Afstudeeronderzoek fi jnstof Hoe dringen we fi jnstof terug?
Harmen Bergmans - Ruud Linders - Erik van Toor Afb. A: Stofstorm in Phoenix, Amerika
Betrokken partijen
Colofon Titel: Ondertiel: Opdracht: Naam: Klas: Begeleider: Opleiding: In het kader van: Datum: Druk:
Afstudeeronderzoek fijnstof Hoe dringen we fijnstof terug? Het maken van een maatschappelijk relevant onderzoek Harmen Bergmans 06-83114515 H.bergmans@live.nl Ruud Linders 06-10807804 Ruudlinders1993@gmail.com Erik van Toor 06-20871453 Erikvantoor92@hotmail.com T4B Jan van MerriĂŤnboer, docent beplantingsleer en sortimentskennis, Opleiding Tuin- en Landschapsinrichting, hogeschool VHL Hogeschool VHL, Velp Afstuderen major Planuitwerking en Realisatie 13-06-2014 Repro Larenstein
Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen op voorwaarde van de volgende bronvermelding: H. Bergmans, R. Linders, E. van Toor (2014). Afstudeeronderzoek fijnstof. Druk Repro Larenstein. De auteurs zijn niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave. II
Voorwoord Welkom in ons afstudeeronderzoek. Dit onderzoek is opgezet in het kader van ons afstuderen aan de hogeschool VHL voor de afstudeerrichting Planuitwerking en Realisatie. Met dit onderzoek zijn wij op zoek gegaan naar mogelijkheden om fijnstof in stedelijk gebied te verminderen en daarmee de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit rapport is samengesteld door Harmen Bergmans, Ruud Linders en Erik van Toor. Een onderzoek naar het terugdringen van fijnstof is niet het eerste wat te binnen schiet bij de zoektocht naar een geschikte afstudeeropdracht. Na het horen van de term fijnstof zijn wij gaan zoeken op het onderwerp, waarbij al snel de maatschappelijke relevantie opviel. De zoektocht naar mogelijkheden heeft ons enkele lange, maar interessante, reizen en contacten opgeleverd. Fijnstof is zeer zeker bekend bij gemeentes, maar ook de burgers weten er steeds meer van. Niet iedereen weet wat de schadelijkheid is van fijnstof. In dit onderzoek wordt dit toegelicht. Het theoretische verhaal was niet altijd even begrijpelijk, maar wel erg uitdagend. Door het theoretisch verhaal vervolgens te toetsen aan een casusgebied, wordt er gezorgd dat je een gevoel krijgt hoe het er uit gaat zien in de openbare ruimte. De openbare ruimte is toch het gebied, waar wij ons vak kunnen uitoefenen, daar waar de mobilieit van de mens hoog is. Om juist daar de luchtkwaliteit te kunnen verbeteren geeft voldoening. Het laatste woord is aan de gemeentes. Gaan ze fijnstof bestrijden of is
dit het begin van de overkapte stad? Uiteraard zal het nooit lukken om al het fijnstof uit de lucht te halen, dat is een ‘mission impossible’. Wel kan geprobeerd worden de lucht zoveel mogelijk te zuiveren. Gedurende een periode van zes maanden hebben wij dit onderzoek mogen uitvoeren onder begeleidend toezien van Jan van Merriënboer, docent VHL. Hiervoor willen wij hem graag bedanken. Voor het onderzoek zijn bedrijven en gemeentes benaderd om ons van de benodigde informatie te voorzien. De personen die wij gesproken hebben, willen wij ook graag bedanken: Herman Spekman en Roland van Niekerk (BAM infratechniek mobiliteit), Vincent Kuypers (Kennismakelaar groen), Irene Bruines (Ziut), Peter van Hinthem (Heijmans), Lászó Vákár (Movares), Roel Brouwers (Van Gelder), Ghislain Rooijman (gemeente Breda) en Sylvia Göttgens (gemeente Heerlen). Velp, Juni 2014
Harmen Bergmans
Ruud Linders
Erik van Toor
III
Samenvatting Achtergrondinformatie Fijnstof is een luchtvervuiling die als een deken over de hele wereld hangt. De meest gebruikte termen voor fijnstof zijn, naast fijnstof, PM10 en PM2,5. PM staat voor Particulate Matter, wat een Engelse benaming is voor fijnstof. Het getal achter PM staat voor de maximale grootte van één stofdeeltje in micrometer. Er is zowel sprake van primair als secundair fijnstof. Het primaire fijnstof heeft, zwevend in de atmosfeer, nog steeds dezelfde samenvatting als op het moment dat het uitgestoten werd. Daar waar secundaire fijnstof in de atmosfeer wordt gevormd. De herkomst van fijnstof is gelegen bij zowel natuurlijke als menselijke bronnen. Fijnstof is altijd een samengesteld deeltje. De grootste bestanddelen van fijnstof zijn anorganische secundaire stoffen, koolstof en koolstofbevattende stoffen, oxiden van metalen en silicium, zeezout en water. Het weer heeft een duidelijke invloed op de hoogte van de fijnstofconcentratie. Er zijn een drietal aspecten die een positief, verlagend effect hebben op het fijnstof en dus zorgen voor een lagere fijnstofconcentratie. Dit zijn de regen, een hoge luchtvochtigheid en de wind.
IV
Beleid De normen vanuit de Europese Unie voor de fijnstofconcentratie in de lucht staan in de luchtkwaliteitsrichtlijn. Hierin staan streef- en grenswaarden voor fijnstof en er wordt onderscheid gemaakt tussen een daggemiddelde en een jaargemiddelde. Voor PM10 geldt een daggemiddelde van 50 µg/m³ en deze mag 35 keer per jaar overschreden worden. Het jaargemiddeld staat vastgesteld op 40 µg/m³. Vanaf 1 januari 2015 is het jaargemiddelde voor PM2,5 25 µg/m³. Nederland voldeed niet aan de normen toen deze in 2008 van kracht gingen. Om die reden werd er derogatie aangevraagd. Om deze derogatie te verkrijgen moest er een plan van aanpak worden opgesteld om wel aan de normen te kunnen voldoen. Dit heeft Nederland gedaan in de vorm van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De derogatie voor fijnstof liep af in 2011. Het NSL is gemaakt door nationale, provinciale en gemeentelijke overheden. Naast normen voor de hoeveelheid fijnstof dat in Nederland gemeten mag worden, zijn er ook Europese regels voor de maximale hoeveelheid fijnstof dat Nederland mag uitstoten.
Schadelijkheid Ondanks de normen is fijnstof schadelijk voor de gezondheid, zo sterven er jaarlijks 2.000 tot 2.500 personen aan een piekblootstelling van fijnstof. Het gaat hier dan vooral over ziekten van de ademhalingswegen en hart- en vaatziekten. Er is geen drempelwaarde wanneer fijnstof niet schadelijk is, dit zorgt ervoor dat het lastig is om een goed beleid te voeren. De WHO wil de huidige normen nog meer aanscherpen. Dit om nog meer sterfgevallen door fijnstof te voorkomen. De kleinste fijnstofdeeltjes zijn het schadelijkste, doordat deze het verste in het lichaam kunnen doordringen. De PM10-deeltjes komen niet verder dan de neusholte terwijl PM1-deeltjes tot ver in de longen doordringen. Naast gezondheidsproblemen zorgt fijnstof ook voor milieuproblemen en economische problemen. Fijnstof in Nederland De fijnstofproblemen in Nederland zijn het grootst in de Randstad en in de provincie Noord-Brabant. Het RIVM registreert elk uur, onder andere, het fijnstofgehalte. Iedere stad is verantwoordelijk voor de concentraties in de stad. Het is dus belang-
rijk dat iedere stad/dorp het probleem herkent, erkend en er mee aan de slag gaat. Via het RIVM hebben wij gedurende zes maanden een zestal steden gemonitord op fijnstof. De wijze waarop deze steden fijnstof aanpakken is divers en overeenkomend. Er zijn zeven thema’s die meerdere gemeentes toepassen: milieuzone, verkeersdoorstroming, wagenpark, openbaar vervoer, verbeteren fietssituatie, walstroom en communicatie. De uitvoering van de thema’s verschillen per stad. Fijnstofreductiemogelijkheden In Nederland zijn er verschillende mogelijkheden om fijnstof uit de lucht te halen en daarmee de luchtkwaliteit te verbeteren. Voor dit onderzoek zijn een vijftal mogelijkheden onderzocht. Fine Dust Reduction System (FDRS) is gebaseerd op een stroomdraad, die ontwikkeld is door BAM infratechniek mobiliteit naar een idee van de TU Delft. Met deze draad kunnen stofdeeltjes positief worden geïoniseerd, waarna deze kunnen neerslaan tegen geaarde platen (altijd negatief geladen). De toepassing van FDRS kan in rekken, die in tunnels opgehangen kunnen worden, een geluidscherm (CleanScreen) en aan een lichtmast (Ziut). ModieSlab (Heijmans) is een maat-
regel die bestaat uit prefab betonplaten, die meestal op palen wordt gefundeerd. Hierdoor kan de weg perfect vlak liggen, wat zorgt voor een lagere rolweerstand voor auto’s wat zal leiden tot minder uitstoot van fijnstof. Lászó Vákár heeft namens Movares de duurzame weg ontwikkeld. Met de duurzame weg wordt er een overkapping geplaatst over de weg, waardoor alle luchtvervuiling in de overkapping blijft circuleren. Door middel van filters wordt de lucht gezuiverd. De wassende weg is ontwikkeld door gemeentewerken Rotterdam en Van Gelder. De toplaag van deze weg is dermate poreus dat er water van de ene naar de andere kant kan stromen. Door de zuigende werking van rijdende auto’s wordt het water omhoog getrokken, waar het zal vernevelen en weer neerslaan. In die neerslag wordt fijnstof meegenomen. Door een waterreservoir te plaatsen kan de weg worden gewassen door het ompompen van water. Als het water van de ene naar de andere kant is gestroomd zal het water via het riool worden afgevoerd. Groen kan fijnstof afvangen door impactie, diffusie en sedimentatie, maar groen stoot ook fijnstof uit. Groen kan worden toegepast in punten, lijnen, vlakken, dak- en gevelgroen. Iedere toepassing heeft een andere
invloed op de wind en dus op fijnstofreductie. In de ontwerpfase moet hier rekening mee worden gehouden en ook met onderhoudswerkzaamheden kan er gezorgd worden voor een betere doorstroming van de lucht. Casus Het maken van verbinding tussen theorie en praktijk, laat zien dat je de theorie voldoende beheerst. Om een goed begin hierbij te maken is er een multicriteria-analyse (MCA) opgesteld voor een viertal wegen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen woonstraat, buurtontsluitingsweg, wijkontsluitingsweg en stadsontsluitingsweg. In de MCA worden de fijnstofreductiemogelijkheden beoordeeld op acht criteria, waarbij een wegingsfactor per criterium is bepaald. Dit is gedaan bij criteria die wij belangrijk vinden om de mogelijkheden toe te passen in het stedelijk gebied. De MCA laat duidelijk zien dat er per wegtype andere mogelijkheden zijn. Iedere gemeente heeft haar eigen uitgangspunten. Om deze reden wordt aangeraden dat iedere gemeente haar eigen wegingscriteria toepast in de MCA. Als casusgebied is er gekozen voor de stad Arnhem. Arnhem is een bekende stad voor V
ons, waarbij wij de juiste locaties kunnen kiezen om de mogelijkheden toe te passen. Arnhem kent als stad een redelijke omvang en de ligging van de stad is positief. Dit komt doordat Arnhem op grote afstand gelegen is van grote buitenlandse vervuilers, waardoor Arnhem een representatieve stad is voor Nederland. Kijkend naar de toegepaste mogelijkheden leiden deze tot een reductiepercentage. Dit percentage moet relatief gezien worden, aangezien deze ook samenhangt met de hoeveelheid fijnstof die wordt uitgestoten. Hoofdvraag Tijdens de start van het onderzoek is er de volgende hoofdvraag opgesteld: Welke inrichtingsmogelijkheden voor het stedelijk gebied zijn er om fijnstof te verminderen en de luchtkwaliteit te verbeteren? In het afgelopen decennium is het thema ‘fijnstof ’ steeds belangrijker geworden. Dit heeft ertoe geleid dat er mogelijkheden zijn ontwikkeld of nog in ontwikkeling zijn die fijnstof kunnen reduceren. Er zijn zowel technische als natuurlijke mogelijkheden. Kijkend naar de technische mogelijkheden kan de volgende opsomming worden gemaakt: • FDRS toegepast in rekken (13% reductie) VI
• • • • • •
CleanScreen (25% reductie) FDRS geïntegreerd in lichtmast (30% reductie) ModieSlab (10% reductie) De duurzame weg (95% reductie) De wassende weg (20% reductie)
Bij de natuurlijke oplossingen moet er gekeken worden naar de toepassing van groen. Het toepassen van groen in het stedelijk gebied kan bestaan uit: • Punten (5% reductie) • Lijnen (5% reductie) • Vlakken (5% reductie) • Dakgroen (5% reductie) • Gevelgroen (7% reductie) Dit zijn allemaal mogelijkheden die in het stedelijk gebied toegepast kunnen worden om de luchtkwaliteit te verbeteren. Nadeel van sommige mogelijkheden is dat deze, helaas, nog niet zijn getest in de praktijk. Dit betekent dat er geen zekerheid gegeven kan worden. Per wegtype moet er goed gekeken worden naar de juiste toepassing, aangezien niet alle inrichtingsmogelijkheid in ieder wegtype kan worden toegepast. De gegeven percentages zijn relatief en hebben invloed op de hoeveelheid fijnstof die in aanraking komt met de technische of
natuurlijke mogelijkheden.
VII
Summary What is fine dust Fine dust is a form of air pollution which covers the world like a blanket. Besides the description fine dust, terminology like PM10 en PM2,5 are commonly used. PM stands for Particulate Matter, which is an English description for fine dust. The value behind PM describes the maximum particle size in micrometer. Fine dust can be subdivided in primary and secondary form. Primary form of fine dust maintains the same composition hovering in the atmosphere as when it was emitted from the surface. While secondary fine dust acquires its final composition in the atmosphere. Fine dust emerges from natural sources on one hand or from human affected sources on the other hand. Fine dust is always a combined particle. The biggest contributors of fine dust are secondary inorganic substances, carbon and carbon containing substances, oxidizing metals and silicon, sea salt and water. The weather has a clear impact on fine dust concentrations. There are three aspects which have a positive, lowering effect on fine dust concentrations. These aspects are rain, a high humidity level and wind.
VIII
Politics The European Union standards for fine dust concentrations are specified in the air quality guideline. This guideline contains targets and limits for daily and yearly averages. The daily average for PM10 is 50 μg/m3, which may not occur more than 35 times each year. The yearly average is 40 μg/m3. PM2,5 targets an yearly average off 25 μg/m3, starting from the first of January 2015. In 2008 the Netherlands could not meet the fine dust EU concentration levels, which made them ask for a delay. To get the delay approved, a clear corrective action plan in order to meet the standard needed to be submitted. The Netherlands plan, was called ‘Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaleit’ (NSL). The Netherlands were able to meet the EU standards by 2011. The ‘NSL’ was executed by national, provincial and municipal governments. Besides the standards for the amount of fine dust measured in the air given by European law, also some regulations on fine dust production within the Netherlands are invoked Noxiousness Fine dust is harmful for the human health, therefore 2.000 till 2.500 persons die on an
yearly basis as a reaction to a peak exposure of fine dust. With respiratory and hart diseases as the most common causes. There is no minimum concentration level where fine dust is no longer harmful for human health, which makes it difficult to make good and effective rules. The WHO wants to lower the current standards on fine dust to prevent further deaths. The smallest particles are the most harmful, because they can reach every part in your body. PM10 particles will not pass your nasal cavity. While PM1 penetrates into the lungs. Fine dust is not only harmful to human health but can also lead to environmental and economic problems. Fine dust in the Netherlands The most effected areas by fine dust in The Netherlands are ‘de Randstad’ and the province of Noord-Brabant. The RIVM monitors the fine dust concentrations and composition at least once every hour. Every city or municipality is responsible for their local concentration levels. It is therefore essential that every city or municipality recognizes the problem and continues to work on fine dust reduction solutions. By using the data collected by the RIVM, we
analyzed six cities on fine dust concentration levels during a period of six months. The way every city takes actions towards fine dust reduction can be both different and similar. There are seven topics which are similar: environmental zone, traffic flow, rolling stock, public transport, improve cycling conditions, quay power utilities and improving consciousness. The way the cities execute these topics is different. Fine dust reduction possibilities There are several possibilities in the Netherlands to reduce fine dust in order to get a better air quality. In this research we investigated five possibilities. Fine Dust Reduction System is based on a wire, this technique is developed by BAM infratechniek mobiliteit derived from an idea of the TU Delft. With these wire, particles can be positively charged, which attracts the particles to the earthed plates (always negatively charged). FDRS can be used in fences, which can be mounted in e.g. a tunnel. Other derivatives are a sound barrier (CleanScreen) and a lamppost with a unit to reduce fine dust. ModieSlab (Heijmans) consists of precasted concrete slabs, mostly mounted on foudation poles. Therefore the road can be applied perfectly horizontal, which lowers
rolling resistance for cars, which lowers emissions from cars. Laszo Vakar developed ‘de duurzame weg’ concept at the company Movares, This concept utilises a roof cover which captures the air pollution under the roof. The circulating air will be filtered by using a corona-filters. ‘De wassende weg’ is developed by the municipality of Rotterdam and the company Van Gelder. The topcoat of this road is very porous. Which allows the water to flow from one side to the other side of the road. From the suction created by the cars, the waterdrops will rise and atomize and condensate again on to the fine dust particles. The road will be equiped with a additional water resevoir. The water from this resevoir will be pumped through the topcoat of the road. Once the water makes it to the other side of the road it will collected into the sewer system. Green elements can reduce fine dust because of impaction, diffusion, sedimentation, but they also emit. Green elements can be placed in the urban area using points, lines, areas, green roofs and green walls. Every application has a different influence on the wind which lead to different fine dust reductions. In the design phase these possibilities should be considered and during maintenance they can
make sure there will be a better flow of air. Case Study Establishing a link between theory and practice, proves control you master the theory. We started our investigation by creating a multicriteria-analysis, basesd on four types of roads: residential street, neighbourhood acces road, district access road and city access road. Within the MCA, the fine dust reduction possibilities are scaled on eight criteria. There has been given different values. This means one point is more important in our opinion then others, so it will count twice or even three times. We gave this extra value to some points, because we think those are important points to place these systems into the urban area. Reviewing the MCA shows that every road type has other possibilities that are more suitable. Every municipality has his own consideration. This is the reason why we recommend that every municipality give their own weight factor to the points in the MCA. The case area will be Arnhem. Arnhem is a city we know and where we can choose the right locations to apply the best possibilities. The city of Arnhem has a reasonable size and a positive position in the Netherlands. That’s IX
because Arnhem lies far away from huge foreign polluters. This makes Arnhem a representative city for the Netherlands. The possibilities applied to the four different road types lead to a reduction percentage, which is relative, because the reduction percentage depends on the local emissions in that area. Key question At the start of this research we have formulated the following main question: Which design options reduce fine dust and improve the air quality in urban areas? During the past decade the term fine dust has become more important to the public. That’s why reduction systems are developed and are still being developed. The reduction possibilities can be split in two categories, the technical and natural possibilities. Looking towards the technical possibilities the following enumeration can be made: • FDRS added in fences (13% reduction); • CleanScreen (25% reduction); • FDRS intergrated in lamppost (30% reduc• tion); • ModieSlab (10% reduction); • De duurzame weg (95% reduction); • De wassende weg (20%% reduction). X
Examining the natural possibilities shows how green elements can be implemented in the urban area. The implementation of natural solutions can be divided in the following enumeration: • Dots (5% reduction); • Lines (5% reduction); • Area’s (5% reduction); • Green roofs (5% reduction); • Green walls (7% reduction). These are the possibilities which can be implemented in the urban area to improve the air quality. A disadvantage to some of these possibilities is that not every possibility is tested, which makes some factors uncertain. Each road type should be carefully examined to find the right possibility. Since not every possibility is suitable to apply on every road type. The given percentages are relative and depends on the amount of fine dust which gets into contact with the technical or natural possibility.
XI
Inhoudsopgave Voorwoord III Samenvatting IV
5.
Fijnstof in Nederland
54
1.1 Aanleiding 16 1.2 Doelstelling 18 1.3 Hoofdvraag en afbakening 18 1.4 Werkwijze & onderzoeksmethodiek 20 1.5 Leeswijzer 20
5.1 Nederlandse situatie 56 5.2 De algemene maatregelen 58 5.3 Aanvullende maatregelen Breda 60 5.4 Aanvullende maatregelen Den Haag 62 5.5 Aanvullende maatregelen Dordrecht 66 5.6 Aanvullende maatregelen Heerlen 68 5.7 Aanvullende maatregelen Rotterdam 70 5.8 Aanvullende maatregelen Veldhoven 72 5.9 Maatregelen in het kort 73
2.
6.
Summary
1.
Inleiding
VIII
14
Wat is fijnstof ?
22
2.1 Achtergrondinformatie 24 2.2 Fysische kenmerken fijnstof 26 2.3 Chemische samenstelling fijnstof 27 2.4 Fijnstof en het weer 29 2.5 Fijnstof in het kort 31
3.
Beleid op fijnstof
32
3.1 Europese richtlijnen 34 3.2 Nederlandse richtlijnen 37 3.3 Emissieplafonds 40 3.4 Beleid in het kort 42
4.
Schadelijkheid en gevolgen fijnstof
44
4.1 Schadelijkheid fijnstof 46 4.2 Gevolgen fijnstof 50 4.3 Schadelijkheid in het kort 52 XII
Fijnstofreductiemogelijkheden
74
6.1 De inrichtingsmogelijkheden 76 6.2 FDRS 77 6.3 ModieSlab 82 6.4 De duurzame weg 84 6.5 De wassende weg 86 6.6 Groen 88 6.7 Fijnstofreductiemogelijkheden in het kort 98
7.
Casus
100
7.1 Multicriteria-analyse 102 7.2 Casus 105 7.3 Casus in het kort 115
8.
Conclusies en aanbevelingen
116
8.1 8.2 8.3
Deelvragen Hoofdvraag Aanbevelingen
118 122 123
Verklarende woordenlijst Bronnenlijst
124 136
Bijlagen
146
Bijlage 1: PM10-tabel Bijlage 2: plantlijst bomen Bijlage 3: plantlijst heesters en klimplanten Bijlage 4: multicriteria-analyse
Afb. B: Cartoon uit de Spits van 19-03-2014
XIII
1 Inleiding Met dit hoofdstuk wordt de beginfase van het onderzoek verwoord. Belangrijk onderdeel hierin is de aanleiding van het onderzoek. Op basis van de aanleiding hebben wij voor onszelf een doel gesteld voor dit onderzoek. Om het doel te kunnen behalen hebben we een hoofdvraag opgesteld. Deze zal worden beantwoord aan de hand van de deelvragen. Om ervoor te zorgen dat we dicht bij de essentie van het onderzoek blijven hebben wij het onderzoek afgebakend. Tot slot is het belangrijk om een duidelijke onderzoeksmethodiek te hebben. Afb. C: Shanghai People Square
1.1 Aanleiding Wij zijn op dit onderwerp gekomen door een publicatie (december 2013) in het medisch wetenschappelijk tijdschrift The Lancet. The Lancet heeft de resultaten van een nieuw onderzoek naar fijnstof gepubliceerd, waaruit blijkt dat fijnstof veel schadelijker is dan aanvankelijk werd gedacht. Nadat wij van deze publicatie hadden vernomen, zijn wij ons verder gaan verdiepen in het onderwerp fijnstof. In dezelfde maand vonden wij dat de Europese commissie, onder leiding van Euro-milieucommissaris Janez Potočnik, een nieuw eisenpakket heeft gevormd om de voorgestelde norm voor PM2,5 (nu 25 μg/m³) te verlagen naar 20 μg/m³. Maatschappelijke relevantie Het verlagen van de normen heeft naar verwachting een positieve werking voor Europa. Het nieuwe eisenpakket is niet direct van start gegaan, dat gebeurt de komende jaren. De verwachting is dat in 2030: • 58.000 voortijdige sterfgevallen worden voor• komen (Europees) • 123.000km² ecosysteem wordt beschermd • tegen verontreiniging met stikstof • 56.000 km² natura 2000 gebied wordt • beschermd tegen verontreiniging met stikstof • 19.000km² bosgebied wordt beschermd te• gen verzuring 16
Afb. 1.1 Artikel over fijnstof uit De Telegraaf
Hoofdstuk 1 Inleiding Afb. 1.2 Nieuwsberichten over fijnstof
17
1.2 Doelstelling
1.3 Hoofdvraag en afbakening
Met dit onderzoek gaan wij op zoek naar oplossingen om fijnstof in het stedelijk gebied te reduceren. Dit doen wij met zowel technische als natuurlijke oplossingen die toepasbaar zijn in de stad.
Fijnstof is een ruim begrip, hierdoor is het van belang dat er een duidelijke richting wordt gekozen. Wij willen fijnstof aanpakken in het stedelijk gebied, dit omdat hier de meeste mensen wonen en daar fijnstof dus de meeste schade kan aanrichten. Dit heeft geleid tot de volgende hoofdvraag: Welke inrichtingsmogelijkheden voor het stedelijk gebied zijn er om fijnstof te verminderen en de luchtkwaliteit te verbeteren?
De oplossingen waar wij naar op zoek gaan, worden naar verwachting toegepast in de openbare ruimte. Doordat de openbare ruimte wordt beheerd door de gemeentes, ligt het initiatief bij de gemeentes en niet bij de burger. Hierdoor kan er op grotere schaal aan fijnstofreductie worden gedaan, in plaats van dat iedereen voor zichzelf aan de slag gaat. Dit rapport kan gebruikt worden als leidraad voor de inrichting van het stedelijk gebied voor fijnstofreductie. Wij denken dat vooral gemeenten, stedenbouwkundigen en ontwerpers van de buitenruimte dit als leidraad kunnen gebruiken bij nieuwe projecten of bestaande renovaties.
18
Om antwoord te krijgen op onze centrale vraag zijn de volgende deelvragen opgesteld: • Hoe schadelijk is fijnstof en wat zijn de ge• volgen hiervan voor de mens? • Welke veroorzakers dragen bij aan fijnstof in • Nederland? • Wat is het beleid op fijnstof in Nederland en Europa? • In welke mate voldoet de luchtkwaliteit in • het stedelijk gebied van Nederland aan de • huidige normen? • Welke mogelijkheden tot fijnstofreductie • kunnen het best worden toegepast in een • woonstraat, buurtontsluitingsweg, wijkont• sluitingsweg en een stadsontsluitingsweg?
Door het onderzoek af te bakenen willen we ervoor zorgen dat we een goed en kwalitatief onderzoek kunnen maken en niet verdrinken in alle informatie. Onze afbakening bestaat uit de volgende punten: • Dit onderzoek is gericht op het stedelijk • gebied, omdat daar de meeste mensen zijn en • dus het risico het hoogst is. Met stedelijk • gebied bedoelen wij de grootstedelijke agglo• meraties zoals bepaald door het CBS per 1 • januari 2014, zie afbeelding 1.3; • Wij monitoren alleen de steden Den Haag, • Rotterdam, Dordrecht, Breda, Veldhoven en • Heerlen. Dit doen wij omdat hier volgens • • het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) meetstations staan in het • stedelijk gebied; • Wij richten ons op fijnstofreductie in de • lucht en niet op de bronnen van fijnstof. • • • Dit doen wij omdat het aanpakken van de • • bronnen niet aansluit bij de studie; • Voor het onderzoek beperken wij ons tot toe• pasbare mogelijkheden voor Nederland.
Leeuwarden Groningen Zwolle Enschede Apeldoorn Arnhem Nijmegen Amersfoort Utrecht Amsterdam Haarlem Leiden Den Haag Rotterdam Dordrecht Breda Tilburg Den Bosch Eindhoven Sittard-Geleen Maastricht Heerlen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Afb. 1.3 Grootstedige agglomeraties in Nederland
19
1.4 Werkwijze & onderzoeksmethodiek
1.5 Leeswijzer
Wij zijn gestart met het verzamelen van informatie. Dit gebeurde op twee manieren. Allereerst zijn wij gestart met een literatuurstudie. Vervolgens hebben wij ook gesprekken gevoerd met diverse experts op gebied van fijnstof.
In dit onderzoeksrapport is een duidelijke tweedeling te maken. In het eerste deel wordt er met name informatie behandeld omtrent het thema fijnstof en in het tweede deel volgen de mogelijkheden om fijnstof te reduceren. Indien u ge誰nteresseerd bent in informatie over fijnstof, dan verwijzen wij u naar de hoofdstukken 2 tot en met 5. Bent u meer ge誰nteresseerd in de oplossingen en toepassingen, dan verwijzen wij u door naar de hoofdstukken 6 tot en met en 8.
Gedurende het onderzoek onderscheiden wij twee soorten gesprekken met experts. De eerste bestaat uit gesprekken met experts die weten hoe fijnstof uit de lucht gehaald kan worden. Hiervoor hebben wij bedrijven benaderd, die een bepaald systeem hebben ontwikkeld of die veel onderzoek naar fijnstof hebben gedaan. De tweede serie gesprekken worden gedaan met ambtenaren van gemeentes, zoals besproken in de afbakening. Tijdens deze gesprekken willen wij te weten komen wat de betreffende gemeente doet aan fijnstofreductie. Wanneer de benodigde informatie is verwerkt, wordt deze informatie gebruikt bij het maken van de casus. In deze casus willen wij de bestaande technieken die er zijn om fijnstof uit de lucht te filteren zo goed mogelijk toepassen in een stad. Op deze wijze laten wij zien hoe fijnstof gereduceerd kan worden en welke mogelijkheden je waar kunt toepassen.
20
In hoofdstuk 2 wordt er gekeken naar de achtergrondinformatie over fijnstof. Het gaat dan met name om de herkomst van fijnstof en de samenstelling ervan. Na de achtergrondinformatie wordt er gekeken naar het beleid op fijnstof. Dit wordt zowel Europees als landelijk gedaan. Vervolgens wordt de schadelijkheid en gevolgen van fijnstof voor de mens behandeld. Daarna wordt er gekeken naar fijnstof in Nederland. Hier wordt gekeken wat de Nederlandse steden doen om fijnstof te verminderen. Ook laten we hier zien of de steden aan de gestelde normen voldoen. Met hoofdstuk 6 worden de mogelijkheden voor fijnstofreductie behandeld. Dit zijn zowel technische mogelijkheden als groene oplossingen. Na het behandelen van deze verschillende
mogelijkheden, wordt er een casus uitgewerkt in de stad Arnhem. Hierin worden de mogelijkheden getoetst per wegtype en geven we voorbeelden van hoe ze toegepast kunnen worden. In het laatste hoofdstuk komen de conclusies en aanbevelingen aan bod. De conclusies zijn de antwoorden op de eerder geformuleerde hoofden deelvragen. Hierna volgen de aanbevelingen voor de toekomst. Het rapport eindigt met aanvullende informatie. Allereerst volgt er een verklarende woordenlijst, waarin gebruikte vaktermen nader worden toegelicht. Vervolgens volgt een lijst met geraadpleegde bronnen en tot slot volgen de bijlagen.
21 Hoofdstuk 1 Inleiding
2 Wat is fi jnstof? Voor dit onderzoek is het belangrijk om te weten wat fijnstof is. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de herkomst, fysische kenmerken en chemische samenstelling van fijnstof. Ook wordt het effect van het weer op fijnstof behandeld. Tot slot volgt er een korte samenvatting.
Afb. D: Uitstoot van stoffen
2.1 Achtergrondinformatie Doordat fijnstof een bedreiging is voor de gezondheid van de Nederlandse bevolking moet fijnstof zoveel mogelijk gereduceerd worden (zie hoofdstuk 4). Hoe ziet fijnstof er nou eigenlijk uit? Om met die uitleg te beginnen wordt er in deze paragraaf gekeken naar achtergrondinformatie omtrent fijnstof, waar het vandaan komt en hoe het in de lucht komt. Fijnstof draagt bij aan de luchtverontreiniging en is, over het algemeen, niet zichtbaar. Fijnstof hangt in de lucht, dit wordt de achtergrondconcentratie genoemd. In steden is er sprake van de stedelijke achtergrondconcentratie. Deze vormt gevormd door emissies van onder andere industrie en transport. Als fijnstof zichtbaar is wordt het vaak smog genoemd. Kijkend naar vroeger, circa 25 jaar terug, was er ook al fijnstof alleen was dat nog niet bekend. In het afgelopen decennia is er meer kennis gekomen over wat men fijnstof noemt. Pas toen er meer kennis over het onderwerp was, kwam naar voren dat fijnstof altijd al schadelijk is geweest. Dit heeft de (Europese) overheid doen besluiten om regels op te stellen voor de fijnstofconcentraties in de lucht. Het uitdrukken van fijnstof wordt gedaan in de eenheid microgram per kubieke meter (µg/m³) en in verschillende fracties (grootte). Deze fracties worden voorafge24
gaan door PM (Particulate Matter), dit is een Engelse benaming voor fijnstof. Het cijfer dat hieraan gekoppeld is, staat voor de aerodynamische diameter (de maximale diameter) van een stofdeeltje in die categorie. De grootte wordt uitgedrukt in micrometer. Een voorbeeld van zo’n fractie is PM10 en PM2,5. De oorsprong van alle fijnstof in de lucht boven Nederland komt niet alleen voort uit bronnen binnen Nederland. Fijnstof kan zich namelijk ver over de landsgrenzen verspreiden. Een bekend voorbeeld hiervan zijn stofstormen. Bij stofstorm kan er in korte tijd een grote hoeveelheid stof in de lucht komen. Gemiddeld komt er twee keer per jaar een stofstorm uit NoordAfrika (Saharazand) naar Nederland. Gedurende de reis van zo’n stofstorm, wordt er veel stof en dus ook fijnstof meegenomen. Fijnstof kan dagen tot weken in de lucht blijven, waardoor het duizenden kilometers kan afleggen. Hierdoor is fijnstof geen nationaal, maar een mondiaal probleem. De buitenlandse bronnen die voor Nederland de meeste invloed hebben, zijn het industriegebied van Antwerpen en het Ruhrgebied in Duitsland.
