De relatie tussen boven- en ondergrondse elementen - Bas Grobben en Leon vd Gracht

Page 1

De relatie tussen boven- en ondergrondse elementen in de openbare ruimte van Amsterdam.

Afstudeeropdracht LĂŠon van der Gracht & Bas Grobben

Gemeente Amsterdam Ingenieursbureau Dienst Openbare Ruimte (OBR)



De relatie tussen boven- en ondergrondse elementen in de openbare ruimte van Amsterdam.

Afstudeeropdracht LĂŠon van der Gracht & Bas Grobben

Gemeente Amsterdam Ingenieursbureau Dienst Openbare Ruimte (OBR)



Voorwoord Dit onderzoek is gedaan in het kader van het afstuderen van de major realisatie planuitwerking, opleidingsonderdeel van de Hogeschool Van Hall Larenstein. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de periode van 3 februari 2014 tot en met 13 juni 2014. De studenten die zich met het onderzoek hebben bezig gehouden zijn: LĂŠon van der Gracht en Bas Grobben. In overleg met Van Hall Larenstein en het Ingenieursbureau Amsterdam (IBA) is als afstudeeronderdeel een onderzoek gekozen over de problematiek achter de boven- en ondergrondse inrichting. Het project is intern bij de afdeling Openbare ruimte (OBR) onderdeel van IBA uitgevoerd. Het document geeft inzicht en advies op boven- en ondergrondes problematiek van kabels en leidingen binnen de gemeente Amsterdam. Wij danken mevr. M. Takken en mevr. J. Algra voor de inzet en feedback tijdens het gehele proces. In het bijzonder willen wij dhr. P. Elzenaar bedanken voor zijn inzet en het delen van kennis, vaardigheden en ervaringen. Ook mevr. I. van der Helm (ontwerper Dienst Ruimtelijke Ordening) willen wij bedanken voor het vrijmaken van haar tijd en het delen van kennis. Tot slot willen wij dhr. R. Esveldt docent van de hogeschool Van Hall Larenstein bedanken voor de bijdrage aan het proces en feedback op dit onderzoek. Amsterdam, 13 juni 2014 In opdracht van: Ingenieursbureau Gemeente Amsterdam Afdeling Openbare Ruimte (OBR) Weesperstraat 430 1018 DN Amsterdam Hogeschool Van Hall Larenstein Tuin- & Landschapsinrichting Realisatie planuitwerking Larensteinselaan 26a 6882 CT Velp

Auteurs en vormgevers: Bas Grobben

LĂŠon van der Gracht


Samenvatting De Nederlandse infrastructuur bestaat uit (water) wegen spoor-, tram- en metrolijnen, onder- en bovengrondse kabel- en leidingverbindingen en kunstwerken. In Nederland ligt ruim 1,7 miljoen kilometer aan kabels en leidingen onder de grond. Dit uitgebreide kabels en leidingen netwerk is bestemd voor het transport van vloeistoffen, gassen, elektrische of optische signalen en elektriciteit. Het gaat om kabels en leidingen voor water, elektriciteit, riool, telecom, warmte- en koudeopslag en gas. De huidige procedure rondom de totstandkoming en realisatie van een project staat voor Amsterdam beschreven in het Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur (PBI). Hierin staat onder andere het proces achter de kabels en leidingen beschreven. Tijdens de realisatiefasen treden hoofdzakelijk drie knelpunten op, namelijk; - een technisch kennisgebrek bij ontwerpers, - communicatieprobleem tussen de verschillende partijen, - kabels en leidingen hebben een project gevende input. Deze problemen uiten zich in de realisatie van een project in indirecte en directe gevolgen. Het ‘communicatieprobleem’ zal deels verholpen worden door de reorganisatie die plaatsvindt binnen IBA en Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO). Het ‘kennis- en communicatieprobleem’ blijven aanhouden omdat de organisaties zich in aparte gebouwen verkeren. Ook wordt IBA niet meegenomen in het ontwerpproces waardoor DRO moeilijk kan communiceren. Daarnaast zijn er diverse normen en regels die gehanteerd dienen te worden. Een duidelijk overzicht van de eisen aan de boven- en ondergrondse inrichting ontbreekt. Door de fysieke scheiding van de organisaties is er geen handleiding aanwezig die de ontwerper binnen handbereik kan voorzien van kennis. Hierdoor beschikt de ontwerper niet over de correcte informatie waardoor kabels en/of leidingen moeten worden verlegd. Het is belangrijk om een duidelijk inzicht en structuur in de ondergrondse infrastructuur te hebben. Het verleggen van kabels en leidingen is relatief duur en wordt indien mogelijk het liefst voorkomen. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken hoe en op welke manier het ‘kennisprobleem’ opgelost kan worden. Daarom is de volgende hoofdvraag opgesteld: Op welke wijze kan de ideale afstemming van kabels en leidingen met de

6

boven- en ondergrondse elementen in Amsterdam worden gecreëerd? Om de ontwerper handvatten te bieden tijdens het vormen van het ontwerp is er een stappenplan vanuit de technische eisen opgesteld. Het stappenplan biedt uitkomst voor de ontwerpers. Het stappenplan richt zich voornamelijk op straten in Amsterdam, omdat de afstemming tussen bovenen ondergrond hier het belangrijkst is i.v.m. het gebrek aan ruimte. Het stappenplan bestaat uit 3 verschillende situaties: 1. Een nieuw ontwerp met een nieuw kabels en leidingen plan. 2. Een nieuw ontwerp waarbij de huidige kabels en leidingen worden behouden. 3. Een nieuw ontwerp waarbij de huidige kabels en leidingen worden behouden en nieuwe worden toegevoegd. De ontwerper kiest één van deze situaties en gaat kijken naar de huidige kabels en leidingen, hoeveelheid benodigde capaciteit aan kabels en leidingen, boven- en ondergrondse eisen en de locaties van de nieuwe kabels en leidingen worden bepaald. Vanuit het doorlopen van deze punten (opgenomen in een checklist) maakt de ontwerper een ontwerp. Dit ontwerp wordt getoetst door een werkvoorbereider en/of projectleider van het Ingenieursbureau Amsterdam (IBA). Alternatieven kunnen uitkomst bieden als het ontwerp niet voldoet aan de eisen. Vanuit dit onderzoek is gebleken dat het probleem kan worden opgelost. De toekomstige boven- en ondergrondse elementen in een ontwerp moeten vanuit de checklist gecontroleerd worden op de bijbehorende eisen. Hier kan rekening mee gehouden worden tijdens het ontwerpen. Alternatieven bieden de uitkomst wanneer de eisen van een bepaald element niet nagestreefd kunnen worden. De ideale afstemming is bereikt als alle boven- en ondergrondse elementen in één ontwerp voldoen aan de gestelde eisen die Amsterdam en nutsbedrijven hanteren voor zowel de boven- als ondergrondse elementen. In dit onderzoek zijn de volgende punten nog onderbelicht. Het zou relevant zijn om deze punten nader te onderzoeken - In dit onderzoek heeft geen praktijkexperiment plaats gevonden. - Het financiële gebied is niet bekeken. De faal-

Boven- en ondergrondse elementen


kosten in percentage zijn niet onderzocht. - Er zijn een beperkt aantal personen benaderd voor dit onderzoek. - De betrokkenheid van andere steden en/of landen zijn niet opgenomen. - Er is als uitgangspositie straten genomen. Er zijn in de openbare ruimte ook parken, pleinen, snelwegen etc. waar op gericht kan worden. - Er is vanuit een zijaanzicht gekeken naar de eisen aan de elementen, andere aanzichten zijn ook mogelijk. - Waterbouwkundige constructies zijn niet meegenomen in dit onderzoek. - Bouwenveloppen zijn niet behandeld in dit onderzoek.

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

7


Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting 1. Inleiding 10 2. Kabels en leidingen 12 2.1 Boven- en ondergrondse infrastructuur 12 2.1.1 Bovengrondse infrastructuur 12 2.1.2 Ondergronds infrastructuur 12 2.2 Gasleidingen 15 2.2.1 Gasunie (hoofdnetwerk) 15 2.2.2 Liander (regionaal netwerk) 15 2.2.3 Materialen 16 2.3 Waterleidingen en rioleringsbuizen 16 2.3.1 Waternet (Regionaal netwerk) 16 2.3.2 Riolering 17 2.3.3 Materialen riolering 18 2.3.4 Waterleidingen 18 2.3.5 Materialen waterleidingen 18 2.4 Warmte en koude leidingen 19 2.6.1 Netwerk warmteopslag 19 2.6.2 Netwerk koudeopslag 19 2.6.3 Materialen 19 2.5 Telecommunicatie kabels 20 2.5.1 Beheerders 20 2.5.2 Materialen 20 2.6 Elektriciteitskabels 22 2.6.1 TenneT (Hoogspanningsnetwerk) 22 2.6.2 Liander (Laagspanningsnetwerk) 22 2.6.3 Kabels openbare verlichting Amsterdam 23 2.6.4 Kabels verkeersregelingsinstallatie (VRI) 24 2.6.5 Overige 24 2.6.6 Materialen 24 3. Normen en regels 26 3.1 NEN-normen 26 3.2 Handboeken 26 3.2.1 Verordening Werken in de Openbare Ruimte 27 3.2.2 Overige handboeken 27 3.3 Wetten 27 3.3.1 Wet informatie-uitwisseling ondergrondse Netten (WION) 28 3.3.2 Gaswet 28 3.3.3 Water- en bodembeschermingswet 29 3.3.4 Elektriciteitswet 29 3.3.5 Conclusie 29 4. Problematiek 30 4.1 Huidige procedure 30 4.2 Proces kabels en leidingen 30 4.3 Complicaties 31 4.3.1 De definitiefase (fase 3) 31 4.3.2 De ontwerpfase (fase 4) 31

8

Boven- en ondergrondse elementen


4.3.3 De realisatiefase (fase 5) 32 4.3.4 Gevolgen 32 4.3.5 Preventie 34 4.4 Reorganisatie IBA 34 4.5 Communicatie tussen DRO en IBA 35 4.6 Conclusie 35 5. Boven- en ondergrondse mogelijkheden 36 5.1 Ondergrondse ordening 36 5.1.1 Ligging 36 5.1.2 Onderlinge afstanden 38 5.1.3 Dekking 38 5.2 Grondsoort 40 5.2.1 Verontreinigde grond 40 5.2.2 Zetting 40 5.3 Water 41 5.4 Beplanting 42 5.4.1 Bomen 42 5.4.2 Struikgewassen 42 5.4.3 Alternatieven maatregelen aan groeiplaats 42 5.5 Elementen en funderingen 43 5.5.1 Bestrating 43 5.5.2 Bovengrondse objecten 44 5.5.3 Ondergrondse objecten 45 5.5.4 Alternatieven maatregelen aan kabels en leidingen 46 6. Stappenplan 50 6.1 Procedure stappenplan 50 6.1.1 Situatie bepalen 50 6.1.2 Huidige kabels en leidingen 52 6.1.3 Capaciteit 52 6.1.4 Bovengrondse eisen 53 6.1.5 Ondergrondse eisen 53 6.1.6 Locatie 53 6.1.7 Ontwerpen 54 6.1.8 Toetsen 54 6.1.9 Alternatieven 55 6.1.10 Opleveren 55 6.2 Voorbeelden stappenplan 55 6.2.1 Voorbeeld Keizersgracht 56 6.2.2 Voorbeeld Weesperstraat 60 7. Conclusies en aanbevelingen 66 7.1 Conclusies deelvragen 67 7.2 Conclusies op de hoofdvraag 67 7.3 Aanbevelingen 68 Bronnenlijst 70 Bijlagen: 75 1 Materialen 2 Checklist 3 Checklist Keizersgracht 4 Checklist Weesperstraat Marktonderzoek naar instandbeplanting in Nederland door bureau De Loep

9


1. Inleiding Aanleiding onderzoek In Nederland ligt ruim 1,7 miljoen kilometer aan kabels en leidingen onder de grond. Het gaat om kabels en leidingen voor het water, riool, elektriciteit, telecommicatie, gas en koude- en warmteopslag. Samen zorgen al die kabels en leidingen er­voor dat de maatschappij gebruik kan maken van de alledaagse behoeften. Technisch kennisgebrek ontwerper Voorheen was het merendeel aan kabels en leidingen eigendom van overheidsbedrijven. Tegenwoordig zijn de meeste kabels en leidingen eigendom van commerciële nutsbedrijven. Bovendien zijn er in het digitale tijdperk veel nieuwe kabels en leidingen bijgekomen, denk bijvoorbeeld aan glasvez­ elkabels voor telecommunicatie. De ontwerpers binnen Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) zijn niet voldoende op de hoogte van de ondergrondse netwerken, waardoor zij een ontwerp produceren dat onvoldoende is afgestemd op de ondergrond. Denk hierbij bijvoorbeeld aan kabels en leidingen die niet zijn geïnventariseerd waardoor deze in het wortelgestel van bomen komen te liggen. De eisen aan kabels en leidingen zijn daarnaast moeilijk te achterhalen en men beschikt niet over de juiste gegevens en kennis. Dit leidt in een latere fase tot ‘extra’ kosten (bron Iris van der Helm, ontwerper DRO). Communicatieprobleem tussen de verschillende partijen Doordat er tegenwoordig veel verschillende organisaties en bedrijven onderdeel zijn van de openbare ruimte, treden er meer problemen op dan voorheen. Niet alle belanghebbenden zijn in een project op de hoogte of beschikken over de kennis van de nieuwe ontwikkelingen, waardoor er zich complicaties voordoen. De communicatie tussen partijen vind niet altijd even goed plaats waardoor er extra kosten ontstaan. Het Ingenieursbureau Amsterdam (IBA) realiseert o.a. ontwerpen van DRO. Deze twee organisaties bevinden zich in aparte gebouwen. Daarnaast is een duidelijke regie en procedure afwezig. Deze ‘gebreken’ brengen in een later proces extra kosten met zich mee. (bron: Paul Elzenaar, specialist ondergrondse infrastructuur). Kabels en leidingen hebben een project gevende input. De meeste problemen doen zich voor in renovatieprojecten. Het ontwerp wordt niet op de huidige kabels en leidingen afgestemd. In de realisatiefas-

10

en stuit men op complicaties. Kabels en leidngen moeten worden omgelegd en/of alternatieven moeten worden gebruikt. De gemeente moet opdraaien voor deze ‘extra’ kosten. Doel van het onderzoek Het onderzoek richt zich op het kennisgebrek van de ontwerpers omdat de gebouwen apart van elkaar staan en zij niet beschikken over binnen handbereik liggende kennis. IBA wordt tijdens de ontwerpfase niet meegenomen en kan dus niet betrokken worden in dit proces. Daarnaast blijven kabels en leidingen een projectgevende input hebben omdat de werkzaamheden m.b.t. kabels en leidingen relatief duur zijn. Het onderzoek moet inzicht geven in de relatie tussen het bovengrondse ontwerp en de ondergrondse inrichting. Hiermee kan de kennis worden verbreedt van de organisaties (voornamelijk DRO) die zich bezig gaan houden met boven- en ondergrondse inrichting in de openbare ruimte van Amsterdam. De technische eisen en onderlinge verhouding achter ieder type boven- en ondergronds element zullen in dit rapport verhelderd moeten worden. Vanuit deze eisen kan een ideaal straatbeeld worden opgesteld. Ook alternatieven op de standaard normen en eisen zullen worden behandeld. Door deze richtlijnen allemaal op een rijtje te zetten hopen wij het ‘kennisprobleem’ op te lossen. Hiermee hopen we onverwachte kosten te minimaliseren. Vanuit dit doel is de volgende hoofdvraag opgesteld: Op welke wijze kan de ideale afstemming tussen kabels en leidingen met de boven- en ondergrondse elementen in Amsterdam worden gecreëerd? Deze hoofdvraag richt zich op de correcte toepassing van diverse wetten en handboeken die gehanteerd worden bij de ruimtelijke inpassing van boven- en ondergrondse elementen in de openbare ruimte van Amsterdam. Deze inzichten kunnen de ontwerper helpen bij het vormgeven van de openbare ruimte zodat problemen en daardoor ‘extra kosten’ tijdens het planproces worden verminderd. Deelvragen 1. Met wat voor kabels & leidingen hebben we in de ondergrond van Amsterdam te maken? 2. Waar en wat gaat er in de huidige procedure fout? Boven- en ondergrondse elementen


3. Welke normen worden er door verschillende instanties gehanteerd, met betrekking tot de inrichting? 4. Zijn er aanwijsbare relaties tussen onder- en bovengrondse inrichting? 5. Welke alternatieve oplossingen bestaan er om van de standaard eisen af te wijken? 6. Hoe zouden de technische eisen kunnen worden toegepast in de meest voorkomende Amsterdamse stedenbouwkundige profielen? Afbakening onderwerp Er zijn meerdere problemen van elkaar te onderscheiden. In juni zal er in geheel gemeente Amsterdam een reorganisatie plaatsvinden. Deze ontwikkelingen hebben invloed op de onderlinge communicatie (en regie) van een project. Wat nu nog verschillende groepen zijn met expertise op één gebied zullen in de toekomst gezamenlijke projectgroepen worden, waardoor communicatie en afstemming sneller en gemakkelijker verloopt. Het ‘kennisprobleem’ bij de ontwerpers blijft echter omdat deze personen zich in aparte gebouwen bevinden maar toch onderdeel van hetzelfde project uitmaken. Daarom zal dit onderzoek zich voornamelijke bezig houden met het gebrek aan kennis bij de ontwerpers, zo kunnen zij zonder hulp van de techniekers een afgestemd ontwerp op de ondergrond maken. Relevantie Het onderzoek is nuttig voor organisaties/ bedrijven die zich bezighouden met de inrichting/ bewerking van de openbare ruimte in Amsterdam. Dit kunnen nutsbedrijven, ingenieursbureaus, ontwerpbureaus, adviesbureaus en gemeenten zijn. Het rapport geeft door zijn aanbevelingen zowel maatschappelijk, theoretisch als praktische relevantie aan de desbetreffende partijen. Deze relevantie bestaat uit: - Inzicht in de relatie tussen boven- en ondergrondse elementen brengen. - Het verminderen van ‘‘faalkosten’’ door het bijbrengen van kennis in de ontwerpfase. - Aanbevelingen te geven over de procedure van een vormgever die doorlopen moet worden. - Vormgevers, stedenbouwkundige en werkvoorbereiders technische ondersteuning bieden. Leeswijzer Dit onderzoeksrapport is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Het onderzoek kan getypeerd worden als een toegepast onderzoek. De eerste hoofdstukken richten zich op de inventarisatie/ Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

analyse van de kabels en leidingen. Er wordt inzicht gegeven in de ondergrondse infrastructuur, problematiek, normen en regels en de huidige procedure. Vanuit deze inventarisatie/ analyse wordt er inzicht gegeven in de eisen aan de boven- en ondergrondse elementen. Deze eisen zullen verwerkt worden in een checklist en uitgewerkt worden in een stappenplan. - In hoofdstuk twee wordt inzicht gegeven in de boven- en ondergrondse infrastructuur. Hierbij worden de kabels en leidingen, nutsbedrijven, netwerken en materialen aan het licht gehouden. Dit hoofdstuk vormt de basis van het onderzoek. - In hoofdstuk drie wordt inzicht gegeven in de grote hoeveelheid normen en regels die allemaal een rol spelen bij de inrichting van de openbare ruimte. Voornamelijk de handboeken, normen en wetten worden hier vermeld. - In hoofdstuk vier wordt de achterliggende problematiek, gevolgen en preventie in de huidige procedure geanalyseerd. Tevens speelt de reorganisatie een belangrijke rol in de communicatie en regie problematiek. Daarom wordt ook deze hier uitgelegd. - De manier om het ‘kennisprobleem’ op te lossen wordt In hoofdstuk vijf beschreven. Een bundeling van alle relevante technische eisen aan de kabels en leidingen wordt hier verteld. In dit hoofdstuk wordt duidelijk welke technische eisen er allemaal aan de kabels en leidingen zijn verbonden. - Door middel van een stappenplan en een checklist wordt in hoofdstuk 6 een manier gegeven hoe ontwerpers de technische eisen kunnen toepassen in het ontwerpproces. Het stappenplan wordt getoetst/uitgelegd in twee verschillende voorbeelden te Amsterdam. - Tot slot worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Deze komen tot hun recht in hoofdstuk zeven. Bronvermelding/ bijlagen In de tekst wordt regelmatig verwezen naar de bijlagen. Hierin zijn stukken opgenomen die tijdens het lezen van het rapport nadere uitleg vergen. De bronnen worden aangegeven door een klein nummer achter een afbeelding of een beknopte bron achter de tekst. Deze corresponderen met de bronnen in de bronvermelding.

11


2. Kabels en leidingen De Nederlandse infrastructuur bestaat uit (water)wegen, spoor-, tram- en metrolijnen, onder- en bovengrondse kabel- en leidingverbindingen en kunstwerken. In Nederland ligt grote hoeveelheid aan kabels en leidingen onder de grond. Dit netwerk van kabels en leidingen is bestemd voor het transport van vloeistoffen, gassen, elektrische of optische signalen en elektriciteit. Het gaat om leidingen voor water, elektriciteit, gas en olie.

2.1.1 Bovengrondse infrastructuur De bovengrondse infrastructuur bestaat uit (water) wegen, tram- en buslijnen, bovengrondse kabels en leidingen en kustwerken. De bovengrondse infrastructuur is een onderdeel van de bovengrondse stedenbouw en bepaalt wat er aan ondergrondse infrastructuur nodig is. Gebouwen hebben water, elektriciteit, gas, etc. nodig, maar ook moet er vuilwater worden afgevoerd. Voor bijna elke functie in een straat moeten er wel kabels en/of leidingen aangelegd worden (bron: www.tebodin.com).

