel worden. Echter dient er gekeken te worden naar de bomen en geconstateerd te worden dat de bomen ouder kunnen worden, maar door een aantasting of renovatie toch verwijderd worden. Het geeft niet direct weer hoe oud een boom kan worden, maar wel de omlooptijd van een boom in de gemeente Utrecht.
• Factor per standplaats
Levensverwachting • Bepalen resterende levensverwachting
Afb. 5.2 Schematische opzet
Model 2 Naast de verschillende vellijsten, noodkap en investeringsplanning is er ook de beschikking over het bomenbestand. In model 2 is er een waarde toegevoegd, het bomenbestand en er is een waarde weggelaten, de investeringsplanning. Laatstgenoemde is weggelaten, omdat het bomen betreft die op moment van uitwerking van de opdracht ook in het bomenbestand staan. Zodoende zou dit dubbele waardes kunnen opleveren, wat leid tot een vertekend beeld.. De methodiek van dit model blijft hetzelfde als model 1, alleen is er één gegeven toegevoegd en één verwijderd: Theoretische omlooptijd = (N1 + N2 + N3) / 3
Om een waarde toe te kennen aan het bomenbestand zijn er drie mogelijkheden ontwikkeld: • De oudste 10% • De middelste 80% • De oudste 85-95%
2A De oudste 10% De oudste 10%* van een bepaalde soort bevat alle positieve uitschieters, waardoor de omlooptijd hoog uitvalt. Hierdoor ontstaat er geen realistisch beeld van hoe oud gemiddeld een betreffende variëteit kan worden. Afb. 5.3 ‘Oudste 10%’
2B De middelste 80% De middelste 80%* laat een realistisch beeld zien van de gemiddelde leeftijd van een bepaalde soort. Dit komt doordat uitschieters hoog en laag worden weggelaten uit het geheel. Binnen het onderzoek wordt er gezocht hoe oud een boom kan worden. Hierdoor lijkt dit niet de meest geschikte optie, waarna er gekozen dient te worden voor een tussenvorm tussen 2A en 2B. Afb. 5.4 ‘Middelste 80%’
2C De oudste 85-95% Als tussenvorm wordt er gekeken naar de oudste 85-95%*. Hiermee worden de positieve uitschieters niet meegenomen en wordt er gekeken naar bomen die al op leeftijd zijn. De opdracht is er op gericht om te benaderen hoe oud bomen kunnen worden. In die zin is het logisch om alle positieve uitschieters buiten beeld te laten en vervolgens te kiezen voor een reeks uit hetgeen wat daar direct onder zit. * Aangenomen percentages
Afb. 5.5 ‘Oudste 85-95%’
Hoofdstuk 5 - Bepalen levensverwachting
Model 3 In model 3 is er een extra waarde toegekend aan het bomenbestand. Dit is gedaan omdat in het bomenbestand het aantal (een stuk) hoger is dan de aantallen van de vellijst en noodkap. De laatste jaren worden de leeftijden vermeld op de vellijsten en noodkapverordeningen, waardoor het mogelijk is om met die gegevens te rekenen. Doordat er pas enkele jaren leeftijden wordt vermeld, zijn de verschillen ook groot. Wordt hetzelfde over tien of twintig jaar nog eens gedaan, dan zal dit verschil naar verwachting een stuk lager zijn. De sommatie luidt nu: Theoretische omlooptijd = ((N1 x X) + N2 + N3) / 3 X=
Nader te bepalen factor
Bomenbestand Een andere mogelijkheid is het kiezen voor een model dat alleen gebaseerd is op het bomenbestand van de gemeente Utrecht. De stap die daar achter ligt is het bepalen op welke wijze er een waarde toegekend kan worden aan het bomenbestand, zoals in model 2 wordt gedaan. De vraag is echter of het reëel is om een model alleen te richten op het bomenbestand? Wanneer er gekozen wordt voor alleen het bomenbestand is de kans groot dat er een vertekend beeld ontstaat. Dit komt doordat de bomen in de gemeente Utrecht niet in dezelfde periode zijn geplant. Hierdoor zal er veel variatie aanwezig zijn. Het betreft daarnaast bomen die nog in leven zijn. Door de levende bomen te combineren met de verwijderde bomen, ontstaat een meer realistisch beeld. Een mogelijkheid is het kiezen voor de oudste 85-95% zoals omschreven in model 2c. In een dergelijke situatie is het van belang dat er een bepaalde variatie aanwezig is tussen de 85-95%. Is er sprake van ‘slechts’ 100 bomen van één variëteit, dan zullen de bomen in de range van 85-95% veelal dezelfde leeftijd hebben. Er dient zodoende ook rekening gehouden te worden met de aanplanttijd. De aanplant van de bomen is, voor een model gericht op het bomenbestand, bepalend. Voorbeeld: wanneer er 40 jaar geleden 5.000 Q. robur zijn aangeplant, dan zal de gemiddelde leeftijd sterk naar de 40 toe trekken. Dit leidt vervolgens weer tot een vertekend beeld. Belangrijk is dat er naast het bomenbestand andere vaste gegevens worden meegenomen (vellijsten, noodkap, investeringsplanning). Het bomenbestand dient in de huidige methodiek als ondersteuning van de vellijsten, noodkap en investeringsplanning. Dit komt doordat er weinig gegevens beschikbaar zijn van de vellijsten, noodkap en investeringsplanning. Dit is dus geen goede optie.
49
Voorkeur van experts Na het beschrijven van de modellen dient er een model gekozen te worden, waar de opdracht verder mee kan worden uitgewerkt. Om een juiste keuze te kunnen maken zijn er experts benaderd. Het gaat in deze om werknemers van de gemeente Utrecht en externen. Gedurende de tussentijdse presentatie voor de gemeente Utrecht is er naar de mening gevraagd van de aanwezigen. De aanwezigen waren afkomstig van de afdeling Cultuurtechniek, waarin verschillende disciplines zijn: • Sr. boomtechnisch adviseur (2x) • Sr. adviseur bomen • Sr. Adviseur stedelijk groenbeheer • Teamleider Stedelijk groen en bomen • Inspecteur boomveiligheid (2x) • Voorman bos en bomen
Alle aanwezigen (8 personen) hadden een voorkeur voor model 2C, waarbij wel twijfels werden getrokken bij de percentages en de aantallen, aangezien de aantallen voor bijvoorbeeld het bomenbestand hoger zijn dan die van de noodkap. Naast werknemers van de gemeente Utrecht zijn ook diverse experts op gebied van bomen benaderd. In de periode wanneer de gesprekken zijn gevoerd, circa drie weken, is de methodiek niet veranderd. De veranderingen zijn pas doorgevoerd op het moment dat alle gesprekken waren geweest. Dit is gedaan om een realistische vergelijking te kunnen maken tussen de meningen. In tabel 5.1 is een overzicht te zien van de meningen. Volgens de personen die benaderd zijn, lijkt model 2c het meest realistische beeld te schetsen, maar het is van belang dat er een onderbouwing volgt voor ‘de oudste 85-95%’. Daarnaast kwam ter sprake dat er een oplossing gevonden moest worden voor het feit dat
er grote verschillen in aantallen zijn en daardoor scheve verhoudingen ontstaan. Er is gekozen om ‘de oudste 5%’ uit de berekening weg te laten. Er is gekozen voor 5% op basis van de volgende benadering: “Gemiddelde en standaardafwijking van een groep waarnemingen leggen tezamen ruwweg vast waar de meeste van deze getallen zich bevinden. De getallen bevinden zich min of meer rond het gemiddelde. Bij een rechts-scheve verdeling is meestal meer dan de helft van de getallen kleiner dan het gemiddelde, bij een links-scheve verdeling is dit meestal precies omgekeerd. Ongeacht de vorm van de verdeling bevindt echter ten minste 90-95% van de getallen zich tussen de grenzen die zich links en rechts op een afstand van tweemaal de standaardafwijking van het gemiddelde bevinden.” (Basisboek statistiek; Buhrman, J.M.; (1996)). Bij een uitgangspunt van 90%, betekent dat er aan beide zijde 5% overblijft. Dit is de 5% die wordt weggelaten. Vervolgens wordt er gekeken naar de 85-95% die onderbouwd dient te worden. Gedurende de gesprekken met de experts kwam naar voren dat de 10% range een acceptabele aanname lijkt. Vanuit een benaderde docent van hogeschool VHL kwam geen directe onderbouwing naar voren. Hij vertelde het volgende: “Als je de uitbijters eruit hebt gelaten (de 5%) dan neem je de 10% of 20% die daar achter zitten.” Hieruit is geconcludeerd dat statistisch gezien het niet uit maakt of een marge van 10% of van 20% wordt aangehouden. Vervolgens dient er ook rekening gehouden te worden met de aantallen, waardoor een nieuw model ontwikkeld is. Berekening gem. leeftijd A. pseudoplatanus 85-95% = 51 jaar 75-95% = 48 jaar
Benaderde expert
Werkzaam bij
Voorkeur
Opmerking
Joop Spijker
Alterra
model 1
Aantal bomen in berekening
Dirk Doornenbal
Nationale bomenbank
model 2c
Onderbouwen 85-95%
Marco Gerrits
Martijn van der Spoel
Harold Schoenmakers Jan van Merriënboer Hans Jacobse
Eigen mening
50
BTL bomendienst
BSI Bomenservice
Ande(r)s boomtechnisch advies Hogeschool VHL, docent beplantingsleer
Hogeschool VHL, coördinator minor Bomen en stedelijke omgeving Student hogeschool VHL
model 2c model 2c model 2c
model 2b model 2c Model 2c
Onderbouwen 85-95% of werken met vaste reeksen Onderbouwen 85-95%, (aantal bomen in berekening) Onderbouwen 85-95%, aantal bomen in berekening
Meest logisch door hoge en lage waarden weg te laten Onderbouwing voor 85-95% Onderbouwen 85-95%
Tabel 5.1 Overzicht gesprekken experts
Definitieve model Aan de hand van de gesprekken met de experts is een nieuw model ontwikkeld met goedkeuring van Jeroen van Gaalen (begeleider vanuit opdrachtgever). Enkele experts vroegen gedurende het gesprek naar de aantallen van de verschillende gegevens. Hieruit bleek dat er (grote) verschillen aanwezig zijn, tussen bijvoorbeeld de noodkap en het bomenbestand. In het vernieuwde model worden alle waarden aan elkaar gelijk gesteld en hebben dus evenveel invloed. Het gelijk stellen aan elkaar wordt gedaan door het betreffende gemiddelde te vermenigvuldigen met het aantal bomen waarover het berekend is. Vervolgens worden alle totalen bij elkaar opgeteld en gedeeld door het totale aantal bomen waar de gemiddelden van berekend zijn. In deze methode wordt uitgegaan van model 2c, dus de ‘oudste 85-95%’. Na de sommatie volgt er een voorbeeldberekening. TO = ((N1 x Ab1) + (N2 x Ab2) + (N3 x Ab3)) / Totaal ab Waarin: TO = Theoretische omlooptijd N1 = Gemiddelde leeftijd bomenbestand (85-95%) N2 = Gemiddelde leeftijd vellijsten N3 = Gemiddelde leeftijd noodkapverordeningen Ab = Aantal bomen (aantal bomen waar het gemiddelde mee berekend is) Gem. leeftijd van Bomenbestand Vellijsten Noodkap
Gem. lftd 60 jaar 40 jaar 50 jaar
Ab 300 100 10
Sommatie: TO = ((N1 x ab) + (N2 x ab) + (N3 x ab)) / totaal ab = ((40 x 100st.) + (50 x 10st.) + (60 x 300st.)) / 410st. = 55 jaar Zoals te zien is in de voorbeeldsommatie resulteert dit model in een theoretische omlooptijd van 55 jaar. Op het moment dat de waarden niet gelijk gesteld zouden zijn zou het antwoord 50 jaar zijn geweest. Doordat er (grote) verschillen zijn tussen de verschillende gegevens aanwezig is, biedt het gekozen model de juiste uitkomst. In dit model krijgt iedere waarde die wordt ingevoerd evenveel waarde . Ook naar de toekomst toe, is deze methodiek hanteerbaar, aangezien alle waarden gelijk worden gesteld. Wanneer over bijvoorbeeld tien of twintig jaar hetzelfde proces nogmaals wordt uitgevoerd, dan blijft de methodiek toepasbaar. Gevolg kan wel zijn dat de uitkomsten lager zullen zijn, wat een logisch gevolg is wanneer er meer verwijderde bomen zijn met een lagere leeftijd. Dit zorgt echter wel voor een meer representatief beeld.
Hoofdstuk 5 - Bepalen levensverwachting
Om de theoretische omlooptijd te kunnen bepalen zijn, zoals beschreven bij de modellen, gegevens nodig. Echter zijn niet van alle variëteiten de benodigde gegevens bekend, waardoor niet van alle variëteiten de theoretische omlooptijd te berekenen is. De vraag vanuit de gemeente is om voor alle variëteiten een levensverwachting te bepalen. Door het ontbreken van gegevens worden er voor de overblijvende variëteiten aannames gedaan. Er wordt daarbij gekeken naar de richtlijnen van de NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen). De NVTB maakt onderscheid in de groeisnelheid van bomen. De groeisnelheid wordt verdeeld in een viertal klassen bestaande uit: • Klasse 0: zeer snel groeiend • Klasse 1: snel groeiend • Klasse 2: normaal groeiend • Klasse 3: langzaam groeiend
De variëteiten waar een theoretische omlooptijd van berekend kan worden, worden ingedeeld in de klassen. Vervolgens wordt er per klasse een gemiddelde berekend. De overige variëteiten worden conform NVTB ingedeeld in een klasse. Het gemiddelde per klasse wordt als leidraad gesteld voor de variëteiten waar geen theoretische omlooptijd van berekend kan worden, zie tabel 5.2. Dit is een aanname en dient nader onderzocht te worden. Een andere mogelijk is om de bomen in te delen op 1e, 2e en 3e grootte, aangezien daar ook verschillen tussen te zien zijn. Er wordt echter gekozen voor de richtlijnen van de NVTB, omdat zij duidelijk omschrijven welke bomen in welke klasse behoren. Een vervolgstap kan zijn om de klassen van de NVTB te combineren met de 1e, 2e en 3e grootte bomen. Hierdoor zal er met meer precisie een uitspraak gedaan worden over de theoretische omlooptijd, van variëteiten waar onvoldoende gegevens van zijn.
Klasse 0 Populus alba Salix alba Gemiddelde
TO 51 50 51
Klasse 1 Acer platanoides Acer pseudeoplatanus Alnus glutinosa Fraxinus excelsior Gemiddelde
TO 56 53 45 51 52
Klasse 2 Acer campestre Acer saccharinum Aesculus hippocastanum Alnus cordata Betula pendula Fagus sylvatica Fraxinus americana Gleditsia triacanthos
TO 45 69 91 48 47 65 63 49
Platanus hispanica Prunus padus Pterocarya fraxinifolia Quercus robur Robinia pseudoacacia Sorbus aucuparia Sorbus intermedia Tilia americana Tilia x europaea Ulmus x hollandica Gemiddelde
81 35 70 61 53 41 47 75 61 51 58
Klasse 3 Aesculus carnea Malus x Prunus subhirtella Sorbus aria Tilia cordata Tilia tomentosa Gemiddelde
TO 52 41 37 46 52 50 46
Tabel 5.2 Variëteiten met theoretische omlooptijd
51
5.2 Standplaats Wanneer stap 1 is doorlopen, wordt overgegaan naar stap 2, de standplaats. Bij het raadplegen van het bomenbestand is naar voren gekomen dat bomen in beplanting het hoogste gemiddelde heeft, gevolgd door bomen in gras en verharding. Er zijn dus verschillen tussen de verschillende standplaatsen en deze dienen dan ook uitgedrukt te worden in het bepalen van de levensverwachting. Op basis van de vellijsten en noodkapverordeningen is het niet mogelijk om dit in een eerder stadium te doen, aangezien op deze lijsten de standplaats niet wordt vermeld. Daarnaast is op verzoek van de gemeente Utrecht, met het oog op de toekomst, de standplaats ‘Boom in groeiplaatsconstructie’ toegevoegd. Op het moment dat dit onderzoek wordt uitgevoerd zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om er een waarde aan toe te kennen. Er zullen dus aannames gedaan worden voor deze standplaats. Om een factor toe te kennen aan de verschillende standplaatsen, wordt er gekeken naar het huidige bomenbestand. In het bomenbestand van de gemeente Utrecht staan 109.373 bomen, die voldoen aan één van de drie standplaatsen en die niet jonger zijn dan 8 jaar. Wanneer er gekeken wordt naar de gemiddelde leeftijd van deze bomen, ontstaat het volgende overzicht: Gem. lt. Aantal Gehele bomenbestand 33 jaar 109.373 (100%) Boom in beplanting 36 jaar 31.718 (29%) Boom in gras 32 jaar 53.051 (49%) Boom in verharding 29 jaar 24.604 (22%)
In het overzicht is te zien dat bomen in gras bijna de helft van het aantal bomen betreft (49%). Om deze reden wordt de ‘Boom in gras’ als nulpunt aangehouden voor het berekenen van de meerwaarde van de standplaats. Dit betekent dat de theoretische omlooptijd (per variëteit) gelijk wordt gesteld aan de levensverwachting van de boom in gras. Om de factor te bepalen voor boom in beplanting en boom in verharding wordt de gemiddelde leeftijd van de boom in gras als uitgangspunt genomen, wat leidt tot: Factor = Gem. lftd (Bib / Biv)/Gem. lftd (Big) Bib = (36 / 32) = 1,13, de factor voor Bib Biv = (29 / 32) = 0,91, de factor voor Biv Waarin: Bib= Big= Biv=
Boom in beplanting Boom in gras Boom in verharding
Een boom in beplanting kan ± 20% langer mee dan een boom in verharding. Doordat gegevens ontbreken voor bomen in groeiplaatsconstructies wordt er een aanname gedaan voor deze standplaats. Een boom in een groeiplaatsconstructie groeit beter en wordt 52
ouder dan een boom in verharding. Dit is gebaseerd op geluiden vanuit de praktijk. Op de vraag: “Groeit een boom in een groeiplaatsconstructie beter dan een boom in gras of beplanting?” kan geen antwoord gegeven worden. Er zijn namelijk (nog) geen harde gegevens die dit kunnen onderbouwen. Groeiplaatsconstructies zijn nog relatief nieuw en er zijn simpelweg weinig tot geen gegevens beschikbaar. Aangezien het niet met gegevens bevestigd kan worden, wordt de boom in groeiplaatsconstructie gelijk gesteld aan de boom in gras. Naar de toekomst toe kan er met andere grote gemeentes een samenwerking opgezet worden om erachter te komen wat het effect van een groeiplaatsconstructie is. Vanuit de standplaats kan de levensverwachting van de boom worden bepaald. Factor per variëteit Bij het beschrijven van de standplaats is er gegeneraliseerd, dat wordt ook gedaan voor de factor berekenen. Worden de factoren berekend per variëteit dan variëren de factoren enorm, zie tabel 5.3 en bijlage 7. Dit komt doordat er niet van ieder variëteit evenveel zijn aangeplant gekeken naar de standplaats. Daarnaast blijkt ook dat de tijd van aanplant sterk verschilt. Hierdoor ontstaan er situaties dat een boom in gras gemiddeld 50 jaar is en in verharding 25 jaar (door later aanplanten). De factor voor een boom in verharding zou in een dergelijke situatie uitkomen op 0,5. Door deze methodiek te hanteren ontstaat er een sterk vertekend beeld. Een verschil van 50% is wel mogelijk, maar niet erg aannemelijk. Een andere benadering geniet de voorkeur.
Een andere mogelijkheid om de factoren per variëteit te berekenen is op basis van de verwijderde bomen. Dit zijn bomen die verwijderd zijn en zodoende ook hun eindleeftijd hebben bereikt. Om deze methodiek te kunnen gebruiken zijn er vele gegevens nodig, die de komende tien à twintig jaar verzameld dienen te worden. Juist met grote aantallen bomen van een bepaalde variëteit en verschillende standplaatsen kan er concreter gerekend worden. Daardoor wordt er een meer realistischere factor berekend. Op de vellijsten en noodkapverordeningen ontbreken de standplaatsen, waardoor geen gemiddelden te berekenen zijn vanuit de lijsten. Dit zou over circa tien jaar mogelijk zijn indien de gegevens juist worden bijgehouden en verwerkt. Voor de opdracht wordt verder gewerkt met de gegeneraliseerde factors gebaseerd op het gehele bomenbestand. F. sylvatica (1.247 st.)
Aantal
Boom in beplanting
269
Boom in verharding
8
Boom in gras
970
Gem. lftd Factor 53
21
48
152
0
129
Tabel 5.3 Factor voor standplaats voor F. sylvatica
5.3 Levensverwachting Om de levensverwachting van een bepaalde variëteit te kunnen bepalen zijn verschillende gegevens nodig. Het gaat in deze om hetgeen wat beschreven is in paragraaf 5.1 en 5.2. Door het kiezen van een bepaalde variëteit, kan de theoretische omlooptijd worden bepaald. Vanuit de theoretische omlooptijd wordt er een factor toegekend per standplaats. De sommatie voor het bepalen van de levensverwachting ziet er als volgt uit: Lv = TO x Standplaats Waarin: Lv: TO: Standplaats:
Levensverwachting Theoretische omlooptijd o.b.v. model 2c De factor per type standplaats.
Op basis van de beschikbare gegevens (zie hoofdstuk 3), kan er voor 43 variëteiten de theoretische omlooptijd worden berekend. Om voor de overige variëteiten de theoretische omlooptijd te kunnen bepalen wordt er een aanname gedaan, die nader onderzocht moet worden. Deze worden verder in dit hoofdstuk niet meegenomen. Vervolgens kan er van de 43 variëteiten de levensverwachting worden bepaald, per standplaats. Binnen de opdracht is er sprake van een zeker generalisatie. Dit geldt zowel voor de standplaatsen zelf als de standplaatsfactoren. Om de standplaatsfactoren te berekenen worden gemiddelde leeftijden, per standplaats, berekend. Er is daarbij gekeken naar het hele bomenbestand, waar geen onderscheid is gemaakt tussen de verschillende variëteiten. Dit leidt er vervolgens toe dat ‘bomen in beplanting’ het altijd het beste doen, omdat deze de hoogste factor heeft. Om een echte uitspraak te kunnen doen over de toepassing van variëteiten per standplaats, dient er per variëteit standplaatsfactoren berekend te worden. Dit wordt gedaan door het gemiddelde te berekenen per variëteit en per standplaats. Bij het berekenen van de standplaatsfactoren per variëteit ontstaan ‘scheve’ verhoudingen. Voorbeelden daarin
zijn factoren van groter dan 1,5. Dit zou betekenen dat een boom van 50, ineens 75 zo worden en bij een boom van 100, ineens 150. Dat zijn toch grote verschillen. Om echter een uitspraak te kunnen over het toepasse van de ‘juiste variëteiten’, zijn er factoren berekend voor de 43 variëteiten waar ook een theoretische omlooptijd voor berekend kan worden. Op afbeelding 5.6 is een deel van het resultaat te zien. De volledige lijst is opgenomen in bijlage 9. Voor de 43 variëteiten waar de levensverwachting voor is bepaald, is gerekend met gegenaraliseerde factoren. De factoren zijn gebaseerd op alle variëteiten, waarbij gekeken is naar de verschillende standplaatsen. Een andere mogelijkheid is om de factoren per variëteit te berekenen. Dit leidt tot enkele zeer ongeloofwaardige factoren. Op afbeelding 5.6 is een deel van het resultaat te zien. Voor de volledige lijst zie bijlage 9. De hoogste berekende factor is 3.21. Dit zou betekenen dat de betreffende boom meer dan 3x zo oud zou worden dan de berekende theoretische omlooptijd. Het betreft in deze de Populus alba in verharding. De laagste factor die berekend is, is 0.48. Het betreft in deze een Salix alba in de verharding. Populus alba in verharding Theoretische omlooptijd = 51 Standplaatsfactor = 3.21 Levensverwachting = 51 x 3.21 = 164 jaar Salix alba in verharding Theoretische omlooptijd Standplaatsfactor Levensverwachting
= 49 = 0.48 = 49 x 0.48 = 24 jaar
De Populus alba staat in de literatuur bekend als een boom die niet geschikt is voor de verharding. Waardoor dit resultaat erg vreemd is. De berekende factor voor de Salix alba wijkt niet af van de gegevens uit de literatuur. Hierin wordt namelijk geschreven dat de Salix alba liever niet in de verharding staat, waarmee de lage factor te verklaren is.
Afb. 5.6 Levensverwachting variëteiten met eigen standplaatsfactor
Hoofdstuk 5 - Bepalen levensverwachting
53
Ten tweede valt op dat het uitgangspunt, dat de bomen in beplanting de hoogste standplaatsfactor krijgen, wat eerder werd aangenomen, ook hier tot uiting komt. Van de 43 variëteiten gedijen er 23 het best in de beplanting. Hier zit echter ook overlap in. Er zijn namelijk bomen die bij meerdere standplaatsen dezelfde standplaatsfactor hebben. Zoals al eerder bepaald, kan hier ook verantwoord worden dat de meeste bomen liever niet in de verharding staan. Er zijn bij deze berekeningen een negental bomen naar voren gekomen die het best gedijen in de verharding, te zien in tabel 5.4 Variëteit
Verhardingresistent
Acer saccharinum
Kan goed in verharding
Betula pendula
Niet echt, cultivars wel
Aesculus hippocastanum Fraxinus Americana
Platanus x hispanica Populus alba
Prunus subhirtella ‘Autumnalis’ Sorbus aria ‘Lutuscens’ Tilia cordata
Kan goed in verharding Kan in verharding
Kan goed in verharding Niet Niet Niet
Kan goed in verharding
Tabel 5.4 Bomen die goed in verharding kunnen (vanuit onderzoek)
Hierin is te zien dat de berekening niet (altijd) klopt met hetgeen zoals in de literatuur beschreven is. Er zijn namelijk een aantal bomen die volgens de berekening het best in de verharding gedijen, maar volgens de literatuur geen verharding kunnen verdragen. Dit geeft een vertekend beeld, wat naar voren komt door het berekenen van de standplaatsfactoren vanuit het bomenbestand. Hierin speelt de factor ‘tijd’ een zeer belangrijke rol. Dit komt omdat het bomen betreft die op een bepaald moment zijn aangeplant en nog in leven zijn. Hierdoor ontstaan er geen realistische standplaatsfactoren. Naar de toekomst toe dient er gekeken te worden of het mogelijk is om de standplaatsfactoren te berekenen vanuit de vellijsten en noodkapverordeningen. Daarnaast dient er gekeken te worden of de resultaten van de variëteit per standplaats realistisch zijn of dat de betreffende variëteit juist helemaal niet in een bepaalde standplaats kan staan/graag staat. Er zijn voor de 43 variëteiten een eigen standplaatsfactoren berekend, zie bijlage 7. Vanuit die factoren kan er gekeken worden waar de btreffende variëteit het best toegepast kan worden. Daarbij is de standplaats met de hoogste leeftijd (theoretische omlooptijd x standplaatsfactor) de best denkbare standplaats. Op het moment dat de factot onder de 0,75 komt, kan de boom beter niet worden toegepast. Er zijn uitzonderingen waarin blijkt dat de theoretische omlooptijd bijvoorbeeld 100 jaar of meer is. In een dergelijk situatie zal de boom ‘slechts’ 75 54
Variëteit
Goed als
Acer campestre
Bib
Acer pseudoplatanus
Big / Bigpc
Acer platanoides
Acer pseudoplatanus 'Erectum' Acer saccharinum
Aesculus hippocastanum
Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Aesculus x carnea
Aesculus x carnea 'Briotii' Alnus cordata
Alnus glutinosa Betula pendula Fagus sylvatica
Fagus sylvatica 'Atropunicea' Fraxinus americana Fraxinus excelsior
Fraxinus excelsior 'Westhof's Glorie' Gleditsia triacanthos Malus floribunda
Platanus x hispanica Populus alba
Prunus padus 'Albertii'
Prunus subhirtella 'Autumnalis' Pterocarya fraxinifolia Quercus robur
Robinia pseudoacacia
Robinia pseudoacacia 'Bessonia' Salix alba
Salix alba 'Liempde' Sorbus aria
Sorbus aria 'Lutescens' Sorbus aria 'Magnifica'
Sorbus aucuparia 'Edulis' Sorbus intermedia Tilia americana Tilia cordata
Tilia tomentosa
Tilia x europaea
Tilia x europaea 'Pallida' Ulmus x hollandica
Ulmus x hollandica 'Commelin'
Ulmus x hollandica 'Groeneveld' Ulmus x hollandica 'Vegeta'
Slecht als
Big / Bigpc Bib
Bib / Biv Biv
Bib
Big / Bigpc
Bib/ Big / Bigpc Big / Bigpc Bib Biv
Bib/ Biv
Biv
Bib / Biv Biv
Big / Bigpc
Bib / Biv
Big / Bigpc
Bib / Biv
Bib / Big / Bigpc
Biv
Biv / Bib Bib
Bib / Biv Biv
Biv / Bib Bib
Biv
Big / Bigpc
Biv
Biv / Bib Bib Bib
Big / Bigpc Bib Bib
Biv
Bib / Big / Bigpc Biv
Big / Bigpc Bib / Biv Bib Bib Biv
Bib Bib
Big / Bigpc Bib
Big / Bigpc Big / Bigpc Big / Bigpc
Tabel 5.5 Toepassing variëteiten
jaar worden, wat voor een boom in het stedelijk gebied uitstekende leeftijden zijn. Hier is geen rekening mee gehouden in tabel 5.5 waarin het resultaat te zien is. In tabel 5.6 is te zien dat er enkele variëteiten naar voren komen, die beter niet op een bepaalde standplaats toegepast kunnen worden. Voor deze variëteiten wordt gekeken naar een vervangingsmogelijkheid. Daarin wordt getracht een cultivar binnen de soort te kiezen. Zoals in tabel 5.6 is te zien worden alleen vervangingsmogelijkheden aangeboden voor bomen in verharding. Bij een aantal bomen is te zien dat ze absoluut niet in de beplanting moeten staan. Dit is raar, omdat dit eigenlijk de ‘beste’ plek zou zijn, ook volgens de literatur. Variëteit
Niet in
Zoals te zien in tabel 5.7 zijn er een aantal bomen, die niet oud kunnen worden binnen het stedelijk gebied. Er wordt gezegd dat een boom in het stedelijk gebied ongeveer 30 jaar mee kan. Er zijn een aantal variëteiten, dat op een bepaalde standplaats die levensverwachting niet bepalen. Voor deze bomen wordt geadviseerd andere variëteiten te kiezen die een hogere levensverwachting hebben op de betreffende standplaats.
Vervangen door
Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Verharding
Niet vervangen, kan volgens literatuur als Biv
Alnus glutinosa
Alnus ‘Spikes’, Alnus cordata of Alnus spaethii
Aesculus x carnea
Beplanting
Fagus sylvatica 'Atropunicea'
Beplanting
Aesculus x carnea
Fagus sylvatica 'Atropunicea' Fraxinus excelsior
Fraxinus excelsior
Gleditsia triacanthos
Prunus padus 'Albertii' Pterocarya fraxinifolia Salix alba
Verharding
Verharding
Verharding Beplanting
Verharding
Verharding
Verharding
Verharding
Verharding
Leeftijd <30 jaar
Niet vervangen, kan volgens literatuur als Bib Aesculus indica
Niet vervangen, kan volgens literatuur als Bib
1ste grootte: Carpinus betulus ‘Fastigiata’ of 2de grootte: Carpinus betulus ‘Pupurea’, Carpinus betulus ’Frans Fontaine’ Niet vervangen, kan volgens literatuur als Bib
Fraxinus angustifolia, Fraxinus excelsior ‘Westhof’s Glorie’, Fraxinus ornus, Fraxinus pennysylvatica ‘Patmore’ Niet vervangen, kan volgens literatuur als Biv
Niet vervangen, kan volgens literatuur als Biv
Niet vervangen, kan volgens literatuur als Biv
Kan wel in de verharding, liever niet, dus een van de volgende variëteiten, ‘Bredevoort’, ’Chermesina’, ‘Drakenburg’, ‘Het Goor’, ’Lichtenvoorde’, ’Liempde’, ’Lievelde’, ’Rockanje’, ’Sericea’, ’Tinaarlo’of ’Vitellina’
Leeftijd <40 jaar
Tabel 5.6 Variëteiten om mee te vervangen
Variëteit
Waar
Variëteit
Waar
Aesculus x carnea
Bib
Aesculus x carnea
Biv
Alnus glutinosa
Prunus padus ‘Albertii’
Salix alba
Biv
Biv
Biv
Alnus cordata
Fagus sylvatica ‘Atropunicea’
Biv
Bib/Biv
Fraxinus excelsior
Biv
Prunus subhirtella ‘Autumnalis’
Big/Bigpc
Gleditsia triacanthos
Prunus padus ‘Albertii’ Pterocarya fraxinifolia
Sorbus aria ‘Magnifica’
Ulmus x hollandica ‘Commelin’
Biv
Big/Bigpc Biv
Bib Biv
Tabel 5.7 Bomen die bepaalde leeftijd niet behalen
Hoofdstuk 5 - Bepalen levensverwachting
55
5.4 Deelconclusie Om de levensverwachting te kunnen bepalen zijn gegevens nodig. Uitgangspunt hierin zijn de verkregen gegevens vanuit de gemeente. Als eerste dient er bepaald te worden hoe lang een boom mee gaat. Om daar een waarde aan toe te kennen zijn er een drietal modellen ontwikkeld. De modellen zijn zowel met interne (gemeente Utrecht) als met externe experts op het gebied van bomen besproken. Op basis van alle meningen is model 2c de best toepasbare methodiek. In dit model is er ruimte voor de vellijsten, noodkapverordeningen en het bomenbestand van de gemeente Utrecht. Gedurende de toelichting van de modellen aan de experts werd er, in de meeste gevallen, gevraagd naar de aantallen. Hierbij kwam naar voren dat het aantal van het bomenbestand (veel) hoger is dan de aantallen van de vellijsten en noodkap. Om ervoor te zorgen dat alle gegevens als gelijke worden gezien, is er nieuwe methodiek gevormd. Deze methodiek stelt dat de gemiddelden worden vermenigvuldigd met het aantal en vervolgens worden gedeeld door het totale aantal, voorbeeld: TO = ((N1 x Ab1) + (N2 x Ab2) + (N3 x Ab3)) / Totaal ab Waarin: TO = Theoretische omlooptijd N1 = Gemiddelde leeftijd bomenbestand (85-95%) N2 = Gemiddelde leeftijd vellijsten N3 = Gemiddelde leeftijd noodkapverordeningen Ab = Aantal bomen (aantal bomen waar het gemiddelde mee berekend is) Gem. leeftijd van Gem. lftd Ab Bomenbestand 60 jaar 300 Vellijsten 40 jaar 100 Noodkap 50 jaar 10 Sommatie: TO = ((N1 x ab) + (N2 x ab) + (N3 x ab)) / totaal ab = ((40 x 100st.) + (50 x 10st.) + (60 x 300st.)) / 410st. = 55 jaar Naast de theoretische omlooptijd wordt er een waarde toegekend aan de standplaats van de boom. Op gebied van standplaats wordt er onderscheid gemaakt tussen bomen in beplanting, gras en verharding. Op aanvraag van de gemeente is daar de standplaats ‘boom in groeiplaatsconstructie’ aan toegevoegd. Door het ontbreken van concrete gegevens wordt deze niet verder beschreven, maar wel opgenomen in het schema. Dit is gedaan met het oog op de toekomst. Om een waarde te hechten aan de standplaats wordt het bomenbestand gebruikt. Bijna de helft van alle bomen 56
(49%) staat in gras, waardoor ‘boom in gras’ als nulpunt wordt genomen. De boom in gras wordt gelijk gesteld aan de berekende theoretische omlooptijd. Om een waarde te berekenen worden de gemiddelden van de boom in beplanting en in verharding verrekend met het gemiddelde van de boom in gras: Factor = Gem. lftd (Bib / Biv)/Gem. lftd (Big) Bib = (36 / 32) = 1,13, de factor voor Bib Biv = (29 / 32) = 0,91, de factor voor Biv Waarin: Bib= Big= Biv= Gem. lftd=
Boom in beplanting Boom in gras Boom in verharding Gemiddelde leeftijd
Wanneer de variëteit is bepaald, kan de theoretische omlooptijd worden berekend. Vanuit dat punt wordt er, afhankelijk van de standplaats, een factor verrekend, wat leidt tot de levensverwachting per variëteit en standplaats. Het bepalen van de levensverwachting van bomen kan geschieden op twee manieren. Er kan gekozen worden om de gegeneraliseerde standplaatsfactoren te gebruiken of de standplaatsfactoren per variëteit. Bij eerstgenoemde optie zullen alle bomen in beplanting de hoogste waarde kennen, omdat het de hoogste frequentie betreft. Wordt er gerekend met standplaatsfactoren per variëteit ontstaat er een sterk vertekend beeld voor diverse variëteiten. Dit komt doordat van meerdere variëteiten er niet veel van zijn aangeplant door de tijd heen. Hierdoor zijn de verschillen erg groot. Met de resultaten vanuit het onderzoek kan in de toekomst op een gedegen manier verder gewerkt worden. Op het moment dat er voldoende informatie is kunnen de standplaatsfactoren worden berekend op basis van de vellijsten en noodkapverordeningen. Voor het vervolg van de opdracht worden de gegeneraliseerde factoren gebruikt.
Hoofdstuk 5 - Bepalen levensverwachting
57
6
Conclusie onderzoek
In de voorgaande hoofdstukken is er gekeken naar de verschillende onderwerpen, waarop de deelvragen zijn gebaseerd. Er is nog geen concreet antwoord gegeven op de deelvragen. Er zal in dit hoofdstuk eerst worden gekeken naar de verschillende deelvragen. Vervolgens wordt er antwoord gegeven op de hoofdvraag van het onderzoek.
Afb. 6.1 Maliebaan, Tuindorp, Utrecht
6.1 Antwoord op deelvragen In hoofdstuk 1 zijn enkele deelvragen opgesteld. De deelvragen moeten zorgen dat er op een gedegen wijze antwoord gegeven kan worden op de hoofdvraag. De deelvragen bestaan uit: • Wat zijn de groeivoorwaarden voor een boom in het stedelijk gebied? • Welke maatregelen worden door de gemeente Utrecht genomen om de omloopcyclus zolang mogelijk te laten duren? • Wat zijn de beweegredenen binnen de gemeente Utrecht voor het verwijderen van één of meerdere bomen? • Wat is de omlooptijd van bomen in de gemeente Utrecht, gekeken naar diverse variëteiten?
Op basis van de deelvragen zijn er processtappen beschreven, met daaraan gekoppeld een verwacht resultaat. De processtappen zijn weergegeven op afbeelding 6.2.
Wat zijn de groeivoorwaarden voor een boom in het stedelijk gebied? Het antwoord op deze vraag is te vinden in de stedelijke invloeden. De factoren zoals beschreven bij de stedelijke invloeden hebben in zekere mate invloed op een boom in het stedelijk gebied. Belangrijk aspect hierbij is de standplaats van de boom In essentie dient een boom voldoende ruimte beschikbaar te hebben, zowel onder- als bovengronds. Daarnaast dient er voldoende voeding en water in de bodem aanwezig te zien. De dichtheid van de bodem moet laag zijn (<2,5 MPa), zodat de wortels van de boom zich kunnen blijven ontwikkelen. Naast de essentiële groeivoorwaarden zijn er nog secundaire groeivoorwaarden. Dit zijn alle factoren die zojuist niet benoemd zijn (bv. strooizout, werkzaamheden). Dit zijn factoren die veelal een belemmerende werking kunnen hebben op de groei en ontwikkeling, waardoor de boom niet vrijuit kan groeien. Welke maatregelen worden door de gemeente Utrecht genomen om de omloopcyclus zolang mogelijk te laten duren? & Wat zijn de beweegredenen binnen de gemeente Utrecht voor het verwijderen van één of meerdere bomen? Gedurende het beschrijven van het beleid kwam duidelijk naar voren dat beide deelvragen direct met elkaar in verbinding staan. Dit komt doordat de maatregelen en beweegredenen in het beleid door elkaar verweven zijn. In het bomenbeleid staan doelen beschreven, deze zijn leidend voor de toekomst, maar er wordt geen uitspraak gedaan over de maatregelen die daar voor genomen moeten worden. In het onderdeel beheer en onderhoud van het bomenbeleid worden wel duidelijke maatregelen en beweegredenen genoemd, zoals de aanvraag van een kapvergunning. Duidelijk is dat 60
de beweegredenen voor de gemeente voornamelijk worden samengevat in de procesbeschrijvingen, waarin ook de maatregelen worden beschreven.
Kort samengevat kunnen er een aantal maatregelen en beweegreden worden genoemd: • Ziekte en plagen worden niet bestreden, behalve wanneer deze schadelijk is voor mens of dier; • De kapvergunning wordt pas afgegeven als de boom direct gevaar vormt, overlast bezorgt of voor projecten die het algemeen belang dienen; • De gemeente mag geen bomen kappen op het moment dat de aanwezige flora en fauna wordt verstoord, volgens de Flora- en faunawet. Dit verklaart dat de gemeente twee maal per jaar buiten de groeiseizoenen bomen velt. Wat is de omlooptijd van bomen in de gemeente Utrecht, gekeken naar diverse variëteiten? Om antwoord te kunnen geven op deze vraag dient er gekeken te worden naar welke gegevens beschikbaar zijn en waar mee gerekend kan worden. De volgende stap is het kijken, per variëteit, naar de gemiddelde leeftijden van het bomenbestand, de vellijsten, de noodkapverordeningen en de investeringsplanning. Op basis van de gegevens en het gekozen model, zoals in dit hoofdstuk beschreven, kan de theoretische omlooptijd per variëteit worden bepaald. Er zijn voor de uitwerking van het onderzoek (te) weinig gegevens beschikbaar met betrekking tot alle variëteiten binnen de gemeente Utrecht. Om die reden is het niet mogelijk om voor alle variëteiten een theoretische omlooptijd te berekenen. In het volgende lijst is te zien van welke variëteiten de theoretische omlooptijd (TO) berkend kan worden: Variëteit Acer campestre Acer platanoides Acer pseudoplatanus Acer pseudoplatanus ‘Erectum’ Acer saccharinum Aesculus carnea Aesculus carnea ‘Briotii’ Aesculus hippocastanum Aesculus hippocastanum ‘Baumannii’ Alnus cordata Alnus glutinosa Betula pendula Fagus sylvatica Fraxinus Americana Fraxinus excelsior Fraxinus excelsior ‘Westhof’s Glorie’ Gleditsia triacanthos Malus floribunda
TO 45 56 51 54 69 55 49 113 68 48 45 47 65 63 49 53 49 41
Platanus xhispanica Populus alba Prunus padus ‘Albertii’ Prunus subhirtella ‘Autumnalis’ Pterocarya fraxinifolia Quercus robur Robinia pseudoacacia Robinia pseudoacacia ‘Bessonia’ Salix alba Salix alba ‘Liempde’ Sorbus aria Sorbus aria ‘Lutescens’ Sorbus aria ‘Magnifica’ Sorbus aucuparia var. edulis Sorbus intermedia Tilia Americana Tilia cordata Tilia tomentosa
Hoofdvraag
Deelvragen
81 51 35 37 70 61 54 52 49 50 45 50 45 41 47 75 52 50
Tilia x europaea Tilia x europaea ‘Pallida’ Ulmus x hollandica Ulmus x hollandica ‘Commelin’ Ulmus x hollandica ‘Groeneveld’ Ulmus x hollandica ‘Vegeta’
66 57 53 50 45 58
De variëteiten waar de theoretische omlooptijd van is berekend worden ingedeeld in klassen conform de richtlijnen van de NVTB. Per klasse wordt er een nieuw gemiddelde berekend. De overgebleven variëteiten worden ook ingedeeld in klassen conform de NVTB en krijgen als theoretische omlooptijd het klasse gemiddelde. Het betreft op dit laatste een aanname. Wanneer er meer gegevens beschikbaar zijn, kan er voor meer variëteiten de theoretische omlooptijd worden berekend.