Bronnen van fijnstof De herkomst van fijnstof is opgedeeld in twee bronnen. Dit zijn natuurlijke en antropogene (menselijke) bronnen. Voorbeelden van natuurlijke bronnen zijn vulkaanuitbarstingen, bodemstof (van bijvoorbeeld planten), bosbranden en zeezout, zie afbeelding 2.1. Bij antropogene bronnen moet gedacht worden aan onder andere landbouw, scheepvaart, industrie en verkeer, zie afbeelding 2.2. Op de natuurlijke bronnen heeft men weinig invloed, maar op de antropogene bronnen des te meer. Er moet gezocht worden naar oplossingen om fijnstof in de lucht te verminderen, waarna de luchtkwaliteit verbeterd wordt. In hoofdstuk 6 wordt hier verder op ingegaan. Het merendeel van fijnstof in Neder-
Afb. 2.1 Vulkaanuitbarsting Eyjafjallajökull (IJsland)
Afb. 2.2 Luchtvervuiling van energiecentrale in China
behoeve van fijnstofreductie in de lucht. De herkomst van fijnstof in Nederland wordt met name veroorzaakt door natuurlijke bronnen (55%). Van de overige 45% is tweederde afkomstig van het buitenland en de rest wordt in Nederland zelf geproduceerd, zie afbeelding 2.3. Belangrijkste bron in Nederland is het wegtransport. De belangrijkste bronnen uit het buitenland zijn industrie, energie en wegen. Van de natuurlijke bronnen is zeezout een grote factor in fijnstof, maar dat is niets vergeleken met de bijdrage van bodemstof, zie afbeelding 2.4. In het stedelijk gebied is de bijdrage van lokale bronnen groot. Het gaat hier met name om het transport. Een andere verdeling die gemaakt wordt, is tussen primair en secundair fijnstof. Primair fijnstof bestaat uit stoffen die in de atmosfeer dezelfde vorm hebben als wanneer deze zijn uitgestoten. Deze ontstaan door verbranding (verbranding van brandstof in de auto), wrijving (het remmen van auto’s op het wegdek) of verdamping (verdampen van zeedruppels). Andere onderdelen van primair fijnstof zijn zeezout, elementair koolstof en minerale componenten. Secundair fijnstof ontstaat als moleculen van verzurende stoffen zich verbinden tot zouten. Verzurende stoffen zijn
onder andere stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2), ammoniak (NH3), ozon (O3) en vluchtige organische stoffen (VOS). De verbonden stoffen zijn secundair fijnstof, maar deze kunnen zich ook weer aan primair fijnstof binden. Nederland 15% 17,9% Buitenland 30% 29,4% Overige (natuurlijke) bronnen 55% 52,7% Afb 2.3. Herkomst fijnstof in Nederland Bronnen in Nederland
Industrie, energie en wegen 2,3% Wegtransport 5,6% Overig transport 2,3% Landbouw 4,3% Consumenten 2,3% Overig 1,1%
Bronnen uit het buitenland
Industrie, energie en wegen 11,7% Wegtransport 6,9% Overig transport 2,6% Landbouw 2,6% Consumenten 2,7% Internationale scheepvaart 2,9%
Overige (natuurlijke) bronnen
Zeezout 13,6% Stoffen in de atmosfeer 2,9% Bodemstof 36,2%
Afb 2.4. Luchtvervuilers in de wereld (2005)
25
Hoofdstuk 2 Wat is fijnstof ?
land is afkomstig van menselijke bronnen. Belangrijk om te vermelden is dat er al veel maatregelen zijn genomen om fijnstof te verminderen. Denk hierbij aan roetfilters voor auto’s en luchtreinigingssystemen voor de veehouderij. Als bijvoorbeeld een veehouderij een aanpassing aan het bedrijf wil doen, waarbij er te veel fijnstof zou worden uitgestoten, wordt de benodigde vergunning voor de aanpassing niet goed gekeurd. De regelgeving wordt steeds strenger en dus is het steeds meer noodzaak om fijnstof uit de lucht te halen. In Nederland vinden er voldoende ontwikkelingen plaats om fijnstof bij de bron te reduceren. Het lijkt een onmogelijke missie om de antropogene fijnstof bij de bron te stoppen, daarom wordt er in dit onderzoek gekeken naar mogelijkheden ten
2.2 Fysische kenmerken fi jnstof Fijnstof bestaat uit verschillende stoffen, waarin ieder stofje zijn eigen fysische kenmerken heeft. Bij de fysische kenmerken wordt er voornamelijk gekeken naar de grootte van de deeltjes. Zoals eerder benoemd wordt fijnstof uitgedrukt in fracties. De meest gebruikte fracties voor fijnstof zijn PM10 en PM2,5. De aerodynamische diameter van een stofdeeltje in de lucht is variabel van 100 micrometer tot 1x10-5 micrometer. Om een vergelijking te maken met hoe groot dit is, wordt er gekeken naar een menselijk haar. Gemiddeld is een menselijk haar 70 micrometer in diameter, zie afbeelding 2.5. Er wordt niet gekeken naar de vorm, aantal en massa van de deeltjes, omdat deze niet voor ieder deeltje hetzelfde zijn. Daardoor is er geen duidelijke conclusie aan te binden.
Afb. 2.5 De grootte van een fijnstofdeeltje
26
2.3 Chemische samenstelling fijnstof
Afb. 2.6 Mogelijke samenstelling fijnstofdeeltje
stofbevattende stoffen, oxiden van metalen en silicium, zeezout en water. Het gaat hier om zowel PM10 als PM2,5, zoals deze op basis van metingen, uit het zojuist benoemde onderzoek, zijn bepaald. Anorganische secundaire stoffen bestaan met name uit sulfaat-, nitraat- en ammoniumaerosol. Dit zijn eindproducten van reacties die in de lucht plaatsvinden tussen gassen. Deze gassen zijn zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2) en ammoniak (NH3). Bijna alle secundaire bestanddelen komen van antropogene bronnen. De basis van koolstof en koolstofbevattende stoffen is gelegen bij roet. Het aandeel koolstof in fijnstof wordt deels gevormd in de lucht door chemische reacties. Het overgrote deel wordt direct uitgestoten door onder andere het verkeer. Naast koolstofbevattende bestanddelen, is er ook sprake van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). PAK zijn koolstofverbindingen, die onderdeel zijn van een verbrandingsaerosol, bestaande uit benzeenringen (afbeelding 2.7). Met een verbrandingsaerosol worden de stofdeeltjes bedoeld die vrijkomen tijdens verbrandingsprocessen. Voorbeelden daarvan zijn het verkeer, houtverbranding en energieopwekking uit fossiele
Hoofdstuk 2 Wat is fijnstof ?
De chemische samenstelling van fijnstof is moeilijk vast te stellen, omdat deze in iedere situatie uit andere stoffen bestaat. Toch kan er wel gekeken worden naar de grootste onderdelen van fijnstof. Zoals eerder aangegeven is fijnstof een samenstelling van verschillende stoffen, zie afbeelding 2.6. Ieder stofdeeltje kent zijn eigen chemische eigenschappen. Dit betekent ook dat de schadelijkheid voor de mens per stofdeeltje weer anders is. Er is onderzoek gedaan naar de chemische samenstelling van fijnstof en wat de belangrijkste bestanddelen zijn van fijnstof (Schaap et al (2010). Composition and origin of Particulate Matter in the Netherlands). Er wordt gekeken naar anorganische secundaire stoffen, koolstof en kool-
Afb. 2.7 Benzeenring en een PAK-molecuul
27
brandstoffen. PAK komen zowel voort uit natuurlijke als antropogene bronnen. Natuurlijke voorbeelden zijn bosbranden en vulkanische activiteiten. Oxiden (een verbinding van zuurstof met een ander element) van metalen en silicium zijn afkomstig van onder andere industriÍle activiteiten, afvalverbranding maar ook gewoon bodemstof. Deze stof komt veelal in de lucht door antropogene activiteiten (rijdende auto’s), maar kunnen ook door de natuur in de lucht gebracht worden (wind). Deze stoffen zijn veelal afkomstig van antropogene oorsprong. Zeezout is van natuurlijke oorsprong, waarbij het zeezoutaerosol ontstaat in de lucht wanneer wind over het zeeoppervlak waait. Het grootste deel van zeezout is natriumchloride (NaCl). Daarnaast kan het ook sulfaat bevatten. Overige bestanddelen zijn magnesium-, calcium- en kaliumverbindingen. Fijnstof kan ook water bevatten. Bestanddelen van fijnstof, vooral de anorganische secundaire bestanddelen, kunnen chemisch gebonden water, kristalwater of hygroscopisch (stoffen die waterdamp uit de lucht opnemen) aangetrokken water bevatten. Kristalwater bestaat uit watermoleculen die aanwezig zijn in de ruimtes tussen positieve en negatieve ionen. 28
2.4 Fijnstof en het weer
Er zijn fijnstofnormen opgesteld door de EU (Europese Unie) die voor heel Europa gelden (zie hoofdstuk 3). Toch worden deze normen in Nederland met enige regelmaat overschreden, mede door de gevolgen van het weer. Welke weersomstandigheden zorgen voor hogere en welke voor lagere fijnstofconcentraties in de lucht? Eigen constatering Op het moment van afronding hebben wij circa zes maanden gegevens verzameld over het fijnstofgehalte in een zestal steden (Den Haag, Rotterdam, Dordrecht, Breda, Veldhoven en Heerlen). Deze gegevens laten duidelijk zien dat er tijdens helder weer een hogere fijnstofconcentratie in de lucht aanwezig was, dan gedurende een bewolkte dag. Op afbeelding 2.8 en 2.9. is verhouding van het weer te zien ten opzichte van de PM10 concentratie. Een regen-
achtige dag resulteert in lagere fijnstofconcentraties. Hieruit constateren wij dat heldere weersomstandigheden zonder wind zorgen voor een hoger fijnstofgehalte in de lucht. Dit kan verklaart worden doordat bij een heldere hemel geen wolken aanwezig zijn en dus ook minder water(damp). Hierdoor worden de fijnstofdeeltjes niet zwaarder gemaakt door het water, waardoor deze langer in de lucht blijven zweven. Een andere constatering is dat er gedu-
rende heldere dagen weinig wind aanwezig was, wat zorgt dat fijnstof minder verspreid wordt. De verwachting is dan ook dat er in de zomer meer overschrijdingen zullen plaatsvinden dan in de winter.
Afb. 2.8 Weerbericht 2-4-2014
Afb. 2.9 Fijnstofkaart van Nederland 2-4-2014
Onderzochte literatuur Veel mensen beoordelen een regenachtige dag als “slecht weer�. Als er gekeken wordt naar de fijnstofconcentratie dan zorgt de regen juist Hoofdstuk 2 Wat is fijnstof ?
Een mooie lentedag met een strak blauwe hemel. Iedereen zou het graag zien, maar hoe blij moeten we er mee zijn? Door het monitoren van een zestal steden via het RIVM, hebben wij enkele constateringen gedaan wat betreft de invloed van het weer op de fijnstofconcentraties in de lucht. Naast onze constateringen wordt er gekeken naar het theoretische verhaal.
29
voor een significante verlaging. Eigenlijk is dan sprake van “goed weer”. De regen slaat fijnstof als het ware uit de lucht naar de grond toe, hoe groter het stofdeeltje is, des te gemakkelijker deze wordt meegenomen. Niet alleen regen heeft een effect op de fijnstofconcentraties in de lucht maar ook de luchtvochtigheid. Als er sprake is van een hoge luchtvochtigheid kunnen de fijnstofdeeltjes groter worden door het opnemen van water. Het gevolg daarvan is dat de deeltjes zwaarder worden en dus sneller tot de aarde worden aangetrokken. De derde factor is de wind. De wind is de dominantste factor, deze zorgt voor de verspreiding van fijnstof. Bij een harde wind kan fijnstof over lange afstanden worden verplaatst, zoals bijvoorbeeld een stofstorm (woestijnwind) uit de Sahara. Dit betekent dus ook dat we het hebben over een internationale kwestie. Buiten het feit dat wind fijnstof over grote afstanden kan verspreiden, kan wind fijnstof ook verdunnen. Juist bij lage windsnelheden/ windstil verspreid fijnstof zich (bijna) niet en is het dus gevaarlijker. Daarnaast heeft de richting van de wind ook invloed op de fijnstofconcentratie. Doordat luchtstromen uit verschillende richtingen komen, wordt er ook een ander type fijnstof meegenomen. Bij luchtstromingen over 30
zee zullen de concentraties zeezout hoger zijn dan wanneer het weer wordt beïnvloed door continentale luchtstromingen. Tot slot is er een combinatie van deze factoren. Het gaat in deze om de combinatie van zon, warmte en een lage luchtvochtigheid. Deze combinatie zorgt ervoor dat fijnstof blijft hangen, waardoor de fijnstofconcentratie wordt verhoogd.
2.5 Fijnstof in het kort Fijnstof bestaat uit onzichtbare, zwevende deeltjes (van een bepaalde grootte) die bijdragen aan de luchtvervuiling. Fijnstof wordt vaak uitgedrukt in de fractie PM10, Particulate Matter wat een Engelse benaming is voor fijnstof en het cijfer geeft de maximale grootte aan in micrometers. Een andere voorkomende fractie van fijnstof is PM2,5, kleinere fracties dan PM1 vallen onder ultra fijnstof.
De hoogte van het fijnstofgehalte lijkt een duidelijke verbinding te hebben met de weersomstandigheden. Regenachtig en bewolkt weer zorgt voor een lager fijnstofgehalte terwijl een strakke blauwe hemel en weinig wind zorgen voor een hoger fijnstofgehalte.
Hoofdstuk 2 Wat is fijnstof ?
Er wordt onderscheid gemaakt tussen primair en secundair fijnstof. Het primaire fijnstof kent dezelfde samenstelling in de atmosfeer zoals deze wordt uitgestoten. Het secundaire fijnstof wordt in de atmosfeer gevormd, door reacties met onder andere stikstofoxiden, zwaveldioxide, ammoniak, ozon en VOS. Naast het primaire en secundaire fijnstof wordt er ook onderscheid gemaakt in herkomst. Fijnstof is afkomstig van natuurlijke en/of antropogene bronnen, dit is ook de wijze waarop fijnstof in de lucht kan komen. Op chemisch gebied zijn de grootste bestanddelen van fijnstof anorganische secundaire stoffen, koolstof en koolstofbevattende stoffen, oxiden van metalen en silicium, zeezout en water. Het gaat hier om zowel PM10 als PM2,5. 31
3 Beleid op fi jnstof Er zijn verschillende regels betreffende fijnstof. Deze bestaan uit zowel nationale en Europese regels. Wel worden deze regels steeds meer hetzelfde, dit wordt gedaan door het Europees beleid in de Nederlandse wetgeving te implementeren. Op dit moment zijn de Europese en Nederlandse richtlijnen nog niet helemaal hetzelfde, daarom worden in dit hoofdstuk eerst de Europese richtlijnen behandeld waarna ook de Nederlandse richtlijnen aan bod komen. Afb. E: Fijnstof hangt voor de blauwe lucht
3.1 Europese richtlijnen Tussen 1996 en 2008 werden de Europese normen vastgelegd in vijf verschillende richtlijnen. Deze worden de kaderrichtlijn en de eerste tot en met de vierde dochterrichtlijn genoemd. Sinds juni 2008 is de luchtkwaliteitsrichtlijn van de Europese Unie van kracht. In de luchtkwaliteitsrichtlijn van de EU staan voor verschillende stoffen (fijnstof, NOx en SO2) grens- en/of streefwaarden. De grens- en de streefwaarden zijn op basis van wetenschappelijke kennis vastgesteld met als doel schadelijke gevolgen te vermijden. Grenswaarden mogen niet overschreden worden, als dit gebeurd kunnen er sancties worden uitgedeeld door de Europese commissie. Een streefwaarde heeft als doel om schadelijke gevolgen te vermijden, er worden echter geen sancties opgelegd als de streefwaarden overschreden worden. Richtlijn tot 2008 Voor 2008 stonden de dag- en jaargrenswaarden voor PM10 in de eerste dochterrichtlijn. Deze werd van kracht per 1 januari 2005, maar werd al opgesteld in 1999. Het daggemiddelde bedraagt 50 µg/m³ en mag per jaar 35 keer worden overschreden. De gemiddelde jaargrenswaarde bedraagt 40 µg/m³. Het daggemiddelde is in de praktijk het meest kritisch, de jaargrenswaarde zorgt in Nederland vrijwel niet 34
voor een probleem. In 2003 was de laatste keer dat Nederland de gemiddelde jaargrenswaarden had overschreden; toen was er een jaargemiddelde van 42 µg/m³. In 2005 werden tegelijkertijd indicatieve grenswaarden vastgesteld waaraan Nederland vanaf 2010 moet voldoen. Deze waren strenger dan de normen van 2005. In de normen voor PM10 van 2010 staat dat het jaargemiddelde verminderd moest worden naar 20 µg/m³ en het daggemiddelde mocht nog maar zeven keer per jaar overschreden worden. Richtlijnen vanaf 2008 De normen die opgesteld waren voor 2010 zijn per 11 juni 2008 komen te vervallen, omdat ze niet haalbaar waren. Vanaf dat moment zijn de nieuwe Europese richtlijnen op het gebied van luchtkwaliteit van kracht. Op sommige plekken voldeed Nederland niet aan deze richtlijnen. Dat deden ze ervoor ook al niet, maar vanaf dat moment staan er sancties op. Om die sancties te voorkomen heeft Nederland bij de Europese Commissie derogatie (uitstel) aangevraagd. De derogatie is verkregen op basis van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), deze wordt in paragraaf 3.2 besproken. Door de gekregen dero-
gatie mochten alle zones en agglomeraties in Nederland voldoen aan een verhoogde grenswaarde voor het daggemiddelde. Dit was niet meer dan 35 dagen een overschrijding van het daggemiddelde van 75 μg/m³. Tot 11 juni 2011 gold voor de zone midden en de agglomeraties Amsterdam/Haarlem, Utrecht en Rotterdam/ Dordrecht een verhoogde grenswaarde van 48 μg/m³ voor het jaargemiddelde fijnstofconcentratie, zie afbeelding 3.1. De derogatie voor fijnstof liep op 11 juni 2011 af. Na deze datum voldeed Nederland aan de eisen. In de nieuwe richtlijnen veranderde voor PM10 weinig, maar er kwam een nieuwe richtlijn die gericht was op PM2,5. Hiervoor geldt een grenswaarde voor het jaargemiddelde van maximaal 25 µg/m³. Deze richtlijn gaat per 1 januari 2015 in. In deze richtlijn zit een overschrijdingsmarge, deze bedraagt 20% van de grenswaarde vanaf het moment dat de richtlijn in werking treedt, dat is 1 januari 2009. Vanaf deze datum neemt de toegestane overschrijdingsmarge elk jaar met een gelijk percentage af tot 0% op 1 januari 2015. Zo komt de grenswaarde dus elk jaar iets lager te liggen waardoor de landen er geleidelijk aan kunnen voldoen en de grens niet
in één keer zakt. Naast deze grenswaarde kent de nieuwe richtlijn ook nieuwe streefwaarden voor PM2,5. Per 1 januari 2010 geldt de streefwaarde van 25 µg/m³. Het streven is dus om zo snel mogelijk de gestelde norm te halen.
Doordat Nederland dicht bij zee ligt vindt er een zoutcorrectie plaats. Het zeezout wordt namelijk ook meegenomen in de metingen van fijnstof, waardoor de metingen hoger uitvallen. Sinds november 2012 is er per provincie bepaald waar een zoutcorrectie toegepast mag worden. Het voor zeezout gecorrigeerde aantal overschrijdingsdagen bedraagt: vier dagen in Noord-Holland en Zuid-Holland, drie dagen in Friesland, Flevoland, Utrecht en Zeeland en twee dagen in Groningen, Drenthe, Overijssel,
Amsterdam/ Haarlem Den Haag/ Leiden
Hoofdstuk 3 Beleid op fijnstof
Per 1 januari 2015 geldt tevens een blootstellingsconcentratieverplichting, een gemiddelde van PM10 over de afgelopen drie jaar op basis van metingen op stedelijke achtergrondlocaties, wat maximaal 20 µg/m³ mag zijn. Op dit moment zitten de Nederlandse steden hier nog ver boven. Hieruit blijkt dat de Nederlandse steden nog maatregelen moeten treffen om het fijnstofprobleem aan te pakken. De verwachting is dat deze normen niet gehaald worden, waardoor extra maatregelen nodig zijn.
Utrecht
Rotterdam/ Dordrecht
Legenda
Zone noord Nederland Zone midden Nederland Zone zuid Nederland Agglomeraties
Afb. 3.1 Zones en agglomeraties voor derogatie
35
Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. Dat betekent dat het aantal overschrijdende dagen die zijn toegestaan in Nederland eigenlijk tussen de 37 en de 39 ligt. De onderstaande tabel bevat een overzicht van de belangrijkste normen uit de EU-richtlijnen. Ook de juridische status, een grens- of streefwaarde, van de norm is aangegeven. Voor grenswaarden geldt een resultaatverplichting, voor streefwaarden geldt een inspanningsverplichting. De nieuwe Europese richtlijnen op het gebied van luchtkwaliteit zijn niet de enige richtlijnen Fijnstoffractie PM10
PM2,5
36
die over luchtkwaliteit gaan. Er is ook een richtlijn die betrekking heeft op de beperking van emissies (uitgestoten verontreinigingen) van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (industrie). Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in het BEES (Besluit Emissie-Eisen Stookinstallaties) en stelt eisen aan de emissies van NOx, SO2 en fijnstof. In Nederland voldoen op dit moment bijna alle stookinstallaties aan deze richtlijn. Hier kan Nederland dus nog maar weinig winst op boeken. Een andere richtlijn is de NEC-richtlijn (National Emission Ceiling), deze wordt in paragraaf 3.3 behandeld.
Norm Jaargemiddelde Daggemiddelde; overschrijding is toegestaan op niet meer dan 35 dagen per jaar Jaargemiddelde Jaargemiddelde, gemiddelde op basis van metingen op stedelijke achtergrondlocaties, de zogeheten blootstellingsconcentratie Jaargemiddelde, gemiddelde op basis van metingen op stedelijke achtergrondlocaties over de jaren 2009 tot en met 2011 respectievelijk over de jaren 2018 tot en met 2020 Jaargemiddelde
Niveau 40 µg/m³ 50 µg/m³
Status Grenswaarde Grenswaarde
25 µg/m³ 20 µg/m³
Grenswaarde (2015) Grenswaarde (2015)
0-20% (15% vermindering voor Nederland )
Streefwaarde (2020, ten opzichte van 2010)
20 µg/m³
Grenswaarde,indicatief (2020)
3.2 Nederlandse richtlijnen
De twee hoofddoelen van het NSL zijn het verbeteren van de luchtkwaliteit ten behoeve van de volksgezondheid en het bieden van ruimte voor en bijdragen aan de onderbouwing van ruimtelijke projecten.
Deze hoofdoelen moeten worden behaald door drie onderdelen van het NSL: • Een saneringstool, waarmee de lucht• kwaliteit in heel Nederland in beeld wordt • • gebracht en waarmee de effecten van • nationale en lokale maatregelen zichtbaar • worden. • Een omvangrijk maatregelenpakket, • met zowel landelijke, regionale als lokale • maatregelen. Voor deze maatregelen geldt • een uitvoeringsplicht. • Een monitoringsinstrument, waarmee • de voortgang van het NSL wordt bewaakt. • Jaarlijks wordt een monitoringsrapportage • opgesteld. Als hieruit blijkt dat een • maatregel minder effect heeft of een project • juist meer vervuiling oplevert, vereist het • NSL dat er extra maatregelen worden • genomen.
vijf jaar vanaf het moment dat het van kracht is. Het NSL loopt dus af op 1 augustus 2014, dit is dezelfde looptijd als regionale samenwerkingsprogramma’s luchtkwaliteit. De maatregelen die in het NSL zijn opgenomen, blijven nog wel na 1 augustus 2014 van kracht, zolang het nodig blijft.
Hoofdstuk 3 Beleid op fijnstof
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is een plan dat opgesteld werd om derogatie te krijgen. Op 1 augustus 2009 is dit luchtkwaliteitsplan van kracht gegaan. Via het NSL zullen zowel nationale, provinciale als gemeentelijke overheden de luchtkwaliteit in de komende jaren verder verbeteren. Dit zou er tot moeten leiden dat Nederland tijdig zal voldoen aan de grenswaarden voor PM10. Het NSL is opgesteld door een samenwerking tussen deze overheden waarin zowel de nieuwe Nederlandse wetgeving als de nieuwe Europese richtlijnen staan. Daarin is een bundeling van alle programma’s en maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Hierbij zal rekening gehouden moeten worden met de effecten van noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Onder deze ontwikkelingen vallen alle grote activiteiten, zoals het aanleg van wegen of industrieterreinen, waarover de overheden gedurende de looptijd van het NSL een besluit willen nemen. Dit zijn vooral ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
In de gebieden waar nu de grenswaarden overschreden worden, werken de rijks-, provinciale en gemeentelijke overheden samen. Dit wordt gedaan door middel van gebiedsgerichte programma’s waardoor de luchtkwaliteit verbeterd. In de gebieden waar naar verwachting wel aan de grenswaarden wordt voldaan, geldt alleen de wet milieubeheer. De wettelijke looptijd van het NSL is 37
Het NSL is geen star vijfjarenplan zonder mogelijkheden tot flexibele bijsturing, maar het kan blijven functioneren als een dynamisch en zelfregelend systeem. De pijlers van het NSL zijn: • Een adequate en logische opbouw, • waardoor het NSL laat zien dat de grens-• • waarden voor PM10 tijdig worden bereikt; • De actuele situatie met betrekking tot de • luchtkwaliteit en de autonome ontwikkeling • daarvan, met oorzaken van (dreigende) • overschrijdingen; Het NSL neemt voor de actuele situatie 2008 als basisjaar. Hiervoor is gekozen, omdat dit het meest recente jaar was waarvan complete gegevens over de luchtkwaliteit beschikbaar waren. Er wordt gekeken naar de overschrijdingen van dat jaar, die worden uitgedrukt in het aantal knelpuntkilometers op het onderliggend wegennet (OWN) en het hoofdwegennet (HWN). Dit zijn stukken weg waar de luchtkwaliteit niet goed is. Een ander meetpunt is het aantal inrichtingen, in het bijzonder veeteeltbedrijven, die niet voldoen aan de normstelling van PM10.
38
• De verwachte ontwikkelingen en besluiten • •die “in betekende mate” bijdragen aan de • • concentraties in de buitenlucht van stoffen • een grenswaarde is opgenomen; Het NSL geeft op projectniveau inzicht in de omvang van de ruimtelijke projecten die in betekende mate bijdragen aan de concentraties van schadelijke stoffen. Het gaat naar de huidige inzichten om enige honderden projecten, waarbinnen grote woningbouwlocaties, nieuwe bedrijventerreinen en infrastructuurprojecten de hoofdmoot vormen. • Een overzicht van alle redelijkerwijs, door de • betrokken bestuursorganen, te treffen maat• regelen gericht op het bereiken van de grens• waarden voor de gebieden, waar de grens• waarden (dreigen te) worden overschreden; Voor de maatregelen wordt onderscheid gemaakt tussen Europese en nationale maatregelen enerzijds en regionale of lokale maatregelen anderzijds. De maatregelen dragen in belangrijke mate bij aan het structureel verbeteren van de luchtkwaliteit.
• Een prognose van de ontwikkelingen van de • luchtkwaliteit met en zonder projecten en • de daarmee samenhangende maatregelen; De autonome ontwikkelingen van de luchtkwaliteit is herberekend met verwerking van de effecten van maatregelen en projecten in het NSL, met inachtneming van het negatieve effect van de grote bouwprojecten en het positieve effect van alle nationale en lokale maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. De NSL-systematiek en bestuurlijke inzet is er volledig op gericht om tijdig aan de grenswaarden te voldoen zonder overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof. • Gebiedsgerichte en regionale deelplannen; De gebiedsgerichte uitwerking in het NSL bestaat uit een bundeling van zeven Regionale Samenwerkingsprogramma’s Luchtkwaliteit (RSL). Deze programma’s zijn opgesteld door de volgende regio’s: Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noordvleugel (Delen van NoordHolland en Flevoland), Zuid-Holland, NoordBrabant en Limburg. De rest van Nederland heeft geen overschrijdingen of hogere concentratie dan de toekomstige norm. Hierom hebben de provincies Groningen, Drenthe, Friesland en Zeeland geen RLS opgesteld.
• • • • • • •
Flexibele opzet; Toekomstgericht en toekomstvast; Draagvlak bij alle betrokken bestuurders; Gedeeld belang bij het bereiken van het resultaat; Aanvullend op van kracht zijnde besluitvormingsprocedures.
Hoofdstuk 3 Beleid op fijnstof
Het NSL omvat dus alles wat Nederland doet om de luchtkwaliteit te verbeteren, maar ook de regels van Europa staan er in. De projecten vormen het belangrijkste deel van het NSL. Op landelijk niveau moet gedacht worden aan de aanleg van nieuwe tracés of wegverbredingen, provinciaal zijn het vooral bedrijventerreinen, kassen, wegen of woningen. Ook de maatregelen die de provincies nemen om minder fijnstof uit te stoten worden in dit document genoemd. Dat heeft veel te maken met minder uitstoot van uitlaatgassen en het duurzamer rijden. (Meer informatie is te vinden in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).
39
3.3 Emissieplafonds Een emissieplafond (de maximale hoeveelheid uitgestoten verontreinigingen) is voor alle landen in Europa apart opgesteld. Hierin staat hoeveel het betreffende land mag uitstoten van bepaalde stoffen. Het eerste verdrag, LRTAP (Long Range Transboundary Air Pollution), waar dit in beschreven staat was is in 1979, dit verdrag is door de UNECE (Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties) ondertekend. Het verdrag is opgesteld om het probleem van verzuring aan te pakken. Hiermee werd geprobeerd de (grensoverschrijdende) luchtverontreiniging geleidelijk te laten afnemen. Om dit doel te halen zijn er acht verschillende protocollen van kracht. Voor fijnstof is het Protocol van Gotenburg het belangrijkste. Het Protocol van Gotenburg is in 1999 aangenomen. Hierin zijn doelstellingen opgenomen om verzuring en eutrofiëring ( verrijking van het water) terug te dringen. Het Protocol bevat daartoe een lijst met nationale emissieplafonds voor de uitstoot van NO x en SO2 (deze stoffen kunnen in de lucht reageren tot secundair fijnstof, zie hoofdstuk 2). In mei 2012 is het Protocol van Gotenburg herzien, dit was noodzakelijk omdat er geen emissiereductieverplichtingen voor de periode na 2010 waren opgenomen voor diverse 40
stoffen. Met de herziening zijn nieuwe doelstellingen voor 2020 en daarna opgenomen. Hierbij is ook een emissieplafond opgenomen voor PM2,5. Hieronder worden de vier emissieplafonds besproken die voor fijnstof belangrijk zijn. Opvallend is dat er door de EU geen nationaal emissieplafond voor PM10 opgesteld is, terwijl er door Nederland wel een beleid voor geschreven is. Deze wordt als laatste behandeld. Emissieplafond PM2,5 Van de fractie PM2,5 is een raming gemaakt, waaruit blijkt dat Nederland in 2010 15 kiloton (een kiloton is een miljoen kilogram) PM2,5 uitstootte. Dit is ruim boven het nieuwe emissieplafond voor de fractie PM2,5, die op 13 kiloton is vastgesteld. Voor PM2,5 bedraagt de emissieraming. Vergeleken met 1990 is Nederland er flink op vooruit gegaan. In 1990 stootte Nederland namelijk nog 45 kiloton uit, vergeleken met 2010 is dit een afname van 66%. De reden van deze daling komt door het verbeteren van filters voor het verkeer en de industrie. De emissies van de industrie is gedaald van 14 naar 3,5 kiloton. De emissie van het verkeer zelfs van 19 naar 6,5 kiloton. Er is dus sprake van een daling van de uitstoot van PM2,5. Deze daling moet doorgezet worden om onder het emissieplafond te komen. Als Nederland niet aan de
vastgestelde plafonds voldoet kan de Europese commissie sancties opleggen. Dat zijn vooral aanvullende maatregelen om alsnog de normen te halen. Emissieplafond NOx (stikstofoxiden) Volgens de raming van 2010 is de uitstoot van stikstofoxiden nog net boven het nationale emissieplafond. Dit komt omdat uit een nieuw onderzoek blijkt dat vooral vrachtauto’s meer NO x uitstoten dan de toelatingsnorm is. Hierdoor moest de raming bijgesteld worden naar 264 kiloton, wat ongeveer 1,5% boven het afgesproken emissieplafond (260 kiloton) is. De emissie van NOx daalt nog steeds doordat er schonere vrachtauto’s op de markt komen. Hierdoor is de verwachting dat de emissie binnen enkele jaren onder het emissieplafond zit. Sinds 1990 zijn de emissies van stikstofoxiden met circa 50% gedaald. Dit is vooral te danken door het aanscherpen van de normen voor auto’s, fabrieken en elektriciteitscentrales. Naar verwachting daalt de emissie tot 2020 nog met 30%, dit is gemiddeld een daling van 8 kiloton per jaar. Op de eerder benoemde onderdelen wordt verwacht dat ze steeds minder NOx gaan uitstoten. Dit komt door verschillende normen en vernieuwingen. Het doel is om in 2020 nog maximaal 184 kiloton uit te stoten.
dankzij nieuwe milieuregels is het gebruik van filters en het overschakelen op schonere brandstoffen. Volgens de raming van 2020 zal de hoeveelheid fijnstof nog steeds dalen, alleen neemt het reductietempo wel af. Er wordt nu geschat dat Nederland in 2020 28 kiloton fijnstof uit zal stoten, waarmee wordt voldaan aan de gemaakte raming.