2.1 Boven- en ondergrondse infrastructuur Amsterdam maakt onderdeel uit van een dicht bevolkt gebied. De meeste straten zijn er relatief smal en de infrastructuur boven- en ondergronds is groot. De ontwikkelingen in deze openbare ruimten dient gecoördineerd te worden. Het Coördinatiestelsel biedt hier uitkomst voor.

Gesloten verhardingen beïnvloeden de locaties maar ook funderingen van elementen kunnen voor obstakels zorgen, waardoor de ondergrond en of bovengrond moet worden aangepast (bron: ontwerp van de openbare ruimte).

Het Coördinatiestelsel Werken aan de Weg (Uniek in Amsterdam) Het Coördinatiestelsel is een samenwerkingsverband van organisaties die projecten in de openbare ruimte uitvoeren: boven- en ondergrondse infrastructurele projecten, bouwprojecten en evenementen. In het stelsel zitten vertegenwoordigers uit de stadsdelen en diensten van de Gemeente Amsterdam, en vertegenwoordigers van kabel- en leidingbeheerders. Ook de politie en nood- en hulpdiensten maken er als belanghebbenden en inhoudsdeskundigen onderdeel van uit. Al in 1924 stelde het Gemeentebestuur vast dat er afstemming en uitwisseling van informatie nodig was tussen de gemeentelijke diensten over infrastructurele projecten. Dat was het begin van het Coördinatiestelsel Werken aan de Weg (bron: www.amsterdam.nl).

Open- en gesloten verhardingen Een open verharding in de wegenbouw is een elementenverharding, dat wil zeggen dat het wegdek uit losse elementen zoals klinkers of tegels opgebouwd is. In tegenstelling tot een gesloten verharding heeft een open verharding voegen en is in meer of mindere mate water- en lucht doorlatend. Deze twee verhardingen hebben invloed op het onderhoud aan ondergrondse elementen. Een voorbeeld van een gesloten verharding is asfalt en voor open verhardingen zijn dat klinkers (bron: wikipedia.nl). 2.1.2 Ondergronds infrastructuur De ondergrondse infrastructuur bestaat uit alle tunnels en ondergrondse kabels en leidingen. Dit onderzoek zal zich voornamelijk richten op de ondergrondse kabels en leidingen. De eerste ondergrondse leidingenstelsels (voor riolering en drinkwater) werden vanaf halverwege de negentiende eeuw in de grote Europese steden aangelegd (zie figuur 2.1), omdat de enorme be-

Figuur 2.1 : Jaargetallen materialen1

12

Boven- en ondergrondse elementen


volkingsgroei zorgde voor onhygiënische situaties. Dit was het begin van de moderne stedenbouw. Sinds de negentiende eeuw is het aantal kabels, leidingen, buizen en tunnels onder het maaiveld sterk toegenomen. Nu liggen er naast rioleringsen drinkwaterleidingen ook stadsverwarmingsleidingen en kabels voor elektriciteit, telefoon, radio, televisie en computer. Al deze kabels en leidingen nemen in de ondergrond veel ruimte in beslag (figuur 2.2). Wanneer deze bovengronds zouden liggen, zouden ze voor veel overlast zorgen. Riolering kan gaan stinken en bovengrondse kabels kunnen gevaarlijk zijn. Bovendien zijn bovengrondse kabels veel gevoeliger voor slijtage en gaan dus sneller stuk. Ondergronds ruimtegebruik zorgt voor een verbeterde kwaliteit van de leefomgeving. Ook is er weinig ruimte in Nederland. Daarom wordt er bij ondergronds bouwen efficiënter gebruik gemaakt van de schaarse ruimte in Nederland. Door efficiënt kabels en leidingen in de ondergrond te plaatsen wordt de bovengrond een stuk leefbaarder en geschikt voor andere doeleinden (bron: www.cob.nl). Voor een overzicht van de materialisatie van de kabels en leidingen is er een tabel in bijlage 1 opgenomen.

Het omleggen van leidingen is duur en onpraktisch, daarom dienen de boven- en ondergrondse infrastructuur goed op elkaar te worden afgestemd. Om hieraan richtlijnen te geven zijn er vele normen opgesteld voor de positionering van ondergrondse netwerken (zie hoofdstuk 3). Vroeger waren alle elektriciteitskabels en ook de meeste leidingen in handen van de overheid. Tegenwoordig zijn de meeste kabels en leidingen eigendom van commerciële bedrijven (bron: rijksoverheid.nl). Netwerk Kabels en leidingen zijn onder te verdelen in transport, distributie en huisaansluitingen. Onder transport worden de hoofd kabels en leidingen gerekend die grote hoeveelheden stof of data vervoeren, meestal over lange afstand. Daarnaast zijn er distributiekabels die in iedere straat gelegen zijn. Deze kabels zorgen voor de aanwezigheid van de nodige ondergrondse voorzieningen. Op de distributiekabels en leidingen worden huisaansluitingen gekoppeld. Dit rapport richt zich voornamelijk op het distributie- en transportnetwerk die het meest de openbare ruimte beïnvloed.

Figuur 2.2 : Ondergrondse infrastructuur2 Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

13


Klic-melding Om inzicht te krijgen in de ondergrond is er rond 1990 het kabels en leidingen informatie centrum (klic) opgericht. Voordat men begint met een uitvoering in de openbare ruimte moet er een klicmelding worden uitgevoerd. Een klic-melding is een inventarisatie van de ondergrondse kabels en leidingen. Deze methode zorgt voor een redelijk inzicht in de ondergrond. Toch zijn niet alle kabels en leidingen in het klic-systeem opgenomen. Het zijn voornamelijk kabels en leidingen die na 1990 aangelegd zijn. Er liggen veel verdwaalde (oude) kabels en leidingen in de ondergrond die niet meer worden gebruikt of niet zijn geregistreerd. Dit zijn voornamelijk kabels en leidingen die voor 1990 zijn aangelegd. Een nadeel van een klic-melding is dat deze ongeveer een meter kan afwijken. Een klic-meldingen is dus niet altijd even nauwkeurig. Toch geeft het wel een goed inzicht in de ondergrond. Een klic-melding kan aangevraagd worden bij het Kadaster (bron: Paul Elzenaar & Iris van der Helm).

melding bij het kadaster te doen. De wet verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke ‘mechanische grondroering’ waaronder het leggen van kabels. Kabel- en leidingbeheerders moeten al hun (ondergrondse) kabels en leidingen binnen vastgestelde nauwkeurigheid digitaal beschikbaar hebben en aanbieden als het Kadaster daarom vraagt. Eventuele proefsleuven geven meer duidelijkheid in de ligging van de ondergrondse infrastructuur. Via het kadaster is deze melding op te vragen (bron: WION).

Vanuit de wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, ook wel WION is het verplicht om bij elke ‘Mechanische grondroering’ een graaf-

Boven- en ondergrondse infrastructuur hebben veel invloed op elkaar en dienen onderling te worden afgestemd.

Proefsleuven Doordat klic-meldingen niet altijd betrouwbaar zijn kunnen er op belangrijke locaties proefsleuven worden uitgevoerd. Hiermee worden ook de kabels en leidingen voor 1990 geïnventariseerd en genoteerd. Verdwaalde kabels en leidingen kunnen door deze methode worden opgespoord en onverwachte kabels en leidingen kunnen buiten gesloten worden bij latere grondwerken.

Figuur 2.3: Kabels en leidingen

14

Boven- en ondergrondse elementen


Met behulp van klic-meldingen wordt de ondergrond geregistreerd. Een klicmelding is echter niet altijd even accuraat. Voor exacte liggingen worden proefsleuven uitgevoerd.

verder af en verdelen het gas in de woonwijk (zie figuur 2.4). Andere distributiebedrijven in Nederland zijn Stedin, Westland infra, RENDO, Endinet, Enexis, DELTA en Cogas infra en beheer. (Bron: www.wikipedia.nl)

2.2 Gasleidingen De meeste huishoudens in Nederland zijn aangesloten op het gasnetwerk. Gas wordt onder andere gebruikt om te koken en voor ruimteverwarming. De grootste gasbron in Nederland in de vorm van aardgas is te vinden in Groningen en in de Noordzee. Het gasnetwerk bestaat uit een regionaal- en hoofdnetwerk. Het hoofdnetwerk beschikt over een druk van boven de 40 bar en bestaat uit grote transportleidingen. Het regionaal netwerk bestaat uit leidingen met een druk van onder de 40 bar waaronder transport en disributie leidingen. De regionale bedrijven leveren aan de consument. Hieronder wordt het netwerk beschreven (bron: www.gasunie.nl).

Leidingen met een druk boven de 1 bar worden gezien als onderdeel van het transport netwerk. Leidingen en gasleidingen onder de 1 bar worden gezien als onderdeel van het distributie netwerk (Bron: aanvulling WIOR).

Het gasnetwerk bestaat uit een hoofdnetwerk van boven de 40 bar een een regionaal netwerk van onder de 40 bar. Gasunie levert gas aan regionale netwerken zoals Liander. Liander levert 8 bar gas aan ziekenhuizen, bedrijven, glastuinbouw en verdeelstations. De verdeelstations nemen de druk verder af en verdelen het gas in de woonwijk.

2.2.1 Gasunie (hoofdnetwerk) In 1959 werd door de Nederlandse Aardolie maatschappij (NAM) aardgas in Groningen gevonden. Door deze ontwikkelingen is in 1963 Gasunie ontstaan. Gasunie is tegenwoordig een Europees gas infrastructuurbedrijf. Zij beschikken over een hoogwaardig gastransportnetwerk. Tegenwoordig haalt Gasunie zijn gas uit gasbellen in de Noordzee en Groningen. Via gasleidingen wordt het gas naar mengstations gebracht om de juiste samenstelling te bereiken. Daaruit wordt het gas om de 100 km naar een compressorstation gebracht om de druk van 66 bar te behouden. Het gas komt aan bij meet- en regelstations waar de druk weer omlaag wordt gebracht (40 Bar) en voor de veiligheid wordt er een geur toegevoegd. Tot slot bereikt het gas hun ontvangststation, vanaf hier zorgen de regionale bedrijven dat het gas bij bedrijven en woningen komt (zie figuur 2.4), (bron: www.gasunie.nl). 2.2.2 Liander (regionaal netwerk) EĂŠn van de regionale bedrijven is Liander, onderdeel van Alliander. Zij zorgen voor een druk van 8 bar op de gasleidingen. Ze zijn verantwoordelijk voor het beheer van de elektriciteits- en gasnetten in hun verzorgingsgebied. Amsterdam is onderdeel van dit gebied. Liander voorziet 2,1 miljoen huishoudens van gas. Ziekenhuizen, bedrijven, glastuinbouw en verdeelstations worden voorzien van 8 bar. De verdeelstations nemen de druk Figuur 2.4: Gasnetwerk Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

15


2.2.3 Materialen De materialisatie van gasleidingen kent diverse soorten die in de omloop zijn. Aan het soort materiaal is af te leiden uit welke tijd deze komt. Gasleidingen werden vroeger vooral van gietijzer, asbest cement en staal (LD & HB) gemaakt. Tegenwoordig wordt er meer gebruik gemaakt van kunststof (zie figuur 2.5). Om de veiligheid van het gasnet te blijven borgen, worden verouderde gasleidingen (voornamelijk de materialen grijs gietijzer en asbestcement) altijd vervangen (bron: www.citg.tudelft.nl).

Gasleidingen bestaan tegenwoordig bijna allemaal uit kunststof. Dit materiaal is kenmerkend voor de tijd waarin we nu leven. 2.3 Waterleidingen en rioleringsbuizen Waterleidingen en rioleringsbuizen zijn holle buizen waar vuil- en/of schoonwater in vervoerd wordt. In Amsterdam wonen meer dan 800.000 mensen en die hebben allemaal drinkwater nodig. Dit gebruiken ze bijvoorbeeld voor het douchen, om de wc door te spoelen en te drinken. Maar al dit afvalwater moet ook weer afgevoerd worden. In het algemeen wordt drinkwater vanuit de bronnen via waterleidingen naar huishoudens gepompt. Wanneer deze huishoudens het schone water gebruiken voor bijvoorbeeld het doortrekken van het toilet, komt dit water in het riool terecht. Via rioleringsbuizen zal dit in vrij verval

of weggepompt worden naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) waar het vuile water gezuiverd wordt. In 2005 en 2006 zijn de verouderde zuiveringen in het oosten en zuiden van Amsterdam buiten bedrijf gesteld. Om het afvalwater naar de nieuwe RWZI te krijgen, is circa 49 kilometer aan ondergrondse persleidingen dwars door de stad aangelegd. Het rioolwater gaat eerst via de bestaande rioolinfrastructuur naar de oude RWZI-locaties in Amsterdam Oost en Zuid. Daar wordt het opgevangen. Vervolgens gaat het via de nieuw aangelegde persleidingen naar de RWZI Amsterdam West. Vier krachtige gemalen pompen het water met een druk van 1 bar door deze leidingen (bron: www.mirabellamulder.nl). Het gezuiverde water wordt weer afgewaterd op het oppervlaktewater en zo begint de cyclus opnieuw (zie figuur 2.6). 2.3.1 Waternet (Regionaal netwerk) Waternet is een Nederlands overheidsbedrijf wat zich heeft gespecialiseerd in drinkwatervoorzieningen, riolering en waterbeheer. Het is op 1 januari 2006 opgericht waarbij de gemeente Amsterdam de dienst Waterbeheer, riolering en het Waterleidingbedrijf Amsterdam heeft laten fuseren in Waternet. Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft haar uitvoeringsorganisatie in Waternet ondergebracht. Voor de aanleg en het beheer van de riolering is Waternet verantwoordelijk in Amsterdam.

Figuur 2.5 : Jaargetallen materialen3

16

Boven- en ondergrondse elementen


Waternet verzorgt de levering van drinkwater aan ruim een miljoen mensen in de gemeenten Amsterdam, Diemen, Muiden, Ouder-Amstel, Amstelveen, Heemstede en aan de luchthaven Schiphol. Het drinkwater wordt uit twee bronnen onttrokken: - De Amsterdamse Waterleidingduinen, waar voorgezuiverd Rijnwater wordt ingebracht dat samen met regenwater wordt gefilterd door het duinzand. - De Bethunepolder, waar grote hoeveelheden grondwater van goede kwaliteit opwelt. (bron: www.wikipedia.nl)

Waternet is verantwoordelijk voor zowel de aan- als de afvoer van schoonen vuilwater in Amsterdam. Met behulp van waterleidingen en rioleringsbuizen wordt het water vervoerd. 2.3.2 Riolering De riolering is een ondergrondse infrastructuur waarop afvalwater geloost, ingezameld en getransporteerd wordt. Een riolering of rioolstelsel is een systeem van buizen (riolen), putten en pompen dat in steden en dorpen ondergronds is aangelegd. Het is bedoeld om het afvalwater (DWA) en hemelwater (HWA) op een veilige en gezonde manier af te voeren. In het algemeen worden er twee rioleringstelsels onderscheiden, namelijk een gemengd en een gescheiden rioleringstelsel. Bij een gescheiden rioolstelsel wordt in plaats van gemengd het DWA en HWA apart afgevoerd.

- Mechanisch riolering: Een vrijverval riolering is niet overal mogelijk of praktisch. Bij deze gevallen wordt een mechanische riolering toegepast. Een mechanische riolering maakt gebruik van gemalen om het water naar zijn bestemming te sturen. Dit kan op een drietal manieren gebeuren, onder druk, vacuĂźm of met perslucht (bron: www. twiskenbosman.nl). Rioolgemalen Een rioolgemaal wordt gebruikt in een rioolstelsel om afvalwater naar een hoger peil te brengen of over langere afstand te transporteren. Rioolgemalen bestaan in het algemeen uit een ontvangstkelder en een besturingsgebouwtje of besturingskast. De pompen worden elektrisch aangedreven (bron: www.wikipedia.nl).

Riolen zorgen voor het opvangen en transporteren van zowel afval- als hemelwater. Het rioolstelsel is in twee varianten aanwezig, namelijk een gemengd en een gescheiden rioolstelsel. Deze varianten zijn beide weer op te splitsen in een vrijverval of een mechanisch netwerk.

Wanneer een rioolbuis dieper is gelegen dan 1,7 meter of als een rioolbuis bestaat uit een persleiding met een diameter groter dan 160 mm wordt er gesproken over een transport leiding. De rest van de rioolbuizen worden erkend als distributie (bron: aanvulling WIOR). Het water in de riolering kan op verschillende manieren afgevoerd worden. De twee verschillende manieren zijn hieronder weergegeven: - Vrijverval riolering: Bij een vrijverval riolering wordt gebruik gemaakt van de zwaartekracht om het afvalwater te vervoeren naar de gewenste bestemming. Door het riool op een kleine helling aan te brengen, stroomt het water op een natuurlijke wijze door het riool. Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

Figuur 2.6: Watersysteem Amsterdam

17


2.3.3 Materialen riolering De materiaalkeuze van het riool hangt onder andere samen af van de manier waarop het afvalwater door de riolering wordt vervoerd. Ook speelt de chemische samenstelling van het afvalwater en de ondergrond in verband met verzakking een rol. De buizen in een rioleringsstelsel kunnen van (nodulair) gietijzer, beton, gres of kunststof (figuur 2.7 en bijlage I) zijn gemaakt. De riolering in Nederland bestaat voor ruim 70% uit beton en zo’n 25% uit kunststof. Veelgebruikte kunststoffen zijn PVC, PE of GVK. Beton is relatief goedkoop maar zwaar, nodulair gietijzer is robuust en zwaar en kunststof is eenvoudig te bewerken en licht, maar kan minder druk aan dan beton (bron: www.wikipedia.nl).

Voor rioolbuizen worden diverse materialen gebruikt, dit heeft te maken met de omstandigheden waar de buis zich in verkeerd. 2.3.4 Waterleidingen Een waterleiding is een leiding waardoor water van het ene naar het andere punt wordt getransporteerd. Meestal wordt met een waterleiding het transport van drinkwater bedoeld. Waterleidingen bevinden zich voornamelijk in de grond maar

komen ook in huizen en gebouwen voor. Waternet transporteert via waterleidingen het drinkwater van de Amsterdamse Waterleidingduinen en de Bethunepolder naar Amsterdam. Waterleidingen met een diameter kleiner dan 300 mm worden gezien als distributie en leidingen van 300 mm en groter als transport (bron: aanvulling WIOR). 2.3.5 Materialen waterleidingen Waterleidingen worden van lood, gegalvaniseerd staal, koper of kunststof gemaakt (bijlage I). De loden leidingen worden tegenwoordig niet meer gebruikt. Dit is in verband met kans op (chronische) loodvergiftiging bij consumptie aangezien lood langzaam in water oplost. In oude huizen komen loden leidingen echter nog wel eens voor. Loden leidingen werden aanvankelijk vervangen door leidingen uit gegalvaniseerd staal. Deze leidingen zijn stijf en hebben als voordeel dat de materiaalkosten laag zijn. Ook is de robuustheid veel hoger dan bij andere materialen. Het installeren van deze leidingen vergt echter veel inspanning (en is daardoor duurder). De leidingen zijn minder nauwkeurig te plaatsen en moeilijk uit te breiden na afwerking. Op termijn kan vernauwing optreden door aanslag en roestvorming in de buizen. Gegalvaniseerd staal wordt dan ook steeds minder gebruikt (bron:www.wikipedia.nl). Koper beschikt over antibacteriĂŤle eigenschappen, is sterk en makkelijk te bewerken. Het gebruik van koper in sanitaire installaties en leidingen remt de bacteriegroei. Koper lost erg slecht op en dus komt er uit koperen leidingen weinig koper vrij. Het is echter vrij duur (bron: www.duurzaamheidbouwmetaal.nl). Kunststofleidingen hebben als voordeel dat ze een geringe wandruwheid hebben en ze relatief goedkoop zijn doordat ze makkelijk te bewerken zijn. De bacteriĂŤle groei is echter wel aanzienlijk groter dan bij koperen leidingen.

In waterleidingen wordt water van het ene naar het andere punt getransporteerd. Voor waterleidingen worden tegenwoordig vooral kunststof en koperen leidingen gebruikt. Dit heeft voornamelijk te maken met gezondheidsmaatregelen. Figuur 2.7: Kunststof rioolbuizen4

18

Boven- en ondergrondse elementen


2.4 Warmte en koude leidingen Warmte- en koudeopslag zijn erg milieuvriendelijke manieren voor stadsverwarming en –koeling. Door het efficiënt gebruik te maken van restwarmte kunnen gebouwen worden verwarmd. Ook kunnen gebouwen gekoeld worden door bijvoorbeeld koud water uit een meer op te pompen en door de leidingen te laten stromen. Warmte- en koudeopslag is echter niet overal te gebruiken. Dit heeft te maken met een te grote afstand. Wanneer het water over een te grote afstand vervoerd moet worden, koelt het te veel af of wordt het te warm. NUON regelt in Amsterdam het warmte en koude transport. Warmte/koude leidingen worden als worden als transportleidingen gezien wanneer deze een nominale druk van minimaal 16 bar hebben en wanneer deze een diameter van 300 mm of groter hebben. De rest wordt gezien als distributie (bron: aanvulling WIOR). 2.4.1 Netwerk warmteopslag De restwarmte van fabrieken wordt opgevangen en gebruikt om water te verwarmen. Via een ondergrondse leiding gaat het hete water naar een verdeelstation. Daar geeft het water zijn warmte af aan een andere leiding met water. Dit opgewarmde water gaat via een net van leidingen naar bedrijven en woningen in de buurt. Daar wordt het leidingwater en de verwarming verwarmd. Het afgekoelde water stroomt weer terug door het leidingnet en wordt in het verdeelstation weer opgewarmd (zie figuur 2.8). En zo gaat het maar door.