Projectstap
Resultaat
Afb. 6.2 Strokenschema
Hoofdstuk 6 - Conclusie onderzoeksdeel
61
6.2 Antwoord op hoofdvraag In dit hoofdstuk wordt er antwoord gegeven op de hoofdvraag. Het beantwoorden van de deelvragen geldt als opmaat voor het beantwoorden van de hoofdvraag. De hoofdvraag voor het onderzoek luidt als volgt:
“Wat is de levensverwachting van een boom in de gemeente Utrecht, gekeken per variëteit en standplaats?” Om antwoord op deze vraag te kunnen geven wordt er eerst gekeken naar de aspecten die nodig zijn om antwoord te kunnen geven. Het gaat in deze over het schema zoals beschreven in hoofdstuk 5, zie afbeelding 5.2. In hoofdstuk 5 worden twee stappen beschreven die uiteindelijk leiden tot de levensverwachting van bomen. Op afbeelding 6.3 is een aangepast schema te zien, die volgt vanuit het onderzoek. Wanneer het schema wordt gevolgd is het uiteindelijke antwoord de levensverwachting van de betreffende boom. Deze levensverwachting is afhankelijk van een tweetal stappen die gemaakt moeten worden, namelijk het ‘startpunt’ en de ‘standplaats’. Startpunt Bij het startpunt dient gekozen van welke boomvariëteit de levensverwachting bepaald gaat worden. Wanneer de variëteit is bepaald dient de theoretische omlooptijd berekend te worden. De theoretische omlooptijd wordt berekend door: TO = ((N1 x Ab1) + (N2 x Ab2) + (N3 x Ab3)) / Totaal ab Waarin: TO = Theoretische omlooptijd N1 = Gemiddelde leeftijd bomenbestand N2 = Gemiddelde leeftijd vellijsten N3 = Gemiddelde leeftijd noodkapverordeningen Ab = Aantal bomen (aantal bomen waar het gemiddelde mee berekend is) Op het moment dat de theoretische omlooptijd is berekend kan stap 1 (Startpunt) worden afgesloten. Door het ontbreken van gegevens is het niet mogelijk om voor iedere variëteit een theoretische omlooptijd op deze wijze te berekenen. In paragraaf 6.1 zijn de variëteiten opgenomen met berekende theoretische omlooptijd opgenomen, waar voldoende gegevens van zijn. Voor de overige variëteiten wordt de theoretische omlooptijd op een andere wijze bepaald. Dit wordt gedaan door gebruik te maken van de richtlijnen van de NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxtateurs van Bomen).
62
Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt, die gebaseerd is op de groeisnelheden van bomen, tussen: • Klasse 0: Zeer snel groeiend • Klasse 1: Snel groeiend • Klasse 2: Normaal groeiend • Klasse 3: Langzaam groeiend De bomen waar wel een theoretische omlooptijd van berekend is, worden ingedeeld in één van de klassen. Vervolgens wordt er van alle theoretische omlooptijden per klasse een gemiddelde berekend, die leidend is voor de betreffende klasse. De variëteiten waar geen theoretische omlooptijd van bepaald kan worden, worden vervolgens ingedeeld in één van de vier klassen. Vervolgens wordt de gemiddelde theoretische omlooptijd leidend voor de variëteiten waar onvoldoende gegevens voor zijn.
Standplaats Met de theoretische omlooptijd als basis wordt de levensverwachting berekend per standplaats. Er wordt binnen de gemeente Utrecht onderscheid gemaakt tussen drie verschillende standplaatsen. Het gaat in deze om de boom in beplanting, gras en verharding. Op verzoek van de gemeente Utrecht is de standplaats ‘boom in groeiplaatsconstructie’ toegevoegd. Vanuit het onderzoek is gebleken dat er verschillen zijn tussen bomen per standplaats. Echter zijn er voor de standplaats ‘Boom in groeiplaatsconstructie’ te weinig gegevens beschikbaar, waardoor deze factor gelijk wordt gesteld aan boom in gras. Om het verschil in standplaats uit te drukken, wordt er een factor berekend per type standplaats. De standplaatsfactor wordt berekend aan de hand van de volgende formule: Factor = Gem. lftd (Bib / Biv)/Gem. lftd (Big) x100% Bib = (36 / 32) * 100% = 1,13, de factor voor Bib Biv = (29 / 32) * 100 = 0,91, de factor voor Biv Waarin: Bib= Big= Biv= Gem. lftd=
Boom in beplanting Boom in gras Boom in verharding Gemiddelde leeftijd
Met deze factor kan vervolgens de levensverwachting per variëteit en per standplaats worden bepaald.
Levensverwachting Om de levenverwachting van een boom te kunnen bepalen dienen de zojuist beschreven stappen genomen te worden, deze stappen zijn ook terug te zien in afbeelding 6.3. Het resultaat hiervan is een lijst met boomvariëteiten, met daaraan gekoppeld de levensverwachting. Dit is te zien in tabel 6.1, die begint op bladzijde 64. Er is daarbij gerekend met de gegeneraliseerde stand-
plaatsfactoren. Daarnaast is er alleen gekeken naar de variëiten die voorkomen in de wijken Noordoost, Overvecht en Noordwest. Dit is gedaan met het oog op de meerjarenplanning, zie hoofdstuk 7.
Startpunt
- Boomsoort - Theoretische omlooptijd
Bepalen theoretische omlooptijd
((gem. lftd bomenbestand x aantal) + (gem. lftd vellijsten x aantal) + (gem. lftd noodkapverordening x aantal))/ totaal aantal.
Standplaats
Theoretische omlooptijd wordt verhoogd met factor, passend bij standplaats
Boom in verharding 0,91
Boom in gras 1
Boom in beplanting 1,13
Boom in groeiplaatsconstructie 1
Levensverwachting Per soort en variëteit
Levensverwachting = TO x standplaatsfactor Afb. 6.3 Schema bepalen levensverwachting per variëteit en standplaats
Hoofdstuk 6 - Conclusie onderzoeksdeel
63
Tabel 6.1 Levensverwachting per variëteit en standplaats
Variëteit
Big
Bib
Biv
Bigpc
Acer campestre
45
51
41
45
Acer capillipes
46
52
42
46
Acer campestre ‘Elsrijk’
Acer campestre ‘Nanum’ Acer cappadocicum
Acer cappadocicum ‘Rubrum’ Acer negundo
Acer negundo ‘Variegata’ Acer platanoides
Acer platanoides ‘Drummondii’
Acer platanoides ‘Emerald Queen’ Acer platanoides ‘Erectum’
Acer platanoides ‘Faasens Black’ Acer platanoides ‘Globosum’
Acer platanoides ‘Reitenbachii’ Acer platanoides ‘Royal Red’
Acer platanoides ‘Schwedleri’ Acer pseudoplatanus
Acer pseudoplatanus ‘Atropurpureum’ Acer pseudoplatanus ‘Erectum’
Acer pseudoplatanus ‘Leopoldii’ Acer pseudoplatanus ‘Negenia’
Acer pseudoplatanus ‘Rotterdam’ Acer rubrum
Acer rubrum ‘Schlesingeri’ Acer rufinerve
Acer saccharinum
58 58 46 46 52 52 56 46 46 46 46 46 46 46 46 51 52 54 52 52 52 46 46 46
69
66 66 52 52 59 59 63 52 52 52 52 52 52 52 52 58 59 61 59 59 59 52 52 52
78
53 53 42 42 47 47 51 42 42 42 42 42 42 42 42 46 47 49 47 47 47 42 42
Acer saccharum
58
66
53
Acer tataricum subsp. ginnala Aesculus carnea
Aesculus carnea ‘Briotii’ Aesculus flava
58 58 55 49 46
66 66 62 55 52
52 52 56 46 46 46 46 46 46 46 46 51 52 54 52 52 52 46 46
58
53
Acer saccharinum ‘Laciniatum Wieri’
46
53
63
66 66
46
46a
58 58
58
42
Acer saccharinum ‘Laciniatum’
Acer saccharinum ‘Pyramidale’
58
53 53 50 45 42
69 58 58 58 58 55 49 46
Aesculus hippocastanum
113
128
103
113
Ailanthus altissima
58
66
53
58
Aesculus hippocastanum ‘Baumannii’
Aesculus pavia Alnus cordata
Alnus glutinosa
Alnus glutinosa ‘Aurea’
Alnus glutinosa ‘Imperialis’ Alnus glutinosa ‘Laciniata’ 64
68
46 48 45 52 52 52
77
52 54 51 59 59 59
62
42 44 41 47 47 47
68 46 48 45 52 52 52
Variëteit
Big
Bib
Biv
Bigpc
Alnus incana
58
66
53
58
Alnus x spaethii
52
59
47
52
Alnus incana ‘Aurea’
Alnus incana ‘Laciniata’
Amelanchier arborea ‘Robin Hill’ Betula ermanii ‘Blush’
Betula ermanii ‘Holland’ Betula nigra
Betula papyrifera Betula pendula
Betula pendula ‘Laciniata’ Betula pendula ‘Tristis’
Betula pendula ‘Youngii’ Betula pubescens
Betula utilis ‘Doorenbos’ Carpinus betulus
Carpinus betulus ‘Copijn’
Carpinus betulus ‘Fastigiata’
Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’ Carpinus betulus ‘Incisa’ Castanea sativa
Catalpa bignonioides
Catalpa bignonioides ‘Nana’ Catalpa bungei
Catalpa speciosa
Cedrus libani ´Glauca Group´
Cedrus libani subsp. atlantica Celtis australis
Cercidiphyllum japonicum Cercis Siliquastrum
Chamaecyparis lawsoniana Cladrastis kentukea Cornus controversa Cornus mas
Corylus colurna
Crataegus calpodendron Crataegus chlorosarca Crataegus coccinea
Crataegus crus-galli Crataegus laevigata
Crataegus laevigata ‘Plena’ Crataegus monogyna
Crataegus monogyna ‘Stricta’ Crataegus pinnatifida
Hoofdstuk 6 - Conclusie onderzoeksdeel
58 58 46 58 58 58 58 47 58 58 58 52 46 58 58 58 58 58 58 58 58 58 58 58 58 46 46 46 58 58 46 52 58 46 46 46 46 46 46 46 46 46
66 66 52 66 66 66 66 53 66 66 66 59 52 66 66 66 66 66 66 66 66 66 66 66 66 52 52 52 66 66 52 59 66 52 52 52 52 52 52 52 52 52
53 53 42 53 53 53 53 43 53 53 53 47 42 53 53 53 53 53 53 53 53 53 53 53 53 42 42 42 53 53 42 47 53 42 42 42 42 42 42 42 42 42
58 58 46 58 58 58 58 47 58 58 58 52 46 58 58 58 58 58 58 58 58 58 58 58 58 46 46 46 58 58 46 52 58 46 46 46 46 46 46 46 46 46 65
Variëteit
Big
Bib
Biv
Bigpc
Crataegus pinnatifida ‘Major’
46
52
42
46
Crataegus x lavalleei ‘Carrierei’
46
52
42
46
Crataegus tanacetifolia
Crataegus x grigronensis
Crataegus x media ‘Paul’s Scarlet Crataegus x media ‘Punicea’
Crataegus x mordenensis ‘Toba’ Crataegus x persimillis
Crataegus x persimillis ‘Splendens’ Cupressocyparis leylandii Cydonia oblonga Fagus sylvatica
Fagus sylvatica ‘Asplenifolia’
Fagus sylvatica ‘Atropunicea’ Fagus sylvatica ‘Dawyck’ Fraxinus americana
Fraxinus angustifolia
Fraxinus angustifolia ‘Monophylla’ Fraxinus angustifolia ‘Raywood’
Fraxinus angustifolia ‘Elegantissima’ Fraxinus excelsior
Fraxinus excelsior ‘Altena’
Fraxinus excelsior ‘Diversifolia’ Fraxinus excelsior ‘Eureka’ Fraxinus excelsior ‘Hessei’
Fraxinus excelsior ‘Jaspidea’ Fraxinus excelsior ‘Pendula’
Fraxinus excelsior ‘Westhof’s Glorie’ Fraxinus ornus
Fraxinus ornus ‘Anita’
Fraxinus ornus ‘Meczek’
Fraxinus ornus ‘Rotterdam’
Fraxinus ornus ‘Paus Johannes-Paulus II’ Fraxinus pennsylvanica
Fraxinus pennsylvanica ‘Zundert’ Ginkgo biloba
Gleditsia triacanthos
Gleditsia triacanthos ‘Moraine’
Gleditsia triacanthos ‘Sunburst’ Gleditsia triacanthos f. inermis Gymnocladus dioica Halesia monticola Ilex aquifolium Juglans nigra 66
46 46 46 46 46 46 46 51 46 65 46 46 46 63 58 58 58 58 49 52 52 52 52 52 52 53 46 46 46 46 46 58 58 46 49 58 58 58 58 46 46 52
52 52 52 52 52 52 52 58 52 73 52 52 52 71 66 66 66 66 55 59 59 59 59 59 59 60 52 52 52 52 52 66 66 52 55 66 66 66 66 52 52 59
42 42 42 42 42 42 42 46 42 59 42 42 42 57 53 53 53 53 45 47 47 47 47 47 47 48 42 42 42 42 42 53 53 42 45 53 53 53 53 42 42 47
46 46 46 46 46 46 46 51 46 65 46 46 46 63 58 58 58 58 49 52 52 52 52 52 52 53 46 46 46 46 46 58 58 46 49 58 58 58 58 46 46 52
Variëteit
Big
Bib
Biv
Bigpc
Juglans regia
58
66
53
58
Koelreuteria paniculata
58
66
53
58
Juglans regia ‘Buccaneer’
Juniperus chinensis ‘Obelisk’ Laburnum anagyroides
Laburnum xwatereri ‘Vossii’ Larix kaempferi
Liquidambar styraciflua
Liquidambar styraciflua ‘Moraine’ Liriodendron tulipifera Magnolia kobus
Magnolia soulangeana
Malus ‘Aldenhamensis’ Malus ‘Almey’
Malus baccata
Malus baccata ‘Street Parade’ Malus cultivars
Malus domestica ‘Elstar’
Malus domestica ‘Schone van Boskoop’ Malus ‘Eleyi’
Malus floribunda
Malus ‘Golden Hornet’ Malus ‘Hopa’
Malus hybride Malus ‘Liset’
Malus ‘Profusion’
Malus ‘Red Sentinel’ Malus ‘Tomiko’ Malus toringo
Malus toringo var. sargentii Malus tschonoskii
Malus ‘Van Eseltine’ Malus ‘Wintergold’
Metasequoia glyptostroboides Morus alba
Morus alba ‘Pendula’ Morus nigra
Nothofagus antarctica Ostrya carpinifolia Parrotia persica
Paulownia tomentosa
Phellodendron amurense Picea abies
Picea omorika
Hoofdstuk 6 - Conclusie onderzoeksdeel
58 46 58 58 58 46 46 46 52 58 46 46 46 46 46 46 46 46 41 46 46 46 46 46 46 46 46 46 46 46 46 58 46 46 46 58 46 46 46 46 58 58
66 52 66 66 66 52 52 52 59 66 52 52 52 52 52 52 52 52 46 52 52 52 52 52 52 52 52 52 52 52 52 66 52 52 52 66 52 52 52 52 66 66
53 42 53 53 53 42 42 42 47 53 42 42 42 42 42 42 42 42 37 42 42 42 42 42 42 42 42 42 42 42 42 53 42 42 42 53 42 42 42 42 53 53
58 46 58 58 58 46 46 46 52 58 46 46 46 46 46 46 46 46 41 46 46 46 46 46 46 46 46 46 46 46 46 58 46 46 46 58 46 46 46 46 58 58 67
Variëteit
Big
Bib
Biv
Bigpc
Pinus nigra
58
66
53
58
Platanus orientalis ‘Digitata’
58
66
53
58
Pinus sylvestris
Platanus orientalis
Platanus x hispanica Populus alba
Populus berolinensis Populus canescens Populus nigra
Populus nigra ‘Italica’
Populus nigra ‘Vereecken’ Populus ‘Oxford’
Populus simonii ‘Fastigiata’ Populus tremula
Populus x canadensis
Populus x canadensis ‘Dorskamp’ Populus x canadensis ‘Robusta’
Populus x canadensis ‘Serotina’ Prunus ‘Accolade’ Prunus avium
Prunus avium ‘Plena’ Prunus cerasifera
Prunus cerasifera ‘Nigra’
Prunus cerasifera ‘Pissardii’ Prunus gondouinii ‘Schnee’ Prunus hybride Prunus padus
Prunus padus ‘Albertii’ Prunus padus ‘Nana’
Prunus padus ‘Watereri’ Prunus ‘Pandora’ Prunus serotina Prunus serrula
Prunus serrulata
Prunus serrulata ‘Amanogawa’ Prunus serrulata ‘Hizakura’ Prunus serrulata ‘Kanzan’
Prunus serrulata ‘Kiku-Shidare-Saku Prunus serrulata ‘Fugenzo’ Prunus spinosa
Prunus subhirtella
Prunus subhirtella ‘Autumnalis’ Prunus ‘Umineko’
Prunus x eminens ‘Umbraculifera’ 68
58 58 81 51 52 51 51 51 51 51 52 51 51 51 51 51 58 52 52 58 58 58 52 58 58 35 58 58 52 51 46 58 58 58 58 58 58 52 46 37 58 58
66 66 92 58 59 58 58 58 58 58 59 58 58 58 58 58 66 59 59 66 66 66 59 66 66 40 66 66 59 58 52 66 66 66 66 66 66 59 52 42 66 66
53 53 74 46 47 46 46 46 46 46 47 46 46 46 46 46 53 47 47 53 53 53 47 53 53 32 53 53 47 46 42 53 53 53 53 53 53 47 42 34 53 53
58 58 81 51 52 51 51 51 51 51 52 51 51 51 51 51 58 52 52 58 58 58 52 58 58 35 58 58 52 51 46 58 58 58 58 58 58 52 46 37 58 58
Variëteit
Big
Bib
Biv
Bigpc
Prunus yedoensis
46
52
42
46
Pyrus calleriana
46
52
42
46
Pseudotsuga menziesii Pterocarya fraxinifolia
Pyrus calleriana ‘Chanticleer’ Pyrus communis
Pyrus communis ‘Beech Hill’
Pyrus communis ‘Conference’ Pyrus hybride
Pyrus salicifolia ‘Pendula’ Quercus cerris
Quercus frainetto
Quercus hispanica ‘Wageningen’ Quercus ilex
Quercus palustris Quercus robur
Quercus robur ‘Fastigiata’
Quercus robur ‘Fastigiata Koster’ Quercus robur ‘Pectinata’ Quercus rubra
Quercus x turneri ‘Pseudoturneri’ Robinia pseudoacacia
Robinia pseudoacacia ‘Bessonia’ Robinia pseudoacacia ‘Frisia’
Robinia pseudoacacia ‘Umbraculifera Robinia pseudoacacia ‘Unifolia’
Robinia xambigua ‘Decaisneana’ Salix alba
Salix alba ‘Drakenburg’ Salix alba ‘Liempde’
Salix alba ‘Rockanje’ Salix babylonica
Salix babylonica ‘Tortuosa’ Salix caprea
Salix pentandra
Salix sepulcralis ‘Chrysocoma’ Salix x sepulcralis
Sequoiadendron giganteum Sophora japonica Sorbus aria
Sorbus aria ‘Lutescens’ Sorbus aria ‘Magnifica’ Sorbus aria ‘Majestica’
Sorbus arnoldiana ‘Golden Wonder’ Hoofdstuk 6 - Conclusie onderzoeksdeel
58 70 46 46 46 46 58 58 46 46 58 46 58 61 58 58 58 46 46 54 52 52 52 52 58 49 51 50 51 51 51 51 51 58 58 46 46 45 50 45 46 58
66 79 52 52 52 52 66 66 52 52 66 52 66 69 66 66 66 52 52 61 59 59 59 59 66 55 58 57 58 58 58 58 58 66 66 52 52 51 57 51 52 66
53 64 42 42 42 42 53 53 42 42 53 42 53 56 53 53 53 42 42 49 47 47 47 47 53 45 46 46 46 46 46 46 46 53 53 42 42 41 46 41 42 53
58 70 46 46 46 46 58 58 46 46 58 46 58 61 58 58 58 46 46 54 52 52 52 52 58 49 51 50 51 51 51 51 51 58 58 46 46 45 50 45 46 58 69
Variëteit
Big
Bib
Biv
Bigpc
Sorbus arnoldiana ‘Schouten’
58
66
53
58
Sorbus aucuparia var. edulis
41
46
37
41
Sorbus aucuparia
Sorbus aucuparia ‘Sheerwater Seedli Sorbus aucuparia ‘Xanthocarpa’ Sorbus commixta Sorbus confusa Sorbus decora
Sorbus discolor
Sorbus hybrida ‘Gibbsii’ Sorbus intermedia
Sorbus intermedia ‘Brouwers’ Sorbus latifolia
Sorbus x thuringiaca
Sorbus x thuringiaca ‘Fastigiata’
Sorbus x arnoldiana ‘Golden Wonder’ Taxodium distichum Taxus baccata
Thuja occidentalis Tilia americana Tilia cordata
Tilia cordata ‘Böhlje’ Tilia platyphyllos
Tilia platyphyllos ‘Örebro’ Tilia tomentosa
Tilia tomentosa ‘Brabant’
Tilia tomentosa ‘Pendula’ Tilia x europaea
Tilia x flavescens ‘Glenleven’ Tilia x europaea ‘Euchlora’ Tilia x europaea ‘Pallida’ Ulmus ‘Camperdownii’ Ulmus glabra
Ulmus glabra ‘Exoniensis’ Ulmus ‘Lobel’ Ulmus minor
Ulmus minor ‘Sarniensis’
Ulmus minor var. vulgaris Ulmus ‘New Horizon’ Ulmus ‘Plantijn’
Ulmus x hollandica
Ulmus x hollandica ‘Belgica’
Ulmus x hollandica ‘Commelin’
Ulmus x hollandica ‘Groeneveld’ 70
58 58 58 58 58 58 58 58 47 58 58 52 52 58 58 46 58 75 52 46 58 58 50 46 46 66 52 58 57 46 58 58 52 58 58 58 52 52 53 58 50 45
66 66 66 66 66 66 66 66 53 66 66 59 59 66 66 52 66 85 59 52 66 66 57 52 52 75 59 66 64 52 66 66 59 66 66 66 59 59 60 66 57 51
53 53 53 53 53 53 53 53 43 53 53 47 47 53 53 42 53 68 47 42 53 53 46 42 42 60 47 53 52 42 53 53 47 53 53 53 47 47 48 53 46 41
58 58 58 58 58 58 58 58 47 58 58 52 52 58 58 46 58 75 52 46 58 58 50 46 46 66 52 58 57 46 58 58 52 58 58 58 52 52 53 58 50 45
Variëteit
Big
Bib
Biv
Bigpc
Ulmus x hollandica ‘Vegeta’
58
66
53
58
Zelkova hybride
58
66
53
58
Ulmus x hollandica ‘Dampieri’ Ulmus x hollandica ‘Wredei’ Zelkova serrata
Hoofdstuk 6 - Conclusie onderzoeksdeel
58 58 46
66 66 52
53 53 42
58 58 46
71
7
Meerjarenplanning
Het onderzoeksresultaat is de voorbereiding op het maken van een meerjarenplanning. Er wordt gekeken naar de resterende levensverwachting, waarmee een overzicht gemaakt wordt van de bomen die in de toekomst verwijderd dienen te worden. Hieraan worden kosten verbonden, waardoor de toekomstige beheerskosten inzichtelijk worden gemaakt. Voor de meerjarenplanning zijn er een drietal wijken bekeken, namelijk: Noorwest, Overvecht en Noordoost. Hiervan wordt ĂŠĂŠn overzicht gemaakt, die rechtstreeks vanuit de theorie is opgesteld. Daarna wordt een operationele meerjarenplanning opgesteld.
Afb. 7.1 Aanblik gracht Utrecht
7.1 Meerjarenplanning Met het verkregen resultaat vanuit het onderzoek, kan er een meerjarenplanning worden opgesteld voor de bomen die, naar verwachting, de komende twintig jaar verwijderd zullen worden. Uitgangspunt hierin is de berekening van de levensverwachting van bomen, zoals beschreven in hoofdstuk 6. Door de beperkte gegevens is het niet mogelijk om voor alle variëteiten de theoretische omlooptijd te bepalen. Als oplossing daarvoor wordt er gekeken naar de richtlijnen van de NVTB, hier wordt verder in deze paragraaf over geschreven.
Een meerjarenplanning is van groot belang voor de gemeente Utrecht, want er kan op basis van deze planning gekeken worden of er bepaalde financiële pieken gaan komen. Hierna kan gekeken worden naar de mogelijkheid om deze pieken te spreiden over verschillende jaren. De meerjarenplanning is afhankelijk van verschillende invloeden voor het bepalen van de theoretische omlooptijd, waarin de belangrijkste invloed het bomenbestand is in combinatie met de gemaakte rekenmethode. Daarnaast heeft de dikte van de boom ook invloed op de meerjarenplanning, maar dan vooral op het financiële gedeelte. Met de berekende theoretische omlooptijd wordt duidelijk welke bomen wanneer hun theoretische eindleeftijd hebben behaald en dus, naar verwachting, verwijderd dienen te worden. Wanneer deze gegevens worden gekoppeld met de daarbij horende kosten, kunnen de financiën worden opgesteld. De eenheidsprijzen zijn opgesteld aan de hand van de kosten zoals te vinden op www.GWWkosten.nl (2-6-2015) en Bomenwerk 2015. De bomen die verwijderd gaan worden betreffen bomen die hun theoretische eindleeftijd hebben bereikt. Het is belangrijk om te vermelden dat er met de resultaten van dit onderzoek een prognose en een afweging gemaakt kan worden voor de bomen die in het bomenbestand staan van de gemeente Utrecht. Indien blijkt dat een boom haar theoretische eindleeftijd heeft bereikt, maar nog in gezonde staat is, zal de boom niet worden verwijderd in de praktijk. Dit laatste is zeker het geval vanwege het bomenbeleid. Hierin staat dat bomen ‘zo oud mogelijk’ moeten worden. De essentie ligt op de methodiek en daaruitvolgend de mogelijk tot het stellen van een prognose of het maken van een duidelijke afweging.
Meerjarenplanning Er is gekozen om voor een drietal wijken een meerjarenplanning op te stellen. Dit is gedaan doordat op deze manier het principe van de gebruikte methodiek getoond kan worden. Het drietal wijken dat wordt uitgewerkt zijn Noordoost, Overvecht en Noordwest. Deze drie wijken hebben vele veranderingen ondergaan, waarbij bomen zijn verwijderd, nieuwe bomen 74
zijn geplant en mede daardoor is er een divers bomenbestand ontstaan. De wijk Noordoost is in de jaren ‘70 voor het laatst uitgebreid, Overvecht in de jaren ‘80 en Noordwest in de jaren ’90, zoals in hoofdstuk 3 op afbeelding 3.2 te zien is. Voordat er een meerjarenplanning opgesteld kan worden, is het van belang om te weten wat de levensverwachting van bomen is. Door gebruik te maken van de verkregen gegevens (zie hoofdstuk 3), kan er voor 43 variëteiten de theoretische omlooptijdtijd worden berekend. Om voor de overige variëteiten een theoretische omlooptijd te berekenen wordt gebruikt gemaakt van richtlijnen van de NVTB. De uitleg hiervan is te vinden in paragraaf 5.1. Het bepalen van de levensverwachting wordt gedaan door de theoretische omlooptijd te vermenigvuldigen met de standplaatsfactor (zie paragraaf 5.2). Met het verkregen resultaat (de levensverwachting) kan de volgende stap gezet worden, de meerjarenplanning.
Om een meerjarenplanning op te kunnen stellen dient bekeken te worden, welke boom in welk jaar theoretisch ‘op’ is. Er wordt daarbij gekeken naar de levensverwachting van de boom en de huidige leeftijd. Met de levensverwachting en de huidige leeftijd van de boom, kan de resterende levensverwachting worden bepaald. De levensverwachting wordt, zoals in hoofdstuk 6 beschreven, bepaald door de theoretische omlooptijd te vermenigvuldigen met de standplaatsfactor. De resterende levensverwachting laat zien hoe lang de boom, theoretisch, nog mee kan. Het berekenen van de resterende levensverwachting wordt gedaan door de huidige leeftijd af te trekken van de levensverwachting. Rest. lv. = lv - huidige leeftijd Waarin: Rest. lv = lv =
Resterende levensverwachting levensverwachting
Met de resterende levensverwachting kan er een meerjarenplanning worden opgesteld. In het adviesdeel wordt er twintig jaar jaar vooruit gekeken. Door het toepassen van deze methodiek is het mogelijk dat de resterende levensverwachting nul of lager is. De bomen die een dergelijke resterende levensverwachting hebben, worden in 2015 verwijderd. Alle bomen met een resterende levensverachting van 1 worden in 2016 verwijderd, alle bomen met en resterende levensverwachting van 2 worden in 2017 verwijderd, enzovoort.
Na het verwerken van alle gegevens is bekend hoeveel bomen er, naar verwachting, verwijderd gaan worden in de komende twintig jaar. Het resultaat voor de drie wijken is te zien in figuur 7.1 tot en met figuur 7.3.
In figuur 7.4 zijn de drie wijken gecombineerd. Wat duidelijk naar voren komt is de enorme piek in 2015, wat logischerwijze komt door bomen met een levensverwachting van nul en lager. De piek dient gezien te worden als ‘achterstallig onderhoud’. Voordat er aan deze gegevens kosten worden gekoppeld is het belangrijk om de diameter van de desbetreffende boom te weten. Dit is lastig te bepalen en zeker voor bomen die bijvoorbeeld pas over tien jaar worden verwijderd. Daarom is er een benaderingstabel opgesteld die aan de hand van de klasse en leeftijd een maximale diameter geeft. De uitgangspunten voor de diktegroei zoals in tabel 7.1 weergegeven zijn gebaseerd op de deskundigheid van de interne BVC’er van de gemeente Utrecht.
Figuur 7.1 Aantal te verwijderen bomen Noordwest
Figuur 7.2 Aantal te verwijderen bomen Overvecht
Klasse:
Klasse 0
Klasse 1
Klasse 2
Leeftijd:
Figuur 7.3 Aantal te verwijderen bomen Noordoost
<20
20-50
50-75
75-100 100+
20
50
65
80
40
30
100 75
125 95
150
115
x
150
150
Klasse 3 10 25 30 35 150 Uitgangspunt diktegroei: Klasse 0: 2.0 cm per/jaar tot 50 jaar --> 1.00 cm per/jaar Klasse 1: 1.5 cm per/jaar tot 50 jaar --> 0.75 cm per/jaar Klasse 2: 1.0 cm per/jaar tot 50 jaar --> 0.50 cm per/jaar Klasse 3: 0.5 cm per/jaar tot 50 jaar --> 0.25 cm per/jaar Tabel 7.1 Tabel bepalen dikte per klasse en leeftijd
Hoofdstuk 7 - Meerjarenplanning
Figuur 7.4 Totaal aantal te verwijderen bomen
75
Met de benaderingstabel in tabel 7.1 kan naast aantallen ook een uitspraak gedaan worden over de verwachte kosten. Deze kosten zijn in beeld gebracht in de figuren 7.5 t/m 7.7. Waarbij in figuur 7.8 een overzicht van de totale kosten in gegeven. De kosten zijn gebaseerd op de eenheidsprijzen zoals genoemd op de website van het GWW en Bomenwerk 2015. De aangehouden eenheidsprijzen zijn terug te vinden in bijlage 15. Deze eenheidsprijzen zijn opgedeeld in twee categorieën, ‘rooien’ en ‘rooien en vervangen’. Er is uitgegaan van een situatie waarin 90% van de bomen worden gerooid en direct worden vervangen en 10% van de bomen worden alleen gerooid. Dit zijn gevallen waar in de nabije toekomst een herinrichting plaatsvindt, successie niet mogelijk is of een dergelijke situatie waarin het vervangen van de boom geen meerwaarde heeft. Er wordt alleen uitgegaan van ‘rooien’ en ‘rooien en vervangen’ omdat er in het stedelijk gebied, normaliter, geen stobben in de grond blijven. Wanneer een boom geveld wordt, dan blijft de stobbe bestaan. Dit is mogelijk wanneer het een (groot) plantvak betreft, maar in de meeste situaties wordt er binnen de gemeente Utrecht voor gekozen om de boom te rooien. Er is gekozen voor 90% herplanten, omdat het bomenbeleid een herplantplicht stelt. Echter is het niet altijd mogelijk of rendabel om een boom te vervangen waardoor er gekozen is voor 90%. Op figuur 7.8 is een enorme ‘piek’ te zien in 2015 van circa €3,4 miljoen, waarin de rest van de jaren gemiddeld €750.000 besteed dient te worden. Dit is een groot verschil, wat verdeeld kan worden over de komende jaren. Deze mogelijkheid wordt in de volgende paragraaf besproken.h
Figuur 7.5 Kosten verwijderen bomen Noordwest
Figuur 7.6 Kosten verwijderen bomen Overvecht
Figuur 7.7 Kosten verwijderen bomen Noordoost
Figuur 7.8 Totaal kosten verwijderen bomen
76
7.2 Operationele meerjarenplanning De financiële hoge piek in 2015 kan worden gespreid over de volgende jaren om zo een meer evenredige verdeling van de kosten te krijgen. Echter is het van belang om te kijken welke bomen eventueel later kunnen worden verwijderd. Er wordt daarin gekeken naar de toekomstverwachting van de te verwijderen bomen, welke in het bomenbestand zijn gegeven. Bomen met een matige toekomstverwachting of minder (slecht of dood) worden in in het desbetreffende jaar verwijderd, omdat deze de veiligheid in het geding kunnen brengen. Buiten de piek in 2015 zijn er nog een aantal grote financiële pieken op te merken, namelijk in 2023, 2026, 2028 en 2031, zoals te zien is in figuur 7.9. Deze pieken worden gespreid aan de hand van tweetal mogelijkheden, namelijk bomen met een grote diameter worden een jaar eerder geveld dan berekend of bomen met een kleine diameter worden een jaar later geveld dan berekend. Dit uitgangspunt is opgesteld doordat een dikke boom meer schade kan maken dan een dunnere boom in dezelfde situatie. Wanneer dit is doorgevoerd is het overzicht gemaakt, zoals in figuur 7.8 is te zien. Hierin is te zien dat de aantallen goed verdeeld zijn. Wanneer hier de kosten aan toegevoegd worden, zoals in Figuur 7.10 is te zien, is de verdeling van de financiën vergelijkbaar blijft. In Figuur 7.10 is nog steeds te zien dat er in 2015 een piek is ten aanzien van de jaren erna. Deze piek is echter meer dan gehalveerd (van €3,4 miljoen naar circa €1,6 miljoen. De reden voor de piek is het ‘achterstallig onderhoud’ wat de gemeente heeft. De methodiek die in dit onderzoek wordt beschreven wordt voor het eerst toegepast binnen de gemeente Utrecht. Hierdoor zijn er in het verleden geen bomen verwijderd die hun theoretische eindleeftijd hebben behaald, waardoor er in 2015 een piek ontstaat In 2016 worden minder kosten gemaakt dan in 2017, maar er worden wel meer bomen verwijderd. Dit is te verklaren door de verschillende eenheidsprijzen van de te verwijderen bomen. In bijlage 14 is de operationele meerjarenplanning opgenomen. Een boom met een grotere diameter is logischerwijs duurder om te rooien dan een boom met een kleinere diameter.
Hoofdstuk 7 - Meerjarenplanning
Figuur 7.9 Aantal bomen voor de operationele meerjarenplanning
Figuur 7.10 Kosten voor verwijderen bomende operationele meerjarenplanning
77
7.3 Conclusie advies De meerjarenplanning wordt opgesteld aan de hand van de berekende resterende levensverwachting. Deze wordt als volgt berekend: Rest. lv = levensverwachting - huidige leeftijd
De levensverwachting wordt berekend aan de hand van de theoretische omlooptijd en de standplaatsfactor. Echter kan er niet voor alle bomen een theoretische omlooptijd worden bepaald met de beschikbare gegevens, waardoor uitvlucht wordt gezocht bij de richtlijnen van de NVTB. Deze geven een onderverdeling in klassen, die gebaseerd zijn op de groeisnelheid van bomen. De onderverdeling in de klassen geeft echter geen uitsluitsel van de levensverwachting van bomen. Daarom is er gekozen om de bomen waarvan een theoretische omlooptijd berekend kan worden op te delen in de klassen conform de NVTB-richtlijnen. Vervolgens wordt er per klasse een gemiddelde berekend. Dit gemiddelde geldt dan voor de betreffende klasse als theoretische omlooptijd. Waardoor bomen waar geen theoretische omlooptijd van berekend kan worden toch een theoretische omlooptijd krijgen toegewezen. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de richtlijn van de NVTB in combinatie met de berekende theoretische omlooptijd (TO). Klasse
Groeisnelheid
TO
Klasse 0
Zeer snel groeiend
51
Klasse 1
Klasse 2
Snel groeiend
Normaal groeiend
Klasse 3 Langzaam groeiend Voorbeelden klassen: Klasse 0: Populus alba Klasse 1: Fraxinus excelsior Klasse 2: Fagus sylvatica Klasse 3: Prunus subhirtella
52
58
46
Tabel 7.2 Gemiddelde theoretische omlooptijd per klasse
Met deze resterende levensverwachting wordt voor de komende 20 jaar een meerjarenplanning opgesteld. Door het berekenen van de resterende levensverwachting is het mogelijk dat de resterende levensverwachting nul of lager is. De bomen die een dergelijke levensverwachting hebben, worden in 2015 verwijderd. Alle bomen met en resterende levensverachting van 1 worden in 2016 verwijderd, alle bomen met en resterende levensverachting van 2 worden in 2017 verwijderd, enzovoort. Na het verwerken van alle gegevens is bekend hoeveel bomen er, naar verwachting, verwijderd gaan worden in de komende twintig jaar. Uit de meerjarenplanningen blijkt dat er in 2015 een enorme piek te zien is van €3,4 miljoen waar het gemiddelde €750.000 is. Deze piek moet dus eigenlijk worden 78
‘uitgesmeerd’ over de komende jaren. Dit wordt gedaan aan de hand van de toekomstverwachting van de bomen in combinatie met de diameter. In 2015 worden de bomen geveld die een toekomstverwachting van matig, slecht of dood hebben gekregen. Daarna worden eerste de dikste bomen geveld met een voldoende toekomstverwachting. Door de omvang van de boom kan deze meer schade maken dan een dunnere boom in de zelfde situatie. Dit principe wordt ook herhaald voor de overgebleven bomen van 2015 en voor eventuele andere pieken. Wanneer dit is doorgevoerd, is te zien dat er in de beginjaren nog steeds meer kosten gemaakt moeten worden. Dit komt door het ‘achterstallig onderhoud’ wat er nog is. Wat is ontstaan doordat de gemeente niet eerder met een dergelijke systematiek heeft gewerkt waardoor een boom zo lang mogelijk is blijven staan. Waardoor de levensverwachting met regelmaat is overschreden. Wanneer verder wordt gekeken in de meerjarenplanning is te zien dat de kosten niet boven de €1,0 miljoen uitkomen, met een kleine afwijking. In 2021 en 2030 zijn de kosten maximaal €50.000 meer, maar dit is een dergelijk klein aandeel, waardoor dit acceptabel wordt gevonden (in overleg met de gemeente Utrecht).
Korte samengevat zijn de volgende uitgangspunten en aannames voor dit hoofdstuk gedaan: • De klasseverdeling, zoals beschreven in de NVTB-richtlijnen, wordt als leidraad gebruikt wanneer voor een boom geen theoretische omlooptijd berekend kan worden; • Diameter van een boom wordt bepaald aan de hand van de volgende aannames: o Klasse 0: 2.00 centimeter per jaar tot 50 jaar, daarna 1.00 centimeter per jaar o Klasse 1: 1.50 centimeter per jaar tot 50 jaar, daarna 0.75 centimeter per jaar o Klasse 2: 1.00 centimeter per jaar tot 50 jaar, daarna 0.50 centimeter per jaar o Klasse 3: 0.50 centimeter per jaar tot 50 jaar, daarna 0.25 centimeter per jaar • De kosten, zoals gevonden op www.GWWkosten.nl en Bomenwerk 2015,worden als uitgangspunt genomen voor de kostenberekening van de meerjarenplanning; • De pieken worden gespreid aan de hand van tweetal mogelijkheden, namelijk: o bomen met een grote diameter worden een jaar eerder geveld dan berekend o bomen met een kleine diameter worden een jaar later geveld dan berekend Dit uitgangspunt is opgesteld doordat een dikke boom meer schade kan maken dan een dunnere boom in dezelfde situatie.
Hoofdstuk 7 - Meerjarenplanning
79
8
Toekomstige situatie
Gedurende de uitwerking van het onderzoek en advies zijn er veel onderwerpen aangesneden. Echter was het niet altijd mogelijk een onderbouwd antwoord te kunnen geven op alle problematiek. Om die reden zijn er meerdere aanbevelingen geschreven. De aanbevelingen worden opgedeeld in ‘Aanbevelingen’ en ‘Nader onderzoek’.