Hoofdstuk 3 Beleid op fijnstof
Emissieplafond SO2 (zwaveldioxide) SO2 is de enige stof waarvan verwacht wordt dat de uitstoot ervan stijgt. Voor 2014 is de geraamde emissie van zwaveldioxide circa 42 kiloton, dit is onder het emissieplafond, want die staat op 50 kiloton. Sinds 1990 is de SO2 met bijna 75% gedaald, dat komt vooral door het overschakelen op zwavelarme brandstoffen, rookgasontzwaveling en energiebesparing. In 2014 is de emissie van SO2 aan het stijgen, dit komt door enkele nieuwe kolencentrales en door de verwachte toename in emissies bij de industrie. De toename tot 2020 is geschat op 10%, als dit het geval is blijft de emissie onder het plafond. Geraamde emissie PM10 De raming voor de emissie PM10 is vastgesteld in het Nederlands beleid. In dit beleid staat dat er in 2010 circa 30 kiloton PM10 uitgestoten gaat worden. Kijkend naar de jaren ervoor, dan is de uitstoot al flink verminderd. Zo stootte Nederland in 1990 nog 71 kiloton uit. Vergeleken met 1990 is vooral het verkeer dat minder uitstoot, van 21 naar 8,7 kiloton en de industrie, van 29 naar 8,4 kiloton. Dit heeft te maken met een nieuwe milieuregelgeving, waaronder de Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht (NER) en het BEES vallen. De grootste veranderingen
41
3.4 Beleid in het kort De normen vanuit de Europese Unie voor de fijnstofconcentratie in de lucht staan weergegeven in de luchtkwaliteitsrichtlijn. Hierin staan streef- en grenswaarden voor fijnstof en wordt er onderscheid gemaakt tussen dag- en jaargemiddelde. Voor PM10 geldt een daggemiddelde van 50 µg/m³ en deze mag 35 keer per jaar overschreden worden. Het jaargemiddeld staat vastgesteld op 40 µg/m³. Voor PM2,5 is het jaargemiddelde 25 µg/m³. Deze gaat per 1 januari 2015 in. Toen de luchtkwaliteitsrichtlijn in 2008 inging heeft Nederland derogatie moeten aanvragen, omdat Nederland niet aan de normen voldeed. De derogatie is verkregen op basis van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), de derogatie liep af in 2011. Het NSL is gemaakt door nationale, provinciale en gemeentelijke overheden, het NSL geldt dan ook voor heel het land. Het NSL bestaat uit drie verschillende onderdelen, een saneringstool, een omvangrijk maatregelenpakket en een monitoringsinstrument. Middels deze drie onderdelen kan het NSL de luchtkwaliteit verbeteren ten behoeve van de volksgezondheid. Daarnaast biedt het ruimte voor en bijdrage aan de onderbouwing van ruimtelijke projecten. 42
Er zijn niet alleen regels de hoeveelheid fijnstof dat in de lucht aanwezig mag zijn. Er zijn ook Europese regels hoeveel fijnstof Nederland mag uitstoten. Dit gaat dan over de emissieplafonds voor PM2,5, NO x en SO2. Voor PM10 is in het Nederlands beleid een raming opgenomen. Het gaat hierbij over de hoeveelheid die Nederland uitstoot in 2020, alle stoffen voldoen hieraan.
43 Hoofdstuk 3 Beleid op fijnstof
4
Schadelijkheid en gevolgen fi jnstof In de omringende landen van Nederland wordt er een smogalarm uitgegeven als de lucht te vervuild is. In nederland is dit niet het geval. Als het buiten mooi weer is, gaan de mensen juist meer naar buiten, terwijl de gevaren dan juist groter zijn. In dit hoofdstuk wordt de schadelijkheid van fijnstof behandeld en wat de gevolgen ervan zijn.
Afb. F: Smogsituatie in Moskou
4.1 Schadelijkheid fijnstof In de vervuilde lucht zijn met name de kleinere deeltjes schadelijk en ongezond. Deeltjes kleiner dan 10 micrometer dringen bij inademing door tot diep in de luchtwegen. Hierdoor kunnen er problemen ontstaan voor de mens. Gedacht moet worden aan problemen aan het hart of de longen. Als acuut gevolg van piekblootstelling aan fijnstof sterven in Nederland naar schatting 2.000 tot 2.500 mensen. Mogelijk is vervuilde lucht de oorzaak hiervan. Het aantal sterfgevallen bij chronische blootstelling ligt veel hoger, namelijk 12.000 tot 24.000 per jaar in Nederland De schadelijkheid van fijnstof is afhankelijk van de duur aan de blootstelling van fijnstof. De gevolgen van kortdurende hoge blootstelling aan fijnstof zijn onder andere hoesten en benauwdheid. Dit is vooral het geval bij mensen met bestaande luchtwegaandoeningen en hart- en vaatziekten. Voor gevoelige mensen kan dit veel ergere gevolgen hebben. Zodra de concentratie fijnstof afneemt, verdwijnen de klachten vrij snel. De fijnstofniveaus dalen sinds het begin van de jaren negentig. Daardoor nemen de vroegtijdige sterfgevallen door de kortdurende piekblootstelling sinds die tijd af. Begin jaren negentig overleden er naar schatting ruim 3.000 mensen 46
per jaar als gevolg van een kortdurende piekblootstelling aan fijnstof. In 2009 waren dat er circa 1800. Het gaat hierbij vooral om ouderen en mensen met hart-, vaat- of longaandoeningen. Volgens schatting sterven van de 2.000 sterfgevallen er 690 aan ziekten van de ademhalingswegen, hieronder vallen infecties van de lagere luchtwegen en astma. Longkanker valt niet onder deze categorie. 450 van de 2.000 sterven aan hart- en vaatziekten, hieronder vallen hartfalen en beroertes. Aangeboren afwijkingen van het hartvaatstelsel vallen niet onder deze groep. Vaak gaat het hier om mensen die al een aantal bestaande aandoeningen hebben en waar fijnstof het overlijden vervroegd. Langdurige blootstelling aan fijnstof kan bijdragen aan of leiden tot gezondheidsproblemen zoals de vermindering van de longfunctie en verergering van de luchtwegklachten. onder langdurige blootstelling verstaan we de sterk meteorologische bepaalde smogperioden. Dit kost ongeveer een jaar van het menselijk leven. De gezondheidsproblemen herstellen zich waarschijnlijk als mensen verhuizen naar een gebied met schonere lucht. In Nederland zorgt luchtverontreiniging voor ongeveer 3-5% van de totale ziektelast. Als alle
milieuoorzaken bij elkaar gepakt worden is het ongeveer 4-7%. Luchtverontreiniging is dus verreweg de grootste veroorzaker. Hoewel er geen drempelwaarde is vast te stellen waarbij fijnstof geen negatieve gezondheidseffecten meer veroorzaakt (Buringh & Opperhuizen (2002). On health risks of ambient PM in the Netherlands), zijn er door de EU in 1999 wel normen vastgesteld voor de hoeveelheid van bepaalde stoffen in de lucht, zoals PM10, SO2 en NOx. Deze normen zijn sinds 2010 aangescherpt. Aan deze gestelde normen moeten alle lidstaten voldoen. In deze normen zijn de belangen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO, World Health Organisation) deels opgenomen. De WHO wil de normen nog verder aanscherpen, omdat fijnstof nog altijd voor vele ziektes, aandoeningen en doden zorgt. Het gaat vooral over de fractie PM2,5. Dit is het kleinste deeltje waarvoor normen zijn vastgesteld. De WHO wil van 25 Âľg/m3 naar 20 Âľg/m3. Fijnstof wat in de lucht aanwezig is wordt door middel van ademhaling opgenomen in het lichaam. Fijnstof heeft verschillende fracties, waarbij het eentje deeltje verder in het lichaam komt dan de ander, zie afbeelding 4.1. Om
De toevoerende luchtwegen (neusholte, mondholte, luchtpijp, bronchiën) zorgen voor zuivering van de ingeademde lucht. Neus- en mondholte vormen het begin van het ademhalingssysteem. De neusholte heeft een kleine doorsnede, waardoor de luchtsnelheid hoog is. Door de bochten worden ultrafijne en grove stofdeeltjes efficiënt gefilterd. Waarbij de neusharen ook een deel van de grove stofdeeltjes afvangen. De luchtpijp splitst zich in twee hoofdbronchiën die zich op hun beurt weer splitsen. In totaal zijn er een twintigtal van deze splitsingen. Via dit buizenstelsel komt de ingeademde lucht in ongeveer 300 miljoen longblaasjes terecht. Bij elke splitsing neemt de snelheid van de lucht af, hierdoor staat de lucht vrijwel stil in de longblaasjes. Hier kan de fijnstof dus makkelijk neerslaan.
Hiernaast in het schema is te zien hoever de fracties in het lichaam komen. Hieronder de bijbehorende afbeelding.
PM10 PM2,5 PM1 PM0.1
Neusholte Begin van de longen Tot aan de eindvertakkingen Het gehele lichaam Hoofdstuk 4 Schadelijkheid en gevolgen fijnstof
duidelijk te krijgen hoe fijnstof in het lichaam wordt opgenomen is het belangrijk om te weten hoe het ademhalingsstelsel werkt.
Afb. 4.1 Fijnstoffracties in het lichaam
47
Door een te grote hoeveelheid ROS (Reactive Oxygen Species, Reactieve zuurstof deeltjes), kunnen er ontstekingen in het lichaam ontstaan. Dit kan doordat de fijnstof zelf ROS bevat of doordat fijnstof de productie van ROS in het lichaam stimuleert. ROS bevat veel vrije radicalen1, dit kan gevolgen hebben voor de redoxbalans² in een cel, waardoor de cellen kunnen afsterven. Echter kunnen antioxidanten, bijvoorbeeld vitamine E en C, problemen zoals het afsterven van cellen voorkomen of doorbreken. Op het moment dat het lichaam niet genoeg antioxidanten heeft, door een overdosis van ROS of een tekort in het lichaam, zal er een ontsteking ontstaan. Deze ontsteking zorgt ervoor dat de longcapaciteit wordt verminderd, waardoor kortademigheid kan ontstaan. Vooral mensen met een luchtwegaandoening zijn hier gevoeliger voor, zoals astmapatiënten en COPD³-patiënten. Tevens kan voor een gezond individu een langdurige blootstelling ook leiden tot een chronische longaandoening. Kleine, uiterst actieve, agressieve deeltjes die veel schade kunnen aanrichten. 2 Een juiste balans tussen de productie en activiteit van radicalen en inactiveren door antioxidanten. ³ COPD is een ziekte waarbij de longen altijd vol zitten met kleine ontstekingen, die blijvende schade veroorzaken. 1
48
Depositie in het ademhalingsstelsel is een complex proces, gestuurd door een aantal fysische processen: • Sedimentatie; Uitzakken van relatief zware fijnstofdeeltjes in het ademhalingsstelsel. • Diffusie; Het bewegen van fijnstofdeeltjes onder invloed van concentratieverschillen, waabij kleine deeltjes een grotere diffusiesnelheid hebben dan grote deeltjes. • Impactie; Als lucht om een obstakel heen moet stromen zullen de fijnstofdeeltjes door hun traagheid rechtdoor blijven gaan en een hogere kans hebben om hier neer te slaan; • Interceptie; Een fijnstofdeeltje komt zo dicht bij de wand dat het daadwerkelijk blijft plakken aan de wand; • Elektrostatische depositie; Het vochtige slijmvlies dat longen en luchtwegen bekleedt kan worden gezien als een geaarde geleider, geladen deeltjes zullen door de geleider extra worden aangetrokken; • Turbulentie. Luchtwervelingen, die ontstaan door verstoring van een luchtstroom, waardoor de kans dat een fijnstofdeeltje neerslaat toeneemt.
De processen worden in de afbeelding 4.2 weergegeven aan de hand van de plaats in de longen waar het proces zit afspeelt. Fijnstofdeeltjes komen niet alleen in de longen en luchtwegen, maar kunnen ook op huid, haar en kleding terechtkomen. Fijnstof kan op verschillende manieren op de huid terecht komen. Dit kan doordat het tegen je aan waait of doordat het op de huid neerdaalt. Meestal is het grootste deel van de huid bedekt waardoor er niet veel fijnstof op de huid kan komen. De depositie van fijnstof op de huid kan ook gevaarlijk zijn. Afhankelijk van de hoeveelheid en de eigenschappen van de deeltjes. Dit kan zijn, omdat de fijnstofdeeltjes radioactief zijn of doordat de fijnstofdeeltjes een reactie vormen op de huid, zoals bij teer en PAK. Dit kan irritatie aan de huid veroorzaken, maar dit kan ook voor (huid)kanker zorgen. Fijnstof wat in het haar terecht komt zal voor vrijwel geen gezondheidsproblemen zorgen, omdat het haar de fijnstof vasthoud waardoor het niet in de lucht of op de huid kan komen. Fijnstof wat op het haar terecht komt is echter maar een klein deel van de zwevende fijnstofdeeltjes. Volgens het Milieuloket is het nog niet duidelijk welke bestanddelen de oorzaak zijn van
Hoofdstuk 4 Schadelijkheid en gevolgen fijnstof
Afb. 4.2 Depositie van fijnstof
de gezondheidsproblemen. Wel is zeker dat zeezout niet het probleem is. Dit geldt waarschijnlijk ook voor de sulfaat- en nitraatfracties in fijnstof. Daarnaast heeft de uitstoot van het verkeer in stedelijke gebieden en bij drukke verkeersknooppunten een grote rol in de gezondheidsproblemen.
49
4.2 Gevolgen fijnstof De normen die zijn vastgesteld moeten de concentratie van fijnstof verminderen, omdat fijnstof schadelijk is voor de gezondheid, maar wat zijn de gevolgen precies? Zoals al eerder vermeldt kan fijnstof zorgen voor hart- en longproblemen. De oorzaak van hartproblemen wordt hieronder uitgelegd. De deeltjes kleiner dan 0,1 micrometer stimuleren bloedklontering, wat een verklaring zou kunnen zijn voor het feit dat er langs drukke wegen meer mensen met hartziekten wonen dan elders. De groep mensen die het meest last hebben van de luchtvervuiling zijn de mensen die een zwak of zwakker immuunsysteem hebben. Dit zijn vaak kinderen, ouderen, diabetici en hartof longpatiënten. Daarnaast hebben sporters en mensen die zwaar lichamelijk werk doen in de buitenlucht ook meer kans op gezondheidsproblemen. Doordat zij een grotere inspanning doen en dus meer lucht inademen. Naast gezondheidseffecten zorgt fijnstof voor meerdere problemen. Één van de problemen die fijnstof veroorzaakt is zure regen. Dit is slecht voor gewassen en planten, maar ook voor gebouwen en monumenten. Bestanddelen van de stenen kunnen door zure regen oplossen. 50
Verder kan een teveel aan fijnstof in het oppervlaktewater eutrofiëring veroorzaken. Eutrofiëring is verrijking van het water. Dit veroorzaakt een groei van waterplanten en een verhoogde activiteit van anaerobe microorganismen (zonder zuurstof kunnen leven). Hierdoor daalt het zuurstofniveau van het water snel, waardoor het leven voor aerobe organismen (leven d.m.v. zuurstof ) onmogelijk wordt gemaakt. Een ander gevolg van de luchtverontreiniging is dat bouwplannen stil gelegd en/of aangepast moeten worden. Sommige plannen kunnen dus niet worden uitgevoerd, omdat deze de normen van de luchtkwaliteit overschrijden. Vaak zijn dit grootschalige projecten zoals de bouw van woonwijken, bedrijventerreinen en de aanpak van (snel)wegen. Een ander gevolg van de luchtvervuiling is de door het verkeer veroorzaakte economische schade. Deze is voor Nederland op 4 miljard euro per jaar berekend, voor Europa is deze inschatting maar liefst 150 miljard euro per jaar (volgens onderzoeksbureau CE Delft). De schade bestaat uit de kosten die gemaakt moeten worden om fijnstof te reduceren. Kinderen die opgroeien of naar school gaan in gebieden met verkeersgerelateerde luchtvervuiling hebben vaker last van luchtwegen en
allergieën (Gezondheidsraad (2008). Gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit). Ze houden de rest van hun leven een grotere kans op verschillende aandoeningen en een zwakkere gezondheid. De luchtvervuiling beperkt zich dus niet tot alleen gezondheidsschade, maar zorgt ook voor economische schade. Er zijn verder nog een aantal gevolgen te noemen: • Wonen of naar school gaan in de directe omgeving van een snelweg heeft hetzelfde effect op je gezondheid als het meeroken van sigaretten; • De OECD (Organisation for Economic Cooperation and Development) concludeert in maart 2012 dat luchtvervuiling in 2050 de grootste milieugerelateerde doodsoorzaak ter wereld zal zijn; • TNO (Nederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek) en Erasmus MC (medisch centrum) hebben onderzocht dat luchtvervuiling een nadelig effect heeft op het geboortegewicht van baby’s; • Tienduizenden Nederlanders hebben luchtwegklachten door de vervuiling in
Hoofdstuk 4 Schadelijkheid en gevolgen fijnstof
het verkeer. Vooral kinderen, ouderen en astmapatiënten zijn het slachtoffer. Hierbij stelt het Planbureau voor de Leefomgeving dat jaarlijks duizenden Nederlanders één jaar eerder overlijden als gevolg van luchtvervuiling. In Europa overlijden er jaarlijks circa 500.000 mensen eerder.
51
4.3 Schadelijkheid in het kort Fijnstof is schadelijk voor de menselijke gezondheid. Er sterven jaarlijks 2.000 tot 2.500 personen aan een piekblootstelling van fijnstof. Het gaat hier dan vooral om ziekten van de ademhalingswegen en hart- en vaatziekten. Er is geen drempelwaarde wanneer fijnstof niet schadelijk is; dit zorgt ervoor dat het lastig is om er een goed beleid op te voeren. De WHO wil de huidige normen nog meer aanscherpen. Dit om nog meer sterfgevallen als gevolg van fijnstof te voorkomen. De kleinste fijnstofdeeltjes zijn het schadelijkst, dit komt doordat deze het verste in het lichaam kunnen komen. De PM10-deeltjes komen namelijk niet verder dan de neusholte terwijl de PM1-deeltjes tot ver in de longen komen. Vooral ouderen, kinderen, diabetici en hart- of longpatiënten hebben last van fijnstof in de lucht. Dit komt doordat al deze mensen al een zwakker immuunsysteem hebben. Er is echter ook nog een andere groep die veel gevaar loopt, namelijk de sporters en de mensen die buiten zwaar lichamelijk werk doen. Dit komt omdat zij zich fysiek inspannen en daardoor meer lucht inademen, waardoor ze meer fijnstof binnen krijgen. 52
Fijnstof is niet alleen slecht voor de gezondheid van de mens maar het heeft nog meer nadelen. Zo veroorzaakt het zure regen en eutrofiëring. Ook kan te veel fijnstof bouwprojecten stil leggen, in verband met gezondheidsrisico’s, waardoor er economische schade ontstaat.
53 Hoofdstuk 4 Schadelijkheid en gevolgen fijnstof
5 Fijnstof in Nederland Fijnstof brengt problemen mee, waar oplossingen voor gevonden moeten worden. Op welke wijze dit in Nederland gebeurt wordt in dit hoofdstuk behandeld. Dit wordt gedaan middels een zestal steden die wij, via het RIVM, hebben gemonitord op fijnstof. Er wordt gekeken naar de maatregelen die de steden nemen om fijnstof te reduceren.
Afb. G: File in Nederland zorgt voor veel verkeersemissies
5.1 Nederlandse situatie Er zijn al een aantal aspecten van fijnstof besproken, zoals de wet- en regelgeving en schadelijkheid. Echter moet er nog gekeken worden naar de aanwezige fijnstof in Nederland. Er zijn een halfjaar lang een zestal steden gemonitord, namelijk Breda (B), Den Haag (DH), Dordrecht (D), Heerlen (H), Rotterdam (R) en Veldhoven (V), zie afbeelding 5.1 Dit zijn zes gemonitorde agglomeraties. De overige vlekken zijn de andere agglomeraties in Nederland. Deze steden hebben een meetpunt welke via de site van het RIVM te volgen zijn. Hieruit zijn een aantal conclusies af te leiden. Deze
DH R B
D V H Afb. 5.1 De gemonitorde steden
56
worden later in dit hoofdstuk besproken. Gemonitorde steden De problemen met fijnstof zijn het grootst in de randstad en in de provincie Noord-Brabant. Via het RIVM wordt zowel regionaal, als stad en straat gemonitord. Dit onderzoek is gericht op het stedelijk gebied, waarna gekozen is voor de steden in de categorie stad. Op de website van het RIVM wordt per uur een kaart en een tabel gepubliceerd waar de meetgegevens te vinden zijn. Iedere stad is zelf verantwoordelijk voor de concentraties in de stad. De resultaten van heel Nederland worden bij elkaar gevoegd en naar Europa gestuurd. Eén gemeente kan dus niet alleen bestraft worden voor de overschrijding. De gemonitorde steden hebben ieder hun eigen maatregelenpakket betreffende fijnstof. In de volgende paragrafen wordt beschreven wat de steden doen ten behoeve van de reductie van fijnstof. Meetgegevens De gegevens die van de site van het RIVM komen zijn, op de volgende pagina, in een grafiek gezet. Deze geven de fijnstofconcentratie aan. Er worden door het RIVM twee
soorten metingen uitgevoerd, de automatische metingen en continue metingen. Automatische metingen Ongeveer 60% van de meetopstellingen is opgebouwd rond apparatuur dat automatische analyseert en die meetgegevens naar het RIVM in Bilthoven (Utrecht) sturen. Deze analyses worden ieder uur verstuurd. Vanuit het RIVM worden meetgegevens gepubliceerd op internet en NOS teletekst (p711). Naast fijnstof worden ook de concentraties van ozon (O3), stikstofoxiden (NO2), zwaveldioxide (SO2), fijnstof (PM), koolmonoxide (CO) en ammoniak (NH3) gemeten. Continue metingen Voor de bepaling van de samenstelling van fijnstof, wordt fijnstof gedurende één dag op een filter in het meetapparaat opgevangen. Dit filterdoek wordt elke dag door het apparaat vervangen. Elke twee tot vier weken worden deze filters naar het RIVM gebracht en daar geanalyseerd. Conclusie meetgegevens Op de grafieken hiernaast zijn de resultaten te zien van de monitoring van de zestal steden op fijnstof. Dit is gebeurt op basis van gegevens die
90
70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
31/5/14
17/4/14
8/3/14
27/1/14
90
80
80
70
70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
31/5/14
17/4/14
8/3/14
27/1/14 27/1/14
Afb. 5.4 Grafiek Dordrecht - Bamendaweg
13/12/13
0
13/12/13
31/5/14
17/4/14
8/3/14
27/1/14
10
90
Afb. 5.5 Grafiek Heerlen - Jamboreepad
90
80
80
70
70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
Afb. 5.6 Grafiek Rotterdam - Schiedamsevest
31/5/14
17/4/14
0
8/3/14
31/5/14
17/4/14
8/3/14
10 27/1/14
0
Afb. 5.3 Grafiek Den Haag - Rebecquestraat
Afb. 5.7 Grafiek Veldhoven - Europalaan
57
Hoofdstuk 5 Fijnstof in Nederland
Afb. 5.2 Grafiek Breda - Bastenakenstraat
90
0
0
13/12/13
31/5/14
17/4/14
8/3/14
27/1/14
10 13/12/13
0
13/12/13
Zoals op de grafieken te zien is, zijn er gedurende de monitoringsperiode meerdere pieken geweest. Deze pieken zijn per stad ook redelijk overeenkomstig. De rode lijn geeft de grens van het daggemiddelde (50 µg/m³) aan. De hoogst gemeten concentratie in deze monitoring is weggelegd voor Heerlen met een fijnstofconcentratie van 79 µg/m³ (12/3/14). De laagst gemeten fijnstofconcentratie is 5 µg/m³ in de steden Dordrecht (2/1/14), Heerlen (22/12/13, 25/12/13, 28/12/13, 2/1/14, 21/2/14) en Veldhoven (25/12/13). Kijkend naar de eerste vijf maanden van dit jaar is de gemiddeld hoogst gemeten fijnstofconcentratie is 65,71 µg/m³ gemeten op 13/3/14. De gemiddeld laagst gemeten fijnstofconcentratie 7,71 µg/m³ gemeten op 2/1/14. Er zijn in de eerste vijf maanden weinig overschrijdingen geweest met het oog op de maximale overschrijdingsmarge van 35 keer per jaar. De verwachting is dat met een warme zomer het fijnstofgehalte hoger zal zijn, maar richting de herfst en winter zal het naar verwachting weer minder zijn. In bijlage 1 staat de PM10-tabel, waarop de fijnstofconcentraties per dag is te vinden.
80
70
13/12/13
dagelijks beschikbaar zijn via de website van het RIVM.
90
80
5.2 De algemene maatregelen De zes gemonitorde steden nemen maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Een aantal van deze genomen maatregelen komen overeen. Zo worden er vaak maatregelen genomen ten behoeve van de verkeersdoorstroming en het verschonen van het vervoer. De maatregelen die worden behandeld zijn onderverdeeld in een aantal categorieën, namelijk: • Milieuzone; • Verkeersdoorstroming; • Wagenpark; • Openbaar vervoer (OV); • Verbeteren fietssituatie; • Walstroom; • Communicatie. Milieuzone Er komt een milieuzone in het centrum, dit wil zeggen dat er alleen schone (vracht)wagens in de binnenstad mogen komen. Vervoerders die nog niet willen of kunnen overstappen op schone vrachtwagens kunnen straks niet meer de milieuzone in. Om de leveranties door te kunnen laten gaan, wordt er als alternatief een stadsdistributiemogelijkheid aangeboden. Op de betreffende locatie kunnen ladingen worden gebracht, waarna deze met schoner vervoer naar de bestemming kunnen worden gebracht. Dit 58
geldt eveneens voor oude dieselauto’s. Deze maatregel wordt ingezet door de gemeentes Breda, Den Haag en Heerlen. Verkeersdoorstroming Het verbeteren van de doorstroming van het verkeer heeft een gunstig effect op de luchtkwaliteit en het verkeerslawaai. Het verminderen van afremmen en optrekken door gemotoriseerd verkeer, scheelt veel in de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. De doorstroming kan worden bevorderd door een groene golf. Bij een groene golf wordt ervoor gezorgd dat de stoplichten op de route achter elkaar op groen springen. Dit scheelt veel remmen en optrekken door het verkeer, waardoor er minder fijnstof in de lucht komt. Deze maatregel wordt ingezet door de gemeentes Breda, Den Haag, Heerlen, Rotterdam en Veldhoven. Wagenpark Het wagenpark, van de gemeentes, wordt schoner gemaakt door roetfilters, schonere brandstoffen en het aanschaffen van nieuwe schone voertuigen. Bij schonere energiebronnen moet gedacht worden aan aardgas, elektriciteit of waterstof. Deze brandstoffen stoten minder schadelijke stoffen uit dan bezine en diesel. Daarnaast kan de aanschaf van auto’s
met euro6-motoren ook een optie zijn. Dit zijn de zuinigste motoren die momenteel beschikbaar zijn. Deze maatregel wordt ingezet door de gemeentes Breda, Den Haag, Heerlen, Rotterdam en Veldhoven. Openbaar vervoer (OV) Iedere gemeente heeft andere maatregelen om het openbaar vervoer te promoten. De ene gemeente gaat de voertuigen verschonen, de ander biedt het OV gratis aan. Wel hebben alle gemeente dezelfde achterliggende gedachte, namelijk het aantrekkelijk maken van het openbaar vervoer. Doordat minder mensen de auto nemen om zich te verplaatsen worden er minder uitlaatgassen geproduceerd. De gemeentes die maatregelen genomen hebben om het OV te promoten zijn Breda, Dordrecht en Rotterdam Verbeteren fietssituatie Deze maatregel wordt op twee manieren aangepakt. De ene gemeente besteed aandacht aan een betrouwbaar netwerk, wat inhoudt dat bestaande wegen worden verbeterd of dat er een betere verbinding wordt gemaakt. De andere gemeente wil meer en betere stallingen plaatsen, waardoor de mensen meer plek hebben om de fiets te plaatsen. Door deze maatregelen wordt het voor de fietser aantrekkelijker gemaakt
Communicatie Het doel van communicatie is bij iedere gemeente hetzelfde, namelijk mensen bewust maken van de situatie. Dit wordt wel per gemeente anders aangepakt. De ene gemeente optimaliseert de internetsite over luchtkwaliteit, de ander organiseert bijeenkomsten. Vaak wordt er samengewerkt met de plaatselijke GGD
Hieronder is een overzicht te zien, waarin aangegeven wordt welke maatregelen door welke gemeentes worden gedaan.
Hoofdstuk 5 Fijnstof in Nederland
Walstroom Doordat schepen in de havens hun motoren draaiende houden om machines op de boot te laten werken, komen er veel schadelijke stoffen in de lucht. Hierdoor is gekozen voor walstroom. Dit wil zeggen dat wanneer de schepen in de haven aankomen, zij zich kunnen aansluiten op de walstroom, waardoor zij de motor niet meer hoeven te laten draaien. Hierdoor wordt een groot deel van de luchtvervuiling niet in de lucht verspreid. Deze maatregel wordt ingezet door de gemeentes Den Haag, Dordrecht en Rotterdam.
(Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst) om mensen bewust te maken van de luchtkwaliteit. Een groot nadeel is dat de gemeentes niet vertellen dat er een probleem is. Ze benadrukken dat er nu geen probleem is. Hierdoor is het effect van deze maatregel natuurlijk niet zo groot. Deze maatregel wordt ingezet door de gemeentes Breda, Dordrecht en Rotterdam.
Breda Den Haag Dordrecht Heerlen Rotterdam Veldhoven
om de auto te laten staan. Hierdoor komen er minder uitlaatgassen, maar worden de mensen ook gezonder. Dit is voor gemeentes interessant, omdat er twee problemen tegelijkertijd worden aangepakt. Deze maatregel wordt ingezet door de gemeentes Breda, Heerlen en Rotterdam.
Milieuzone Verkeersdoorstroming Wagenpark OV Verbeteren fietssituatie Walstroom Communicatie
x x x x x x
x x x
x
x x x
x x x x
x x x x x x
x x
59
5.3 Aanvullende maatregelen Breda Breda is een autostad. Alles is namelijk gemakkelijk te bereiken met de auto en je kunt je auto overal kwijt. Hierdoor pakt ook iedereen de auto, wat niet ten goede komt van de luchtkwaliteit. Als meer mensen de fiets zouden pakken zou dit veel schelen. Daarom heeft de gemeente Breda al elektrische fietsen aangeschaft. Zo hebben ze een voorbeeldfunctie voor de rest van Breda. De gemeente Breda wil voor mensen die toch de auto pakken ook een voorbeeldfunctie innemen. Daarom is de gemeente Breda van plan elektrische auto’s aan te schaffen. De gemeente Breda heeft een aantal aanvullende maatregelen genomen om de luchtkwaliteit te verbeteren, buiten de maatregelen die bij meerdere gemeentes voorkomen. Groene golf Er is een groene golf gemaakt (Nieuwe Kadijk). Op de desbetreffende weg rijden ongeveer 140.000 auto’s per dag waarvan 12% zwaar vrachtverkeer is. Op deze weg is gezorgd dat de vrachtwagens altijd door kunnen rijden, zo hoeven ze niet steeds op te trekken en te remmen, wat veel fijnstof opleverd.
60
Verkeersdoorstroming De doorstroming van het verkeer staat niet op zichzelf. Het vormt een onderdeel van de totale verkeersstrategie van Breda zoals verwoord in het Verkeersplan Breda. Uitgangspunten uit het Verkeersplan voor het gemotoriseerde verkeer houden simpelweg in dat het verkeer vooral gebruik moet maken van de wegen buiten de stad (woongebieden). Het resultaat hiervan is dat er minder binnenstedelijke verplaatsingen zijn. Fietsmaatregelen en vervoersmanagement Voor het vergroten van het fietsgebruik is vooral een mentaliteitsverandering nodig. Breda wil zich inzetten door onder andere betere communicatie naar de inwoners. Naast maatregelen om het fietsgebruik te stimuleren, kan door middel van vervoersmanagement bij grote werkgevers het aantal autobewegingen worden beperkt. Het vervoersmanagement kan bijvoorbeeld bestaan uit het stimuleren van het OV-gebruik onder werknemers of het regelen van collectief vervoer. Breda gaat vervoersmanagement bij de gemeente zelf en bij andere grote werkgevers stimuleren.
Overige maatregelen Deze maatregelen zijn het meten en/of monitoren van de luchtkwaliteit bij specifieke knelpunten. Breda laat een nieuwe monitoring maken voor 2013, hierin staat de verwachting van de luchtvervuiling in 2014. Dit gaat echter alleen over het verkeer en niet over andere vervuilers. Het bedrijf Goudappel Coffeng maakt deze monitoring en er wordt verwacht dat er geen overschrijding is van de norm. Daarnaast wil de gemeente Breda verschillende onderzoeken laten doen, onder meer naar de haalbaarheid van Park & Ride bij evenementen en het koppelen van luchtkwaliteitsmetingen aan verkeersgeleiding. Voorbeelden van deze soort verkeersgeleiding zijn te vinden in Hagen (Duitsland) en Leicester (Engeland). De gemeente Breda wil met het rijk overleggen of het mogelijkheid is de maximum snelheid op snelwegen te kunnen verlagen tijdens bepaalde situaties, bijvoorbeeld tijdens smogperiodes. Tot slot wil de gemeente Breda luchtkwaliteit nadrukkelijk meenemen bij de vergunningverlening en handhaving bij bedrijven. Met name wordt dit gedaan bij intensieve veehouderijen.