22 °C) wordt daarna weer terug in de grond gepompt (zie figuur 2.9). In de winter wordt de koude bron afgekoeld door koude te onttrekken aan de buitenlucht of oppervlaktewater in de omgeving (bron: www.nuon.com). In Amsterdam wordt koud water uit de diepe lagen van de Nieuwe Meer en de Ouderkerkerplas naar een koudecentrale gepompt. Het water uit het meer geeft daar zijn koude temperatuur af en stroomt dan weer terug naar het meer. Het gekoelde water in de centrale gaat naar kantoren in de buurt. Zij gebruiken het koude water in plaats van airconditioning, om bijvoorbeeld ruimtes met veel computers te koelen. Dat scheelt driekwart van de CO2-uitstoot (bron: www.energiegenie.nl). 2.4.3 Materialen De warmte en koude leidingen worden altijd geïsoleerd door een plastic omhulsel die om de buis heen zit, met daartussenin isolatiemateriaal (zie figuur 2.10). Hierdoor wordt de buis aan de buitenkant handwarm gehouden (ongeveer 30 graden). Soms wordt de retourleiding in dezelfde tweede buis opgenomen, waardoor grote uitwendige diameters kunnen ontstaan. Warmte en koude leidingen bestaan grotendeels uit kunststof (bron: Ontwerp van de openbare ruimte).

Warmte- en koudeopslag is een natuurvriendelijke manier om te verwarmen en/of te koelen. NUON stuurt warm of koud water door kunststof leidingen naar huishoudens waar de warmte of koelte wordt afgegeven.

2.4.2 Netwerk koudeopslag Vanuit een koude grondwaterbron wordt koud water (circa 18 °C) naar woningen gepompt om via vloerverwarmingssystemen de woning of het gebouw te koelen. Het opgewarmde water (circa

Figuur 2.8: Warmte opslag Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

Figuur 2.9: Koude opslag

19


2.5 Telecommunicatie kabels Telecommunicatie is het overbrengen van informatie van de ene plek naar een andere zonder dat iets of iemand zich fysiek daar naartoe verplaatst. Vormen van telecommunicatie zijn: (mobiele) telefoon, radio, televisie en internet. Bekende telecommunicatie bedrijven zijn onder andere KPN, UPC en Ziggo. Telecommunicatie kabels liggen in het algemeen in dezelfde geul, maar worden regelmatig blindelings in de straat gelegd. 2.5.1 Beheerders Voor het beheer van de telecommunicatiekabels zijn meerdere bedrijven verantwoordelijk. Aangezien de bedrijven hun eigen kabels in de grond hebben liggen zijn zij hier ook verantwoordelijk voor als deze beschadigen, verlegd of vervangen moeten worden. De nutsbedrijven draaien zelf voor de kosten op. Als er werkzaamheden plaatsvinden waardoor kabels verwijderd, vervangen of verplaatst dienen te worden binnen 5 jaar na aanleg, dan vergoedt de gemeente Amsterdam de kosten.

Nutsbedrijven zijn verantwoordelijk voor hun eigen kabels wanneer deze moeten worden verlegd, gerepareerd of vervangen.

2.5.2 Materialen Voor de jaren zeventig ontving iedereen zijn programma’s via een antenne op het dak. Door de komst van de kabel was de kwaliteit van het beeld en geluid vele malen beter dan voorheen. Momenteel wordt voor 90 procent een kabeltelevisie gebruikt. De telefoonverbindingen bestonden in het begin van de jaren zeventig oorspronkelijk uit koperkabels. Vanaf de jaren zeventig werden er ook coaxiaal kabels (figuur 2.11) aangelegd voor kabeltelevisie. Met de komst van internet en andere digitale systemen is er een explosieve groei geweest van hoogwaardige en snelle verbindingen. Deze toename is mede door de glasvezel kabel mogelijk gemaakt. Telecommunicatiekabels zijn te onderscheiden in koperdraad, coaxiale kabels en glasvezelkabels (bron: www.TUdelft en economie. fgov.nl). Koperdraad is een langgerekte, dunne geleider, die bestaat uit roodkoper en die gebruikt wordt om elektriciteit te transporteren tussen spanningsbron en verbruiker. Koperdraad wordt in de elektrotechniek en in de elektronica veel toegepast. Het geleidt de elektrische stroom en produceert warmte (bron: www.wikipedia.nl).

Figuur 2.10: Warmte/koude leidingen5

20

Boven- en ondergrondse elementen


Een coaxiale kabel (kortweg coaxkabel) is een kabel waarvan de twee geleiders concentrisch zijn. Beide geleiders hebben dezelfde as, vandaar de naam coaxiaal. De ‘kern’ (binnenste koperen geleider) en de ‘mantel’ (omhullende buitenste geleider, die op aardpotentiaal wordt gehouden) zijn de twee stroom voerende verbindingen. Doordat de assen van beide geleiders samenvallen, heffen de elektrische en magnetische velden van binnen- en buitengeleider elkaar buiten de kabel vrijwel op, waardoor weinig tot geen stoorsignalen naar binnen of naar buiten kunnen lekken. Een kwalitatief hoogwaardige coaxkabel wordt gebruikt voor hoogfrequente signalen (bijvoorbeeld een televisiesignaal of een signaal in een computernetwerk). Figuur 2.11 geeft een voorbeeld van een coaxiale kabel weer en deze is uit volgende onderdelen opgebouwd: 1. Binnengeleider (koperen kern), 2. Isolatiemateriaal (binnenste isolator), 3. Buitengeleider (koperen mantel), 4. Mantel (plastic omhulsel). (bron:www.wikipedia.nl)

Figuur 2.11: Coaxiale kabel6 Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

Rond 1990 deed de glasvezelkabel (figuur 2.12) zijn intrede. Deze kabel heeft twee grote voordelen vergeleken met de coaxiale kabel. Vanwege de geringere demping kunnen langere afstanden overbrugd worden zonder versterkers en vanwege de grotere bandbreedte kan er veel informatie tegelijk worden verzonden. Glasvezel is een haar dunne vezel van glas en heeft als nadeel dat de gehele kabel vervangen moet worden wanneer er een breuk in de kabel is. Glasvezel wordt onder meer toegepast als optische vezel in telecommunicatie, waarbij licht wordt gestuurd door lange vezels van optisch zeer helder glas om signalen betrouwbaar over grote afstanden te transporteren. Deze techniek maakt communicatie over grotere afstand en snelheid gemakkelijker dan andere communicatiemiddelen (bron: www.wikipedia.nl).

Voor telecommunicatie worden koperdraad, coaxiale en glasvezelkabels gebruikt. Tegenwoordig wordt glasvezel veel gebruikt doordat via deze kabels veel informatie tegelijk en snel kan worden verzonden.

Figuur2.12: Glasvezel kabels7

21


2.6 Elektriciteitskabels De elektriciteitsleveranciers voorzien bijna ieder huishouden van stroom. In 1885 zijn de eerste kleinschalige elektriciteitscentrales aangelegd. De centrale kon alleen stroom leveren binnen een straal van 500 meter. Pas na de invoering van de transformator kon elektriciteit met een hoge spanning worden getransporteerd. Eind jaren twintig werden de grote elektriciteitscentrales van verschillende steden voor het eerst bovengronds met elkaar verbonden, waardoor de overtollige capaciteit van de ene centrale kon worden gebruikt om het tekort van een andere op te heffen. Deze netwerkkoppeling vond in eerste instantie plaats op provinciale schaal en na de Tweede Wereldoorlog ook op nationale schaal. Sindsdien zijn de grote hoogspanningsmasten een bekend beeld in het landschap. Ze transporteren de stroom op voltages van 380 kilovolt tussen de centrales. Voltages opgesplitst in 220, 150 en 110 kilovolt van de centrales naar onderstations en transformatorhuisjes. Laatst genoemd zijn het beginpunt van het stedelijk netwerk met een laagspanning. Het hoogspanningsnetwerk ligt over het algemeen bovengronds, omdat er bij een ondergrondse ligging te veel energie verloren gaat. Op buurtniveau wordt in transformatorhuisjes hoogspanning omgezet in laagspanning: 380volt (industriespanning) en 230 volt (huisspanning). Via een distributienetwerk komt de elektriciteit bij de verbruikers terecht (zie figuur 2.13). In Nederland ligt het laagspanningsnetwerk bijna altijd onder de grond. Dit omdat de beheerders gemakkelijk bij de kabels en leidingen moeten kunnen komen. Elektriciteitskabels mogen niet worden gebundeld, omdat de isolatie niet voldoende brandwerend is. (bron ontwerp van de openbare ruimte)

2.6.2 Liander (Laagspanningsnetwerk) Liander is een Nederlands bedrijf dat het midden- en laagspanningselektriciteitsnet (figuur 2.15) en het hoge en lagedruk gasnet in een deel van Nederland beheert. Liander beheert het energienetwerk in de provincies Gelderland en NoordHolland en in grote delen van Flevoland, Friesland en Zuid-Holland. Liander zorgt voor een aansluiting van 380 volt (industriespanning) en 230 volt (huisspanning). Liander telt ongeveer 3 miljoen klanten voor elektriciteit en 2,1 miljoen gasklanten. Het laagspanningsnetwerk wordt onderverdeeld in transport kabels > 50 kilovolt en een distributienetwerk met kabels < 50 kilovolt. Liander is de meest belangrijke activiteit van Alliander. Liander levert hogere aansluiting aan bijvoorbeeld gemeenten, industrie, agrariĂŤrs en ziekenhuizen. Een stopcontact beschikt over een spanning van 230 volt. (Bron:www.liandon.nl)

Elektriciteit heeft zowel een hoog- als een laagspanningsnetwerk. Het laagspanningsnetwerk bestaat uit distributiekabels met een spanning van maximaal 50 kilovolt en een transport netwerk met minimaal 50 kilovolt span-

2.6.1 TenneT (Hoogspanningsnetwerk) TenneT Is een van de grootste elektriciteitstransporteurs van Europa. Met 20.000 kilometer aan hoogspanningsverbindingen en 36 miljoen eindgebruikers in Nederland en Duitsland behoort TenneT tot de top 5 van Europa. TenneT beheerd in Nederland het hoogspanningsnetwerk (figuur 2.14). Dit is minimaal 110 en maximaal 380 kilovolt. TenneT levert electra aan een aantal grote regionale beheerders. Ze leveren onder andere hoogspanning aan Alliander. (bron http:// nl.wikipedia.org/wiki/TenneT).

Figuur 2.13: Elektriciteits systeem

22

Boven- en ondergrondse elementen


ning. Via het hoogspanningsnetwerk wordt de elektriciteit bovengronds onder hoge spanning over grote afstanden vervoerd en vervolgens verdeeld naar laagspanningsnetwerken. Via diverse verdeelstations wordt de elektriciteit naar huishoudens geleid. 2.6.3 Kabels openbare verlichting Amsterdam Openbare verlichting heeft als doel de openbare ruimte in het donker zichtbaar te maken, zodat de veiligheid verbeterd wordt. Dit zorgt voor veiligheid en verheldering van andere deelnemers aan het verkeer, het wegdek/trottoir, objecten in de openbare ruimte, eventueel bedreigende situaties of personen, straatnaamborden, etc.. Verlichting levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het gevoel van sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, de leefbaarheid (sfeer) en aantrekkelijkheid van de openbare ruimte ’s avonds en ’s nachts. Geheel Amsterdam telt circa 116.000 lichtmasten, 133,500 armaturen en 140.000 lampen (peildatum 1 januari 2005). De netwerken zijn onder te verdelen in twee varianten het combikabelnet en de solonetten. Het ondergrondse kabelnet van de openbare verlichting in Amsterdam bestaat uit een aansluiting op het zogeheten combikabelnet. Op het combikabelnet zijn ongeveer 90.000 masten aangesloten. Lichtmasten worden in Nederland in de meeste gevallen aangesloten op het daar aanwezige kabelnet dat eigendom is van een daar aanwezige netbeheerder (vaak Liander). Dit wordt een combikabelnet genoemd. Dit combikabelnet bestaat uit een hoofdkabel met daarnaast diverse hulpkabels ten behoeve van uiteenlopende functies. Zo zijn niet alleen lichtmasten, maar ook woningen en bedrijven voor de energievoorziening op dit kabelnet aangesloten. Woningen en bedrijven worden aangesloten op de hoofdkabel van dit combikabelnet. Een lichtmast wordt via een aansluitkabel aangesloten op de aparte lichtmastader. Zodra het donker wordt zal deze aparte openbare verlichting kabel worden ingeschakeld. (bron: beleidsplan openbare verlichting uitklapper).

Figuur 2.14: Hoogspanning8

Twee gebieden in Amsterdam beschikken over kabels die in het bezit zijn van de gemeente. Dit is gedaan met name om praktische en financiële overwegingen. Maar ook om niet afhankelijk te zijn van de nutsbedrijven is ervoor gekozen om niet gebruik te maken van het combikabelnet, Figuur 2.15: Laagspanning9 Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

23


maar zelf een kabelnet (‘solonet’) aan te leggen speciaal voor openbare verlichting. Dit geldt voor het stadsdeel Zuid-Oost en voor de nieuwbouwwijk IJburg. Deze solonetten zijn eigendom van de gemeente Amsterdam (bron: beleidsplan openbare verlichting uitklapper).

Kabels van de openbare verlichting liggen los van de hoofdkabels van energietoevoer naar verschillende functies, zodra het donker wordt zullen deze kabels worden ingeschakeld. Deze kabels kunnen liggen in een combinatienetwerk (nutsbedrijven) of een solonetwerk (gemeente). 2.6.4 Kabels verkeersregelingsinstallatie (VRI) De VRI bestaat sinds 1868 en is een verzameling van losse onderdelen die nodig zijn om één of meerdere verkeerstromen te regelen door het geven van zichtbare signalen aan weggebruikers. De kabels bestaan uit een detectielus (detecteert bovenstaande auto’s) in het asfalt die gekoppeld is aan een kabel mof die weer in verbinding staat met de VRI regelkast (figuur 2.16 en 2.17). Vanuit de VRI Regelkast gaat een kabel naar het stoplicht. Voor grotere led verlichting borden (veel te zien bij snelwegen) worden glasvezelkabels en signaalkabels gebruikt. Ook deze kabels staan in verbinding met de VRI regelkast (bron: www. draka.nl). 2.6.5 Overige Amsterdam telt ongeveer 1700 bruggen. Dienst infrastructuur Verkeer en vervoer (DIVV) beheert de bruggen die behoren tot de hoofdinfrastructuur van de stad. Kabels van op afstand bestuurbare bruggen, paaltjes, LED-borden ANWB en tracksystemen zijn aangesloten op het openbare laagspanningsnetwerk of eigendom van de gemeente/ nutsbedrijf. Spookkabels (van camera’s etc.) Als men zich gaat bezighouden met een bepaald gebied waarin kabels en leidingen van overheid/ Prorail zijn opgenomen. Wordt er door de overheid/ Prorail zelf contact met deze aannemer gezocht. De gegevens van de leidingen van de overheid zijn niet op kaart aangegeven. De eigenaren van deze netwerken houden de graafwerkzaamheden bij die in het gebied rondom hun kabels en/ of leidingen plaatsvind.

24

Naast de hoofd kabel- en netwerkstructuur zijn er nog een aantal kabels en leidingen onder de grond te vinden. Deze zijn afkomstig van de overheid, bedrijven zoals Prorail, verkeersregelingsinstallaties en grote voorzieningen in de openbare ruimte. 2.6.6 Materialen Een elektriciteitsleiding transporteert elektrische stroom. Deze leidingen bestaan uit elektrisch geleidend materiaal, met daaromheen een elektrisch isolerende mantel. Voor de elektriciteitsleidingen kan in principe elk geleidend materiaal worden gebruikt als zilver, koper, of aluminium. In de praktijk wordt echter voor deze leidingen bijna altijd blank koper toegepast, meestal aangeduid als elektrolytisch koper. Dit koper bevat een hoog kopergehalte van 99,95% en dit is noodzakelijk, aangezien zelfs geringe verontreinigingen het elektrische geleidingsvermogen van dit materiaal sterk verminderen. Voor hoogspanningsleidingen voor lange afstanden verkiest men aluminium boven koper. Vaak wordt er dan een combinatie van staal en aluminium gebruikt. De diameter varieert tussen de 5 en 40mm (bron www.aluminium.matter.org). De kabels van het laagspanningsnetwerk bevinden zich in geïsoleerde leidingen, meestal van kunststof. De isolerende lagen zijn gemaakt van rubber, pvc, polyetheen of in olie gedrenkt papier (bron: www.wikipedia/Alliander.nl).

Voor elektriciteitsleidingen kunnen alle geleidende materialen gebruikt worden. Toch wordt bijna altijd blank koper toegepast door het hoge koper gehalte. Hieromheen zit een isolerende mantel. Voor hoogspanningsnetwerken wordt vaak voor een combinatie tussen aluminium en koper gebruikt.

Boven- en ondergrondse elementen


Figuur 2.16: stoplichten10

Figuur 2.17: Verkeer11 Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

25


3. Normen en regels Diverse handboeken en wetten zijn opgesteld om complicaties en handvatten te creĂŤren om de ondergrondse chaos te koesteren. De belangrijkste zijn in dit hoofdstuk opgesteld. 3.1 NEN-normen Normen zijn afspraken die marktpartijen vrijwillig met elkaar maken over de kwaliteit en veiligheid van hun producten, diensten en processen. Voor bijna alles is wel een norm beschikbaar, van gebruiksvoorwerpen tot de bescherming van persoonsgegevens en van keuringsmethoden en papierformaten tot de brandwerendheid van bouwmaterialen en de nummering van weken. NEN is de afkorting van Nederlandse Norm en tevens sinds 8 mei 2000 de naam van het nauwe samenwerkingsverband van het Nederlands Normalisatie-instituut en de Stichting NEC. NEN begeleidt en stimuleert de ontwikkeling van normen. Als neutrale partij inventariseert NEN aan welke normen behoefte is en brengt de organisatie belanghebbenden bij elkaar om deze normen te financieren en ontwikkelen. Dat doet NEN zowel binnen sectoren als op nationaal, Europees en mondiaal niveau (bron: www.wikipedia.nl).

Figuur 3.1: NEN 7171-11

Doordat er voor bijna alles aparte normen bestaan is er in dit onderzoek gekozen om zich voornamelijk te richten op NEN-7171-1 (Figuur 3.1). De NEN-7171-1 geeft voor kabels en leidingen een aantal criteria waaraan de ligging van kabels en leidingen moet voldoen.

De NEN geeft normen over de kwaliteit en veiligheid van producten, diensten en processen. In dit onderzoek is ingegaan op NEN-7171-1. Deze NEN-norm beschikt over eisen waaraan kabels en leidingen moet voldoen. 3.2 Handboeken Amsterdam hanteert diverse handboeken waarin beschreven staat, hoe er met werkzaamheden in de openbare ruimte moet worden omgegaan (zie figuur 3.6). Deze documenten geven richtlijnen over de communicatie, proces, aanleg en veiligheid binnen een uitvoering.

Figuur 3.2: Handboek techniek Maaiveldinrichting2

26

Boven- en ondergrondse elementen


3.2.1 Verordening Werken in de Openbare Ruimte Met de verordening Werken In de Openbare Ruimte (WIOR) vereenvoudigt de gemeente Amsterdam de regels, verbetert de handhaafbaarheid en zorgt voor uniforme regels bij het werken aan de weg (figuur 3.3). Gelijke regels in alle stadsdelen en voor alle kabel- en leidingbedrijven. Kortom, door de nieuwe WIOR verordening worden werken in de openbare ruimte voor bewoners, ondernemers en bezoekers inzichtelijker, eenduidiger en leiden ze tot minder overlast. Op 1 oktober 2009 is de WIOR van kracht gegaan. De Nadere Regels WIOR zijn op 15 september 2009 gepubliceerd (figuur 3.4). De WIOR geeft algemene regels over de wijze van werkzaamheden waarbij rekening wordt gehouden met de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid van de stad tijdens werkzaamheden. Zo dienen werken aan de weg zo veel mogelijk gebundeld te worden voor minder overlast. Tevens worden hier technische eisen aan de ondergrond vermeld. (bron: www.amsterdam.nl). 3.2.2 Overige handboeken Naast de WIOR maakt het Ingenieursbureau van Amsterdam onder andere gebruik van het ‘Handboek Techniek Maaiveldinrichting’(zie figuur 3.2) en het ‘Handboek Engineering’. Hierin staan richtlijnen vermeld over het proces, aanleg en werkzaamheden rondom maaiveldinrichting en kabels en leidingen. Bij overig advies kan het Kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur (CROW) geraadpleegd worden (figuur 3.5).