Afb. 8.1 Oude gracht, Tuindorp
8.1 Aanbevelingen Er zijn vele aanbevelingen naar voren gekomen gedurende de uitwerking van het onderzoek en het advies. Door het duidelijk toelichten van de aanbevelingen kan de gemeente Utrecht een doorstart maken met de opdracht. De aanbevelingen worden afzonderlijk van elkaar nader toegelicht en bestaan uit: • Afwegingstabel klachten en meldingen • Beoordelen individuele boom • Correct naamgebruik • Digitaliseer schema • Duidelijke richtlijnen voor standplaats • Factor per variëteit • Factor standplaats per wijk berekenen • Geen BVC indien nog sprake is van begeleidingssnoei • Geen BVC om de 5, maar om de 10 jaar • Iedere 10 jaar de theoretische omlooptijd opnieuw • Leeftijden blijven vermelden • Monoculturen doorbreken • Richtlijnen NVTB en boomgrootte combineren • Standplaats • Stedelijke invloeden • Toekomstgerichtheid • Vermelden diameters • VTA-procesbeschrijving
Afwegingstabel klachten en meldingen Er komen bij de gemeente Utrecht regelmatig klachten en meldingen binnen. Het kan in deze gaan om zowel positieve als negatieve geluiden. Wanneer er sprake is van een negatief geluid kan er actie ondernomen worden. De vraag is echter: “Wanneer wordt er actie ondernomen?” Het klinkt niet logisch om bij de eerste melding over teveel bladafval, de betreffende boom te verwijderen. Om meer inzicht te krijgen wanneer er ingegrepen zou moeten worden, kan er een afwegingstabel worden gemaakt. In de tabel kan worden afgelezen op welke moment er ingegrepen kan worden. Naast een afwegingstabel is er ook een andere optie. De andere optie is het opstellen van richtlijnen voor klachten en meldingen. Er zijn binnen de gemeente Utrecht al verschillende procesbeschrijvingen actief. Zodoende is het mogelijk om er ook één op te stellen voor klachten en meldingen. Dit zorgt er namelijk voor dat er meer duidelijk komt over het hoe en wanneer ingrijpen bij klachten en meldingen. Correct naamgebruik In het bomenbestand zijn vele variëteiten opgenomen. Gedurende het onderzoek kwam naar voren dat enkele variëteiten die in het bomenbestand staan, niet correct geschreven zijn of een nieuwe naam hebben. Door eenmalig goed te kijken naar de namen van de bomen, kan dit probleem gemakkelijk opgelost worden. De schrijffout die vaak terugkomt is dat de ‘x’ direct aan de soort wordt gezet, bijvoorbeeld Tilia xeuropaea. De juiste schrijfwijze is Tilia x europaea. 82
Digitaliseer schema Vanuit het onderzoek is er een schematische opzet gegeven voor het bepalen van de levensverwachting van bomen. Er is een vertaalslag gemaakt naar een rekenmodel in Excel, maar daar liggen redelijk complexe formules aan ten grondslag. Door het rekenmodel softwarematig te ontwikkelen, zal het naar alle waarschijnlijk gebruiksvriendelijker worden.
Duidelijke richtlijnen voor standplaats Uit het onderzoek komt naar voren dat de werkpakketten binnen de gemeente Utrecht leidend zijn voor standplaats. Echter is uit het onderzoek geconcludeerd dat er veel afwijkingen binnen een werkpakket aanwezig zijn (paragraaf 2.3). Het gevolg hiervan is dat er een generalisatie heeft plaatsgevonden voor vier verschillende standplaatsen. Naar de toekomst toe zullen er verandering doorgevoerd moeten worden voor de standplaats van bomen. Om daar een begin mee te maken, zijn er in dit rapport richtlijnen opgesteld voor een boom in beplanting, gras, verharding en groeiplaatsconstructie. Er dient gekeken te worden of deze richtlijnen acceptabel zijn voor de betreffende standplaatsen. Vervolgens dienen er standplaatsen te worden toegevoegd, op basis van de werkpakketten. Het werkpakket ‘boom in gras’ laat zien dat er rondom een boom gemaaid moet worden. Echter geeft dit geen duidelijkheid over de breedte van het grasoppervlak. Door dit werkpakket te verdelen in ‘boom in gras’ en ‘boom in grasstrook’ kan er met meer precisie aangegeven worden om welke afstanden het betreft. Vervolgens kunnen aan deze werkpakketten richtlijnen worden gekoppeld om het geheel te verduidelijken. Hetzelfde gaat ook op voor ‘boom in beplanting’. Hiervoor kan opgenomen ‘boom in plantvak’, ‘parkboom’ en ‘boom in plantstrook’. Het werkpakket ‘boom in groeiplaatsconstructie’ is van kracht wanneer er een groeiplaatsconstructie is toegepast. Alle overige bomen dienen gedefinieerd te worden als ‘boom in verharding’. Met de nieuwe onderverdeling kan er direct per standplaats een standplaatsfactor worden berekend. Factor per variëteit In het onderzoek wordt er per standplaats een factor bepaald, die als ‘correctie’ geldt. De vraag vanuit de gemeente is of de factor verschillend is per variëteit. In het onderzoek is daar naar gekeken en geconcludeerd dat de factoren die ontstaan niet realistisch zijn, vanwege de vele onzekere gegevens. Om een juiste weergave te krijgen van de factor per standplaats, dient er gekeken te worden naar bomen die verwijderd zijn. Bomen die verwijderd zijn hebben namelijk hun eindleeftijd behaald. Door de leeftijden en standplaatsen te vermelden, kunnen er, op basis van de vellijsten, nieuwe factoren worden berekend.
Factor standplaats per wijk berekenen Binnen de gemeente Utrecht zijn meerdere wijken. Het is goed denkbaar dat er tussen de verschillende wijken verschillen aanwezig zijn op gebied van bodem en water. Zodoende is het rendabel om per wijk een standplaatsfactor te berekenen. Hiervoor wordt er voor gezorgd dat de wijken los van elkaar worden beoordeeld. Geen boomveiligheidscontrole (BVC) indien nog sprake is van begeleidingssnoei Met het onderzoek wordt er een verwachting uitgesproken hoe oud een bepaalde boom kan worden. Dit betekent dat er in mindere mate sprake hoeft te zijn van een BVC. Is een boom nog ondervonden aan begeleidingssnoei, dan kan een BVC helemaal worden vergeten. De personen die de begeleidingssnoei uitvoeren kunnen ook constateren of er een dode tak aanwezig is.
Geen boomveiligheidscontrole (BVC) om de vijf, maar om de tien jaar Doordat het onderzoek een uitspraak doet over hoe oud een bepaalde kan worden, kan er ingegrepen worden op gebied van de frequentie van boominspecties. Indien geconstateerd wordt tijdens een boomveiligheiscontrole dat een boom gezond is, kan de volgende BVC over tien jaar plaatsvinden. Iedere tien jaar de theoretische omlooptijd opnieuw Vanuit het onderzoek wordt geconcludeerd dat er anno 2015 te weinig gegevens beschikbaar zijn, waardoor het bomenbestand een grote stempel drukt op het bepalen van de levensverwachting van bomen. Door vanaf 2015 voldoende gegevens te registreren, kan het berekenen van de theoretische omlooptijd over 10 en 20 jaar nogmaals worden gedaan. Zeker over 20 jaar zullen er meer gegevens beschikbaar zijn van de vellijsten en noodkapverordeningen. Hierdoor zal er een reëler beeld ontstaan. Leeftijden blijven vermelden Op de verkregen vellijsten van de gemeente zijn, m.u.v. de vellijst van 2015, geen leeftijden vermeld. Op de voorjaarslijst van 2015 wordt dit voor het eerst gedaan. Dit is een goede ontwikkeling die vastgehouden dient te worden.
Monoculturen doorbreken Vanuit het onderzoek is duidelijk geworden dat er veel variëteiten zijn op gebied van bomen binnen de gemeente Utrecht. Echter dient ook geconcludeerd te worden dat er veel variëteiten zijn, waarvan het aantal lager ligt dan 100 stuks. Op het moment dat de levensverwachting van die variëteiten is bepaald, kan er worden gekeken welke bomen het ‘goed doen’ in de gemeente Utrecht. Vervolgens kunnen er van die betreffende variëteit meer aantallen van worden aangeplant. Het resultaat is dat monoculturen steeds meer doorbroken Hoofdstuk 8 - Toekomstige situatie
worden, waardoor er een steeds meer divers bomenbestand zal ontstaan. Waardoor de vatbaarheid voor ziekte en plagen minder zal worden.
Richtlijnen NVTB en boomgrootte combineren In het onderzoek worden de richtlijnen van de NVTB gebruikt, om de theoretische omlooptijden te kunnen bepalen voor meerdere variëteiten. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de groeisnelheid van bomen. Daarbij wordt er geen onderscheid gemaakt tussen bomen van verschillende groottes. Door een combinatie te maken van de NVTB-richtlijnen en de verschillende grootte klassen van bomen (1e, 2e en 3e grootte), kan de theoretische omlooptijd met meer precisie worden bepaald.
Standplaatsfactor per variëteit Gedurende het onderzoek kwam naar voren dat de verkregen gegevens van de vellijsten, noodkap en investeringsplanning niet voldoende was. Het gegeven dat mistte op de lijsten van de verkregen gegevens is het vermelden van de standplaats. Op het moment dat de standplaats wordt vermeld, kan het bepalen van de levensverwachting gemakkelijker worden gemaakt. Op het moment dat de standplaats ook vermeld staat, kan er op een andere wijze een waarde gehecht aan de standplaats. Op het moment dat er voldoende gegevens beschikbaar zijn, dan kan er beter een conclusie getrokken worden, welke standplaats de meeste waarde heeft. Stedelijke invloeden In bijlage 2 worden meerdere factoren beschreven die van invloed zijn op bomen (in het stedelijk gebied). Er wordt daarin beschreven op welke wijze de betreffende factor van invloed kan zijn. Het is belangrijk om al in de planfase rekening te houden met de factoren. Door de juiste uitgangssituatie voor een boom te creëren, zal de boom ook goed gaan groeien normaliter. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat de gemiddelde leeftijd van de bomen in de gemeente Utrecht zal toenemen. Dit beeld sluit goed aan op het bomenbeleid om bomen zo oud mogelijk te laten worden. Toekomstgerichtheid Met de resultaten van het onderzoek kan de gemeente Utrecht een duidelijkere inschatting maken over wanneer een boom naar verwachting verwijderd zal worden. Daarnaast kan er op basis van de beschreven factoren (stedelijke invloeden) een goed uitgangssituatie worden gecreëerd voor nieuwe bomen. Dit zal er toe leiden dat de bomen ouder kunnen/zullen worden.
83
Vermelden diameters Op de vellijst van voorjaar 2015 worden de diameters van de bomen vermeld, wat de voorgaande jaren niet is gebeurt. Door de diameters te vermelden kan er met meer precisie een begroting worden gemaakt voor de bomen.
VTA-procesbeschrijving Op het moment dat er bij een boom wordt geconstateerd dat er een grote ingreep plaats moet vinden (gesteltak verwijderen of kandelaberen), dan wordt de boom op de vellijst geplaatst of verwijderd middels een noodkapprocedure. Echter worden de bomen niet verwijderd, maar â&#x20AC;&#x2DC;gesnoeidâ&#x20AC;&#x2122;. Hierdoor ontstaat er een vertekend beeld over de verwerking ervan in de vellijst of noodkapverordening, die te voorkomen zijn. Voor de bomen die een beheersmaatregel (bv. kandelaberen) wordt toegekend, dient een andere lijst te worden samengesteld. De betreffende lijst kan tegelijkertijd met de vellijst worden uitgegeven, maar door beide los van elkaar te zien, ontstaat er geen vertekend beeld.
84
8.2 Nader onderzoek Om meer handvatten te kunnen geven aan de opgestelde methodiek, zijn er verschillende onderwerpen geformuleerd die nader onderzoek nodig hebben. Het gaat in deze over onderwerpen vanuit het onderzoek dat is gedaan door de studenten. Met de verkregen resultaten kan er met meer precisie een uitspraak worden gedaan over het betreffende onderwerp. De volgende onderwerpen komen in aanmerking voor nader onderzoek: • Beoordelen individuele boom; • Diktegroei van bomen; • Effect van de doorwortelbare ruimte op de omlooptijd van een boom; • Het effect van de boomspiegel i.c.m. de boomspiegelbedekking en grootte; • Impact van groeiplaatsconstructie op de boom; • Impact van vergunningsplichtige beheersmaatregelen op de levensverwachting van bomen; • Link leggen tussen stedelijke invloeden en standplaats
Beoordelen individuele boom In het onderzoek is er in eerste instantie gekeken naar het bepalen van de levensverwachting van een individuele boom. Dit is vervolgens aangepast naar variëteiten. Naar de toekomst toe kan het mogelijk om per individuele boom een schema op te stellen. Voor dit schema is al een opzet gemaakt, zie afbeelding 8.3 (volgende pagina). Voordat er echter uitspraken gedaan kunnen worden, dient er nog nader onderzoek plaats te vinden. Het gaat in deze om de juiste weergave van het schema, waar een begin mee is gemaakt. In dit schema kan er per individuele boom de levensverwachting worden bepaald. Dit kan gebruikt worden als een nader onderzoek wanneer uit een boomveiligheidscontrole blijkt dat een boom een risicoboom is. Wanneer dit schema verder ontwikkeld is, kan hier gebruik van worden gemaakt. Hiermee kan er specifiek naar een bepaalde boom worden gekeken. Diktegroei van bomen In het adviesdeel worden aannames beschreven over de diktegroei van bomen. De diktegroei van bomen staat niet beschreven in de literatuur. Het is niet reëel om voor iedere boomvariëteit een diktegroei te onderzoeken. Er dient dus een bepaalde categorisering gehanteerd te worden. Als leidraad voor de categorisering kan er gekozen voor de richtlijnen van de NVTB of de grootte klassen van bomen (1e,2e en 3e grootte). In de meest ideale situatie wordt er een combinatie gemaakt van beide richtlijnen. Vervolgens dient er onderzocht te worden hoeveel diktegroei iedere categorie heeft. Met die gegevens kunnen de bomen van de gemeente Utrecht nader worden ingedeeld. Daarna kan bepaald worden wat de diameter is van de, naar verwachting, te verwijderen bomen. Met de verkregen gegevens kan met meer precisie een meerjarenplanning worden opgesteld. De Hoofdstuk 8 - Toekomstige situatie
vraag die gesteld kan worden luidt als volgt: “Wat is de diktegroei van bomen, gekeken naar verschillende categorieën?”
Effect van de doorwortelbare ruimte op de omlooptijd van een boom Er zijn vele vuistregels om de juiste doorwortelbare ruimte van een boom te bepalen: • (CROW); 1m³ per boom per jaar (een vuistregel op basis van de geplande levensverwachting); • (CROW); 0,5 tot 1,25m³ doorwortelbare ruimte per m² kroonprojectie (een berekening op basis van de kroonomvang van het uiteindelijke streefbeeld. • Simons tuin en boomzorg 1m³ per verwacht levensjaar voor boom 1e grootte Minimaal 0,75m³ per m² kroonprojectie • Technisch Vademecum Bomen Het vereiste doorwortelbaar volume wordt meestal berekend op basis van de vochtvoorziening als beperkende factor: er is minimaal 0,75m³ grond nodig per m² kroonprojectie • Martijn van der Spoel (BSI-Bomenservice) 0,5-1m³ per beoogd levensjaar • Een andere insteek is dat een boom met 25m² doorwortelbare ruimte, 25 jaar optimale groei zal kennen en vervolgens 25 jaar afnemende groei (Gerrit-Jan van Prooijen, 2015). De vuistregels zoals opgesomd, zijn allen bruikbare regels. Laatstgenoemde lijkt de meest interessante regel, aangezien deze regel zorgt voor de minste bruikbare ondergrondse ruimte. Het is echter de vraag of deze regel daadwerkelijk op gaat. De vraag die daarbij gesteld wordt luidt als volgt: “In welke mate heeft het groeiproces van de boom invloed op het bepalen van de hoeveelheid bruikbare doorwortelbare ruimte?” Er dient daarbij gekeken te worden naar het groeiproces van de boom. Een boom kent, net als de mens, verschillende levensfases, waarin niet alle boomvariëteiten theoretisch even oud worden. Afhankelijk van de variëteit dient er gekeken te worden hoe oud een boom kan worden in het stedelijk gebied. De methodiek daarvoor wordt in dit onderzoek beschreven. Vervolgens dient bepaald te worden hoelang de boom groeit en wanneer de boom begint met de aftakelingsfase. De volgende stap is het onderzoeken met hoeveel doorwortelbare ruimte een boom zich kan redden tot de aftakelingsfase.
85
Startpunt
Boom is <8 jaar en heeft geen VTA-keuring ondergaan
- Boomnummer (Plantjaar + Boomsoort) - Theoretische omlooptijd
Geen defecte symptomen aangetroffen
Geen dermate schadelijke aantastingen
VTA
Er wordt gecontroleerd op: - Veilgheid - Ziekte en plagen - Conditie
De VTA-inspecteur adviseert een nader onderzoek
Uitvoeren van de beheermaatregel
Nader onderzoek
Nee Nader onderzoek wijst uit dat er sprake is van een veiligheidsrisico
De VTA-inspecteur adviseert een beheersmaatregel
Nader onderzoek wijst uit dat beheer nodig is
Beheersmaatregel *
Ja
Is er voor de beheersmaatregel een vergunningsaanvraag nodig?
Ja
De VTA-inspecteur heeft een veiligheidsrisico opgemerkt
86
Is er sprake van acuut risico?
Nee
Boom in verharding
Toekomstverwachting
- Afstand tot bebouwing - Afstand tot bomen - Groeisubstraat - Verharding
Theoretische omlooptijd-Plantjaar
Levensverwachting Toekomstverwachting - stedelijke invloeden
Boom in beplanting
- Afstand tot bebouwing - Afstand tot bomen - Verharding
Algemene factoren
- Aantastingen - Bodem en water - Boomspiegel - Bovengrondse groeibelemmeringen - Doorwortelbare ruimte - Incidentele graafwerkzaamheden - Strooizout - Verkeersdruk
Organisatorische factoren
- Investeringsplanning - Klachten/meldingen
Boom in gras
- Afstand tot bomen - Verharding
Boom in groeiplaatsconstructie
- Afstand tot bomen - Afstand tot bebouwing - Groeisubstraat
Beheersmaatregel is urgent: Noodkapprocedure 1 Beheersmaatregel is niet urgent: Gemeentelijke vellijst ²
Boom gaat het noodkapproces in
Boom komt op de Gemeentelijke vellijst
Levensverwachting Gem. Utrecht
Levensverwachting van de boom is door de ingrijpende beheersmaatregel niet meer te voorspellen, waardoor wordt geadviseerd deze boom, in ieder geval de komende jaren als attentieboom te bestempelen.
* Vergunningplichtige beheermaatregel: • Kandalaberen • Kroonreductie van meer dan 30% van de kroonprojectie • Omvormen van een boom in een knotboom
Niet vergunnnigplichtige beheermaatregele: • Snoeien of knotten (regulier onderhoud) • Afzagen van een tak (minder dan 30% van de kroonprojectie)
1 Indien er een vergunningplichtige beheermaatregel nodig is die binnen enkele dagen moet zijn uitgevoerd, wordt er over gegaan op de noodkapprocedure waardoor er geen tijdrovende vergunning(aanvraag) nodig is. Ook dan kan de boom in de sommige gevallen toch blijven staan, maar dan wel met flink uitgedunde kroon. 2 Indien niet urgent (=binnen een jaar): via de gemeentelijke vellijst. Dit is verwarrend,want Gemeentelijke vellijst suggereert dat er alleen bomen op die lijst staan die geveld worden maar er staan echter ook bomen op die een forse, vergunningplichtige reductie krijgen (> 30 %) .
Hoofdstuk 8 - Toekomstige situatie
Afb. 8.2 Beoordelen individuele boom
87
Het effect van de boomspiegel i.c.m. de boomspiegelbedekking en grootte Vanuit de beschreven factoren komt naar voren dat de grootte van een boomspiegel in combinatie met de boomspiegelbedekking invloed heeft/kan hebben op de groei en ontwikkeling van de boom. Het is echter de vraag hoe groot deze invloed heeft. Er dient daarbij gekeken te worden naar verschillende wijze waarop een boomspiegel ingevuld kan worden (leeg, beplanting, gras, verharding etc.). Door de invloed van de invulling te bekijken voor verschillende groottes van de boomspiegel, kan de conclusie zijn hoe groot een boomspiegel moet zijn en met welke invulling. De vraag die gesteld wordt luidt: “Op welke wijze heeft de grootte van de boomspiegel, i.c.m. de invulling daarvan, invloed op de groei van de boom?”
Impact van groeiplaatsconstructie op de boom Er is in de afgelopen decennia veel onderzoek gedaan naar groeisubstraten. Daarnaast zijn er tal van groeiplaatsconstructies bedacht en uitgevoerd. Echter zorgen de meeste groeiplaatsconstructies voor een beperkte ruimte voor de boom. Deze beperkte ruimte kan bepaald worden door een juiste hoeveelheid doorwortelbare ruimte te kiezen/creëren. Door bomen als in ware in te kaderen is er minder ruimte voor de aanvoer van voedingsstoffen, water en lucht. Een onderzoek naar de daadwerkelijke vooren nadelen van een groeiplaatsconstructie kan in kaart brengen welke waarde een groeiplaatsconstructie heeft. De vraag die daarbij gesteld kan worden luidt: “Wat zijn de beperkende factoren binnen een groeiplaatsconstructie?” Een aansluitende vraag kan luiden: “Op welke wijze kunnen beperkende factoren binnen een groeiplaatsconstructie worden geminimaliseerd?”
Impact van vergunningsplichtige beheersmaatregelen op de levensverwachting van bomen Bomen zijn gebaat bij voldoende ruimte (zowel bovenals ondergronds) en worden het liefst zo min mogelijk ‘gestoord’ tijdens het groeiproces. Echter komt het voor dat er een grootte beheersmaatregel nodig is. Het gaat in deze om kandelaberen en/of meer dan 30% van de kroon wegnemen. Door één van deze maatregelen uit te voeren wordt de boom benadeeld. De vraag is echter: “In welke mate wordt een boom beperkt door het wegnemen van meer dan 30% van de kroon?” Vanuit de praktijk wordt gesteld dat er ‘nooit’ meer dan 30% van de kroon verwijderd mag worden. De boom is namelijk gebaat bij bladeren, aangezien via de bladeren het proces fotosynthese zich kan afspelen. Door veel van het bladerdek weg te nemen, wordt de massa minder en ook de mogelijkheid tot fotosynthese. Door minder fotosynthese wordt er minder voeding geproduceerd waardoor er minder voedingsstoffen zijn voor de boom. Minder voedingsstoffen betekent ook een verminderde groeimogelijkheid. 88
Link leggen tussen stedelijke invloeden en standplaats In het onderzoek worden meerdere factoren beschreven (stedelijke invloeden), die invloed kunnen hebben op de groei en ontwikkeling van een boom. Vervolgens worden er principe-uitwerkingen gemaakt voor de verschillende standplaatsen. Aan de uitwerkingen zijn vervolgens de factoren gekoppeld. Echter is het van belang om een waarde te kunnen hechten aan de verschillende factoren. Om een waarde aan iedere factor te kunnen toekennen, zal er voor de factoren een nader onderzoek gedaan moeten worden. Vanuit het nader onderzoek kan vervolgens worden bepaald in welke mate de factor van invloed is op de groei en ontwikkeling van een boom. Op basis van die gegevens kunnen er concrete grenzen worden gesteld tussen goed, voldoende en slecht.
Hoofdstuk 8 - Toekomstige situatie
89
Verklarende woordenlijst In het rapport komen meerdere termen en woorden voor, die de uitleg nodig hebben. Deze worden hierna beschreven.
Afb. 9.1 Utrecht, Hieronymushuis
A
Aantasting Een verzamelnaam voor verschillende vormen van gebreken aan een boom. Areaal Verspreidingsgebied van een plantensoort of -geslacht.
B
Bast Het zachte, vaak vezelige bastweefsel of de floëemlaag met zeefvaten en begeleidende cellen tussen de schors en de rest van de stam. Bomenbestand Alle bomen die in bezit zijn van een bepaalde instantie. Boomspiegel Ruimte rondom de voet van de boomstam. BVC Boomveiligheidscontrole.
C
Cambium Bestaat uit delende cellen (spinthoutcellen en bastcellen) die zorgen voor de diktegroei van de boom. Het cambium vormt naar buiten toe de bast en naar binnen toe het hout.
CROW Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. Het CROW is een stichting die zich bezighoudt met kennisvergaring en kennisverspreiding voor mensen, organisaties, partijen en overheden die zich bezighouden met de openbare ruimte.
D
Doorwortelbare ruimte De hoeveelheid bruikbare grond die een boom tot haar beschikking heeft.
E
Eenheidsprijs Prijs per eenheid.
92
F
Flora- en faunawet In deze wet staan regels voor wettelijk beschermde flora en fauna en voldoende zorg voor levende dieren en planten evenals voor hun directe leefomgeving. Fysiologie Wetenschap die zich bezighoudt met de normale levensprocessen van mensen, dieren en planten.
G
Gedragscode Flora- en faunawet Beschrijft gedragsregels die erop gericht zijn te voorkomen dat verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet overtreden worden.
I
Inboet Het opnieuw inplanten op plaatsen waar andere planten zijn weggevallen (“garantietermijn”).
Investeringsplanning Een verzameling van de uit te voeren projecten voor de komende vijf jaar.
K
Kandalaberen Alle hoofdtakken zwaar inkorten tot op 50 cm bovenaan, en tot op 1 meter onderaan van de basisstam, in dit dus zodanig in een pyramidale vorm naar boven toe. Kernhout Het hout binnen de hout-cilinder van de stam; verzorgt geen watertransport meer; doet enkel dienst als steunweefsel. Korte termijndoel Een doel dat behaald kan worden binnen de tijd die beschikbaar is voor de uitwerking van de opdracht. Kroonprojectie De afspiegeling van de kroon op het grondvlak.
Kwetsbare boomzone De zone waarin de boom het meest kwetsbaar is.
L
Lange termijndoel Een doel dat niet behaald kan worden binnen de tijd die beschikbaar is voor de uitwerking van de opdracht, maar wel uitgewerkt dient te worden. Levensverwachting De leeftijd die een desbetreffende boom kan behalen, gekeken per standplaats.
M
Meerjarenplanning Het in plannen vaststellen van een beleid voor een reeks van jaren. Mitrigerende maatregelen Maatregel die negatieve effecten vermindert of wegneemt. Monocultuur Cultuur waarin slechts één variëteit voorkomt.
Morfologie De vorm en structuur van een organisme of een deel van een organisme.
N
Noodkap Het direct kappen van een boom , mogelijk vanwege veiligheidsrisico’s.
Noodkapverordening De rapportage die door een instantie moeten worden opgesteld na een noodkap. NVTB Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.
N
Onderhoudsniveau De kwaliteit die is opgesteld waaraan de beplanting aan dient te voldoen.
P
Prioritering Het meer belangrijk stellen van bepaalde bomen.
Verklarende woordenlijst
R
Resterende levensverwachting De tijd die een boom nog kan blijven staan totdat deze moet worden verwijderd.
S
Schors Buitenste laag van houtachtige delen van gewassen.
Spinthout Buitenste zone van het hout in de boom met levende cellen die de sapstroom leiden. Stadswerken Intern verzelfstandigde uitvoeringsorganisatie van de gemeente Utrecht.
T
Theoretische omlooptijd Een theoretisch benaderde leeftijd die een boom kan behalen.
U
Uitbijters Bomen die qua leeftijd flink afwijking met betrekking tot de gemiddelde leeftijd.
V
Variëteit Een bepaalde boom.
Vellijst Een lijst met een verzameling van de te verwijderen bomen voor een bepaalde periode. Verbodsbepaling Vaststelling van een verbod.
Vitaliteit De mogelijkheid van een boom om te herstellen van `aanslagen`. VTA Visual Tree Assesment, een methode om een boomveiligheidscontrole uit te voeren.
93
W
Werkpakket Een verzameling van verschillende losse werkzaamheden, voor bijvoorbeeld het verwijderen van bomen.
Wettelijk kader De wettelijk opgestelde richtlijnen waarbinnen gewerkt dient te worden. Wortelgestel Alle wortels aan ĂŠĂŠn plant: hoofdwortels, zijwortels en haarwortels.
Z
Zorgplicht verplichting om de nodige zorg in acht te nemen bij de vervulling van de hem opgedragen taak.
94
Verklarende woordenlijst
95
Bronnenlijst Om tot de uitwerking te komen van deze opdracht zijn meerdere documenten en websites geraadpleegd.
Afb. 10.1 Utrecht, Hieronymushuis
Literatuur •
Buhrman, J.M. (1996). Basisboek statistiek. Groningen: Wolters-Noordhoff
•
Fijen, W., Kramer, H. & Osinga, A. (2015). Bomen ontaard. Velp: REPRO Hogeschool VHL
•
Cobouw (2014). Bomenwerk 2015. Den Haag: BIM Media BV
• •
Gaalen, J. van (2014). Strategisch plan voor Beheer openbaar groen (concept). In eigen beheer Gathy, P. (1982). Het bos en de mens. Artis-Historia
•
Janssen, J.J.C. (2013). Stadsbomen Vademecum 4 Boomsoorten en gebruikswaarde. Ede: Modderkolk Grafische Projecten Joye, T., Ramaekers, J., Herp, P. van., Wael, J. de., Geerts, P. & Schauvliege, M. (2008). Technisch Vademecum Bomen. Groot-Bijgaarden: Pootprinters
• •
Harmonisch Park- en Groenbeheer. Groot-Bijgaarden: Pootprinters
• •
Norminstituur Bomen (2014). Handboek bomen 2014. Uitgave in eigen beheer NVTB (2013). Richtlijnen NVTB 2013 Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen. In eigen beheer.
• • • •
Palmer, C. & Slingerland, G. (2012). De juiste boom in de geschikte groeiplaats. Velp: REPRO Larenstein Prooijen, G.J. van. (2006). Stadsbomen Vademecum 2A Groeiplaatsaspecten. Nijmegen: Drukkerij MacDonald/SSN Prooijen, G.J. van. (2011). Stadsbomen Vademecum 2B Groei en aanplant. Ede: Modderkolk Grafische Projecten Prooijen, G.J. van., Kroon, H., Prohold b.v. Arnhem. & IPC Groene Ruimte. (2007) Stadsbomen Vademecum 3C Ziekten en aantastingen. Nijmegen: Thieme MediaCenter
•
Reytenbagh, A.J.C. & Schwartz, A.B.E.M. (2012). Bomenwerk kosten en techniek 2012. Den Haag: Sdu Uitgevers
•
Schwachöfer, J., Gaalen, J. van, Korsuize, G., Schors, Z., Bolten, A., Hillege, M. Et Al. (2009). Bomenbeleid Utrecht. Utrecht: Rijnja Repro
•
Woudstra, A. (2009). Bodem en geologie van Nederland. Velp: REPRO Hogeschool VHL
98
Websites • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Bodem Academie. (z.d.). Geraadpleegd op 27 april 2015, van http://www.bodemacademie.nl/index.php?i=59 Bomenstichting. (z.d.). Geraadpleegd op 27 april 2015, van http://www.bomenstichting.nl/infotheek-en-faq.html BSI Bomenservice. (z.d.). Geraadpleegd op 4 mei 2015, van http://www.bsi-bomenservice.nl/diensten/onderzoek-en-advies/bodem-analyse/chemische-analyse/ Encyclo. (z.d.). Geraadpleegd op 27 april 2015, van http://www.encyclo.nl/lokaal/10306
Gemeente Utrecht. (z.d.). Geraadpleegd op 9 juni 2015, van http://www.utrecht.nl/parken-en-groen/ Google Scholar. (z.d.). Geraadpleegd op 12 maart 2015, van https://scholar.google.nl/
HBO Kennisbank. (z.d.). Geraadpleegd op 12 maart 2015, van http://www.hbo-kennisbank.nl/nl/page/home Houtwal. (z.d.). Geraadpleegd op 20 maart 2015, van http://www.houtwal.be/vakjargon/_vaktaal_index.htm
InfoNu. (z.d.). Geraadpleegd op 18 mei 2015, van http://dier-en-natuur.infonu.nl/natuur/9193-boeiende-bomen-weetjes.html#6 InfoNu. (z.d.). Geraadpleegd op 24 maart 15, van http://huis-en-tuin.infonu.nl/tuin/1438-bomen-snoeien-hoe-enwaarom.html\ LexisNexis. (z.d.). Geraadpleegd op 12 maart 2015, van http://www.lexisnexis.nl/dutch/bronnen/nederlandstalige-bronnen/
Nationale Bomenbank. (z.d.). Geraadpleegd op 27 mei 2015, van http://www.nationalebomenbank.nl/projecten/ picus-treetronic
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (z.d.). Geraadpleegd op 8 mei 2015, van http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/sterfte-levensverwachting-en-daly-s/levensverwachting/wat-is-de-levensverwachting-en-hoe-wordt-deze-berekend/ Rotterdam Boomverzorging. (2014, 28 maart). Geraadpleegd op 28 april 2015, van https://www.facebook.com/ RdamBoomverzorging/posts/440634289445540 Simons tuin- en boomzorg. (z.d.). Geraadpleegd op 12 mei 2015, van http://www.simonstuinenboomzorg.nl/ index.html?b_groei Simons tuin- en boomzorg. (z.d.). Geraadpleegd op 19 maart 2015, van http://www.simonstuinenboomzorg.nl/ index.html?b_planten
Todio. (z.d.). Geraadpleegd op 29 april 2015, van http://cultuur-maatschappij.todio.nl/natuur/de-werking-van-fotosynthese-bij-planten-2446.html Tuinkrant. (z.d.). Geraadpleegd op 12 mei 2015, van http://www.tuinkrant.com/artikel/groeit-plant-groeit-boomvoedt-hij-zich Van Doorn-Soest. (z.d.). Geraadpleegd op 20 maart 2015, van http://www.bomengrond.nl/vds/bomengrond/44/1564/ Willem Wever. (z.d.). Geraadpleegd op 12 mei 2015, van http://www.willemwever.nl/vraag_antwoord/dieren-enplanten/hoe-ontwikkelt-een-boom-zich WUR. (z.d.). Geraadpleegd op 12 maart 2015, van http://www.wageningenur.nl/en/Expertise-Services/Facilities/ Library/Expertise/Find-discover.htm
Bronnenlijst
99
Afbeeldingen Afbeeldingen rapport • Afbeelding Front/Back Jan Knoop (30-05-2015) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/joco_knoop/18111375408/in/photolist-tArw Vf-kN2C4r-df3QiF-7SyxQC-dvp2um-qQLfm1-tUJWc3-azoihn-bXftWW-nWX chu-svUQhf-pXXrzU-5r5m8o-rgw8Qx-gfjgBe-hHQncx-jV6C1i-hz6Eow-sb 2Pr9-kVjSnk-dstsFb-dVQFFD-egdrtV-9P7nMy-h6fNyE-8UrbNJ-bXrEWC-rtLE qr-egjca9-ecqiUA-9cRrwm-7aDuRT-8JegK2-rLsvay-8aDHCh-9DnvTD-kEUu1Z rsAtZH-gPwhTc-h1B91W-8aDHqA-dpyQWg-rvbDjc-dtiGpu-9cRrE3-dwZQUT rZ5bjQ-pZ8XP8-oxs6oK-6VgS6j • Afbeelding 1.1 Jos Bernaards (01-11-2014) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/p hotos/12541407@N07/15507738737/in/photolist-pCndrP-4k7hui-p3p39k- acQhxL-pzGB6K-qrQZGi-zLUA-oo81D5-rfk3F8-ryEJJL-pAYF3Q-k2beLH-atCMCx- hzEQrJ-r3z7QY-pAyyYt-r1n3bC-dx22Wn-iHNraQ-qywBL6-pUh8vX-nwK2w8- nCspSX-rtXp6y-auDz8J-bketar-5ZTSVZ-pJ3cwn-p4VsxW-oMddVJ-oPEzE7-s5rv Nz-a2yGnP-rwEY4D-rGd8J1-jCvNgd-8yHjFZ-ijEwJR-rEtuan-3rAQeo-rWVMoT- pYuhDG-r7H3mW-hy8Jbp-4psRuW-eFg7rZ-pfFc5g-njxabN-qNVXfU-jFcKtX • Afbeelding 1.2 http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoogland_%28Nederland%29#/media/File:2010- NL-P06-Utrecht-positiekaart-gemnamen.jpg • Afbeelding 1.3 Eigen beheer • Afbeelding 1.4 Eigen beheer • Afbeelding 2.1 Lambert Wolterbeek Muller [Online afbeelding]: http://wallpaperswide.com/ yellow_trees___sunny_autumn_afternoon_in_utrecht-wallpapers.html • Afbeelding 2.2 Joye, T., Ramaekers, J., Herp, P. van., Wael, J. de., Geerts, P. & Schauvliege, M. (2008). Technisch Vademecum Bomen, p.77 • Afbeelding 2.3 http://www.fruitpluktuin.nl/fruit/Verzorging/biologie • Afbeelding 2.4 Handboek bomen 2014, p.35 • Afbeelding 2.5 http://www.wroyaardsplein.nl/ • Afbeelding 2.6 https://afbeeldingen.wordpress.com/tag/gras/ • Afbeelding 2.7 http://www.bureauoslo.nl/project/hoofdstraat/ • Afbeelding 2.8 Eigen beheer • Afbeelding 2.9 Eigen beheer • Afbeelding 2.10 Eigen beheer • Afbeelding 2.11 Eigen beheer • Afbeelding 2.12 Eigen beheer • Afbeelding 2.13 Eigen beheer • Afbeelding 2.14 Eigen beheer • Afbeelding 2.15 Eigen beheer • Afbeelding 3.1 Wiel van der Randen [Onlne afbeelding]: http://www.geheugenvannederland. • nl/?/nl/items/SFA02:6001903 • Afbeelding 3.2 Bewerking van http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Utrecht_wijken.svg • Afbeelding 4.1 Martien Janssen (05-06-2013) [Online afbeelding]: http://www.zy-co.com/ the-netherlands/utrecht-by-night/ • Afbeelding 4.2 http://www.nationalebomenbank.nl/projecten/picus-treetronic • Afbeelding 4.3 http://www.geoconnexion.com/news/handheld-starts-shipping-the-all-new- rugged-tablet-and-notebook • Afbeelding 4.4 Procesbeschrijvingen gemeente Utrecht • Afbeelding 4.5 Eigen beheer • Afbeelding 5.1 Jan Knoop (14-12-2013) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/ joco_knoop/11369288325/in/photolist-ijEzjv-5KaJso-njecdi-qNUSWy-4bnd ja-dz23i3-s5Z34K-dLJZHT-btZkcT-dJz4Cb-sAC3DK-qvmzH1-dyXp8R-9WbTcn- aqV8xY-aDMc5L-5bDTHa-oDesDf-qcKVjy-askbG5-6Fywt-dzfPeN-7Xkq7J-rGy wNW-eX2zro-hSpzyH-pgQWQM-6jvomM-peRP8W-fgPuZg-jwuKJ7-oVd58G- pH8vXb-q3ETfk-hjE24g-oji2tZ-pCndrP-p3p39k-rvyAri-p8yXsh-acQhxL-pzGB6K- zLUA-rfk3F8-ryEJJL-pAYF3Q-k2beLH-atCMCx-hzEQrJ-4k7hui.%20Geraad pleegd%20op%202-6-2015 • Afbeelding 5.2 Eigen beheer 100
• • • • •
Afbeelding 5.3 Afbeelding 5.4 Afbeelding 5.5 Afbeelding 5.6 Afbeelding 6.1
• • • •
Afbeelding 6.2 Afbeelding 6.3 Afbeelding 7.1
•
Afbeelding 8.1
• •
Afbeelding 8.2 Afbeelding 9.1
•
Afbeelding 10.1
Bronnenlijst
Eigen beheer Eigen beheer Eigen beheer Eigen beheer Rcbrug (22-10-2014) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/ 11087887@N03/15415846608/in/photolist-puff7L-sRRF8f-pzx76R-92CR Hv-gP2CfL-gUrPWp-ginbBH-hzNCHp-iU8gWH-nkb5q1-rPqqJF-sAC3DK-hMvt Qj-pP98su-aDc47K-3RZaP-V8fF-dRhjpr-pGKfAb-bZ8iVo-rsqacw-pZ8Dvrp3me6Y-aDxfS9-pFYb55-pAVEAb-q4maHb-8JJwtK-gjdZhC-qNfYTB-hw2w6rrtEitE-4f3vF8-dVQEec-nfyzmL-dVQFFD-pTrZ4G-pZ8Ea2-dsZFVB-kUxioq-8Uo 6Xa-onzqAa-rviMRv-9AtcH5-rtrwsD-pFwAvm-8SCWwT-8Mz4Cx-nS1G499P7nMy.%20Geraadpleegd%20op%202-6-2015 Eigen beheer Eigen beheer Mau_ry (31-12-2007) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/ mau_igaly/3113935226/in/photolist-5KaJso-njecdi-qNUSWy-4bnd ja-dz23i3-s5Z34K-dLJZHT-btZkcT-dJz4Cb-sAC3DK-qvmzH1-dyXp8R-9WbTcnaqV8xY-aDMc5L-5bDTHa-oDesDf-qcKVjy-askbG5-tQYJJk-6Fywt-dzfPeN-7Xkq7JrGywNW-eX2zro-hSpzyH-eacCXc-pgQWQM-6jvomM-peRP8W-fgPuZg-jwuKJ7oVd58G-pH8vXb-p8yXsh-q3ETfk-hjE24g-oji2tZ-pCndrP-4k7hui-p3p39k-rvyAri- acQhxL-pzGB6K-qrQZGi-zLUA-oo81D5-rfk3F8-ryEJJL-pAYF3Q Jan Knoop (24-08-2014) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/ joco_knoop/14861185328/in/photolist-oDesDf-qcKVjy-askbG5-dzfPeN-eX2zroeacCXc-6jvomM-fgPuZg-oVd58G-p8yXsh-q3ETfk-oji2tZ-pCndrP-4k7hui-p3p39k- rvyAri-acQhxL-pzGB6K-qrQZGi-zLUA-oo81D5-rfk3F8-ryEJJL-hSpzyH-pgQWQM- peRP8W-jwuKJ7-pH8vXb-hjE24g-pAYF3Q-atCMCx-r3z7QY-pAyyYt-r1n3bCdx22Wn-qywBL6-pUh8vX-nCspSX-bketar-5ZTSVZ-oMddVJ-oPEzE7-a2yGnPrwEY4D-rGd8J1-8yHjFZ-rEtuan-3rAQeo-rWVMoT-pYuhDG Eigen beheer Jan Knoop (08-03-2015) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/ joco_knoop/16756016931/in/photolist-rwEY4D-rGd8J1-jCvNgd-8yHjFZ-ijEw JR-rEtuan-3rAQeo-rWVMoT-pYuhDG-r7H3mW-hy8Jbp-4psRuW-eFg7rZ-pfFc5gnjxabN-qNVXfU-jFcKtX-bbPsae-92Nbhc-jZnC3D-rZ9T9a-sp2jqL-omf5SC-j9bcR75bDU7F-fd9LsL-k424Bv-gP2CfL-oF7HHt-nsfnts-rNXs5B-fr4Vfz-jEsGVX-fMcHtroRYeFK-rAvxXY-rHVXaP-oHB1F5-r1hLEv-om1cQt-7HqmsM-rmpnp1-4aqe5DdeJd4D-6fan48-oo9x2a-oDet1Y-dTLfPw-5VjzDd-gP1aHP Jan Knoop (08-03-2015) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/ joco_knoop/16756016931/in/photolist-rwEY4D-rGd8J1-jCvNgd-8yHjFZ-ijEw JR-rEtuan-3rAQeo-rWVMoT-pYuhDG-r7H3mW-hy8Jbp-4psRuW-eFg7rZ-pfFc5gnjxabN-qNVXfU-jFcKtX-bbPsae-92Nbhc-jZnC3D-rZ9T9a-sp2jqL-omf5SC-j9bcR75bDU7F-fd9LsL-k424Bv-gP2CfL-oF7HHt-nsfnts-rNXs5B-fr4Vfz-jEsGVX-fMcHtroRYeFK-rAvxXY-rHVXaP-oHB1F5-r1hLEv-om1cQt-7HqmsM-rmpnp1-4aqe5DdeJd4D-6fan48-oo9x2a-oDet1Y-dTLfPw-5VjzDd-gP1aHP
101
Tabbladen • Algemeen Jan Knoop (05-06-2015) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/ photos/joco_knoop/18318467528/in/photolist-tUJWc3-azoihn-bXftWW-nWX chu-svUQhf-pXXrzU-5r5m8o-rgw8Qx-gfjgBe-hHQncx-jV6C1i-hz6Eow-sb 2Pr9-kVjSnk-dstsFb-dVQFFD-egdrtV-9P7nMy-h6fNyE-8UrbNJ-bXrEWC-rtLE qr-egjca9-ecqiUA-9cRrwm-7aDuRT-8JegK2-rLsvay-8aDHCh-9DnvTD-kEUu1Z- rsAtZH-gPwhTc-h1B91W-8aDHqA-dpyQWg-rvbDjc-dtiGpu-9cRrE3-dwZQUT- rZ5bjQ-pZ8XP8-oxs6oK-6VgS6j-8PA9vL-mhyvpV-8J9jbk-spCsno-H3Gpm- oVMPMu • Onderzoeksdeel Jan Knoop (10-05-2015) [ Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/j oco_knoop/17403762590/in/photolist-svUQhf-pXXrzU-5r5m8o-rgw8Qx-gf jgBe-hHQncx-jV6C1i-hz6Eow-sb2Pr9-kVjSnk-dstsFb-dVQFFD-egdrtV-9P7n My-h6fNyE-8UrbNJ-bXrEWC-rtLEqr-egjca9-ecqiUA-9cRrwm-7aDuRT-8JegK2 rLsvay-8aDHCh-9DnvTD-kEUu1Z-rsAtZH-gPwhTc-h1B91W-8aDHqA-dpyQWg- rvbDjc-dtiGpu-9cRrE3-dwZQUT-rZ5bjQ-pZ8XP8-oxs6oK-6VgS6j-8PA9vL-mhy vpV-8J9jbk-spCsno-H3Gpm-oVMPMu-7o8ZZm-eLLvBB-5yzC7-q8akm8 • Adviesdeel Jan Knoop (08-11-2014) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/ joco_knoop/15123333443/in/photolist-3RZaP-V8fF-i7RpJN-p3p39k-puff7L- sRRF8f-pzx76R-92CRHv-gP2CfL-gUrPWp-ginbBH-dRhjpr-pGKfAb-bZ8iVo-rs qacw-hzNCHp-iU8gWH-nkb5q1-pZ8Dvr-rPqqJF-bGmaGT-hMvtQj-pP98su- p3me6Y-sAC3DK-aDc47K-aDxfS9-pFYb55-pTrZ4G-pZ8Ea2-dsZFVB-kUxioq- pAVEAb-8Uo6Xa-onzqAa-q4maHb-8JJwtK-gjdZhC-qNfYTB-hw2w6r-rtEitE-rviM Rv-9AtcH5-4f3vF8-rtrwsD-pFwAvm-8SCWwT-8Mz4Cx-dVQEec-nfyzmL • Toekomst Jan Knoop (18-10-2014) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/ joco_knoop/15475719027/in/photolist-pzx76R-92CRHv-gP2CfL-gUrP Wp-ginbBH-dRhjpr-pGKfAb-bZ8iVo-rsqacw-hzNCHp-iU8gWH-nkb5q1-pZ8D vr-rPqqJF-bGmaGT-hMvtQj-pP98su-p3me6Y-sAC3DK-aDc47K-aDxfS9-pFYb55 pTrZ4G-pZ8Ea2-dsZFVB-kUxioq-pAVEAb-8Uo6Xa-onzqAa-q4maHb-8JJwtK-gjd ZhC-qNfYTB-hw2w6r-rtEitE-rviMRv-9AtcH5-4f3vF8-rtrwsD-pFwAvm-8SCWwT- 8Mz4Cx-dVQEec-nfyzmL-dVQFFD-egdrtV-nS1G49-9P7nMy-qZLVpG-rZgxZB • Achtergrondinformatie Jan Knoop (18-10-2014) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/ joco_knoop/15678416722/in/photolist-pTrZ4G-pZ8Ea2-dsZFVB-kUxioq-pAVE Ab-8Uo6Xa-onzqAa-q4maHb-8JJwtK-gjdZhC-qNfYTB-hw2w6r-rtEitE-rviMRv- 9AtcH5-4f3vF8-rtrwsD-pFwAvm-8SCWwT-8Mz4Cx-dVQEec-nfyzmL-dVQFFD- egdrtV-nS1G49-9P7nMy-qZLVpG-rZgxZB-nwvZ6A-h6fNyE-9aEqqB-p5pZKw-tAr wVf-8UrbNJ-bXrEWC-rtLEqr-kN2C4r-df3QiF-egjca9-ecqiUA-9cRr wm-7SyxQC-dvp2um-7aDuRT-qQLfm1-tUJWc3-azoihn-bXftWW-nWXchu-8JegK2 Alle tabellen en figuren zijn gemaakt in eigen beheer
102
Bronnenlijst
103
Bijlagen
De zoektocht naar de levensverwachting van bomen in de gemeente Utrecht
Harmen Bergmans & Ruud Linders (2015)
Inhoudsopgave Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10 Bijlage 11 Bijlage 12 Bijlage 13 Bijlage 14 Bijlage 15 Bijlage 16
Bronnenlijst
De groei en ontwikkeling van de boom Stedelijke invloeden Aantastingen Variëteiten en hoeveelheden Modellen nader beschreven Overzicht gemiddelde leeftijden per variëteit en gegeven Factor standplaats per variëteit Notulen experts Levensverwachting variëteiten met eigen standplaatsfactor Meerjarenplanning Noordoost Meerjarenplanning Overvecht Meerjarenplanning Noordwest Samengestelde meerjarenplanning Operationele meerjarenplanning Eenheidsprijzen CROW Operationele verdeling boomvariëteiten
Inhoudsopgave
Bijlage 1 Groeiwijze boom Om grip te krijgen op bomen, is het noodzakelijk om te weten wat een boom is en wat deze doet. Op het moment dat een willekeurige voorbijganger wordt gevraagd: “Wat is een boom?”, dan zal het antwoord in bijna alle gevallen hetzelfde zijn, toch? Er zijn verschillende wijzen waarop een boom gedefinieerd kan worden, bekeken vanuit drie perspectieven: “Taalkundig wordt een boom omschreven als een houtachtig gewas met een zeer groot wortelgestel en een enkele, stevige, houtige en zich secundair verdikkende, overblijvende stam die zich pas op enige hoogte boven de grond vertakt. Een bioloog zal al spreken van een boom wanneer hij volgens bepaalde kenmerken behoort tot de groep planten die men bomen noemt, ofwel een pas ontkiemde beukennoot is voor een bioloog al een boom. Een jurist zal naar andere kenmerken kijken, namelijk naar de juridische context waarbinnen de vraag gesteld wordt, meestal een burengeschil.” (Bron: www. bomenstichting.nl). Het Handboek Bomen 2014 geeft de volgende definitie: ‘Een boom is een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 cm op een hoogte van 130 cm boven maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam’. (Bron: Handboek Bomen 2014). Voor deze opdracht wordt de definitie vanuit het Handboek Bomen 2014 als uitgangspunt genomen. De gemeente Utrecht werkt sinds november 2014 met het handboek en daarom wordt die definitie aangehouden.