Breda had een aantal ideeĂŤn om fijnstof aan te pakken. Deze ideeĂŤn gingen alleen niet door, omdat er geen geld was of het toch minder goed werkte dan vooraf gedacht. Doordat de gemeente Breda geen voorbeelden kan laten zien om fijnstof af te vangen, zijn de inwoners niet overtuigd van de effecten en ondernemen zij ook zelf geen actie. Hoofdstuk 5 Fijnstof in Nederland
De gemeente Breda heeft veel onderzoeken gelezen en veel onderzoeken laten uitvoeren wat de positieve functie van groen heeft ten opzichte van de luchtvervuiling. Daaruit hebben zij de conclusie getrokken dat groen zelf niet zo veel uit de lucht zuivert, maar dat het vooral door het psychologische effect belangrijk is. In een groen gebied voelt iedereen zich beter en denken dus ook dat het gezonder is. In Breda wordt dan ook vooral groen gebruikt voor het esthetische en psychologische effect. De maatregelen voor het verkeer zijn effectiever dan dat groen ooit had kunnen zijn. Daarvoor heb je namelijk te veel groen nodig wat niet realistisch is. Er is daarom gekozen om geen extra groen aan te brengen om fijnstof af te vangen, omdat het effect van groen nog niet bewezen is. Afb. 5.8 Breda
61
5.4 Aanvullende maatregelen Den Haag De gemeente Den Haag heeft de uit te voeren maatregelen met betrekking tot de luchtkwaliteit opgedeeld in een drietal niveaus: • Basismaatregelen Deze hebben in hun samenhang een substantieel en algemeen positief effect op de luchtkwaliteit. Het betreft hier vooral ingrijpende maatregelen. • Ondersteunende maatregelen. De ondersteunende maatregelen hebben een kleiner effect dan de basismaatregelen. Deze maatregelen zijn meestal naar verhouding niet duur, snel uitvoerbaar en voor een groot deel reeds gedekt uit de beschikbare middelen. • Kennis en communicatie Deze hebben geen direct effect op de luchtkwaliteit, maar zijn onmisbaar voor het verwerven van draagvlak en het uitdragen, uitvoeren en verder ontwikkelen van het gemeentelijk luchtkwaliteitsbeleid. Hiervan worden de basismaatregelen en de ondersteunende maatregelen opgesteld aan de hand van twee beleidslijnen: ‘Schoner’ en ‘Modal shift’. Beleidslijn ‘Schoner’ Deze beleidslijn moet zorgen voor het verbeteren van de emissies van NO2 en fijnstof. Het 62
verduurzamen van diversie emissiebronnen, zoals schone motoren, brandstoffen, enzovoort is ook onderdeel van deze beleidslijn. Basismaatregelen Er worden een aantal basismaatregelen benoemd in het ‘Actieplan luchtkwaliteit’ van de gemeente Den Haag. Hierin zijn een aantal maatregelen genomen ten behoeve van het verschonen van voertuigen. Hierbij moet gedacht worden aan het verschonen van het eigen wagenpark (gemeente en particulieren) en slooppremies voor auto’s ouder dan twaalf jaar. Naast het verschonen van de voertuigen worden ook de uitstoten bekeken. Hiervoor zijn de meeste maatregelen genomen, onder meer het instellen van milieuzones en zorgen dat er minder wordt stilgestaan door de verkeersdoorstroming te verbeteren. Ondersteunende maatregelen Er zijn een aantal ondersteunende maatregelen die de gemeente Den Haag wil nemen. Een aantal van deze ondersteunende maatregelen zijn op zichzelf staand, zoals schonere brandstoffen, verduurzamen van (gemeentelijk) wagenpark, betere doorstroming en bevorderen van groen. Daarnaast zijn er ook een tweetal maatregelen benoemd die iets meer uitleg
behoeven, namelijk ‘Company Label’ en ‘Scan Collectief Vervoer’.
Company Label Het project Company Label onderzoekt het woon-werkverkeer, bezit en gebruik van het wagenpark en de ingekochte vervoerskilometers op mobility-shift (noodzaak en vorm van vervoer), besparing (gebruik in plaats van bezit, A- en B-label voertuigen) en verduurzaming. Het Haagse NaturalHy-project doet ervaring op met een hoger percentage waterstof (20 tot 100%). Waterstof bijmenging verminderd de uitstoot van CO2 maar ook die van fijnstof en NO2. Scan Collectief Vervoer Om (Ontwikkelingsmaatschappij) Den Haag heeft opdracht de bestaande Collectief Vervoerscontracten te analyseren op voorwaarden voor duurzame mobiliteit en te onderzoeken welke mogelijkheden de gemeente heeft om die voorwaarden in bestaande en in nieuwe contracten op te nemen. Beleidslijn ‘Modal Shift’ Het beperken van de groei van het autogebruik en een verschuiving van autovervoer naar openbaar vervoer en fiets (Modal Shift) is al
lang de basis voor het gemeentelijke verkeersen vervoerbeleid. Dit draagt zowel bij aan het oplossen van knelpunten voor luchtkwaliteit/geluidshinder als aan het beperken van de CO2-uitstoot. Daarvoor zet de gemeente globaal drie soorten maatregelen in, welke zijn uitgewerkt in de basismaatregelen.
Hoofdstuk 5 Fijnstof in Nederland
Basismaatregelen Verbeteren van de alternatieven Om de luchtkwaliteit te verbeteren worden de alternatieven voor verkeersverplaatsingen verbeterd, waaronder de OV-verbindingen. Hiervoor is een studie gedaan, het OVHP (Openbaar Vervoer naar een Hoger Plan). In deze studie is een samenhangend pakket aan maatregelen geformuleerd, waarmee delen van de Haagse regio op een snellere en betere manier per OV worden verbonden. Daarnaast is het ’Meerjarenprogramma Fiets’ opgesteld voor het fietsverkeer. Hierin staat dat het netwerk aan fietsroutes in de stad moet worden verbeterd door aanleg van ontbrekende schakels, opwaardering van bestaande fietspaden en verbetering van de stallingsvoorzieningen.
Afb. 5.9 Den Haag
63
Parkeer- en prijsmaatregelen Om een afname van het aantal autoritten te verminderen is een voorstel gedaan om de parkeertarieven te verhogen. Hierdoor is de verwachting dat mensen vaker voor het OV of de fiets kiezen. Om dit te kunnen bewerkstelligen is een regionale afstemming van de parkeertarieven nodig. Gedragsbeïnvloeding Met gedragsbeïnvloeding zijn de acties bedoeld op het veranderen van het verplaatsingsgedrag. Daarbij moet gedacht worden aan vervoersmanagement, telewerken, carpoolen, enzovoort. Deze zijn deels vrijblijvend, deels wettelijk verplicht. Ondersteunende maatregelen De ondersteunende maatregelen voor de beleidslijn ‘Modal Shift’ bestaan onder meer uit het stimuleren van carpoolen en telewerken. Daarnaast wordt een verkeercirculatieplan (VCP) opgesteld voor het centrumgebied. Een tweetal maatregelen behoeven meer uitleg, deze maatregelen zijn de ‘ Park&Ride’ en het project ‘Autosleutels inleveren’. Park&Ride/transferia Hoornwijck en ANWB Deze voorziening is bedoeld voor zowel bezoe64
kers als forenzen. Er kan tegen een aantrekkelijk tarief gebruik gemaakt worden van een parkeerplaats en een tramrit naar het centrum. Autosleutels inleveren Bekende Hagenaars leveren hun autosleutels voor een maand in, in ruil voor een maandabonnement op het OV en op Greenwheels (huur van groene auto’s door middel van de OV-chipkaart). Kennis en communicatie De gemeente Den Haag wil kennis over fijnstof (meer) aan het licht brengen. Hiervoor worden een aantal maatregelen genomen. Als eerste wordt er een actieplan opgesteld voor de verbetering van de communicatie tussen burgers, gemeente en welzijnsinstellingen. Dit actieplan heet ‘Communicatie voor elkaar’. Vervolgens wordt er een meetprogramma ingezet om NO2 te monitoren. Hierin worden een aantal maatregelen genoemd ten behoeve van het verminderen van de NO2 op knelpunten. Daarnaast wordt een verbeterslag gedaan voor de website www.denhaag.nl/lucht. Hierop kunnen de inwoners van de gemeente Den Haag de luchtkwaliteit monitoren. Als laatst gaan scholieren van het HAVO/ VWO de luchtkwaliteit onderzoeken. Hierdoor laat de gemeente Den Haag
lerenderwijs scholieren kennis maken met de (problematische)luchtkwaliteit in Den Haag.
65 Hoofdstuk 5 Fijnstof in Nederland
5.5 Aanvullende maatregelen Dordrecht Dordrecht/de Drechtsteden hebben een programma ter verbetering van de luchtkwaliteit vastgesteld. In dit programma zijn een groot aantal maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren. Dit betreft vooral bronmaatregelen zoals: • Vervoersmanagement; • Oprichting warmtebedrijf; • Walstroomvoorziening; • Bewustwording en voorlichting; • Reductie roetemissie gemeentelijk ; • wagenpark en contractpartners. Vervoersmanagement Gratis OV Uit ervaring is gebleken dat bij het gratis aanbieden van OV op zaterdagen in november en december de verkeersdruk afneemt. Met name de rijen bij parkeergarages worden minder lang. Overgang naar hybride stadsbussen Door de aanschaf van hybride stadsbussen wordt een groot deel van de brandstoffen en dus ook de uitlaatgassen, bespaard. Doordat er minder uitlaatgassen worden uitgestoten door de stadsbussen wordt een groot deel van de luchtvervuiling niet de lucht in gebracht. Hierdoor wordt de luchtkwaliteit, voornamelijk in 66
Afb. 5.10 Dordrecht
bijgedragen aan de luchtvervuiling.
Oprichting warmtebedrijf Veel warmte die vrijkomt bij industriële processen verdwijnt momenteel in de lucht en het oppervlaktewater. Het doel is de restwarmte in te zetten voor de verwarming van woningen, gebouwen en glastuinbouw in de regio. De milieuwinst die hiermee behaald kan worden is enorm, daarnaast wordt veel aardgas bespaart. De besparing van aardgas heeft een positief effect op de concentraties van NO2.
Stimuleren elektrisch rijden De gemeente Dordrecht heeft haar eigen wagenpark al (deels) vervangen door elektrische auto’s. Daarnaast zijn verschillende oplaadpunten door de stad verspreid, welke door de gemeente worden gesubsidieerd. De gemeente Dordrecht hoopt dat door deze ingrepen de inwoners van Dordrecht het voorbeeld volgen en elektrisch gaan rijden, waardoor er minder uitlaatgassen in de lucht komen.
Bewustwording en voorlichting Project ‘Schone brandstoffen’ (stimuleren elektrisch rijden) Het doel is het in beeld brengen van geschikte en bewezen technologieën voor het wagenpark van de Drechtsteden en de te bereiken winst op milieugebied. Dit resulteert in een vervanging van het wagenpark. Daarnaast wordt er gestimuleerd om aardgasvulpunten aan te leggen.
Reductie roetemissie gemeentelijk wagenpark en contractpartners De roetemissie moet zoveel mogelijk worden gereduceerd. Dit wordt mede gedaan door het toepassen van roetfilters. Er zijn een aantal mogelijkheden waar roetfilters toegepast worden: • Inzamelwagens; • Transportwagens; • Veegmachines; • Openbaar vervoer.
Project ‘Brug open, motor af !’ Door middel van wegsignalering worden de automobilisten er op gewezen om de motor af te zetten, wanneer zij voor een open brug staan te wachten. Door de motor niet te laten draaien, wanneer men stil staat, wordt er niet
Hoofdstuk 5 Fijnstof in Nederland
het stedelijk gebied, verbeterd.
67
5.6 Aanvullende maatregelen Heerlen De gemeente Heerlen heeft een actieplan opgesteld ten behoeve van de luchtkwaliteit. Heerlen wil op hoofdlijnen een zestal maatregelen uitvoeren, deze bestaan uit: • Schonere motorvoertuigen; • Bedrijven stimuleren; • Meer groen; • Duurzame plannen. Schonere motorvoertuigen De gemeente Heerlen wil aan de hand van een aantal projecten de motorvoertuigen verschonen bij de inwoners van de gemeente Heerlen. Een aantal van deze projecten zijn al uitgevoerd, maar een drietal projecten staan nog op de planning. Deze projecten hebben alle te maken met brandstoffen. Twee daarvan hebben te maken met het stimuleren en informeren over het belang van alternatieve brandstoffen. De andere heeft daadwerkelijk een ingreep nodig. Deze maatregel houd in dat de gebruikers van de aardgas auto’s thuis een tankstation krijgen, omdat er niet genoeg tankmogelijkheden binnen bereik zijn.
Duitsland
Afb. 5.11 Heerlen
68
Duurzame plannen Tijdens het creëren van nieuwe plannen moet in een vroegtijdig stadium rekening gehouden worden met de luchtkwaliteit. Daarnaast moet in de plannen voor de ruimtelijk ordening rekening gehouden worden met het fiets- en OV-gebruik. Om het fietsgebruik te stimuleren worden kortingen gegeven op de aanschaf van een elektrische fiets. Hoofdstuk 5 Fijnstof in Nederland
Bedrijven stimuleren Met het stimuleren van bedrijven wordt geprobeerd om de ritten van leveranciers van en naar het bedrijf te beperken. De meeste bedrijven hebben een (kleine) levering terwijl zij vlak bij elkaar zijn gevestigd. De gemeente Heerlen probeert een distributiecentrum net buiten de stad te realiseren. Vanuit hier wordt met één of enkele ritten de goederen, met schoner vervoer, naar de verschillende bedrijven gebracht, waar er eerst meerdere ritten nodig waren. Om dit te kunnen realiseren moeten de vervoersplannen van de bedrijven worden aangepast, indien zij hier over beschikken. Deze maatregel zal veel impact hebben op de reductie van verschillende emissies, omdat er beduidend minder uitstoot is van (zwaar) vrachtverkeer.
Meer groen De maatregel ‘Meer groen’ wordt vooral gebruikt voor het vergroten van de leefbaarheid, omdat het effect van groen nog niet is bewezen. Dit is de reden dat de gemeente Heerlen geen subsidie verstrekt voor het aanschaffen van meer groen. Wel is er een herplantverplichting bij het kappen van bomen ingesteld.
69
5.7 Aanvullende maatregelen Rotterdam Rotterdam heeft in aansluiting op het NSL een eigen RAP (Regionaal Actieprogramma Luchtkwaliteit) en RAL (Rotterdamse Aanpak Luchtkwaliteit) opgesteld. Hierin staan verschillende maatregelen genoemd. Deze maatregelen zijn opgedeeld in een zevental ‘clusters’, namelijk: • Schone voertuigen; • Verbeteren doorstroming; • Stimuleren andere vervoerswijzen; • Huishoudens/burgers; • Bedrijven; • Haven & scheepsvaart; • Communicatie en innovatie. Schone voertuigen Naast de maatregelen die verschillende gemeentes nemen heeft de gemeente Rotterdam nog een aanvullende maatregel ten behoeve van schone voertuigen. Er zijn luchtkwaliteitseisen opgesteld voor de aanbesteding van de busvervoerbedrijven. Hierin staat beschreven dat vervoerders een bepaalde maximale uitstoot mogen hebben. Stimuleren andere vervoerwijzen Onder dit cluster vallen verschillende maatregelen. Onder meer het stimuleren van alternatieven voor het autogebruik. Dit wordt gedaan 70
Afb. 5.12 Rotterdam
Huishoudens/burgers Om de uitstoot van woningen te verminderen is er voor gekozen om de restwarmte van de industrie te gebruiken om de huizen te verwarmen. Dit kan eventueel ook gebeuren via een koude-/ warmteopslag. Daarnaast worden de burgers opgeroepen om zelf een steentje bij te dragen aan het verbeteren van de luchtkwaliteit. Dit wordt gedaan aan de hand van het project ‘Zelf aan de slag’.
Haven & scheepsvaart Aanvullend op de walstroomvoorziening wil de gemeente Rotterdam nog een andere maatregel toepassen op het gebied van de haven en scheepsvaart. De andere maatregel heeft invloed op de eigen boten. Er zijn namelijk extra eisen gesteld aan de eigen boten en de boten van andere dienstverleners. Communicatie en innovatie De gemeente Rotterdam wil verschillende maatregelen treffen om de kennis te vergroten en draagvlak te verwerven. Dit wil de gemeente Rotterdam gaan doen door middel van het organiseren van diverse activiteiten, zoals conferenties, cursus ‘Het nieuwe rijden’, enzovoort.
Hoofdstuk 5 Fijnstof in Nederland
door het verbeteren van de fietsroutes en fietsenstallingen, maar ook door het verbeteren en uitbreiden van het OV. Om deze stappen te kunnen uitvoeren wordt er samengewerkt met de overheden uit de regio Rijnmond. Ook worden de ouders gevraagd om de kinderen met de fiets of lopend naar school te brengen. Vervoersmanagement bij grote bedrijven en instellingen (zoals scholen) is daarnaast een mogelijkheid om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Bedrijven In het actieplan ‘Fijn stof ’, wat door het rijk is opgezet, worden eisen gesteld aan de uitstoten van NOx en PM10. In aanvulling daarop treft regio Rijnmond extra maatregelen om de uitstoten bij de bedrijven te verminderen. 71
5.8 Aanvullende maatregelen Veldhoven In Veldhoven worden geen specifieke maatregelen meer getroffen. Deze zijn in het verleden wel al toegepast. Het wagenpark is namelijk al vervangen door elektrische auto’s/scooters en (vracht) wagens met aardgas of euro6-motoren. Deze motoren zijn de schoonste motoren die nu verkrijgbaar zijn. Daarnaast zijn maatregelen getroffen om de verkeersdoorstroming te bevorderen, zoals de groene golf. Er is gekozen om geen groen toe te passen. Hier is voor gekozen, omdat het effect van groen niet bewezen is en de onderzoeken elkaar tegenspreken. Veldhoven voldoet aan de normen die zijn gesteld en ziet daarom niet de noodzaak om extra maatregelen toe te gaan passen om fijnstof af te vangen. De reden dat Veldhoven niet de normen overschrijdt is waarschijnlijk te danken aan de open structuur. Bij drukke verkeersaders is er sprake van goede verspreiding van de lucht. De gemeente Veldhoven steekt minder energie in het luchtkwaliteitsprobleem wat er in Nederland heerst. De normen worden in de gemeente Veldhoven niet overschreden dus zijn er geen (noodzakelijke) maatregelen nodig. De gemeente Veldhoven kijkt vooral naar het heden en niet naar de toekomst, waar mogelijk wel problemen met fijnstof ontstaan. 72
Afb. 5.12 Veldhoven
Maatregelen in het kort
De problemen met fijnstof zijn het grootst in de Randstad en in de provincie Noord-Brabant. Daarom worden er diverse gemeentes uit deze regio’s behandeld in dit hoofdstuk. Via het RIVM wordt zowel regionaal, als stedelijk gemonitord. Ieder uur worden op de site een kaart en een tabel gepubliceerd met meetgegevens. Deze metingen vallen onder de automatische metingen. Hier worden de concentraties van verschillende stoffen gemeten, zoals zwaveldioxide, ozon en fijnstof. Daarnaast zijn er ook continue metingen. Deze bepalen de samenstelling van de opgevangen stoffen in het filterdoek. Deze filterdoeken worden elke twee tot vier weken geanalyseerd door het RIVM.
De gemeentes vullen deze maatregelen op hun eigen manier in. Daarom zijn er veel dezelfde thema’s, die net iets anders worden uitgewerkt.
Hoofdstuk 5 Fijnstof in Nederland
5.9
Iedere stad is zelf verantwoordelijk voor de concentraties in de stad, maar zijn niet alleen verantwoordelijk voor de overschrijding in Nederland. Echter is het niet minder belangrijk dat elke stad meewerkt aan de vermindering van fijnstof. De zestal behandelde steden hebben ieder hun eigen maatregelen, maar deze zijn veelal overeenkomend. Er zijn een zevental thema’s die een aantal keren terugkomen. Deze zeven thema’s zijn milieuzone, verkeersdoorstroming, wagenpark, openbaar vervoer, verbeteren fietssituatie, walstroom en communicatie. 73
6 Fijnstofreductiemogelijkheden In de voorgaande hoofdstukken is het thema fijnstof behandeld. De volgende stap is het bekijken op welke manier fijnstof uit de lucht gehaald kan worden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen technische en groene mogelijkheden.
Afb. H: Groene daken in Vancouver, Canada
6.1 De inrichtingsmogelijkheden De afgelopen zes maanden is er onderzoek gedaan naar de inrichtingsmogelijkheden om fijnstof te reduceren. Al snel werd duidelijk dat er een onderscheid gemaakt kan worden tussen technische en groene mogelijkheden. Deze mogelijkheden zijn in de afgelopen jaren ontwikkeld door verschillende personen vanuit diverse bedrijven. Samenwerking tussen bedrijven was hierbij geen uitzondering, omdat er veel kennis voor nodig is om het onderwerp fijnstof te begrijpen. Rondom het thema groen zijn de onderzoekers nog niet eenduidig of beplanting bijdraagt aan fijnstofreductie. In dit onderzoek worden diverse facetten van beplanting bekeken. De zoektocht naar mogelijkheden ten behoeve van fijnstofreductie is gedaan via een literatuurstudie. Dit heeft ertoe geleid dat er meerdere mogelijkheden gevonden zijn die voor fijnstofreductie zorgen. Nadat wij via literatuurstudie informatie hadden verzameld over een mogelijkheid, is er een afspraak gemaakt met het betreffende bedrijf. Gedurende de afspraken met het bedrijf, werd de betreffende mogelijkheden toegelicht. Het thema beplanting is een interessant thema, zeker omdat dit goed aansluit bij de opleiding. Er is veel geschreven over het effect 76
van groen en wat het eventueel kan bijdragen. De inrichtingsmogelijkheden die worden behandeld in dit onderzoeksrapport bestaan uit: • FDRS; • ModieSlab; • De duurzame weg; • De wassende weg; • Beplanting.
6.2 FDRS
Werking FDRS De kern van het FDRS is gelegen bij een eenvoudige stroomdraad. Het systeem is ontwikkeld door BAM infratechniek naar aanleiding van een conceptidee van de TU Delft. De inspiratie voor het systeem is gekomen vanuit de natuur, door een waarneming van drs. ing. Bob Ursem. Tijdens een wandeling door de duinen zag Bob Ursem, in de zon, fijne zichtbare stofdeeltjes omhoog gaan. Dit terwijl de zeewind de stofdeeljtes er omheen een andere richting opstuurde. De stof werd afgestoten door de duindoorn. De duindoorn is aan het einde van de vertakking gedoornd en vormen een hoog spanningsveld. Het verschil in spanning tussen BAM Infratechniek Mobiliteit ontwikkelt, ontwerpt, installeert, beheert en onderhoudt complexe verkeerskundige oplossingen
de stofdeeltjes en het uiteinde van de duindoorn zorgde ervoor dat de stofdeeltjes omhoog gingen. Hij bedacht dat het dus mogelijk zou zijn om met elektriciteit stofdeeltjes te sturen. Dit bracht hem bij het idee om stofdeeltjes een positieve lading mee te geven, waardoor deze aangetrokken kunnen worden door negatief geladen objecten. Met dit idee in het achterhoofd is er een stroomdraad ontwikkeld (gemonteerd in zogenaamde actieve rekken), die geplaatst kunnen worden naast de rijweg. Deze draden worden verbonden met een positieve hoogspanningsbron, waarna er een elektrisch veld ontstaat rondom de draad. Dit zorgt ervoor dat er positieve ionen ontstaan. Deze positieve ionen
kunnen zich hechten aan de fijnstofdeeltjes. De positief geladen deeltjes worden aangetrokken door de negatief geladen (geaarde) platen. Dit betekent dat de stofdeeltjes neerslaan op de plaat, waardoor deze niet langer meer in de lucht zweven. Het conceptidee zoals te zien is in afbeelding 6.1, was dat er aan de ene kant van de tunnel actieve rekken geplaatst werden en aan de andere kant passieve. De actieve rekken zouden fijnstof opladen waarna deze zou neerslaan op de passieve rekken. Dit bleek in de praktijk niet het geval te zijn. De opgeladen fijnstof sloeg al neer op de actieve rekken, waardoor de passieve rekken overbodig bleken.
24 actieve rekken
24 passieve rekken
1
Afb 6.1 Actieve en passieve rekken
77
Hoofdstuk 6 Fijnstofreductiemogelijkheden
In de zoektocht naar het reduceren van fijnstof in het stedelijk gebied, heeft de BAM infratechniek mobiliteit1 in samenwerking met de TU Delft een fijnstofreductiesysteem (FDRS, Fine Dust Reduction System) ontwikkeld. De basis van het systeem is gelegen bij een simpele stroomdraad, die fijnstofdeeltjes een positieve lading meegeven. Allereerst volgt de uitleg van het systeem, waarna de toepassingen worden benoemd.
Toepassing FDRS De BAM heeft in het afgelopen decennia een drietal mogelijkheden ontwikkeld. Dat is zowel in samenwerking met andere bedrijven gedaan als zelfstandig. Dit zijn mogelijkheden waar het zojuist benoemde FDRS in is verwerkt. De toepassingsmogelijkheden hierbij zijn rekken, geluidschermen en lichtmasten. Het FDRS is toegepast in de Thomassentunnel als proeflocatie. Thomassentunnel (A15) De Thomassentunnel bestaat uit een tweetal tunnels, voor beide rijrichtingen. Voor de proef in de Thomassentunnel zijn de eerder benoemde rekken geplaatst. Deze zijn geplaatst aan de linkerzijde van de tunnel, zie afbeelding 6.2. In een tunnel is er sprake van turbulentie die wordt veroorzaakt door het passerende verkeer. Deze turbulentie zorgt er vervolgens voor dat de geladen deeltjes zich door de gehele tunnel verplaatsen. Vervolgens slaan de geladen stofdeeltjes neer tegen de geaarde platen achter de draden. Voor de proef in de Thomassentunnel zijn de metingen uitgevoerd in een tweetal fases. In beide fases is er gekeken naar het effect van het systeem, door het systeem zowel tijdelijk aan als 78
uit te zetten. In fase 1 is er gekozen voor een tijdsinterval van 100 minuten. Dit is gedaan om de omstandigheden tijdens aan/uit zoveel mogelijk gelijk te houden. De tijd is gebaseerd op fase 0, waarin werd gekeken hoe snel het systeem aan en uit gezet kon worden. Bij fase 2 is er een tijdsinterval van 24 uur, waarbij getest werd op een langdurige werking. De uitgevoerde metingen zijn gedaan met verschillende meetapparatuur. De metingen kunnen be誰nvloed zijn door het elektrostatisch concept, maar dit zou zich uiten tot maximaal
enkele procentpunten. De resultaten in het onderzoek kunnen bevestigd noch verworpen worden omdat het gaat om een indicatie. Nader onderzoek is nodig om het juiste effect in kaart te brengen. Gedurende de proef werd duidelijk dat de geladen deeltjes ook bij de actieve rekken neerslaan, dit maakt dat passieve rekken overbodig. In de proefopstelling werd een gemiddelde reductie van 13% gehaald. Dit resultaat werd tijdens de eerste fase in de Thomassentunnel
Afb 6.2 Fotobewerking rekken in tunnel
CleanScreen met FDRS Het CleanScreen is een concept van BAM Redubel, naar aanleiding van de prijsvraag ‘Schermen voor een betere luchtkwaliteit’ in het kader van het IPL van Rijkswaterstaat. Het CleanScreen werd gekozen tot winnaar en is vervolgens getest op de A10 Oost. Het CleanScreen is een geluidscherm waarin het FDRS is toegepast. Het systeem maakt gebruik van de luchtstromen die rondom de weg aanwezig zijn. Het fijnstof in de lucht wordt meegevoerd met de luchtstromen. Deze lucht stroomt het geluidsscherm binnen via een luchtdoorla-
tende voorzetwand aan de wegzijde. De lucht gaat er aan de bovenkant van het systeem weer uit. Zoals op afbeelding 6.3 te zien is, kent het CleanScreen een vleugelachtige vorm aan de bovenzijde. Hierdoor wordt er een onderdruk gecreëerd, waardoor de luchtstromen versterkt worden. In het systeem zijn filters toegepast die de lucht zuiveren door fijnstofdeeltjes af te vangen. Hierdoor wordt de concentratie fijnstof
achter het scherm gereduceerd. De hoeveelheid reductie hangt samen met het rendement van de filters en de hoeveelheid lucht die door het scherm stroomt. Er zijn een tweetal mogelijkheden om als voorwand te gebruiken. Dit zijn schanskorven met lavastenen of voorzetwanden met aluminium profielen. De lavastenen worden bespoten met titaandioxide. Titaandioxide
Afb 6.3 CleanScreen met FDRS
79
Hoofdstuk 6 Fijnstofreductiemogelijkheden
niet gehaald, hier werd een gemiddelde reductie behaald van 11,3%. In fase 2 was de gemiddelde reductie zelfs 14,7%. In de proeven is ook duidelijk naar voren gekomen dat een hogere luchtvochtigheid in de tunnel leidt tot een grotere reductie. Hierop zou dus ook nog ingespeeld kunnen worden. Uit de meetresultaten blijkt dat het FDRS type 1 een positief effect geeft op fijnstofreductie. Door dit systeem toe te passen in (middel) grote tunnels kan er een duidelijke fijnstofreductie plaatsvinden, waardoor de fijnstofconcentraties om en nabij tunnelmonden verlaagd zullen worden. Dit lijkt een geschikt systeem om toe te passen.
zorgt ervoor dat schadelijke stikstofoxiden (NOx) worden omgezet naar onschadelijke nitraten (NO3). Het HAF-filter (High Air Flow-filter) bestaat uit een aaneenschakeling van kleine luchtkanaaltjes waar de lucht doorheen moet. Deze luchtkanaaltjes zijn niet groter dan 0,3 micrometer, waardoor alle deeltjes groter dan 0,3 micrometer worden afgevangen. Naast het HAF-filter is er ook sprake van een Filtrete doek. Dit doek blijft constant elektrisch geladen waardoor de fijnstofdeeltjes worden aangetrokken. Door het doek worden met name fijnstofdeeltjes met een grootte vanaf 0,5 micrometer afgevangen. Een extra toevoeging op het CleanScreen is de toepassing van het eerder beschreven FDRS. De lucht die het systeem binnenkomt en fijnstof meeneemt, wordt zoveel mogelijk geladen door het FDRS. De geladen deeltjes worden opgevangen in het HAF-filter, Filtrete doek en alle geaarde onderdelen van de constructie. Er zijn gedurende de proef metingen uitgevoerd. Op basis van deze metingen zijn er een tweetal conclusies getrokken: • CleanScreen vangt een meetbare hoeveelheid • fijnstof af (depositie). Bepalend hiervoor is de • hoeveelheid lucht die van de snelweg door 80
• • • • • • • • • • • • •
het scherm en de hoeveelheid fijnstof die uit deze lucht gefilterd wordt. De depositie kan aan de hand van een massatoename van de filters gemeten worden. Deze meetgegevens waren echter niet nauwkeurig genoeg om als invoer voor de CFD modelering te dienen; De depositie is bepaald op basis van de gemeten luchtstroom binnen CleanScreen en verschil in concentratie fijnstof in deze luchtstroom voor en na het filter. Hiermee is het filterrendement bepaald. Voor de berekeningen is een realistisch rendement van 75% gehanteerd. Dit houdt in dat 75% van het fijn-
• stof dat door het scherm stroomt door • CleanScreen met FDRS wordt afgevangen. (Van ’t Zelfde, A en Zoeter, F (2012). Effecten van CleanScreen en FDRS.) Het systeem op zich lijkt mooi, maar er zijn toch enkele minpunten. Het systeem is afhankelijk van de aanwezige windstromingen, dus bij windstil weer zal het systeem alleen functioneren met voldoende verkeer (luchtstroming). Het systeem zorgt voor een fijnstofreductie (vlak) achter het scherm, maar op grotere afstand zal de reductie weer achterhaald zijn.
Afb 6.4 Fotobewerking CleanScreen
In het openbare gebied en aan de randen van steden kan het CleanScreen toegepast worden mist de overheersende windrichting goed gericht staat. Geluidschermen als het CleanScreen kunnen worden toegepast op belangrijke wegen in en net buiten de stad. Door de bekleding met schanskorven geeft het CleanScreen en moderne uitstraling, die ook in stadscentra toegepast zou kunnen worden.
De lichtmast haalt ongeveer 30% van de fijnstof uit de lucht die door het systeem stroomt. Het huidige systeem is geplaatst op vier meter hoogte, mede ook om vernieling/vandalisme te voorkomen. Hoe langer het systeem is, hoe meer fijnstof er weggevangen kan worden. Het systeem is op moment van afronding van het onderzoek nog nergens toegepast in Nederland. Een mogelijke toepassing is te zien in afbeelding 6.5. Op moment van onderzoek zijn er geen meetresultaten in de buitenlucht bekend. Om te zorgen voor een goede toekomst van het systeem, zal er
zeker nog een aanvullend onderzoek nodig zijn naar de effectiviteit van dit type lichtmast. Het effect van een lichtmast met FDRS lijkt minimaal ten aanzien van de verkeersemissies. Echter zijn er (bijna) altijd lichtmasten toegepast in het stedelijk gebied. Er kan dus met een kleine aanpassing fijnstofreductie plaatsvinden, wat zal leiden tot een relatief betere luchtkwaliteit. Er lijken wel degelijk kansen weggelged voor de lichtmast met FDRS, waarbij een onderzoek naar de effectiviteit in de buitenruimte op korte termijn noodzakelijk is.
Lichtmast met FDRS Een andere toepassing met het FDRS is gedaan in samenwerking met Ziut2. Zij hebben een lichtmast met FDRS ontwikkeld. De lichtmast bestaat uit het FDRS met een geaarde plaat waar het fijnstof neer kan slaan. Om deze elementen is als het ware een kist gemaakt om er zo voor te zorgen dat er geen vogels in gaan nestelen. Het net/gaas is aangebracht omdat het systeem pas functioneert als de wind er doorheen stroomt. Ziut is specialist in openbare verlichting, verkeersregeling en camerabewaking.