Figuur 3.3: WIOR3

Amsterdam hanteert bij werken in de ondergrond (WIOR), het Handboek Techniek Maaiveldinrichting, Handboek Engineering en het Kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur (CROW). 3.3 Wetten (landelijk) Wetten zijn opgesteld om het proces verloop en de veiligheid te verbeteren. Een aantal wetten richtten zich op de ondergrond. Deze zorgen ervoor dat de aanleg en het beheer van ondergrondse objecten goed en veilig verloopt voor zowel mens als natuur. In dit subhoofdstuk worden de wetten behandeld die direct invloed hebben op de aanleg en/of werkzaamheden aan en rondom kabels en leidingen. Figuur 3.4: Nadere regels WIOR4 Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

27


3.3.1 Wet informatie-uitwisseling ondergrondse Netten (WION) In de Nederlandse bodem liggen veel kabels en leidingen. Om graafschade te voorkomen en de veiligheid van de graver en de directe omgeving te bevorderen, bestaat er sinds 1 juli 2008 de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) zie figuur 3.6. Deze wet staat ook bekend als de ‘Grondroerdersregeling’. Doel van de wet is om graafschade te voorkomen door het verstrekken van kabel- en leidinginformatie naar aanleiding van een graafmelding. Deze wet is voor iedereen toegankelijk (Bron: www.drloket.nl). Handhaving Het Agentschap Telecom, onderdeel van het ministerie van Economische Zaken ziet toe op de handhaving van de wet.

De WION voorkomt schade aan kabels en leidingen bij graafwerkzaamheden en bevorderd de veiligheid. De wet wordt gehandhaafd door Agentschap Telecom.

- Verspreiding van bestaande bodemverontreiniging door de werking van het systeem. - Vermindering van natuurwaarden door negatieve effecten op de grondwaterstand. - Negatieve beïnvloeding grondwateronttrekkingen. - Negatieve beïnvloeding van andere ondergrondse energieopslagsystemen. - Negatieve beïnvloeding van archeologische monumenten en aardkundige waarden. - Verzilting van zoet water of verzoeting van zilt water. - Grondwaterverlagingen die leiden tot zettingen bij ondiepe systemen. - Opbrengstderving. Op sommige plaatsen zijn warmte-, koudeopslag systemen niet toegestaan of er worden hieraan nadere voorwaarden gesteld. Toepassing van warmte-, koudeopslag is verboden in waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden voor de openbare drinkwatervoorziening en gebieden met een boringvrije zone (bron: www.wikipedia. nl).

3.3.2 Gaswet De Gaswet omvat regels op het gebied van transport en levering van gas en geeft tevens uitvoering aan de Europe richtlijn over de interne Europese gasmarkt. De wet is op 1 januari 2001 volledig ingegaan en geeft grootschalige richtlijnen op het gebied van gas. In de Gaswet is vastgelegd hoe de energieleveranciers zich binnen de markt dienen te gedragen. Zo mogen ze geen misbruik maken van een eventuele machtspositie (bron: www.wikipedia.nl). Handhaving De Gaswet is een wet van het ministerie van Economische Zaken, de Energiekamer van de Mededingingsautoriteit (NMa) houdt toezicht op de Gaswet (bron: www.wikipedia.nl).

De Gaswet omvat regels op het gebied van transport en levering van gas. De wet wordt gehandhaafd door de Energiekamer. 3.3.3 Water- en bodembeschermingswet Ondergrondse energie opslag kan een grote invloed hebben op de (ondergrondse) omgeving. Er worden een aantal toetsingscriteria gesteld in de Waterwet en de Wet bodembescherming: Figuur 3.5 : Eén van de vele publicaties van CROW5

28

Boven- en ondergrondse elementen


Handhaving Het Agentschap NL houdt toezicht op de vergunningen van de Waterwet en de wet milieubeheer. Agentschap NL is een onderdeel van het ministerie van Economische Zaken.

De Water- en bodembeschermingswet omvat regels over de invloeden van warmte- en koudeopslag op water en bodem. Agentschap NL houdt toezicht op deze wetten. 3.3.4 Elektriciteitswet Door de Elektriciteitswet van 1998 werd het elektriciteitsnetwerk toegankelijker voor producenten, handelaren en leveranciers van elektriciteit. Iedereen is nu vrij om zijn eigen leverancier te kiezen. De netten zijn in handen van de netbeheerders en de stroom wordt geleverd door elektriciteitsleveranciers (bron:www.rvo.nl). Handhaving De Energiekamer is een onderdeel van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. De Energiekamer voert de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet uit en houdt toezicht op de naleving van beide wetten. De Energiekamer werkt in opdracht van het ministerie van Economische Zaken (bron: www.wikipedia.nl).

Figuur 3.6: Handboek kabels en leidingen (bron)6

Door de Elektriciteitswet is het elektriciteitsnetwerk toegankelijker geworden voor producenten, handelaren en leveranciers. De Energiekamer houdt toezicht op de naleving van de wet. 3.3.5 Conclusie Er zijn diverse normen, handboeken en wetten opgesteld om de werkzaamheden met betrekking tot de ondergrond, veilig en zonder al te veel complicaties uit te voeren. Dit onderzoek richt zich voornamelijk op de technische eisen achter de boven- en ondergrondse elementen. De WIOR wordt door het Ingenieursbureau boven de NEN normen gesteld. De NEN normen, CROW-publicaties en ‘handboek techniek maaiveldinrichting’ vullen de eisen van de WIOR aan. Omdat al deze verschillende documenten invloed hebben op de eisen achter boven- en ondergrondse inrichting is het niet altijd even helder welke er moeten worden gehanteerd. Dit probleem wordt verder uitgelegd in hoofdstuk 4 problematiek. Figuur 3.7 : WION online7 Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

29


4. Problematiek Tijdens de realisatiefasen zijn geregeld complicaties op te merken, die te maken hebben met de ondergrondse infrastructuur. Dit hoofdstuk laat zien om welke problemen dit gaat en in welke fasen die zich bevinden van de huidige procedure. De problemen hebben betrekking op de kabels en leidingen van hoofdstuk twee. Voornamelijk zal in worden gegaan op de afstemming tussen boven- en ondergrond. De problemen die zich voordoen hebben invloed op de tijdsduur van de project ontwikkelingen en tijd is geld. 4.1 Huidige procedure Als het gaat om kabels en leidingen worden het Plan- en Besluitvormingsproces infrastructuur (PBI) gehanteerd. Het PBI is gebaseerd op het plan- en besluitvormingsproces voor ruimtelijk maatregelen. In het PBI staat de fasering van het proces die is afgesproken tussen Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (DIVV) en het gemeentebestuur van Amsterdam. Werken volgens het PBI maakt het proces voor alle betrokkenen inzichtelijk en biedt het projectmanagement houvast voor wat betreft het doel, het resultaat en de weg daar naartoe (Bron: Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur).

De huidige procedure die wordt doorlopen in projectontwikkeling staat beschreven in het Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur (PBI). 4.2 Proces kabels en leidingen In het PBI zijn vijf verschillende fasen van elkaar te onderscheiden. In fase 1 (Initiatieffase) en 2 (uitgangspuntenfase) wordt een principe- en voorkeursbesluit gemaakt. Deze fasen hebben weinig invloed op de kabels en leidingen en zullen niet in dit onderzoek behandeld worden. Fasen 3 (definitiefase), 4 (ontwerpfase) en 5 (realisatiefase) hebben wel invloed op de ondergrond (zie figuur 4.1).Deze drie verschillende fasen brengen inzicht in het proces dat doorlopen moet worden. Beginnend bij de definitiefase en eindigend bij de realisatiefase. Er wordt vanuit een voorkeursbesluit (uit fase 2) begonnen met het Integraal Programma van Eisen (IPvE). Hierin worden duidelijk de huidige kennis en inzichten betreffend het project beschreven. Tevens dient het project aangemeld te worden bij het Coรถrdinatenstelsel. Projecten die in de voorbereidingsfase zitten worden besproken in het voorbereidingsoverleg (Cocuwo). Hier wordt een Cocuwo-registratienummer (uniek nummer) aan het project toegekend. De kabels en leidingen beheerders

Figuur 4.1: Procedure achter kabels en leidingen1

30

Boven- en ondergrondse elementen


kunnen hierop reageren. Ook wordt het project aangemeld bij de Werkgroep Werk in Uitvoering (WWU). Deze groep houdt het openbaar vervoer in de gaten en regelt te bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en adviseert over faseringen en tijdelijke maatregelen. Tot slot dienen vergunningen en juridische planologische producten aangevraagd te worden (Procuwo/planvorming). In het projectbesluit krijgt het project goedkeuring op het gebied van inpassing en bestemming. Begonnen kan worden met fase 4 (zie figuur 4.1). Na de Cocuwo melding kan het Wenstracé worden gestart. Hierin wordt een plan met betrekking tot de kabels en leidingen gemaakt aan de hand van de wensen van de nutsbedrijven. Als alle nutsbedrijven en ook de uitvoerders akkoord gaan wordt het Wenstracé voorlopig opgesteld. Parralel aan deze ontwikkelingen vind het uitvoeringsbesluit plaats. Hierin staat de wetstechnische informatie beschreven waaraan het project zich moet houden. Na goedkeuring van alle betrokken nutsbedrijven zal de uitvoeringsopdracht (UVO) worden gemaakt. Eventuele verwerkte bijgekomen opmerkingen worden hierin opgenomen. De UVO krijgt een uniek UVO-nummer. De nutsbedrijven krijgen hierna acht maanden de tijd, deze periode is voor de uitwerking van de kabels en leidingtracés en de mobilisatie. In de laatste fase zal de gunning bekend worden gemaakt. Hierin wordt vastgelegd aan wie het project toegewezen wordt met betrekking tot de uitvoering. Als dit rond is kan de uitvoering beginnen  (Bron: Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur).

De procedure achter de kabels en leidingen speelt zich af in fasen 3, 4 en 5 van het PBI. Deze fasen bestaan uit een definitiefase, ontwerpfase en realisatiefase. 4.3 Complicaties In deze drie belangrijke fasen doen zich complicaties voor. Parallel lopend aan de uitvoering van de procedure achter de kabels en leidingen vinden andere ontwikkelingen zoals de uitwerking en vormgeving plaats. De koppeling tussen verschillende organisaties van de procedure verloopt niet altijd even goed. De ontwerpers (DRO) staan los van het Ingenieursbureau van Amsterdam (IBA). Regie of communicatie ontbreekt waardoor bij-

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

voorbeeld een ontwerper of werkvoorbereider niet op de hoogte is van wat er zich ondergronds afspeelt. Dit heeft mede te maken dat de betrokkenen van de procedure niet gezamenlijk in één gebouw aanwezig zijn. De procedure kent verschillende organisaties die zich bezig houden met een project. Hierdoor ontstaan problemen, die extra tijd in beslag nemen en weer opgelost dienen te worden. Naast deze procedure beschikken veel ontwerpers niet over de technische expertise die ondergronds nodig is waardoor ze hier niet genoeg rekening mee houden. Fouten worden gemaakt met onderlinge afstanden tussen bovenen ondergrondse objecten en en dit kan leiden tot gevaarlijke situaties. De twee hoofdproblemen die opgemerkt zijn: Gebrek aan communicatie tussen de verschillende organen/organisaties en gebrek aan technische kennis bij de ontwerper/uitwerker (bron: Paul Elzenaar en Iris van der helm). 4.3.1 De definitiefase (fase 3) In deze fase wordt het IPvE gemaakt. Hierin moeten acties van de inventarisatie, capaciteit en masterplan Kabels en Leidingen opgenomen worden. Tevens moet er een melding worden gemaakt bij het Coördinatenstelsel van Amsterdam. Het project krijgt hierdoor een uniek nummer en K&L beheerders kunnen hierop reageren (Bron: Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur). Problemen in de praktijk De ondergrondse infrastructuur wordt niet vroegtijdig meegenomen. De vraag naar distributie en dataverkeer binnen de stedenbouwkundige ontwikkelingen wordt niet meegenomen bij de aanleg (ruimte en capaciteit) van ondergrondse infrastructuur. Strategische en politieke keuzes worden niet verkent en niet meegenomen in de definitiefase. Denk aan keuzes voor stadsverwarming, warmte- en koude winning in de ondergrond en ondergrondse voorzieningen voor huisvuil (bron: www.zeeuwsbodemvenster.nl). 4.3.2 De ontwerpfase (fase 4) Deze fase omvat het ontwerpproces van de locatie, vanuit gegevens van het IPvE komt deze fase tot stand (Bron: Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur). Problemen in de praktijk In de planvorming van stedenbouwkundige ontwikkelingen is de inrichting van ondergrondse infrastructuur onvoldoende meegenomen. De onder-

31


grondse infrastructuur moet in een later stadium alsnog worden aangepast. Dit probleem is niet uitsluitend procedureel technisch op te lossen. Het is ook een culturele tegenstelling tussen ‘de stedenbouwkundige denkers’ en ‘de technische doeners’. Veel ontwikkelaars betrekken in hun plannen te weinig het belang van een goed ingerichte ondergrondse infrastructuur. Daarnaast worden er diverse handboeken, normen en wetten gehanteerd, die geen duidelijke overzicht bieden in de technische eisen aan boven- en ondergrondse eisen (bron: zeeuwsbodemvenster.nl). 4.3.3 De realisatiefase (fase 5) De realisatiefase bestaat uit de voorbereiding en realisatie van het project. in deze fasen worden bestekken, werkplannen, begrotingen gemaakt en/of gecontroleerd.(Bron: Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur). Problemen in de praktijk Onvoldoende regie (gemeente) van de aanleg van kabels en leidingen kan leiden tot inefficiënte werkprocessen en onnodige werkzaamheden. Zo kan schade voortkomen uit onnodige verleggin-

gen, het tijdens de uitvoering discussiëren over verantwoordelijkheden tussen netbeheerders en slechte bereikbaarheid voor de omgeving (maatschappelijke schade) (bron: zeeuwsbodemvenster.nl)..

De gemeente Amsterdam kent verschillende organisaties die het PBI hanteren, maar de organisaties bevinden zich in verschillende gebouwen. Hierdoor treden er regelmatig problemen in de communicatie op. Er is niet één duidelijke regie aanwezig. Ontwerpers, stedenbouwkundige en techniekers bevinden zich in aparte gebouwen en zijn daardoor van elkaar gescheiden. De ontwerper en/of de stedenbouwkundige hebben vaak niet de expertise binnen handbereik om het ontwerp af te stemmen op de ondergrond. 4.3.4 Gevolgen Vanuit het gebrek aan communicatie en kennis kunnen er complicaties optreden in vroege of latere fasen van een project. Schade aan kabels en leidingen staat de laatste jaren hoog op

Figuur 4.2: Graafschade12

32

Boven- en ondergrondse elementen


de (politieke) agenda. Dit blijkt uit de komst van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) en CROW-richtlijn: ‘Graafschade voorkomen aan kabels en leidingen’. Door schade aan kabels en leidingen kunnen gevaarlijke situaties ontstaan. De gevolgen zijn in te delen in directe en indirecte schade. Directe schade (fysieke, direct financieel meetbare schade) Het gaat hier om schade die een direct feitelijk gevolg is van werkzaamheden (graafschade) (figuur 4.2 & 4.3). Zo kunnen kabels en leidingen beschadigd worden doordat de machinist in de graafmachine niet op de hoogte is van de ondergrondse indeling. Hierdoor kunnen belangrijke kabels geraakt worden waardoor het mogelijk is dat er bedrijfsstilstand optreed door leveringsonderbreking van vitale diensten (energie, data), met mogelijk zeer forse claims als gevolg. Daarnaast kunnen er gevaarlijke situaties door brand en ontploffing (figuur 4.4), met letsel als gevolg ontstaan. Maar bijvoorbeeld ook gevaarlijke situaties door niet meer functionerende beademingsapparatuur. Deze situaties hebben weer invloed op het milieu waardoor er milieuschade kan optreden, denk hierbij aan lekkende vloeistoffen uit leidingen.

Figuur 4.3: Beschadiging warmteleiding3

Indirecte schade (bedrijfs- en maatschappelijke schade) Dit is schade die in eerste instantie niet direct wordt gesignaleerd, maar die de maatschappij als geheel wel lijdt. De inrichting van de ondergrondse infrastructuur kan onvoldoende afgestemd worden op de bovengrondse ontwikkelingen en toekomstige vraag. Hierdoor krijgt men op latere momenten alsnog graafwerkzaamheden en ontwerpaanpassingen op de ondergrondse infrastructuur. Kabels en leidingen liggen bijvoorbeeld op de locatie waar een boom moet wordt aangeplant. Deze ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat het projectbudget wordt overschreven en de grondeigenaar/beheerder krijgt onnodig (vaak) te maken met werkzaamheden. Door een slechte regie moeten netwerkbeheerders ook onnodig (veel) handelingen verrichten. De werkzaamheden die extra worden verricht hadden kunnen worden voorkomen, worden verhaald op de gebruikers (tariefverhogingen). De maatschappij ervaart door de vele werkzaamheden onnodig (lang) overlast. Gevolgen zoals economische schade door verslechterde bereikbaarheid voor verkeer en ondernemingen en overlast voor de omgeving, etc Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

Figuur 4.4: Ontploffing door gaslek14

33


kunnen getypeerd worden als indirecte schade. Bij de locatiebepaling van bijvoorbeeld gastransportleidingen zijn toekomstige stedenbouwkundige ontwikkelingen onvoldoende meegenomen. Het gevolg daarvan zijn mogelijk gevaarlijke situaties door werkzaamheden aan risicovolle leidingen in de omgeving van woningen en bedrijven (bron: zeeuwsbodemvenster.nl).

De gevolgen zijn in twee groepen onder te verdelen; directe en indirecte schade. Directe schade komt voor bij graafwerkzaamheden, leveringsonderbreking, ontploffing en milieuschade wat zeer forse claims tot gevolg kan hebben. Indirecte schade komt voor door een gebrek aan kennis waardoor de boven- en ondergrond niet goed op elkaar is afgestemd en door een gebrek aan regie. Dit zorgt voor onnodig veel werk en de maatschappij ervaart onnodig (lang) overlast. 4.3.5 Preventie De preventie is makkelijker gezegd dan gedaan. Communicatie en kennis kan per persoon verschillen en de manier waarop iets moet worden gedaan staat in de procedure (PBI) beschreven. Toch zijn de eisen van technische indeling van kabels en leidingen moeilijk te verkrijgen. De volgende tips worden gegeven om problemen in de regie en kennis te verminderen. Communicatie (regie) tussen de partijen Het is belangrijk in een toekomstig project dat vroegtijdig de vraag naar distributie en dataverkeer binnen de stedenbouwkundige ontwikkelingen meegenomen wordt bij het ontwerp van de ondergrondse infrastructuur. Daarnaast dienen vroegtijdige strategisch/politieke keuzes verkent en meegenomen te worden in de planvorming. Denk aan keuzes voor stadsverwarming, warmteen koude winning in de ondergrond en ondergrondse voorzieningen voor huisvuil (dit hoort in het IPvE te gebeuren). Daarnaast is belangrijk dat er vroegtijdig maar ook tijdens het project gezamenlijk overleg met alle betrokken partijen plaats vind. Ga niet zonder alle partijen gesproken te hebben een besluit nemen, zonder aandacht voor de ondergrondse infrastructuur en de analyse van toekomstig gebruik te overleggen. Vervolgens moet hier goed toezicht over gehouden worden zodat het juiste proces aangehouden word.

34

Kennisgebrek ontwerper De kennis van de ontwerper, stedenbouwkundige en of technieker heeft veel te maken met communicatie. Onderling vind er weinig communicatie plaats omdat de personen vaak niet naast elkaar aan het werk zijn. Het is mogelijk om een handleiding te creĂŤren met betrekking tot de technische eisen aan kabels en leidingen. Deze kan de ontwerp hanteren zodat zijn ontwerp afgestemd is op de ondergrond. Controle en communicatie met betrekking op de kennis kan invloed hebben op het ontwerp (bron: zeeuwsbodemvenster.nl).

De preventie van een gebrek aan kennis en regie kan verholpen worden door vroegtijdig de vraag naar distributie, politieke keuzes en dataverkeer mee te nemen bij het ontwerp van ondergrondse infrastructuur. Daarnaast is het belangrijk dat er vroegtijdig, maar ook tijdens het project geregeld met alle belanghebbende overleg plaatsvind. Het kennisgebrek gaat deels samen met de communicatie, maar de ontwerper kan zich meer verdiepen in de ondergrondse technische eisen en hierop inspelen. Deze kunnen bijgebracht worden door middel van een handleiding. 4.4 Reorganisatie IBA Binnen het Ingenieursbureau van Amsterdam zal op korte termijn een reorganisatie plaats vinden. Momenteel kent het ingenieursbureau tien verschillende groepen die alle expertise hebben op een specifiek vlak. Zo zijn bijvoorbeeld de diensten infrastructuur verkeer en vervoer (IVV) en openbare ruimte (OBR) van elkaar te onderscheiden. De expertise van de verschillende groepen worden in de reorganisatie verdeeld onder projecten. Zo krijg je ĂŠĂŠn functionerende groep onder leiding van een manager die zich bezig houdt met hetzelfde project. Hierdoor zal er onderling meer communicatie ontstaan. De integraal project manager zal tevens een schakel zijn tussen de ontwerper en de uitvoerder die wel nog in aparte gebouwen aanwezig zijn. Of de daadwerkelijke communicatieproblemen worden opgelost zal in de praktijk blijken. De huidige diensten zullen opgeheven worden. Doordat er per project een manager wordt opgesteld vanuit IBA zal deze zich meer verantwoordelijk voelen over de manier waarop deze verloopt. Door deze ontwikkelingen gaan wij ervan uit dat de regie en communicatie

Boven- en ondergrondse elementen


binnen IBA wordt verbeterd (bron: Ingenieursbureau Amsterdam).