In de definities wordt de essentie van een boom beschreven, zoals ‘men’ deze bijvoorbeeld in het stedelijk gebied kan zien. Een boom is echter complexer opgebouwd. Om een duidelijk beeld te krijgen hoe een boom is opgebouwd, wordt gekeken naar de morfologie en de fysiologie van een boom. De morfologie gaat duidelijk in op de opbouw van de boom en fysiologie op de processen die zich afspelen in de boom. Wanneer beide aspecten zijn behandeld, wordt er concreet gekeken naar de wijze waarop een boom groeit.
Morfologie De morfologie van een boom laat zien op welke wijze een boom is opgebouwd. In essentie bestaat een boom uit een kroon, stam en wortelgestel. Morfologisch gezien bestaat een boom uit een zestal ‘organen’, namelijk bloemen, vruchten, zaden, bladeren/naalden, stam/ takken en wortels. De eerste drie zijn voortplantingsorganen, die verder niet in dit onderzoek omschreven worden. De overige drie ‘organen’ worden afzonderlijk van elkaar behandeld. Blad en naald Wanneer er naar bladeren en naalden wordt gekeken, dient geconstateerd te worden dat beide dezelfde basiswerking hebben (fotosynthese, zie fysiologie). In tegenstelling tot naaldbomen hebben loofbomen vaak platte en brede bladeren, om zoveel mogelijk (zon)licht op te vangen*. In blad en naald worden verschillende stoffen (o.a. suikers, mineralen en water) aan- en afgevoerd. Het vervoer van de stoffen vindt plaats via een groot netwerk van bladnerven in de bladeren/naalden. Daarnaast zijn er ook huidmondjes aanwezig op het blad (meestal aan de onderzijde). De huidmondjes zorgen voor gasuitwisseling met de (directe) omgeving. Op afbeelding B1.1 is de opbouw van een blad te zien en op afbeelding B1.2 de opbouw van een naald. Op afbeelding B1.3 is een huidmondje te zien.
Afb. B1.1 Opbouw van een blad
* Naalden zijn dun, naaldvormig en (vrij) dicht, waardoor de naalden weinig water verliezen. Hierdoor kunnen coniferen groeien op plaatsen waar relatief gezien weinig water aanwezig is. De oorsprong van coniferen is in (zeer) koude gebieden op de aarde en hoog in de bergen. Op dergelijke plaatsen is de bodem in de winter bevroren, waardoor er weinig te geen water te verkrijgen is voor de boom. Tot slot groeien coniferen in gebieden met natte winters en droge, warm tot heette zomers. Stam en takken De stam en takken vormen het skelet van een boom, waarbij de stam ook dient om ervoor te zorgen dat bladeren zo hoog mogelijk reiken om zoveel mogelijk licht op te vangen. Daarnaast is de stam de verbinding tussen wortels en kroon (op- en neerwaartse stromingen, zie fysiologie). Als er van de buitenkant naar de stam gekeken wordt, dan is over het algemeen alleen de schors te zien. Achter de schors zit de bast, gevolgd door het cambium en hout. De schors dient als beschermlaag voor de boom en is zowel lucht als waterdicht. De bast (ook wel floëem genoemd) is een dunne laag, bestaande uit levend weefsel. De bast wordt gebruikt voor het transport, met name neerwaartse stroming, van de bladeren naar de rest van de boom. Er is geen duidelijke scheiding tussen bast en schors en beide worden dan vaak ook als één gezien. Bijlagen
Afb. B1.2 Opbouw van een naald
Afb. B1.3 Huidmondje in het blad
Het cambium bestaat uit delende cellen (spinthoutcellen en bastcellen) die zorgen voor de diktegroei van de boom. Het cambium vormt naar buiten toe de bast en naar binnen toe het hout. Het hout bestaat uit kern- en spinthout. Het kernhout wordt gevormd door parenchymcellen. Parenchymcellen hebben verschillende functies: opslaan van reserves, sapgeleiding in de radiale richting (in de houtstralen), sapgeleiding in de tangentiĂŤle richting, enz. Ze leven veel langer dan vaten en vezelcellen en vormen het levende netwerk dat verweven zit tussen de vaten en vezels. (Bron: Technisch Vademecum Bomen). Daarnaast bevat het kernhout geen levend weefsel en is daardoor geen onderdeel van de fysiologische processen. In het spinthout vindt transport van water plaats, dat gebeurt in de cellen van het spinthout. Het transport is een opwaartse stroming (water van wortels naar de bladeren/naalden). Naar verloop van tijd kunnen de cellen niet goed meer functioneren. De boom laat de cellen afsterven, waardoor het spinthout kernhout wordt. Op afbeelding B1.5 is de opbouw te zien van de stam van een boom.
Wortelgestel De hoofdfuncties van het wortelgestel zijn het opnemen van water en mineralen en verankering. De meeste voedingsstoffen in de bodem bevinden zich in de bovenste lagen ervan. Dit komt door regenval en het verteren van organisch materiaal op de bodem. Naast het opnemen van water en mineralen en verankering, worden de wortels ook gebruikt voor het opslaan van suikers. De suikers worden geproduceerd door fotosynthese, zie fysiologie. De wortels van de boom zoeken altijd de makkelijkste weg om te groeien. Uitgangspunt daarin is dat er voldoende water, lucht en voedingsstoffen zijn. Indien deze elementen niet te vinden zijn in de bodem, bestaat de kans dat de boom ze boven het maaiveld gaat zoeken. Hierdoor ontstaat wortelopdruk.
Afb. B1.4 Verschil tussen kroon en kruin
Afb. B1.5 Opbouw van de stam van een boom
Het wortelgestel is de basis voor ieder boom, waarmee het voedingsstoffen opneemt vanuit de bodem. De voedingsstoffen worden opgenomen door de wortelharen van een boom. De wortelharen zitten gebundeld aan de haarwortels van een boom. Haarwortels zijn de niet verhouten wortels van een boom. Iedere boom begint met een haarwortel. Wanneer de haarwortels zich ontwikkelen en verhouten ontstaan er gestelwortels. Gestelwortels zorgen voor verankering in de bodem en kunnen tevens vocht opnemen. Op de afbeeldingen B1.6 t/m B1.8 zijn voorbeelden te zien van een wortelgesteld van een boom.
Afb. B1.6 Wortelgestel boom
Afb. B1.7 Onrealistisch beeld wortelgestel van een boom
Afb. B1.7 Realistisch beeld wortelgestel van een boom
Afb. B1.8 Opbouw wortelgestel boom
Bijlagen
Fysiologie Er zijn verschillende processen die zich afspelen in een boom, die dienen om de boom in leven te houden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de volgende processen: • Het opnemen van water en voedingsstoffen uit de • bodem; • Transporten in de boom van de wortel naar het blad • en andersom; • Opslag van bouwstoffen; • Produceren van voedingstoffen door fotosynthese; • Verdampen van water door de bladeren (belangrijk • voor fotosynthese).
Opname van water De wortelharen, de kleinste en fijnste delen van het wortelgestel, nemen water met daarin voedingstoffen op vanuit de bodem. De opname gebeurt vaak in samenwerking met Mycorrhiza. Mycorrhiza is een verschijnsel waarin een schimmel en een boom in symbiose leven. Beide ondervinden een voordeel in de vorm van de uitwisseling van voedingsstoffen. Transporten in de boom Er vinden twee vormen van transport plaats in een boom. “De twee vormen van transport vinden plaats door het houtweefsel en het bastweefsel. Het water met de nutriënten wordt door het houtweefsel naar boven getransporteerd. Via het bastweefsel vindt omgekeerd transport plaats met de bouwstoffen uit het blad naar de wortels.” (Bron: Bomen ontaard, 2015).
Opslag van bouwstoffen In het hout- en bastweefsel vindt ook opslag plaats in parenchymcellen. “Opslag vindt doorgaans plaats in de vorm van zetmeel. Soms vindt ook opslag plaats in de vorm van oliën en vetten. Dit gebeurt mat name in zaden zoals eikels, beukennootjes, walnoten en olijven” (Bron. Stadsbomen Vademecum 2B). Fotosynthese “De bouwstoffen die een boom nodig heeft om te groeien, worden grotendeels verkregen door fotosynthese. In de wortels van de boom worden de bouwstoffen verbrandt, waarna de boom kan groeien. De suikers die middels fotosynthese worden gevormd, zijn het echte ‘voedsel’ voor de boom” (Technisch Vademecum Bomen, blz. 62). Het proces vindt plaatst in het chlorofyl (bladgroenkorrels). De combinatie van suikers met de mineralen vanuit de bodem zorgen voor alle mogelijke en noodzakelijke voedingsstoffen voor de boom. Om fotosynthese te kunnen laten plaatsvinden is er uitwisseling van gassen nodig. Deze uitwisseling is mogelijk door de aanwezigheid van huidmondjes. Door de verdamping van water in het blad wordt er een waterstroom in gang gezet van de wortels naar de
bladeren. Om ervoor te zorgen dat de bladeren als het ware niet oververhit raken, wordt er door de bladeren ook water verdampt. Dit zorgt voor verkoeling van het blad, waardoor deze niet oververhit raken. Fotosynthese kan het best worden omschreven als: “Het proces - in levende organismen zoals bladeren - waarbij koolstofdioxide uit de lucht en water onder invloed van zonlicht worden omgezet in zuurstof en glucose.” (Bron: www.encyclo.nl). Scheikundig wordt fotosynthese gedefinieerd als: 6CO2 + 6H2O wordt, onder invloed van licht, C6H12O6 + 6O2. Op afbeelding B1.9 is het proces fotosynthese te zien. Het omgekeerde proces van fotosynthese vindt ook plaats in de boom, ademhaling. Alle delen van een boom verbruiken zuurstof en suikers, om de processen in werking te houden. De scheikundige uitleg voor ademhaling is: C6H12O6 (glucose) + 6O2 --> 6CO2 + 6H2O + energie
“Tijdens het groeiseizoen wordt overdag een overmaat aan zuurstof geproduceerd, maar in het donker of tijdens de winter, als er geen bladeren zijn, verbruiken bomen zuurstof en suikers zonder er te produceren.” (Bron: Technisch Vademecum Bomen). De zuurstof wordt uit de lucht gehaald, waarmee opgeslagen suikers worden verbrand.
Afb. B1.9 Het proces fotosynthese (Bron: Bomen ontaard, 2015)
Bijlagen
Bijlage 2: Stedelijke invloeden De factoren zoals opgesomd in hoofdstuk 2, worden in deze bijlage nader beschreven. Per factor zal beschreven worden wat het effect is/kan zijn van de factor. Er wordt daarbij of de factor juist wel of niet aanwezig is binnen de kwetsbare boomzone. In deze zone is de boom het meest kwetsbaar. De kwetsbare boomzone wordt door het Handboek Bomen 2014 omschreven als: kwetsbare boomzone = kroonprojectie + 1,5 meter
Het Handboek Bomen 2014, wordt sinds november 2014 gehanteerd door de gemeente Utrecht en wordt zodoende gebruikt als afbakening van het invloedbaar gebied, zie afbeelding B2.1. De verschillende factoren die van invloed zijn op een boom in het stedelijk gebied bestaan uit: • Afstand tot bebouwing • Afstand tot bomen • Bodem en water • Boomspiegel • Bovengrondse groeibelemmeringen • Doorwortelbare ruimte • Groeiplaatsconstructie • Groeisubstraten • Incidentele graafwerkzaamheden • Investeringsplanning • Klachten/meldingen • Strooizout • Verharding Afstand tot bebouwing Bij het kiezen van een boom voor een bepaalde locatie, dient er ook gekeken te worden naar de aanwezige bebouwing. Wanneer dit niet wordt gedaan is het mogelijk dat de boom ‘te groot’ wordt voor haar locatie, waardoor de boomkroon in aanraking kan komen met de aanwezige bebouwing. Als een boom ‘te dicht’ op bebouwing staat dan zal de boom daarop reageren in de vorm van reactiehout in de stam (duw en trek hout). Het reactiehout is een gevolg van een eenzijdige kroonbelasting. Mogelijk resultaat is takbreuk, echter is dit in vele gevallen een gevolg van mechanische overbelasting. Wanneer een dergelijk probleem wordt geconstateerd, tijdens een boomveiligheidscontrole (BVC), dan wordt er een snoeimaatregel geadviseerd. Dit kan ook middels reguliere snoei worden voorkomen.
Een andere probleem is de kans op torsiegroei* en daardoor wordt de boom gevoeliger voor wind. Echt nadelige effecten op de groei van de boom zijn er niet. Wel zijn er problemen voor de aanwonenden. Takken kunnen de gevel van een woning beschadigen. Door het uitvoeren van een BVC, d.m.v. de VTA-methodiek kunnen beheermaatregelen worden geformuleerd om zo de problemen te verhelpen. In essentie dient de boom voldoende afstand te hebben, maar wat is
Afb. B2.1 Kwetsbare boomzone
Afb. B2.2 Boom te dicht op bebouwing
Afb. B2.3 Voldoende afstand tussen bomen en bebouwing
voldoende afstand? Voor de opdracht wordt uitgegaan van een goede afstand als deze > 15 meter is, voldoende wanneer de afstand tussen 10-15 meter is en slecht bij een afstand <10 meter. Het gaat in deze om bomen van de eerste grootte. Zie afbeelding B2.2 en B2.3 voor een voorbeeld. * Door harde wind kan er torsiekracht (draaiing) ontstaan. Hierdoor ontstaan er lengtescheuren, wat kan zorgen voor onveilige situaties.
Afstand tot bomen De aanwezigheid van bomen in het straatbeeld wordt door vele zeer gewaardeerd. Er moet echter wel worden nagedacht over de afstand tussen de bomen, waarbij gezorgd moet worden dat bomen niet in elkaar kunnen groeien. Wanneer bomen in elkaar groeien, zullen diverse takken niet genoeg of geen licht krijgen, wat er voor zal zorgen dat deze takken (takken) afsterven. Dit kan gevaarlijke situaties opleveren voor passanten. Indien bomen in elkaar gaan groeien, of dreigen in elkaar te gaan groeien, kan dit vaak door middel van een simpele ingreep worden opgelost.
Afb. B2.4 Te weinig afstand tussen bomen
Voor de opdracht wordt uitgegaan van een goede afstand als deze > 15 meter is, voldoende wanneer de afstand tussen 10-15 meter is en slecht bij een afstand <10 meter. Het gaat in deze om bomen van de eerste grootte. Zie afbeelding B2.4 voor voorbeeld. Bodem en water
Bodem Voordat de factor â&#x20AC;&#x2DC;bodemâ&#x20AC;&#x2122; kan worden beschreven, is het van belang dat de term bodem duidelijk is. Het komt namelijk vaak voor dat mensen de termen bodem en grond als gelijke zien, maar dit is niet correct. De bodemkunde definieert het als volgt: Bodem is de toestand ter plaatse. Deze wordt gekarakteriseerd door de rangschikking en opvolging van lagen van gronddeeltjes in het veld. Een bodem kun je niet oppakken. Wat je in je handen hebt, is grond. (Bron: Stadsbomen Vademecum 2A (pag. 21).)
Afb. B2.5Voorbeeld van bodemopbouw
Bodem en water (zie water) zijn de belangrijkste factoren voor een boom. Als er gekeken wordt naar de gelaagdheid van de bodem in Nederland is te zien dat deze op veel plaatsen sterk verschild. Deze verschillen worden gedefinieerd als bodemtypen. Ieder bodemtype in Nederland kent haar eigen theoretische opbouw.
Een belangrijke factor in de bodem is de indringingsweerstand, die bepaald of boomwortels wel of niet (goed) kunnen wortelen in de bodem. Voor een goede ontwikkeling van het wortelstelsel is een indringingsweerstand nodig van 1,5 tot maximaal 2,5MPa (Mega
Bijlagen
Afb. B2.6 Grond
Pascal). Naast de indringingsweerstand zijn er meerdere aspecten die invloed hebben op de kwaliteit van de bodem. Het gaat in deze om bodemkwaliteit, vochthuishouding, zuurstofhuishouding, voeding en zuurgraad. Bodemkwaliteit is een algemeen begrip met enkele onderliggende facetten, die mede bepalen of de bodemkwaliteit goed is. Naast de zojuist benoemde aspecten dient er ook gekeken te worden naar de bodembestanddelen, bodemtypen, bodemleven, poriën en bodemstructuur. Voor meer informatie kan het Stadsbomen Vademecum 2a worden geraadpleegd.
De vochthuishouding van de bodem is van groot belang voor de boom. Het transport van de benodigde stoffen word door middel van water geregeld, aangezien de levende cellen voor circa 80-90% bestaan uit water. Water speelt daarnaast een essentiële rol bij fotosynthese. Ook is water nodig om de celspanning (turgor), in de zachte delen van de boom, in stand te houden.
Bomen produceren zuurstof, maar hebben een gedeelte hiervan ook weer nodig voor hun eigen ademhaling. Bij deze ademhaling wordt zuurstof verbruikt en koolzuurgas geproduceerd. De wortels van de bomen halen de benodigde zuurstof uit de bodem, doormiddel van ademhaling en zijn daarom afhankelijk van de aanwezigheid van voldoende zuurstof in de bodem. De hoeveelheid zuurstof in de bodem wordt grotendeels bepaald door de uitwisselingsmogelijkheden tussen de lucht in en boven de bodem. De boom haalt minerale voedingselementen uit de bodem met behulp van eigen mycorrhiza. Mycorrhiza wil zeggen een symbiose tussen schimmels en plantenwortels. Mycorrhiza zorgt ervoor dat de effectiviteit van de wortels wordt verhoogd. Hierdoor kunnen de wortels gemakkelijker voedsel opnemen, waardoor de groei wordt gestimuleerd. “De zuurgraad (pH) van een bodem is onder andere van belang voor de leefbaarheid van boomwortels maar ook van bodemleven. Bovendien is de zuurgraad in belangrijke mate bepalend voor het al dan niet in oplossing zijn van bepaalde voedingselementen. Een optimale zuurgraad van een bodem ligt tussen 5,5 en 7,0. Indien een bodem hogere pH heeft (de bodem wordt dan basisch) dan wordt oplosbaarheid van bepaalde mineralen (ijzer, mangaan, borium) verminderd en zijn deze dan ook in mindere mate opneembaar voor de boom. Een bodem met een lage pH kenmerkt zich als een zure bodem. Bij een lage pH worden bepaalde elementen ‘losgeweekt’ van het klei-humuscomplex en kan hiervan een (vergiftigende) overmaat ontstaan. Een lage pH leidt bijvoorbeeld tot een afname van de activiteit van het bodemleven en zelfs vergiftiging van bodemleven en wortels door vrij aluminium. De meeste bomen (en hun specifieke bodemleven) hebben speciale eisen wat de pH
betreft.”(Bron: www.bsi-bomenservice.nl) Wanneer er wordt gekeken naar de gemeente Utrecht zijn de bodems niet allemaal origineel meer. Zeker in de nieuwere wijken is er veelal zand opgespoten, waardoor er als het ware een ‘schijnbodemprofiel’ ontstaat. Wanneer daar rekening mee wordt gehouden bij het kiezen van de juiste soort is dat geen probleem. Het is niet realistisch om per individuele boom alle bodemaspecten te controleren. Wanneer de boom visueel wordt gecontroleerd en er geen gebreken aan de boom zijn, dan kan er vanuit worden gegaan dat de bodem geen beperkende factor is. Wanneer blijkt dat de boom een gebrek heeft, kan middels nader onderzoek
Afb. B2.7 Bodems in Nederland
Afb. B2.8 Mycorrhiza
de bodem nader worden gecontroleerd. Om de bodem te beoordelen is uitgegaan van een bodem die in orde is, waardoor de factor alleen neutraal of negatief beoordeeld kan worden. Zie afbeelding B2.5 t/m B2.8 voor voorbeelden.
Water Zoals beschreven bij ‘bodem’, heeft de bodem samen met het water het meest invloed op de groei en ontwikkeling van de boom. Het vochtgehalte van de bodem wordt bepaald door het aanwezige waterprofiel. In Nederland wordt er onderscheid gemaakt tussen hang-, grond- en contactwaterprofiel. Hangwaterprofiel; profiel waarin de capillaire opstijging vanuit het grondwater nooit de ondergrens van de effectieve wortelzone bereikt. Planten kunnen alleen gebruik maken van regenwater dat in de bewortelde zone blijft hangen. (Bron: Bodem en Geologie van Nederland (2009)). Grondwaterprofiel; profiel waarin het grondwater of de capillaire opstijging vanuit het grondwater altijd de effectieve wortelzone bereikt. Voor planten betekent dit nooit vochtgebrek. Tijdelijke grondwaterprofielen zijn contactwaterprofielen. (Bron: Bodem en Geologie van Nederland (2009)). Contactwaterprofielen; profiel waarin het grondwater of de capillaire opstijging vanuit het grondwater periodiek (bv. in de winter) de effectieve wortelzone bereikt en periodiek (bv. in de zomer) zover wegzakt dat dit niet meer gebeurt. In dit laatste geval zijn planten voor hun vochtvoorziening afhankelijk van het beschikbare hangwater. (Bron: Bodem en Geologie van Nederland (2009)). Op basis van het aanwezige waterprofiel kan worden bepaald of er voldoende water beschikbaar is voor de boom. Een teveel aan water is niet goed, aangezien er dan te weinig zuurstof in de bodem aanwezig is voor de boomwortels. Water is belangrijk voor de boom, vanwege diverse processen die in de boom plaatsvinden en aandeel hebben in de groei en ontwikkeling van een boom. Water is van belang om de volgende redenen: • In het water zijn voedingsstoffen aanwezig; • Het transport binnen de boom vindt plaats in combinatie met water; • Water is nodig voor fotosynthese; • Water is nodig voor de instandhouding van de celspanning in de boom. Al deze aspecten hangen samen met de vochtbalans in en rondom de boom. Er zijn verschillende manieren waarop de vochtbalans wordt bepaald, welke zijn te vinden in het Stadsbomen Vademecum deel 2 Groeiplaats en Aanplant. Zie afbeelding B2.9 t/m B2.11.
Bijlagen
Afb. B2.9 Bomen met natte voet
Afb. B2.10 Bomen met droge voet
Afb. B2.11 Grondwaterspiegel
Het is van belang dat de aanwezige grondwaterstand gelijk wordt gehouden. Wordt de grondwaterstand verhoogd dan zal dit leiden tot zuurstoftekort in de bodem (de poriën tussen de waterdeeltjes zijn gevuld met zuurstof), waardoor wortelsterfte op zal treden en door het rottingsproces een te hoog gehalte aan CO2 ontstaat. Het tijdelijk verlagen (< week) van de grondwaterspiegel zal geen extreme schade opleveren, maar de grondwaterspiegel zal wel op niveau hersteld moeten worden, anders zal er een vochttekort ontstaan. Symptomen van een tekort aan vocht zijn uitdrogingsverschijnselen. Dit uit zich in verwelking en verdorring van het blad. Het blad zal uiteindelijk van de boom afvallen. Wanneer een boom een constant tekort aan water heeft dan wordt de boom vatbaarder voor ziekten en plagen, waarna de boom uiteindelijk dood zal gaan. Bomen met leerachtig blad zijn minder gevoelig hiervoor dan bomen met grote dunne bladeren. Dit komt omdat leerachtige bladeren beter water vast kunnen houden.
Afb. B2.12 Boomkorf
Water is van groot belang voor de groei en ontwikkeling van de boom. Net zoals bij de factor bodem dient er gekeken te worden naar de visuele conditie van de boom. Wanneer deze in orde is, zal het water positief werken terwijl bij gebreken nader onderzoek zal moeten uitwijzen of het water de oorzaak is. Er wordt vanuit gegaan dat de factor water in orde is, waardoor deze negatief of neutraal kan zijn. Het verschilt ook per boomsoort in hoeverre deze nat of droog wilt staan. De ene boom staat liever op droge zandgrond staat (bv. Fagus sylvatica) en de andere boom heeft liever een natte voet (bv. Salix alba).
Boombeveiliging In het stedelijke gebied wordt er vaak gebruik gemaakt van boombeveiliging. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan boompalen en boomband, een boomkorf en ‘hit-me’. Deze objecten zorgen ervoor dat een boom zich in de jeugdfase goed kan ontwikkelen en niet beschadigd raakt door stevige wind of verkeer. Het toepassen van boombeveiliging zorgt ervoor dat bomen ‘normaal’ kunnen groeien. Er zijn verschillende mogelijkheden om boombeveiliging toe te passen. Er kan daarbij gekozen worden oplossingen dicht bij de boom, bijvoorbeeld een boompaal met boomband, of een ‘hit-me’. Belangrijk is dat er gedurende een boomveiligheidscontrole op wordt gelet dat de boombeveiliging nog voldoet voor de boom. Het kan voorkomen dat een boomband of boomkorf door de boom wordt opgenomen. Dit is niet bevorderlijk voor de groei en ontwikkeling van de boom, omdat sapstromen geblokkeerd kunnen worden. Door periodieke boomveiligheidscontroles dienen
Afb. B2.13 Hit-me
Afb. B2.14 Parkeerplaats tussen twee (dunne) bomen
deze problemen geconstateerd te worden, waarna ze verholpen kunnen worden. Het toepassen van een boombeveiliging zorgt er voor dat een boom ‘normaal’ kan groeien. Het is geen toepassing dat ervoor zorgt dat een boom beter gaat groeien. Daarnaast is het niet reëel om alle bomen te beveiligen. Het gaat in deze met name om bomen op stadspleinen en bij parkeerstroken. Zie afbeelding B2.12 t/m B2.14. Boomspiegel De boomspiegel is, indien aanwezig, een interessante locatie rondom de boom. Eén van de functies van een boomspiegel voor een boom is dat er uitwisseling plaatsvindt van lucht en water, als is dit minimaal. De uitwisseling van water is in een hangwaterprofiel erg belangrijk, omdat een hangwaterprofiel afhankelijk is van het water van bovenaf.
In het stedelijk gebied is het gebruikelijk dat er ruimte wordt gemaakt voor een boomspiegel. De boomspiegel zelf kan op verschillende manieren worden ingericht. Er kan daarbij gekozen voor gras, echter zijn grassen concurrenten voor jonge bomen. Dit komt doordat grassen een bacteriedominant bodemleven hebben en bomen een schimmeldominant bodemleven. De boom haalt in symbiose met schimmels voedsel uit de bodem, wanneer er gras wordt toegepast dan is dit in minder mate mogelijk. Een andere mogelijkheid is het toepassen van een mulchlaag, schors-/houtsnippers of split. Echter betekent dit ook beperkingen in uitwisseling van lucht en vocht hoe minimaal dit ook is. Er kan ook gekozen worden voor het toepassen van een boomrooster. Er zijn verschillende typen boomroosters, waarbij het van belang is dat er (voldoende) openingen in het rooster zijn. Hierdoor kan er uitwisseling van lucht en water blijven plaatsvinden. Anno 2015 zijn er tal van mogelijkheden op gebied van boomroosters. Een ander aspect is de afstand van de stam tot aan de verharding. In het stedelijk gebied is de kans erg groot dat er verharding aanwezig is in de kwetsbare boomzone. Naarmate de hoeveelheid aan verharding groter wordt, des te meer beperkend dit is voor de boom. Het verhardingstype speelt daarin ook een rol (zie verharding). De grootte van de boomspiegel in combinatie met de invulling daarvan is bepalend in de mate waarop het een positieve, negatieve of neutrale invloed heeft op de boom. Wanneer de kwetsbare boomzone volledig bestaat uit een natuurlijke ondergrond, dan is de kans op beperking van de levensverwachting op de boom klein. Wanneer de boom slechts één meter rondom de stam beschikbaar heeft, dan zal dit de boom belemmeren in de groei en ontwikkeling. Een nader onderzoek zal moeten Bijlagen
Afb. B2.15 Te kleine boomspiegel
Afb. B2.16 Vrij ruime boomspiegel
Afb. B2.17 Cortenstale platen als boomspiegelbedekking
uitwijzen in welke mate de grootte van een boomspiegel bepalend is voor de groei en ontwikkeling van de boom. Daarbij is het ook interessant om te kijken in welke mate de verschillende boomspiegelbedekkingen daar invloed op hebben. Voor deze opdracht wordt uitgegaan dat de boomspiegel slecht is, als deze kleiner is dan één meter. Op het moment dat de boomspiegel tussen één en 2,5m is, dan is het voldoende. Vanaf 2,5 meter is het voldoende en vanaf vijf meter dan is de boomspiegel goed. Zie afbeelding B2.15 t/m B2.18.
Doorwortelbare ruimte Het is voor bomen belangrijk dat er voldoende ondergrondse ruimte is zodat de boomwortels zich in de grond kunnen vestigen. De ondergrondse ruimte wordt ‘doorwortelbare ruimte’ genoemd. Doorwortelbare ruimte is een aspect waarmee anno 2015 rekening mee wordt gehouden bij de aanplant van nieuwe bomen. Het CROW hanteert een tweetal vuistregels wanneer het aankomt op doorwortelbare ruimte, die in de praktijk goed bruikbaar zijn: • 1m³ per boom per jaar (een vuistregel op basis van de geplande levensverwachting); • 0,5 tot 1,25m³ doorwortelbare ruimte per m² kroonprojectie (een berekening op basis van de kroonomvang van het uiteindelijke streefbeeld.
“Het volume doorwortelbare ruimte moet voor de boom voldoende zijn om een wortelstelsel te ontwikkelen dat in verhouding staat tot het bovengrondse streefbeeld van de boom: hoe groter de boomkroon, hoe meer doorwortelbare ruimte nodig is.” Bron: CROW (2012) Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen. Dit betekent dat een boom van de 1e grootte meer ruimte vraagt dan een boom van de 3e grootte. Een boom is een levend organisme en is erg afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden. De benodigde doorwortelbare ruimte is daarom niet eenduidig. Daarnaast zijn deze vuistregels op zijn minst discutabel te noemen. Wanneer met deze vuistregels gewerkt zal worden en een boom heeft een beoogde levensverwachting van 100 jaar, dient er 100m³ doorwortelbare ruimte te zijn, wat onrealistische opgaven zijn in het stedelijk gebied. Wanneer er gerekend wordt per m² kroonprojectie `van een boom met een doorsnede van 15m is er een oppervlakte van 177m² nodig (πr² = π*7,5² = 177). Wordt de oppervlakte vermenigvuldigd met de minimale waarde van 0,5m³ per m² boomspiegel, dan is er (177 x 0,5) 88,5m³ ondergrondse ruimte nodig. Ook dit is erg groot voor een boom in stedelijk gebied. Bomen in een park hebben, over het algemeen, voldoende boven- en ondergronds ruimte. Bomen die in het straatbeeld staan hebben deze ruimte niet. Een mogelijk oplossing daarvoor is het toepassen van een ondergrondse groeiplaatsconstructie. Ondergrondse groeiplaatsconstructies worden nader beschreven bij
Afb. B2.18 Boomspiegel met epoxyhars
Afb. B2.19 Boom met te weinig doorwortelbare ruimte (Tilburg)
Afb. B2.20 Boom met voldoende doorwortelbare ruimte
de gelijknamige factor. Er kan per boom geschat worden hoeveel doorwortelbare ruimte de boom ter beschikking heeft (op basis van infrastructuur). Als bekend is hoeveel doorwortelbare ruimte de boom ongeveer heeft kan de vuistregel vanuit het CROW worden gehanteerd, waarna bepaald kan worden hoeveel jaren de boom nog mee zou kunnen. Duidelijk is dat bij ‘te weinig’ doorwortelbare ruimte de boomwortels zich niet goed kunnen verspreiden en zodoende zorgen voor een niet optimale groei. Echter dient er geconstateerd te worden dat er bomen binnen de gemeente Utrecht in verharding staan die ouder zijn dan 100 jaar, waarbij geen rekening is gehouden met de doorwortelbare ruimte in de tijd van aanplant. Deze bomen hebben het voordeel dat zij staan op een niet bewerkte ondergrond, waarbij het waterprofiel, bodemlagen e.d. onbeschadigd zijn. Bomen die in de 21e eeuw worden aangeplant komen in een veelal bewerkte situatie waarbij de ondergrond in sommige gevallen bestaat uit opgespoten zand met daarop een x-aantal m3 bomengrond/-zand. Bevestiging De vuistregel zoals gesteld door de CROW worden ook benoemd door: • Simons tuin en boomzorg 1m³ per verwacht levensjaar voor boom 1e grootte, minimaal 0,75m³ per m² kroonprojectie (www.simonstuinenboomzorg.nl) • Technisch Vademecum Bomen Het vereiste doorwortelbaar volume wordt meestal berekend op basis van de vochtvoorziening als beperkende factor: er is minimaal 0,75m³ grond nodig per m² kroonprojectie • Martijn van der Spoel (BSI-Bomenservice) 0,5-1m³ per beoogd levensjaar
“Een andere insteek is dat een boom met 25m² doorwortelbare ruimte, 25 jaar optimale groei zal kennen en vervolgens 25 jaar afnemende groei” (Gerrit-Jan van Prooijen, 2015). Dit zou betekenen dat in een dergelijke situatie de boom 50 jaar kan groeien en daarna zal gaan aftakelen. Door het aftakelen zal de boom vaker gecontroleerd moeten worden. Deze insteek is goed bruikbaar in de praktijk, aldus Joop Spijker, 2015.
Het is mogelijk om de doorwortelbare ruimte om meerdere manieren te beoordelen. Op basis van de verschillende gevonden methoden is er een verdeling gemaakt. Bij een doorwortelbare ruimte van <0,5m³ per levensjaar is het slecht. Bij een aantal tussen de 1 en 0,5m³ is het voldoende. Bij 1m³ of meer wordt deze factor als goed beoordeeld. Zie afbeelding B2.19 en B2.20.