2
Afb 6.5 Fotobewerking lichtmast met FDRS
81
Hoofdstuk 6 Fijnstofreductiemogelijkheden
Omdat niet alle wind die aanwezig is op de wegen door het CleanScreen zal stromen, is een reductiepercentage van 75% niet reeĂŤl. Wij gaan er vanuit dat eenderde van de wind door het scherm zal waaien, wat zal leiden tot een reductiepercentage van 25%.
6.3 ModieSlab ModieSlab staat voor Modulair, Intelligent en Energiek. Slab is Engels voor betonplaatelementen. ModieSlab is een nieuw wegdektype dat ontwikkeld is door Heijmans1, Betonson2 en ARCADIS3. Zij hebben dit ontwikkeld voor een prijsvraag die uitgeschreven was namens het innovatie programma “Wegen naar de Toekomst” van het RIVM. Deze prijsvraag is in 2000 uitgeschreven en in 2001 werd bekent dat ModieSlab de winnaar was. Toen ModieSlab als winnaar uit de bus kwam, werd er al snel een pilot gemaakt. Dit is gedaan op parkeerplaats de Somp (aan de A50 bij Apeldoorn). Hier is het systeem voor de eerste keer met succes getest. Hierna werd in 2002 het ModieSlab aangelegd op het terrein van de Technische Universiteit Delft. Op deze locatie is met name testen uitgevoerd om te stevigheid van het systeem te beproeven. Dit hebben ze gedaan met de LINTRACK zwaarverkeersimulator. Heijmans is een beursgenoteerde onderneming die de activiteiten vastgoed, woningbouw, utiliteitsbouw, installatietechniek en infra combineert
1
Betonson produceert prefab betonproducten en ontwikkelt unieke bouwconcepten voor woning- en utiliteitsbouw, industriebouw en GWW
2
ARCADIS is een toonaangevende advies-, ontwerp-, projectmanagement en ingenieursorganisatie die oplossingen levert op de gebieden infrastructuur, water, milieu en gebouwen
3
82
Uit deze testen bleek het wegdek aan alle eisen te voldoen. In augustus 2006 werd het eerste grote project aangelegd, dit is gelegen op de zuidelijke bypass van knooppunt Oudenrijn op de A12 bij Utrecht. Hier is een stuk van 100 meter ModieSlab aangelegd.
de weg ook op palen gefundeerd. Het voordeel hiervan is dat de weg precies horizontaal kan liggen. De platen worden door middel van een hijskraan op de palen gehesen, één plaat weegt namelijk 20.000 kilo. Als de platen eenmaal liggen worden ze gesteld en onderling gekoppeld .
ModieSlab bestaat uit prefab betonplaten. Deze platen worden gemaakt met zowel een grove als een fijne laag open beton. Door deze twee lagen wordt het geluid optimaal geabsorbeerd en kan het water er makkelijk doorheen stromen. Dankzij het water wat door de weg kan stromen heeft de weg een zelfreinigende functie. De platen zijn 3,60 meter breed en 7,20 meter lang. Doordat de platen prefab zijn, is de bovenkant altijd helemaal recht. Dit is bevorderlijk voor een lage rolweerstand. Dankzij de lage rolweerstand (12% minder ten opzichte van ZOAB) stoten de auto’s die erover rijden minder fijnstof uit. Dit komt zowel doordat er minder brandstof gebruikt wordt, maar ook omdat de banden en de remmen minder slijten. De weg wordt over het algemeen op palen gefundeerd. In gebieden waar de ondergrond een goede draagkracht heeft kan er een fundering op staal toegepast worden, dit komt in Nederland weinig voor. Op de proeflocatie is
Doordat ModieSlab uit prefab elementen bestaat, is het relatief snel aan te leggen. Ook is het laag in onderhoudskosten, maar in aanleg is het wel iets duurder. Op deze manier verdiend het ModieSlab zichzelf terug. De fundering gaat op palen ongeveer 100 jaar mee, de toplaag zou zo’n 15 tot 30 jaar volhouden. Hoelang de toplaag werkelijk mee gaat is nog niet bekent omdat de weg nog nergens zo lang ligt. De kosten om 100 meter aan te leggen is zo’n €1.5 miljoen. Doordat alle platen prefab zijn is het transport van ModieSlab wel een probleem. Er kunnen maar weinig platen per keer vervoerd worden. Hierdoor moeten er dus veel ritten gemaakt worden. Dit geeft ook fijnstof uitstoot en kost geld. Op afbeelding 6.6 en 6.7 is de aanleg te zien en op 6.8 een toepassing van ModieSlab.
Hoofdstuk 6 Fijnstofreductiemogelijkheden
Afb 6.6 Aanleg staanders voor ModieSlab
Afb 6.7 Aanleg platen ModieSlab
Afb 6.8 Fotobewerking ModieSlab
83
6.4 De duurzame weg De duurzame weg is een systeem wat ontwikkeld is door Movaris1. Bij de duurzame weg wordt er een glazen overkapping over de weg geplaatst zodat de vervuilende stoffen daarbinnen blijven, zie afbeelding 6.9 t/m 6.11. Doordat er veel vervuilde stoffen in de overkapping blijven, zal er een grote hoeveelheid vervuilde lucht bij de tunnelmonden naar buiten komen, wat ten nadele komt van de luchtkwaliteit. Dit wordt echter voorkomen doordat de uiteinden iets hoger liggen dan de rest van de tunnel. De tunnelmond veroorzaakt natuurlijke trek waardoor de lucht in de overkapping blijft circuleren. Mede dankzij het verkeer en de ventilatoren zal de lucht blijven circuleren in de overkapping. Vlak voor de monden van de overkapping wordt het Corona-systeem toegepast, zie afbeelding 6.12. Dit is een systeem dat via kleine bliksemschichten de lucht zuivert. De lucht wordt door dit systeem geblazen waardoor de schadelijke stoffen uit de lucht verdwijnen. Doordat dit systeem alleen de vervuilde stoffen verwijderd die in de overkapping komen, is dit systeem alleen nuttig voor de directe omgeving ervan. Movaris is een advies- en ingenieursbureau dat op verschillende gebieden actief is. Onder andere op mobiliteit, het spoor, ruimtelijke inrichting, infrastructuur en dergelijke.
1
84
Het uitgangspunt van het ontwerp is het koud gebogen glas, wat ontwikkeld is door Lászó Vákár (raadgevend ingenieur constructies). Het verschil met ander glas is dat koud gebogen glas veel sterker is. Hierdoor wordt er minder dik glas toegepast en is de constructie veel lichter. Dit scheelt in de kosten, want hoe meer materiaal er gebruikt moet worden hoe duurder het wordt. Doordat het glas transparant is kan het in de binnenstad worden toegepast zonder dat het beeld achteruit gaat. De overkapping zorgt er niet alleen voor dat er minder fijnstof van de weg af komt, maar het reduceert ook de geluidsoverlast, NO x en CO2. De overkapping zou door het glazen dak ook als warmtebron kunnen dienen, dit gebeurt dan door water net onder het wegoppervlakte te laten lopen. Dit water wordt dan opgewarmd en kan gebruikt worden voor de huizen in de buurt. Helaas is de duurzame weg nog nergens in de praktijk toegepast, dit komt vooral doordat het systeem veel geld kost om aan te leggen. De kosten liggen ongeveer op de €88.000.000 per kilometer. Dit is natuurlijk een flink bedrag, in tijden van crisis wordt dit niet snel uitgegeven aan een weg. Een standaard snelweg zou onge-
Afb. 6.9 De duurzame weg vooraanzicht
Afb. 6.10 Onder de overkapping
Afb. 6.11 Sfeerbeeld overkapping vogelvlucht
veer €13.000.000 per kilometer kosten. Luchtstroom
Coronasysteem
Verkeersstroom Adsorbptie aan actieve koolstof Verkeersstroom
Coronasysteem
Luchtstroom
Afb. 6.12 Plaatsing filters in overkjapping
Het Corona-systeem zelf is als een schaalmodel getest, dit was het Dommeltunneltje in Eindhoven. Hierin haalde het systeem de volgende resultaten: • PM1: verwijderingsrendement van 60%; • PM2,5: verwijderingsrendement van 90%; • PM10: verwijderingsrendement van 95%. Het Corona-systeem biedt zeker mogelijkheden alleen is het moeilijk hard te maken zonder praktijkexperimenten op grote schaal. De resultaten die behaald zijn in het Dommeltunneltje kunnen afwijken als er op grotere schaal wordt getest. Voor grote wegen door binnenstedelijk gebied lijkt dit systeem een goede oplossing. Op afbeelding 6.13 is een fotobewerking te zien van de duurzame weg.
Afb. 6.13 Fotobewerking de duurzame weg
85
Hoofdstuk 6 Fijnstofreductiemogelijkheden
Doordat het systeem nog niet in de praktijk getest is kunnen er nog problemen verwacht worden. Als eerste kunnen er twijfels getrokken worden bij de manier hoe de luchtstroom in de overkapping werkt. Er wordt vanuit gegaan dat deze van de ene rijweg naar de andere zou gaan. Alleen is dit nog de vraag of het in de praktijk ook daadwerkelijk zo werkt. Als dit niet werkt zal de lucht minder goed gezuiverd worden.
6.5 De wassende weg De wassende weg is een idee vanuit de Gemeentewerken Rotterdam1 en Van Gelder2. Deze weg is ontwikkeld om de luchtkwaliteit in Rotterdam te verbeteren. Het systeem is al getest op een locatie in Rotterdam. In 2009 is de wassende weg deels aangelegd op de Westzeedijk. Op afbeelding 6.14 is de wassende weg te zien. De wassende weg werkt als volgt. Als eerste moet er regenwater opgevangen worden, dit wordt gedaan op de gebouwen in de buurt van de weg. Het water stroomt dan via de regenpijpen naar een ondergronds waterreservoir wat speciaal voor dit systeem is aangelegd. Hier wordt het overtollige water bewaard en kan het gebruikt worden in tijden van hoge fijnstofconcentraties. Het water blijft net zo lang in het reservoir zitten totdat de weg gewassen moet worden. Er is een overstort gemaakt naar het riool om ervoor te zorgen dat overtollig water weg kan. Tijdens de proefopstelling was er nog niet bekent hoe vaak de weg gewassen moest Gemeentewerken Rotterdam is opgebouwd uit vier sectoren: Ingenieursbureau, Buitenruimte, Milieu en Bijzondere Diensten.
1
Van Gelder is gespecialiseerd in het initiëren, ontwerpen, realiseren en beheren van infrastructurele projecten, zowel boven- als ondergronds
2
86
worden en hoeveel water er nodig zou zijn voor één wasbeurt. Als in droge tijden het water uit het reservoir op is kan dit bijgevuld worden met leidingwater. De weg wordt alleen gewassen tijden koude, droge dagen of tijdens zomers warme dagen met weinig wind. Dit zijn namelijk de dagen dat er het meeste fijnstof is. Als de weg gewassen moet worden gaat er in het reservoir een kraan open zodat het water opgepompt kan worden naar een hoger gelegen goot. De weg ligt op één oor zodat het water met een natuurlijk verval van de ene kant van de weg naar de andere kant stroomt. Het water stroomt dan via de goot door de openingen van het ZOAB; dit gebeurt over de hele weg. Het water wordt door de zuigende werking van de banden omhoog gezogen en verneveld achter de auto, de nevel vangt het fijnstof op en laat dit dalen in de open ruimtes van het asfalt. Doordat het water door het asfalt stroomt neemt het fijnstof mee wat vrijkomt van de banden en de uitlaatgassen. Deze zitten tussen de ruimtes in het asfalt. Via de doorlopende gootconstructie loopt het water van de ene kant van de weg naar de andere kant. Als het water aan de andere kant van de weg is wordt het afgevoerd naar het riool. Vanuit hier gaat het water naar een waterzuiveringsinstallatie. Het water wordt vervolgens
gezuiverd en kan weer worden geloosd in het oppervlaktewater. De gemeente Rotterdam had als streven om 8% van de fijnstof in de lucht te verminderen. Uit de metingen is echter gebleken dat dit veel meer was, namelijk 20%. Alleen is die 20% niet volledig te danken aan het systeem, ook de weersomstandigheden hebben er mee te maken. Hieruit blijkt wel dat het systeem werkt. Doordat is bewezen dat de wassende weg werkt, wil Rotterdam op nog meer 50km-wegen in de binnenstad het systeem toepassen. Het aanbrengen van deze oplossing kost €10.000,per 100 meter. Het wordt dan toegepast op een bestaande weg. Er zijn ook bedenkingen bij dit systeem, aangezien de weg niet gewassen kan worden tijdens vorst. Doordat het water verneveld kan het snel bevriezen en kan het gevaarlijk worden voor de automobilisten. Doordat er vooral in de zomer een hoop fijnstof is, zou er veel water bijgepompt moeten worden om genoeg water te hebben. Dit is zonde van het schone water, omdat het door de weg gepompt wordt en daarna weer naar een waterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd. Dit is geen duurzame oplossing die de wassende weg wel zou moeten zijn.
Hoofdstuk 6 Fijnstofreductiemogelijkheden Afb 6.14 Vogelvlucht van de wassende weg
87
6.6 Groen Een andere belangrijke factor in de openbare ruimte is het groen. Groen zorgt voor een esthetische meerwaarde voor de burger, maar welke functie heeft groen ten aanzien van fijnstofreductie? In de afgelopen decennia, met name in het laatste decennium, zijn er diverse onderzoeken geweest naar groen en het afvangen van fijnstof. In de meeste onderzoeken wordt een theoretisch verhaal geschreven, waarin beschreven staat dat het mogelijk is om met groen fijnstof af te vangen. Er zijn slechts enkele onderzoeken bekend die aantonen wat het effect van groen is. Er zijn een aantal aspecten waar naar gekeken dient te worden. Groen en wind Het is belangrijk om eerst de werking uit te leggen van de wind in combinatie met groen. De massa van het groen speelt daarbij een grote rol, aangezien een solitaire boom minder massa heeft dan een bosje. Hierdoor heeft een bosje meer invloed op de wind dan een solitaire boom. Groen heeft een duidelijke invloed op de windsnelheid en de windrichting. De windsnelheid aan de lijzijde is lager dan aan de loefzijde (zie afbeelding 6.15). De afstand waarop de windsnelheid weer is hersteld verschilt per situatie. De dichtheid van de beplanting speelt hier een belangrijke rol in. Hoe dichter de beplanting is 88
Loefzijde
Heersende wind
Lijzijde
Mogelijke turbulentie
Afb 6.15 Loef- en lijzijde
hoe sneller de windsnelheid weer is hersteld. Op ruime afstand achter het groen, kijkend vanuit de windrichting, is de snelheid weer hersteld. De loef- en lijzijde verschilt per situatie en is afhankelijk van de heersende windrichting. De wind aan de loefzijde botst als het ware tegen het groen op, waarna deze deels opstuwt en deels door de kroon waait. Bij het laatstgenoemde is de openheid van het groen een belangrijke factor. De wind die opstuwt zal zich gaan mengen met andere luchtstromen, waardoor de windsnelheid zal afnemen aan de lijzijde. Is er sprake van een dichte beplanting, dan zal er veel opstuwing plaatsvinden. Hierdoor zal er turbulentie ontstaan aan de lijzijde en op kleinere schaal aan de loefzijde.
Fijnstof en wind Nu de windstromen bij de beplanting zijn uitgelegd wordt er gekeken naar een drietal situaties die voorkomen in de praktijk: • Verkeersemissies op 100 meter vanuit de • • • beplanting aan de loefzijde; • Verkeersemissies vlak naast de beplanting • • aan de loefzijde; • Verkeersemissies vlak naast de beplanting • • • aan de lijzijde.
Verkeersemissies op 100 meter vanuit groen aan de loefzijde. De verkeersemissies zullen met de wind worden meegenomen richting het groen en deze zal door de wind worden verdund, zie afbeelding
Verkeersemissies vlak naast het groen aan de loefzijde. De wind komt aanwaaien en botst tegen het groen aan waardoor, afhankelijk van de dichtheid, een groot deel van de wind wordt opgestuwd, zie afbeelding 6.17. Verkeersemissies dicht bij de boom zullen grotendeels blijven hangen, wat zorgt voor een verhoogde concentratie fijnstof. Deels worden de verkeersemissies
met de wind meegenomen door de kroon, waardoor fijnstof wordt afgevangen, maar doordat de concentratie aan de loefzijde als erg hoog is, zal er ook een verhoogde concentratie aan de lijzijde ontstaan.
Verkeersemissies vlak naast het groen aan de lijzijde. Kijkend naar verkeersemissies aan de lijzijde zal dit leiden tot een verhoogde fijnstofconcentratie. Dit komt doordat er weinig wind is, zie afbeelding 6.18. Uiteraard is ook dit afhankelijk van de openheid van het groen. Is er sprake van dicht groen, dan zal er veel wind opstuwen (aan de loefzijde) wat leidt tot turbulentie aan de lijzijde. Door deze turbulentie wordt de fijnstof verdund. Hierdoor zal er een lagere fijnstofconcentratie zijn.
Verdunning door opstuwing Verdunning door wind
Iets lagere concentratie
Afb 6.16 Verkeersemissies op 100m
Verdunning door opstuwing Verhoogde concentratie
Iets verhoogde concentratie
Afb 6.17 Verkeersemissies vlak naast loefzijde
Verdunning door opstuwing Verhoogde concentratie
Afb 6.18 Verkeersemissies vlak naast lijzijde
89
Hoofdstuk 6 Fijnstofreductiemogelijkheden
6.16. Door de botsing tegen het groen wordt de lucht opgestuwd en zal het zich gaan mengen met andere luchtstromen; dit zorgt voor verdunning. De windsnelheid neemt af waardoor de wind achter de beplanting sneller daalt. Hierdoor ontstaat een lagere fijnstofconcentratie achter de beplanting doordat de lucht het fijnstof al heeft verdund. Botst de wind niet tegen het groen aan, dan zal deze ook niet opstuwen en verdunnen, waarna de concentratie ook niet iets lager zal zijn. Door het plaatsen van groen of een andere element kan deze opstuwing wel plaatsvinden. Voordeel van beplanting is dat deze fijnstof af kan vangen door enkele processen. Naarmate de openheid van de kroon hoger is, zal er een hoger percentage van de wind door de kroon stromen. Dit zorgt ervoor dat er meer fijnstof in de kroon achter blijft en dus afgevangen is.
Street canyon Nu de werking van de wind is besproken, wordt het tijd om terug te koppelen naar het onderzoek. Dit onderzoek is gericht op het stedelijk gebied. Kijken we naar het stedelijk gebied dan is er sprake van een zogenaamde ‘street canyon’. De uitdrukking street canyon wordt gebruikt als er aan beide zijden van een weg (hoge) bebouwing staat. Er zijn zowel street canyons met als zonder bomen, zie afbeelding 6.19 en 6.20. Een street canyon met bomen kan
ervoor zorgen dat de aanwezige verkeersemissies niet tot weinig gemengd worden met de ‘schone’ lucht. Dit komt omdat de bomen met hun kroon en bladerdek een plafond vormen, waardoor de luchtvervuiling blijft hangen. Doordat de windsnelheid onder het bladerdek lager is dan erboven zal er ook geen turbulentie ontstaan voor extra verdunning. Dit kan resulteren in verhoogde concentraties bij de wegen.
Heersende windrichting
Wijze van afvangen Nu bekend is hoe de wind zich gedraagt en hoe het fijnstof hierin meespeelt, is het tijd om de volgende stap te zetten. Hoe wordt het fijnstof afgevangen door de beplanting? Om hier een antwoord op te geven wordt er gekeken naar een drietal processen. Het gaat om impactie, diffusie en sedimentatie. Tot slot wordt er gekeken hoe het fijnstof na het afvangen van het blad verdwijnt
Heersende windrichting
Bebouwing
Bebouwing Hoofdwervel
Hogere concentratie
Hoofdwervel
Bron (verkeer)
90
Hogere concentratie: fijnstof blijft hangen
Lagere concentratie
Afb 6.19 Street canyon zonder bomen
Bron (verkeer)
Afb 6.20 Street canyon met bomen
Sedimentatie Door de aanwezige zwaartekracht op aarde vallen stofdeeltjes naar beneden toe. Dit gaat overigens erg traag. Invloeden hierop zijn de massa en de luchtweerstand. Grote en daardoor zwaardere deeltjes (PM10) vallen logischerwijze sneller dan kleinere deeltjes (PM2,5). De deeltjes die naar beneden komen kunnen zowel op beplanting, daken, auto’s, enzovoort terecht komen om vervolgens eraf gespoeld te worden.
(Bron: CROW (2012). Beplanting en luchtkwaliteit).
Tijdens de beschrijving van het proces diffusie werden de huidmondjes al eens benoemd. Het gaat dus met name om de gasachtige stoffen die worden opgenomen en vastgelegd. Het opnemen van de plant via de huidmondjes gebeurt alleen gedurende het groeiseizoen (groeiseizoen loofbomen: medio april tot medio november, groeiseizoen naaldbomen: medio maart tot medio november) als de plant groeit en de huidmondjes open staan. De opname van stoffen is overdag groter dan ’s nachts, omdat de huidmondjes overdag juist open staan voor CO2 aanvoer en fotosynthese. De volgende mogelijkheid is opname van stoffen in de waslaag van de beplanting. Met name de VOS (Vluchtige Organische Stoffen) worden hierin opgenomen. Voordeel
ten opzichte van opname via de huidmondjes, is dat dit proces doorgaat als de huidmondjes gesloten zijn. Bij wintergroene beplanting gaat het ook in de wintermaanden door. De derde mogelijkheid is dat de fijnstofdeeltjes neerslaan op tak, blad of naald. Deze neerslag kan bevorderd worden door eigenschappen van tak, blad of naald. Deze bestaan uit: • Plakkerig (R. Viscosa of afscheiding van luis); • Behaard/ruw (R. Typhina); • Beschimmeld (schimmeldraden). Fijnstof slaat beter neer, daar waar het bladoppervlak plakkerig, ruw en/of behaard is. Als het vochtig is dan zullen fijnstofdeeltjes sneller neerslaan. De fijnstofdeeltjes die op tak, blad of naald terechtkomen, worden met een regenbui van de plant afgespoeld. Hierdoor komen de fijnstofdeeltjes op de grond. Is er sprake van een verhard oppervlak onder de beplanting (bijvoorbeeld solitaire boom), dan zullen de deeltjes niet in de bodem terecht komen. Dan worden de deeltjes ook niet afgebroken, maar na verdamping kunnen de deeltjes met de wind weer worden meegenomen de lucht in. Het heeft daarom een positief effect om onder een boom een border toe te passen. 91
Hoofdstuk 6 Fijnstofreductiemogelijkheden
Impactie Wind botst tegen takken, naalden en/of bladeren, waardoor de wind afbuigt. De zwaardere fijnstofdeeltjes (PM10) kunnen deze bocht niet maken en botsen tegen een tak, naald of blad. Bij hoge windsnelheden kunnen ook kleinere deeltjes dan PM10 de bocht niet meer maken. De stofdeeltjes blijven dus liggen of plakken op tak, naald of blad. De vorm van het botsingsoppervlak heeft invloed op de luchtwervelingen en het botsen van de deeltjes. Vooral naaldvormige structuren of kleine, lancetvormige bladeren zijn gunstig voor het impactieproces. Diffusie De methode diffusie is interessant, aangezien deze vooral de ultra fijnstofdeeltjes afvangt. Deze extreem kleine deeltjes gedragen zich min of meer als een gas. Gassen streven naar gelijke concentraties. Bij beplanting gaat het dan om de concentraties (aantal stofdeeltjes) in en om het blad. Dit betekent dat deze zeer kleine deeltjes via de huidmondjes het blad binnengaan richting de luchtruimtes. Dit gebeurt alleen als er in het blad minder deeltjes aanwezig zijn dan er buiten. Er zijn echter geen onderzoeksresultaten beschikbaar over de diffusie van de ultrakleine deeltjes het blad in.
De opname van fijnstof wordt deels bepaald door de huidmondjes en waslaag. Beide zijn afhankelijk van de hoeveelheid bladoppervlak die aanwezig is in de boom. De factor die hierbij komt kijken is de LAI (Leaf Area Index, bladoppervlak). Loofbomen hebben vanaf medio april tot oktober/november een groter LAI dan naaldbomen, maar verliezen het blad in tegenstelling tot de meeste naaldbomen. Daarnaast is het effect van het impactieproces groter bij naaldbomen dan bij loofbomen, omdat er gedurende het gehele jaar meer bladoppervlak aanwezig is. Nadelen van beplanting De zojuist beschreven bijdrage aan fijnstofreductie met groen, moet ook deels genuanceerd worden. Dit komt omdat bomen zowel een bijdrage zijn aan fijnstofreductie, maar er zijn enkele negatieve aspecten die benoemd moeten worden. Naast dat bomen onder andere VOS opnemen, zijn zij ook leverancier van deze stoffen. Bomen stoten in kleine mate ook VOS uit. In hoofdstuk 2 staat beschreven dat VOS kunnen reageren tot secundair fijnstof. Naast deze reactie is er sprake van een andere reactie die plaatsvindt en die veel schadelijker is. Het gaat hierbij om een reactie tussen VOS en NO x, waardoor ozon ontstaat op leefniveau. Ozon 92
in de atmosfeer is niet direct schadelijk, maar op leefniveau kan dit onder andere leiden tot luchtwegklachten, verergering van astma en longfunctiedaling. Als fijnstof op de beplanting ligt is het nog niet afgebroken of definitief verwijderd uit de lucht. Zojuist zijn er drie processe behandeld omtrent het afvangen van fijnstof. Er is ook een proces dat een negatieve invloed heeft op het afvangen van fijnstof, dit proces heet resuspensie. Resuspensie komt voor wanneer stofdeeltjes losraken van de beplanting. Dit betekent dat de fijnstofdeeltjes weer in de lucht komen. Deze situatie kan ontstaan doordat takken, bladeren en naalden tegen elkaar botsen/schuren (door de wind). Hierdoor wordt het fijnstof van het blad of de tak geschrapt en zo kan fijnstof weer in de lucht komen. Dit is de minst gunstige situatie voor de beplanting; voldoende openheid (porositeit) voorkomt dat er resuspensie plaatsvindt. Toepassingsmogelijkheden De toepassing van groen in de openbare ruimte kent vele gezichten, waarbij gedacht moet worden aan solitaire bomen tot plantvakken. De toepassing van groen kan worden uitgedrukt in punten, lijnen en vlakken. In de openbare ruimte van het stedelijk gebied kunnen
alle drie deze toepassingen voorkomen. Deze toepassingen zijn allemaal horizontaal georiënteerd. Naast de punten, lijnen en vlakken wordt er ook gekeken naar dak- en gevelgroen. In het afgelopen decennia zijn er tal van ontwikkelen geweest op gebied van dak- en gevelgroen. Om fijnstof af te kunnen vangen moet de beplanting voldoen aan de eigenschappen zoals beschreven onder het kopje ‘Wijze van afvangen’. Voor dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen: • Punten; • Lijnen; • Vlakken; • Dakgroen; • Gevelgroen.
Punten Groene punten in de openbare ruimte bestaan uit solitaire bomen. Er zijn geen onderzoeken die aantonen hoe hoog het afvangpercentage is van bomen in het stedelijk gebied. Het positieve effect van groen is aanwezig, maar in kleine mate. Hierdoor nemen wij voor dit onderzoek een fijnstofreductie van 5% voor de gemiddelde stadsboom (afbeelding 6.21). Een volwassen stadsboom (afbeelding 6.22) zetten wij op een fijnstofreductie van 10%. Dit zijn kleine hoeveelheden, die op kleine schaal een positieve werking hebben, maar in totaliteit
Afb 6.21 Gemiddelde stadsboom
Afb 6.22 Volwassen boom
nere lucht. De locatie van de boom wordt altijd bepaald door de inrichting van de openbare ruimte. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen een solitaire boom in een street canyon en in een open gebied in de stad. In het stedelijk gebied wordt de wind veelal bepaald door de aanwezige bebouwing. Een solitaire boom in een street canyon zal meer fijnstof afvangen dan een solitaire boom in een open park. Dit komt doordat de wind door de street canyon gestuurd wordt en zodoende tegen de kroon opbotst. Dit in tegenstelling tot een open park, waar de wind vrij spel heeft. In bijlage 2 is een lijst opgenomen van bomen waarop staat aangegeven in welke mate deze fijnstof af zou vangen. Voorbeelden die veel fijnstof afvangen zijn Abies grandis, Picea abies en Pseudotsuga menziesii.
Lijnen De groene lijnen in de openbare ruimte bestaan met name uit hagen en bomenrijen. De toepassing van beide kan zeker gecombineerd worden, waarbij het mogelijk is een groter effect te creĂŤren. Groen in lijnvorm kan worden opgedeeld in dicht, semi-open en onvolledig lijnvormig, zie afbeeldingen 6.23 t/m 6.25. Deze opdeling heeft met name te maken met hagen in de openbare ruimte.
Afb 6.23 Dichte lijnvorm
Afb 6.24 Semi-open lijnvorm
Afb 6.25 Onvolledig lijnvormig element
93
Hoofdstuk 6 Fijnstofreductiemogelijkheden
weinig invloed hebben op de verbetering van de luchtkwaliteit. De toepassing van een solitaire boom zal esthetisch meer waard zijn dan dat het een grote meerwaarde biedt aan fijnstofreductie. Echter kan een solitaire boom wel fijnstof afvangen en daardoor bijdragen aan een scho-
Hagen Hagen worden in de openbare ruimte veel toegepast. Het is dan ook interessant om te weten of een lijnvormig element als een haag kan bijdragen aan fijnstofreductie. Een dichte lijnvorm kan bijvoorbeeld een muurtje of dichte haag zijn (Taxus baccata). De wind waait tegen een dichte haag waardoor de wind zal opstuwen. Hierdoor zal er weinig tot geen wind door de haag gaan en zal de afvang zich beperken tot de buitenzijde van de haag. Een semi-open lijnvorm kan een transparante haag (Cornus mas) zijn. De wind botst hier tegen de haag aan en zal deels opstuwen en over de haag waaien en deels door de haag heen waaien. Dit laatste zal zorgen dat er fijnstof in de haag achter blijft. Een onvolledig lijnvormig element kan bestaan een lijn van heesters (bijvoorbeeld Viburnum soorten). Dit kan ervoor zorgen dat de wind wordt gesplitst in tweeën, waarna de wind zowel onder het groen waait als erover heen zal gaan. Dit draagt in kleine mate bij aan fijnstofreductie, maar wel meer dan een dichte haag. Fijnstof van verkeersemissies zijn de eerste 60 centimeter (vanaf de emissies) het gevaarlijkst (Vincent Kuypers), waardoor een 94
haag een belangrijke functie kan vervullen. Een onvolledige lijnvorm in combinatie met klimop als bodembedekker kan zorgen voor een betere fijnstofreductie. Klimop neemt fijnstof op en zet het om in bouwstoffen. Planten die toegepast kunnen worden zijn: Cephalotaxus harringtonia, x Cupressocyparis leylandii en Thuja occidentalis. Bomenrij Een bomenrij kan worden toegepast in een street canyon, maar ook langs een stadsontsluitingsweg (een weg richting een stad) waar geen bebouwing aanwezig is. Pakken we een bomenrij in de street canyon dan is de kans groot dat dit een negatief effect heeft en zal zorgen voor verhoogde piekconcentraties. Dit komt doordat de bomenrij een plafond kan vormen waardoor de verkeersemissies blijven hangen. De porositeit van de kroon heeft hier een belangrijke invloed op. Is er sprake van een dichte kroon, dan zal er daadwerkelijk een plafond worden gevormd. Kent de boom een open kroon, dan zal er fijnstof door de kroon alsnog in de luchtstroming komen. Bij een toepassing van een bomenrij in de street canyon moet er dus goed gekeken worden of er voldoende tussenruimte tussen de bomen is. Hierdoor kan fijnstof in de lucht
komen waarna het kan verdunnen. De meest ideale toepassingen zijn het plaatsen van bomen aan één weghelft of het plaatsen van bomen in een driehoeksverband, zie afbeelding 6.26. Bij een driehoeksverband ontstaat onder de bomen koudere lucht dan buiten het bereik van de boom (schaduw). De warmere lucht boven de rijweg zal opstijgen, waarna de koudere lucht zich naar het midden van de weg zal verplaatsen, hierdoor ontstaat een windstroom. Deze windstroom zal fijnstof meenemen en verdunnen. Bij het plaatsen van bomen aan één weghelft moet voldoende ruimte aanwezig zijn tussen de bomen om zo geen plafond te vormen. Langs een stadsontsluitingsweg staat vaak geen bebouwing, maar veelal wel bomen. Deze bomen kunnen een bijdrage leveren aan fijnstofreductie. De windrichting speelt hierbij ook een rol. De wind die komt aanwaaien om vervolgens eerst door de stad te waaien en daarna tegen de bomenrij aanbotst zal minder effect hebben dan als de wind eerst tegen de bomenrij aanbotst. Botst de wind eerst tegen de bomenrij aan, dan zal deze opstuwen. Het gevolg hiervan staat beschreven in de subtitels ‘Wind en groen’ en ‘Fijnstof en groen’. Dit zal dus deels zorgen voor fijnstofreductie door beplanting, wat resulteert in een schonere lucht in de stad. Voorbeelden voor bomen in een
Vlakken In de openbare ruimte worden vaak plantvakken en groenstroken toegepast. Bij een weg zijn de eerste 60 centimeter het gevaarlijkst. Het is daardoor ook met name de vakbeplanting die hierbij een belangrijke rol kan spelen. Daarnaast is het mooi meegenomen wanneer de beplanting ook nog eens fijnstof af kan vangen. Deze gedachtegang moet anders,
aangezien fijnstof wel degelijk een probleem is. Planten in de vakken moeten dus zowel goed tegen de stadse omstandigheden kunnen als dat deze fijnstof afvangen. Op dit vlak zijn nog voldoende ontwikkelingsmogelijkheden. In bijlage 3 is een lijst van heesters en klimplanten toegevoegd. Net als bij de bomen is hier een fijnstof label aangegeven, die niet vergeleken dient te worden met de bomen. Dit komt omdat bomen beduidend meer bladoppervlak hebben dan vakbeplanting voor het openbaar groen. Voorbeelden van vakbeplan-
Afb 6.26 Bomen in street canyon geplant in driehoeksverband
ting zijn Juniperus, Pinus mugo en Rhododendron catawbiense.