Door de reorganisatie zal het communicatieprobleem (regie) deels worden opgelost binnen IBA omdat verschillende expertise per project bij elkaar zullen komen. 4.5 Communicatie tussen DRO en IBA Tijdens de reorganisatie die in juni/juli binnen IBA en DRO zal plaatsvinden, blijven de ontwerpers (DRO) en de techniekers (IBA) van elkaar gescheiden. Beide groepen bevinden zich in aparte gebouwen. Hierdoor kan de ontwerper niet binnen handbereik aan de benodigde kennis van bovenen ondergrondse objecten komen. Het communiceren vormt een struikelblok tussen beide organisaties. Momenteel wordt er zo nu en dan contact door de ontwerper opgezocht met de werkvoorbereider binnen IBA. Deze handelingen worden niet door elke ontwerper gedaan en hangt af van de persoon. De communicatie hangt af van de band tussen werkvoorbereider en ontwerper. Ook vind

deze communicatie plaats op vrijwillige basis. Binnen het DRO gebouw mist iemand of iets wat binnen handbereik is met expertise op ondergrondse infrastructuur (bron: Iris van der Helm en Marieke Takken). 4.6 Conclusie Het is belangrijk dat de procedure door iedereen word nagestreefd. Sommige complicaties die zich opdoen kunnen al voorkomen worden als men de procedure aanhoudt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een gebrek aan communicatie binnen een organisatie. Als er wordt uitgegaan dat de reorganisatie binnen het ingenieursbureau het probleem onderlinge communicatie en regie oplost, blijft het gebrek aan kennis nog over. De ontwerper, stedenbouwkundige en uitwerker moet duidelijkheid krijgen in de technische eisen van de kabels en leidingen in verhouding met de bovengrondse elementen. Deze regels genoemd in hoofdstuk 3 staan nu onduidelijk beschreven in verschillende normen en regels. Door de grote hoeveelheid stof is hier geen overzicht meer in te vinden.

Figuur 4.5: Een kapotte waterleiding zorgt voor veel schade5 Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

35


5. Boven- en ondergrondse mogelijkheden Kabels en leidingen dienen zo gesitueerd te zijn dat zij een minimale ruimte in beslag nemen, maar elkaar niet hinderen en dat onderhoud aan en vervanging van kabels en leidingen mogelijk blijft tegen de laagst maatschappelijke kosten. Kabels en leidingen dienen niet boven elkaar gesitueerd te worden, mits zij elkaar kruizen, i.v.m. bereikbaarheid van de onderste kabels en leidingen. De NEN, de nutsbedrijven en de gemeente Amsterdam hebben richtlijnen opgesteld. Deze richtlijnen geven inzicht in de ligging van de kabel en/of leiding t.o.v. andere aanwezige elementen, zoals andere kabels en leidingen en boven- en ondergrondse objecten. Ze zijn opgesteld om schade te verminderen en onderhoud te kunnen plegen. Als er een kabel in het wortelgestel van een boom ligt gaat dit niet altijd even gemakkelijk, daarom geeft dit hoofdstuk per element de desbetreffende richtlijnen weer (bron: www.amsterdam.nl). 5.1 Ondergrondse ordening De NEN 7171-1:2008 geeft een vaste volgorde van de kabels en leidingen in de ondergrond weer. Van de gevel af is dit telecom, elektra, water, gas, warmte en koude leidingen en vervolgens riolering. In Amsterdam houden ze echter een andere volgorde aan, namelijk; telecom, gas, water, elek-

tra, riool en dan warmte en koude leidingen (zie figuur 5.1). Dit is omdat de NEN-Normen in 1916 tot stand zijn gekomen. Hiervoor had Amsterdam al zijn eigen eisen opgesteld. Hierdoor houdt Amsterdam andere dekkingen en onderlinge afstanden aan (bron: Paul Elzenaar). Het is belangrijk dat kabels en leidingen op een veilige manier in de ondergrond liggen. Daarom worden er minimale afstanden voor dekkingen en onderlinge afstanden aangehouden. Deze zijn bedoeld om beschadiging en be誰nvloeding van kabels en leidingen te voorkomen. Voor de afstand van de gevel wordt meestal minimaal 0,50 meter gebruikt. (bron: Paul Elzenaar).

Amsterdam houdt een andere ondergrondse ordening aan voor kabels en leidingen dan dat er in de NEN-normen staat beschreven. Met behulp van minimale afstanden wordt be誰nvloeding en beschadiging van kabels en leidingen voorkomen. 5.1.1 Ligging Kabels en leidingen brengen gevaren en veel onderhoud met zich mee. Daarom worden er voorkeuren gegeven aan bepaalde ligplaatsen voor kabels en leidingen. Zo liggen distributie kabels en leidingen vaak dichter bij de gevel dan

Figuur 5.1: Volgorde en minimale onderlinge afstanden van kabels en leidingen in Amsterdam

36

Boven- en ondergrondse elementen


die van transport. Ook liggen transportkabels en -leidingen vaak erg diep in de grond, hebben minder aftakkingen en vergen ze minder onderhoud. Hierdoor wijken ze vaak af van de ondergrondse ordening. Door gebrek aan een juiste afstemming tussen de onder- en bovengrondse infrastructuur worden de juiste richtlijnen niet aangehouden en wordt ervan afgeweken, wat gevaarlijke situaties kan veroorzaken (zie directe gevolgen hoofdstuk 4) (bron: Paul Elzenaar). Telecommunicatie Telecomkabels dienen onder open verhardingen gelegd te worden, het liefst onder het trottoir, omdat telecombedrijven vaak onderhoud moeten plegen aan hun netwerk en de kabels dan dicht bij de gevel zijn gelegen. Telecomkabels worden zo min mogelijk naast elektriciteitskabels gelegd. Dit heeft te maken met dataverlies en storingen in het netwerk. Bij ruimtegebrek wordt dit echter vaak wel gedaan (bron: Ontw. NEN 7171-1:2008). Indien kabels voor telecommunicatie, datatransport en/of signalering in de buurt van een eigen knooppunt, zoals straatkasten en/of technische gebouwen, komt, dan moeten die kabels een onbelemmerde ligging daar naartoe hebben. Vaak betekent dit dat zij in een straal van 1 m tot 2 m om het invoerpunt van het knooppunt minder diep zullen moeten worden aangelegd. Indien elektriciteitskabels in doorvoerbuizen, zoals zinkers, mantelbuizen etc., worden aangelegd, dan moeten deze van kabels voor telecommunicatie, datatransport, signalering, en/of CAI met kopergeleiders worden gescheiden. Waterleidingen Waterleidingen liggen in het algemeen onder open verhardingen i.v.m. onderhoud, maar dit is niet verplicht. Zo liggen grote transportleidingen vaak onder een gesloten verharding. Voor waterleidingen die veel onderhoud vergen is een open verharding zoals een trottoir of een fietspad het meest geschikt. Waterleidingen moeten vorstvrij worden aangelegd (bron: Ontw. NEN 71711:2008). Gas Gesloten verhardingen laten (bijna) geen gas en water door. Hierdoor kunnen bij lekkages explosies ontstaan bij ophoping van gas. Daarom mogen gasleidingen i.v.m. explosiegevaar niet onder gesloten verhardingen gelegd worden zonder exAfstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

tra maatregelen. Tevens kan er onder gesloten verhardingen moeilijk lekkages opgezocht worden (bron: Ontw. NEN 7171-1:2008). Vaak worden gasleidingen echter toch onder gesloten verhardingen gelegd zonder extra maatregelen te treffen. Dit komt door gebrek aan ruimte, slechte communicatie, materialisatie en gebrek aan kennis. Doordat er tegenwoordig sterke gasleidingen bestaan geven nutsbedrijven soms aan dat het mogelijk is om gasleidingen onder gesloten verhardingen te leggen. Dit komt omdat deze leidingen weinig kans op lekkage hebben (bron: Paul Elzenaar). Elektra Bij elektriciteitskabels die niet geheel waterdicht zijn kunnen er problemen ontstaan met water. Zo mogen niet overal elektriciteitskabels onder waterleidingen i.v.m. lekkage gelegd worden. In Amsterdam is dit echter niet het geval, hier zijn alle elektriciteitskabels waterdicht. Wegens onderhoud is het gunstig om elektriciteitskabels onder een open verharding te leggen (bron: Janke Algra, projectleider Amstelkwartier). Elektriciteitskabels mogen in het algemeen niet worden gebundeld. Elektriciteitskabels van het type XLPE mogen dit echter wel. Indien elektriciteitskabels in de buurt van een knooppunt, zoals middenspanningsruimten en kabelverdeelkasten, komen, dan moeten die kabels een onbelemmerde ligging daar naar toe hebben. Vaak betekent dit dat zij in een straal van 1 m tot 2 m om het invoerpunt van het knooppunt minder diep zullen moeten worden aangelegd (bron: Ontw. NEN 7171-1:2008). Riolering Rioolbuizen worden eens in een lange tijd vervangen en kunnen worden onderhouden via inspectieputten. Daarom is riolering erg geschikt voor onder een gesloten verharding, zoals een asfaltweg. Riolering onder vrij verval ligt op afschot, zodat de diepteligging varieert. Bij rioolleidingen moet doorgaans een drainageleiding (in een grindkoffer of bed met drainagezand) worden mee gelegd. Hier moet rekening mee worden gehouden. De drainageleiding bevindt zich (bij een gescheiden stelsel) horizontaal gezien midden tussen de beide buizen en verticaal gezien boven de buizen.

37


Warmte, koude opslag Aan warmte en koude leidingen wordt weinig onderhoud gepleegd. Daarom zijn deze leidingen net als riolering erg geschikt om onder een gesloten verharding te leggen, zoals een asfaltweg. Het toepassen van lichte funderingsmaterialen rond of boven warmteleidingen moet worden vermeden. Dit heeft te maken met de druk van binnenuit de warmteleiding. Bij lichte funderingsmaterialen wordt de druk van buitenaf te weinig. Vrije werkruimte Ondergrondse netten moeten met een vrije sleuf van de breedte buis vermeerderd met 0,50 m, kunnen worden opgegraven. De minimale afstand tussen de verschillende thema’s moet ten minste 0,10 m bedragen. Indien aan beide zijden van een net ongeveer 0,25 m werkruimte is, kan aan beide zijden van het net worden gewerkt. Deze situatie heeft de voorkeur. Het is toegestaan dat netten met een aan weerszijden verschillende vrije werkruimte worden gelegd, indien wordt voldaan aan de eis dat de minimale afstand tussen netten 0,10m is. Een aan weerzijden verschillende vrije werkruimte leidt er toe dat slechts van één zijde aan een net gewerkt kan worden (bron: NEN 7171-1).

Kabels en leidingen die veel onderhoud vergen worden zoveel mogelijk onder makkelijk te bereiken maaiveld gelegd zolang hier ruimte voor is. Een trottoir of een fietspad kan makkelijker open gelegd worden dan een rijweg. Doordat riolering en warmte, koude opslag weinig onderhoud vergen zijn deze erg geschikt om onder een drukke asfaltweg te leggen. De buizen gaan waarschijnlijk langer mee dan het asfalt. Bepaalde kabels en/of leidingen dienen wegens veiligheids of gemak redenen niet onder bepaalde verhardingen gelegd te worden. Dit wordt echter niet altijd gedaan.

warmteleidingen dienen 1.00 m uit elkaar geprojecteerd te worden in verband met beïnvloeding (opwarming water). Voor de onderlinge afstanden tussen kabels en leidingen zie figuur 5.1 en 5.3. Kruisende kabels en leidingen moeten zoveel mogelijk onder een rechte hoek met een minimale afstand van 20 cm tussen de kruisende kabels en leidingen geplaatst worden (bron: Werken in de Openbare Ruimte (WIOR)). 5.1.3 Dekking Onder een dekking wordt de afstand tussen het maaiveld tot de bovenkant van de kabel of leiding bedoeld en kan bestaan uit aarde (grond), steen of ander materiaal, ter bescherming van eronder gesitueerde kabels en/of leidingen. De dekking hangt af van de kwetsbaarheid van de onderliggende kabel en/ of leiding. Het ene materiaal is sterker dan de ander en kan minder dekking nodig hebben. Elk soort kabel of leiding heeft een bepaalde dekking nodig (zie figuur 5.2). Wanneer er niet genoeg dekking bovenop aanwezig is, kunnen de kabels en leidingen beschadigen. Dit heeft te maken met het gewicht van de maaiveldinrichting en eventuele verkeersdruk. De gewenste dekking kan afhankelijk zijn van de wanddikte, materiaal en de ligging van het net. Voor kabels en leidingen worden in het algemeen de minimale dekkingen van figuur 5.2 aangehouden. De nutsbedrijven overleggen met de gemeente Amsterdam wanneer er van deze dekkingen afgeweken zal worden (bron: NEN 7171-1 en WIOR).

Kabels en leidingen kunnen niet zomaar in de grond worden gelegd. Er moet rekening gehouden worden met onderlinge afstanden en de dekking zodat de kabels en leidingen niet beschadigen of elkaar beïnvloeden. De normen van Amsterdam wijken af van de NEN-normen.

5.1.2 Onderlinge afstanden Als men meerdere kabels en/of leidingen gaat aanbrengen moet er rekening worden gehouden met de onderlinge afstand. Per type kabel of leiding zijn er verschillende eisen opgesteld. Riolen dienen bijvoorbeeld minimaal 1.00 m uit andere kabels of leidingen geprojecteerd te worden in verband met de omvang van de putten. Water- en

38

Boven- en ondergrondse elementen


Figuur 5.2: Minimale dekking1

Figuur 5.3: Onderlinge afstanden k&l 2

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

39


5.2 Grondsoort De ondergrond in Amsterdam bestaat uit zand, klei en veenafzettingen. Deze gronden zijn afgezet tijdens de geologische perioden: het Pleistoceen (2,5 miljoen tot 10.000 jaar geleden) en het Holoceen (periode van 10.000 jaar geleden tot nu). De grondsoort bepaald in veel gevallen het materiaal, ligging en eventuele constructie van de kabels en leidingen (bron: NEN 7171-1). Amsterdam is op veel locaties opgehoogd met zand. 5.2.1 Verontreinigde grond Vervuilde grond brengt vaak meer werk met zich mee als het gaat om kabels en leidingen. De levensduur van de gebruikte materialen kan door vervuilde grond negatief worden beïnvloed. Daarnaast zijn bij werkzaamheden de veiligheid en gezondheid van de betrokken medewerkers belangrijk. Voordat tot aanleg wordt overgegaan wordt de grondeigenaar gevraagd om een ‘schonegrondverklaring’ of een rapport over de mate van vervuiling. In projecten met vervuilde bodem wordt vaak afgeweken van de standaard indeling van de kabels en leidingen. Afhankelijk van het type vervuiling zal er naar een oplossing worden gezocht. Zo kan er bijvoorbeeld asbest aanwezig zijn in de ondergrond. In deze situatie zijn de arbeidsomstandigheden belangrijk en worden er verschillende wetten gehanteerd, zoals de veiligheid, gezondheidswet en de milieuwet. Oplossingen kunnen zijn: bovengrondse afwatering d.m.v. molgoten en wadi’s, kabels in goten leggen zodat men niet in contact komt met de bodem. Bemalen moet per project grondig bekeken worden (is er kans op verdamping van verontreinigd grondwater). Vaak wordt de bovengrond tot een diepte van een meter opnieuw aangebracht. Diepere grondwerken worden liever ontweken (bron: CROW: kabels en leidingen in verontreinigde bodem).

kunnen in zakkende grond moeilijker verholpen worden, het grondwaterpeil komt hoger te staan en kabels en leidingen kunnen beschadigd raken door de grote krachten als gevolg van de grondzakking (figuur 5.5). De kabels en leidingen mogen niet te dicht aan het oppervlak, maar ook niet te diep in de grond liggen. Wanneer de kabels en leidingen verzakt zijn is het de verantwoordelijkheid van de nutsbedrijven om ze te verleggen. Zetting kan schade aan kabels en leidingen veroorzaken. Om zetting te verminderen in zettingsgevoelige gebieden (zoals veengebieden), kan er gekozen worden voor lichtere funderingsmaterialen onder bestrating, zoals puimsteen (figuur 5.4) of bims. Door lichtere materialen te gebruiken is ophoging minder snel nodig aangezien de zakking van de grond wordt verminderd (bron: www.stedin.net).

Door de zetting van de grond kunnen kabels en leidingen ernstig beschadigen. Het is de verantwoordelijkheid van de kabels en leidingbeheerders om deze op tijd te vervangen.

Figuur 5.4: Puimsteen3

Grondvervuiling kan niet alleen de levensduur van de materialen negatief beïnvloeden maar bemoeilijkt ook de werkzaamheden in verband met gezondheidsredenen. 5.2.2 Zetting Op veel plaatsen is sprake van een langzame, maar structurele daling van de grond. Dit heeft gevolgen voor de kabels en leidingen. Storingen

40

Figuur 5.5: Lekkage door zetting4 Boven- en ondergrondse elementen


5.3 Water In Amsterdam is veel water te vinden. Dit is terug te vinden in de Amstel en diverse grachten (figuur 5.6). Op en langs de kades van de grachten staan veel elementen zoals bomen, fietsnietjes, parkeerplekken, enz.. In de grachten zelf liggen veel (woon)boten en steigers. Deze elementen in en langs de grachten kunnen voor blokkades zorgen voor de ligging van de kabels en leidingen. Amsterdam heeft een vrij hoge grondwaterstand maar met kabels en leidingen hoeft hier geen rekening mee gehouden te worden. Er worden zelfs leidingen in het water gelegd. Dit wordt echter liever vermeden aangezien onderhoud hier erg door wordt bemoeilijkt. De kabels en leidingen zijn waterdicht waardoor het grondwater hier geen effect op heeft. Op locaties waar kabels en leidingen het water kruizen behoren zinkerborden ter oriĂŤntatie te staan. Hier liggen de kabels en/of leidingen op de bodem van de gracht, sloot of kanaal. Kabels en leidingen in een watergang liggen altijd in een dwarsrichting. Ze mogen niet in een lengteligging gelegd worden. Kabels en leidingen die in het water ligging dienen bescherming te hebben en een minimale dekking van 1,00 meter. Ze dienen dus 1 meter onder de bodem van de watergang gelegd te worden.

Wel kunnen kades met eventuele verankering langs het water voor problemen zorgen. Wanneer kabels en/of leidingen vlak langs de kade gelegd worden, zijn deze moeilijk te bereiken bij onderhoud. Vanuit de NEN-normen wordt aangegeven dat er een minimale werkruimte nodig is van 0,25 meter. Langs een watergang kan dit erg weinig ruimte zijn. Ook hebben kades veel ondergrondse elementen die in de weg kunnen liggen. In Amsterdam staan vaak bomen langs de gracht. Naast de ondergrondse elementen van de kades, zorgt het wortelgestel van de bomen ook voor een vermindering van de ruimte voor kabels en leidingen langs een kade. Daarom kunnen kabels en leidingen beter een stuk van een kade af liggen. Een duurdere oplossing zou zijn om de kabels en/ of leidingen in goten te leggen waardoor ze makkelijker te bereiken zijn (bron: CROW: kabels en leidingen rond wateren en waterkeringen).

Kabels en leidingen kunnen in de dwarsrichting het water gelegd worden. Ze dienen voor bescherming een minimale dekking van 1 meter te hebben. Langs kades is vaak weinig ruimte en hierdoor wordt onderhoud aan kabels en leidingen bemoeilijkt.

Figuur 5.6: Gracht Amsterdam5 Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

41


5.4 Beplanting Mensen houden van een groene leefomgeving, maar hier is in het stedelijk gebied ondergronds niet altijd ruimte voor. Het wortels van bomen hebben ruimte nodig i.v.m. beschadiging van de kabels en leidingen. 5.4.1 Bomen De wortels van bomen kunnen de kabels en leidingen beschadigen maar ook het onderhoud bemoeilijken. Daarom wordt er rekening gehouden met de grootte van de boom en zijn wortelstelsel. Voor 1e en 2e grootte bomen wordt een minimale afstand van 2,00 m gehanteerd. Doordat het wortelstelsel van 3e grootte bomen kleiner is, wordt hier een minimale afstand van 1,00 m gehanteerd. 5.4.2 Struikgewassen Struikgewassen zoals heesters vergeleken met bomen ondiep en zijn makkelijk te verplaatsen. Daarom dient hier meestal geen rekening mee gehouden te worden. Toch wordt er vaak een minimale afstand van 0,50 m aangehouden.