Bijlagen
Groeiplaatsconstructies Bomen hebben zowel boven- als ondergronds voldoende ruimte nodig. In het stedelijk gebied wordt met name de ondergrondse ruimte beperkt door bebouwing en infrastructuur. Om ervoor te zorgen dat een boom voldoende ondergrondse groeiruimte heeft, kan er een groeiplaatsconstructie worden aangebracht. Dit is met name van toepassing wanneer bomen ‘in verharding’ staan. Groeiplaatsconstructies zijn dermate ontwikkeld dat zij veel gewicht op kunnen nemen, waardoor ze goed gebruikt kunnen worden in het stedelijk gebied. Groeiplaatsconstructies kunnen fungeren als alternatief voor een wegfundering, wanneer ruimte nodig is voor bijvoorbeeld een boom of wateropvang. Groeiplaatsconstructies worden toegepast om ervoor te zorgen dat een boom ondergronds voldoende ruimte heeft. Er zijn verschillende mogelijkheden met betrekking tot groeiplaatsconstructies: • Wortelscherm • Permavoidkratten • Infiltratiekratten • Silva cell • Watershells • Wortelbrug • Boombunker • Quadro-systeem Bron: Palmer, C & Slingerland, G (2012). De juiste boom in de geschikte groeiplaats. Repro Larenstein. Voor meer informatie over de betreffende constructies kan dit document worden geraadpleegd. Bij toepassing van een groeiplaatsconstructie dient er goed gekeken te worden naar het waterprofiel, welke leidend is voor de diepte die de constructie in de grond geplaatst kan worden. Daarnaast is het mogelijk om te kiezen voor een groeisubstraat, zie groeisubstraten. Een boom in een groeiplaatsconstructie staat in principe in
Afb. B2.21 Groeiplaatsconstructie
verharding, waarbij rekening is gehouden met goede groeiomstandigheden voor de boom (voedzame grond, voldoende ondergrondse ruimte e.d.).
Een groeiplaatsconstructie wordt toegepast om de standplaats van een boom te verbeteren. Dit kan zowel zijn voor een boom in beplanting als in gras, echter wordt het in vrijwel alle situaties toegepast bij bomen in verharding. Wanneer een boom in een groeiplaatsconstructie staat, dan heeft dit in principe al direct een positieve invloed. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat de boom voldoende doorwortelbare ruimte heeft. Een groeiplaatsconstructie heeft een positieve impact op de groei en ontwikkeling van de boom. Is er geen groeiplaatsconstructie, dan wil dit niet zeggen dat het slecht is. Zie afbeelding B2.21 en B2.22. Groeisubstraten Voordat de factor groeisubstraten wordt besproken, dient eerst bekend te zijn wat een groeisubstraat is:
Afb. B2.22 Silva cells
“Grond of een ander materiaal (bijvoorbeeld steenwol), waar planten in kunnen groeien.” (Bron: www.houtwal. be). Er zijn verschillende wijzen waarop groeisubstraat geïnterpreteerd kan worden. Als er wordt gekeken naar de toepassing met bomen, dan zijn er een drietal groeisubstraten te onderscheiden. Dit zijn bomenzand, bomengranulaat en boomgrond. Deze drie substraten zorgen ervoor dat de ondergrond voldoende draagkrachtig is en tegelijkertijd dat de boomwortels gewoon haar gang kunnen gaan. Groeisubstraten zijn er op gericht dat het een ‘perfecte’ bodem is voor de boom. Hierin dient rekening gehouden te worden met de korrelgrootte, humusgehalte en zuurgraad. Daarnaast is er het RAG-keurmerk voor groeisubstraten, die ervoor zorgt dat de kwaliteit van de groeisubstraten wordt behouden.
Afb. B2.23 Bomengrond
Groeisubstraten worden toegepast om een betere uitgangspositie te creëren voor de boom. Dit resulteert dat de boom zich beter kan ontwikkelen. Groeisubstraten zijn daarmee een positieve factor voor bomen. De toepassing van groeisubstraten kan zowel in een groeiplaatsconstructie (bomenzand, -grond) als fundering van een weg (bomengranulaat).
Wanneer er sprake is van een groeisubstraat dan heeft dit een positief effect op de groei en ontwikkeling van de betreffende boom. Dit komt door de samenstelling van het materiaal. Indien er geen groeisubstraat aanwezig is zal dat niet direct negatief zijn. Zie afbeelding B2.23 en B2.24.
Afb. B2.24 Bomengranulaat
Incidentele werkzaamheden Naast dat er binnen een gemeente sprake kan zijn van groot onderhoud (zie investeringsplanning), is de kans groot dat er op diverse plekken incidenteel werkzaamheden worden verricht. Dit kan komen doordat er plaatselijk schade is aan verharding of riolering. Hierdoor is, zeker bij graafwerkzaamheden binnen de kwetsbare boomzone, de kans groot dat er beschadigingen ontstaan aan het wortelgestel. Hierdoor wordt de boom aangetast bij de bron en zal deze moeten herstellen. Daarnaast zijn (snoei)wonden ook ingangen voor infecties, waardoor de conditie van de boom verminderd. Op het moment dat er geen werkzaamheden worden uitgevoerd dan is deze factor ‘goed’. Bij graafwerkzaamheden vanaf vijf meter vanuit de stam gekeken dan is het voldoende en binnen vijf meter is het slecht. Zie afbeelding B2.25.
Investeringsplanning In een gemeente is riolering aanwezig, die slechts een x-aantal jaar mee kan. Daarna is het materiaal veelal versleten en dient de riolering vervangen te worden. Dit is een zeer ingrijpend proces, waarbij veel gegraven zal worden. Dit groot onderhoud wordt middels een investeringsplanning vastgesteld. Binnen de gemeente Utrecht is het bomenbeleid leidend, waarin staat dat bomen binnen de gemeente Utrecht zo oud mogelijk moeten worden. Dit betekent dat de bomen bij dergelijke renovaties als riolering gehandhaafd moeten worden. Echter is het de vraag tot hoever de gemeente Utrecht daarin wil gaan. De invloed van deze factor om de levensverwachting van een boom wordt in het volgende voorbeelden verduidelijkt. Zie afbeelding B2.26 en B2.27. Voorbeeld 1 • De levensverwachting van de boom is 30 jaar; • Over 5 jaar is er sprake van groot onderhoud; • Bomen worden behouden, maar schade aan wortelstelsel is een feit, waardoor levensverwachting mogelijk met 10 jaar wordt verlaagd; • De levensverwachting voor deze boom in de gemeente Utrecht is nog 15 jaar (tijdens uitvoer); • Boom wordt behouden.
Voorbeeld 2 • De levensverwachting van de boom is 10 jaar; • Over 5 jaar is er sprake van groot onderhoud; • Conform het beleid, wordt de boom behouden. (Opmerking: financieel is het waarschijnlijk aantrekkelijker om de boom alsnog te verwijderen); • De levensverwachting voor deze boom in de gemeente Utrecht is nog 5 jaar; • Boom wordt behouden of verwijderd en (mogelijk) een nieuwe boom plaatsen.
Bijlagen
Afb. B2.25 Graafwerkzaamheden
Afb. B2.26 Herinrichting waarin weg lager is komen te liggen
Afb. B2.27 Rioleringswerkzaamheden
De investeringsplanning laat zien welke werkzaamheden er op de planning staan om te worden uitgevoerd. Op basis van de levensverwachting van de aanwezige bomen gecombineerd met de huidige leeftijd, kan een afweging gemaakt worden tussen het behouden of het verwijderen van de boom. Het behouden van bomen komt overeen met het beleid, waarna in deze factor wordt gekeken naar bomen die verwijderd worden. Het is niet mogelijk om deze factor te toetsen aan ‘alle bomen’, aangezien het gaat over vrij specifieke delen. Deze factor is dan ook verwaarloosbaar in het beoordelen per individuele boom. Om de afweging te maken wanneer een boom verwijderd moet worden, zou een afwegingstabel uitsluitsel kunnen bieden. Een mogelijk resultaat kan zijn: Groot onderhoud (over x-jaar)
Levensverwachting (jaar) 0-5 0-5
5-10
5-10
10-15
> 15 Wanneer moet een boom verwijderd worden: Rood; Wanneer veiligheid in geding komt, beslissing door boomveiligheidscontroleur Oranje: Tijdens het groot onderhoud Groen: Wanneer levensverwachting afloopt Klachten/meldingen De openbare ruimte wordt ingericht voor de bewoners van een stad of dorp. Bewoners hebben, binnen de gemeente Utrecht, een kleine invloed over de inrichting van de openbare ruimte. Via infoavonden kunnen bewoners hun mening laten horen over de plannen die er zijn. Naast dat bewoners inspraak hebben in plannen komt het vaak voor dat er klachten/meldingen zijn. Deze klachten/meldingen gaan bijvoorbeeld over achterstallig onderhoud, teveel bladval of een boom die op de vellijst staat die moet blijven.
zal worden. Er kan bijvoorbeeld één burger een klacht indienen over een bepaalde boom die teveel bladafval heeft en zodoende vind dat de boom weg moet, maar dat zal niet genoeg zijn om de boom te vellen. Stel er komen 100 klachten over een bepaalde boom binnen, dan is het verstandig om een ‘kijkje te gaan nemen’ bij de betreffende boom om daaruit vervolgens conclusies te trekken. De factor klachten/meldingen is lastig te beoordelen. Het gaat in eerste instantie over de staat van de boom, die beoordeeld wordt op basis van een boomveiligheidscontrole. Als de staat van de boom bekend is, dienen de klachten/meldingen afgewogen te worden tegen de staat van de boom. Dit is een politieke kwestie en zodoende dient dit per situatie bekeken te worden. Het is niet mogelijk om hier een waarde aan te geven. Een nader onderzoek op dit onderwerp zou kunnen leiden tot een beslis-/afwegingstabel. Zie afbeelding B2.28.
Strooizout In de wintermaanden wordt er, met name, op belangrijke wegen strooizout gestrooid om zo de verkeersdoorstroming te bevorderen. De kans is groot dat er ook strooizout in de kwetsbare boomzone terecht komt (spatzout). Het spatzout trekt de grond in en zal vervolgens onbewust worden opgenomen door de boom. Niet alle bomen kunnen spatzout goed verwerken en diverse bomen kunnen er zelfs slecht tegen. Hiermee moet rekening gehouden worden met het bepalen van de soortkeuze voor een weg of straat. Het strooien van zout tegen gladheid is niet van alle tijden. Dit betekent dat er langs vele belangrijke wegen variëteiten kunnen staan die spatzout slecht kunnen verwerken (bv. witte paardenkastanje, winterlinde c.v. en koningslinde). Er zijn naast spatzout meerdere
Een andere fenomeen is dat bewoners soms door de jaren heen een band hebben opgebouwd met een voor hun speciale boom. Dit kan komen door omstandigheden binnen de familie of kennissen waardoor een bepaalde boom veel waarde heeft gekregen. Hierdoor kunnen de emoties hoog oplopen wanneer de gemeente besluit de boom te verwijderen.
Klachten en meldingen kunnen zowel positief (boom heeft meerwaarde voor de buurt) als negatief (te veel overlast van boom) geladen zijn, echter zal het in de meeste gevallen gaan over een negatief aspect met betrekking tot een boom. Bij deze factor is het lastig om een grens te stellen wanneer een boom verwijderd
Afb. B2.28 Actie tegen kappen boom
bronnen die zout richting de boom kunnen brengen. Deze bronnen bestaan uit (zoute) wind, (zout) grondwater, (zout) oppervlaktewater, (zout) smeltwater en (zout) zand. Het zout dat in de bodem terecht komt en in aanraking komt met water, zal zicht opsplitsen in natrium- en chloride-ionen. De chloride-ionen zijn de schadelijke deeltjes. Wanneer bomen gedurende langere tijd in contact zijn met zout dan zal dit leiden tot schade. De symptomen waaraan dit herkent kan worden zijn: • Groeiafname • Bladverwelking • Bladverkleuring • Bladafsterving • Bladontwikkeling • Afsterven Dit zijn geen zout specifieke aantastingen.
Strooizout geeft geen directe schade aan de boom. Wanneer een boom een schadebeeld vertoont vergelijkbaar met die van een zoutschade dient er nader onderzoek gedaan te worden. Daaruit zal blijken of het daadwerkelijk gaat om zoutschade of niet. Vervolgens moet er gezocht worden naar een geschikte oplossing. De factor strooizout is een neutrale factor. Zie afbeelding B2.29.
Verharding Het is onnatuurlijk dat bomen in verharding staan of omringd zijn door verharding. Wanneer er verharding wordt toegepast wordt er afgeweken van de ‘normale’ groeiomstandigheden (boom in plantvak, berm of park). Bij het toepassen van verharding bij een boom moet er rekening mee gehouden worden dat dit invloed heeft op: • Infiltratie van vocht en uitwisseling van lucht; • Draagkracht van de ondergrond; • Doorwortelbare ruimte.
Infiltratie van vocht en uitwisseling van lucht Het type verharding dat wordt toegepast bij een boom heeft een sterke invloed op de infiltratie van vocht en uitwisseling van lucht. Bij gesloten verharding (bv. asfalt) is geen infiltratie en uitwisseling mogelijk. Bij een (half)open verharding zijn deze mogelijkheden er wel, echter de mate van infiltratie en uitwisseling wordt sterk bepaald door de grootte van de voegen. Naast gesloten en (half) open verharding is er ook halfverharding. Er zijn verschillende mogelijkheden met betrekking tot halfverharding (schelpen, grind e.d.), maar deze zijn niet allemaal even geschikt. Sommige typen slaan naar verloop van tijd ‘dicht’ en het is ook mogelijk dat bij sommige typen uitspoeling van stoffen (bv. zout uit kleischelpen) plaatsvindt die in de bodem terechtkomen en nadelig zijn voor de groei van Bijlagen
Afb. B2.29 Strooizout
Afb. B2.30 Tegelverharding rondom boom
Afb. B2.31 Asfaltverharding
de boom.
Het is echter de vraag hoe groot de afstand is van de stam tot begin verharding. Bomen in verharding staan in bijna alle gevallen in een boomspiegel, waardoor er uitwisseling van vocht en lucht plaats kan vinden. Echter is deze uitwisseling minimaal, zie factor boomspiegel. Draagkracht van de grond Het is gebruikelijk om onder verharding een fundering aan te brengen, om zo de stabiliteit van de verharding te garanderen. Deze fundering wordt bepaald op basis van de ondergrond en de verwachtte verkeersbelasting. Door het aanbrengen van een fundering wordt er een bepaalde druk uitgeoefend op de (onder)grond. Voor een goede doorwortelbare ruimte zal de indringingsweerstand 1,5 tot maximaal 2,5 MPa (Mega Pascal) moeten zijn. De fundering van wegen met een hoge verkeersintensiteit kennen een indringingsweerstand van 5,0 a 6,0 MPa. Dit betekent dat het geen doorwortelbare ruimte is. In de afgelopen decennia zijn er producten ontwikkeld om de druk te verlagen, zie bomen groeisubstraten en ondergrondse groeiplaatsconstructies. Afhankelijk van het verhardingstype en de daarbij horende verkeersdruk dient er gekeken te worden in welke mate de verharding beperkend is. Hoewel een open verharding lucht en water doorlaat, zorgt een verharding voor beperkingen, afhankelijk van de grootte van de boomspiegel. Het verhardingstype hangt sterk samen met de â&#x20AC;&#x2DC;afstand tot verhardingâ&#x20AC;&#x2122;. In deze factor worden meerdere verhardingstypen beschreven, waarin deze verschillen en overeenkomsten hebben op het gebied van eigenschappen. Het is hierdoor niet mogelijk om een eenduidig beoordeling op te stellen. Zie afbeelding B2.30 t/m B2.32.
Afb. B2.32 Halfverharding
Bijlagen
Bijlage 3: Aantastingen Om een boom te vellen is een goede reden nodig. Het kan voorkomen dat een boom simpelweg ‘op’ is, maar vaak is er sprake van een aantasting. Aantasting is een verzamelnaam voor verschillende vormen van gebreken aan een boom. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen ziekten, plagen, schimmels en (mechanische) beschadigingen. Binnen de gemeente Utrecht zijn er meerdere aantastingen aanwezig. De ene is frequenter dan de andere, waarbij ze ook niet allemaal even schadelijk zijn. Om een beeld te krijgen welke aantastingen er binnen de gemeente Utrecht spelen, is er gekeken naar de vellijsten en noodkapverordeningen, daarnaast is de website geraadpleegd. Zowel op de vellijsten als op de noodkapverordeningen staat vermeld om welke reden de boom is verwijderd. Op de website staan de meest voorkomende ziektes en plagen benoemd. Wanneer de aantastingen worden verdeeld tussen ziekten, plagen, schimmels en (mechanische) beschadigingen., ontstaat het volgende overzicht: Ziekten Bacterievuur Bladvlekkenziekte Essentaksterfte Iepziekte Kastanjebloedingsziekte Massaria Watermerkziekte
Plagen Aziatische en Oost-Aziatische boktor Bladluis Eikenprocessierups Kastanjemineermot Kleine berkenwants Spinselmot Wilgenhoutrups Schimmels Echte honingzwam Fluweelpootje Gewone oesterzwam Gewoon elfenbankje Goudvliesbundelzwam Harslakzwam Jadasoor Korsthoutskoolzwam Paarse korstzwam Reuzenzwam Tonderzwam Zwavelzwam
Beschadigingen Natuurlijke beschadigingen Menselijke beschadigingen
Vaak is één aantasting niet genoeg voor het vellen van de boom, met uitzondering van bijvoorbeeld de iepziekte. Een combinatie van verschillende aantastingen is vaker de reden voor het vellen/ rooien van bomen. Hierna wordt iedere aantasting individueel behandeld.
Ziekten Bacterievuur (Erwinia amylovora) Gevoelige variëteiten: Crataegus, Malus domestica en pumila, Pyrus en Sorbus (Rosacaea-familie)
Effect Verdroogde bladeren in kroon, Mogelijk zwarte smetplekken en bij zware aantasting afsterven van de boom. Herkenning Bladeren verkleuren van bruin naar zwart.
Beheer Wegsnoeien van aangetaste delen (ruim wegnemen) Hierbij is risico op overbrengen van bacterie op overige gezonde delen aanwezig. Ter plekke verbranden van het vrijgekomen materiaal is de veiligste verwerking. In de winterperiode kan zonder problemen het materiaal versnippert en ter plekke verwerkt worden. In de zomerperiode bij voorkeur hout na afzagen enkele dagen laten drogen en dan versnipperen. Snippers bij voorkeur afvoeren en composteren of verbranden (biomassa installatie). Gebruik zaag die in aangetast materiaal is gebruikt niet om gezonde bomen te snoeien maar gebruik hier een andere schone zaag voor. Ontsmetten van gereedschap is veelal praktisch ondoenlijk en onvoldoende effectief.
Afb. B3.1 Verdroogde bladeren door bacterievuur
Te verwarren met: Tak- en bloesemsterfte
De gevolgen van bacterievuur verschillen per waardplant. De ene boom is gevoeliger voor de gevolgen dan de andere boom. Zo zal een peer geheel afsterven, omdat deze zeerevoelig is voor de ziekte en bij een meidoorn kunnen ‘slechts’ de takken en twijgen afsterven. Voor deze ziekte geldt: ‘Eenmaal besmet, altijd besmet’. Zie afbeelding B3.1. Bladvlekkenziekte paardenkastanje (Phyllosticta sphaeropsoidea) Gevoelige variëteiten Aesculus hippocastanum en Aesculus pavia Effect Bladeren vallen vroegtijdig af, zie afbeelding B3.2. Herkenning Vanaf juli een gele rand op de bladeren Beheer Gevallen blad opruimen
Te verwarren met Paardenkastanjemineermot en zoutschade Bijlagen
Afb. B3.2 Besmette paardenkastanje
Bladvlekkenziekte plataan (Discula nervisequa) Gevoelige variëteiten Platanus x hispanica
Effect Kan bij herhaalde aantasting in conditie verminderen. Soms lopen jonge twijgen niet meer uit. Vooral op sterk gesnoeide vormbomen. Herkenning Er ontstaan bruine vlekken langs nerven en bladstelen. Bladeren verwelken Beheer Gevallen blad opruimen in het voorjaar
Te verwarren met Vorstschade, maar hiervan kleuren de bladeren zwart. Strooizoutschade, maar dit uit zich meer aan de randen van de bladeren. Zie afbeelding B3.3.
Afb. B3.3 Besmette plataan
Essentaksterfte (Chalara fraxinea (anamorf) of Hymenoscyphus pseudoalbidus(teleomorf)) Gevoelige variëteiten Fraxinus excelsior (cultivar), Fraxinus angustifolia (cultivar), Fraxinus nigra (cultivar). Voornamelijk de Fraxinus excelsior ‘Jaspidea’ en ‘Eureka’. In mindere mate F. pennysylvatica, F. americana, F.mandschurica en F. ornus
Effect Twijgen sterven af, waarna ook de dikkere takdelen afsterven. Bladeren verkleuren geel/bruin en de kronen vertonen vroegtijdige herfstverkleuring.
Herkenning Vanaf zomer verwelkte bruine balderen en afgestorven takken aan buitenzijde kroon. Vroegtijdige herfstverkleuring, elipsvormige bastnecrose rondom afgestorven takken. Zie afbeelding B3.4.
Beheer Bij risico voor omgeving takken dikker dan 3 centimeter verwijderen. Bij constatering verhoogde zorgplicht instellen. Terughoudend in aanplant monoculturen van essen. Te verwarren met Bastwoekerziekte es
De infectie vindt hoofdzakelijk plaats in het groeiseizoen via de bladeren. Bladverkleuring ontstaat doordat sporen van de schimmel Chalara fraxinea op het contactvlak de, voor de boom, giftige stof Viridiol afgeven. Deze gifstof veroorzaakt sterfte van bladweefsel. Daarbij zijn zowel oude als jonge essen vatbaar voor de infectie.
Afb. B3.4 Besmette es
Iepziekte (Ophiostoma ulmi) Binnen de gemeente Utrecht is er voor het vellen van een boom die besmet is met de iepziekte geen kapvergunning nodig. De gemeente Utrecht stelt namelijk op haar eigen website: ‘Indien iepziekte wordt geconstateerd, verwijderd de gemeente de besmette bomen zo snel mogelijk om verdere verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Voor het kappen van zieke iepen is dan ook geen vergunning nodig. Als het om beeldbepalende iepen gaat, worden omwonenden vooraf geïnformeerd via een wijkbericht.’(Bron: www.utrecht.nl) Gevoelige variëteiten Ulmus (vooral hollandica en minor) en Zelkova
Effect De bladeren van een of enkele takken worden geel, daarna bruin en vallen vervolgens af. Aan het einde van de aangetaste takken blijven verdorde blaadjes hangen, de zogenoemde ‘vaantjes’. Zie afbeelding B3.5 en B3.6.
Afb. B3.5 Effect van iepziekte op de bladeren
Beheer Jaarlijks injecteren van besmette bomen. Bestrijden van iepenspintkever.
Te verwarren met Verticillium-verwelkingsziekte en droogte en zuurstofgebrek. Minder gevoelige variëteiten zijn ‘Clusius’, ‘Dodoens’, ‘Groeneveld’, ‘Lobel’, ‘Plantijn, ‘New Horizon’ en daarbij kan de ‘Columella’ als resistent worden beschouwd.
Bij het herstellen van beeldbepalende lijnen van iepen worden resistente cultivars van de iep gebruikt. Echter is het zo dat iepenrassen die voorheen ‘resistent’ waren, alsnog ziek kunnen worden, omdat er ook een agressieve vorm van de iepziekte bestaat, namelijk de Ophiostoma novo-ulmi Hierdoor worden er steeds minder iepen aangeplant terwijl de iep eigenlijk een zeer bruikbare stadsboom is. Besmette bomen kunnen de ziekte aan gezonde iepen doorgeven via het wortelgestel. Een voorbeeld van de preventie van overdracht door het wortelgestel is te zien bij de monumentale “As van Berlage” (gelegen tussen de prins bernhardlaan en de burgemeester van tuyllkade), hier zijn in de periode 2012-2014 ondergrondse wortelschermen geplaatst rond een aantal bomen om verdere besmetting via wortelcontact te voorkomen. Er zijn meerdere mogelijkheden om de ziekte te bestrijden. Één hiervan is het jaarlijks injecteren van besmette bomen. Daarnaast kan ook de iepenspintkever worden bestreden.De larven van de grote en kleine iepenspintkever graven gangen tussen het hout en de bast. De grote en de kleine iepenspintkever brengen de beruchte schimmelziekte over, die de dodelijke iepziekte veroorzaakt. Bijlagen
Afb. B3.6 Iepenspintkever
Kastanjebloedingsziekte (Pseudomonas syringae) De kastanjebloedingsziekte wordt veroorzaakt door een bacterie die behoort tot de Pseudomonas syringae-groep. De ziekte heeft zich sinds 2002 snel uitgebreid en kan zowel oude als jonge bomen beïnvloeden. ‘Zolang er nog geen remedie is gevonden tegen de ziekte voert de gemeente Utrecht een terughoudend beleid rond de aanplant van nieuwe witte- en rode paardenkastanjes. Dit betekent dat alleen op bijzondere plekken de aangetaste kastanjebomen worden vervangen door nieuwe kastanjes. Het gaat dan om beschermde en beeldbepalende plekken als bijvoorbeeld de groene rijksmonumenten (o.a. Zocherpark, begraafplaats Soestbergen) en markante kastanjelanen als de Burgemeester Verderlaan.’ (Bron: www.utrecht.nl) Gevoelige variëteiten Aesculus hippocastanum, Aesculus x carnea, Aesculus pavia en Aesculus flava
Effect De reactie van de boom is wisselend. Er zijn grote volwassen bomen bekend waarop de ziekte al jaren sluimerend aanwezig is zonder verdere gevolgen. Doorgaans zijn in eerste instantie kleine bloedingsplekken op de stam zichtbaar. In de zomerperiode ontwikkelen deze zich op de stam en naar boven in de kroon. Naar verloop van tijd sterft de bast in banen af en vallen afgestoten schorsplaten van de stam en uit de kroon. In de herfstperiode zijn vaak vruchtlichamen van zwammen op het kale hout zichtbaar. Spontane takbreuk van grote horizontale gesteltakken kan snel ontstaan en is een reëel risico. Bij zware aantasting sterven bomen compleet af. Zie afbeelding B3.7. Herkenning Aantasting op de stam waar oranje, bruine broedingsplekken zijn te zien. Bastafsterving met bastworp. Transparante kronen. Afstervende boom. Beheer Beperk snoeimaatregelen en voorkom verspreiding met gereedschap door met aparte materialen te werken voor gezonde en ziekte bomen. Verhoogde inspectiefrequentie bij waargenomen aantasting noodzakelijk. Bij bastworp verhoogd risico op tak- en stambreuk, maatregelen noodzakelijk.
Te verwarren met Phytophthora ramorum, maar hier baststerfte vooral ondergrond Slijmvloed, maar hier is meestal geen baststerfte te zien
Afb. B3.7 Kastanjebloedingsziekte
Massaria (Splanchnonema platni) Gevoelige variëteiten Platanus x hispanica, Platanus occidentalis en Platanus orientalis
Effect Vroegtijdige afsterving van takken welke kunnen uitbreken. Aangetaste bomen krijgen een hogere kroon waarbij onderste takken afsterven. Over het algemeen takken dunner dan 4 centimeter.
Herkenning Vroegtijdige herfstverkleuring en bladval in zomerperiode. Bastverkleuring en zwarte sporenvorming op aangetaste takken. Bij voorkeur van juni tot september inspecteren. Zie afbeelding B3.8. Beheer Verhoogde inspectiefrequentie op locaties waar aantasting is waargenomen
Afb. B3.8 Massaria
Te verwarren met Afgestorven takken door lichtgebrek.
Watermerkziekte (Brenneria salicis) Gevoelige variëteiten Salix alba (cultivars), Salix alba ‘Lievelde’, Salix caprea, Salix x sepucralis ‘Chrysocoma’
Effect Bladeren verkleuren bruin in zomerperiode (vanaf mei) en takken sterven van buiten naar binnen af. Als reactie produceren de bomen waterloten. De ziekte kan jaren in de boom aanwezig zijn voordat deze zichtbaar wordt. Herkenning Afsterven van kroon van buiten naar binnen. Witte afgestorven takken in top. Bladverkleuring. Zie afbeelding B3.9 en B3.10.
Afb. B3.9 Effect watermerkziekte op kroon
Beheer Afgestorven takken verwijderen. Aantasting betreft meer dan 15% van de kroon, dan verhoogde inspectiefrequentie. Mogelijk knotten, alleen bij buitenstedelijke bomen. De ziekte is hiermee niet bestreden, deze zit nog steeds in de boom, maar de jonge takken laten pas na enkele jaren symptomen van de ziekte zien. Te verwarren met Conditievermindering van een wilg, maar dit gaat gepaard met kroezelige twijgvorming
Vaak wordt er ook gekozen om de Salix alba, of een cultivar hiervan, niet in besmette gebieden te planten. Daarnaast is het belangrijk om te weten dat stekmateriaal van 1 tot 2 jaar oud vrijwel altijd ziektevrij is. Bijlagen
Afb. B3.10 Effect watermerkziekte intern
Plagen Aziatische en Oost-Aziatische boktor Aziatische boktor (Anoplophora glabripennis) Gevoelige variëteiten Met name Acer
Effect De larve tast de structuur van de boom aan door diepe gangen tot aan het kernhout te vreten. Door deze gangen is er kans op tak- of stambreuk.
Herkenning Er is boormeel aan de stamvoet, sapstromen op de bast en bastvraat aan de stamvoet te vinden bij aantasting van de Aziatische boktor. Er zijn op minimaal 2 meter hoogte ovale uitvlieggaten van 1.5 centimeter in de bast te vinden. Het volwassen exemplaar is zwart met witte stippen en zwart-wit gestreepte voelsprieten. Zie afbeelding B3.11.
De Oost-Aziatische en Aziatische boktor zijn te onderscheiden door te kijken naar het uiterlijk, maar qua aantasting laten ze hetzelfde beeld zien. Aantasting van de (Oost-) Aziatische boktor is te herkennen aan boormeel aan de stamvoet, sapstromen op de bast en bastvraat aan de stamvoet. Het enige verschil in aantasting is de vorm en locatie van de uitvlieggaten. De Oost-Aziatische boktor laat ronde uitvlieggaten achter onder in de stam of zelfs in de wortels. Waar de Aziatische boktor ovale uitvlieggaten achter laat hoger op de stam of in de takken.
Beheer ‘De bestrijding is ingrijpend en vindt plaats onder regie van de Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Zo zal de NVWA direct rond een aantasting alle gemeentelijke en particuliere bomen verwijderen. Daarna zal de omgeving regelmatig geïnspecteerd worden om er zeker van te zijn dat er niet meer besmettingen zijn geweest.’ (Bron NVWA)
Te verwarren met Oost-Aziatische boktor, Wilgenhoutrups en Grote populierenboktor Oost-Aziatische boktor (Anoplophora chinensis) Gevoelige variëteiten Alle loofbomen en dennen
Effect De larve tast de structuur van de boom aan door diepe gangen tot aan het kernhout te vreten. Door deze gangen is er kans op tak- of stambreuk.
Afb. B3.11 Aziatische boktor
Herkenning Er is boormeel aan de stamvoet, sapstromen op de bast en bastvraat aan de stamvoet te vinden bij aantasting van de Oost-Aziatische boktor. Er zijn in de stam ronde uitvlieggaten tot 3 centimeter in de bast te vinden. Het volwassen exemplaar is zwart met witte vlekken en zwart-blauw gestreepte voelsprieten. Zie afbeelding B3.12. Beheer Zie Aziatische boktor
Te verwarren met Aziatische boktor en horzelvlinder
Afb. B3.12 Oost-Aziatische boktor
Bladluis (Aphis-soorten) De bladluis kan op alle loof- en naaldbomen voorkomen. De meeste soorten komen op één soort plant voor en worden daar dan ook naar vernoemd, bijvoorbeeld de appelbladluis, hulstbladluis, etc. Echter is op te merken dat vooral lindes en esdoorns hebben veel last van bladluizen. Gevoelige variëteiten Vooral Acer en Ulmus
Effect De luizen scheiden een zoete, plakkende stof af die hinderlijk kan zijn voor autobezitters en omwonenden. Verder zorgen de bladluizen voor aantasting aan de scheuten en het vroegtijdig afsterven van bladeren. Uiteindelijk wordt de groei en sierwaarde verminderd. Een bijkomend nadeel is dat honingdauw en roestdauw kan ontstaan.
Afb. B3.13 Bladluis
Herkenning Groen tot bruin gekleurde insecten van 1-3 millimeter groot en kan gevleugeld of ongevleugeld zijn. Zie afbeelding B3.13. Beheer Bij aanplant rekening houden met niet-bladluisgevoelige boomvariëteiten. Bij lindes wordt er gekozen voor Tilia tomentosa, die minder druipgevoelig is. Te verwarren met Andere bladluizen
Luizen worden niet preventief of actief bestreden door de gemeente. Er is in de gemeente Utrecht met verschillende bestrijdingstechnieken geëxperimenteerd, zoals het spuiten van een knoflook-oplossing rond de stamvoet of het bestrijden met natuurlijke vijanden zoals lieveheersbeestjes. Beide bestrijdingstechnieken zijn zeer arbeidsintensief en bleken niet het gewenste resultaat te behalen. Bij de lieveheersbeestjes werd zelfs een nieuwe ergernis opgeroepen in de vorm van de larve van de lieveheersbeestjes. Nu zaten er in plaats van bladluizen, larve in het huis van de bewoners. Eikenprocessierups (Thaumetopoea processionea) Gevoelige variëteiten Quercus robur, Quercus petraea, Quercus frainetto, Quercus cerris. Bij grootte plaagdruk ook op andere variëteiten van Quercus.
Effect Effecten op de conditie van de boom beperkt, alleen kaalvraat. Grootste probleem is jeuk of astmatische klachten door de brandharen. De rupsen skeletteren de bladeren. Zie afbeelding B3.14. Bijlagen
Afb. B3.14 Eikenprocessierupsen
Herkenning Grijze rups met zwarte streep op de rug. Nesten tegen stam of net onder takaanzet. Beheer Verwijderen van de (nesten van de) rupsen
Te verwarren met bastaardsatijnvlinder, maar deze rups heeft oranje wratten op het achterlijf
De rups is berucht doordat de brandharen die ze bij het vervellen verliezen, kunnen leidden tot gezondheidsklachten, waardoor de gemeente Utrecht de rupsennesten wegzuigt. Nadeel van het wegzuigen van nesten is dat het zeer tijdrovend is en dat er al brandharen van de nesten hebben kunnen loskomen. In de periode 2012 - 2014 hebben proeven plaatsgevonden met een preventieve bestrijding. Hierbij worden bomen, kort nadat de rupsen uit het ei gekomen zijn, bespoten met een natuurlijk bestrijdingsmiddel. In het bosgedeelte van de landgoederen wordt de eikenprocessierups niet bestreden, omdat er schade aan het bos zou optreden. Hier worden de bezoekers door middel van borden gewaarschuwd. Kastanjemineermot (Cameraria ohridella) Gevoelige variëteiten Aesculus hippocastanum (cultivars), Aesculus x carnea, Aesculus indica, Bij zware aantasting ook Acer pseudoplatnus
Effect Vooral de esthetische waarde wordt beschadigd, in de vorm van vroegtijdige bladval. Bij langdurige aantasting kan het een groeivertraging veroorzaken. Herkenning Geel/bruine verkleuring door mineergangen in het blad. Zie afbeelding B3.15. Beheer Aangetaste delen snoeien. Minder gevoelige variëteiten aanplanten. Op plekken waar veel kastanjes staan blad incidenteel opgeruimen tegen verdere verspreiding. Te verwarren met Bladvlekkenziekte
Kleine berkenwants (Kleidocerys resedae) Gevoelige variëteiten Betula pendula en Betula pendula ‘Tritis’
Effect Overlast voor de mens doordat de wantsen overal op en in kruipen. De wantsen kunnen steken op de blote huid, mogelijke ontwikkeling van huidreactie.
Afb. B3.15 Kastanjemineermot
Herkenning Rood-lichtbruin met ovale vorm, max. 5 millimeter groot. Voornamelijk in en rond katjes. Zowel de volwassen individuen als de larven zuigen sappen uit de vruchten met hun zuigsnuit. Zie afbeelding B3.16. Beheer Niet mogelijk of niet rendabel
Te verwarren met Berkenwants en berkenschildwants, maar deze zijn beide groter en veroorzaken minder overlast.
Spinselmot (Yponomeuta-soorten) Spinselmotten bestaan uit een aantal sterk op elkaar lijkende soorten, die ieder hun eigen waardplant hebben. Gevoelige variĂŤteiten Crataegus, Euonymus, Prunus, Salix, Sorbus
Afb. B3.16 Kleine berkenwants
Effect Rupsen kunnen in huizen komen of autoâ&#x20AC;&#x2122;s inpakken met spinsel.
Herkenning Viltig witte vlinder met zwarte puntjes, tot 1 centimeter lang. De rups is 15 millimeter lang en afhankelijk van de waardplant donkergroen/geelgroen met een zwarte kop. Zie afbeelding B3.17 en B3.18.
Beheer Niet schadelijk voor de boom of mens, dus geen ingreep. Bij uitzonderlijke overlast worden de spinselmotten weggezogen, bv. extreem grote aantallen. Te verwarren met Eikenprocessierups, maar deze pakt nooit de gehele boom in.
Afb. B3.17 Spinselmot
Afb. B3.18 Ingepakte boom door de spinselmot
Bijlagen
Wilgenhoutrups (Cossus cossus) De wilgenhoutrups zorgt voor een instabiele boom. De wilgenhoutrups vreet uitgebreide gangen in het hout van de stam. De uitgeholde stam zou kunnen breken door een sterke wind. Daarnaast is er het risico op een secundaire infectie door houtparisitaire schimmels die de boom verder aantasten. Gevoelige variĂŤteiten Alle loofbomen behalve Fagus
Effect Stabiliteit neemt af en verhoging van het breukrisico
Herkenning Zwarte kop en rode rug. Ovale vraatgangen tot 2 centimeter in diameter. Azijnzure lucht in vraatgangen. Boormeel aan de stamvoet. Zie afbeelding B3.19 en B3.20.
Afb. B3.19 Wilgenhoutrups
Beheer Regelmatige controle. Ernst van aantasting door trekproef in beeld brengen. Te verwarren met Vraatgangen van horzelvlinder en grote populierenboktor. Deze zijn kleiner in diameter en komen incidenteel voor op de stam.
Om de wilgenhoutrups te bestrijden moet worden gezorgd dat er geen schade ontstaat aan de boom. Wanneer er schade is aan de boom, kan de rups zich gemakkelijk nestelen in de boom. Schade, bijvoorbeeld maaischade, kan worden voorkomen door het plaatsen van maaipalen rondom de boom.Er is ook een experimentele behandelmethode, namelijk het spuiten van heet water door de boorgangen. Deze methode lijkt succesvol, maar wordt nog niet op grote schaal gebruikt. De gemeente Utrecht maakt geen gebruik van deze bestrijdingsmethode. In het (recente) verleden heeft de gemeente Utrecht de wilgenhoutrups bestreden door de rupsen met een haakje uit de boom te trekken. Dit werk is te arbeidsintensief en wordt niet meer gedaan.
Afb. B3.20 Vlinder van de wilgenhoutrups
Schimmels Schimmels veroorzaken rot in de boom. Schimmels die van hout leven kunnen stabiliteitsproblemen opleveren en zorgen dat de houtstructuur verloren gaat. De structuur van het hout is opgebouwd door drie bestanddelen, namelijk cellulose, hemicellulose en lignine. Deze bestanddelen zijn niet allemaal in dezelfde hoeveelheid aanwezig. Schimmels kunnen op drie manieren met de boom omgaan. Als eerst zijn er schimmels die in symbiose leven met de boom, dat wil zeggen in nauwe samenwerking met de boom. De boom heeft geen last van de schimmel en heeft er vaak zelfs veel baat bij dat de schimmel aanwezig is. Als tweede de schimmels die saprofyt leven. Deze schimmels leven van afgestorven materialen. “In de koolstof- en nutriëntenkringloop zijn zij als een van de weinige organismen in staat om met behulp van enzymen, lignine(houtstof) en (hemi)cellulose(celstof) af te breken en om te zetten in voor zichzelf en andere levensvormen bruikbare stoffen.” (www.soortenbank.nl) Als laatst zijn er de schimmels die parasitair leven, dit betekent dat de schimmel leeft ten kosten van de gastheer, waardoor de boom een kleine kans heeft om te overleven. Dit zijn de schimmels die problemen opleveren, die weer op zijn te delen in 3 soorten: Witrotters, Bruinrotters en Zachtrotters Witrotters: Over het algemeen kan gezegd worden dat witrot zorgt dat alleen de cellulose in de boom overblijft. Deze vezels zijn te vergelijken met de bewapening van gewapend beton. ‘Het resultaat is dat er een zachte, vezelige houtstructuur overblijft. De boom merkt dat er stevigheid verdwijnt en zal hierop reactiehout maken. Pas als de hoeveelheid reactiehout niet meer voldoende is voor de stevigheid (oftewel: de schimmel eet de boom sneller op dan de boom nieuw hout kan maken) kan de boom gevaren gaan opleveren. Een breukvlak van deze structuur is vezelig en waak wittig uitgeslagen.’ (www.simons-
tuinenboomzorg.nl)
Witrot komt relatief veel voor in loofbomen, omdat de lignine in loofhout gemakkelijker afbreekbaar is dan de lignine in naaldhout.’ (Stadbomen vademecum 3c, (2007))
Schimmels die witrot veroorzaken tasten de boom op een tweetal manieren aan, namelijk door lignine-afbraak en simultane houtafbraak (simultaanrot). ‘Bij selectieve lignine afbraak wordt de lignine in een deel van de celwand afgebroken, waardoor de cellen los komen te staan. Het hout verliest zijn stijfheid en daarmee het vermogen om drukkrachten op te vangen. Het hout wordt week en sponsachtig. Bij simultaanrot worden lignine, cellulose en hemicellulose tot ongeveer gelijke delen afgebroken.
Bijlagen
De celwand in de directe omgeving van de hyfen wordt bij simultaanrot doorboord. Bij beginnende simultane houtafbraak behoudt het hout zijn stevigheid en is nog drukvast.’ (Stadbomen vademecum 3c, (2007))
Daarbij krijgt het hout een brosse structuur. Bekende voorbeelden van witrotters zijn het gewone elfenbankje, platte tonderzwam, dikrandtonderzwam en reuzenzwam. Zie afbeelding B3.21.