Dakgroen De beste planten om fijnstof mee weg te vangen zijn bomen en heesters. Deze kunnen alleen op een dak groeien als de constructie voldoet aan de eisen. Naast deze vorm van dakgroen kan een dak ook met andere vegetatie worden begroeid die ook fijnstof kunnen afvangen. Als 10-20% van de daken worden voorzien van een graskruidendak dan zal dit een duidelijk positief effect hebben op de luchtkwaliteit1. De toepassing van beplanting is hierbij van groot belang. De beplanting werkt niet alleen als filter, maar zorgt ook voor het botsen van de wind. Voor het luchtreinigende vermogen van groene daken is het dan ook gunstig als deze veel wind vangen. Dit betekent dat er geen windschermen op het dak geplaatst dienen te worden, om de wind tegen te houden2. Er is geen onderzoek die aantoont wat het werkelijke effect is van groendaken ten opzichte van fijnstof. Onze verwachting is een reductie van 5%. 1 Currie, B. and B. Bass (2008). Estimates of air pollution mitigation with green plants and green roofs using the UFORE model. Urban Ecosystems. 11(4) p. 409-422. 2 Trepanier, M., et al. (2009). Green roofs and living walls. Chronica Horticulturae, 49(2) p. 5-7.
95
Hoofdstuk 6 Fijnstofreductiemogelijkheden
bomenrij zijn Betula utilis, Gleditsia triacanthos en Tilia tomentosa.
Op daken kan ook juist gewerkt worden met mos, varens en grassen aldus Vincent Kuypers. Met name mos kan, net als klimop, fijnstof opnemen en omzetten naar bouwstoffen. Een voorbeeld van fijnstofreductie met groen op daken is het stadsbos op de bibliotheek van Tilburg. Hierop zijn drie soorten coniferen geplaatst op regelmatige afstand van elkaar. Dit is gedaan om de wind niet teveel te beĂŻnvloeden. Voor dakgroen kan onder andere gekozen worden voor sedum, siergrassen en mossen.
Gevelgroen Groen dat op de gevel aanwezig is, zorgt voor onregelmatigheden op de wand, waardoor het een duidelijke invloed heeft op de luchtstroming. Door de onregelmatigheid wordt de wind continue een andere richting opgestuurd, wat zal leiden tot impactie. Hierdoor kan er met gevelgroen fijnstof worden afgevangen. Hierbij zullen dan de juiste soorten gekozen moeten worden. In bijlage 3 staan enkele soorten genoemd. Gevelgroen bestaat niet alleen uit klimplanten die je tegen een muur laat groeien met of zonder constructie. Door ontwikkelingen zijn er ook constructies mogelijk om vaste planten toe te passen om vervolgens een groene muur te creĂŤren. Het is echter wel de vraag of beplan96
ting die toepasbaar is in deze constructie ook in staat is om fijnstof af te vangen. Het voordeel van gevelgroen in een straat ten opzichte van een bomenrij is dat het gevelgroen geen plafond vormt, waardoor fijnstof blijft hangen. Zeker in een street canyon met hoge bebouwing waait veel wind, waardoor gevelbegroeiing een groter effect heeft dan in een open gebied. Een klimop kan goed gebruikt worden voor gevelgroen en met name de Hedera helix arborescens. Deze neemt fijnstof op en zet dit om in bouwstoffen. In het verleden waren er vaak problemen met de hechting van de klimop op de muur (voegen uithollen), maar tegenwoordig is dit probleem er niet echt meer. Nadelen van gevelgroen zijn inbraak en vandalisme. Bijkomende voordelen zijn lagere temperaturen en geluidsdemping. De verwachting is dat gevelgroen beter fijnstof afvangt dan dakgroen. Hierdoor verwachten wij een afvangpercentage van 7%. Op de afbeeldingen 6.27 t/m 6.30 zijn fotobewerkingen te zien van groene mogelijkheden. Voorbeelden voor gevelgroen zijn klimop en Parthenocissus. Ontwerp en onderhoud In het proces van ontwerp-aanleg-onderhoud zijn met name het ontwerp en onderhoud belangrijk met betrekking tot fijnstofreductie.
In de ontwerpfase wordt de beplanting gekozen, waarbij er dus goed gekeken kan worden naar de mogelijkheden. Uiteraard moet er ook rekening gehouden worden met het algehele ontwerp, maar het ligt er ook aan waar de prioriteiten liggen van de opdrachtgever. De juiste soortkeuze zal een bijdrage leveren aan fijnstofreductie. Bij het onderhoud zijn de bomen belangrijk. De kronen van de bomen moeten voldoende open zijn. Is dit het geval dan zal de wind er ook doorheen waaien, waarna mogelijk impactie optreedt.
Afb 6.28 Fotobewerking dichte haag
Afb 6.29 Fotobewerking dakgroen
Afb 6.30 Fotobewerking gevelgroen
97
Hoofdstuk 6 Fijnstofreductiemogelijkheden
Afb 6.27 Fotobewerking bomenrij
6.7 Fijnstofreductiemogelijkheden in het kort Er zijn verschillende mogelijkheden die fijnstof uit de lucht kunnen halen. Die mogelijkheden bestaan zowel uit technsiche als natuurlijke mogelijkheden. Het eerste systeem is het FDRS. Dit haalt fijnstof uit de lucht door het gebruik van ionisatie. Dit wil zeggen dat een stroomdraad de fijnstofdeeltjes oplaad zodat ze aangetrokken worden door geaarde platen waar ze dan op neerslaan. Het systeem is op dit moment in drie verschillende varianten te verkrijgen. De eerste is voor in een tunnel: hier hangen ze aan de wanden en zorgen dat de vuile lucht in de tunnel gezuiverd wordt. De tweede mogelijkheid is in een geluidsscherm. Deze kan langs autowegen staan en zuivert de vuile lucht van de snelweg. Als laatste is het FDRS toegepast in een lichtmast. Die kan overal staan waar het nodig is. Zo zijn er voor verschillende plekken verschillende toepassingen van het systeem. De tweede mogelijkheid is ModieSlab, dit is een weg die bestaat uit prefab betonplaten. Deze platen worden op palen gefundeerd, dankzij deze twee componenten kan de weg perfect vlak liggen. Dit geeft minder rolweerstand voor de auto’s waardoor er minder slijtage is van de banden en minder uitstoot van uitlaatgassen. 98
Het gevolg daarvan is dat er minder fijnstof in de lucht komt. Het derde systeem is de Duurzame Weg. Hierbij wordt een weg overkapt met een glazen kap; dankzij deze kap blijft de vuile lucht op een plek zitten waar het gezuiverd kan worden. Dit wordt gedaan met het corona-systeem. De overkapping is zo gemaakt dat de lucht er in rond blijft circuleren; dit heeft als voordeel dat de lucht meerdere keren gezuiverd kan worden. Hierdoor is de fijnstofconcentratie bij de monden laag, wat normaal niet het geval is. Het laatste systeem is de wassende weg. De toplaag van deze weg is zo poreus dat er water van de ene kant naar de andere kant kan stromen. Dit gebeurt op dagen wanneer er veel fijnstof in de lucht aanwezig is. Het water wat hiervoor wordt gebruikt is afgevangen regenwater van de omliggende gebouwen. Doordat er water door de weg stroomt wordt fijnstof naar het water toe getrokken en mengt zich in het water. Dat water stroomt dan door naar het riool en komt in de zuiveringsinstallatie terecht. Er zijn een drietal processen bij beplanting die zorgen voor het afvangen van fijnstof. Het impactieproces wordt bepaald door de botsing
van de wind met het groen, waarna de wind zal afbuigen. De deeltjes die de bocht niet kunnen maken zullen worden afgevangen. De windsnelheid en deeltjesgrootte zijn hierbij van belang. Diffusie vangt met name ultra fijnstofdeeltjes af, welke zich als gassen gedragen. Gassen streven naar gelijke concentraties. Bij beplanting gaat het dan om de concentraties (aantal stofdeeltjes) in en om het blad. Sedimentatie treedt op door de zwaartekracht waardoor deeltjes neervallen op beplanting, gebouwen, auto’s en meer. Deze deeltjes kunnen met de regen worden afgespoeld en verdwijnen in de bodem. Er moet ook gekeken worden naar de negatieve kant van beplanting en fijnstof. Beplanting stoot namelijk VOS uit, wat leidt tot ozon op leefniveau wat zeer schadelijk is. Een andere proces is resuspensie, wat optreedt door het botsen/schuren van takken en bladeren waarna de fijnstofdeeltjes weer in de lucht komen. De toepassing van groen kan gedaan worden in de vorm van punten, lijnen, vlakken, dak- en gevelgroen.
99 Hoofdstuk 6 Fijnstofreductiemogelijkheden
7 Casus Om een koppeling te maken tussen theorie en praktijk wordt er een casus uitgewerkt. Het casusgebied is Arnhem, waarin vier locaties zijn gekozen op basis van vier verschillende wegtypen.
Afb. I: Arnhem in vogelvlucht
7.1 Multicriteria-analyse De eerder beschreven mogelijkheden zijn toepasbaar op verschillende wegen in en rondom de stad. Om duidelijk te krijgen welke mogelijkheden op welke wegen het beste toegepast kunnen worden is er een multicriteria-analyse (MCA) opgesteld. De wegen in een stad zijn op te delen in vier wegtypen: • Woonstraat; • Buurtontsluitingsweg; • Wijkontsluitingsweg; • Stadsontsluitingsweg. In een stad zijn woonstraten aanwezig, daar waar bewoners de auto parkeren om naar huis te gaan. De woonstraten zijn aangesloten op de buurtontsluitingswegen, die zorgen dat de burger gemakkelijk op de belangrijkste wegen binnen de stad kan komen, de wijkontsluitingsweg. Dit wegtype wordt vaak gekenmerkt door een breed opgezet profiel met meerdere rijbanen. Deze wegen zijn de hoofdstromen binnen de stad en sluiten aan op de stadsontsluitingsweg. De stadsontsluitingswegen zijn de wegen die aansluiten op, of onderdeel zijn van, het grote wegennet van Nederland (de A- en E-wegen).
102
Voor de casus is gekozen voor de volgende wegen, zie afbeelding 7.1 voor de ligging in Arnhem: • De Veste (woonstraat); • Groningensingel (buurtontsluitingsweg); • Johan de Wittlaan (wijkontsluitingsweg); • A12, Europaweg (stadsontsluitingsweg). De behandelde mogelijkheden om fijnstof te reduceren zijn niet overal even goed toepasbaar. Om hier een richting aan te geven is er een MCA opgesteld voor de vier wegtypen. In de MCA worden de mogelijkheden getoetst op verschillende criteria. De criteria zijn de belangrijkste criteria waaraan de mogelijkheden in het stedelijk gebied op getest worden. Per uitgangspunt kunnen er maximaal 5 punten worden toegekend en minimaal 1. Enkele criteria zijn belangrijker dan andere, waardoor besloten is om wegingsfactoren toe te kennen. Een maximale score komt uit op een puntentotaal van 70 en een minimale puntenscore komt uit op 14. De mogelijkheden moeten goed toepasbaar zijn in de wegen, waardoor er gemiddeld een cijfer tussen de drie (42 punten) en vier (56 punten) gegeven moet worden. Bij elkaar zijn dit 98 punten, waarna het door twee wordt gedeeld en afgerond wordt naar boven. Hieruit komt een puntentotaal van 49, die wordt afge-
A12/E35
Johan de Wittlaan
De Veste
Groningensingel
Afb. 7.1 Ligging van de vier wegen
rond op 50 punten. Van 42 (ieder onderdeel beoordeeld met een drie) tot 50 punten is de mogelijkheid een twijfelgeval en onder de 42 punten wordt geadviseerd de mogelijkheid niet toe te passen. De grenswaarde de mogelijkheden toe te passen is gesteld op 50 punten. Er wordt getoetst aan de volgende punten: • Fijnstofreductie ; • Aanleg(kosten) ; • Beheer(kosten); • Duurzaamheid; • Beleving/esthetiek; • Toepasbaarheid; • Getest in de praktijk (risicofactor); • Afhankelijkheid (weer).
Aanleg (kosten) Met aanleg (kosten) wordt bedoeld de tijd en inspanning die het kost om het systeem te plaatsen, maar ook de materiaalkosten. Diverse mogelijkheden zijn lastig om te plaatsen en zijn daardoor niet optimaal om overal toe te passen. Bij de aanleg (kosten) wordt gekeken naar de materiaalkosten en de arbeidskosten. Tussen de verschillende mogelijkheden zit veel verschil, dit maakt het makkelijk om er onderscheid tussen te maken. Hoe eenvoudiger en goedkoper het is om een systeem aan te leggen, hoe meer punten er worden toegekend. Dit punt is redelijk belangrijk waardoor het de wegingsfactor twee heeft gekregen.
Beheer(kosten) De diverse mogelijkheden en mogelijkheden moeten ook onderhouden en beheerd worden, wat ook kosten met zich meeneemt. Hierbij moet gedacht worden aan het knippen van een haag, het vervangen van een filter of het schoonmaken van een overkapping. De onderhoudskosten zijn per systeem zeer uiteenlopend. Het systeem dat het minste onderhoud nodig heeft en lage onderhoudskosten heeft krijgt het hoogste cijfer. Het beheer van een mogelijkheid heeft geen prioriteit in het kiezen van een mogelijkheid. Hierdoor wordt de wegingsfactor één toegekent.
Beleving/esthetiek Het toepassen van de mogelijkheden moet niet het beeld van de openbare ruimte nadelig beïnvloeden. Hierdoor wordt er ook beoordeeld op de beleving en de esthetiek van het systeem in de stad. De essentie van de mogelijkheden is fijnstofreductie, waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met de inpassing in de openbare ruimte. De mogelijkheden die passend zijn voor het stedelijk gebied zullen een hoger cijfer krijgen dan minder passende mogelijkheden. De prioriteit voor dit punt is niet hoog, omdat de essentie fijnstofreductie is, waardoor dit punt de wegingsfactor één krijgt.
Duurzaamheid De duurzaamheid van de mogelijkheden zijn ook van belang. Het gaat hier met name om het materiaalgebruik en de beoogde levensduur hiervan. De levensduur is vaak lastig te beoordelen, omdat de mogelijkheden uit meerdere materialen kunnen bestaan. De mogelijkheden die uit de meeste type materialen bestaan zijn de mogelijkheden in combinatie met de wegen. De weg die het langst mee gaat zal de hoogste waardering krijgen. Bij beplanting wordt er gekeken naar de levensduur van het planttype. Dit punt is van redelijke waarde, waardoor het een wegingsfactor van twee heeft gekregen.
Toepasbaarheid Naast de fijnstofreductie is de toepasbaarheid in de stad het belangrijkste punt. Een systeem kan nog zoveel fijnstof afvangen, maar als het niet toepasbaar is dan kan het direct worden afgeschreven. Het systeem dat het best toepasbaar is, in de betreffende situatie, zal het hoogste cijfer krijgen. De waarde per systeem verschilt per wegtype. De toepassing in stedelijk gebied is van groot belang, waardoor dit punt de wegingsfactor drie heeft gekregen.
103
Hoofdstuk 7 Casus
Fijnstofreductie Bij fijnstofreductie wordt er gekeken naar de afvangcapaciteit. Een systeem dat veel fijnstof afvangt zal een hoger cijfer krijgen dan een systeem dat minder fijnstof uit de lucht haalt. Hierbij is rekening gehouden met de verhoudingen tussen de diverse mogelijkheden, aangezien een lichtmast nooit zoveel fijnstof kan afvangen als “De duurzame weg”. Fijnstofreductie is de essentie van de mogelijkheden. Hierdoor heeft het punt fijnstofreductie de wegingsfactor drie gekregen.
Getest in de praktijk (risicofactor) De meeste mogelijkheden zijn nog niet in de praktijk getest, wat zorgt voor een risicofactor. Hierdoor wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten. Mogelijkheden die nog niet getest zijn krijgen een 1 als beoordeling, mogelijkheden getest in labopstelling krijgen een 3 en mogelijkheden getest in de praktijk krijgen een 5. De mogelijkheden kunnen ook werken zonder dat deze getest zijn, waarna deze een risico vormen. Om deze reden wordt hieraan de wegingsfactor één toegekend. Afhankelijkheid (weer) Gedurende de uitwerking van de mogelijkheden kwam naar voren dat er enkele mogelijkheden zijn die erg afhankelijk zijn van het weer. Nadeel hiervan is dat sommige mogelijkheden regelmatig niet werken, waardoor het geen fijnstof zal afvangen. Hoe minder afhankelijk van het weer hoe hoger het cijfer en vice versa. Omdat de mens geen invloed heeft op het weer, wordt de wegingsfactor gezet op één. Conclusies MCA De MCA laat duidelijk zien dat er verschil aanwezig is tussen de verschillende wegtypes. De volledige MCA is als bijlage 4 toegevoegd. De resultaten van de MCA zijn te zien in afbeel104
ding 7.2, wat een inschatting is van de kansen van de mogelijkheden per wegtype. Deze zijn beoordeeld op basis van eigen inschatting en moet de mogelijkheid wel toepasbaar zijn. Bij de beoordeling is er vanuit gegaan dat het betreffende systeem toegepast kan worden in, op of naast de bestaande rijweg. Iedere overheid zal har eigen afwegingen moeten maken. Dit zal leiden tot andere wegingsfactoren per criteria. Dit zal ook de eindscores per mogelijkheid beïnvloeden.
Woonstraat Buurtontsluitingsweg Wijkontsluitingsweg Stadsontsluitingsweg
Afb. 7.2 Resultaten MCA
7.2 Casus Per wegtype zijn verschillende fijnstofreductiemogelijkheden toegepast. De individuele afvangpercentages worden bij elkaar geteld. Dit is een optimale situatie, die in werkelijk naar alle waarschijnlijkheid niet voor zal komen.
Hoofdstuk 7 Casus
Om de toepassing van de mogelijkheden in een stedelijk gebied te laten zien is er gekozen voor een casusgebied. De stad Arnhem is hierbij gekozen als casusgebied. Er is gekozen voor Arnhem, omdat het een representatieve stad is, waarin de juiste locaties gekozen kunnen worden om de mogelijkheden toe te passen. De stad Arnhem is een stad met een redelijke omvang en de ligging van de stad is positief. Arnhem ligt als stad ver van de grote buitenlandse vervuilers, waardoor het een representatieve stad is voor Nederland. In de stad Arnhem zijn vier verschillende locaties gekozen, waarin iedere locatie een ander wegtype kent: • De Veste (woonstraat) • Groningensingel (buurtontsluitingsweg); • Johan de Wittlaan (wijkontsluitingsweg); • Europaweg (A12/E35) (stadsontsluitings• weg). Vanuit de MCA zijn er per wegtype de mogelijkheden genomen en toegepast die het best beoordeeld zijn. Dit heeft geresulteerd dat er twee tot en met vier mogelijkheden toegepast kunnen worden. De overige mogelijkheden kunnen ook worden toegepast, maar deze zullen niet naar wens functioneren.
105
Schuytgraaf-Zuid
Afb. 7.4 De Veste
Afb. 7.3 Ligging Schuytgraaf-Zuid 60
50
40
Dakgroen
Gevelgroen
Hagen
Vakbeplanting
Bomenrij
Solitaire boom
De wassende weg
De duurzame weg
ModieSlab
10
CleanScreen
20
Lichtmast met FDRS
30
FDRS rekken
De Veste Woonstraat De Veste is gelegen in Schuytgraaf-Zuid. Schuytgraaf is een VINEX-wijk in Arnhem zuid, zie afbeelding 7.3. Op deze straat komende meerdere hofjes uit, waardoor het een belangrijke straat in de buurt is, zie afbeelding 7.4. Het straatprofiel bestaat uit een rijweg met aan beide zijden stroken voor langsparkeren. Aan de ene zijde van de parkeerstroken is een trottoir met lichtmasten. Aan de andere zijde is een wadi gelegen met bomen aan de wegzijde en lichtmasten aan de huiszijde. Achter de wadi is een trottoir gelegen. De MCA laat zien dat er vier mogelijkheden zijn om toe te passen in een woonstraat, zie afbeelding 7.5. Dit zijn de FDRS-lichtmast (30% reductie), solitaire boom (5% reductie), gevel- (7% reductie) en dakgroen (5% reductie). Voor De Veste is gekozen voor drie maatregelen, waarbij gevelgroen niet wordt toegepast. Deze maatregelen leiden tot een reductie van 40%. Op afbeelding 7.6 een fotobewerking te zien. Deze bewerking geeft weer dat de mogelijkheden makkelijk toepasbaar zijn en dat het weinig invloed heeft op het ruimtelijke beeld.
0
Afb. 7.5 Ligging Schuytgraaf-Zuid
106
Hoofdstuk 7 Casus Afb. 7.6 Bewerkte foto De Veste
107
Vredenburg
Afb. 7.7 Ligging Vredenburg
Afb. 7.8 Groningensingel
60
50
40
Dakgroen
Gevelgroen
Hagen
Vakbeplanting
Bomenrij
Solitaire boom
De wassende weg
De duurzame weg
ModieSlab
10
CleanScreen
20
Lichtmast met FDRS
30
FDRS rekken
Groningensingel De Groningensingel is de buurtontsluitingsweg van de buurt Vredenburg, gelegen in Arnhem zuid, zie afbeelding 7.7. Alle straten binnen deze buurt zijn aangesloten op deze weg. De Groningensingel, zie afbeelding 7.8, is een varierende weg met verschillende wegprofielen. De rijweg bestaat uit een middenberm met lichtmasten. Vervolgens zijn er twee tot vijf rijstroken, parkeerstroken en bushaltes zijn hier ook gesitueerd. Na deze verharding volgt een grasstrook met bomen aan ĂŠĂŠn zijde. Hierna volgt een fiets/wandelpad en een brede grasstrook ernaast met bomen aan beide zijden. Er zijn maatregelen getroffen voor trolleybussen. Vanuit de MCA kunnen er vier maatregelen worden toegepast, zie afbeelding 7.9. Deze bestaan uit de FDRS-lichtmast (30% reductie), een bomenrij (5% reductie), vakbeplanting (5% reductie) en gevelgroen (7% reductie). Voor de buurtontsluitingsweg is gekozen voor drie maatregelen. De FDRS-lichtmast wordt niet gebruikt, omdat wij zoveel mogelijk verschillende toepassingen willen laten zien. De totale fijnstofreductie zou hierbij uitkomen op 17%. Op afbeelding 7.10 is een fotobewerking te zien van de Groningensingel.
0
Afb. 7.9 Ligging Vredenburg
108
Hoofdstuk 7 Casus Afb. 7.10 Bewerkte foto Groningensingel
109
110
Arnhemse Broek
Afb. 7.12 Johan de Wittlaan
Afb. 7.11 Ligging Arnhemse Broek
60
50
40
Dakgroen
Gevelgroen
Hagen
Vakbeplanting
Bomenrij
Solitaire boom
De wassende weg
De duurzame weg
ModieSlab
10
CleanScreen
20
Lichtmast met FDRS
30
FDRS rekken
Johan de Wittlaan Als wijkontsluitingsweg is gekozen voor de Johan de Wittlaan. Deze weg is gelegen in de wijk Arnhemse Broek, zie afbeelding 7.11. De weg, zie afbeelding 7.12, kent een brede opzet met een middenberm, waarin lichtmasten staan met een dubbele kop en twee rijstroken aan beide zijden. Naast de rijweg is een brede groenstrook aanwezig met bomen. Aan de oostzijde is een waterloop gesitueerd. Op deze weg rijden ook trolleybussen waarvoor maatregelen zijn getroffen. De MCA laat vier mogelijke maatregelen zien (afbeelding 7.13), bestaande uit FDRS-rekken (13% reductie), de wassende weg (20% reductie), een bomenrij (5% reductie) en hagen (5% reductie). De FDRS-rekken worden toegepast in tunnels. Op deze weg is geen tunnel aanwezig, dus zal deze niet worden toegepast. Daarnaast wordt er ook geen bomenrij toegepast, omdat er naast de weg al bomen gesitueerd zijn. De wassende weg en hagen zullen een reductie opleveren van 25%. Rekening houdend met de bomen naast de weg zou er nog een extra reductie van 5% bij komen, wat een totale fijnstofreductie zou zijn van 30%. Op afbeelding 7.14 is een bewerking te zien van de Johan de Wittlaan.
0
Afb. 7.13 Ligging Arnhemse Broek
Hoofdstuk 7 Casus Afb. 7.14 Bewerkte foto Johan de Wittlaan
111
112
A12/E35
Afb. 7.15 Ligging A12/E35
Afb. 7.16 A12/E35
60
50
40
Dakgroen
Gevelgroen
Hagen
Vakbeplanting
Bomenrij
Solitaire boom
De wassende weg
De duurzame weg
ModieSlab
10
CleanScreen
20
Lichtmast met FDRS
30
FDRS rekken
Europaweg (A12/E35) De Europaweg is een stadsontsluitingsweg van Arnhem, zie afbeelding 7.15. De weg komt in het noorden van Arnhem binnen en verlaat deze aan de oostzijde. De weg, zie afbeelding 7.16, bestaat uit een middenberm met vangrail, daaraan twee rijbanen aan beide zijden en een vluchtstrook. Aan de zijkant is nog een vangrail met plaatselijk een geluidsscherm aan beide zijden. De maatregelen die genomen kunnen worden, zie afbeelding 7.17, op dit wegtype zijn de FDRS-rekken (13% reductie), CleanScreen (25% reductie), ModieSlab (10% reductie), De duurzame weg (95% reductie) en een bomenrij (5% reductie). De maatregelen die wij gaan toepassen zijn de FDRS-rekken, CleanScreen, ModieSlab en De duurzame weg. Een combinatie van deze mogelijkheden is geen realistische maatregel. De FDRS-rekken zijn alleen mogelijk indien er een tunnel aanwezig is. Het CleanScreen geeft een fijnstofreductie van 75% van al het fijnstof dat het systeem binnenkomt. ModieSlab geeft naar verwachting een reductie van 10%, met name doordat het zorgt voor minder uitstoot. De duurzame weg zorgt voor een fijnstofreductie van 95% voor de fractie PM10. Op afbeelding 7.18 is een fotobewerking te zien van de A12/E35.
0
Afb. 7.17 Ligging A12/E35
Hoofdstuk 7 Casus Afb. 7.18 Bewerkte foto E35/Europaweg
113
Concluderend Nu er gekeken is naar de verschillende wegtypen kan er een balans worden opgemaakt. Hierin wordt er gekeken naar het percentage fijnstofreductie. Deze is per wegtype verschillend en ziet er als volgt uit: Wegtype Reductiepercentage Woonstraat 40% Buurtontsluitingsweg 15% Wijkontsluitingsweg 30% Stadsontsluitingsweg 75%, 10% of 95% Uit deze cijfers kunnen veel conclusies getrokken worden, maar er dient rekening gehouden te worden met de productie van fijnstof op de wegen. Op een woonstraat wordt vele malen minder geproduceerd dan op een stadsontsluitingsweg. Deze percentages moeten dus relatief worden gezien. Wat duidelijk naar voren komt uit de MCA is dat ieder wegtype leidt tot andere keuzes, hoewel er ook overeenkomsten zijn. Het gaat hier met name om de toepassing van de mogelijkheden op de locatie. Iedere weg is een andere situatie, daar zal dus ook rekening mee gehouden moeten worden. Wij hebben in de MCA de thema’s fijnstofreductie en toepasbaarheid hoog in het 114
vaandel staan. Uiteraard kan dit voor iedere gemeente anders zijn en dus wordt aangeraden dat iedere gemeente haar eigen wegingsfactor toe te passen op basis van wat zij belangrijk vinden.
7.3 Casus in het kort Kijkend naar de toegepaste mogelijkheden leiden deze tot een reductiepercentage. Dit percentage moet relatief gezien worden, aangezien deze ook samenhangt met de hoeveelheid fijnstof die wordt uitgestoten.
Hoofdstuk 7 Casus
Het maken van een verbinding tussen theorie en praktijk, laat zien dat de theorie beheerst wordt. Om een duidelijk beeld te krijgen is een multicriteria-analyse (MCA) opgesteld voor een viertal wegen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen woonstraat, buurtontsluitingsweg, wijkontsluitingsweg en stadsontsluitingsweg. In de MCA worden de fijnstofreductiemogelijkheden beoordeeld op acht criteria, waarbij een wegingscriteria per punt is bepaald. Dit is gedaan bij punten die belangrijk worden geacht om de mogelijkheden toe te passen in het stedelijk gebied. De MCA laat duidelijk zien dat er per wegtype andere mogelijkheden zijn. Doordat iedere gemeente haar eigen uitgangspunten heeft, wordt aangeraden dat iedere gemeente haar eigen wegingscriteria toepast. Als casusgebied is gekozen voor de stad Arnhem. Arnhem is een bekende stad voor ons, waarbij wij de juiste locaties kunnen kiezen om de mogelijkheden toe te passen. Arnhem kent als stad een redelijke omvang en de ligging van de stad is positief. Dit komt doordat Arnhem op grote afstand gelegen is van grote buitenlandse vervuilers, waardoor Arnhem een representatieve stad kan zijn voor Nederland.
115
8 Conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de deelvragen beantwoord, waarna er een antwoord wordt gegeven op de hoofdvraag. Naast de conclusies worden er ook aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen gaan met name over onderwerpen voor nader onderzoek.
Afb. J: Welke kant opgegaan wordt is aan de gemeentes
8.1 Deelvragen Om een goed en duidelijk antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag zijn deelvragen opgesteld. Deze deelvragen staan in hoofdstuk 1, luiden als volgt en worden na de opsomming beantwoord: • Hoe schadelijk is fijnstof en wat zijn de • gevolgen hiervan voor de mens? • Welke veroorzakers dragen bij aan fijnstof in • Nederland? • Wat is het beleid op fijnstof in Nederland en • Europa? • In welke mate voldoet de luchtkwaliteit • in het stedelijk gebied van Nederland aan de • huidige normen? • Welke mogelijkheden tot fijnstofreductie • kunnen het best worden toegepast in een • woonstraat, buurt, wijk en stadsontslui tingsweg? Hoe schadelijk is fijnstof en wat zijn de gevolgen hiervan voor de mens? Fijnstof bestaat uit extreem kleine deeltjes, die in het lichaam kunnen komen. Kijken we naar de verschillende fracties van fijnstof dan wordt er onderscheid gemaakt tussen PM10, PM2,5, PM1 en PM0,1. Deeltjes in de categorie PM10 komen tot de neusholte en de PM2,5-deeltjes komen tot het begin van de longen. De deeltjes in de fractie PM1 komen tot aan de eindvertak118
kingen in de longen en de deeltjes van PM0,1 kunnen het hele lichaam bereiken, zoals in afbeelding 8.1 is te zien. Er is geen drempelwaarde die aantoont wanneer fijnstof niet schadelijk is. Dit betekent dat fijnstof te allen tijde schadelijk is, maar op verschillende niveau’s. De gevolgen van fijnstof voor de mensen worden opgedeeld in drie categorieën
bestaande uit gezondheids-, milieu- en economische problemen. Bij gezondheidsproblemen moet gedacht worden aan hart- en longziektes. Milieuproblemen zijn zure regen en eutrofiëring. Bij economische problemen wordt bedoeld het stil leggen van bouwprojecten vanwege een te hoge fijnstofconcentratie. Hierdoor vertraagd de bouw, waardoor de bouwprojecten extra geld kosten.
Afb 8.1. Hoever komen fijnstoffracties in het lichaam
Wat is het beleid op fijnstof in Nederland en Europa? Sinds 2008 is de Richtlijn luchtkwaliteit van kracht voor Europa, die is opgesteld door de Europese Unie. In deze richtlijn zijn grenswaardes opgenomen voor het dag- en jaargemiddelde voor PM10. De grenswaarde voor het daggemiddelde staat op 50 µg/m³, waarbij deze waarde op jaarbasis niet meer dan 35 keer overschreden mag worden. De grenswaarde voor het jaargemiddelde is vastgesteld op 40 µg/m³. Naast de richtlijnen voor PM10, zijn er ook
richtlijnen gekomen voor PM2,5. Vanaf 2015 is er een grenswaarde voor het jaargemiddelde vastgesteld op 25 µg/m³ en vanaf 2020 geldt een grenswaarde van 20 µg/m³.