Kabels en leidingen dienen een minimale afstand van beplanting te hebben i.v.m. beschadiging van de kabels en leidingen door het wortelgestel. 5.4.3 Alternatieven maatregelen aan groeiplaats Om bomen dichter bij kabels en leidingen te kunnen plaatsen bestaan er een aantal maatregelen aan de standplaats van de boom waardoor de minimale horizontale afstand verminderd kan worden. Verplantklaar houden/maken van de boom De boom die boven de kabels en leidingen wordt geplaatst/staat wordt gedurende de looptijd van de boom verplantklaar gehouden. Dit kan door soorten toe te passen die goed te verplanten zijn. De boom wordt bij de eerste initiĂŤring van herinrichting gelijk geschikt gemaakt om verplanting na 2 jaar mogelijke te maken. Deze is hierdoor verplantklaar wanneer het project begint. Doordat de boom kan worden verplaatst verdwijnt deze niet in de versnipper aar en hij kan tijdelijk verplant worden bij calamiteit of onderhoud. Het verplantklaar houden betekent echter wel dat de boom in zijn groei wordt beperkt. De verplantbaarheid is afhankelijk van de boomsoort en het verplanten is afhankelijk van het seizoen. Voor

42

verplanting van bomen is bij bepaalde stamomtrek een omgevingsvergunning nodig. Mobiele boom (figuur 5.7) De bomen worden in bakken geplaats en deze zijn te verplaatsen waardoor er meer flexibiliteit is bij inrichting. Ook bij (tijdelijke) parkeerproblemen of evenementen zijn de bakken te verplaatsen. De wortels van de boom komen niet nabij de kabels en leidingen omdat ze fysiek gescheiden zijn. De boom heeft echter geen optimale groeiplaats waardoor het in zijn groei wordt belemmert. Daardoor kan het beeld armoedig worden, kan de boom eerder dood gaan of is sneller vatbaar voor ziekten. De bak is niet verbonden met de grond waardoor water geven noodzakelijk is en de methode is niet toepasbaar in elke straat, er moet voldoende ruimte over blijven voor de gebruikers van de weg. Korte omloopsduur boom De boom wordt al voor de volwassen fase (met volwassen kluit) vervangen waardoor de wortels geen kans krijgen om de kabels en leidingen te beschadigen. Het is toe te passen in woonstraten. Het is een niet duurzame oplossing en wijkt af van de bomenstructuurvisie die juist stelt dat bomen lang mee moeten gaan. Doordat de bomen snel verwijderd worden ontstaat er geen ‘volwassen’ straatbeeld. Grond ophogen (figuur 5.8) De grond wordt ter hoogte van de kabels en leidingen opgehoogd waardoor er een grotere groeiplaats met (tijdelijk) meer (verticale) afstand tot de kabels en leidingen onder de grond ontstaat. In de opgehoogde grond wordt de boom geplaatst. Er moeten echter wel maatregelen genomen worden om uitspoeling tegen te gaan en door de grotere afstand naar het grondwater kan het noodzakelijk zijn om in droge tijden de boom te voorzien van water. Ook blijft de horizontale afstand tussen boom en leidingen gelijk. Vergroenen zonder boom Vergroening van de straat wordt gerealiseerd door het toepassen van groen zonder wortels die diep de ondergrond in rijken. Hierbij is te denken aan heesters, klimplanten, vaste planten en/of gazon. Een andere oplossing is hangend groen of groen

Boven- en ondergrondse elementen


in pergolaconstructies. Een boom is niet altijd toe te passen, omdat bijvoorbeeld in het ontwerp geen ondergrondse groeiruimte is gereserveerd. Er is geen sprake van diepwortelende beplanting, waardoor kans op beschadiging van kabels en leidingen nihil lijkt. Groen op ooghoogte geeft echter een ander straatbeeld dan groen op andere hoogten en is geen vervangingsmaatregel voor bomen. Het aantal vierkante meter op maainiveau dat in gebruik wordt genomen is in veel gevallen groter dan bij het plaatsen van een boom (bron: toolkit kabels en leidingen versus bomen).

Wanneer een boom en kabels en leidingen elkaar in de weg liggen kan er voor een aantal alternatieven gekozen worden. Zo kan de boom verplantklaar gemaakt/gehouden worden, er gebruik van een mobiele boom gemaakt worden, de grond opgehoogd worden, gekozen worden voor een korte omloopsduur van de boom of vergroenen zonder boom. Deze oplossingen zijn echter vaak duurder en kunnen invloed hebben op de boom en het uiterlijk van de standplaats. 5.5 Elementen en funderingen Een fundering zorgt ervoor dat het eigen gewicht en de daarop uitgeoefende krachten van een gedeelte van een gebouw, constructie of element, worden overgedragen aan de draagkrachtige ondergrond. Bij verharding zorgt bijvoorbeeld een laag van menggranulaat ervoor dat door het gewicht van auto’s de weg niet verzakt (bron: www. wikipedia.org).

Figuur 5.7: Mobiele boom Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

5.5.1 Bestrating Bestrating wordt regelmatig zwaar belast doordat er verkeer overheen rijdt. Om te voorkomen dat de weg inzakt wordt hier vaak een steenfundering onder gelegd. Kabels en leidingen kunnen echter niet in deze fundering gelegd worden. Het is wel een geschikte fundering voor de dekking van kabels en leidingen. Ook wordt het onderhoud een stuk moeilijker onder een steenfundering. In plaats van zand weg te scheppen moet de steenfundering weg gehakt worden. Dit is vrij intensief werk en wordt liever vermeden wanneer mogelijk. Kabels en leidingen die weinig onderhoud vergen, zoals riool, worden hier vaak wel onder gelegd. Met behulp van een kabelgoot of een mantelbuis (zie hoofdstuk 5.5.4) kunnen de kabels en leidingen wel in een steenfundering geplaatst worden. Deze goot of buis moet echter wel de druk van het verkeer kunnen verdragen.

Steenfunderingen van verhardingen kunnen voor blokkades zorgen. Kabels en leidingen kunnen hier niet in maar wel onder gelegd worden. Ook wordt onderhoud door steenfunderingen erg bemoeilijkt. Door een fysieke afscheiding zoals een kabelgoot of mantelbuis kunnen de kabels en leidingen er wel in geplaatst worden.

Figuur 5.8: Grond ophogen

43


5.5.2 Bovengrondse objecten Onder bovengrondse objecten worden algemene elementen zoals verlichting, verkeerborden, openbaar vervoer, enz. bedoeld. Er worden geen elementen boven leidingen geplaatst. Indien geen andere oplossing mogelijk is, dan kan in overleg met de betreffende nutsbedrijven onder voorwaarden en/of voorzieningen uitzonderingen worden gemaakt.

Figuur 5.9: Handhole6

Straatmeubilair Straatmeubilair zoals zitelementen staan vaak in het trottoir waar veel kabels en leidingen onder liggen. Toch zorgen deze elementen voor weinig overlast omdat ze niet diep liggen. Ze hebben een kleine betonfundering waar de kabels en leidingen makkelijk langs gelegd kunnen worden. Verkeersborden/ -verlichting Verkeersborden en -verlichting zoals stoplichten hebben geen grote betonfunderingen. Kabels en leidingen kunnen hier net zoals bij straatmeubilair in het algemeen gemakkelijk langs gelegd worden. Wel lopen er van de verkeerslichten kabels onder de grond.

Figuur 5.10: Boomkratjes7

Trambaan Onder trambanen mogen geen kabels en leidingen in de langsrichting gelegd worden, in de dwarsrichting mag dit echter wel behalve onder wissels. Hier mogen totaal geen kabels en/of leidingen onder liggen. De minimale diepte van kabels en leidingen onder de trambaan met een betonnen funderingslaag is 0,60 m en bij een ballastbedconstructie 1,20 m, gemeten tussen bovenkant spoor en bovenkant kabels en leidingen. Een ballastbedconstructie heeft een lichaam van steenslag, waarin de dwarsliggers van een spoorweg zijn ingebed.

Figuur 5.11: Watershells8

Objecten met een kleine fundering, zoals straatmeubilair, verkeersborden en -verlichting, vormen bijna geen blokkade voor kabels en leidingen. Een trambaan vormt echter wel een blokkade. Kabels en leidingen mogen hier niet in de langsrichting onder gelegd worden.

Figuur 5.12: Ondergrondse container9

44

Boven- en ondergrondse elementen


5.5.3 Ondergrondse objecten Onder ondergrondse objecten worden ondergrondse constructies en elementen bedoeld zoals watershells en ondergrondse containers. Vanaf ondergrondse constructies zoals een ondergrondse vuilcontainer worden kabels van telecom en elektra op een minimale horizontale afstand van 0,50 meter geplaatst en leidingen van water, gas en koude/warmte opslag meer dan een meter. De nutsbedrijven, zoals Waternet, kunnen bij uitwerking andere minimale horizontale afstanden aangeven wanneer dit nodig is, bijvoorbeeld bij gevoelige leidingen (bron: Paul Elzenaar). Handholes Een handhole (figuur 5.9) is een afsluitbare ondergrondse holle behuizing met toegangsluik. Hierin liggen voornamelijk telecommunicatie kabels en apparatuur. Handholes moeten altijd toegankelijk blijven en ze zorgen ervoor dat onderhoud aan telecom kabels wordt vereenvoudigd. Een handhole dient een minimale afstand van 3 meter van een boom te hebben. Echter wordt door ruimtegebrek vaak van deze minimale afstand afgeweken (bron: www.decentrale.regelgeving.overheid.nl). Boomkratten Boomkratten (figuur 5.10) zijn kratjes met speciale bomengrond die onder de bestrating worden toegepast om de groeiomstandigheden van bomen te verbeteren. Vaak liggen deze onder een parkeerplaats met bomen. Het onderhoud aan kabels en leidingen wordt op deze plekken erg bemoeilijkt. Het wordt dan ook aangeraden om hier geen kabels en/of leidingen te plaatsen die vaak onderhoud vergen, zoals telecom.

garage heen gelegd. Het is mogelijk om kabels en leidingen door garages en kelders heen te leggen. Dit is echter vrij duur. Kabels en leidingen worden net zoals bij een gevel op een minimale afstand van 0,50 m van een garage of kelder gelegd. Ondergrondse afvalinzameling systeem Voor een ondergronds afvalinzameling systeem (ondergrondse container figuur 5.12) geldt hetzelfde als voor een kelder of garage. Er is in de straat weinig van te zien maar ondergronds is er een grote constructie aanwezig. Kabels en leidingen zullen hier omheen gelegd moeten worden. Wanneer er voor zo’n constructie een locatie gezocht moet worden is het handig om een plek te kiezen waar weinig of geen kabels en leidingen aanwezig zijn, zoals tussen bomen van een bomenlaan.

Kabels van elektra en telecom dienen op een minimale horizontale afstand van 0,50 m te liggen van ondergrondse objecten. Bij leidingen van water, gas en koude/warmte opslag is dit meer dan een meter. Kabels en leidingen in/ onder boomkratten en watershells bemoeilijken het onderhoud maar handholes maken dit juist makkelijker.

Watershells Watershells (figuur 5.11) zijn kunststof elementen die samen een ondergrondse waterberging kunnen vormen. Het bekistingssysteem vormt een scheidingslaag tussen ondergrond en maaiveld. Er is voldoende ruimte om kabels en leidingen door de watershells heen te voeren. Wel wordt onderhoud hierdoor bemoeilijkt. Kelder/ garage Sommige gebouwen hebben een kelder of een ondergrondse garage. Vanaf het oppervlak is zo’n ondergrondse ruimte niet altijd te zien. Er moet hier dus rekening mee gehouden worden. Kabels en leidingen worden het liefst om een kelder of

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

45


5.5.4 Alternatieven maatregelen aan kabels en leidingen Bij deze alternatieven worden er aanpassingen gemaakt aan de kabels en leidingen, zodat de minimale afstand vanaf de boom of objecten verminderd wordt. Voor de voorbeelden is gekozen voor alternatieven in combinatie met bomen. Mantelbuis (figuur 5.13 & 5.14) Kabels en leidingen worden gelegd in een mantelbuis. Doordat de kabels en leidingen in een mantelbuis liggen kunnen de ze niet direct beschadigen door bijvoorbeeld wortels van bomen. Het kan een vrij duurzame oplossing zijn over grote afstanden, bijvoorbeeld bij transport netwerken. Een mantelbuis is moeilijk toe te passen bij de aanleg van nieuwe kabels en leidingen bij bestaande bomen, er kan dan schade aan de wortels van de boom ontstaan. Ook is een mantelbuis niet toepasbaar bij huisaansluitingen en/of aftakkingen.

zijn waardoor er minder overlast door graafwerkzaamheden ontstaan. Een kabelgoot is goed te gebruiken bij nieuwe bomen, kabels en leidingen. De goot beschermt de kabels en leidingen van invloeden van buitenaf. Een kabelgoot moet echter beheerd en onderhouden worden door gemeenten (wanneer meerdere partijen gebruik maken van dezelfde kabelgoot), wat extra geld kost. Ook bij een hoge grondwaterstand komen er extra kosten aan te pas om de goot waterdicht te maken. Onder bestaande bomen is het niet mogelijk om een kabelgoot te gebruiken. Enkele leidingen zoals gasleidingen mogen vanwege veiligheid niet in een kabelgoot worden gelegd en net zoals bij een mantelbuis is de kabelgoot moeilijk toepasbaar wanneer er huisaansluitingen en/of aftakkingen op de kabels en leidingen zitten.

Kabelgoot (figuur 5.15 & 5.16) Kabels en leidingen worden in een kabelgoot geplaatst. Meerdere kabels en leidingen kunnen in deze goot gelegd worden die goed bereikbaar

Verplaatsen in rijweg In tegenstelling tot de standaardindeling wordt er bij (her)inrichting gekozen voor het aanleggen van kabels en leidingen onder de rijweg in plaats van onder het trottoir. Dit kan erg handig zijn wanneer

Figuur 5.13: Mantelbuis

Figuur 5.15: Kabelgoot

Figuur 5.14: Mantelbuis10

Figuur 5.16: Kabelgoot11

46

Boven- en ondergrondse elementen


er te weinig ruimte is in het trottoir. Er is een gemeentelijke regelgeving waarin de procedure voor het verleggen (inclusief de hoogte van de nadeelcompensatie) is vastgelegd. Bij herinrichting van het (gehele) straatprofiel kan de kabels en leidingen beheerders besluiten ‘mee te gaan’ en direct zorg dragen voor vervanging of (groot) onderhoud uitvoeren. Bij werkzaamheden aan de huisaansluitingen moet echter altijd de rijweg opgebroken worden. Ook ontstaan er langere huisaansluitingen van telecom, elektriciteit e.d. die storingsgevoeliger zijn. Voorwaarden in vergunningen moeten worden aangepast/herschreven en kabels en leidingen beheerders kunnen in beroep gaan. Ook moet er voldoende ruimte aanwezig zijn onder de rijweg. Het verplaatsen van de kabels en leidingen in de rijweg kan een lange doorlooptijd hebben. Persen nieuwe kabel (figuur 5.17 & 5.18) De kabels en leidingen worden in een buis geplaatst die door middel van een horizontale persing met een persraket in de ondergrond wordt aangebracht. De boom, element of constructie kan tijdens de persing blijven staan en persen

kan toegepast worden op korte afstanden. De kabels en leidingen kunnen op verschillende dieptes worden aangelegd. Tijdens de persing kunnen essentiële boomwortels geraakt worden waardoor kans op omvallen (evt. jaren na dato) aanwezig is. Bij de realisatie van de persing is ruimte nodig (in- en uittrede punt) en bij afstanden groter dan 15 a 20 meter wordt de methode onbetrouwbaar. Doordat de kabels en leidingen in een buis worden gelegd zijn aftakkingen en huisaansluitingen niet mogelijk. Gestuurde boring (figuur 5.19 & 5.20) Ter hoogte van een boom of constructie wordt een gestuurde boring toegepast in plaats van open ontgraving bij het aanleggen van kabels en leidingen waardoor de boom of constructie tijdens de boring kan blijven staan. Door gebruik van een boring kunnen ook watergangen gepasseerd worden. Het materiaal moet worden opgenomen in de kaart van de ondergrond. Boringen zijn interessant en mogelijk bij grotere afstanden, bijna niet in woonstraten. Het diepste punt van de gestuurde boring ligt veelal op meer

Figuur 5.17: Persen nieuwe kabel

Figuur 5.19: Gestuurde boring

Figuur 5.18: Persen nieuwe kabel12

Figuur 5.20: Gestuurde boring13

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

47


dan 10 meter onder maaiveld. Een gestuurde boring is niet mogelijk wanneer huisaansluitingen nodig zijn. Omleggen k&l (figuur 5.21 & 5.22) De kabels en leidingen worden omgelegd, om de boom of constructie heen. Er is een gemeentelijke regelgeving waarin de procedure voor het verleggen (inclusief de hoogte van de nadeelcompensatie) is vastgelegd. Bij herinrichting van het (gehele) straatprofiel kunnen de kabels en leidingen beheerders besluiten ‘mee te gaan’ en direct zorg dragen voor vervanging of (groot) onderhoud uitvoeren. Voor het verleggen van de kabels en leidingen moet er elders in het straatprofiel wel ruimte zijn. Het kan een lange doorlooptijd hebben. De voorwaarden in de vergunning moeten worden aangepast/herschreven en kabels en leidingen beheerders kunnen tegen de aanschrijving in beroep gaan. Fysieke afscheiding (figuur 5.23 & 5.24) Tussen twee elementen (zoals een boom en een leiding) wordt een fysieke parallelle scheiding

aangebracht door middel van platen, schermen of folie waardoor directe schade door bijvoorbeeld wortels aan kabels en leidingen wordt voorkomen. De afscheiding moet worden opgenomen in de kaart van de ondergrond. De constructie kan afvloeien van regenwater tegen gaan en is een verstorende laag in de ondergrond. Ook is het materiaal kwetsbaar bij latere graafwerkzaamheden. Grondwater (figuur 5.25) De kabels en leidingen worden onder de grondwaterstand geplaatst waardoor deze niet worden beschadigd door de wortels. Dit is mogelijk doordat bomen niet dieper dan de grondwaterstand wortelen. Bij gebrek aan ruimte kan dit erg handig zijn. Wel moet het zeker zijn dat de kabels en/of leidingen die hier geplaatst worden weinig onderhoud vergen en pas na lange tijd vervangen hoeven te worden. Anders beschadigen de bomen of moeten deze zelfs worden verwijderd (bron: toolkit kabels en leidingen versus bomen).

Figuur 5.21: Omleggen kabels en leidingen

Figuur 5.23: Fysieke afscheiding

Figuur 9.22: Omleggen kabels en leidingen14

Figuur 5.24: Fysieke afscheiding15

48

Boven- en ondergrondse elementen


Kabels en leidingen en objecten of bomen kunnen elkaar in de weg staan. Met behulp van een mantelbuis, een kabelgoot, het verplaatsen in de rijweg, het persen van een nieuwe kabel, een gestuurde boring, in het grondwater leggen, het omleggen van kabels en leidingen of een fysieke afscheiding kan de minimale afstand worden verminderd. Dit brengt echter vaak extra kosten met zich mee.

Figuur 5.25: Grondwater Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

49


6. Stappenplan Doordat ontwerpers over relatief weinig kennis van de ondergrondse infrastructuur beschikken, houden ze hier vaak weinig tot geen rekening mee in het ontwerpproces (bron: Iris van der Helm). De werkvoorbereiders moeten vervolgens extra werk verrichten om de boven- en ondergrond op elkaar te laten afstemmen, wat geld kost. Om dit te voorkomen is er in dit onderzoek een stappenplan tot stand gekomen die de ontwerper handvatten kan bieden tijdens het ontwerpproces. Deze procedure richt zich voornamelijk op straten, omdat de afstemming tussen bovenen ondergrond hier het belangrijkst is i.v.m. het gebrek aan ruimte. 6.1 Procedure stappenplan Het stappenplan en de checklist (zie bijlage 2) bieden richtlijnen voor personen die zich bezig houden met het ontwerpen van de openbare ruimte. Het betreft straatontwerpen van de binnenstad, 30 km en 50 km straten te Amsterdam. In het stappenplan worden drie situaties onderscheiden (zie figuur 6,1). 1. Een nieuw ontwerp met een nieuw ka- bel en leidingplan. 2. Een nieuw ontwerp waarbij de huidige kabels en leidingen worden behouden. 3. Een nieuw ontwerp waarbij de huidige kabels en leidingen worden behouden en nieuwe worden toegevoegd. De ontwerper heeft vaak te maken met één van de bovengenoemde situaties wanneer er kabels en leidingen aanwezig zijn. Elke situatie is in figuur 6,1 met een kleur weergegeven. Het volgen van de stappen zal leiden tot een goede afstemming tussen boven- en ondergrondse elementen. In de komende drie paragrafen zullen de situaties per onderdeel worden uitgelegd. De checklist dient aangehouden te worden en komt overeen met de stappen die hier per paragraaf worden uitgelegd. De checklist is opgenomen in bijlage 2. Het stappenplan is niet te gebruiken bij verontreinigde grond i.v.m. extra maatregelen die dan genomen moeten worden. Kabels en/of leidingen vervroegd vervangen Kabels en leidingen hebben een bepaalde levensduur, de één langer dan de ander. Bij het vervangen van een kabel en/of leiding moet de straat

50

open gebroken worden. Dit wordt het liefst vermeden na de aanleg van een nieuw ontwerp. Daarom is het erg belangrijk dat de kabel en leidingbeheerders op de hoogte worden gebracht wanneer er een renovatie van een gebied plaatsvind. Zo kunnen zij ervoor kiezen om hun kabels en/of leidingen vervroegd te vervangen wanneer het gebied gerenoveerd wordt. Op deze manier wordt vermeden dat het nieuw aangelegde ontwerp kort na aanleg weer onder de schop wordt genomen. De gemeente Amsterdam deelt dan vaak de kosten met het desbetreffende nutsbedrijf. Het is belangrijk dat de ontwerper eisen ophalen vanuit het Plan Vormingsoverleg (PVO). 6.1.1 Situatie bepalen Het stappenplan bestaat uit drie verschillende situaties (oranje, geel en groen). Elke situatie heeft andere stappen die gevolgd dienen te worden. Het is belangrijk de juiste situatie te doorlopen en daarom dient de ontwerper te bepalen met welke situatie hij of zij te maken heeft: - Blijven er in de toekomst alleen maar huidige kabels en leidingen liggen en worden er geen nieuwe toegevoegd, dan wordt er uitgegaan van een huidige ondergrond met een nieuw maaiveld. Volg dan oranje. - Komen er in de toekomst huidige en nieuwe kabels en leidingen in de ondergrond te liggen of worden er kabels en leidingen vervangen, dan wordt er uitgegaan van een nieuwe en huidige ondergrond met een nieuw maaiveld. Volg dan geel. - Worden er in de toekomst huidige kabels en leidingen vervangen en komen er nieuwe in de ondergrond te liggen, dan wordt er uitgegaan van een nieuwe ondergrond en een nieuw maaiveld. Volg dan groen.