Afb. B3.21 Witrot
Bruinrotters: Bruinrot zorgt uitsluitend, danwel hoofdzakelijk, voor de afbraak van (hemi)cellulose. Door het verdwijnen van de (hemi)cellulose verliest de boom zijn vermogen om trekkrachten op te vangen. Het hout wordt bros, maar behoudt wel enige starheid. De boom heeft daardoor niet in de gaten dat zijn stevigheid verloren gaat en reageert niet op de aantasting. De boom verliest daarnaast zeer snel zijn buigsterkte. Ook kenmerkt bruinrot zich door, wanneer een tak of stam afbreekt, geblokt af te breken, ook wel kubiekrot genoemd. Daarnaast kan bruinrot niet herkent worden bij een BVC, buiten de zichtbare vruchtlichamen van bekende bruinrotters. Wanneer men met een houten hamer op een boom klopt met bruinrot klinkt deze gezond. Daarom is deze vorm van rot gevaarlijker dat witrot, omdat bruinrot onvoorspelbaar is. Bekende voorbeelden van bruinrotters zijn de zwavelzwam, berkenzwam en de dennenvoetzwam. Zie afbeelding B3.22
Afb. B3.22 Bruinrot
Zachtrotters: Zachtrotters zijn schimmels die via de verhouten secundaire celwand groeien en daar holtes in het hout vreten. In tegenstelling tot bruinrot, maar in overeenstemming met simultaanrot wordt het hout in de directe omgeving van de hyfen afgebroken. Over het algemeen kan gesteld worden dat de zachtrotters eerst de cellulose afbreken en daarna de lignine binnen de boom. Het aangetaste hout is hard, maar zeer bros. Een bekend voorbeeld van een zachtrotter is de korsthoutkoolzwam. Overigens zijn de namen witrot en bruinrot misleidend. De kleur van het aangetaste hout ligt niet alleen aan de soort rot, maar ook aan de kleur van het oorspronkelijke hout. Het verschil is te zien in de structuur van het aangetaste hout. Witrot maakt het hout week. Bruinrot maakt het hout bros. Zie afbeelding B3.23.
Afb. B3.23 Zachtrot
Honingzwam (Armillaria) In de literatuur worden er een drietal honingzwammen onderscheiden, namelijk de Sombere honingzwam (Armillaria ostoyae), Knolhoningzwam (Armillaria lutea) en Echte honingzwam (Armillaria mellea). Buiten de uiterlijke verschillen zijn er vrijwel geen verschillen te benoemen op de manier waarop zij een boom aantasten. In dit geval wordt de echte honingzwam besproken, omdat deze in de literatuur het meest wordt beschreven.
boom terug geplaatst. Doordat de honingzwam alle bomen kan aantasten heeft de soortkeuze geen invloed op de werkzaamheden.
Echte honingzwam (Armillaria mellea) Gevoelige variëteiten: Alle boomvariëteiten zowel loof- als naaldbomen
Effect ‘De schimmel tast het cambium van de wortels en de stamvoet aan, dat afsterft. Daarna veroorzaakt de schimmel witrot in een dunne laag van het onderliggende hout. In een beginstadium van aantasting is onder de bast een witviltige mat met fluoriserende myceliumdraden aanwezig. Na enige tijd laat de afgestorven bast los, waarna zwarte myceliumstrengen (rhizomorfen) of zwarte plakken (melanie plaques) onder de bast zichtbaar zijn.’ (H. Kroon, G. Prooijen van (2014). Stadsbomen vademecum 3C. Druk Thieme MediaCenter. P.259) Verspreiding van de schimmel gebeurt door sporen of rhizomorfen. Herkenning Het vruchtlichaam kenmerkt zich door grote, dichte bundels. Waarbij de hoed jong gewelfd of halfbolvormig en 3-15 centimeter lang is. De steel is slank, 6-15 centimeter breed en tot 2 centimeter dik. Ook heeft het vruchtlichaam gele schubjes aan onderzijde en witte sporen. Het vruchtlichaam is van de late zomer tot eerste vorst aanwezig. Zie afbeelding B3.24. Beheer De schimmel zit overal in de bodem dus is moeilijk te bestrijden. Te verwarren met Knolhoningzwam, Sombere honingzwam en goudvliesbundelzwam
Op plaatsen waar bomen zijn doodgegaan door een honingzwamaantasting wordt geadviseerd niets herplanten doordat de infectiedruk nog te hoog is. Het is verstandig de gehele boom te verwijderen, aangezien de stobbe nog jarenlang kan dienen als voedselbron voor de schimmel. Wanneer er wel een nieuwe boom op dezelfde plaats moet worden teruggezet dan waar een besmette boom heeft gestaan, gaat de gemeente Utrecht de groeiplaats ruim uitkisten en vullen met nieuwe grond. Verder wordt er logischerwijs een onaangetaste Bijlagen
Afb. B3.24 Echte honingzwam
Fluweelpootje (Flammulina velutipes) Gevoelige variëteiten Alnus, Fraxinus, Populus en Salix
Effect ‘De schimmel staat vooral bekend als dood hout opruimer (saprofyt). In de laatste onderzoeken wordt de schimmel in combinatie met de oesterzwam, in verband gebracht met tak/stambreuk bij kastanjes die aangetast zijn door kastanjebloedingsziekte.’ Herkenning Groeit in bundels op dood hout. Zie afbeelding B3.25.
Beheer Wanneer de schimmel in de boom zit, is bestrijding niet meer mogelijk. Te verwarren met -
Afb. B3.25 Fluweelpootje
Gewone oesterzwam (Pleurotus ostreatus) Gevoelige variëteiten Met name Aesculus, maar ook Fagus, Populus, Salix en Tilia, maar ook op Betula, Sorbus en Ulmus.
Effect De gewone oesterzwam is een zwakteparasiet en veroorzaakt ernstige rot in het kernhout. De aantasting verloopt doorgaans traag en is vaak pas vatbaar wanneer er al andere zwamaantasingen zichtbaar zijn. Uiteindelijk kan de aantasting zorgen voor stam- en vooral takbreuk.
Herkenning Deze zwam groeit in groepen en is van de late herfst tot in de winter te zien. Echter zijn er binnen de soort verschillende verschijningsvormen, namelijk bruinig of loodgrijs, grote dikken of tengere vruchtlichamen, vroeg of laat in het seizoen verschijnend. Zie afbeelding B3.26. Beheer -
Te verwarren met Niet te verwarren
Afb. B3.26 Gewone oesterzwam
Gewoon elfenbankje (Trametes versicolor) Gevoelige variĂŤteiten Acer, Aesculus, Alnus, Betula, Carpinus, Castanea, Catalpa, Celtis, Corylus, Crataegus, Fagus, Fraxinus, Gleditsia, Juglans, Liquidambar, Liriodendron, Magnolia, Malus, Morus, Ostrya, Pauwlonia, Plantanus, Populus, Prunus, Pterocarya, Pyrus, Quercus, Robinia, Salix, Sophora, Sorbus Tilia, Ulmus, Zelkova. Zelden op naaldhout, op dood hout, soms op bewerkt hout. Effect Het gewone elfenbankje komt alleen voor op dood hout en is dus een indicator dat er door hout is de boom aanwezig is.
Herkenning Het vruchtlichaam is zeer variabel in zijn verschijningsvorm. Dunne, leerachtige, halfcirkelvormige of waaivormige hoeden die dakpansgewijs groeien. Het vruchtlichaam is gelig tot zwart met een witte rand en is 3-8 centimeter breed. Het vruchtlichaam is dun en heeft witte sporen. Het vruchtlichaam is het gehele jaar aanwezig. Zie afbeelding B3.27.
Afb. B3.27 Gewoon elfenbankje
Beheer Het verwijderen van het hout waar het vruchtlichaam op te vinden is. Te verwarren met Grijze buisjeszwam
Het gewone elfenbankje is over het algemeen ongevaarlijk, maar zijn wel een indicator voor dood hout in de boom. Daarom is het belangrijk om het hout waar het gewone elfenbankje op te vinden is te verwijderen, om zo een veiligheidsrisico te voorkomen. Goudvliesbundelzwam (Pholiota aurivella) Gevoelige variĂŤteiten Fagus, maar ook Betula, Sorbus en Ulmus
Effect De niet agressieve parasiet infecteert de boom via snoeiwonden en veroorzaakt hier en daar witrot. De aantasting heeft zo goed als geen gevolgen voor de conditie van de boom. Echter kunnen de aangetaste plekken dienen als ingang voor andere meer agressieve schimmels. Herkenning De zwam groeit in bundels op de stam tot hoog in de boom, waarbij ze meestal op oude snoeiwonden of takaanzetten te vinden zijn. De zwammen zijn over het algemeen allen aanwezig van april tot november. Zie afbeelding B3.28. Te verwarren met Honingzwamsoorten
Bijlagen
Afb. B3.28 Goudvliesbundelzwam
Harslakzwam (Ganoderma resinaceum) Gevoelige variëteiten Quercus (robur en rubra), maar ook op Aesculus, Fagus, Platanus, Salix en Ulmus
Effect Inwendig veroorzaakt de schimmel witrot, echter kunnen vitale bomen dit heel lang compenseren. Uiteindelijk wordt de boom gevoelig voor windworp en/of stam- en takbreuk. Herkenning Halfcirkelvormig tot 60 centimeter breed en 10 centimeter dik. Vaak overlappen exemplaren elkaar. De bovenzijde verkleurt van geel naar bruinrood tot kastanjebruin met een opvallende witgele stompe rand. Aanwezig van juni tot in de late zomer of herfst. Zie afbeelding B3.29. Beheer -
Afb. B3.29 Harslakzwam
Te verwarren met Gesteelde lakzwam
Jadasoor In de literatuur worden een aantal judasoren onderscheiden, namelijk Echte judasoor (Auricularia auricula-judae), Viltig judasoor (Auricularia mesenterica) en Vals judasoor (Auriculariopsis ampla). Hieronder worden de drie mogelijkheden behandeld. Echte judasoor (Auricularia auricula-judae) Gevoelige variëteiten Vlier, ook op andere loofbomen die op kalkhoudende bodem groeien. Effect De echte judasoor komt alleen voor op dood hout en is dus een indicator dat er door hout is de boom aanwezig is.
Herkenning Vruchtlichaam afstaand of hangend, schelp- tot oorvormig, Ø 2-8 centimeter. Bovenzijde centraal aan het substraat gehecht, fijn donzig, bruinroze tot olijf bruingrijs. Onderzijde gerimpeld-geplooid, rood tot olijfbruin, soms wittig berijpt door de sporen. Vlees gelatineus tot droog hoornachtig. Zie afbeelding B3.30. Beheer Het verwijderen van het hout waar het vruchtlichaam op te vinden is. Te verwarren met Niet te verwarren met een andere soort
Afb. B3.30 Echte judasoor
Viltig judasoor (Auricularia mesenterica) Gevoelige variëteiten Voornamelijk op iepen (in loofbossen op voedselrijke zand- en kleibodem) Effect De echte judasoor komt alleen voor op dood hout en is dus een indicator dat er door hout is de boom aanwezig is.
Herkenning Vruchtlichaam samengegroeid korstvormig met tot 3 centimeter afstaande bovenzijden, Ø enkele centimeters tot enkele decimeters. Bovenzijde harig-viltig, golvend, wittig-grijs en olijfbruin gezoneerd. Onderzijde netvormig gerimpeld-geplooid, purperbruin, soms wit berijpt door de sporen. Vlees gelatineus, rubberachtig. Zie afbeelding B3.31.
Afb. B3.31 Viltig judasoor
Beheer Het verwijderen van het hout waar het vruchtlichaam op te vinden is. Te verwarren met Niet te verwarren met een andere soort
Vals judasoor (Auriculariopsis ampla) Gevoelige variëteiten Voornamelijk populieren
Effect De echte judasoor komt alleen voor op dood hout en is dus een indicator dat er door hout is de boom aanwezig is.
Herkenning Vruchtlichaam oor- tot vlak schotelvormig, afhangend, Ø 10-15 millimeter. Bovenzijde schijnhoedje viltig behaard, bijna centraal aangehecht, vuilwit. Onderzijde glad tot gerimpeld, licht oker- tot kaneelkleurig. Vlees dun, elastisch. Sporeekleur wit. Zie afbeelding B3.32.
Afb. B3.32 Vals judasoor
Het verschil tussen de verschillende judasoren is te zien is de grootte en in de kleur van het vruchtlichaam, maar ook in de voorkeursplant. Hieronder is in de tabel een overzicht gegeven tussen de verschillen in grootte, kleur en voorkeursplant.
Beheer Het verwijderen van het hout waar het vruchtlichaam op te vinden is. Te verwarren met Niet te verwarren met een andere soort
De Judasoor is een doodhoutschimmel, oftewel een saprofyt. De echte judasoor heeft een levenswijze die begint als zwakteparasiet en later als saprofyt.
Echte judasoor
Viltig judasoor
Vals judasoor
Grootte
Ø 2-8 centimeter
Ø enkele centimeter tot enkele
Ø 10-15 millimeter
Kleur bovenzijde
Bruinroze tot olijf bruingrijs
Wittig-grijs en olijfbruin
Vuilwit
Kleur onderzijde
Rood- tot olijfbruin
Purperbruin
Oker- tot kaneelkleurig
Voorkeursplant
Vlier
Iep
Populier
Bijlagen
decimeter
Korsthoutskoolzwam (Kretzschmaria deusta) Gevoelige variëteiten Acer, Aesculus, Castanea, Fagus, Fraxinus, Platanus, Populus, Robinia, Salix, Tilia
Effect De korsthoutskoolzwam kan een gevaarlijke parasiet zijn. Op den duur ontstaat er een risico op windworp of stambreuk. Het windworprisico is bij lindes het grootst. Een boom met goede conditie kan jaren blijven staan zonder gevaar op te leveren. Herkenning Aanvankelijk grijsblauwe plakkaten met een witte rand, later zwarte korsten die snel bros worden. Het lijkt alsof het oppervlak verkoold is. Het vruchtlichaam is tot 5 centimeter breed en 1-2 centimeter dik. Het vruchtlichaam kan het gehele jaar aanwezig zijn, maar meestal in de late lente en zomer. Zie afbeelding B3.33.
Afb. B3.33 Korsthoutskoolzwam
Beheer Er kan niet veel gedaan worden, behalve het voorkomen van schade aan de wortels en de stamvoet.
Te verwarren met Saprotrofe korstvormige zwammen van geslachten Diatrype en Hypoxylon
Het voorkomen van de besmetting is in eerste instantie redelijk eenvoudig, namelijk het voorkomen van schade aan wortels en stamvoet. Echter kunnen de wortels en de stamvoet door verschillende invloeden beschadigd worden, ook invloeden waar de gemeente geen invloed op heeft, zoals vandalisme. Paarse korstzwam (Chondrostereum purpureum) Gevoelige variëteiten Prunus, maar kan ook op Alnus, Crataegus, Fagus, Malus, Populus, Salix en Sorbus.
Effect ‘Een door de schimmel geproduceerde toxine verspreidt zicht via de houtvaten en veroorzaakt de bladsymptomen. Hierbij laat de opperhuid van het blad los van de parenchymlaag en ontstaat er een luchtlaagje dat door lichtweerkaatsing een loodkleurige glans geeft.’ (Stadsbomen vademecum 3c, p.193) Herkenning De aantasting geeft paarse tot bruine vruchtlichamen met een golvende rand. De zwam ontstaat in het najaar op afgestorven takken en stammen. Zie afbeelding B3.34.
Afb. B3.34 Paarse korstzwam
Beheer Voor de prunus is deze aandoening vaak dodelijk, voor andere planten zijn de gevolgen minder ernstig. De ziekte verspreid zich via sporen en deze zijn vooral in de winter aanwezig. Door in de zomer te snoeien wordt de kans op besmetting aanzienlijk verkleind. Te verwarren met Niet te verwarren
Reuzenzwam (Meripilus giganteus) Gevoelige variĂŤteiten Fagus sylvatica, Aesculus, Quercus rubra en Corylus colurna
Effect Veroorzaakt een omvangrijk rottingsproces in de wortels met risico op windworp. Op het moment dat de reuzenzwam wordt waargenomen, kan de stabiliteit van de boom al zeer sterk verminderd zijn. De ziekte is niet altijd dodelijk, vooral als bomen reageren met de vorming van adventief wortels en beschut staan, kunnen deze de functie van het afnemende wortelstelsel volledig overnemen. Het resultaat is meestal een stamvoet die met grote worteluitlopers op tenen lijkt te staan.
Herkenning Grote, waaiervormige, platte vruchtlichamen aan de stamvoet. Bij vergevorderde aantasting vermindert de bladzetting en bladgrootte. Aanwezigheid van adventiefwortels. Het vruchtlichaam is van juli tot januari aanwezig. Zie afbeelding B3.35. Beheer Nader onderzoek en verhoogde inspectiefrequentie
Te verwarren met Eikhaas, maar bij kneuzingen blijft deze wit, waar de reuzenzwam zwartbruin kleurt
Over het algemeen kan de kans op infectie verkleind worden door het voorkomen van mechanische beschadigingen (bijvoorbeeld dubbele tak, schuurtak of plakoksel) en beschadigingen door droogte en wateroverlast.
Afb. B3.35 Reuzenzwam
Bijlagen
Tonderzwam In de literatuur worden verschillende tonderzwammen onderscheiden. De tonderzwam is deel van de Ganoderma-familie. ‘Ganodermas zijn een serieuze bedreiging voor de boom, al kunnen veel bomen lange tijd met de aantasting veilig blijven staan. Zolang de aanmaak van nieuw hout in evenwicht is met de afbreuk door de zwam is er geen sprake van acuut gevaar.’ ( www.simonstuinenboomzorg.nl) Er wordt onderscheid gemaakt tussen de platte tonderzwam (Ganoderma lipsiense), dikrandtonderzwam (Ganoderma australe) en de echte tonderzwam (Fomes fomentarius), waarbij deze tonderzwammen verschillende kenmerken hebben. Platte tonderzwam (Ganoderma lipsiense) Gevoelige variëteiten Acer, Aesculus, Fagus, Fraxinus, Platanus, Populus, Quercus, Salix, Tilia
Effect Doorgaans worden bomen, via zwaar beschadigde dikke wortels, aangetast die ook al door andere oorzaken zijn verzwakt. Het kan lang duren voordat het zichtbaar wordt (tientallen jaren). Meestal beperkt tot onderste deel van de boom. Het zorgt inwendig wel voor witrot.
Herkenning Het vruchtlichaam is breed afgeplat of hoefvormig tot 30 centimeter breed en overlapt vaak. Het is grijs tot roodbruin met een witte rand. Aan de onderzijde kunnen tepelvormige gallen voorkomen. Het vruchtlichaam is het gehele jaar te zien. Zie afbeelding B3.36. Beheer Verhoogde inspectiefrequentie. Nader middels geluidstomograaf of trekproef.
onderzoek
Afb. B3.36 Platte tonderzwam
Te verwarren met Echte tonderzwam, dikrantonderzwam, waslakzwam
Dikrandtonderzwam (Ganoderma australe) Gevoelige variëteiten Acer, Aesculus, Castanea, Fagus, Quercus, robinia, Tilia
Effect Doorgaans worden bomen, via zwaar beschadigde dikke wortels. Het kan lang duren voordat het zichtbaar wordt (tientallen jaren). Meestal beperkt tot onderste deel van de boom. Het zorgt inwendig wel voor witrot. Aggressief ondanks langzame verspreiding, door mogelijkheid tot doorbreken van afgrendelingen in hout. Herkenning Het vruchtlichaam is breed afgeplat of hoefvormig tot
Afb. B3.37 Dikrandtonderzwam
60 centimeter breed en overlapt vaak. Het is grijs tot roodbruin met een witte rand en heeft roestbruine sporen. Het vruchtlichaam is het gehele jaar te zien. Zie afbeelding B3.37. Beheer Verhoogde inspectiefrequentie. Nader middels geluidstomograaf of trekproef.
onderzoek
Te verwarren met Echte tonderzwam, platte tonderzwam, waslakzwam
Echte tonderzwam(Fomes fomentarius) Gevoelige variĂŤteiten Betula, Fagus, Populus, Quercus (robur en rubra) en Tilia Effect Veroorzaakt witrot wat kan resulteren is stam- of takbreuk. Meestal sterft boom binnen enkele jaren.
Herkenning Het vruchtlichaam is hoefvormig en 10-30 centimeter breed. Aan de bovenzijde is het vruchtlichaam roodbruin (jong) tot grijs, aan de onderzijde is het vruchtlichaam wit (jong) tot lichtbruin. Het vruchtlichaam is het gehele jaar te zien. Zie afbeelding B3.38. Beheer Verhoogde inspectiefrequentie. Nader middels geluidstomograaf of trekproef. Te verwarren met Roodgerande houtzwam, vuurzwam
berkenzwam
onderzoek en
echte
Om te kunnen bepalen welke schimmel daadwerkelijk in de gemeente Utrecht heeft gezorgt voor het vellen/ rooien van bomen, wordt gekeken naar de bomen waar de tonderzwam op is gevonden. Hiervoor wordt in de beschikbare vellijsten gekeken. Daarop is te zien dat de tonderzwam voorkwam op Acer, Aesculus, Carpinus, Fraxinus, Gleditsia, Laburnum, Malus, Populus, Prunus, Pterocarya, Quercus, Salix, Sorbus, Tilia en Ulmus. De platte tonderzwam komt volgens het Stadsbomen Vademecum 3C voor op zowel de Fraxinus als Acer en de andere twee tonderzwammen komen niet voor op zowel de Acer als Fraxinus. Dit betekent dat het in deze gevallen waarschijnlijk een platte tonderzwam betrof, echter is het wel mogelijk dat het de echte of dikrandtonderzwam betrof.
Bijlagen
Afb. B3.38 Echte tonderzwam
Zwavelzwam (Laetiporus sulphureus) Ondanks dat de zwavelzwam de boom aantast zijn er geen gevolgen voor de conditievermindering, doordat het spinthout niet wordt aangetast. Het is dus ook niet noodzakelijk dat de boom direct verwijderd wordt. Met goed beheer zal er geen veiligheidsrisico ontstaan, hierbij moeten de aangetaste takken worden verwijderd. Hierdoor wordt het takbreukrisico verminderd en dus gevaarlijke situaties voorkomen. Gevoelige variĂŤteiten Castanea, Malus, Populus, Prunus, Pyrus, Quercus, Robinia, Salix
Effect Infectie doorgaans via een bastwond tot op het kale hout, waardoor bruinrot ontstaat. Ook kan de schimmel via de wortels binnendringen. Het spinthout wordt door de schimmel niet aangetast. Op den duur wordt de boom gevoelig voor windworp of stambreuk. Herkenning Waaiervormige of onregelmatige halfronde zwammen, meestal in groepen dakpansgewijs, Randen stomp en golvend, bovenzijde citroengeel naar geeloranje, Onderzijde: bleke zwavelkleur, later verbleken de kleuren bijna tot wit, 10-40 centimeter breed, Aanwezig: mei tot november. Zie afbeelding B3.39. Beheer Door het uitnemen of innemen van aangetaste takken wordt het takbreukrisico verminderd. Te verwarren met Niet te verwarren met andere variĂŤteiten
Afb. B3.39 Zwavelzwam
Beschadigingen Naast de ziekten, plagen en schimmels kunnen beschadigingen ook zorgen voor conditievermindering. Deze beschadigingen kunnen worden opgedeeld in twee categorieën: natuurlijke- en menselijke beschadigingen. Waar iedere categorie bestaat uit verschillende invloeden. Natuurlijke beschadigingen Bij de term natuurlijke beschadigingen wordt een onderverdeling gemaakt tussen vergroeiingen, dierlijke beschadigingen en weersomstandigheden.
Vergroeiingen Bij vergroeiingen moet gedacht worden aan een dubbele top, scheefstand, plakoksel, et cetera. Deze verschijnselen kunnen van nature voorkomen vaak door wisselende of slechte groeiplaatsomstandigheden. De vergroeiingen kunnen echter vaak door goed onderhoud worden geminimaliseerd of worden weggenomen, Zie afbeelding B3.40.
Afb. B3.40 Plakoksel
Dierlijke beschadigingen Beschadigingen door dieren kan op allerlei manieren gebeuren. Dit kan gebeuren door insectenvraat van bijvoorbeeld houtborende insecten, zoals de wilgenhoutrups. Daarnaast zijn er ook knaagdieren die broedplaatsen kunnen creëren in het wortelgestel, zoals woelmuizen. Vogels kunnen beschadigingen aan de stam maken, bijvoorbeeld een specht die een broedplaats aan het maken is, Zie afbeelding B3.41.
Weersomstandigheden Als laatst zijn er schadelijke weersomstandigheden, waarbij gedacht moet worden aan hevige zon, bliksem, vorst, et cetera. Wordt er gekeken naar zonnebrand, dan kan de mens hier een belangrijke rol in spelen. Zonnebrand is een bastschade en komt vooral voor op de Acer, Aesculus, Betula, Fagus en Tilia. ‘Bastschade door zonnebrand wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren: hoge zonnestraling, een hoge omgevingstemperatuur (hoge stamoppervlakte-temperatuur) en droogtestress van de boom. Daardoor daalt de natuurlijke koeling van de boom’. (Bron: www.greenguard.nl) In tegenstelling tot zonnebrand heeft de mens geen invloed op blikseminslag en dus ook niet op de schade die daardoor optreedt aan de boom. Een blikseminslag kan er toe leiden dat een boom verbrandt, echter overleefd het merendeel van de bomen een bliksemaanslag wel. Ook zorgt een blikseminslag vaak voor een (gedeeltelijke) explosie van de boom waardoor er een tak uit kan breken. Dit heeft vervolgens invloed op de groei van de boom, wanneer er bijvoorbeeld een grote gesteltak uitvalt, Zie afbeelding B3.42.
Bijlagen
Afb. B3.41 Spechtengat
Afb. B3.42 Blikseminslag
Vorstschade is ook een mogelijke schadelijke weeromstandigheid, die op verschillende manieren kan optreden: vorstscheuren en schade aan blad, bloesem en/of jonge twijgen. Vorstscheuren ontstaan door plotselinge temperatuurverschillen. Het spinthout krimpt sneller dan de binnenste houtdelen, waardoor er bij te grote temperatuurverschillen de bast zal openscheuren. Een vorstscheur zal overgroeien, maar bij een volgende vorstperiode zal deze weer openspringen. Schade aan blad, bloesem en/of jonge twijgen door de vorst treedt vaak in het late voorjaar op, wanneer de meest boomvariëteiten al zijn uitgelopen. De schade blijft meestal beperkt tot een (tijdelijke) verminderde sierwaarde. Menselijke beschadigingen Bij de term menselijke beschadigingen wordt een onderverdeling gemaakt tussen vandalisme, verkeer en werkzaamheden.
Vandalisme Hiermee worden beschadigingen bedoeld die met opzet zijn toegebracht aan de boom. Hierbij moet gedacht worden aan afgerukte takken, inkervingen, et cetera. Voornamelijk jonge bomen hebben last van afgerukte takken. Dit komt doordat deze bomen vaak nog niet zo groot zijn en dus eenvoudig zijn te bereiken. Door het afrukken van de takken ontstaan flinke stamwonden, waardoor ziektes en schimmels zich gemakkelijk in de boom kunnen dringen. Naast afgerukte takken zijn inkervingen een serieuze bedreiging voor de boom. Wanneer deze inkervingen niet zo diep zijn heeft de boom er geen last van en zal waarschijnlijk weer genezen. Echter wanneer de inkerving het cambium doorsnijdt kunnen de sapstromen worden onderbroken, waardoor de boom een verminderde conditie krijgt. Preventief handelen tegen vandalisme is lastig, behalve de boom zo goed mogelijk beschermen met bijvoorbeeld een boomkorf. Zie afbeelding B3.43. Verkeer De schade door het verkeer ontstaat veelal doordat bomen te dicht langs rijbanen en parkeervakken staan. Hierdoor bestaat de kans dat de auto’s de bast of het cambium beschadigen. Het cambium is vooral in het voorjaar erg kwetsbaar. Wanneer het cambium wordt gekneusd, sterft het en laat de bast naar verloop van tijd los. Waardoor de boom vatbaar wordt voor ziekte en schimmels. Om ervoor te zorgen dat auto’s niet tegen een boom aanrijden, bijvoorbeeld gedurende het inparkeren, kunnen er maatregelen genomen worden. Als maatregel kan er bijvoorbeeld een varkensrug worden geplaatst.
Werkzaamheden Er worden binnen de gemeente Utrecht een groot aantal werkzaamheden uitgevoerd aan de buitenruimte, waarvan er een aantal invloed kunnen hebben op de conditie van een boom: graafwerkzaamheden en beheerswerkzaamheden. Graafwerkzaamheden kunnen schadelijk zijn wanneer het wortelgestel voornamelijk binnen de kwetsbare boomzone wordt beschadigd. Hierdoor vermindert de opname van de benodigde mineralen. Hierdoor zal de boom in conditie achteruit gaan. Daarnaast zijn de wonden ook ingangen voor infecties, waardoor de conditie van de boom snel achteruit kan gaan. Zie afbeelding B3.44. Beheersmaatregelen die op de juiste manier worden uitgevoerd zijn over het algemeen niet schadelijk, ook al laten deze ook snoeiwonden over. Echter als de beheersmaatregelen foutief worden uitgevoerd worden de snoeiwonden te groot en kunnen agressieve houtparasitaire schimmels de boom binnendringen. Deze schimmels zorgen voor inwendige rot waardoor stabiliteitsproblemen of tak- en stambreuk kunnen optreden.
Afb. B3.43 Vandalisme
Afb. B3.44 Graafwerkzaamheden
Conclusie Nu er bij iedere aantasting individueel bekeken is wat de waardplanten zijn, op welke manier de ziekte of plaag de boom aantast, wat de gevolgen zijn en hoe dat te voorkomen, is het belangrijk om hier conclusies uit te trekken. Niet iedere aantasting is namelijk even schadelijk voor de boom. Daarom zijn er een tweetal tabellen gemaakt. Een tabel voor de zwammen en een tabel voor de ziekte en plagen. Zie tabellen BT3.1 en BT3.2. In de tabellen wordt bekeken in welke mate de aantasting schadelijk is en wat er tegen gedaan kan worden. Hierbij is onderscheid gemaakt in een drietal categorieĂŤn, namelijk direct gevaar, matig gevaar en gering gevaar. Direct gevaar betekent dat er snel gevaarlijke situaties kan opleveren en dus direct ingegrepen dient te worden. Op welke manier dit moet gebeuren licht aan de soort, maat, locatie, et cetera. Met matig gevaar wordt bedoeld dat er wel gevaar kan optreden, maar dat dit in ieder geval nog enige tijd gaat duren. Vaak kan dit ook nog een bepaalde manier worden voorkomen of worden uitgesteld. Met gering gevaar wordt bedoeld dat er een kans is dat er gevaar kan ontstaan, maar dat dit gevaar bijna uitgesloten is. Er kan wel overlast ontstaan door de aantasting, maar deze is vaak minimaal en in ieder geval beheersbaar. Er zijn een aantal aantastingen, die een direct gevaar vormen, dit zijn de reuzenzwam, bacterievuur, de iepziekte, de (Oost-)Aziatische boktor en essentaksterfte.
Bacterievuur en de iepziekte zijn erg besmettelijke ziekte die respectievelijk de bomen van de Rosaceaegroep en lindes besmetten. Wanneer in het bomenbestand wordt gekeken zijn er veel iepen en bomen van de Rosaceae-groep binnen de gemeente Utrecht. Hierdoor vormen deze aantastingen een groot risico voor de gemeente Utrecht in de vorm van grootschalige uitbraak. Daarnaast is te zien dat aantastingen niet familie gerelateerd zijn. Opvallend is dat bijvoorbeeld de Rosaceae-familie een familie is die erg veel last heeft van vele ziektes, maar niet alle bomen die onder de Rosaceae-familie vallen hebben last van de zelfde ziektes. Er is zeker overlap te constateren, maar om te stellen dat alle bomen uit een zelfde familie last hebben van de zelfde aantastingen is te gemakkelijk en onjuist.
Bijlagen
 Ziekte en plagen
Direct gevaar
Kastanjebloedingsziekte Wilgenhoutrups Bacterievuur Iepziekte
Watermerkziekte
(Oost-)Aziatische boktor Spinselmot
Matig gevaar
Gering gevaar
Nog geen bestrijdingsmethode, dus controleren of aangetaste boom verwijderen
X X
X
Controleren, onderhoud, aanplant, verwijderen
X
X
Snoeien of aangetaste boom verwijderen
Jaarlijks injecteren, bestrijding van iepenspintkever en rekening houden bij aanplant
Mogelijk aangetaste bomen knotten en rekening houden bij aanplant
X
X
X
Kleine berkenwants
X X
Bladluis
X
Bladvlekkenziekte
X
Kastanjemineermot
Eikenprocessierups
Essentaksterfte Zwammen
X
X
X
Direct gevaar
Matig gevaar
Tonderzwam Zwavelzwam
Gewoon elfenbankje
Reuzenzwam Honingzwam
X X
X
Goudvliesbundelzwam
Gewone oesterzwam Paarse korstzwam Fluweelpootje Harslakzwam
X
(X)
X
Gering gevaar X X
X
Korsthoutskoolzwam
1
X
X
Verwijderen van aangetaste bomen en de omliggende bomen door NVWA, controleren Niets, bij uitzondering wegzuigen
Niets
Niets, anders dan minder gevoelige bomen aanplanten Gevallen blad verwijderen tegen verspreiding
Aangetaste takken verwijderen, alleen visueel minder aantrekkelijk
Bestrijden van de rups voor de gezondheid van de mens Controleren en evt. de aangetaste boom verwijderen Oplossing
Tabel BT3.1 Ziekte en plagen
Controleren en evt. aangetaste boom verwijderen Goed onderhouden
Geen bestrijding mogelijk, maar aantasting ongevaarlijk Geen bestrijding mogelijk, eenmaal aangetast proces onomkeerbaar
Verwijderen boom+ stobbe, geen boom terugplaatsen Indien gewenst ruim uitkisten en nieuwe grond X
X X
Oplossing
Judasoor X 1: Alleen direct gevaar bij Prunus-variĂŤteiten
Geen bestrijding mogelijk, eenmaal aangetast proces onomkeerbaar
Geen bestrijding mogelijk, controleren op andere aantastingen Geen bestrijding mogelijk, dus controleren op veiligheid In zomer snoeien en controleren op veiligheid Geen bestrijding mogelijk Geen bestrijding mogelijk
Geen bestrijding mogelijk, maar aantasting ongevaarlijk
Tabel BT3.2 Zwammen
Bijlagen
Bijlage 3: Variëteiten en hoeveelheden Variëteit Aantal
Variëteit Aantal
Abies concolor
1
Acer xfreemanii ‘Celzam’
Abies procera
1
Aesculus carnea ‘Briotii’
Abies grandis
Acer buergerianum Acer campestre
Acer campestre ‘Elsrijk’
Acer campestre ‘Nanum’ Acer capillipes
2 1
1736 89
743 4
Acer cappadocium
14
Acer cappadocium ‘Rubrum’
15
Acer cappadocium ‘Lobel’ Acer circinatum Acer griseum
Acer negundo
Acer negundo ‘Variegata’ Acer palmatum
Acer platanoides
Acer platanoides ‘Autumn Blaze’ Acer platanoides ‘Deborah’
14 1 1
57 11 6
1427 5 4
Acer platanoides ‘Drummondii’
27
Acer platanoides ‘Erectum’
24
Acer platanoides ‘Emerald Queen’ Acer platanoides ‘Faasens Black’
11 73
Acer platanoides ‘Globosum’
237
Acer platanoides ‘Royal Red’
23
Acer platanoides ‘Reitenbachii’ Acer platanoides ‘Schwedleri’ Acer pseudoplatanus
Acer pseudoplatanus ‘Army’
Acer pseudoplatanus ‘Atropurpureum’ Acer pseudoplatanus ‘Erectum’
Acer pseudoplatanus ‘Leopoldii’ Acer pseudoplatanus ‘Negenia’
Acer pseudoplatanus ‘Rotterdam’ Acer rubrum
Acer rubrum ‘Scanlon’
Acer rubrum ‘Schlesingeri’ Acer rubrum ‘Franksred’ Acer rufinerve
12
253
3112 3
215 573 98
417 403 52 88 7 1 2
Acer saccharinum
362
Acer saccharinum ‘Pyramidale’
134
Acer saccharinum ‘Laciniatum’
Acer saccharinum ‘Laciniatum Wieri’ Acer saccharum
Acer tataricum subsp. ginnala Acer xfreemanii ‘Armstrong’
13 32 11 14 7
Aesculus carnea Aesculus flava
Aesculus hippocastanum
Aesculus hippocastanum ‘Baumannii’ Aesculus parviflora Aesculus pavia
Aesculus pavia ‘Atrosanguinea’ Aesculus turbinata
Ailanthus altissima Alnus cordata
Alnus glutinosa
Alnus glutinosa ‘Aurea’
Alnus glutinosa ‘Imperialis’
14
136 176 27
808
1205 4
15
1 1
317
1356 3422 18 12
Alnus glutinosa ‘Laciniata’
124
Alnus incana
162
Alnus glutinosa ‘Pyramidalis’ Alnus incana ‘Aurea’
Alnus incana ‘Laciniata’ Alnus subcordata Alnus xspaethii
Amelanchier arborea ‘Robin Hill’ Amelanchier ballerina
Amelanchier lamarckii Aralia elata
Araucaria araucana
11 31 22
1
1250 177 49
9 1 1
Betula ermanii
202
Betula ermanii ‘Holland’
128
Betula ermanii ‘Blush’ Betula nigra
Betula papyrifera Betula pendula
Betula pendula ‘Fastigiata’ Betula pendula ‘Laciniata’ Betula pendula ‘Tristis’
Betula pendula ‘Youngii’
299 137 23
1008 1
11 78 35
Betula pubescens
109
Betula verrucosa
1
Betula utilis ‘Doorenbos’ Carpinus betulus
Carpinus betulus ‘Copijn’
Carpinus betulus ‘Fastigiata’
Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’ Carpinus betulus ‘Incisa’
Carpinus betulus ‘Pendula’
625 826 24
1161 247 4 1
Variëteit
Aantal
Carpinus betulus ‘Quercifolia’ Carpinus japonica Carya ovata
Castanea sativa
Catalpa bignonioides ‘Aurea’
Crataegus xpersimillis ‘Splendens’
29
1
Cupressocyparis leylandii
48
1 87 1
Catalpa bignonioides ‘Nana’
34
Catalpa speciosa
46
Cedrus libani ´Glauca Group´
43
Celtis australis
49
Catalpa bungei
Cedrus deodara
Cedrus libani subsp. atlantica Celtis occidentalis
1 9
11 5
Cercidiphyllum japonicum
57
Chamaecyparis lawsoniana
200
Cercis siliquastrum
Chamaecyparis lawsoniana ‘Columnaris’
Chamaecyparis lawsoniana ‘Triomf van Boskoop’ Chamaecyparis nootkatensis Chamaecyparis thyoides Cladrastis kentukea
11 7 1
13 3 2
Cornus alba ‘Kesselringii’
1
Cornus controversa
41
Cornus mas
25
Corylus avellana
9
Corylus colurna
607
Crataegus calpodendron
1
Crataegus chlorosarca
16
Crataegus coccinea
5
Crataegus crus-galli
3
Crataegus laevigata
Crataegus laevigata ‘Plena’ Crataegus monogyna
Crataegus monogyna ‘Stricta’
Crataegus monogyna var. bicolor
65 77
168 212 1
Crataegus pinnatifida
38
Crataegus tanacetifolia
4
Crataegus pinnatifida ‘Major’ Crataegus ‘Wattiana’
2 2
Crataegus xgrigronensis
Crataegus xlavalleei ‘Carrierei’
Crataegus xmedia ‘Paul’s Scarlet Crataegus xmedia ‘Punicea’
Crataegus xmordenensis ‘Toba’ Crataegus xpersimillis
Bijlagen
Aantal
3 269
Catalpa bignonioides
Variëteit
36
138 249 13 4
19
Cryptomeria japonica Cydonia oblonga
Davidia involucrata Fagus sylvatica
Fagus sylvatica ‘Asplenifolia’
Fagus sylvatica ‘Atropunicea’ Fagus sylvatica ‘Dawyck’
Fagus sylvatica ‘Dawyck Purple’ Fagus sylvatica ‘Pendula’ Fagus sylvatica ‘Riversii’
Fagus sylvatica ‘Rohan Obelisk’ Fagus sylvatica ‘Rotundifolia’ Fraxinus americana
Fraxinus americana ‘Jeffersred’
Fraxinus americana var. juglandifolia
3 1 6
1247 10
102 14
2
12
1 1 1
47 15
7
Fraxinus americana var. microcarpa
147
Fraxinus angustifolia ‘Monophylla’
68
Fraxinus angustifolia
Fraxinus angustifolia ‘Raywood’
Fraxinus angustifolia ‘Elegantissima’ Fraxinus excelsior
Fraxinus excelsior ‘Altena’
156 675 16
10281 9
Fraxinus excelsior ‘Diversifolia’
789
Fraxinus excelsior ‘Geessink’
415
Fraxinus excelsior ‘Eureka’ Fraxinus excelsior ‘Hessei’
Fraxinus excelsior ‘Jaspidea’ Fraxinus excelsior ‘Pendula’
Fraxinus excelsior ‘Westhof’s Glorie’ Fraxinus exelsior ‘Atlas’ Fraxinus ornus
Fraxinus ornus ‘Anita’
Fraxinus ornus ‘Meczek’
Fraxinus ornus ‘Rotterdam’
Fraxinus ornus ‘Paus Johannes-Paulus II’ Fraxinus pennsylvanica
111 14
167 46
3732 214 304 24 50
4
44 26
Fraxinus pennsylvanica ‘Summit’
112
Ginkgo biloba
246
Fraxinus pennsylvanica ‘Zundert’ Ginkgo biloba ‘Fastigiata’
Ginkgo biloba ‘Princeton Sentry’
136 9
10
Gleditsia triacanthos
272
Gleditsia triacanthos ‘Sunburst’
476
Gleditsia triacanthos ‘Moraine’
7
Variëteit Aantal Gleditsia triacanthos ‘Elegantissima’ Gleditsia triacanthos f. inermis Gymnocladus dioica Halesia monticola Ilex aquifolium Juglans nigra Juglans regia
Juglans regia ‘Broadview’ Juglans regia ‘Buccaneer’
Juniperus chinensis ‘Obelisk’ Juniperus virginiana ‘Glauca’
1
138 11 1
80
115 281 40 14 2 2
Koelreuteria paniculata
39
Laburnum anagyroides
3
Laburnum alpinum
Laburnum xwatereri
Laburnum xwatereri ‘Vossii’ Larix decidua
Larix kaempferi
Liquidambar styraciflua
Liquidambar styraciflua ‘Festival’
Liquidambar styraciflua ‘Moraine’ Liriodendron tulipifera Magnolia acuminata
Magnolia grandiflora Magnolia kobus
Magnolia liliflora
Magnolia soulangeana
Malus ‘Aldenhamensis’ Malus ‘Almey’
3 3
27 6 4
688 6
14 39 1 2
486 2
16 3 8
Malus baccata
64
Malus cultivars
395
Malus baccata ‘Street Parade’ Malus domestica
Malus domestica ‘Elstar’
Malus domestica ‘Schone van Boskoop’ Malus ‘Eleyi’
Malus floribunda
Malus ‘Golden Hornet’ Malus ‘Gorgeous’ Malus ‘Hopa’
Malus hybride Malus ‘Liset’
Malus ‘Makamik’
Malus ‘Prof. Sprenger’ Malus ‘Profusion’
Malus ‘Red Sentinel’
52 1 1 1 3
159 48 3
10
485 76 1 3
17 14
Variëteit Aantal Malus ‘Rudolph’
64
Malus toringo
15
Malus ‘Tomiko’
Malus toringo var. sargentii Malus tschonoskii
Malus ‘Van Eseltine’ Malus ‘Wintergold’
Metasequoia glyptostroboides Morus alba
Morus alba ‘Pendula’ Morus nigra
Nothofagus antarctica Nyssa sylvatica
29 4
113 5 9
157 16
4 6 2 1
Ostrya carpinifolia
78
Parrotia persica “Vanessa
19
Parrotia persica
Paulownia tomentosa
Phellodendron amurense
Phellodendron japonicum Picea abies
Picea glauca
Picea omorika
Picea pungens f. glauca Picea sitchensis
Picea brachytyla var. complanata Pinus nigra
Pinus nigra ‘Nigra’ Pinus strobus
48 19
7 1
28
5 6 3 1 1
110 23
1
Pinus sylvestris
60
Platanus orientalis
40
Pinus wallichiana
Platanus orientalis ‘Minaret’ Platanus orientalis ‘Digitata’ Platanus xhispanica
Platanus xhispanica ‘Alphen’s Globe’ Platycladus orientalis Populus alba
Populus balsamifera
Populus berolinensis
16 4
13
4558 1 2
394 1 9
Populus canescens
290
Populus lasiocarpa
2
Populus canescens ‘De Moffart’ Populus nigra
Populus nigra ‘Italica’
Populus nigra ‘Loenen’
Populus nigra ‘Vereecken’
23 15
1373 60 11
Variëteit Aantal Populus ‘Oxford’
1
Populus tremula
211
Populus simonii ‘Fastigiata’ Populus tremula ‘Erecta’
5
13
Populus trichocarpa
14
Populus xcanadensis
Populus xcanadensis ‘Dorskamp’ Populus xcanadensis ‘Gelrica’
Populus xcanadensis ‘Robusta’
Populus xcanadensis ‘Serotina’ Prunus ‘Accolade’ Prunus avium
2462 18 3
376 11 24
543
Prunus avium ‘Plena’
Prunus ‘Bigarreau Burlat’ Prunus cerasifera
Prunus cerasifera ‘Hollywood’ Prunus cerasifera ‘Nigra’
Prunus cerasifera ‘Pissardii’ Prunus fruticosa
Prunus glandulosa
1280 148 16 4
327 14 24 2
Prunus gondouinii
Prunus gondouinii ‘Schnee’ Prunus hybride Prunus incisa
4
483 10 5
Prunus laurocerasus
1
Prunus padus
162
Prunus padus ‘Albertii’
14
Prunus padus ‘Nana’
50
Prunus padus ‘Watereri’
36
Prunus ‘Pandora’
65
Prunus persica
2
Prunus sargentii
Prunus sargentii ‘Charles Sargent’ Prunus sargentii ‘Rancho’ Prunus serotina Prunus serrula
3
33 41 5 6
Prunus serrulata
192
Prunus serrulata ‘Hizakura’
262
Prunus serrulata ‘Amanogawa’ Prunus serrulata ‘Hokusai’ Prunus serrulata ‘Kanzan’
Prunus serrulata ‘Kiku-Shidare-Saku Prunus serrulata ‘Sunset Boulevard’ Prunus serrulata ‘Taihaku’
Prunus serrulata ‘Fugenzo’ Prunus spinosa
Bijlagen
385 5
622 19 43 4 1
14
Variëteit Aantal Prunus ‘Spire’
Prunus subhirtella
Prunus subhirtella ‘Autumnalis’ Prunus ‘Umineko’
Prunus virginiana ‘Shubert’
Prunus xeminens ‘Umbraculifera’ Prunus yedoensis Prunus xschmittii
Pseudotsuga menziesii Pterocarya fraxinifolia Pyracantha hybride Pyrus calleriana
7 2
406 169 22 53
224 55
6
118 13
101
Pyrus calleriana ‘Chanticleer’
1455
Pyrus caucasica ‘Louise Anne’
13
Pyrus calleryana ‘Red Spire’ Pyrus communis
Pyrus communis ‘Beech Hill’
Pyrus communis ‘Conference’
199 88 30
3
Pyrus hybride
52
Quercus cerris
352
Pyrus salicifolia ‘Pendula’ Quercus cerris ‘Argenteovariegata’ Quercus cerris ‘Donar’ Quercus coccinea
Quercus frainetto
Quercus hispanica ‘Wageningen’ Quercus ilex
Quercus macranthera Quercus palustris
Quercus petraea ‘Eastcolumn’
Quercus petraea ‘Westcolumn’ Quercus pubescens Quercus robur
Quercus robur ‘Fastigiata’
Quercus robur ‘Fastigiata Koster’ Quercus robur ‘Pectinata’ Quercus rubra
Quercus xturneri ‘Pseudoturneri’
Quercus xlibanerris ‘Trompenburg’ Rhus glabra
Robinia hispida
Robinia pseudoacacia
Robinia pseudoacacia ‘Bessonia’ Robinia pseudoacacia ‘Frisia’
Robinia pseudoacacia ‘Umbraculifera Robinia pseudoacacia ‘Unifolia’
5 1 1 3
48
7 4 9
601 9 2 1
9066 281 76
1
355 6 2 3 2
1392 573 7
594 48
Variëteit Aantal Robinia viscosa
Robinia xambigua ‘Decaisneana’ Salix alba
Salix alba ‘Belders’
17 29
2801 1
Salix alba ‘Bredevoort’
17
Salix alba ‘Drakenburg’
21
Salix alba ‘Chermesina’ Salix alba ‘Liempde’
Salix alba ‘Rockanje’
Salix alba subsp. vitellina Salix aurita
Salix babylonica
Salix babylonica ‘Tortuosa’ Salix caprea
Salix cinerea
2
44 4 9 1 1
33 40 1
Salix pentandra
250
Salix Sepulcralis Chrysocoma
411
Salix pulchra
Salix triandra
Salix xsepulcralis Sambucus nigra
Sequoiadendron giganteum
8 1
11 11 6
Sophora japonica
188
Sorbus aria
445
Sorbus aria ‘Magnifica’
323
Sophora japonica ‘Fleright’ Sorbus aria ‘Lutescens’ Sorbus aria ‘Majestica’
Sorbus arnoldiana ‘Golden Wonder’ Sorbus arnoldiana ‘Schouten’
20 79
139 1
18
Sorbus aucuparia
178
Sorbus aucuparia var. edulis
103
Sorbus aucuparia ‘Sheerwater Seedli Sorbus aucuparia ‘Xanthocarpa’ Sorbus commixta Sorbus confusa Sorbus decora
Sorbus discolor
Sorbus hybrida ‘Gibbsii’ Sorbus intermedia
Sorbus intermedia ‘Brouwers’ Sorbus latifolia
Sorbus xthuringiaca
Sorbus xthuringiaca ‘Fastigiata’
Sorbus xarnoldiana ‘Golden Wonder’ Syringa vulgaris
Taxodium distichum Taxus baccata
4
10 2 2 6 8 5
1389 44 12 19
111 1 1
303 429
Variëteit Aantal Thuja occidentalis
22
Thujopsis dolabrata
13
Thuja plicata
Tilia americana Tilia cordata
Tilia cordata ‘Greenspire’ Tilia cordata ‘Lico’
3
250
1567 76
1
Tilia cordata ‘Van Pelt’
300
Tilia platyphyllos
193
Tilia tomentosa
968
Tilia cordata ‘Böhlje’
Tilia platyphyllos ‘Örebro’ Tilia tomentosa ‘Brabant’
Tilia tomentosa ‘Pendula’ Tilia xeuropaea
Tilia xflavescens ‘Glenleven’ Tilia xeuropaea ‘Euchlora’
Tilia xeuropaea ‘Koningslinde’ Tilia xeuropaea ‘Pallida’ Tsuga canadensis
Ulmus ‘Camperdownii’ Ulmus ‘Columella’ Ulmus glabra
Ulmus glabra ‘Cornuta’
47
161 796 8
4413 9
245 40
2524 12 16
6
74
3
Ulmus glabra ‘Exoniensis’
176
Ulmus ‘Lobel’
244
Ulmus ‘Homestead’ Ulmus minor
Ulmus minor ‘Jaqueline Hillier’
8
99
8
Ulmus minor ‘Sarniensis’
28
Ulmus minor var. vulgaris
30
Ulmus minor ‘Argenteovariegata’ Ulmus ‘New Horizon’ Ulmus ‘Plantijn’ Ulmus ‘Rebona’
3
27
246 1
Ulmus xhollandica
1583
Ulmus xhollandica ‘Commelin’
1552
Ulmus xhollandica ‘Belgica’
Ulmus xhollandica ‘Groeneveld’ Ulmus xhollandica ‘Vegeta’ Ulmus ‘Clusius’
Ulmus xhollandica ‘Dampieri’ Ulmus xhollandica ‘Wredei’ Zelkova hybride Zelkova serrata Onbekend
Totaal
38
1552 942 109 16 42 40 82
496
109.373
Bijlagen
Bijlage 5: Modellen berekenen theoretische omlooptijd In het onderzoek wordt onderzocht op welke wijze de levensverwachting van een boom bepaald kan worden. Onderdeel daarin is het zoeken naar de ‘omlooptijd’ van een boom. De omlooptijd wordt in het onderzoek beschreven als de theoretische omlooptijd. Om de theoretische omlooptijd te kunnen bepalen, zijn er modellen opgesteld. Ieder model wordt kort beschreven in het onderzoeksdeel. In deze bijlage zijn de verschillende modellen nader omschreven.