Nederland 15% Buitenland 30% Overige (natuurlijke) bronnen 55% Afb 8.2. Herkomst fijnstof in Nederland Bronnen in Nederland
Industrie, energie en wegen 2,3% Wegtransport 5,6% Overig transport 2,3% Landbouw 4,3% Consumenten 2,3% Overig 1,1%
Bronnen uit het buitenland Industrie, energie en wegen 11,7% Wegtransport 6,9% Overig transport 2,6% Landbouw 2,6% Consumenten 2,7% Internationale scheepvaart 2,9%
Overige (natuurlijke) bronnen Zeezout 13,6% Stoffen in de atmosfeer 2,9% Bodemstof 36,2%
Afb 8.3. Luchtvervuilers in de wereld (2005)
In welke mate voldoet de luchtkwaliteit in het stedelijk gebied van Nederland aan de huidige normen? In de zes gemonitorde steden is een luchtkwaliteitsplan aanwezig. In deze plannen wordt er gekeken naar de fijnstofconcentraties in de stad en worden maatregelen op papier gezet om minder fijnstof uit te stoten. Een groot deel van al deze maatregelen is reeds uitgevoerd. De thema’s die veel voorkomen binnen de gemeentes zijn milieuzone, verkeersdoorstroming, wagenpark, openbaar vervoer, verbeteren fietssituatie, walstroom en communicatie. De invulling van deze thema’s is per gemeente divers. Dit komt doordat de meeste steden in Nederland, over het algemeen, aan de normen voldoen. Hierdoor zijn concrete maatregelen vaak niet nodig. Welke mogelijkheden tot fijnstofreductie kunnen het best worden toegepast in een woonstraat, buurtontsluitingsweg, wijkontsluitingsweg en een stadsontsluitingsweg? Kijkend naar de mogelijkheden voor fijnstofreductie is het duidelijk dat er geen uniforme toepassing mogelijk is. Het reduceren van fijnstof in een woonstraat is anders dan in een wijkontsluitingsweg. Dit komt doordat de productie van fijnstof anders is. Over een 119
Hoofdstuk 8 Conclusies en aanbevelingen
Welke veroorzakers dragen bij aan fijnstof in Nederland? Fijnstof in Nederland is op te delen in drie veroorzakers. Dit is Nederland zelf, het buitenland en natuurlijke bronnen, zie afbeelding 8.2. Het in Nederland geproduceerde fijnstof is met name afkomstig van het wegtransport en de landbouw. Fijnstof wat in het buitenland wordt geproduceerd wordt is voornamelijk afkomstig vanuit industrie, energie en wegen. Daarnaast heeft wegtransport ook een groot aandeel in het buitenlandse fijnstof. De natuurlijke bronnen zijn de grootste vervuilers, waar met name gedacht moet worden aan zeezout en bodemstof. Zie afbeelding 8.3.
wijkontsluitingsweg rijden meer auto’s dan over een woonstraat, waardoor er ook meer fijnstof wordt geproduceerd.
drie hebben gekregen. Er worden cijfers toegekend van 1 tot en met 5. Het resultaat is te zien op afbeelding 8.4
Woonstraat Buurtontsluitingsweg Wijkontsluitingsweg
gr oe n D
ak
ro en ev elg G
ag en H
g pl an tin be Va k
ij en r Bo m
oo m lit air eb So
ew eg se nd as ew
uu rz ed D
D
ieS
lab
am ew eg
Stadsontsluitingsweg
od
tm et as tm
Li ch
120
M
RS FD
re en nS c lea C
FD
RS -r ek ke n
Om tot een goede overweging te komen, is er een MCA opgesteld. In deze MCA zijn alle mogelijkheden getoetst aan diverse criteria. Daaraan is een wegingscriteria toegekend. Fijnstofreductie en toepasbaarheid staan hoog in ons vaandel, waardoor deze de wegingsfactor
Afb. 8.4 Resultaten MCA
Hoofdstuk 8 Conclusies en aanbevelingen
Dit heeft geleid tot de volgende mogelijkheden per wegtype: Woonstraat • Lichtmast met FDRS; • Solitaire boom; • Gevelgroen; • Dakgroen. Buurtontsluitingsweg • Lichtmast met FDRS; • Bomenrij; • Vakbeplanting; • Gevelgroen. Wijkontsluitingsweg • FDRS-rekken; • De wassende weg; • Bomenrij; • Hagen. Stadsontsluitingsweg • FDRS-rekken; • FDRS geluidscherm; • ModieSlab; • De duurzame weg; • Bomenrij.
121
8.2 Hoofdvraag Bij de start van het onderzoek is de volgende hoofdvraag opgesteld: Welke inrichtingsmogelijkheden voor het stedelijk gebied zijn er om fijnstof te verminderen en de luchtkwaliteit te verbeteren? In het afgelopen decennium is het thema fijnstof steeds meer in opspraak gekomen. Dit heeft ertoe geleid dat er mogelijkheden zijn ontwikkeld of nog in ontwikkeling zijn die fijnstof kunnen reduceren. Er zijn zowel technische als natuurlijke mogelijkheden. Kijkend naar de technische mogelijkheden kan de volgende opsomming worden gemaakt: • FDRS rekken (13% reductie); • CleanScreen (25% reductie); • FDRS lichtmast (30% reductie); • ModieSlab (10% reductie); • De duurzame weg (95% reductie); • De wassende weg (20% reductie); Kijkend naar natuurlijke mogelijkheden moet er gekeken worden naar de toepassing van beplanting. Het toepassen van beplanting in het stedelijk gebied kan bestaan uit: • Punten (5% reductie); • Lijnen (5% reductie); • Vakken (5% reductie); • Dakgroen (5% reductie); 122
• Gevelgroen (7% reductie). Dit zijn de mogelijkheden die in het stedelijk gebied toegepast kunnen worden om de luchtkwaliteit te verbeteren. Nadeel van sommige mogelijkheden is dat deze, helaas, nog niet zijn getest in de praktijk. Dit betekent dat er geen zekerheid gegeven kan worden over het realiseerbare fijnstofreductieniveau. Per wegtype moet er goed gekeken worden naar de juiste toepassing, aangezien niet alle inrichtingsmogelijkheid in ieder wegtype kan worden toegepast. De gegeven percentages zijn relatief en hebben invloed op de hoeveelheid fijnstof die in aanraking komt met de technische of natuurlijke mogelijkheden.
Gedurende het onderzoek is er veel informatie gevonden over fijnstof en welke inrichtingsmogelijkheden er zijn om fijnstof concentraties te verminderen. Echter zijn er ook thema’s die nog nader onderzoek nodig hebben. Naast dat er thema’s open staan voor nader onderzoek zijn er ook directe aanbevelingen. Test alle inrichtingsmogelijkheden in de praktijk Er is opgemerkt dat de technische mogelijkheden niet allemaal getest zijn in de praktijk. Dit betekent dat er dus geen duidelijke cijfers kunnen worden gegeven voor fijnstofreductie. De meeste mogelijkheden zijn in een simulatiemodel getest, wat interesseante gegevens oplevert. Realistische praktijktesten mogen niet ontreken om de werkelijk realiseerbare reducties te bepalen. Zorg voor een goede toepassing van de mogelijkheden in je gemeente Iedere gemeente zal een eigen MCA moeten invullen en daarbij eigen wegingscriteria toekennen aan de beoordelingscriteria. Hierdoor kunnen gemeentes een correcte afweging maken, welke mogelijkheden zij eventueel willen toepassen in hun gemeentes.
Bekijk naast ons onderzoek ook andere onderzoeken naar de reductie van fijnstof Dit onderzoek laat zien welke mogelijkheden er binnen Nederland zijn voor fijnstofreductie, maar dit is op een bepaald moment. De kans is groot dat er na dit onderzoek nieuwe technieken en mogelijkheden op de markt komen, die een aanvulling zijn op hetgeen dat in dit onderzoek is beschreven. Plaats meer fijnstofmeetstations Via het RIVM is van medio december 2013 tot en met eind mei 2014 fijnstof gemonitord in een aantal steden. Tijdens gesprekken met bedrijven kwam naar voren dat deze niet exact de fijnstofconcentratie meten, wat er op neer komt dat het in feite hoger zou zijn dan gemeten is. Door het plaatsen van meerdere meetstations (minimaal één per stad/dorp), kan er een betere balans worden opgemaakt. Hierdoor kunnen gemeentes beter anticiperen op de problematiek rondom fijnstof. Kies juiste groen Zorg bij de toepassing van groen in de openbare ruimte ervoor dat de beplanting (goed) fijnstof afvangen. Ook al zijn het kleine hoeveelheden, wordt er toch bijgedragen aan fijnstofreductie.
Nader onderzoek naar • Het effect van groen ten opzichte van fijn• stofreductie; o Bomen; o Bomenrijen; o Hagen; o Vakbeplanting; o Gevelgroen; o Dakgroen; • De invloed(en) van het weer op fijn• stofconcentraties; • De schadelijke deeltjes van fijnstofconcentra• ties en de gevolgen ervan; • De effecten van de uitgevoerde maatregelen • conform het luchtkwaliteitsplan van de • gemeentes Breda, Den Haag, Dordrecht, • Heerlen, Rotterdam en Veldhoven; • De manieren waarop FDRS nog meer toege• past kan worden op elemten in de openbare • ruimte; • De invloeden van luchtstromingen op fijn• stof; • De invloeden van de verschillende mogelijk • • heden op elkaar bij een gecombineerde • • toepassing.
123
Hoofdstuk 8 Conclusies en aanbevelingen
8.3 Aanbevelingen
Verklarende woordenlijst In dit onderzoek worden veel worden gebruikt die verklaard dienen te worden.
Afb. K: New York City
A
Achtergrondconcentratie Fijnstof die te allen tijde aanwezig is en vormt gevormd door natuurlijke bronnen en antropogene bronnen.
Agglomeraties Een centrale stad met de eraan vastgegroeide randgemeenten of voorsteden; het vormt dus een ruimtelijk aaneengesloten geheel. Ammoniak NH3, een verbinding van stikstof en waterstof.
Actieve rekken Rekken waarin het FDRS is toegepast en waar fijnstofdeeltjes worden geioniseerd en neerslaan.
Anaerobe micro-organismen Dit zijn micro-organismen (bijv. algen, schimmels, bacteriĂŤn), die kunnen overleven zonder zuurstof.
Adequaat Correct en passend bij hetgeen wat nodig is.
Anorganisch Niet organisch, niet levende materie.
Aerodynamische diameter Dit is de maximale diameter van een stofdeeltje in een bepaalde categorie.
Antioxidanten Antioxidanten zijn stoffen die het lichaam beschermen tegen schadelijke stoffen.
Aerosol In de atmosfeer zwevende klein vaste of vloeibare deeltje.
Antropogeen Het ontstaan door menselijk handelen.
Afbakening De richting van je onderzoek bepalen door grenzen te stellen aan het onderzoek.
126
B
BEES Besluit Emissie-Eisen Stookinstallaties. De regelgeving voor stookinstallaties die per 1 januari 2013 is gewijzigd. Het BEES stelt onder andere eisen aan de emissies van NO x, SO2 en fijnstof. Benzeenring De benzeenring is een uit zes koolstofatomen bestaande ring met een speciale bindingsstructuur. Blootstellingsconcentratieverplichting Een grenswaarde van PM2,5 voor de jaargemiddelde stedelijke achtergrondconcentratie, die is vastgesteld op 20 Âľg/m3 op basis van metingen op stedelijke achtergrondlocaties.
Casus De uitwerking van de theorie in een praktijksituatie. CBS Centraal Bureau voor de Statistiek. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft als taak het publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die inspeelt op de behoefte van de samenleving. Chemische samenstelling De samenstelling van fijnstof, bestaande uit verschillende deeltjes. Deze is verschillend per fijnstofdeeltje. Chronische blootstelling Een langdurige blootstelling aan iets. COPD Chronic Obstructive Pulmonary Disease, een chronische en langzaam groeiende longaandoening waarbij de hoeveelheid lucht van de luchtwegen geleidelijk verminderd en het transport van de lucht naar de longen moeilijker wordt.
D
Daggemiddelde De gemiddelde fijnstofconcentratie van één dag. Dakgroen Het toepassen van beplanting op het dak, indien nodig met constructieve maatregelen. Depositie Neerslag of afzetting van luchtverontreinigende stoffen op bodem, water, planten, dieren of gebouwen. Derogatie Een officieel woord voor toestemming van de EU om op een bepaalde wijze van de algemeen vastgestelde norm te mogen afwijken
Diffusie Verplaatsing van stoffen vanaf een plaats met een hoge concentratie naar plaatsen met een lage concentratie van de stof. Distributiecentrum Verzamelpunt, goederen worden hier eerst verzameld en dan naar de klanten gebracht. Drempelwaarde Een minimale waarde.
E
Ecosysteem Een ruimtelijk systeem waarin tussen de levende (dieren en planten) en niet-levende (lucht, water en bodem) onderdelen bepaald wordt welke planten en dieren er leven en kringlopen op gang brengen die met elkaar in evenwicht zijn. Eisenpakket Beweegredenen gebundeld in één pakket om een norm of wet aan te passen.
127
Verklarende woordenlijst
C
Corona-systeem Een systeem die via kleine bliksemschichten de lucht zuiverd. De lucht wordt door dit systeem geblazen waardoor de schadelijke stoffen uit de lucht worden gefilterd.
Elektrostatische depositie Neerslag of afzetting van luchtverontreinigende stoffen op bodem, water, planten, dieren of gebouwen door middel van aantrekkingskracht tussen positief en negatief geladen deeltjes. Elementair koolstof Roet. Emissie Uitstoot van uitlaatgassen van het gemotoriseerd verkeer, vliegtuigen, schoorstenen van huishoudens, fabrieken en elektriciteitscentrales. Emissieplafond Een emissieplafond is de maximale hoeveelheid verontreiniging die mag worden uitgestoten. Emissiereductieverplichtingen Regels om emissies te reduceren. Euro6-motoren Dit zijn Europese emissienormen voor uitlaatgassen, die gelden voor nieuwe personenauto’s, bestelauto’s, vrachtwagens en bussen. Een auto die van de fabrieksband rolt, mag slechts een beperkte hoeveelheid luchtvervuilende stoffen uitstoten (met namen NOx en fijnstof ). 128
Europese commissie Het dagelijkse bestuur van de Europese Unie.
of natuurlijke bronnen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen primair en secundair fijnstof.
Eutrofiëring Verrijking van water. Dit veroorzaakt een groei van waterplanten en een verhoogde activiteit van anaerobe micro-organismen (die kunnen zonder zuurstof leven). Hierdoor daalt het zuurstofniveau van het water snel, waardoor het leven voor aerobe organismen (leven d.m.v. zuurstof ) onmogelijk wordt gemaakt.
Fijnstofconcentratie De hoeveelheid fijnstof die wordt uitgedrukt in µg/m3.
Experts Personen die over een bepaald onderwerp (bijna) alles weten.
F
FDRS Fine Dust Reduction System. Een stroomdraad die fijnstofdeeltjes een positieve lading geeft. Fijnstof Een voor het menselijk oog onzichtbaar, samengesteld stofdeeltje die in de lucht hangen. Deze deeltjes zijn afkomstig van antropogene en/
Fijnstofgehalte Zie fijnstofconcentratie. Fijnstofreductie Het verminderen van de fijnstofconcentratie. Fijnstofreductiemogelijkheden De mogelijkheden die er zijn om fijnstof te verminderen. Forenzen Mensen die dagelijks of enkele keren per week heen en weer reizen tussen woonplaats en werk. Fundering op staal Op staal gefundeerd is een technische benaming voor alle op de toplaag aangebrachte constructies Fysische kenmerken De grootte, aantal, massa en vorm van een stofdeeltje.
Gevelgroen Dit is de begroeiing van verticale oppervlakten door beplanting. Dit kan via een constructie of via de eigenschappen van de plant GGD Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst. Dienst voor Openbare gezondheidszorg van één of meerdere samenwerkende gemeenten. Grenswaarde De maximale waarde die wordt gesteld aan een eis, bijvoorbeeld; er mag jaarlijks maximaal 35 keer boven het fijnstofdaggemiddelde komen van 50 µg/m3. Groene golf Een reeks van stoplichten die na elkaar op groen springen om de verkeersstroming te bevorderen. Grootstedelijke agglomeraties Zie agglomeratie.
H
Herplantverplichting Het verplicht zijn van het herplanten van een boom, na het kappen van een boom. Hoofdbronchiën De twee buizen in je lichaam die vanuit de luchtpijp naar beide longen vertakt. HWN Hoofdwegennet. Tot het hoofdwegennet behoren bijna alle Rijkswegen van Nederland, aangevuld met een aantal zeer voorname provinciale wegen. Hygroscopisch Het aantrekken/opnemen van vocht uit de lucht.
I
Impactie Het proces waarbij lucht om een obstakel moet.
Inrichtingsmogelijkheden De mogelijkheden waarop de openbare ruimte kan worden ingericht. Interceptie Het proces waarbij een stofdeeltje (in het lichaam) te dicht op de rand van het ademhalingsstelsel zweeft, waarna deze zal blijven plakken aan de wand. Ionisatie Een proces waarbij één of meer elektronen worden toegevoegd aan een stofdeeltje. Als dit het geval is, is het deeltje geïoniseerd.
J
Jaargemiddelde Het gemiddelde genomen over een volledig jaar van bijvoorbeeld de fijnstofconcentratie.
129
Verklarende woordenlijst
G
Stofdeeltjes die de bocht niet kunnen maken zullen neerslaan.
K
Kaderrichtlijn en de eerste tot en met vierde dochterrichtlijn. De vijf richtlijnen opgesteld door de EU gericht op de normen voor verbetering van de luchtkwaliteit. kWh kilowattuur, de arbeid die wordt verricht door een vermogen van 1000 Watt gedurende één uur te laten werken.
L
LAI Leaf Area Index, het aanwezige bladoppervlak bij een plant. Lijzijde De achterzijde van het element (bekeken vanuit de windrichting), waar de wind zal dalen en verder zal stromen.
130
LINTRACK zwaarverkeersimulator LINTRACK is een liniaire installatie voor het versneld belasten van proefvakken op ware grootte. Met LINTRACK is vergelijkend onderzoek onder semi-praktijkomstandigheden mogelijk, bv. naar het spoorvormingsgedrag van asfaltconstructies, of naar de duurzaamheid van bv voegconstructies (zoals flexibele voegovergangen op bruggen).
onderscheid gemaakt tussen een daggemiddelde en een jaargemiddelde.
Literatuurstudie Onderzoek op basis van geschreven teksten over een bepaald onderwerp.
Luchtvochtigheid De hoeveelheid vocht die aanwezig is in de lucht.
Loefzijde De zijde van de beplanting waar de wind als eerste tegenaan zal botsen om vervolgens op te stuwen en naar de lijzijde te gaan.
M
LRTAP Long Range Transboundary Air Pollution. Dit is één van de belangrijkste internationale verdragen voor de bescherming van het milieu in Europa. Luchtkwaliteitsrichtlijn De normen vanuit de Europese Unie voor de fijnstofconcentratie. Hierin staan streef- en grenswaarden voor fijnstof en wordt er een
Luchtverontreiniging Het vervuilen van de lucht met ongezonde stoffen. Luchtvervuiling Zie luchtverontreiniging.
Meetopstellingen De wijze waarop de meetapparatuur is opgesteld om een zo goed mogelijke meting uit te voeren. Mentaliteitsverandering Het veranderen van de bestaande wijze van doen en denken.
Euro-Milieucommissaris Bestuurslid van het orgaan Milieu van de EU. Milieuloket Een instantie waar informatie beschikbaar is van algemene aard over verschillende milieukwesties. Milieuzone Een gebied waar extra rekening gehouden wordt met het milieu. Dit zijn gebieden waar zwaar vrachtverkeer geweerd wordt. Minerale componenten Mineralen die belangrijk zijn voor het lichaam. Zij transporten zuurstof door het lichaam, zorgen ervoor dat vitaminen hun werk kunnen doen en meer. Mobiliteit De beweging van menselijke stromingen in het verkeer.
Modal Shift De verschuiving van de mobiliteit met de auto naar het openbaar vervoer. Mondiaal Betrekking hebbend op de gehele wereld. Monitoringsinstrument Een monitoringsinstrument, waarmee de voortgang van het NSL wordt bewaakt. Jaarlijks wordt een monitoringsrapportage opgesteld.
N
Nationaal Geldend voor een heel land. Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwalieit NSL, een opgestelde rapportage door de nationale, provinciale en regionale overheden om derogatie te verkrijgen. Natura 2000 Het Europees netwerk van beschermde natuurgebieden met als doel het behoud en herstel van
biodiversiteit in de Europese Unie. NEC-richtlijn National Emission Ceilings, richtlijn waarin internationale emissie niveaus staan voor NOx, SO2, PM2,5, NH3 en VOS per land. Regio Noordvleugel Delen van Noord-Holland en Flevoland
O
OECD Organisation for Economic Cooperation and Development. De missie van het OECD is het promoten van het beleid dat het economische en sociale welzijn van de mensen over de hele wereld zal verbeteren. Overschrijdingsmarge Een bepaalde hoeveelheid die meer aanwezig mag zijn dan de voorop gestelde grenswaarde. OVHP Openbaar Vervoer naar een Hoger Plan. Een studie waarin een samenhangend pakket aan 131
Verklarende woordenlijst
Micrometer 0,000.001 meter = 0,001 millimeter. Micrometer wordt vaak uitgedrukt met de volgende combinatie: Âľg.
maatregelen staat beschreven. Hiermee worden delen van de Haagse regio op een snellere en betere manier per OV verbonden.
Passieve rekken De rekken met geaarde platen waar fijnstof neer kan slaan.
OWN Onderliggend wegennet. Tot het onderliggend wegennet behoren de wegen die niet onder het hoofdwegennet vallen.
Piekblootstelling Een tijdelijke verhoogde concentratie van fijnstof.
R
Radicalen Kleine, uiterst actieve, agressieve deeltjes die veel schade kunnen aanrichten.
Oxiden Een verbinding van zuurstof met een ander element.
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen PAK, koolstofverbindingen afkomstig uit verbrandingsaerosolen (bijvoorbeeld verkeer) bestaand uit benzeenringen.
RAL Rotterdamse Aanpak Luchtkwaliteit. Een plan om de luchtkwaliteit in de gemeente Rotterdam aan te pakken.
Ozon O3, een gas bestaande uit drie zuurstof atomen.
Porositeit De openheid van structuur.
P
Prefab Bouw- of inrichtingselementen die in de fabriek al in de juiste vorm zijn gegoten. Gedacht moet worden aan prefab bouwblokken en rioolputten.
RAP Regionaal Actieprogramma Luchtkwaliteit, die is gericht op basis van het plan van aanpak luchtkwaliteit.
Park&Ride Deze voorziening is bedoeld voor zowel bezoekers als forenzen. Er kan tegen een aantrekkelijk tarief gebruik gemaakt worden van een parkeerplaats en een tramrit naar het centrum.
132
Primair fijnstof Fijnstof dat in de atmosfeer dezelfde vorm heeft zoals deze is uitgestoten. Protocol van Gotenburg Een protocol waarin doelstellingen zijn opgenomen om verzuring en eutrofiĂŤring terug te dringen.
Redoxbalans Een juiste balans tussen de productie en activiteit van radicalen en inactiveren door antioxidanten. RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, bevordert de publieke gezondheid en een schoon en veilig leefmilieu.
Rolweerstand De weerstand die voorkomt uit het rollen van, bijvoorbeeld, een band over de weg. ROS Reactive Oxygen Species. Chemische moleculen die zuurstof bevatten die ontstaan zijn door een reactie.
S
Saneringstool Een rekenmodel die is opgesteld in het kader van de NSL-systematiek om berekeningen uit te voeren. Secundair fijnstof Fijnstof dat in de lucht ontstaat door reactie tussen stoffen.
Sedimentatie Het neerslaan van deeltjes door de aantrekkingskracht van de aarde (zwaartekracht).
selen van winderosie. Een bekende stofstorm is het Saharazand wat meerdere keren per jaar Nederland bereikt.
Stadsdistributie De mogelijkheid om verschillende vrachten met goederen voor de stad op één locatie aan de rand van de stad te leveren, waarna deze met schoner vervoer door de stad gedistribueerd.
Streefwaarde Een streefwaarde heeft als doel om schadelijke gevolgen te vermijden, alleen zijn er geen sancties als de waardes overschreden worden.
Stedelijke achtergrondconcentraties Deze wordt gevormd door emissies van onder andere industrie en transport binnen het stedelijk weefsel. Stedelijke achtergrondlocaties De gebieden in de stad waar de achtergrondconcentraties worden gemeten. Stikstof N2, het meest voorkomende gas in de dampkring. Stikstofoxiden NOx, een verzamelnaam voor alle verbindingen van zuurstof en stikstof. Stofstorm Ook wel verstuivingen genoemd, zijn verschijn-
Street canyon Een weg of straat in een stad of dorp met aan weerszijden bebouwing.
T
Titaandioxide TiO2, zorgt ervoor dat schadelijke stikstofoxiden (NOx) worden omgezet naar onschadelijke nitraten (NO3). TNO Nederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek. TNO heeft de missie mensen en kennis te verbinden, om zodoende te innoveren.
133
Verklarende woordenlijst
RLS Regionale Samenwerkingsprogramma’s Luchtkwaliteit. De gebiedsgerichte uitwerking in het NSL bestaat uit een bundeling van zeven Regionale Samenwerkingsprogramma’s Luchtkwaliteit (RSL).
Turbulentie Luchtwervelingen, die ontstaan door verstoring van een luchtstroom onder andere door bomen en huizen.
U
Verzurende stoffen Stoffen die voor verzuring van de bodem of water zorgen Verzuring Proces waarbij de bodem , het grondwater en het oppervlaktewater door toevoeging van verzurende stoffen voedingsstoffen verliest.
UNECE Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties. Het is één van de vijf regionale commissies van de Verenigde Naties.
VOS Vluchtige organische stoffen, die vrijkomen bij verdamping van organische stoffen en bij onvolledige verbranding.
V
W
Verbrandingsaerosol Stoffen die vrijkomen tijdens verbrandingsprocessen, zoals bij auto’s, houtverbranding, verbrandingsovens en dergelijke. Verkeercirculatieplan In de situatie zoals beschreven in dit onderzoek: het autovrij maken van de binnenstad.
134
Wagenpark Het aantal voertuigen dat beschikbaar is bij een persoon, bedrijf of overheid. Walstroom Elektriciteit, die in de haven via het plaatselijke elektriciteitsnet verkregen wordt. Wegtransport Al het transport dat gebeurd via het wegennet.
WHO World Health Organisation. De WHO is het leidinggevend en coördinerend orgaan voor de gezondheid binnen de Verenigde Naties.
Z
ZOAB Zeer open asfalt beton. ZOAB vermindert het verkeersgeluid en het opspatten van regen. Zoutcorrectie Zeezout wordt meegenomen in de metingen van fijnstof, maar is niet schadelijk. doordat Nederland dicht bij de zee ligt gelden voor enkele provincies een zeezoutcorrectie, waardoor het aantal overschrijdingsdagen wordt verhoogd. Zure regen Proces waarbij de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater door toevoeging van verzurende stoffen voedingsstoffen verliest. Verzurende stoffen zijn o.a. zwaveldioxide, stikstofoxide en ammoniak.
Verklarende woordenlijst
Zwaveldioxide SO2, het belangrijkste verbrandingsproduct van zwavel en lucht
135
Bronnenlijst In de inleiding wordt de problemetiek besproken rondom het onderzoek. Daarnaast wordt er ingegaan op hetgeen wat wij willen onderzoeken en bereiken. Tot slot volgt er een korte leeswijzer op ons onderzoek.
Afb. L: Magisch boek
Artikelen • Hoffman, Marco (2009). Planten en luchtkwaliteit. Dendroflora, 46, • 25-49. • Hulzen, M van (2007). ModieSlab: snelweg naar de toekomst. Betonp• laza, 4, 32-33 • Iersel, H van (2008). Groen met het voortouw nemen bij fijnstofbe• strijding. Boomzorg, 1, 76-79. • Iersel, H van (2010). Fijnstof afvangen in de urban jungle. Dak & • Gevel groen, 2 , 59,61. • Kuypers, Vincent (2010). Mister Fijnstof werkt aan bewijzen. Leven op • daken, 13, 8. • Oldenkotte, G (2011). Stadsbos contra fijnstof. Dak & Gevel groen, 2, • 20-23. • Pronk, Anette & van Dijk, Chris (2008). Bomen en planten voor een • betere luchtkwaliteit. Boomzorg, 1, 66-67, 69. • Raats, Santi (2013). Groen toch níét zo’n goede fijnstofafvanger. Dak • & Gevel groen, 2, 32-33. Persoonlijke bronnen • Brouwer, Henk. Commercieel Directeur Van Gelder. 24 april 2014. • Bruines, Irene. Commercieel Manager Ziut. Interview 26 maart 2014. • Göttgens, Sylvia. Beleidsmedewerker Milieu gemeente Heerlen. Inter• view 28 maart 2014. • Hinthem, Peter van. Projectleider Research & Development Heijmans. • Interview 27 februari 2014. • Kuypers, Vincent. Kennismakelaar groen. 21 februari 2014. • Rooijmans, Ghislain. Sr adviseur Mobiliteit en Milieu gemeente Breda. • Interview 19 maart 2014. • Spekman, Herman & van Niekerk, Roland. Manager Verwerving & 138
• • • •
Head of Technical Support and Product Innovation BAM infratechniek mobiliteit b.v., interview 26 februari 2014. Vákár, László. Raadgevend ingenieur constructies Movares. Interview 12 maart 2014.
Presentaties • Fijnstof Reductie Systeem voor een schonere lucht. BAM. Gevolgd 26 • februari 2014. Publicaties • A. Pronk, H.J. Holterman, N. Ogink (2013). Depositie van fijnstof• deeltjes. Uitgave: Plant Research International. • A. Pronk, H.J. Holterman, P. Hofschreuder, E. Lovink, J. Ploegaert, W. • de Visser (2012). Onderzoek naar de interceptie van fijnstof door • opgaande gewassen. Uitgave: Plant Research International. • A.W.F.M. van Deurzen, P.E. van Hinthem, D.F. de Graaff, J. Hoogh• werff (2008). Het schoonste wegdek: ModieSlab. Uitgave: M+P • raadgevende ingenieurs. • Afdeling Stadsplanning (2009). Actieplan luchtkwaliteit Heerlen. • Uitgave: gemeente Heerlen. • B. de Vries (2005). Het fijne van fijnstof. Uitgave: in eigen beheer. • BAM Redubel bv, 3M, Keim, Nautilus (2008). Prijsvraag “Schermen • voor een betere luchtkwaliteit”. Uitgave: BAM Redubel bv. • D. Nowak, D. Crane, J. Stevens (2006). Air pollution removal by urban • trees and shrubs in the United States. Uitgave: Elsevier. • Dienst Stadsbeheer, Milieu en Vergunningen (2007). Actieplan lucht-• • kwaliteit Den Haag 2007 - 2015. Uitgave: gemeente Den Haag. • Drechtsteden (2008). Regionaal programma Luchtkwaliteit 2006• 2015. Uitgave: Drechtsteden.
E. Buijsman (2007). Een boekje open over fijn stof.Uitgeverie Tinsentiep, Houten. E. Buijsman (2010). Stof in Nederland. Uitgeverij Tinsentiep, Houten. E. Buijsman et al (2005). Fijn stof nader bekeken. Uitgeverij Milieuen Natuurplanbureau. Europese Unie (2008). Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad. Uitgave: Europese Unie. G.J. van Blokland, J. Hooghwerff, C. Tollenaar (2009). Invloed wegdekeffecten op de luchtkwaliteit. Uitgave: Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart. Gemeente Rotterdam, dS+V, Stadsregio Rotterdam (2011). Herijking RAP/RAL. Uitgave: gemeente Rotterdam. H. Nijland (2006). Hoe staat het met verkeer en luchtkwaliteit in 2040?. Uitgave: Milieau en Natuur Planbureau. H. Piggen (2013). Groen voor luchtkwaliteit. Druk: Repro Van Hall Larenstein. H. Veldman, V. Herzog (2010). Fijn stof en de buiten ruimte. Druk: Repro Van Hall Larenstein. J. Duyzer, M. Voogt, H. Weststrate (2012). Experimentele bepaling van het effect van het fijn stof reductiesysteem (FDRS) op fijn stof concentraties in lucht. Uitgave: TNO. J. Matthijsen, R. Koelemeijer (2010). Beleidsgericht onderzoeksprogramma fijn stof. Uitgave PBL. J.A. Hiemstra, E. Schoenmaker-van der Bijl, A.E.G. Tonneijck (2008). Bomen Een verademing voor de stad. Uitgeverij All-Round Communication, Boskoop. L. Vákár (2012). De Duurzame Weg. Uitgave: Movares. M. Hoffman (2009). Bomen en struiken voor wegvangen van fijnstof. Uitgave: Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V..
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
M. Hop (2010). Dak en gevelgroen. Druk: Thieme Deventer. M. Schaap, E.P. Weijers, D. Mooibroek, L. Nguyen, R. Hoogerbrugge (2010). Composition and origin of Particulate Matter in the Netherland. Uitgave: Planbureau voor de Leefomgeving. M.H. Voogt, J.H. Duyzer (2009). Eindrapport Elektrostatisch concept. Uitgave: Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart. Milieu en Natuur Planbureau (2008). De belangrijkste normen uit de nieuwe Richtlijn Luchtkwaliteit. Uitgave: Milieu en Natuur Planbureau. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2006). Besluit luchtkwaliteit 2005. Uitgave: Ministerie van VROM. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2009). Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Uitgave: Ministerie van VROM. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2009). Wet van 12 maart 2009 tot wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen). Uitgave: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Movares Nederland B.V. (2010). De Duurzame Weg A27. Uitgave: Movares. OntwikkelingsDienst Breda (2006). Luchtkwaliteitsplan Brede 20062009. Uitgave: gemeente Breda. Rijksinstituur voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) (2008). Effecten van groen op de luchtkwaliteit. Uitgave: RIVM. Rijksinstituur voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) (2011). Het effect van vegetatie op de luchtkwaliteit. Uitgave: RIVM. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) (2013). Dossier ‘Fijn stof ’. Uitgave: RIVM. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) (2013). Monitoringsrapportage NSL 2013. Uitgave: RIVM. 139
Bronnenlijst
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• • • • • • • • •
RIVM (2007). RIVM Hoogspanningslijnen en fijn stof. Uitgave: RIVM. RIVM (2010). Fijn stof. Uitgave: RIVM. RIVM (2010). Polycyslische aromatische koolwaterstoffen. Uitgave: RIVM. S.W. van Ratingen (2012(. Bijlage: TNO bijdrage experiment CleanScreen + FDRS. Uitgave: TNO. TU Delft, Bam Infraconsult bv Development (2009). Optimalisatie FDRS (Elektrostatisch concept). Uitgave BAM infra. W.J. van der Heijen, E.S.A.W. van Gils, J. Hooghwerff (2009). De Wassende Weg. Uitgave: M+P - raadgevende ingenieurs.