Het stappenplan bestaat uit 3 situaties die gevolgd kunnen worden. De ontwerper dient te beslissen welke relevant is voor zijn of haar situatie. Huidige ondergrond met een nieuw maaiveld. Aangegeven met ‘huidig’ in figuur 6.1. In veel planvormingen wordt de ondergrond met rust gelaten, maar het maaiveld wordt wel op de schop genomen. De ontwerper moet in deze situatie op de hoogte zijn van de ondergrondse situatie en zal zijn of haar ontwerp daar ook op

Boven- en ondergrondse elementen


Figuur 6.1: Overzicht 3 situaties binnen het stappenplan Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

51


af moeten stemmen. Het ontwerp nader aanpassen op de ondergrond kan namelijk onnodige kosten met zich meebrengen en wordt daarom liever voorkomen. Bij het doorlopen van deze stappen zal dit voorkomen worden. Huidige en nieuwe ondergrond met een nieuw maaiveld. Aangegeven met ‘huidig en nieuw’ in figuur 6.1. Het is mogelijk dat de ondergrond deels wordt aangepast als er een grote renovatie van het maaiveld plaatsvind. Er kunnen nieuwe kabels en leidingen in de ondergrond worden toegevoegd i.v.m. de vraag naar bijvoorbeeld stroom. De ontwerper dient in dit ontwerpproces niet alleen met de huidige kabels en leidingen rekening te houden, maar moet ook een schatting doen naar de toekomstige capaciteit aan kabels en leidingen en daar rekening mee houden. Bij het doorlopen van deze stappen zullen boven- en ondergrond goed op elkaar worden afgestemd. Nieuwe ondergrond en maaiveld. Aangegeven met ‘nieuw’ in figuur 6.1. Een nieuwe bovengrond gaat vaak gepaard met een nieuwe ondergrond. Kabels en leidingen worden in grote renovaties tegelijkertijd aangepast met de bovengrond. Zo hoeven nutsbedrijven niet na een jaar na aanleg de nieuwe situatie weer open te breken. In dit geval hoeft de ontwerper relatief weinig rekening te houden met de ondergrond omdat beide (boven- en ondergrond) flexibel zijn. Als de ondergrond al vast ligt (in het geval bij andere paragrafen) dan legt dat meer beperkingen op aan het maaiveld. De ontwerper moet zich bewust zijn van toekomstige plannen in het stedenbouwkundig ontwerp en moet de capaciteit van mogelijke nieuwe kabels en leidingen bepalen. Afhankelijk van de toekomstige vraag kunnen er meerdere kabels en leidingen in de ondergrond worden gelegd, wat invloed heeft op de bovengrond. In bijlage 2 is een checklist opgenomen die ingevuld kan worden tijdens het doorlopen van het stappenplan. De stappen in de checklist komen overeen met de stappen in dit hoofdstuk. Het overzicht van het stappenplan die doorlopen moet worden door de drie verschillende situaties is weergegeven in figuur 6.1. Niet alle situaties worden door alle stappen doorlopen. Situatie ‘nieuwe kabels en leidingen’ slaat bijvoorbeeld de eerste stap over. De stappen benoemd in figuur 6.1 zullen doorlopen worden. Een algemene tekst

52

maakt duidelijk wat er per stap bedoeld wordt. Daarbij wordt voor elke situatie een aanbeveling gedaan. 6.1.2 Huidige kabels en leidingen Een proefsleuf en/of klic-melding dient gedaan te worden om de huidige ondergrondse infrastructuur te inventariseren. Een klic-melding geeft een globale weergave van de ligging van de ondergrondse kabels en leidingen. Deze meldingen zijn niet 100% betrouwbaar maar wel geschikt als basis tijdens het ontwerpen. In de stap ‘toetsen’ kunnen proefsleuven gegraven worden om de exacte locaties van de kabels en leidingen te bepalen. Als de huidige kabels en leidingen totaal worden vervangen of niet aanwezig zijn, is een klic-melding niet relevant voor de ontwerper. Het gaat dus alleen om het inventariseren van huidige kabels en leidingen die ook in de nieuwe situatie weer worden gebruikt. Het is in deze stap belangrijk om een proefsleuf uit te voeren om de exacte locatie en diepte van de kabels en leidingen te inventariseren. In bijlage 2 kunnen de huidige kabels en leidingen die ook in de toekomst aanwezig zijn worden geselecteerd. - De ontwerper dient een klic-melding aan te vragen, zodat hij weet wat er in de ondergrond ligt qua kabels en leidingen. - De ontwerper dient een klic-melding aan te vragen, zodat hij weet wat er in de ondergrond ligt qua kabels en leidingen. - Niet van toepassing, ga door naar de volgende stap. 6.1.3 Capaciteit De vraag naar ondergrondse voorzieningen heeft invloed op de grootte van het ondergrondse netwerk. Daarom dient de toekomstige capaciteit geïnventariseerd te worden. Vanui het Plan Voorbereidingsoverleg (PVO) kunnen de eisen aan kabels en leidingen worden opgevraagd. Een inventarisatie naar bouwkundige projecten biedt richtlijnen naar de vraag aan kabels en leidingen. Denk aan bebouwing die aan de straat wordt gesitueerd. De volgende vragen kunnen hierbij gesteld worden: - Wat voor woningen/bedrijven komen er in de buurt te staan en wat voor kabels en leidingen hebben deze nodig (gas, water, elektra, telecom, Boven- en ondergrondse elementen


warmte- koude opslag en/of riolering)? - Zijn er in het stedenbouwkundig ontwerp grote plannen qua kabels en leidingen (grote transport leidingen voor bijvoorbeeld gas)? - Niet van toepassing ga door naar de volgende stap. - Capaciteit bepalen volgens de checklist. - Capaciteit bepalen volgens de checklist. De capaciteitsbepaling is een schatting, liever wat te veel kabels en leidingen dan een tekort. In bijlage 2 kunnen de potentiële kabels en leidingen geselecteerd worden aanvullend met een aantal. 6.1.4 Bovengrondse eisen Aan de meeste elementen die toegepast worden in een ontwerp zitten eisen verbonden. De functie van de straat speelt een rol bij de inrichting. Een enkele rijweg met haaks parkeren moet bijvoorbeeld minimaal 5,65 meter breed zijn. In de checklist opgenomen in bijlage 2 zijn deze eisen te vinden. Hier kan geselecteerd worden welke bovengrondse elementen eventueel aanwezig kunnen zijn in de toekomst. Daarbij wordt duidelijk wat de eisen daaraan zijn. De bovengrondse eisen in de checklist zijn richtlijnen. Er kan hier van afgeweken worden indien mogelijk. - Checklist doorlopen, vink de juiste elementen aan en zie daarbij de bijbehorende eisen. - Checklist doorlopen, vink de juiste elementen aan en zie daarbij de bijbehorende eisen. - Checklist doorlopen, vink de juiste elementen aan en zie daarbij de bijbehorende eisen. 6.1.5 Ondergrondse eisen Om de juiste afstand tussen kabels en leidingen met ondergronds elementen te creëren worden er diverse eisen aangehouden. Eisen die betrekking hebben op de onderlinge afstand van funderingen en andere kabels en leidingen, dekking, speciale elementen en bovengrondse verhardingen worden in de checklist weergegeven. Een kabel en/of leiding moet bijvoorbeeld minimaal 2 meter van de stam van een boom af liggen in verband met het wortelgestel. De boven- en ondergrondse elementen kunnen geselecteerd worden in de checklist, opgenomen in bijlage 2. Bij alle Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

elementen zijn eisen opgenomen vanuit de NENnormen, WIOR en handboeken die in Amsterdam worden gehanteerd (zie hoofdstuk 3. Normen en regels). - De ontwerper moet zich aan de standaard eisen van de kabels en leidingen houden. - De ontwerper moet zich aan de standaard eisen van de huidige kabels en leidingen houden. Voor de toekomstige kabels en leidingen hoeft hier nog niet precies rekening mee worden gehouden doordat het kabels en leidingenplan nog niet bestaat. - Doordat het kabels en leidingenplan nog niet bestaat hoeft er nog niet precies rekening gehouden te worden met de technische eisen zoals dekkingen en onderlinge afstanden. De werkvoorbereiders zullen dit na het ontwerp uitwerken. 6.1.6 Locatie Amsterdam hanteert een standaard volgorde en minimale afstanden voor de ligging van kabels en leidingen ten opzichte van gevels, elementen en andere kabels en leidingen. Het is de bedoeling dat de ontwerper rekening houdt met deze volgorde en afstanden in het ontwerp (zie figuren opgenomen in checklist bijlage 2). Het gaat in deze stap om de kabels en leidingen die toegevoegd worden aan de nieuwe situatie vanuit de stap ‘capaciteit’. Distributienetwerken worden het liefst dichtbij de woningen gelegd i.v.m. de vele huisaansluitingen. Transportleidingen hebben weinig aftakkingen en kunnen hier verder vandaan gelegd worden. Tevens is het belangrijk dat er nagedacht wordt over de bovenliggende verhardingen. Aan telecomnetwerken worden vaak werkzaamheden verricht, deze dienen onder open verhardingen gesitueerd te worden. Een riool kan bijvoorbeeld onder asfalt liggen in verband met een levensduur van zo’n 40 jaar. De locatie die de ontwerper geeft voor de toekomstige kabels en leidingen is fictief. De werkvoorbereider zal uiteindelijk de definitieve locatie van de kabels en leidingen bepalen. - Niet van toepassing, ga door naar de volgende stap.

53


- Inpassing van de kabels en leidingen volgens standaard Amsterdamse ordening rekening houdend met mogelijke toekomstige maaiveldinrichting en huidige kabels en leidingen. - Inpassing van de kabels en leidingen volgens standaard Amsterdamse ordening rekening houdend met mogelijke toekomstige maaiveldinrichting. 6.1.7 Ontwerpen De ontwerper kan met zijn ontwerp gaan starten nu hij rekening houdt met de ondergrond. Deze stap vormt een profiel met vlakken waar een bepaalde functie tot zijn recht kan komen (zie figuur 6,5 en 6,10). Dit ‘vlekkenplan’ wordt gevormd vanuit de eisen van de kabels en leidingen en bovengrondse elementen. In de locatie van de vlekken kan een bovengronds element worden geplaatst vanuit toekomstige eisen, wensen en functies. Zo heeft een 2e grootte boom aan weerzijden van zijn stam 2 meter vrije wortelruimte nodig. Een groene vlek kan aangeven waar zo’n boom zou kunnen komen te staan. Indien er nieuwe kabels en leidingen in de toekomst komen te liggen, moet er rekening gehouden worden met de capaciteit. Er moet genoeg ruimte over worden gehouden voor toekomstige kabels en leidingen (kijkend naar de standaard ordening). De ontwerper kan bijvoorbeeld in een smalle straat niet teveel grote bomen planten, aangezien hier hoogstwaarschijnlijk geen ruimte ondergronds voor is. In bijlage 2 is een checklist en eisenformulier aan standaard maatvoeringen opgenomen die doorgelopen kan worden om zo een fundering van het ontwerp te creëren. De nieuwe kabels en leidingen kunnen wel gemakkelijk verplaats worden mits de minimale afstanden en volgorden behouden worden met een oogpunt op de maaiveldverharding. Wanneer een ontwerper het gewenste straatbeeld niet kan bereiken door bepaalde kabels en/ of leidingen die in de weg liggen, kan er gekozen worden voor een aantal alternatieven. Tevens is het mogelijk om het ontwerp aan te passen. Bij bijvoorbeeld het verleggen van kabels en leidingen moet rekening worden gehouden dat sommige kabels en/of leidingen duurder zijn om te verleggen dan andere. Een telecomkabel verleggen is relatief goedkoop vergeleken met het verleggen van riolering. Wanneer een ontwerper ervoor kiest om een kabel te negeren/verleggen dient dit ver-

54

meld te worden aan de werkvoorbereiders zodat zij hier rekening mee kunnen houden tijdens de uitwerking. - Eerst een vlekkenplan maken door het afstemmen van eisen aan de huidige kabels en leidingen met de eisen van de bovengrond. Vanuit het vlekkenplan een ontwerp creëren. - Eerst een vlekkenplan maken door het afstemmen van de ligging van de nieuwe en huidige kabels en leidingen met de eisen van de bovengrond. Vanuit het vlekkenplan een ontwerp creëren. - Eerst een vlekkenplan maken door het afstemmen van de geschatte ligging van de nieuwe kabels en leidingen met de eisen van de bovengrond. Vanuit het vlekkenplan een ontwerp creëren. 6.1.8 Toetsen De ontwerper laat het ontwerp toetsen bij een specialist, werkvoorbereider en/of projectleider. Het ontwerp zal beoordeeld worden op een aantal aspecten opgenomen in de checklist van bijlage 2. De specialist, werkvoorbereider en/of projectleider zal de technische eisen controleren in een voorbereidersoverleg (VBO). Punten zoals de dekkingen, onderlinge afstanden, afstanden van bomen en dergelijke kunnen dan worden gecontroleerd. Ook moeten er indien mogelijk proefsleuven gedaan te worden. Doordat het voorlopige ontwerp nu zo goed als af is kunnen de locaties van mogelijke proefsleuven bepaald worden. Het beste zou zijn om in het begin proefsleuven te doen. Dit is echter niet praktisch aangezien de locaties van de proefsleuven dan niet goed bepaald kunnen worden. Proefsleuven worden gedaan op plekken waar de kabels en leidingen hoogstwaarschijnlijk op een aparte manier in de grond zijn gelegen. De vraag die daarbij kan worden gesteld; is er genoeg ruimte voor de kabels en leidingen en/of bovengrondse elementen en klopt de ligging van het element? De oplossing van het probleem kan gevonden worden in het ontwerp en/of in de ligging van de kabels en leidingen. Is er vanuit de eisen geen uitweg te vinden dan kan er gekozen worden voor één van de alternatieven opgesteld in de checklist (bijlage 2) en hoofdstuk 5.

Boven- en ondergrondse elementen


- Antwoord voldoet: stap alternatieven overslaan. - Antwoord voldoet niet: als het mogelijk is het ontwerp aanpassen of door naar alternatieven. - Antwoord voldoet: stap alternatieven overslaan. - Antwoord voldoet niet: als het mogelijk is het ontwerp aanpassen (locatie nieuwe kabels en leidingen eventueel aanpassen) of door naar alternatieven. - Antwoord voldoet: stap alternatieven overslaan. - Antwoord voldoet niet: als het mogelijk is het ontwerp aanpassen (locatie nieuwe kabels en leidingen eventueel aanpassen) of door naar alternatieven. 6.1.9 Alternatieven Wanneer er bij het toetsen van het ontwerp wordt bevonden dat er bijvoorbeeld te weinig ruimte is om kabels en leidingen in te passen, kan er gekozen worden voor alternatieven aan de maaiveldinrichting of aan de kabels en leidingen. Zo kan er gekozen worden om (goedkopere) kabels en/of leidingen te verleggen (denk bijvoorbeeld aan telecommunicatie) of gebruik te maken van één van de alternatieven, om zo de kabels en/of leidingen dichter op elkaar te kunnen leggen (hoofdstuk 5). - De afstemming tussen boven en ondergrond ideaal maken door het gebruik van een alternatief.

- De afstemming tussen boven en ondergrond ideaal maken door het gebruik van een alternatief. - De afstemming tussen boven en ondergrond ideaal maken door het gebruik van een alternatief. 6.1.10 Opleveren Het ontwerp kan opgeleverd worden aan de werkvoorbereiders. Doordat er tijdens het ontwerpproces rekening is gehouden met de toekomstige capaciteit aan kabels en leidingen en de locaties hiervan, is het gemakkelijker voor de werkvoorbereiders om het plan uit te werken en zullen er minder complicaties ontstaan. 6.2 Voorbeelden stappenplan Om te laten zien hoe dit stappenplan tot zijn werk gaat, zullen er twee bekende straten in Amsterdam aan de hand van deze methode fictief worden uitgewerkt. In figuur 6,2 zijn de locaties van beide straten te zien. Het betreft de Keizersgracht en de Weesperstraat. Het gaat hier om een 30 en 50 km straat. Voor beide straten zal één van de drie situaties uitgewerkt worden. Voor de twee locaties zal de checklist worden ingevuld en doorlopen. Deze zijn opgenomen in bijlage 3 (Keizersgracht) en bijlage 4 (Weesperstraat). De resultaten en uitleg bij deze resultaten zijn weergegeven in paragraaf 6.2.1 Keizersgracht en 6.2.2 voor de Weesperstraat.

Figuur 6.2: Locatie voorbeelden in Amsterdam1 Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

55


6.2.1 Voorbeeld Keizersgracht Het eerste voorbeeld dat getoetst gaat worden aan de hand van de checklist is de Keizersgracht. Deze zal net als de Weesperstraat fictief getoetst worden. Een afbeelding van de huidige situatie is te vinden in figuur 6.3. De Keizersgracht zal in het nieuwe ontwerp een cultuurhistorische uitstraling krijgen. De 30 km straat zal worden heringericht met historisch ogende materialen. In deze straat zal geparkeerd moeten worden. Het is de bedoeling dat er (woon) boten aan de kant kunnen liggen en deze goed te bereiken zijn. De huizen zijn direct aangesloten op het trottoir. Situatie Vanuit de checklist wordt het stappenplan vanuit de situatie: huidige kabels en leidingen aangehouden. Omdat men in deze situatie alleen het maaiveld gaat vernieuwen en de huidige kabels en leidingen blijven in de ondergrond aanwezig en worden niet vervangen. Vanuit deze eisen kan het stappenplan figuur. 6.1 doorlopen worden. De uitkomsten van dit voorbeeld staan verwerkt in de checklist Keizersgracht (bijlage 3). Huidige kabels en leidingen De ondergrond van de toekomstige situatie beschikt over dezelfde kabels en leidingen die aanwezig zijn in de huidige situatie. Belangrijk hierbij

is om de huidige ondergrondse situatie in beeld te brengen. In figuur 6.4 is de huidige situatie boven- en ondergronds weergegeven. Deze ondergrondse gegevens zijn afkomstig vanuit de klic-melding die hier is gedaan. De klic-melding kan afwijken maar is een goede ondergrond tijdens het ontwerpen. Hieronder zijn de aanwezige kabels en leidingen op een rijtje gezet. De volgende kabels en leidingen zijn aanwezig in de ondergrond van de Keizersgracht; - 1 kabel elektra distributie; - 1 leiding gas distributie; - 1 waterleiding transport; - 1 waterleiding distributie; - 6 telecommunicatie kabels; - 1 leiding gemengd riolering distributie. Dit is een vrij standaard opbouw, je ziet dat hier gebruik wordt gemaakt van een gemengd riool waar het schone en vuile water op wordt afgewaterd. Nadat de huidige kabels en leidingen zijn ge誰nventariseerd, worden de eisen aan de bovenen ondergrond in deze situatie bepaald. Capaciteit Omdat er geen nieuwe kabels en leidingen bij komen is deze stap niet van belang (zie hoofdstuk 6.2.2 voorbeeld Weesperstraat voor de Capaciteit).

Figuur 6.3: Keizersgracht

56

Boven- en ondergrondse elementen


Bovengrondse eisen De Keizersgracht blijft in de toekomstige situatie een 30 km straat. De historische uitstraling is belangrijk, deze kan gecreëerd worden door open verhardingen, materialen en elementen in het straatbeeld. De elementen in het ontwerp beschikken over minimale breedtes, hier moet rekening mee worden gehouden. De volgende elementen kunnen aanwezig zijn in het nieuwe ontwerp: Open verharding trottoir Minimaal 1,20 m breed Open verharding rijweg met hoek parkeren Minimaal breedte parkeervak 5,15 m Minimale breedte rijweg 4,00 (1 richting) Minimale breedte rijweg 6,00 (2 richting) Open verharding rijweg met haaksparkeren Minimaal breedte parkeervak 4,50 m Minimaal breedte rijweg 5,65 m (1 richting) Minimaal breedte rijweg 6,00 m (2 richting) Open verharding rijweg met langsparkeren Minimaal breedte parkeervak 2,00 m Minimaal breedte rijweg 4,00 m (1 richting) Minimaal breedte rijweg 6,00 m (2 richting)

maken met het onderhoud en veiligheid. Nu de bovengrondse eisen duidelijk zijn, zullen de ondergrondse eisen aan de huidige kabels en leidingen worden gekoppeld. Vanuit de checklist worden de huidige kabels en leidingen geselec-teerd en af te lezen is welke eisen deze nodig hebben. Hieronder zijn deze opgesteld: Minimale afstanden bovengrondse elementen 2,00 m Afstand wortelgestel boom 1e grootte 2,00 m Afstand wortelgestel boom 2e grootte 1,50 m Afstand wortelgestel heester Dekking Elektra distributie Gas distributie Waterleiding transport Waterleiding distributie Telecommunicatie Riolering gezamenlijk Bovengrond kabel elektra distributie leiding gas distributie waterleiding transport waterleidingen distributie telecommunicatie kabels leiding riolering distributie

0,65 m 0,65 m 1,00 m 0,80 m 0,60 m 0,80 m

Verharding open open open/gesloten open/gesloten open open/gesloten

Bomen 1e grootte Minimaal 15 m Ondergrondse locatie Omdat er geen nieuwe kabels en leidingen bij zijn Bomen 2e grootte gekomen, is deze stap niet van belang (zie hoofdTussen de 10 en 15 m stuk 6.2.2 Voorbeeld Weesperstraat voor de ondergrondse locatie). Bomen 3e grootte Tussen de 6 en 10 m Ontwerpen Nu alle boven- en ondergrondse eisen zijn geïnHeesters ventariseerd kan er begonnen worden met het Maximaal 3 m ontwerpen. Eerst wordt er een vlekkenplan gemaakt en vanuit dit vlekkenplan kan een ontwerp Element met fundering kleiner dan 1 m3 tot stand komen. Geen eisen Vlekkenplan Deze bovengrondse eisen kunnen invloed heb- Het ontwerp kan gemaakt worden door de bovenben op de ondergrond. Het is dus belangrijk om en ondergrondse eisen op elkaar te laten afstemook de eisen aan de ondergrondse kabels en lei- men. Verdeel het profiel in a.d.h.v. de elementen dingen te weten. die in het straatbeeld worden geplaatst. Bijvoorbeeld: De 1e grootte bomen moeten minimaal 2 Ondergrondse eisen meter van kabels en leidingen af liggen. De locatie De ondergrondse eisen hebben invloed op de voor de boom wordt dus beperkt en is in het met bovengrond. Bovengrondse elementen en on- donkergroen aangegeven vlak te plaatsen. Doe dergrondse elementen hebben ruimte nodig en dit voor alle elementen en creëer zo een vlekkenmoeten op elkaar worden afgestemd. Dit heeft te plan.