Voordat de modellen omschreven worden is het van belang om te vermelden met welke gegevens de modellen zijn gemaakt. Door de gemeente Utrecht zijn er vier verschillende typen gegevens beschikbaar gesteld. Het gaat in deze om het bomenbestand van de gemeente Utrecht. Vanuit het bomenbestand worden alle bomen meegenomen die ouder dan zeven jaar zijn en als werkpakket ‘boom in beplanting’, ‘boom in gras’ of ‘boom in verharding’ kennen. Vervolgens is er de beschikking over de vellijsten vanaf het voorjaar 2012. Binnen de gemeente Utrecht worden per jaar twee vellijsten samengesteld (voor- en najaar). De laatst verkregen vellijst beslaat de vellijst voorjaar 2015. Ten derde is er de beschikking over de noodkapverordeningen. Dit beslaat bomen die middels de noodkapprocedure zijn verwijderd. De noodkapverordeningen gaan terug tot en met 2011. Tot slot is er de beschikking over de investeringsplanning. In de investeringsplanning zijn onder andere bomen opgenomen die door werkzaamheden verwijderd gaan worden. De investeringsplanning gaat tot en met 2020. Zoals in het onderzoek wordt vermeld, is er voor iedere variëteit per type gegeven een gemiddelde berekend. Met de gemiddelden zal in de modellen gerekend gaan worden. Om de sommaties binnen de berekeningen overzichtelijk te houden, is er gekozen om ieder type gegeven een letter en een cijfer mee te geven. Het gaat in deze om de ‘wiskundige n’ die staat voor aantal: • Bomenbestand (N1) • Vellijsten (N2) • Noodkapverordeningen (N3) • Investeringsplanning (N4)
Model 1 Het eerste model is gebaseerd op bomen die verwijderd zijn of in de toekomst zeker verwijderd zullen worden. Binnen dit model wordt er gerekend met de vellijsten, noordkapverordeningen en de investeringsplanning. Door met deze gegevens te rekenen worden alle bomen meegenomen die hun eindleeftijd hebben gehaald, ongeacht of de boom langer had kunnen blijven staan. Resultaat binnen model 1 is dat er puur en alleen gekeken wordt naar bomen die dus al verwijderd zijn
en/of gaan worden. Dit betekent dat er een reëel beeld wordt geschetst van de bomen die hun ‘eindleeftijd’ hebben bereikt. De sommatie voor dit model luidt als volgt: Theoretische omlooptijd = (N2+N3+N4)/3
Het voordeel van dit model is dat er alleen gerekend wordt met bomen die verwijderd zijn of gaan worden. Hierdoor wordt er een realistisch beeld geschetst wat de omlooptijd van een boom is in de gemeente Utrecht. Echter is de vraag vanuit de gemeente Utrecht om te bepalen hoe oud een boom kan worden.
Model 2 In model 2 wordt er in de sommatie plaats gemaakt voor het bomenbestand. Het gevolg is dat de investeringsplanning uit de sommatie wordt verwijderd. Dit wordt gedaan aangezien de bomen op de investeringsplanning ook in het bomenbestand staan. Dit zou anders dubbele waarden opleveren, waardoor er een vertekend beeld ontstaat. De volgende stap is het bekijken op welke wijze er een waarde vanuit het bomenbestand in de sommatie kan worden toegevoegd. Er zijn gedurende het onderzoek drie mogelijkheden ontwikkeld. De sommatie voor ieder model is gelijk, waarin de waarde van N1 per mogelijkheid veranderd. Theoretische omlooptijd = (N1+N2+N3)/3
Oudste 10% De eerste mogelijkheid is het kiezen voor de oudste 10% van de variëteit. In een groot bomenbestand zoals die van de gemeente Utrecht zullen er vele positieve uitschieters zijn. Dit wil zeggen bomen die er eigenlijk al ‘te lang’ staan ten aanzien van de verwachting. Logisch gevolg is dat het gemiddelde van de oudste 10% een hoge waarde oplevert. Doordat de waarde (te) hoog is, zal dit betekenen dat er teveel van een boom verwacht wordt. Doordat er teveel van de boom verwacht wordt, zal het resultaat in de meeste gevallen negatief uitvallen. Er dient gekeken te worden naar een alternatief.
Afb. 4.2 ‘Oudste 10%’ Middelste 80% Op het moment dat er gemiddelde wordt berekend van de middelste 80%, ontstaat er een realistisch beeld. Er wordt namelijk eens gemiddelde bepaald door uitschieters negatief en positief weg te laten. Het restant dat overblijft is dat er ‘normale’ bomen overblijven. Door
Afb. 4.3 ‘Middelste 80%’
daar het gemiddelde van te berekenen, ontstaat er een realistisch beeld van de gemiddelde leeftijd van de betreffende variëteit.
Met het onderzoek wordt er gezocht naar hoe oud een boom kan worden. Om die reden is dit model niet erg geschikt. Er dient een combinatie gemaakt te worden van mogelijk 1 en 2.
De oudste 85-95% Door de ‘oudste 10%’ te combineren met ‘de middelste 80%’ is er ‘de oudste 85-95%’ uitgekomen. In deze mogelijkheid worden de positieve uitschieters weggelaten (de oudste 5%). Vervolgens wordt er voor gekozen om een gemiddelde te berekenen van de 10% die daar onder zit. De bomen die hierin worden meegenomen, zijn de bomen die er al enige tijd staan en langzaam beginnen af te takelen. Die bomen gaan richting de eindleeftijd en zijn zodoende de doelgroep voor het berekenen van de theoretische omlooptijd.
Afb. 4.4 ‘Oudste 85-95%’
Model 3 Model 3 is een afgeleide van model 2c. Vanuit het onderzoek kwam naar voren dat er op gebied van aantallen (grote) verschillen aanwezig zijn tussen de verschillende typen gegevens. Een voorbeeld hierin is dat er 300 bomen meetellen voor het bomenbestand, 50 voor de vellijsten en 5 voor de noodkap. Door met de methodiek vanuit 2c te rekenen, worden alle waarden aan elkaar gelijk gesteld. Dit zorgt ook voor een vertekend beeld, aangezien de hoeveelheden niet gelijk zijn. Om die reden is model 3 ontwikkeld. In model 3 wordt er een extra waarde toegekend aan het bomenbestand. De factor die daar bij hoort wordt omschreven als ‘x’. Er is gekozen voor de factor ‘x’ omdat er geen onderbouwing gevonden is voor het onderbouwen van ‘2’ of ‘10’. Een mogelijk is echter wel om per variëteit het aantal van het bomenbestand af te wegen tegen die van de vellijsten en noodkap.
Bijlagen
Bijlage 6: Overzicht gemiddelde leeftijden per variëteit en gegeven Soortnaam
Vellijst
Noodkap
Abies concolor
33
Acer ginnala
27
Acer campestre
Acer campestre ‘Nanum’ Acer platanoides
Acer platanoides ‘Deborah’
Acer platanoides ‘Globosum’ Acer platanoides ‘Royal Red’
Acer platanoides ‘Schwedleri’ Acer pseudoplatanus
Acer pseudoplatanus ‘Atropurpureum’ Acer pseudoplatanus ‘Erectum’
Acer pseudoplatanus ‘Leopoldii’ Acer pseudoplatanus ‘Negenia’
Acer pseudoplatanus ‘Rotterdam’ Acer rubrum
Acer saccharinum
Acer saccharinum ‘Pyramidale’ Aesculus flava
Aesculus hippocastanum
Aesculus hippocastanum ‘Baumannii’ Aesculus x carnea
Aesculus x carnea ‘Briotii’ Ailanthus altissima Alnus cordata
Alnus glutinosa Alnus incana
Alnus incana ‘Aurea’ Alnus xspaethii
Amelanchier arborea ‘Robin Hill’ Betula nigra
Betula pendula
Betula pendula ‘Laciniata’ Betula pendula ‘Tristis’
41
46
20
41
42
40
14 57 40 30 36 41 41 40 54
66
54
42
43
64 39 40 34 38 34 32 34 27 32
35
Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’ Castanea sativa
Catalpa bignonioides
Chamaecyparis lawsoniana
53 53 38 20
6
Carpinus betulus ‘Copijn’
Carpinus betulus ‘Fastigiata’
42
43
50
14
Carpinus betulus
42
52
Betula pubescens
Betula utilis ‘Doorenbos’
Inv. Planning
45 38 7
47 33
32 23 25 31 41 33 31 30 35 50 9
89 88 29 38 29 23 41 17 6
37 15
8
49 48 14 33 38 37 20
Soortnaam
Vellijst
Noodkap
Cornus controversa
23
Crataegus crus-galli
54
Corylus colurna
Crataegus coccinea
Crataegus laevigata
Crataegus laevigata ‘Paul’s Scarlet Crataegus laevigata ‘Plena’
Crataegus laevigata ‘Punicea’
Crataegus laevigatus ‘Paul’s Scarlet’ Crataegus lavallei
Crataegus monogyna
Crataegus monogyna ‘Stricta’ Crataegus pedicellata
Crataegus pinnatifida Crataegus prunifolia
Crataegus sanguinea
Crataegus xgrigronensis
Crataegus xlavalleei ‘Carrierei’
Crataegus xmedia ‘Paul’s Scarlet Crataegus xmedia ‘Punicea’
Crataegus xmordenensis ‘Toba’ Crataegus xpersimillis
Crataegus xpersimillis ‘Splendens’ Davidia involucrata Fagus sylvatica
Fagus sylvatica ‘Atropunicea’ Fagus sylvatica ‘Pendula’ Fraxinus americana
Fraxinus angustifolia
Fraxinus angustifolia ‘Monophylla’ Fraxinus angustifolia ‘Raywood’
Fraxinus angustifolia ‘Elegantissima’ Fraxinus excelsior
Fraxinus excelsior ‘Diversifolia’ Fraxinus excelsior ‘Eureka’
Fraxinus excelsior ‘Geessink’ Fraxinus excelsior ‘Jaspidea’
Fraxinus excelsior ‘Westhof’s Glorie’ Fraxinus exelsior ‘Atlas’ Fraxinus ornus
Fraxinus ornus ‘Paus Johannes-Paulus II’ Fraxinus pennsylvanica Ginkgo biloba
Bijlagen
Inv. Planning
32
31
38
33
35
36
22
45
32
32 35 40
30
41
24
52
41
40 37
40
37 52 37
41
34
27
38
41
39
38 40
54 38 34
35
86
113
28
47
62
92
75 18 42 34 14 40 30 13 24 32 37 7
28 53 44 52
143
46
49
28 38 44 45 34 27 31 34 22
Soortnaam
Vellijst
Gleditsia triacanthos
49
Gymnocladus dioica
48
Gleditsia triacanthos ‘Sunburst’ Gleditsia triacanthos f. inermis Koelreuteria paniculata
Laburnum xwatereri ‘Vossii’ Liquidambar styraciflua Magnolia kobus Malus
Malus ‘Aldenhamensis’ Malus cultivars
Malus domestica
Malus floribunda
Malus ‘Golden Hornet’ Malus hybride Malus ‘Liset’
Malus ‘Makamik’
Malus ‘Red Sentinel’ Malus ‘Tomiko’ Malus toringo
Malus toringo var. sargentii Malus tschonoskii
Nothofagus antarctica Ostrya carpinifolia
Paulownia tomentosa Pinus nigra
Pinus nigra ‘Nigra’ Pinus sylvestris
Platanus acerifolia
Platanus xhispanica Populus alba
Populus canadensis Populus canescens
Populus euramericana
Populus euramericana ‘Dorskamp’ Populus euramericana ‘Robusta’
Populus euramericana ‘Serotina’ Populus euramericana ‘Zeeland’ Populus nigra ‘Italica’
Populus nigra ‘Vereecken’ Populus tremula
Populus x canadensis ‘Robusta’ Populus xcanadensis
18 44
Noodkap 61
44 49 17
22
52 33 27 50
39
13
30 31
Inv. Planning
29
29
8
76 17 21 45
44 33 33
39
54
36
64
65
34 25 33 31
15
52 92 33 29 49 44 36
50 64
41
34 36 49 43 41
41 37 47 47 40 49 51 43
43
42
Soortnaam
Vellijst
Populus xcanadensis ‘Dorskamp’ Populus xcanadensis ‘Robusta’
Populus xcanadensis ‘Serotina’ Prunus ‘Accolade’ Prunus avium
Prunus avium ‘Mierlose Zwarte’ Prunus avium ‘Plena’
Prunus ‘Bigarreau Burlat’ Prunus cerasifera
Prunus cerasifera ‘Atropurpurea’ Prunus cerasifera ‘Nigra’
Prunus cerasifera ‘Pissardii’ Prunus fruticosa
Prunus fruticosa ‘Globosa’ Prunus gondouinii
Prunus gondouinii ‘Schnee’ Prunus incisa
Prunus padus
Prunus padus ‘Albertii’
Prunus padus ‘Watereri’ Prunus ‘Pandora’
Prunus sargentii ‘Charles Sargent’ Prunus sargentii ‘Rancho’ Prunus serotina Prunus serrula
Prunus serrulata
Prunus serrulata ‘Amanogawa’ Prunus serrulata ‘Hizakura’ Prunus serrulata ‘Kanzan’
Prunus serrulata ‘Kiku-Shidare-Saku Prunus serrulata ‘Kwanzan’ Prunus spinosa
Prunus subhirtella ‘Autumnalis’ Prunus ‘Umineko’
Prunus xeminens ‘Umbraculifera’ Prunus yedoensis
Pterocarya fraxinifolia Pyrus calleryana
Pyrus calleryana ‘Chanticleer’
Pyrus caucasica ‘Louise Anne’ Pyrus communis Quercus cerris
Quercus frainetto
Noodkap
44 49
54
35
39
48
36
1
39
44
15
11
14 34
33
25 30
30
18 54 35 34 35 33 26 46
35 33
32 40
28 18 32 39 36
28
46
19
9
39 21 32 34 27 22 56 17 34 18 34 19
Bijlagen
Inv. Planning
33 22 39
88
72 30 12 22 45 6
34 5
71 74
Soortnaam
Vellijst
Noodkap
Quercus palustris
69
Quercus robur ‘Fastigiata Koster’
10
Quercus robur
Quercus robur ‘Fastigiata’ Quercus rubra
Robinia pseudoacacia
Robinia pseudoacacia ‘Bessonia’
Robinia pseudoacacia ‘Umbraculifera Robinia pseudoacacia ‘Unifolia’ Robinia viscosa
Robinia xambigua ‘Decaisneana’ Salix alba
Salix alba ‘Drakenburg’ Salix alba ‘Liempde’
Salix babylonica ‘Tortuosa’ Salix caprea
Salix pentandra Salix pulchra
Salix sepulcralis
Salix Sepulcralis Chrysocoma Sophora japonica Sorbus aria
Sorbus aria ‘Lutescens’ Sorbus aria ‘Magnifica’ Sorbus aria ‘Majestica’
Sorbus arnoldiana ‘Schouten’ Sorbus aucuparia
Sorbus aucuparia ‘Edulis’
Sorbus aucuparia ‘Rossica’
Sorbus aucuparia ‘Xanthocarpa’ Sorbus confusa Sorbus decora
Sorbus intermedia
Sorbus intermedia ‘Brouwers’ Sorbus latifolia
45
176
41
56
23
42 28 41 26 31 40 45 47 30 35 21 46 22 38 46 39 38 39 29 38 37 39 44 39 9
Thuja occidentalis
54
Tilia americana Tilia cordata
Tilia cordata ‘Greenspire’ Tilia cordata ‘Böhlje’
52
85 46 31 26 35 36 51
28
35
Taxus baccata
49
7
38
34
Sorbus xthuringiaca
Sorbus xthuringiaca ‘Fastigiata’
54
Inv. Planning
34 48 43
49
85
50 38 20 48
32 43 44 33 39 25 29 25 35 32 14
37 77
67
38 62 25
39
Soortnaam
Vellijst
Tilia platyphyllos
59
Tilia xeuropaea
45
Tilia tomentosa
Tilia tomentosa ‘Brabant’
Tilia xeuropaea Koningslinde’ Tilia xeuropaea ‘Euchlora’ Tilia xeuropaea ‘Pallida’ Ulmus ‘Camperdownii’
Ulmus carpinifolia ‘Wredei’ Ulmus Clusius
Ulmus glabra ‘Exoniensis’
Ulmus x hollandica ‘Belgica’ Ulmus xhollandica
Ulmus xhollandica ‘Commelin’
Ulmus xhollandica ‘Groeneveld’ Ulmus xhollandica ‘Vegeta’
Ulmus xhollandica ‘Dampieri’ Ulmus xhollandica ‘Wredei’ Zelkova serrata
Bijlagen
30 25 42 78 50 38 47 35 41 43 38 52 28 52
Noodkap 33 59 44
74 84 44 48 56
Inv. Planning 41 32 14 33 6
32 27 40 34 40 24
Bijlage 7: Factor standplaats per variĂŤteit Boom in gras VariĂŤteit
Totaal
Acer campestre
Acer pseudoplatanus 'Erectum'
Acer platanoides
Acer pseudoplatanus Acer saccharinum
Aeasculus hippocastanum 'Baumannii' Aesculus hippocastanum Aesculus x carnea
Aesculus x carnea 'Briotii' Alnus cordata
Alnus glutinosa Betula pendula Fagus sylvatica
Fagus sylvatica 'Atropunicea' Fraxinus americana Fraxinus excelsior
Fraxinus excelsior 'Westhof's Glorie' Gleditsia triacanthos Malus floribunda
Platanus x hispanica Populus alba
Prunus padus 'Albertii'
Prunus subhirtella 'Autumnalis' Pterocarya fraxinifolia Quercus robur
Robinia pseudoacacia
Robinia pseudoacacia 'Bessonia' Salix alba
Salix alba 'Liempde' Sorbus aria
Sorbus aria 'Lutescens' Sorbus aria 'Magnifica'
Sorbus aucuparia 'Edulis' Sorbus intermedia Tilia americana Tilia cordata
Tilia tomentosa
Tilia x europaea
Tilia x europaea 'Pallida' Ulmus x hollandica
Ulmus x hollandica 'Commelin'
Ulmus x hollandica 'Groeneveld' Ulmus x hollandica 'Vegeta'
Aant.
Gem. Lftd
Factor
1736
474
28
1,00
573
234
38
1,00
1427 3112 362
1205
476 608 252 460
39 40 46 43
1,00 1,00 1,00
808
4341
1356
505
39
1,00
5021
21
1,00
136 176
60 91
3422
1560
102
54
1008 1247 47
2022 27
59
1,00
43 31
25 29
92 27
1,00
1,00 1,00
1,00 1,00
1,00 1,00
10281
804
35
1,00
159
81
21
1,00
3732 272
4558 394 14
406 118
350 106 858 208 3
219 79
9066
5021
2801
1374
1392 573 44
445 79
323 103
1389 250
1567 968
654 224 40 61
29 16
39
34 35 43 27
24 31
1,00 1,00 1,00 1,00
1,00
1,00 1,00 1,00 1,00
1,00 1,00
249
28
1,00
350
29
1,00
28 50 90
804
1214
942
24
1,00
1,00
1552 1552
38
1,00
33
3034
1583
29
5
4413 2524
37
1264 858 739 663
41 12 47
34 38 44 35 44 35 49
1,00 1,00 1,00
1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00
Boom in beplanting Aant.
Gem. Lftd
1160
37
250
36
168
37
Boom in verharding Factor
Aant.
1,32
102
0,92 0,93
0,95
41
51
1,11
37
31
0,72
63
14
0,56
429
1,16
244
5504
54
0,92
436
51
50
1,11
1,16
39
23
0,53
1799
33
1,32
40
31
485
36
902
31
3715
53
35
69
16
43
261
37
108
40
76
29
33
39
629
36
184
40
5
34
103
21
25
35
3715
42
395
39
60
37
1218
37
1,00
0,92
1,59
4
2,52
1,86
45
1,08
1,00
0,95 1,67
1,17
1,31
421
43
629
38
162
41
287
36
116
50 Bijlagen
58
23 33
21 31
45
77
19
23
2,29
0,75 2,15
0,66 0,89
0,72 1,48
1,18 3,21
0,66
1,44
0,94
0,00
0
0
0
0
19
1,14
29
1,58
37
48
69
0,79
301
60
108
33
0,90
1,00
1,37
527
36
31
0,84
1,21
261
84
28
1,20
36
57
32
2
6
71
0,70
289
7
33
96
30
0,95
0,86
1,24
1,11
0,85
13
90
36
0,80
14
35
100
510
32
0,90
9
0
13
502
1,46
0
330
1,06
35
31
45
366
1634
4
83
123
1,07
0,75
1,04
37
44
69
29
Factor
85
95
425
Gem. Lftd
0
0
0
0
0,49
74
39
1,18
1,14
1040
31
1,11
1,28
0
2,75
1,06 0,98 1,09 0,93 1,03 1,02
286 40
153 0 0 0 0 0 0 0
37
26
54 0 0 0 0 0 0 0 0
0,90
2,17
1,15
Bijlage 8: Notulen experts Notulen afspraak met Joop Spijker Datum: Tijd: Aanwezig: Afwezig Doel:
01-05-2015 10.00-11.00 Joop Spijker, Ruud Linders, Harmen Bergmans Bespreken modellen en standplaats
Modellen Joop geeft aan dat hij altijd kijkt naar data die beschikbaar is. Wanneer hij na de uitleg de modellen bekijkt, lijkt hij een duidelijk voorkeur te hebben voor model 1. Hij vraagt zich af of de investeringsplanning dubbel wordt meegenomen. Antwoord is ja, waarop hij concludeert dat die er vervolgens uit moeten. De volgende vraag vanuit Joop is wat de hoeveelheden zijn van de verwijderde bomen. Daar konden wij geen antwoord op geven > nader te bepalen. Joop geeft aan dat we eens per wijk moeten gaan kijken, indien de tijd het toelaat. De wijken in Utrecht zijn gedurende verschillende tijden aangelegd en de leeftijden van de bomen verschillen dus ook heel erg. Wij geven aan dat wij de voorkeur geven aan model 2c, waarop hij het volgende aangeeft. Gem. lt vel = n1 Gem. lt nk = n2 Gem. lt bb = n3 Alles bij elkaar = Ntotaal > n1+n2+n3/Ntotaal
Andere opmerking van Joop is om de levensverwachting van bomen te bepalen per categorie. Hiermee bedoeld hij dat we bomen met een leeftijd van 51-60/61-70 etc. moeten indelen, en daar vervolgens de levensverwachting van te bepalen. Standplaats Joop geeft aan dat hij het fijne er niet van weet, maar Jitze Kopinga (zijn collega wel). De vergeven %, zijn natte vinger werk en niet onderbouwd. De percentages kunnen gebaseerd worden op vellijsten, echter worden daar pas vanaf dit jaar standplaatsen op vermeld. Bij het bekijken van het schema merkt hij op dat je altijd moet kijken naar de kwaliteit van de standplaats.
Notulen afspraak met Marco Gerrits Datum: Tijd: Aanwezig: Afwezig: Doel:
06-05-2015 16.00-16.45 Marco Gerrits, Ruud Linders, Harmen Bergmans Bespreken modellen en standplaats
Modellen Tijdens het bespreken van de modellen wordt aangegeven bij model 2c, dat we in plaats van een range van 10%, beter hoeveelheden kunnen bepalen. Door een reeks te kiezen per soort/cultivar, verschilt het %, maar zorg je er wel voor dat je een onderbouwing hebt voor je reeks. Data-analyse > om te bepalen wat beste reeks is om te nemen. Marco geeft aan dat het goed is om een overzicht te maken, met daarin opgenomen het aantal bomen per reden om te verwijderen.
Bij het bespreken van model 3, komt duidelijk naar voren dat we een onderbouwing moeten hebben voor de factor ‘2’ voor het bomenbestand. • Levensverwachting van bomen indelen in verschillende klasses
Standplaats Marco geeft aan dat bomen in gras, n.a.w. niet allemaal echt in gras staan. Ruud legt uit hoe standplaatsen worden bepaald binnen de gemeente Utrecht. Marco doet vervolgens een voorstel om de bomen opnieuw in te delen als volgt: • Bomen in stedelijk gebied • Bomen in parken (‘parkzone’) Belangrijk is om in ieder geval te beschrijven wat wij zien als een ‘boom in gras’, ‘beplanting’ en ‘verharding’ > Vermelden in hoofdstuk 1 (Uitgangspunten)
Het is onmogelijk om voor heel de gemeente Utrecht de levensverwachting per boom te kunnen bepalen, daarop kiezen voor een representatieve wijk. Marco bevestigt regel van G.J. van Prooijen (30m² DWR > boom kan 60 worden). Uitzonderingen daargelaten (ziekten en plagen).
Slot Marco geeft aan dat hij benieuwd is naar het eindresultaat, waarna hem gevraagd wordt of hij bij de eindpresentatie aanwezig wil zijn. Hij geeft aan graag te komen.
Bijlagen
Notulen afspraak met Dirk Doornenbal Datum: Tijd: Aanwezig: Afwezig: Doel:
07-05-2015 15.00-16.15 Dirk Doornenbal, Ruud Linders, Harmen Bergmans Bespreken modellen en standplaats
Na de uitleg over wie wij zien en welke opleiding wij volgen, komt het afstudeerproject ter sprake. Na een (korte) inleiding voor onze opdracht wordt het schema naar voren geschoven. Vrij snel erachteraan volgt model 1, gevolgd door model 2 en 3 inclusief toelichting. De vervolgstap is het toelichten van de ‘standplaats’ en wat wij er mee op het oog hebben. Uit het gesprek zijn meerdere nuttige punten naar voren gekomen. Gedurende het gesprek zijn, puntsgewijs, de volgende aantekeningen gemaakt: • Wat is het doel van het bepalen van de theoretische omlooptijd?; o Doel is weten hoelang een boom op papier mee kan in het stedelijk gebied van de gemeente Utrecht. • Voor deze opdracht is het van belang om aannames te doen, omdat; o Onderbouwing bestaat uit ‘halve’ argumenten; o 80/20 regel (80% van het resultaat wordt behaald bij 20% van de bomen); o Zoeken naar methodiek voor bepalen hoe oud de mens wordt. • Om de levensduur te bepalen (theoretische omlooptijd) kijken naar taxatie methodiek; • Dirk Doornenbal kiest voor model 2c, echter dient er wel een onderbouwing te komen voor de tange van 10%; • Uitwerking van onderzoek in adviesdeel één bepaalde wijk of meerdere wijken uitkiezen die representatief genoeg zijn; • Conditie en toekomstverwachting meenemen in het verhaal; • Een aparte factor meenemen voor bomen die alleen in verharding staan; • Kijken naar de levensloop van bomen (eik leeft het langst); o Genetica van de verschillende variëteiten • www.beterebomen.nl; • Stadsbomen Vademecum wordt als leidend gezien door de sector; • Veldcapaciteit (vochtopname) is belangrijk bij het bepalen van de minimale doorwortelbare ruimte; • De regel ‘Bij 25m³ doorwortelbare ruimte, kan de boom 50 jaar mee’, is een praktijkregel; • Wortelgestel 2:1 boomkroon (waarin minimaal 1:1) o Dit is genetisch bepaald • Vele variëteiten in de gemeente Utrecht zijn nog niet ‘oud genoeg’; o Daarvoor een aanbeveling opnemen • Doel van onderzoek is (ook) om een solide rekenmethode op te stellen.
Notulen afspraak met Martijn van der Spoel Datum: Tijd: Aanwezig: Afwezig: Doel:
11-05-2015 15.00-16.15 Martijn van der Spoel, Ruud Linders, Harmen Bergmans Bespreken modellen en standplaats
Na de uitleg over wie wij zien en welke opleiding wij volgen, komt het afstudeerproject ter sprake. Na een (korte) inleiding voor onze opdracht wordt het schema naar voren geschoven. Vrij snel erachteraan volgt model 1, gevolgd door model 2 en 3 inclusief toelichting. De vervolgstap is het toelichten van de ‘standplaats’ en wat wij er mee op het oog hebben. Uit het gesprek zijn meerdere nuttige punten naar voren gekomen. Gedurende het gesprek zijn, puntsgewijs, de volgende aantekeningen gemaakt: • De potentie van bomen; o Taxatie richtlijnen (NVTB 2013, www.boomtaxateur.nl) o Deze richtlijnen worden ook bij de rechtbank gehanteerd o 0,5-1m³ doorwortelbare ruimte per (beoogd) levensjaar • In het stedelijk gebied worden bomen niet ouder dan 40 jaar; • Taxatie wordt door BSI getoetst bij de verschillende standplaatsen; o Bodem, met grondboor wordt gekeken hoe bodemopbouw er uit ziet o Bovengrondse beperkingen o VTA-keuring (visuele keuring) • Stad- en laanbomen in een gemeente worden geplaatst in de categorie ’40 jaar’; • Er zit een duidelijk verschil tussen hang- en grondwaterprofiel bij het bepalen van de doorwortelbare ruimte; o Bij hangwaterprofiel is de boom veel meer afhankelijk van het water dat van boven komt • Modelkeuze (voor theoretische omlooptijd) niet baseren op (alleen) kaplijsten, aangezien er veel excessen zijn; • Model toevoegen en die baseren op alleen het bomenbestand; o Op basis van conditie (en levensverwachting) o Staat maken van bomen met goede conditie e.d. • Wat hebben we en hoe lang gaan deze nog mee, o.b.v. de huidige conditie; • Hoeveel bomen kunnen hun functie nog halen? • Vragen om representatieve delen van de gemeente Utrecht; • De helft van de bomen staan in gras, bij bepalen ‘bonuswaarde standplaats’ bomen in gras gelijk stellen aan theoretische omlooptijd o Bomen in beplanting gelijk stellen aan bomen in groeiplaatsconstructie • Extra standplaats toevoegen (met het oog op de toekomst); boom in verharding met groeisubstraat; • Bomen indelen in snel- en langzaam groeiend. Tot slot geeft Martijn aan dat hij graag een digitale versie ontvangt van het eindrapport. Daarnaast zullen wij hem een uitnodiging sturen voor de eindpresentatie.
Bijlagen
Notulen afspraak met Harold Schoenmakers Datum: Tijd: Aanwezig: Afwezig: Doel:
13-05-2015 10.00-11.10 Harold Schoenmakers, Ruud Linders, Harmen Bergmans Bespreken modellen en standplaats
Na de uitleg over wie wij zien en welke opleiding wij volgen, komt het afstudeerproject ter sprake. Na een (korte) inleiding voor onze opdracht wordt het schema naar voren geschoven. Vrij snel erachteraan volgt model 1, gevolgd door model 2 en 3 inclusief toelichting. De vervolgstap is het toelichten van de ‘standplaats’ en wat wij er mee op het oog hebben. Uit het gesprek zijn meerdere nuttige punten naar voren gekomen. Gedurende het gesprek zijn, puntsgewijs, de volgende aantekeningen gemaakt: • Wat is de relatie tussen de theoretische omlooptijd en de beschikbare gegevens; • Voor model 2c gebruik maken van ‘Klokmodel van Gaus’; • Aangeven waarom de verschillende input per model gelijk gesteld worden aan elkaar; • Harold heeft voorkeur voor model 2c (onderbouwing is misschien meer iets voor een ‘echte’ statisticus); • Opnemen in tekst om welke hoeveelheden het gaat (vellijsten/noodkap/bomenbestand); • Aantallen benoemen per gemiddelde leeftijd (totaaltabel met modellen en variëteiten); o Uitgangspunt stellen m.b.t. hoeveelheden? • Voor % bij standplaats ‘Groeiplaatsconstructie’ een aanname doen op basis van ervaringen binnen werkveld (wel meenemen, maar erbij zeggen dat het niet vast staat); • Totaaltabel; gevoelsmatig kloppen de gemiddelden volgens Harold Schoenmakers; • Conditie en toekomstverwachting wel benoemen in rapport (laten zien dat je er aan gedacht hebt); o Ergens gemiddelde van nemen en daar conclusies uit trekken • Voor theoretische omloop zoeken naar Boeynk (Landbouw Hogeschool Wageningen); o Dit is een goed boek om te bekijken • Wat kan de gemeente met ons onderzoek? o Meerjarenplanning o M.b.t. conditie en levensverwachting • Aanbeveling kan zijn; meer investeren in bomen in beplanting, omdat die het beter doen; • Hij ontvangt graag een uitnodiging voor de eindpresentatie.