Websites • http://cms.tm.tue.nl/tie/files/VE/unece.htm. Geraardpleegd 3 maart • 2014. • http://dier-en-natuur.infonu.nl/natuur/87150-fijnstof-uitstoot-een• hedendaags-probleem.html. Geraadpleegd 7 februari 2014. • http://greencheck.nl/newsite/?p=1132. Geraadpleegd 12 februari 2014. • http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/kinderen/54366-teveel-co-en• fijnstof-zijn-slecht-voor-onze-gezondheid.html. Geraadpleegd 7 • februari 2014. • http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2010/klimaat-lucht• en-energie/lucht/nox-emissie-2010. Geraadpleegd 10 maart 2014. • http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2010/klimaat-lucht• en-energie/lucht/pm10-concentratie-2011. Geraadpleegd 10 maart • 2014. • http://wetenschap.infonu.nl/natuurverschijnselen/54362-hoe• gedragen-fijne-deeltjes-zich-in-het-milieu.html. Geraadpleegd 7 • februari 2014. • http://wetenschap.infonu.nl/natuurverschijnselen/54364-wat-is-het• werkingsmechanisme-van-fijnstof.html. Geraadpleegd 7 februari 2014. 140
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
http://wetenschap.infonu.nl/natuurverschijnselen/54628-wat-zijn-derisicos-van-fijnstof-in-het-milieu.html. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://wetenschap.infonu.nl/natuurverschijnselen/54629-wat-zijnde-gezondheidseffecten-van-fijnstof-op-mensen.html. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.aerofil.nl/17181-wat-is-fijnstof. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.amstelveen.nl/web/artikel/Fijnstof-reductiesysteem-kans rijk-instrument.htm. Geraadpleegd 12 februari 2014. http://www.betonson.com/oplossingen/ModieSlab-slim-en-snelwegdek/default.aspx http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/ nl0237-Nationale-luchtkwaliteit:-overzicht-normen.html?i=14-65. Geraadpleegd 24 maart 2014. http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/ nl0243-Fijnstofconcentratie%2C-daggemiddelde.html?i=14-66. Geraadpleegd 24 maart 2014. http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/ nl0340-Gezondheidseffecten-van-fijn-stof-en-ozon.html?i=13-128. Geraadpleegd 24 maart 2014. http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0532Fijnere-fractie-van-fijn-stof-%28PM-2.5%29.html?i=14-66. Geraadpleegd 24 maart 2014. http://www.dakbalans.nl/fijnstof-reducerende-afwerklagen. Geraad pleegd 7 februari 2014. http://www.dearchitect.nl/nieuws/2011/08/17/wassende-weg-stilleren-schoner.html. Geraadpleegd 17 april 2014. http://www.ed.nl/mening/maatwerk-nodig-in-europese-fijnstofregels-1.1675806. Geraadpleegd 3 maart 2014.
http://www.encyclo.nl/. Geraadpleegd 30 mei 2014. http://www.enseurope.nl/producten/fijnstof/. Geraadpleegd 12 februari 2014. http://www.geluidnieuws.nl/2013/mar2013/scherm.html. Geraadpleegd 12 februari 2014. http://www.geolution.nl/milieu/fijnstof.htm. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.gewoon-nieuws.nl/2013/12/fijnstof-een-onzichtbaremassamoordenaar/#.UvTQ_Pl5ORY. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.groenerekenkamer.nl/fijnstof/. Geraadpleegd 20 februari 2014. http://www.honda.nl/service/autos/44919.php. Geraadpleegd 30 mei 2014. http://www.infomil.nl/onderwerpen/hinder-gezondheid/fijn-stof-0/ pm2-5/. Geraadpleegd 17 maart 2014. http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/stoffen/fijn-stof/ fijn-stof/. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/stoffen/necstoffen/. Geraadpleegd 17 maart 2014. http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/stookinstallaties/ bees-a/. Geraadpleegd 17 maart 2014. http://www.kennislink.nl/publicaties/fijnstof-in-alle-soorten-enmaten. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.kennislink.nl/publicaties/fijnstof-vergroot-kans-op-lagergeboortegewicht. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.kennislink.nl/publicaties/lichtmast-filtert-fijnstof. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.lenntech.nl/schadelijke-stoffen/fijn-stof.htm. Geraadpleegd 19 februari 2014.
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
http://www.linkedin.com/groups/Grove-den-effici%C3%ABnter-danhaagbeuk-4173001.S.151160991. Geraadpleegd 12 februari 2014. http://www.lml.rivm.nl/data/meetnet/metingen.html. Geraadpleegd 20 maart 2014. http://www.lne.be/campagnes/bouw-gezond/bouw-gezond/meerinformatie/faq/zijn-luchtzuiveringsinstallaties-effectief. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.milieuloket.nl/9353000/1/j9vvhurbs7rzkq9/vhurdyxr08mj# p2. Geraadpleegd 20 maart 2014. http://www.mmk.be/vrij.cfm?Id=194. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/omgeving/milieu/luchtverontreiniging/wat-zijn-de-belangrijkste-bronnenvan-luchtverontreiniging/. Geraadpleegd 19 februari 2014. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/omgeving/milieu/luchtverontreiniging/wat-zijn-de-mogelijke-gezondheidsgevolgen-van-grootschalige-luchtverontreiniging/. Geraadpleegd 20 maart 2014. http://www.natuurlijkerwijs.com/mineralen.htm. Geraadpleegd 30 mei 2014. http://www.ntvg.nl/publicatie/meer-hart-en-vaatziekten-door-fijnstof/volledig. Geraadpleegd 12 februari 2014. http://www.pbl.nl/dossiers/fijn-stof/content/De_belangrijkste_ normen_uit_de_nieuwe_Richtlijn_Luchtkwaliteit. Geraadpleegd 10 maart 2014. http://www.pbl.nl/dossiers/fijn-stof/veelgestelde_vragen. Geraadpleegd 19 februari 2014. http://www.pbl.nl/dossiers/fijn-stof/veelgestelde_vragen. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.pbl.nl/dossiers/fijnstof/veelgestelde_vragen. Geraadpleegd 141
Bronnenlijst
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
20 maart 2014. http://www.pbl.nl/dossiers/luchtverontreiniging/veelgestelde_vragen. Geraadpleegd 19 februari 2014. http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Algemeen_Actueel/ Brochures/Milieu_Leefomgeving/Ultrafijn_stof_en_gezondheid. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.rijkswaterstaat.nl/wegen/feiten_en_cijfers/zoab/. Geraadpleegd 2 juni 2014. http://www.rivm.nl/Onderwerpen/F/Fijn_stof. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.rivm.nl/Onderwerpen/S/Smog/Europese_regelgeving. Geraadpleegd 24 februari 2014. http://www.rivm.nl/Onderwerpen/S/Smog/Europese_regelgeving. Geraadpleegd 24 februari 2014. http://www.rivm.nl/Onderwerpen/S/Smog/Europese_regelgeving. Geraadpleegd 24 maart 2014. http://www.rvo.nl/node/7825. Geraadpleegd 12 februari 2014. http://www.stopluchtverontreiniging.nl/?p=663. Geraadpleegd 3 maart 2014. http://www.stopluchtverontreiniging.nl/?p=663. Geraadpleegd 3 maart 2014. http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/archief/article/ detail/1581352/2010/02/27/Fijnstof-te-lijf-met-elektronen-maarhelpt-dat-nu-echt.dhtml. Geraadpleegd 12 februari 2014. http://www.varam.gov.lv/eng/darbibas_veidi/transboundary_air_pollution/ http://www.wageningenur.nl/nl/show/Investeren-in-groen-gezondheidswinst-voor-iedereen.htm. Geraadpleegd 12 februari 2014. http://www.wageningenur.nl/nl/show/Met-bomen-fijn-stof-verlagen-
142
• • • • • • • • • • • • • •
vraagt-om-kennis-en-maatwerk.htm. Geraadpleegd 12 februari 2014. http://www.wageningenur.nl/nl/show/Met-Goed-Groen-de-juisteboom-struik-plant-op-de-juiste-plek.htm. Geraadpleegd 12 februari 2014. http://www.weeronline.nl/fijnstof/3075/0. Geraadpleegd 7 februari 2014. http://www.who.int/about/en/. Geraardpleegd 2 juni 2014. https://www.atlasleefomgeving.nl/meer-weten/lucht/fijnstof. Geraadpleegd 20 maart 2014. https://www.milieudefensie.nl/luchtkwaliteit/probleem-en-oplossing/ luchtvervuiling-en-de-gevolgen-voor-je-gezondheid. Geraadpleegd 20 maart 2014. https://www.tno.nl/content.cfm?context=overtno&content=overtno& item_id=32. Geraardpleegd 2 juni 2014.
Afbeeldingen • Voorkant: http://news.distractify.com/dark/science/breathtaking• photographs-of-massive-storms-im-amazed-and-terrified-at-the• same-time/ • • • • • • • • •
Afb. A: Spitsnieuws Afb. B: https://www.flickr.com/photos/morgennebel/8680795156/ Afb. C: http://www.wallsfeed.com/new-york-smog/ Afb. D: http://heinzel24.weebly.com/ Afb. E: http://www.refdag.nl/nieuws/buitenland/rook_verlamt_openbaar_leven_moskou_1_495122 Afb. F: http://www.pzc.nl/algemeen/binnenland/dubbel-zo-veel-filesdoor-slecht-weer-1.4379078 Afb. G: https://www.flickr.com/search/?q=green+roof+vancouver
Afb. H: http://netherlandsbynumbers.com/2013/06/05/five-mostoriginal-dutch-city-trips/ Afb. J: Originele foto: http://www.sas.com/offices/europe/netherlands/ news/newsletter/intelligence-news-augustus.html Afb. K: http://urbanfragment.files.wordpress.com/2012/09/new-yorkcity-skyline-photograph-by-jim-richardson.jpg Afb. L: http://uthmag.com/entertain-me/books-entertain-me/ Afb. M: http://zeliglost.deviantart.com/art/City-Mist-185340138 Afb. N: http://wallpoper.com/wallpaper/air-pollution-443061
• • • •
Afb. 1.1: De Telegraaf. 10 december 2013 Afb. 1.2: Achtergrondfoto: http://www.nieuwsalarm.com/binnenlandsnieuws/nederland-vieste-land-van-europa/ Afb. 1.3: Eigen beheer
• • • • • • • • • • • • • •
Afb. 2.1: https://www.flickr.com/photos/35133216@N05/4580079204/ Afb. 2.2: http://www.scientias.nl/luchtvervuiling-azie-beinvloedtwereldwijd-het-weer-en-klimaat/97075 Afb. 2.3: Eigen beheer op basis van literatuur: http://www.milieuloket. nl/id/vhurdyxr08mj/fijn_stof Afb. 2.4: Eigen beheer. Afb. 2.5: http://www.acmt.net/cgi/page.cgi/_fileserver.html/ACMT_ Enduring_Education/ACMT_Webinars/2_15_Particulate_Matter/ Particulate_Matter_215.pdf Afb. 2.6: Eigen beheer op basis van: Afb. 2.7: http://www.kennislink.nl/publicaties/teer-en-roet-tussen-desterren Afb. 2.8: Metro nieuws Afb. 2.9: RIVM
• Afb. 3.1: http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/ • nl0530-Deeltjesvormige-luchtverontreiniging%3A-beleid.html?i=14-65 • Afb 4.1: E. Buijsman (2007). Een boekje open over fijnstof. • Afb 4.2: RIVM (2007). Hoogspanningslijnen en fijn stof. • • • • • • • • • • • •
Afb. 5.1: Eigen beheer Afb. 5.2: Eigen beheer Afb. 5.3: Eigen beheer Afb. 5.4: Eigen beheer Afb. 5.5: Eigen beheer Afb. 5.6: Eigen beheer Afb. 5.7: Eigen beheer Afb. 5.8: Eigen beheer Afb. 5.9: Eigen beheer Afb. 5.10: Eigen beheer Afb. 5.11: Eigen beheer Afb. 5.12: Eigen beheer
• • • • • • • • • •
Afb. 6.1: W.N.J. Ursum, J.C.M. Marijnissen, R.A. Roos (2009). Optimalisatie FDRS (Elektrostatisch concept). Afb. 6.2: Orginele foto: Google maps Afb. 6.3: Fijnstof Reductie Systeem voor een schonere lucht. BAM. Gevolgd 26 februari 2014. Afb. 6.4: Orginele foto: Google maps Afb. 6.5: Orginele foto: Google maps Afb. 6.6: http://www.betonson.com/referenties/modieslab-bypass-ouden-rijn/default.aspx Afb. 6.7: http://www.betonson.com/referenties/modieslab-de-somp-
Bronnenlijst
• • • • • • • • •
143
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
apeldoorn/default.aspx Afb. 6.8: Orginele foto: Google maps Afb. 6.9 t/m 6.12: L. Vákár (2012). De Duurzame Weg. Uitgave: Movares. Afb. 6.12: Eigen beheer Afb. 6.13: Orginele foto: Google maps Afb. 6.14: http://www.rotterdam.nl/wassende_weg Afb. 6.15: Eigen beheer Afb. 6.16: Eigen beheer Afb. 6.17: Eigen beheer Afb. 6.18: Eigen beheer Afb. 6.19: Eigen beheer Afb. 6.20: Eigen beheer Afb. 6.21: http://www.debomenshop.nl/laanbomen-laanboom-kopenbomen-bestellen/191-acer-platanoides-noorse-esdoorn.html Afb. 6.22: http://www.cubra.nl/bomen/boomvandeweek/bergenopzoombertbeversplataan/bergenopzoombertbeversboom.htm Afb. 6.23: Eigen beheer Afb. 6.24: Eigen beheer Afb. 6.25: Eigen beheer Afb. 6.26: Eigen beheer Afb. 6.27: Orginele foto: Google maps Afb. 6.28: Orginele foto: Google maps Afb. 6.29: Orginele foto: Google maps Afb. 6.30: Orginele foto: Google maps
• • • •
Afb. 7.1: Google maps Afb. 7.2: Eigen beheer Afb. 7.3: Google maps Afb. 7.4: Google maps
144
• • • • • • • • • • • • • •
Afb. 7.5: Eigen beheer Afb. 7.6: Orginele foto: Google maps Afb. 7.7: Google maps Afb. 7.8: Google maps Afb. 7.9: Eigen beheer Afb. 7.10: Orginele foto: Google maps Afb. 7.11: Google maps Afb. 7.12: Google maps Afb. 7.13: Eigen beheer Afb. 7.14: Orginele foto: Google maps Afb. 7.15: Google maps Afb. 7.16: Google maps Afb. 7.17: Eigen beheer Afb. 7.18: Orginele foto: Google maps
• • • •
Afb. 8.1: Zie 2.3 Afb. 8.2: Zie 2.4 Afb. 8.3: Zie 4.1 Afb. 8.4: Zie 7.1
• Achterkant: Eigen beheer
145 Bronnenlijst
Bijlagen Achter dit schutbald bevinden zich de bijlagen. De bijlagen dienen als ondersteuning van het geschreven verhaal, daar waar verwezen wordt naar de bijlagen.
Afb. M: Brug over de Donau
Bijlage 1: PM10-tabel
Bijlage 2: plantlijst bomen Verklaring gebruikte tekens: + is geringe opname of vastlegging; ++++ is zeer veel opname of vastlegging. De met een * of ** aangeduide bomen produceren veel VOS; deze soorten kunnen beter niet in grote aantallen bijeen aangeplant worden (* is veel; ** is zeer veel) Hoofdgroep B = Boom; C = Conifeer; H = Heester; K = Klimplant Botanische naam Hoofd- PM10 NO x & CO2 Ozon groep Abies grandis B/C ++++ + ++++ Abies procera / veitchii B/C ++++ + +++ Acer campestre B ++ +++ +++ Acer cappadocicum B ++ +++ ++++ Acer freemanii / negundo B ++ +++ +++ Acer platanoides B ++ ++++ ++++ Acer pseudoplatanus B ++ ++++ ++++ Acer rubrum B ++ +++ ++++ Acer saccharinum B ++ ++++ ++++ Aesculus hippocastanum /×carnea / B ++ ++++ ++++ flava Aesculus pavia B + +++ +++ Ailanthus altissima B + ++++ ++++ Alnus spp. B ++ +++ +++ Amelanchier arborea B + +++ ++ Araucaria araucana B/C +++ +++ +++ Betula ermanii / pendula B ++ ++++ ++++ Betula nigra / pubescens B ++ +++ ++++ Betula utilis B ++ +++ +++
Broussonetia papyrifera B Calocedrus decurrens B/C Carpinus betulus B Castanea sativa B Catalpa spp. B Cedrus deodara / libanii B/C Celtis occidentalis B Cercidiphyllum japonicum B Corylus colurna B Crataegus laevigata B/H Crataegus ×lavaleei B/H Crataegus ×media B/H Crataegus ×persimilis B/H Davidia involucrata B Fagus sylvatica B Fraxinus americana / angustifolia / B excelsior Fraxinus ornus B Fraxinus pennsylvanica B Ginkgo biloba B/C Gleditsia triacanthos B Gymnocladus dioica B Juglans nigra / regia B Larix decidua / kaempferi B/C Liquidambar styraciflua * B Liriodendron tulipifera B Magnolia acuminata B
++ ++++ ++ ++ ++ ++++ ++ ++ ++ ++ +++ ++ ++ + +++ ++
++ + +++ ++++ ++++ + +++ ++++ +++ ++ + + +++ +++ +++ ++++
+++ +++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ +++ +++ +++ ++ +++ +++ ++++ ++++
+ ++ ++ +++ ++ ++ +++ + + ++
+++ ++++ ++++ +++ +++ +++ + ++++ ++++ ++++
+++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++
Magnolia kobus Malus baccata Malus domestica / toringo / cv’s Metasequoia glyptostroboides Morus alba / nigra Ostrya carpinifolia Paulownia tomentosa Phellodendron amurense Picea abies / omorika Picea pungens * Pinus nigra / strobus Pinus sylvestris * Platanus ×hispanica * Platanus orientalis * Platycladus orientalis * Populus alba * Populus basamifera ** Populus ×canadensis * Populus ×canescens * Populus nigra * Populus tremula ** Prunus avium Prunus cerasifera Prunus cerasus Prunus domestica Prunus pendula / serrula /subhirtella Prunus sargentii
B B B B/C B B B B B/C B/C B/C B/C B B B/C B B B B B B B B B B B B
+ + ++ +++ + ++ ++ ++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++ ++ ++++ +++ +++ ++ +++ ++ ++ ++ ++ + + ++ +
+++ +++ +++ + ++ +++ +++ +++ + + + + ++++ ++++ + ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++
+++ +++ +++ ++++ ++ +++ +++ +++ +++ +++ ++++ ++++ ++++ ++++ +++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ +++ ++ +++ +++ +++
Prunus serrulata Pseudotsuga menziesii Pterocarya fraxinifolia Pterocarya rhoifolia Pyrus calleryana / communis Pyrus salicifolia Quercus cerris Quercus coccinea * Quercus frainetto ** Quercus palustris * Quercus robur ** Quercus rubra * Robinia pseudoacacia * Salix alba * Salix babylonica ** Salix ×sepulcralis * Sequoia sempervirens Sequoiadendron giganteum Sophora japonica Sorbus aria / hybrida / latifolia Sorbus intermedia Taxodium distichum Tilia americana Tilia cordata / ×europaea / platyphyllos Tilia tomentosa Ulmus cv’s
B B/C B B B B B B B B B B B B B B B/C B/C B B B B/C B B
+ ++++ ++ ++ + ++ ++ ++ ++ + ++ ++ ++ +++ ++ ++ ++++ ++++ +++ ++ ++ +++ ++ ++
++++ + +++ ++++ +++ +++ +++ +++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ +++ +++ +++ + + ++++ ++ +++ + ++++ +++
+++ ++++ ++++ ++++ +++ +++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ +++ +++ ++++ ++++ ++++
B B
+++ ++
+++ +++
++++ +++
Botanische naam Ulmus glabra / Ă—hollandica Ulmus laevis / pumila Ulmus minor Ulmus parvifolia Zelkova carpinifolia / serrata
Hoofdgroep B B B B B
PM10 NOX & Ozon ++ +++ +++ +++ ++ ++++ ++ ++ ++ +++
CO2 ++++ ++++ ++++ +++ +++
Bijlage 3: plantlijst heesters en klimplanten Soortentabel Heesters en klimplanten Verklaring gebruikte tekens: + = geringe opname of vastlegging; ++++ is zeer veel opname of vastlegging. De met een * of ** aangeduide bomen produceren veel VOS; deze soorten kunnen beter niet in grote aantallen bijeen aangeplant worden (* = veel; ** is zeer veel) Hoofdgroep B = Boom; C = Conifeer; H = Heester Botanische naam Hoofd- PM10 NOX & CO2 Ozon groep Abelia ×grandiflora H + + + Abies spp. H/C ++++ + ++++ Acer palmatum / japonicum H + +++ +++ Acer shirasawanum H + ++++ +++ Actinidia deliciosa K ++ +++ +++ Actinidia kolomikta K + ++++ +++ Aesculus parviflora H + +++ +++ Akebia quinata K + +++ +++ Amelanchier laevis H + +++ +++ Amelanchier lamarckii / alnifolia / H ++ +++ +++ canadensis Ampelopsis glandulosa K + +++ +++ Aralia elata H + +++ ++ Aronia arbutifolia H + ++ ++ Aronia melanocarpa / ×prunifolia H + +++ ++ Aucuba japonica H + ++++ ++ Berberis buxifolia H + + + Berberis darwinii H ++ ++ ++ Berberis ×frikartii H ++ + +
Berberis julianae Berberis ×lologensis Berberis ×media Berberis ×ottawensis Berberis ×stenophylla Berberis thunbergii / vulgaris / ×rubrostilla Buddleja davidii Buxus microphylla Buxus sempervirens Callicarpa bodinieri Callicarpa japonica Calluna vulgaris Calycanthus floridus Calycanthus occidentalis Camellia japonica / sasanqua / ×williamsii Campsis radicans / ×tagliabuana Caryopteris incana / ×clandonensis Ceanothus arboreus Ceanothus ×delilianus Ceanothus impressus Ceanothus ×pallidus Ceanothus thyrsiflorus Celastrus orbiculatus Cephalanthus occidentalis Cephalotaxus harringtonii
H H H H H H
+ ++ + + ++ +
+++ ++ +++ +++ + ++
++ ++ ++ +++ ++ ++
H H H H H H H H H
++ ++ +++ + + ++ + + ++
+++ ++ + ++ +++ + ++ +++ ++++
+++ ++ ++ ++ ++ + ++ ++ +++
K H H H H H H K H H/C
++ + + + +++ + ++ + + ++++
+++ + +++ ++ + ++ + ++++ ++ +
+++ + ++ ++ ++ ++ + +++ + +++
Ceratostigma griffithii / willmottianum Cercis canadensis Cercis siliquastrum Chaenomeles japonica / ×superba Chaenomeles speciosa Chamaecyparis lawsoniana / nootkatensis Chamaecyparis obtusa / pisifera Chamaecyparis thyoides Choisya ternata Clematis - Grootbloemige cultivars Clematis alpina / Atragene Groep Clematis montana Clematis Tangutica Groep Clematis vitalba Clematis Viticella Groep Clerodendrum trichotomum Clethra alnifolia Colutea ×media Cornus alba / sericea / sanguinea Cornus alternifolia Cornus controversa Cornus kousa / florida / nuttallii Cornus mas Corylopsis spp. Corylus avellana / maxima
H
+
+
+
H H H H H/C
++ + + + ++++
++++ ++++ ++ +++ +
++++ ++++ ++ ++ +++
H/C H/C H K K K K K K H H H H H H H H H H
+++ ++++ + + + + + ++ ++ ++ + + + + + + ++ + +
+ + ++ +++ +++ +++ ++ +++ + +++ +++ ++ +++ +++ ++++ +++ +++ +++ +++
++ +++ + ++ ++ +++ ++ +++ ++ +++ ++ ++ ++ ++ +++ +++ +++ ++ ++
Cotinus coggygria Cotoneaster dammeri Cotoneaster divaricatus Cotoneaster horizontalis / nanshan Cotoneaster procumbens Cotoneaster radicans Cotoneaster salicifolius Cotoneaster ×suecicus Cotoneaster ×watereri Crataegus monogyna Cryptomeria japonica ×Cupressocyparis leylandii Cupressus spp. Cydonia oblonga Cytisus scoparius / ×praecox * Daboecia cantabrica Daphne mezereum / ×burkwoodii Decaisnea fargesii Deutzia spp. Diervilla rivularis Diervilla sessilifolia / ×splendens Elaeagnus angustifolia Elaeagnus pungens / ×ebbingei Enkianthus campanulatus Erica arborea * Erica carnea / ×darleyensis / tetralix Escallonia laevis
H H H H H H H H H H H/C H/C H/C H H H H H H H H H H H H H H
+ ++ + + ++ ++ +++ +++ ++ ++ ++++ ++++ ++++ ++ + ++ + + + + + + ++ + +++ ++ ++
+++ + ++ + + + +++ + +++ +++ + + + ++ + + ++ ++++ ++ ++ ++ +++ ++ +++ + + +++
+++ + ++ + + + +++ ++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ + + + +++ ++ + + +++ ++ ++ + + ++
Botanische naam
Hoofdgroep Escallonia rubra H Euonymus alatus H Euonymus europaeus / hamiltoni- H anus Euonymus fortunei H Euonymus japonicus H Euonymus phellomanus H Exochorda racemosa H Fallopia baldschuanica K Forsythia ×intermedia / suspensa H Fothergilla gardenii / major H Frangula alnus (syn. Rhamnus fran- H gula) Fuchsia magellanica H Gaultheria mucronata / procumbens H Gaultheria shallon H Genista lydia / pilosa H Genista tinctoria H Hamamelis ×intermedia H Hamamelis mollis H Hebe albicans H Hebe cupressoides H Hebe ochracea H Hedera helix Arborescent Groep H Hedera spp. (klimmend) K
PM10 NO x & Ozon ++ ++ + ++ + ++++
CO2 ++ + +++
++ ++ + + + + + +
++ +++ +++ +++ ++++ +++ +++ ++++
++ ++ ++ ++ ++++ ++ ++ +++
+ + ++ + + + ++ + +++ ++ ++ +++
++ + +++ + ++ +++ +++ + + + ++ +++
+ + ++ + + +++ +++ + + + ++ ++++
Hibiscus syriacus Hippophae rhamnoides Holodiscus discolor Hydrangea anomala subsp. petiolaris Hydrangea arborescens Hydrangea aspera Hydrangea heteromalla Hydrangea macrophylla Hydrangea paniculata / quercifolia Hydrangea serrata Hypericum androsaemum / calycinum Hypericum ×inodorum Hypericum kalmianum Ilex aquifolium Ilex crenata Ilex ×meserveae Ilex verticillata Itea virginica Jasminum nudiflorum Juniperus spp. Kalmia angustifolia Kalmia latifolia Kerria japonica Koelreuteria paniculata Kolkwitzia amabilis Laburnum spp.
H H H H H H H H H H H
+ ++ + + + + + + + + +
+++ + ++ +++ +++ +++ ++++ +++ +++ ++ ++
++ ++ ++ +++ ++ ++ +++ + ++ + +
H H H H H H H K H/C H H H H H H
+ + ++ ++ + + + ++ +++ + ++ + ++ + +
+++ + ++++ + +++ ++ ++ ++ + ++ +++ ++ ++++ +++ +++
+ + +++ + ++ + + ++ ++ + ++ ++ ++++ +++ +++
Lavandula angustifolia / stoechas H Lespedeza thunbergii H Leucothoe cv’s H Leucothoe fontanesiana H Leycesteria formosa H Ligustrum japonicum H Ligustrum ovalifolium H Ligustrum sinense H Ligustrum vulgare H Lonicera ×brownii / ×heckrottii K Lonicera fragrantissima H Lonicera involucrata H Lonicera japonica K Lonicera korolkowii / microphylla H Lonicera maackii / tatarica H Lonicera nitida / pileata H Lonicera periclymenum K Magnolia grandiflora H Magnolia ×soulangeana / liliiflora / H ×loebneri Magnolia stellata H Mahonia aquifolium / ×wagneri * H Mahonia japonica / ×media * H Mahonia Repens Groep * H Microbiota decussata H/C Nandina domestica * H Nothofagus antarctica H
++ + + + + + ++ ++ + + + + + + + +++ + ++ +
+ + ++ +++ ++++ +++ ++++ +++ ++++ +++ +++ ++ +++ ++ +++ + +++ +++ ++++
+ + + + ++ ++ +++ +++ +++ ++ ++ + ++ ++ +++ ++ +++ +++ +++
+ + + + +++ + +
+++ +++ +++ ++ + +++ +++
++ ++ ++ + + ++ +++
Osmanthus ×burkwoodii Osmanthus heterophyllus Pachysandra terminalis Paeonia lutea / suffruticosa Parrotia persica Parrotiopsis jacquemontiana Parthenocissus tricuspidata / quinquefolia Perovskia atriplicifolia Philadelphus Burfordensis Groep Philadelphus coronarius / inodorus Purpureo-maculatus Groep Philadelphus pubescens Philadelphus Virginalis Groep Photinia spp. Physocarpus capitatus Physocarpus opulifolius Picea glauca * Picea likiangensis / sitchensis Pieris japonica Pinus cembra Pinus contorta / thunbergii Pinus densiflora / heldreichii Pinus mugo Pinus parviflora / pumila Podocarpus nivalis Potentilla fruticosa
H H H H H H K
++ ++ + + ++ ++ +
++ ++++ ++ +++ +++ +++ ++++
++ +++ + ++ +++ +++ ++++
H H H H H H H H H H/C H/C H H/C H/C H/C H/C H/C H/C H
+ + + + ++ + ++ ++ + ++++ ++++ ++ ++++ ++++ ++++ +++ ++++ ++ +
+ +++ +++ ++ +++ +++ +++ +++ +++ + ++ ++ + ++ + + + ++ +
+ +++ ++ ++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ ++++ ++ ++++ ++++ +++ ++ ++ ++ +
Botanische naam Prunus テ容minens Prunus incisa Prunus laurocerasus Prunus lusitanica Prunus padus Prunus serotina Prunus spinosa Prunus triloba Pyracantha spp. Rhododendron Campylocarpum Groep Rhododendron Catawbiense Groep Rhododendron Caucasicum Groep Rhododendron Ghent Azalea Groep Rhododendron Japanse Azalea Groep Rhododendron luteum Rhododendron Mollis Azalea Groep Rhododendron Occidentalis Azalea Groep Rhododendron ponticum Rhododendron Viscosa Azalea Groep Rhododendron Wardii Groep
Hoofdgroep H H H H H H H H H H
PM10 NO x & Ozon + ++++ ++ +++ + ++++ ++ ++++ + +++ ++ +++ ++ +++ + ++ ++ +++ + +++
CO2 +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ ++ +++ ++
H H H H
++ ++ + +
+++ ++ +++ +
+++ ++ ++ +
H H H
+ + +
++ +++ +++
++ ++ ++
H H
+ +
++++ ++
+++ ++
H
+
+++
++
Rhododendron Williamsianum Groep Rhododendron Yakushimanum Groep Rhus typhina Ribes rubrum / nigrum / alpinum Ribes sanguineum Ribes uva-crispa Rosa - heesterrozen (Shrub) Rosa - klimrozen (Climber) Rosa - ramblerrozen Rosa rubiginosa Rosa rugosa Rosmarinus officinalis Rubus fruticosus Rubus idaeus Rubus tricolor Salix caprea / rubens Salix integra Sambucus nigra Sambucus racemosa Santolina chamaecyparissus Sarcococca hookeriana / confusa Sciadopitys verticillata Skimmia japonica Sorbaria sorbifolia Sorbus aucuparia
H
++
++
++
H
++
++
++
H H H H H K K H H H H H H H H H H H H H H H H
++ + ++ + + + ++ + ++ ++ + ++ ++ + + + + +++ + ++++ + + ++
++ +++ + ++ +++ +++ +++ ++ + + +++ + +++ +++ ++ +++ ++++ + + ++ +++ +++ ++++
+++ ++ ++ ++ ++ ++ +++ ++ ++ + ++ ++ +++ +++ ++ +++ +++ + + ++++ + +++ ++++
Spiraea ×arguta Spiraea cinerea Spiraea japonica / nipponica / betulifolia Spiraea ×vanhouttei Stachyurus chinensis / praecox Stephanandra incisa Symphoricarpos albus / ×doorenbosii Symphoricarpos ×chenaultii Syringa meyeri Syringa microphylla / patula Syringa vulgaris Tamarix spp. Taxus spp. Thuja occidentalis / plicata Thujopsis dolabrata Tsuga canadensis Ulex europaeus Vaccinium corymbosum Vaccinium vitis-idaea Viburnum ×bodnantense Viburnum ×burkwoodii / carlesii / ×carlcephalum Viburnum davidii Viburnum farreri Viburnum opulus
H H H
+ ++ +
++ + ++
++ ++ +
H H H H
+ + + +
+++ ++++ ++ ++
++ ++ ++ ++
H H H H H H/C H/C H/C H/C H H H H H
++ + + + ++ ++++ ++++ ++++ ++++ + + ++ + +
+ ++ +++ ++++ ++ + + + + +++ +++ + ++++ ++
++ + ++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ ++ ++ + +++ ++
H H H
++ + +
+++ +++ +++
++ ++ +++
Viburnum plicatum Viburnum rhytidophylloides Viburnum rhytidophyllum Viburnum tinus Vinca major Vinca minor Vitex agnus-castus Vitis vinifera / coignetiae Weigela spp. Wisteria floribunda Wisteria sinensis
H H H H H H H K H K K
+ ++ +++ ++ + + ++ + + ++ +
++ +++ +++ +++ +++ ++ + ++++ +++ +++ +++
++ +++ +++ ++ + + ++ +++ ++ +++ +++
Bijlage 4: multicriteria-analyse
Afb. N: Nucleair winterlandschap