Notulen afspraak met Hans Jacobse Datum: Tijd: Aanwezig: Afwezig: Doel:
22-05-2015 10.00-10.15 Hans Jacobse, Harmen Bergmans Ruud Linders Bespreken modellen en standplaats
Gedurende de begeleiding van de dag ervoor, kwam de modelkeuze naar voren. Er werd daarbij om de mening van Hans Jacobse gevraagd, maar de juiste documentatie was niet aanwezig. Dit stond ook niet op de agenda, maar de studenten wilden wel graag de mening van Hans Jacobse. Om die reden zouden wij de dag erna even langs komen.
Tijdens de concrete uitleg van de modellen 1, 2 en 3 worden nog enkele vragen gesteld door Hans. De vragen worden beantwoord en Hans geeft aan dat hij een voorkeur heeft voor model 2c. Er dient daarbij wel een onderbouwing te komen voor de gekozen percentages.
Notulen afspraak met Jan van MerriĂŤnboer Datum: Tijd: Aanwezig: Afwezig: Doel:
20-05-2015 14.15-14.30 Jan van MerriĂŤnboer, Ruud Linders, Harmen Bergmans Bespreken modellen en standplaats
Na een korte toelichting van de modellen wordt er naar de mening gevraagd van Jan. Jan heeft vervolgens nog enkele vragen over de verschillende modellen. Hij geeft aan dat hij eigenlijk weer vrij snel weg moet en spreekt een voorkeur uit over model 2b. Ook geeft hij aan dat er dan wel een onderbouwing dient te komen voor de gekozen percentages, hoewel de gekozen percentages een logische keuze lijken.
Bijlagen
Bijlage 9: Levensverwachting variëteiten met eigen standplaatsfactor Soort
Aantal TO
Bib
Factor Big
Factor Biv
Factor Bigpc Factor
Acer pseudoplatanus
3112
47
0,93
1,00
0,80
Acer campestre
Acer platanoides
Acer pseudoplatanus 'Erectum' Acer saccharinum
Aesculus hippocastanum
Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Aesculus x carnea
Aesculus x carnea 'Briotii' Alnus cordata
Alnus glutinosa Betula pendula Fagus sylvatica
Fagus sylvatica 'Atropunicea' Fraxinus americana Fraxinus excelsior
Fraxinus excelsior 'Westhof's Glorie' Gleditsia triacanthos Malus floribunda
Platanus xhispanica Populus alba
Prunus padus 'Albertii'
Prunus subhirtella 'Autumnalis' Pterocarya fraxinifolia Quercus robur
Robinia pseudoacacia
Robinia pseudoacacia 'Bessonia' Salix alba
Salix alba 'Liempde' Sorbus aria
Sorbus aria 'Lutescens' Sorbus aria 'Magnifica'
Sorbus aucuparia 'Edulis' Sorbus intermedia Tilia americana Tilia cordata
1736
45
573
54
1427 362
808
1205 136
176
1356
3422
1008
1247 102 47
56
51
69
113 68
55
49
48
45
47
65
46
63
10281 49 3732 272
159
4558 394 14
406
118
9066
1392 573
2801 44
445 79
323
103
1389 250
1567
53
49
41
81
51
35
37
70
61
54
52
49
50
45
50
45
41
47
75
52
59
52
63
77
104 79
29
49
44
59
50
164 35
100 52
57
49
76
77
85
41
48
63
76
60
45
67
73
45 0
38
113 54
91
Ulmus xhollandica 'Groeneveld' Ulmus xhollandica 'Vegeta'
1552 942
50
45
58
1,00
0,92
1,32
1,07
2,52
0,75
1,59
1,06
1,08
1,00
1,86
0,95
1,67
1,17
1,31
0,90
1,24
1,11
0,86
1,37
1,46
1,00 0
0,85
2,75
1,14
1,21
68
55
49
48
45
47
65
46
63
49
53
49
41
81
51
35
37
70
61
54
52
49
50
45
50
45
41
47
75
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
77
136 48
40
44
38
25
54
149 35
135 32
47
35
61
96
164 23
53
34
59
51
44 0
0
42
59
41
89
52
86
0,95
54
1,00
0,95
1,11
1,20
0,70
0,72
0,90
0,79
0,56
1,14
2,29
0,75
2,15
0,66
0,89
0,72
1,48
1,18
3,21
0,66
1,44
0,49
0,97
0,94
0,84 0
0
0,94
1,18
0,90
2,17
1,11
1,15
56
51
69
113 68
55
49
48
45
47
65
46
63
49
53
49
41
81
51
35
37
70
61
54
52
49
50
45
50
45
41
47
75
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
56
0,98
57
1,00
0
0
57
1,00
58
1552
0,53
113
1,00
41
52
53
Ulmus xhollandica 'Commelin'
1,16
51
53
1,00
0
1583
57
0,92
69
1,00
1,00
45
0
Ulmus xhollandica
66
1,11
51
1,04
1,00
64
2524
54
56
47
52
50
4413
1,16
0,92
1,00
1,06
968
Tilia xeuropaea 'Pallida'
45
55
Tilia tomentosa Tilia xeuropaea
1,32
104 47
41
54
1,28
1,58
1,09
0,93
0,92
0,93
50
66
53
50
45
58
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
50
66
53
50
45
58
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
Bijlagen
Bijlage 10: Meerjarenplanning Noordoost
50-100
100+
€ 1.217,07
€ 1.009,91
20-50
€ 883,94
<20
€ 829,44
100+
Rooien en vervangen
50-100
€ 685,16
20-50
€ 646,22
€ 523,93
€ 466,66
<20
Rooien
Jaar
Werkzaamheid
Noordoost
2015
12
29
40
3
112
268
360
33
2018
0
3
16
0
0
27
144
3
2016
2017
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
2034
2035
7
1
0
0
2
5
2
0
0
1
10 0
0
0
1
5
1
5
7
0
2
0
0
0
2
3
0
0
0
2
3
1
0
0
1
2
0
0
10
13 9
8
29
12
22
15
11
27
14
20
12
11
25 6
15
17 7
1
0
0
0
4
0
0
0
0
2
0
3
0
0
0
0
0
0
0
63
14 5
5
18
45
20 0
0
9
95 0
8
1
16
52
15
46
69
7
24 3
2
4
20
27 1
7
7
18
35 9
0
2
9
18 8
4
98
123 82
80
269
108
203
141
104
248
133
187
116
107
232 54
143
157 70
13 0
0
0
Totaal
€ 782.250
€ 183.650
€ 167.000
€ 184.900
€ 95.450
€ 91.900
40
€ 361.250
0
€ 153.000
2
7
0
25 6
28 5
0
1
1
2
0
0
€ 177.650
€ 270.750
€ 118.350
€ 313.850
€ 251.100
€ 270.450
€ 146.150
€ 116.000
€ 269.050
€ 111.750
€ 188.300
€ 218.050
€ 139.300
Bijlage 11: Meerjarenplanning Overvecht
50-100
100+
€ 1.217,07
€ 1.009,91
20-50
€ 883,94
<20
€ 829,44
100+
Rooien en vervangen
50-100
€ 685,16
20-50
€ 646,22
€ 523,93
€ 466,66 <20
Rooien
Jaar
Werkzaamheid
Overvecht
2015
11
40
102
13
102
366
918
119
2018
0
21
30
0
4
194
270
4
2016
2017
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
2034
2035
18
16 0
0
10 6
2
0
0
9
4
4
0
0
3
1
1
0
0
Bijlagen
10 4
2
6
5
5
9
5
5
3
10 5
5
2
0
16 3
2
1
11 8
41
62
27
41
65
34
30
47
42
69
41
40
65
35
45
38
19
6
0
0
0
11 0
1
0
0
5
1
1
2
0
1
0
0
0
2
165
148 0
0
91
62
22 0
0
88
43
37 0
0
35
11
11 0
1
90
39
20
54
48
52
87
51
48
30
96
46
47
19 6
144 27
24
11
107 75
369
558
243
370
589
309
270
425
385
623
377
364
591
320
405
343
178
54 2
2
0
101 5
11 5
0
45
16
14
18 0
16 0
6
0
18
Totaal
€ 1.581.000
€ 415.100
€ 250.150
€ 482.750
€ 420.350
€ 654.500
€ 518.550
€ 509.100
€ 751.750
€ 387.850
€ 337.150
€ 623.100
€ 563.750
€ 767.350
€ 474.700
€ 411.300
€ 693.850
€ 491.050
€ 480.000
€ 393.250
€ 226.400
Bijlage 12: Meerjarenplanning Noordwest
50-100
100+
€ 1.217,07
€ 1.009,91
20-50
€ 883,94
<20
€ 829,44
100+
Rooien en vervangen
50-100
€ 685,16
20-50
€ 646,22
€ 523,93
€ 466,66 <20
Rooien
Jaar
Werkzaamheid
Noordwest
2015
2
21
66
16
23
195
602
144
2018
1
3
11
1
17
27
99
13
2016
2017
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
2034
2035
2
5
0
0
2
4
0
0
0
1
2
0
0
2
7
2
1
0
3
0
5
0
0
2
2
3
0
7
0
1
2
0
0
0
3
2
0
0
6
3
4
3
11
10 3
7
3
13 4
14 4
7
10 5
11 3
2
0
0
0
5
2
0
2
0
0
5
1
0
0
0
1
0
0
0
1
26
48 0
1
23
40 4
0
0
14
18 4
3
21
66
26
10 1
27
8
45 4
2
19
19
33 0
66 0
12
25 1
6
3
29
22 4
0
55
27
42
32
100 93
35
65
27
124 44
126 36
66
98
48
107 35
25
7
0
0
49
Totaal
€ 1.040.250
€ 97.550
€ 113.750
€ 163.650
€ 48.550
€ 99.950
18
€ 169.250
1
€ 71.400
2
25 0
€ 155.750
€ 103.150
€ 91.250
45
€ 203.950
0
€ 42.350
9
3
2
€ 85.700
€ 166.450
€ 97.300
14
€ 181.500
0
€ 43.100
0
0
15
€ 100.950
€ 144.000
€ 69.300
Bijlage 13: Samengestelde meerjarenplanning
€ 1.217,07
€ 1.009,91
25
90
208
32
237
829
1880 296
2018
1
27
57
1
21
248
513
2016
2017
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
2034
2035
27
22 0
0
14
15 4
0
0
11
16 4
0
2
11 8
3
5
10
Bijlagen
10
11 2
6
7
9
15 5
12 3
13
10 6
2
0
20 7
2
1
27
24
54
73
67
63
90
56
44
87
60
103 57
58
100 46
71
58
28
7
0
0
5
17 0
3
0
0
12 2
4
2
0
2
0
0
0
3
254
210 5
6
132
147 46 0
0
111
156 41
11
22
117 89
36
47
97
105
108 27
58
71
91
147 52
121 37
126
106 57
25
11
182 67
36
15
100+
50-100
€ 883,94
2015
20-50
<20
€ 829,44
100+
Rooien en vervangen
50-100
€ 685,16
20-50
€ 646,22
€ 523,93
€ 466,66 <20
Rooien
Jaar
Werkzaamheid
Totaal
260
74
493
2
225
670
612
571
827
515
401
797
562
936
529
537
921
422
655
535
273
2
20
49
159 9
43 6
0
115 31
45
23 2
31 1
8
0
33
Totaal
€ 3.403.450
€ 696.250
€ 530.900
€ 831.200
€ 564.300
€ 846.300
€ 1.049.000
€ 842.450
€ 1.125.600
€ 612.200
€ 546.700
€ 1.140.800
€ 900.500
€ 1.204.200
€ 663.100
€ 624.600
€ 1.144.350
€ 703.750
€ 812.200
€ 654.350
€ 434.950
20-50
50-100
100+
€ 1.217,07
€ 1.009,91
<20
€ 883,94
100+
€ 829,44
50-100
Rooien en vervangen
20-50
€ 685,16
€ 523,93
€ 466,66 <20
Rooien
Jaar
Werkzaamheid
Operationele meerjarenplanning
€ 646,22
Bijlage 14: Operationele meerjarenplanning
2015
11
23
108
26
99
208
975
235
2018
2
64
57
2
22
583
513
21
2016
2017
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
2034
2035
38
23
49 0
14
16 0
5
0
12
17 0
6
2
13
10 4
5
10
43
12 3
6
8
10 0
22
13 4
14 0
18 3
1
20 7
4
1
62
92
55
74
68
63
92
57
44
88
62
78
84
85
76
47
72
59
30
8
7
0
5
17 1
4
0
13 0
3
5
2
0
3
0
1
0
3
342
211
449 8
134
148 0
48 0
112
156 0
55
23
117 90
37
48
98
391
109 28
60
72
92 0
200
122 37
127 0
166 27
12
182 67
36
17
562
829
495
670
613
572
828
516
402
798
562
702
764
768
691
423
656
536
273
74
63 3
51
160 10
44 8
117 0
32
46
24 2
32 3
9
0
34
Totaal
€ 1.641.450
€ 1.372.750
€ 1.266.550
€ 1.149.900
€ 960.750
€ 852.800
€ 1.054.950
€ 848.050
€ 951.950
€ 798.150
€ 700.400
€ 996.100
€ 905.600
€ 818.800
€ 1.061.050
€ 878.450
€ 900.850
€ 709.100
€ 816.600
€ 657.850
€ 440.050
Bijlagen
Bijlage 15: Eenheidsprijzen CROW Werkzaamheid
Aantal
Eenh.
€/eenh.
Eenh.
Kosten
Rooien boom Rooien boom < 20, incl. verwijderen stobbe
40
st
€ 466,66
st
€ 18.666,38
Bodemonderzoek
40
st
€ 445,00
st
€ 17.800,00
Rooien boom < 20
40
st
€ 21,66
st
€ 866,38
Aanvullen plantgat, Teelaarde, franco werk per as, 5 - 10 m3
1,6
m³
€ 22,80
m³
€ 36,48
Cultuurtechnisch medewerker
8
uur
€ 30,40
uur
€ 243,20
Graafmachine, mobiel, hydraulisch, 500 liter
2
uur
€ 51,73
uur
€ 103,46
Huur kettingzaag, benzine, zwaarlengte 400 mm
1
dag
€ 34,00
dag
€ 34,00
Tractor met versnipperaar
4
uur
€ 49,55
uur
€ 198,20
Vrachtauto groenvoorziening
1,6
uur
€ 51,90
uur
€ 83,04
Autokraan met hydraulische giek, 100 ton
1
uur
€ 168,00
uur
€ 168,00
Rooien boom 20-50, incl. verwijderen stobbe
12,5
st
€ 523,93
st
€ 6.549,07
Bodemonderzoek
12,5
st
€ 445,00
st
€ 5.562,50
Rooien boom 20-50
12,5
st
€ 78,93
st
€ 986,57
Aanvullen plantgat, Teelaarde, franco werk per as, 5 - 10 m3
3,13
m³
€ 22,80
m³
€ 71,25
Graafmachine, mobiel, hydraulisch, 500 liter
3,25
uur
€ 51,73
uur
€ 168,12
Cultuurtechnisch medewerker
Huur kettingzaag, benzine, zwaarlengte 400 mm Tractor met versnipperaar
Vrachtauto groenvoorziening
Autokraan met hydraulische giek, 100 ton
8
1
4
2
1
uur
dag uur
uur
uur
€ 30,40
€ 34,00
€ 49,55
€ 51,90
€ 168,00
uur
dag uur
uur
uur
€ 243,20 € 34,00
€ 198,20
€ 103,80
€ 168,00
Rooien boom 50-100, incl. verwijderen stobbe
6
st
€ 646,22
st
€ 3.877,31
Bodemonderzoek
6
st
€ 445,00
st
€ 2.670,00
Rooien boom 50-100
6
st
€ 201,22
st
€ 1.207,31
Aanvullen plantgat, Teelaarde, franco werk per as, 5 - 10 m3
6
m³
€ 22,80
m³
€ 136,80
Cultuurtechnisch medewerker
8
uur
€ 30,40
uur
€ 243,20
Graafmachine, mobiel, hydraulisch, 500 liter
6,25
uur
€ 51,73
uur
€ 323,31
Huur kettingzaag, benzine, zwaarlengte 400 mm
1
dag
€ 34,00
dag
€ 34,00
Tractor met versnipperaar
4
uur
€ 49,55
uur
€ 198,20
Vrachtauto groenvoorziening
2
uur
€ 51,90
uur
€ 103,80
Autokraan met hydraulische giek, 100 ton
1
uur
€ 168,00
uur
€ 168,00
Rooien boom 100+, incl verwijderd stobbe
6
st
€ 685,16
st
€ 4.110,94
Bodemonderzoek
6
st
€ 445,00
st
€ 2.670,00
Rooien boom 100+, incl verwijderen stobbe
6
st
€ 240,16
st
€ 1.440,94
Aanvullen plantgat, Teelaarde, franco werk per as, 5 - 10 m3
10
m³
€ 22,80
m³
€ 228,00
Cultuurtechnisch medewerker
8
uur
€ 30,40
uur
€ 243,20
Graafmachine, mobiel, hydraulisch, 500 liter
8
uur
€ 51,73
uur
€ 413,84
Huur kettingzaag, benzine, zwaarlengte 400 mm
1
dag
€ 34,00
dag
€ 34,00
Tractor met versnipperaar
4
uur
€ 49,55
uur
€ 198,20
Vrachtauto groenvoorziening
3
uur
€ 51,90
uur
€ 155,70
Autokraan met hydraulische giek, 100 ton
1
uur
€ 168,00
uur
€ 168,00
Werkzaamheid
Aantal
Eenh.
€/eenh.
Eenh.
Kosten
Rooien en vervangen boom Rooien en vervangen boom < 20
40
st
€ 829,44
st
€ 33.177,50
Bodemonderzoek
40
st
€ 445,00
st
€ 17.800,00
Rooien boom <20, incl. stobbe
40
st
€ 20,75
st
€ 829,90
Cultuurtechnisch medewerker
8
uur
€ 30,40
uur
€ 243,20
Graafmachine, mobiel, hydraulisch, 500 liter
2
uur
€ 51,73
uur
€ 103,46
Huur kettingzaag, benzine, zwaarlengte 400 mm
1
dag
€ 34,00
dag
€ 34,00
Tractor met versnipperaar
4
uur
€ 49,55
uur
€ 198,20
Vrachtauto groenvoorziening
1,6
uur
€ 51,90
uur
€ 83,04
Autokraan met hydraulische giek, 100 ton
1
uur
€ 168,00
uur
€ 168,00
Verbeteren groeiplaats
40
st
€ 15,49
st
€ 619,60
Verbeteren groeiplaats, bomengrond, incl aanvoer nieuwe grond, 10m³ per boom
400
m³
€ 11,95
m³
€ 4.780,00
Transport vrijgekomen grond
400
m³
€ 3,54
m³
€ 1.416,00
Planten nieuwe boom
40
st
€ 289,20
st
€ 11.568,00
Nieuwe boom 16-18, excl. levering
1
st
€ 108,00
st
€ 108,00
Levering boom
1
st
€ 50,00
st
€ 50,00
Planten boom 16-18, incl. graven plantgat, lossen en verankering
1
st
€ 120,00
st
€ 120,00
Plaatsen boompalen en boombanden, 2 palen per boom, Ø0.10m
1
st
€ 11,20
st
€ 11,20
Nazorg
40
st
€ 59,00
st
€ 2.360,00
Water geven, 4 tot 8 keer perseizoen, 100 tot 400 liter per keer, Ø16-20
1
st
€ 59,00
st
€ 59,00
Rooien en vervangen boom 20-50
12,5
st
€ 883,94
st
€ 11.049,30
Bodemonderzoek
12,5
st
€ 445,00
st
€ 5.562,50
Rooien boom 20-50, incl. stobbe
12,5
st
€ 75,25
st
€ 940,67
Aanvullen plantgat, teelaarde
2,25
m³
€ 22,80
m³
€ 51,30
Cultuurtechnisch medewerker
8
uur
€ 30,40
uur
€ 243,20
Graafmachine, mobiel, hydraulisch, 500 liter
3,25
uur
€ 51,73
uur
€ 168,12
Huur kettingzaag, benzine, zwaarlengte 400 mm
1
dag
€ 34,00
dag
€ 34,00
Tractor met versnipperaar
4
uur
€ 49,55
uur
€ 198,20
Vrachtauto groenvoorziening
1,5
uur
€ 51,90
uur
€ 77,85
Autokraan met hydraulische giek, 100 ton
1
uur
€ 168,00
uur
€ 168,00
Verbeteren groeiplaats
40
st
€ 15,49
st
€ 619,60
Verbeteren groeiplaats, bomengrond, incl aanvoer nieuwe grond, 10m³ per boom
400
m³
€ 11,95
m³
€ 4.780,00
Transport vrijgekomen grond
400
m³
€ 3,54
m³
€ 1.416,00
Planten nieuwe boom
40
st
€ 289,20
st
€ 11.568,00
Nieuwe boom 16-18, excl. levering
1
st
€ 108,00
st
€ 108,00
Levering boom
1
st
€ 50,00
st
€ 50,00
Planten boom 16-18, incl. graven plantgat, lossen en verankering
1
st
€ 120,00
st
€ 120,00
Plaatsen boompalen en boombanden, 2 palen per boom, Ø0.10m
1
st
€ 11,20
st
€ 11,20
Nazorg
40
st
€ 59,00
st
€ 2.360,00
Water geven, 4 tot 8 keer perseizoen, 100 tot 400 liter per keer, Ø16-20
1
st
€ 59,00
st
€ 59,00
Bijlagen
Werkzaamheid
Aantal
Eenh.
€/eenh.
Eenh.
Kosten
Rooien en vervangen boom 50-100
6
st
€ 1.009,91
st
€ 6.059,45
Bodemonderzoek
6
st
€ 445,00
st
€ 2.670,00
Rooien boom 50-100, incl. stobbe
6
st
€ 201,22
st
€ 1.207,31
Aanvullen plantgat, teelaarde
6
m³
€ 22,80
m³
€ 136,80
Cultuurtechnisch medewerker
8
uur
€ 30,40
uur
€ 243,20
Graafmachine, mobiel, hydraulisch, 500 liter
6,25
uur
€ 51,73
uur
€ 323,31
Huur kettingzaag, benzine, zwaarlengte 400 mm
1
dag
€ 34,00
dag
€ 34,00
Tractor met versnipperaar
4
uur
€ 49,55
uur
€ 198,20
Vrachtauto groenvoorziening
2
uur
€ 51,90
uur
€ 103,80
Autokraan met hydraulische giek, 100 ton
1
uur
€ 168,00
uur
€ 168,00
Verbeteren groeiplaats
40
st
€ 15,49
st
€ 619,60
Verbeteren groeiplaats, bomengrond, incl aanvoer nieuwe grond, 10m³ per boom
400
m³
€ 11,95
m³
€ 4.780,00
Transport vrijgekomen grond
400
m³
€ 3,54
m³
€ 1.416,00
Planten nieuwe boom
40
st
€ 289,20
st
€ 11.568,00
Nieuwe boom 16-18, excl. levering
1
st
€ 108,00
st
€ 108,00
Levering boom
1
st
€ 50,00
st
€ 50,00
Planten boom 16-18, incl. graven plantgat, lossen en verankering
1
st
€ 120,00
st
€ 120,00
Plaatsen boompalen en boombanden, 2 palen per boom, Ø0.10m
1
st
€ 11,20
st
€ 11,20
Nazorg
40
st
€ 59,00
st
€ 2.360,00
Water geven, 4 tot 8 keer perseizoen, 100 tot 400 liter per keer, Ø16-20
1
st
€ 59,00
st
€ 59,00
Rooien en vervangen boom 100+
6
st
€ 1.217,07
st
€ 7.302,42
Bodemonderzoek
6
st
€ 445,00
st
€ 2.670,00
Rooien boom 100+, incl. stobbe
6
st
€ 408,38
st
€ 2.450,28
Aanvullen plantgat, teelaarde
10
m³
€ 22,80
m³
€ 228,00
Cultuurtechnisch medewerker
8
uur
€ 30,40
uur
€ 243,20
Graafmachine, mobiel, hydraulisch, 500 liter
8
uur
€ 51,73
uur
€ 413,84
Huur kettingzaag, benzine, zwaarlengte 400 mm
1
dag
€ 34,00
dag
€ 34,00
Tractor met versnipperaar
4
uur
€ 49,55
uur
€ 198,20
Vrachtauto groenvoorziening
3
uur
€ 51,90
uur
€ 155,70
Autokraan met hydraulische giek, 100 ton
1
uur
€ 168,00
uur
€ 168,00
Verbeteren groeiplaats
40
st
€ 15,49
st
€ 619,60
Verbeteren groeiplaats, bomengrond, incl aanvoer nieuwe grond, 10m³ per boom
400
m³
€ 11,95
m³
€ 4.780,00
Transport vrijgekomen grond
400
m³
€ 3,54
m³
€ 1.416,00
Planten nieuwe boom
40
st
€ 289,20
st
€ 11.568,00
Nieuwe boom 16-18, excl. levering
1
st
€ 108,00
st
€ 108,00
Levering boom
1
st
€ 50,00
st
€ 50,00
Planten boom 16-18, incl. graven plantgat, lossen en verankering
1
st
€ 120,00
st
€ 120,00
Plaatsen boompalen en boombanden, 2 palen per boom, Ø0.10m
1
st
€ 11,20
st
€ 11,20
Nazorg
40
st
€ 59,00
st
€ 2.360,00
Water geven, 4 tot 8 keer perseizoen, 100 tot 400 liter per keer, Ø16-20
1
st
€ 59,00
st
€ 59,00
Bijlagen
Bijlage 16: Operationele verdeling boomvariëteiten Onderstaand is een tabel die weergeeft welke bomen er in welk jaar worden verwijderd 2015: 2016: 2017: 2018: 2019: 2020: 2021: 2022: 2023: 2024: 2025: 2026: 2027: 2028: 2029: 2030: 2031: 2032: 2033: 2034: 2035:
Bomen met een matige of slechte levensverwachting en dode bomen Bomen ∅> 50 cm met een voldoende toekomstverwachting
Bomen ∅< 50 cm met een voldoende toekomstverwachting vanuit 2015
Een derde van de bomen met een ∅50-100 met een goede toekomstverwachting vanuit 2015 Bomen die in 2016 op de planning staan
Tweederde van de bomen ∅50-100 met een goede toekomstverwachting vanuit 2015 Bomen ∅ 100+ met een goede toekomstverwachting vanuit 2015 Bomen die in 2017 op de planning staan
Bomen ∅ 20-50 met een goede toekomstverwachting vanuit 2015 Bomen die in 2018 op de planning staan
Bomen ∅ <20 met een goede toekomstverwachting vanuit 2015 Bomen die in 2019 op de planning staan Bomen die in 2020 op de planning staan Bomen die in 2021 op de planning staan Bomen die in 2022 op de planning staan
Bomen die in 2023 op de planning staan ∅>50 Bomen die in 2024 op de planning staan
Bomen die in 2023 op de planning staan ∅<50 Bomen die in 2025 op de planning staan
Bomen die in 2026 op de planning staan ∅ 100+
Bomen die in 2026 op de planning staan minus bomen ∅100+ Bomen die in 2027 op de planning staan
Bomen die in 2028 op de planning staan minus bomen ∅<50
Bomen die in 2028 op de planning staan minus een kwart van ∅50-100 Bomen die in 2029 op de planning staan
Bomen die in 2028 op de planning staan ∅ <50
Bomen die in 2028 op de planning staan een kwart van ∅50-100 Bomen die in 2030 op de planning staan Bomen die in 2031 op de planning staan Bomen die in 2032 op de planning staan Bomen die in 2033 op de planning staan Bomen die in 2034 op de planning staan Bomen die in 2035 op de planning staan
Bijlagen
Bronnenlijst Afbeeldingen Afbeelding BFront
Afbeelding B1.1 Afbeelding B1.2 Afbeelding B1.3 Afbeelding B1.4 Afbeelding B1.5 Afbeelding B1.6 Afbeelding B1.7 Afbeelding B1.8 Afbeelding B1.9 Afbeelding B2.1 Afbeelding B2.2 Afbeelding B2.3 Afbeelding B2.4 Afbeelding B2.5 Afbeelding B2.6 Afbeelding B2.7 Afbeelding B2.8 Afbeelding B2.9
Afbeelding B2.10 Afbeelding B2.11 Afbeelding B2.12 Afbeelding B2.13 Afbeelding B2.14 Afbeelding B2.15 Afbeelding B2.16 Afbeelding B2.17
Jan Knoop (30-05-2015) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/ joco_knoop/18111375408/in/photolist-tArwVf-kN2C4r-df3QiF-7SyxQC-dvp2umqQLfm1-tUJWc3-azoihn-bXftWW-nWXchu-svUQhf-pXXrzU-5r5m8o-rgw8Qx-gfjgBe-hHQncx-jV6C1i-hz6Eow-sb2Pr9-kVjSnk-dstsFb-dVQFFD-egdrtV-9P7nMy-h6fNyE-8UrbNJ-bXrEWC-rtLEqr-egjca9-ecqiUA-9cRrwm-7aDuRT-8JegK2-rLsvay-8aDHCh-9DnvTD-kEUu1Z-rsAtZH-gPwhTc-h1B91W-8aDHqA-dpyQWg-rvbDjc-dtiGpu-9cRrE3-dwZQUT-rZ5bjQ-pZ8XP8-oxs6oK-6VgS6j Joye, T., Ramaekers, J., Herp, P. van., Wael, J. de., Geerts, P. & Schauvliege, M. (2008). Technisch Vademecum Bomen, p.73 Joye, T., Ramaekers, J., Herp, P. van., Wael, J. de., Geerts, P. & Schauvliege, M. (2008). Technisch Vademecum Bomen, p.73 Joye, T., Ramaekers, J., Herp, P. van., Wael, J. de., Geerts, P. & Schauvliege, M. (2008). Technisch Vademecum Bomen, p.74 Joye, T., Ramaekers, J., Herp, P. van., Wael, J. de., Geerts, P. & Schauvliege, M. (2008). Technisch Vademecum Bomen, p.70 Joye, T., Ramaekers, J., Herp, P. van., Wael, J. de., Geerts, P. & Schauvliege, M. (2008). Technisch Vademecum Bomen, p.77 Joye, T., Ramaekers, J., Herp, P. van., Wael, J. de., Geerts, P. & Schauvliege, M. (2008). Technisch Vademecum Bomen, p.70 Joye, T., Ramaekers, J., Herp, P. van., Wael, J. de., Geerts, P. & Schauvliege, M. (2008). Technisch Vademecum Bomen, p.80 Joye, T., Ramaekers, J., Herp, P. van., Wael, J. de., Geerts, P. & Schauvliege, M. (2008). Technisch Vademecum Bomen, p.80 Fijen, W., Kramer, H. & Osinga, A. (2015). Bomen ontaard. Velp: REPRO Hogeschool VHL, p.24 Handboek bomen 2014, p.35
Carl030nl (30-07-2009) [Online afbeelding]: http://straatkaart.nl/3582KR-Boomstraat/media_fotos/ck-boomstraat-63H/
http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/3/3f/Julianaweg_Hoograven_ Utrecht.JPG https://www.flickr.com/photos/87723733@N00/3301539304 http://www.npowetenschap.nl/specials/Bodem.html
https://fruitberg.wordpress.com/2013/05/12/werkzaamheden/
http://www.nutrinorm.nl/nl-nl/Paginas/Bodemtypen-in-Nederland-en-Vlaanderen. aspx#.VPba-vmG9AE http://www.biosbcc.net/radasky/lec/Chap%2017%20Plants&Fungi.pdf
http://www.tripmondo.com/netherlands/groningen/steendam/picture-gallery-of-steendam/ http://dynamis.nl/
http://www.natuurkennis.nl/index.php?hoofdgroep=6&niveau=2&id=12
Yvo93nl (12-09-2011) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/80361708@ N06/7180144477/
http://www.stedelijkgroen.com/boomverzorging-groningen-drenthe-friesland/ referenties-projecten/boombeugels/hoofdstraat-sassenheim http://www.rolstoeltoegankelijkheid.nl/page/4/?s http://xpor.nl/photo-album/q/album/1001
http://www.karmijntekst.nl/verrassend-groen/
http://www.joostdevree.nl/shtmls/cortenstaal.shtml
Afbeelding B2.18
http://gm-infra.nl/Romfix
Afbeelding B2.21
http://www.stedelijkgroen.com/boomverzorging-groningen-drenthe-friesland/producten-prijs-kopen-bestellen-prijzen-leveren/groeiplaats-inrichting-standplaats-plantgat/ ondergrondse-groeiplaatsconstructie/silva-cell
Afbeelding B2.19 Afbeelding B2.20
Afbeelding B2.22 Afbeelding B2.23 Afbeelding B2.24 Afbeelding B2.25 Afbeelding B2.26 Afbeelding B2.27 Afbeelding B2.28 Afbeelding B2.29 Afbeelding B2.30 Afbeelding B2.31 Afbeelding B2.32 Afbeelding B3.1 Afbeelding B3.2 Afbeelding B3.3 Afbeelding B3.4 Afbeelding B3.5 Afbeelding B3.6 Afbeelding B3.7 Afbeelding B3.8 Afbeelding B3.9
Afbeelding B3.10 Afbeelding B3.11 Afbeelding B3.12
http://www.ontwerpopenbaargroen.nl/?cat=9
http://www.onetwoshoot.com/2014/09/huwelijksfotograaf-moerbeke-domein-t-meersdael/meersdael-zonsopgang-mist-boom-wall-art/
http://www.stedelijkgroen.com/boomverzorging-groningen-drenthe-friesland/producten-prijs-kopen-bestellen-prijzen-leveren/groeiplaats-inrichting-standplaats-plantgat/ ondergrondse-groeiplaatsconstructie/silva-cell http://www.eijva.nl/producten/biomassa/
http://www.stedelijkgroen.com/boomverzorging-groningen-drenthe-friesland/ referenties-projecten Akdeniz, F (20-10-2014) [Online afbeelding]: https://twitter.com/iweethetbeter/ status/524594222599794688 Eigen beheer
http://voorberghlaan.hartronics.nl/start.php?id=6&lang=NL
Perry Roovers (29-10-2014) [online afbeelding]: http://www.bredavandaag.nl/nieuws/ algemeen/2014-10-29/actievoerder-klimt-boom-als-protest-tegen-bomenkap-zaartpark http://www.badische-zeitung.de/breisach/auch-am-kaiserstuhl-wird-das-streusalzknapp--39340146.html http://www.straategie.nl/dossiers/groenvoorzieningen-gezonde-bomen-in-de-bestrating/gezonde-bomen-in-de-bestrating
Carl030nl (26-4-2010) [Online afbeelding]: http://straatkaart.nl/3527HS-Beneluxlaan/ media_fotos/ck-streeploos-asfalt-winkelcentrum-hammersjoldhof-vanaf-ben-Y8k/ http://www.roelofsgroep.nl/projecten/bouw-en-woonrijp-maken-castellum-oost-tehouten http://www.hoogstamboomgaard.be/bacterievuur.html
http://beterebomen.nl/wiki/bladvlekkenziekte-paardenkastanje-phyllosticta-sphaeropsoidea/ http://www.bomenbieb.nl/boomziekte/bladvlekkenziekte/
http://www.nzepiphytenetwork.org/blog/archives/07-2014
h t t p : / / d k l g . k m u . g ov. u a / fo re s t / c o n t ro l / u k / p u b l i s h / a r t i c l e ; j s e s s i o n i d = 8D94AA26719155E3144FD6C640A43C3F.app2?art_id=104450&cat_id=33020 http://en.wikipedia.org/wiki/Dutch_elm_disease#/media/File:David_Elm_with_DED_2. jpg
http://www.waddenzeeschool.nl/uploads/encyclopediedata/content-waddenbieb. php?template=template-waddenbieb&language=0&online=0&keep_empty_divs=0&title_inside_lead=0&edit=0&id=3730&item=Iepenspintkever http://databank.groenkennisnet.nl/kastanjebloedingsziekte.htm# http://www.boomziekten.nl/
Prooijen, Gerrit-Jan van; Kroon, Henk (2014) Stadsbomen vademecum 3c; p. 182) Prooijen, Gerrit-Jan van; Kroon, Henk (2014) Stadsbomen vademecum 3c; p. 182)
https://www.nvwa.nl/onderwerpen/plantenziekten-en-plagen/dossier/aziatische-boktorren/aziatische-boktor https://www.nvwa.nl/onderwerpen/plantenziekten-en-plagen/dossier/aziatische-boktorren/oost-aziatische-boktor
Bijlagen
Afbeelding B3.13
http://hortusbericht.dehortus.nl/nieuwsbrief/61
Afbeelding B3.15
http://www.tuin-thijs.com/vlinders.htm
Afbeelding B3.14 Afbeelding B3.16 Afbeelding B3.17 Afbeelding B3.18 Afbeelding B3.19 Afbeelding B3.20 Afbeelding B3.21 Afbeelding B3.22 Afbeelding B3.23 Afbeelding B3.24 Afbeelding B3.25 Afbeelding B3.26 Afbeelding B3.27 Afbeelding B3.28 Afbeelding B3.29 Afbeelding B3.30 Afbeelding B3.31 Afbeelding B3.32 Afbeelding B3.33 Afbeelding B3.34 Afbeelding B3.35 Afbeelding B3.36 Afbeelding B3.37 Afbeelding B3.38 Afbeelding B3.39 Afbeelding B3.40 Afbeelding B3.41
http://www.wageningenur.nl/nl/show/Eikenprocessierups-op-het-verkeerde-spoor. htm http://chrissteeman.photography/insecten-insects.html
http://www.tuinadvies.nl/artikels/spinselmot_bestrijden.htm
http://www.deondernemer.nl/binnenland/309619/Spinselmot-slaat-toe.html
Fitis-Sytske Dijksen (??-??-????) [Online afbeelding: http://www.freenatureimages. eu/animals/Microlepidoptera-Heterocera,%20Nachtvlinders,%20Moths/Cossus%20 cossus,%20Goat%20Moth/index.html#Cossus%20cossus%202%2C%20Wilgenhoutrups%2C%20Saxifraga-Marijke%20Verhagen.jpg
Marijke Verhagen (??-??-????) [Online afbeelding: http://www.freenatureimages.eu/ animals/Microlepidoptera-Heterocera,%20Nachtvlinders,%20Moths/Cossus%20 cossus,%20Goat%20Moth/index.html#Cossus%20cossus%205%2C%20Wilgenhoutrups%2C%20caterpillar%2C%20Foto%20Fitis-Sytske%20Dijksen.jpg
http://www.bloggen.be/natuurzaam/archief.php?startdatum=1388358000&stopdatum=1388962800 http://www.mycofungi.be/view.php?id=244
http://www.natuurshot.nl/forumbb3/viewtopic.php?f=17&t=341&p=1292 http://www.alipobiolog.nl/wplog/natuur/echte-honingzwammen/ Chris10 (26-01-2014) photo/102306444
[Online
afbeelding]:
http://www.panoramio.com/
LaMahi (??-??-????) [Online afbeelding]: http://www.lamahi.nl/G/Gewone_oesterzwam. htm
Ria Wentink (24-09-2011) [Online afbeelding]: http://straatkaart.nl/3888MK-Jachthuisweg/media_fotos/gewoon-elfenbankje-b0n/
quillo54 (13-10-2012) [Online afbeelding]: http://www.50plusser.nl/?page=vandaag&p=foto&photo_id=150324#.VXnTopNH5gI
http://members.home.nl/natuur-in-beeld/Paddestoelen/Galerie%2003/harslakzwam. htm http://www.hmnatuurfotografie.nl/?p=3039
http://blog.seniorennet.be/1001_bloemetjes_uit/archief.php?ID=511776
?? (22-06-2013) [Online afbeelding]: http://www.kieknoetoch.nl/main.php?g2_ itemId=95371&&g2_GALLERYSID=ab82a1aabe713c5913fa56bb1a6d8bd4 http://www.wildaboutbritain.co.uk/pictures/showphoto.php/photo/78172/size/big
?? (4-10-2003) [Online afbeelding]: http://members.home.nl/tvrun1/A-I/slides/ Chondrostereum%20purpureum,%20Paarse%20korstzwam,%20onderzijde.html Utrechtseheuvelrug.punt.nl (??-??-????) [Online afbeelding]: http://www.mijnalbum.nl/ GroteFoto-QOKXDJBM-G.jpg http://3.bp.blogspot.com/-gZkJA5Jy9B0/TK4-nVs2w_I/AAAAAAAAFck/MdJ7PNMKvBg/s1600/DSCF2262.JPG
George Chernilevsky (25-09-2010) [Online afbeelding]: http://de.wikipedia.org/wiki/ Lackporlinge#/media/File:Ganoderma_applanatum_2010_G1.jpg http://www.medicalmushrooms.net/fomes-fomentarius/
A. Germing (??-??-????) [Online afbeelding]: http://www.deholhorst.nl/index.php/fotosvan-paddestoelen-op-de-veluwe-in-nederland.html http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Plakoksel.jpg Eigen beheer
Afbeelding B3.42
http://www.rtvoost.nl/nieuws/default.aspx?nid=179528&_ga=1.189182123.16525777 53.1434092038
Afbeelding B3.44
Eigen beheer
Afbeelding B3.43 Afbeelding B4.1 Afbeelding B4.2 Afbeelding B4.3
Afbeelding BBack
http://www.gelderlander.nl/regio/nijmegen-e-o/groesbeek/nieuwe-bomen-in-groesbeek-wellicht-vandalisme-proof-1.4931646 Eigen beheer Eigen beheer Eigen beheer
Jan Knoop (30-05-2015) [Online afbeelding]: https://www.flickr.com/photos/ joco_knoop/18111375408/in/photolist-tArwVf-kN2C4r-df3QiF-7SyxQC-dvp2umqQLfm1-tUJWc3-azoihn-bXftWW-nWXchu-svUQhf-pXXrzU-5r5m8o-rgw8Qx-gfjgBe-hHQncx-jV6C1i-hz6Eow-sb2Pr9-kVjSnk-dstsFb-dVQFFD-egdrtV-9P7nMy-h6fNyE-8UrbNJ-bXrEWC-rtLEqr-egjca9-ecqiUA-9cRrwm-7aDuRT-8JegK2-rLsvay-8aDHCh-9DnvTD-kEUu1Z-rsAtZH-gPwhTc-h1B91W-8aDHqA-dpyQWg-rvbDjc-dtiGpu-9cRrE3-dwZQUT-rZ5bjQ-pZ8XP8-oxs6oK-6VgS6j
Overige bronnen Voor bronnen m.b.t. literatuur en websites, wortd u doorverwezen naar de bronnenlijst van het bijbehorende rapport: Levensverwachting bomen.
Bijlagen