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

57


Ontwerp Het vlekkenplan vormt de basis voor het ontwerp. Vanuit de aangegeven mogelijke locaties van de elementen wordt het profiel ontworpen. Figuur 6.6 geeft een voorbeeld van een eventuele straatindeling ontstaan vanuit het stappenplan en de checklist. Langsparkeren heeft plaats gevonden naast het trottoir. Hierdoor krijgt men meer ruimte langs de gracht, waardoor het historische beeld wordt versterkt in verband met zichtlijnen over de grachten. Toetsen Het ontwerp moet gecontroleerd worden of het voldoet aan alle eisen. Deze controle kan uitgevoerd worden door de ontwerper zelf maar ook door een werkvoorbereider, projectleider of specialist. De voorkeur gaat uit naar een werkvoorbereider of specialist omdat die meer van dit onderwerp afweten. Ook moeten indien mogelijk in deze stap proefsleuven gedaan worden. De ontwerper en uitwerker zullen bepalen waar zich mogelijk complicaties kunnen voordoen m.b.t. kabels en leidingen. Op deze locaties zullen proefsleuven gemaakt worden zodat indien nodig het ontwerp nog aangepast kan worden. Problemen doen zich vaak voor door een gebrek aan ruimte. Te veel boven- en ondergrondse elementen kunnen niet in een smalle straat worden geplaatst. Bij een gebrek aan ruimte kan er gekozen worden om eventuele alternatieven toe te passen en/of het ontwerp aan te passen. Dit gaat in overleg met de werkvoorbereider. Het ontwerp zal getoetst worden aan de hand van onderstaande punten. Bovengronds (zie bovengrondse eisen) 1. Bovengrondse elementen zijn niet smaller dan de minimale gestelde eisen. Voldoet. Het gehele oppervlak bestaat uit open verharding. Hierdoor kunnen de kabels en leiding op iedere plek liggen, mits zij voldoen aan de juiste ligging t.o.v. de gevel. Ook is het aan te raden om kabels en leidingen zoals telecommunicatie onder het trottoir te leggen i.v.m. relatief veel werkzaamheden aan deze ondergrondse netten. 2. De bovengrondse elementen zijn getoetst op minimale afstanden met ondergrondse elementen Voldoet. De bomen staan ver genoeg van de kabels en leidingen af.

58

Ondergronds nieuw en/of huidig (zie ondergrondse eisen) 3. De kabels en leidingen zijn getoetst op minimale dekkingen. Voldoet. 4. De ondergrondse elementen zijn getoetst op minimale afstanden met bovengrondse elementen Voldoet. De bomen staan ver genoeg van de kabels en leidingen af. 5. De kabels en leidingen zijn getoetst op de bovengrondse verhardingen en voldoen hieraan. Voldoet. Het profiel bestaat uit open verhardingen. Alle kabels en leidingen kunnen hieronder liggen. 6. Er is rekening gehouden met de eisen achter de speciale elementen. (n.v.t.) Deze zijn hier niet aanwezig. Ondergrond nieuw 7. De kabels en leidingen liggen niet te dicht op elkaar en voldoen aan de minimale onderlinge afstanden. (n.v.t.) Deze zijn hier niet aanwezig aangezien er geen nieuwe kabels en leidingen komen. Het ontwerp voldoet aan bovengenoemde punten en kan worden opgeleverd. Voldoet het ontwerp niet, kijk naar alternatieven of verander het ontwerp boven of ondergronds zodat het ontwerp wel klopt. Alternatieven In dit ontwerp komt het niet voor dat er gebruik wordt gemaakt van een alternatief. Het kan voorkomen dat er in een ontwerp meerdere bomen zijn geplaatst dienen te worden. Dit kan zorgen voor een gebrek aan ondergrondse ruimte. De minimale eisen aan onderlinge afstanden kunnen dan niet worden nageleefd. In zo’n situatie kan er gekozen worden om bijvoorbeeld een fysieke afscheiding te maken. Deze optie biedt de mogelijkheid kabels en leidingen dichter op bovengrondse elementen te plaatsen. Opleveren Het ontwerp is gecheckt en voldoet aan bovenen ondergrondse eisen. De ontwerper kan nu het ontwerp overdragen naar de personen die deze gaan uitwerken.

Boven- en ondergrondse elementen


Figuur 6.4: Huidige situatie Keizersgracht

Figuur 6.5: Vlekken plan

Figuur 6.6: Mogelijk ontwerp Keizersgracht Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

59


6.2.2 Voorbeeld Weesperstraat De Weesperstraat (figuur 6.7) bestaat uit een drukke weg met kantoorpanden. In de toekomst zullen er nieuwe kantoren aan de westelijke kant van deze straat komen te staan. Deze ontwikkelingen hebben invloed op de boven- en ondergrondse inrichting waardoor er een renovatie plaatsvind. De ondergrond zal deels heringericht en afgestemd worden op de benodigde toekomstige capaciteit aan kabels en leidingen. Het nieuwe ontwerp zal volgens een 50 km straat worden heringericht. Het gebruik van verdichte verhardingen is hier van belang in verband met de grote verkeersdrukte. De locatie moet functioneel, representatief en veilig worden heringericht. Het is belangrijk dat er vier rijwegen komen wegens het dukke verkeer, met aan weerzijde fiets- en wandelpaden. Ook moet men plek reserveren voor een ondergronds afval verzamelsysteem. Met het doorlopen van de volgende stappen zal een juiste afstemming vanuit de eisen worden gecreëerd.

Situatie De helft van de ondergrondse netwerken blijft in de toekomst in originele staat aanwezig. Er zullen deels nieuwe kabels en leidingen in de ondergrond komen te liggen, waardoor er in de checklist uitgegaan wordt van de situatie ‘nieuwe en huidige kabels en leidingen’ (zie figuur 6.1). De uitkomsten van dit voorbeeld staan verwerkt in de checklist Keizersgracht bijlage 4. Huidige kabels en leidingen Net als in het voorbeeld van de Keizersgracht zijn ook in de Weesperstraat huidige kabels en leidingen aanwezig die in de toekomst zullen blijven. In figuur 6,8 is de huidige situatie boven- en ondergronds te zien. Deze ondergrondse gegevens zijn afkomstig vanuit de klic-melding die hier is gedaan. De klic-melding kan een afwijking hebben, daarom dienen in de stap ‘toetsen’ proefsleuven gedaan te worden. Hieronder zijn de aanwezige kabels en leidingen van de Weesperstraat op een rijtje gezet. Het zijn alleen de kabels en leidingen die ook in de nieuwe situatie blijven liggen. Kabels en leidingen die zullen worden verwijderd zijn niet belangrijk!

Figuur 6.7: Weesperstraat

60

Boven- en ondergrondse elementen


De volgende kabels en leidingen zijn in de toekomst nog steeds aanwezig in de ondergrond van de Weesperstraat; - 4 kabel elektra distributie; - 1 leiding gas transport; - 1 leiding gas distributie; - 1 waterleiding distributie; - 14 telecommunicatie kabels; - 2 leidingen riolering (gemengd) distributie. De volgende kabels en leidingen zijn verwijderd in de toekomst (deze hoeven niet verder behandeld te worden) - 4 kabels elektra distributie (vervallen); - 1 leiding gas distributie (vervalt); - 1 waterleiding transport (vervalt); - 6 telecommunicatie kabels (vervallen); - 1 rioolbuis (gemengd) distributie (vervalt). Er zijn relatief veel telecommunicatie kabels in de ondergrond aanwezig, dit heeft met de grote vraag naar telecom van omliggende bedrijven te maken. De vervallen kabels en leidingen kunnen achterwegen worden gelaten omdat deze geen invloed hebben op de toekomstige plannen. Capaciteit De toekomstig benodigde capaciteit aan kabels en leidingen kan bepaald worden door te inventariseren wat er in de toekomst nodig is. Eventuele Informatie over bebouwing kan opgevraagd worden bij de stedenbouwkundige. Het nieuwe kantorencomplex gaat in de toekomst gebruik maken van warmte- en koude leidingen. Deze zullen in de toekomstige ondergrond worden meegenomen. Daarnaast zal de standaard ligging van kabels en leidingen vanuit de WIOR worden gehanteerd. De volgende kabels en leidingen zijn nodig telecommunicatie, water, elektra, warmte-, koude opslag en riool. Gas is hier niet van belang omdat er in dit kantorencomplex gekookt/verwarmd/gekoeld kan worden met elektra en warmte-, koudeopslag. In deze situatie is er rekening gehouden met diverse nieuwe kabels en leidingen. Het kan voorkomen dat er achteraf nog een extra kabel en/of leiding moet worden toegevoegd aan dit profiel. Het is beter om iets te veel kabels en leidingen te hebben dan te weinig. De volgende kabels en leidingen komen nieuw in het straatprofiel te liggen: - 8 Telecommunicatie kabels; - 1 Waterleiding distributie;

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

- 3 Elektra distributie kabels; - 1 Rioolbuis; - 2 Koude/warmte leidingen. Bovengrondse eisen De Weesperstraat blijft een 50 km rijweg. De inrichting wordt bepaald door de elementen die hier toekomstig aanwezig zullen zijn. Vanuit de visie en eisen van de opdrachtgever dienen er keuzes gemaakt te worden over de inrichting van het plangebied. Deze inrichting betreft een aantal eisen waar aan voldoen dient te worden. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om een rijweg aan te leggen van 1 meter breed. De elementen in het ontwerp dienen de geschikte afmetingen te hebben. Vanuit de checklist zijn de volgende onderdelen en elementen geselecteerd die kunnen worden gebruikt in de herinrichting van de Weesperstraat: - Open verharding trottoir Minimaal 1,20 m breed - Gesloten verharding fietspad (1 richting) Minimaal 1,50 m breed (excl. opsluiting) - Gesloten verharding rijweg (per baan, zonder parkeren) Minimaal 2,80 m breed (excl. opsluiting) - Gesloten verharding rijweg met hoek parkeren Minimale maatvoering Pvak: 4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg 4,00 (1 richting) Minimale breedte rijweg 6,00 (2 richting) - Gesloten verharding rijweg met haaksparkeren Minimale maatvoering Pvak: 4,50 m x 2,40 m Minimaal breedte rijweg 5,65 m (1 richting) Minimaal breedte rijweg 6,00 m (2 richting) - Gesloten verharding rijweg met langsparkeren Minimale maatvoering Pvak: 6,00m x 2,50 m Minimaal breedte rijweg 4,00 m (1 richting) Minimaal breedte rijweg 6,00 m (2 richting) - Bomen 1e grootte Minimaal 15 m - Bomen 2e grootte Tussen de 10 en 15 m - Heesters Maximaal 3 m

61


- Berm/vluchtheuvel gekoppeld. Vanuit de checklist kunnen de huidMinimaal 0,6 m breed ige kabels en leidingen worden geselecteerd en kan er afgelezen worden welke eisen deze nodig - Element met fundering groter dan 1 m3 ` hebben. De volgende elementen hebben bijbegeen eisen horende eisen; - Element met fundering kleiner dan 1 m3 geen eisen Deze onderdelen en elementen met bijbehorende eisen kunnen invloed hebben op de ondergrond. Het is dus belangrijk om ook de eisen aan de ondergrondse kabels en leidingen te bekijken. Hierdoor kan een afstemming tussen beiden gevonden worden. Het hoeft niet zo te zijn dat alle genoemde onderdelen en elementen ook daadwerkelijk in het nieuwe ontwerp zullen worden toegepast. Ondergrondse eisen De ondergrondse eisen hebben invloed op de bovengrond. Boven- en ondergrondse elementen hebben ruimte nodig. Dit heeft te maken met het onderhoud en de veiligheid. Nu de bovengrondse eisen duidelijk zijn, zullen de ondergrondse eisen aan de huidige kabels en leidingen worden

Minimale afstanden bovengrondse elementen Element met fundering groter dan 1 m3 0,50 m Element met fundering kleiner dan 1 m3 Afstand wortelgestel boom 1e grootte 2,00 m Afstand wortelgestel boom 2e grootte 2,00 m Afstand wortelgestel heester 0,50 m Dekking Elektra distributie Gas transport Gas distributie Waterleiding distributie Telecommunicatie HWA en DWA

Bovengrond kabel elektra distributie leiding gas distributie waterleiding transport waterleidingen distributie

Verharding open open open/gesloten open/gesloten

0,65 m 0,80 m 0,65 m 0,80 m 0,60 m 0,80 m

Figuur 6.8: Huidige boven- en ondergrondse situatie Weesperstraat

Figuur 6.9: Ondergrondse indeling volgens de eisen

62

Boven- en ondergrondse elementen


telecommunicatie kabels leiding riolering distributie

open open/gesloten

Ondergrondse locatie De nieuwe kabels en leidingen vanuit onderdeel ‘capaciteit’ hebben nog een locatie in de ondergrond nodig. Het is belangrijk deze te ordenen volgens de standaard volgorde die Amsterdam hanteert. In de checklist is deze opgenomen onder figuur 1.1.1. bijlage 2. Vanuit de stap ‘capaciteit’ is bepaald welke en hoeveel kabels en leidingen er moeten komen. In figuur 6.10 zijn deze kabels en leidingen in de ondergrond geplaatst volgens de standaard ligging. De volgende volgorde van gevel naar rijweg is aan te houden; telecommunicatie, waterleiding, elektra, riool en warmte en koude leidingen. De onderlinge liggingen zijn af te lezen in (figuur 1.1.2 bijlage 2). Hier zijn minimale afstanden aangehouden, het profiel kan echter nog worden opgerekt richting de rijweg.

Ontwerpen Nu alle boven- en ondergrondse eisen zijn geïnventariseerd kan er begonnen worden met het ontwerpen. Eerst wordt er een vlekkenplan gemaakt en vanuit dit vlekkenplan kan een ontwerp tot stand komen. Vlekkenplan Het ontwerp kan gemaakt worden door de bovenen ondergrondse eisen op elkaar te laten afstemmen. Verdeel het profiel in a.d.h.v. de elementen die in het straatbeeld worden geplaatst. Zo dienen 1e en 2e grootte bomen moeten minimaal 2 meter van kabels en leidingen af worden gesitueerd. De locatie voor de boom wordt beperkt en is in het met donkergroen aangegeven vlak (figuur 6.10) te plaatsen. Doe dit voor alle elementen en creëer zo een vlekkenplan. Het vlekkenplan van de Weesperstraat is weergegeven in figuur 6.10. Ontwerp Het vlekkenplan vormt de basis van het ontwerp. Vanuit het vlak wat aanduid waar het desbetreffende element mogelijk is, kan worden ontworpen. Een potentieel ontwerp is weergegeven in figuur 6.11. De bomen zijn hier in het midden

Figuur 6.10: Vlekkenplan

Figuur 6.11: Mogelijk ontwerp Weesperstraat Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

63


van de straat gesitueerd, met aan weerzijde twee tweebaans asfalt rijwegen. Naast de rijwegen zijn een asfalt fietspad, twee met betontegels verdichtte bermen en looppaden ontworpen. In de verharde berm (links op figuur 6.12) is genoeg ruimte boven- en ondergronds om een ondergrondse container te plaatsen. 6.4.7 Toetsen Het ontwerp dient gecontroleerd te worden of het voldoet aan alle eisen. Deze controle kan uitgevoerd worden door de ontwerper zelf, maar ook door een werkvoorbereider, projectleider of specialist. De voorkeur gaat uit naar een werkvoorbereider of specialist aangezien die meer van dit onderwerp afweten. Problemen doen zich vaak op door een gebrek aan ruimte. Te veel bovenen ondergrondse elementen kunnen niet in een smalle straat worden geplaatst. Bij een gebrek aan ruimte kan er gekozen worden om eventuele alternatieven toe te passen en/of het ontwerp aan te passen. Dit gaat in overleg met de werkvoorbereider. Het ontwerp zal getoetst worden aan de hand van onderstaande punten. Bovengronds (zie bovengrondse eisen) 1. Bovengrondse elementen zijn niet smaller dan de minimale gestelde breedte eisen. Voldoet. Het fietspad is bijvoorbeeld 1,5 m breed. Minimaal toegestaan is hier 1,5 m. 2. De bovengrondse elementen zijn getoetst op minimale afstanden met ondergrondse elementen. Voldoet. De bomen staan ver genoeg van de kabels en leidingen af (minimaal 2 meter).

6 Er is rekening gehouden met de eisen achter de speciale elementen. (n.v.t.) Deze zijn niet aanwezig Ondergrond nieuw 7 De kabels en leidingen liggen niet te dicht op elkaar en voldoen aan de minimale onderlinge afstanden. Voldoet. Het ontwerp voldoet aan bovengenoemde punten en kan worden opgeleverd. Voldoet het ontwerp niet, kijk dan naar alternatieven of verander het ontwerp boven en/of ondergronds zodat het de bovengrond juist wordt afgestemd met de ondergrond. 6.4.8 Alternatieven In dit ontwerp komt het niet voor dat er gebruik wordt gemaakt van een alternatief vermeld in hoofdstuk 5. Het kan natuurlijk voorkomen dat er in een ontwerp meerdere bomen zijn geplaatst. Dit kan zorgen voor een gebrek aan ondergrondse ruimte. De minimale eisen aan onderlinge afstanden kan dan niet worden nageleefd. In zo’n situatie kan er gekozen worden om bijvoorbeeld een fysieke afscheiding te maken. Deze optie biedt de mogelijkheid kabels en leidingen dichter op bovengrondse elementen te plaatsen. 6.4.9 Opleveren Het ontwerp is gecheckt en voldoet aan bovenen ondergrondse eisen. De ontwerper kan nu het ontwerp overdragen naar de werkvoorbereiders.

Ondergronds nieuw en/of huidig (zie ondergrondse eisen) 3. De kabels en leidingen zijn getoetst op minimale dekkingen. Voldoet. 4. De ondergrondse elementen zijn getoetst op minimale afstanden met bovengrondse elementen Voldoet. 5 De kabels en leidingen zijn getoetst op de bovengrondse verhardingen en voldoen hieraan. Voldoet. Alleen de kabels en leidingen die onder gesloten verhardingen mogen liggen zijn hier ook gesitueerd.

64

Boven- en ondergrondse elementen


Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

65


7. Conclusies en aanbevelingen Ter afsluiting van het rapport worden in dit hoofdstuk de conclusies en aanbevelingen gegeven. De belangrijkste conclusies uit voorgaande hoofdstukken worden hierin samengevat, en gekoppeld aan de deelvragen. Vanuit beantwoording op deze deelvragen zal ook de hoofdvraag van antwoord worden voorzien. Naast de conclusies komen ook de aanbevelingen aan bod welke zich zullen richten op een mogelijk vervolg van dit onderzoek. 7.1 Conclusies deelvragen In deze paragraaf worden de deelvragen uiteengezet op chronologische volgorde. Deze deelvragen worden voorzien van conclusies die vanuit voorgaande hoofdstukken zijn weergegeven. Bij elke deelvraag wordt het betreffende hoofdstuk genoteerd. Met wat voor kabels & leidingen hebben we in de ondergrond van Amsterdam te maken? (Hoofdstuk 2) In de ondergrond van Nederland ligt ruim 1,7 miljoen kilometer aan kabels en leidingen in allerlei diverse kleuren en materialen. Deze ondergrondse netwerken zorgen voor het transport van vloeistoffen, gassen, elektrische of optische signalen en elektriciteit. De kabels en leidingen zijn onder te verdelen in de groepen; telecommunicatie, elektriciteit, gas, water, koude en warmte kabels en leidingen. Deze ondergrondse kabels en leidingen behoren volgens de handleiding Werken In De Openbare ruimte (WIOR) in een bepaalde volgorde geplaatst te worden. Het beheer wordt door verschillende nutsbedrijven uitgevoerd. Het regionale netwerk bestaat uit het transport, distributie en huisaansluitingen van het riool, water, telecommunicatie, warmte en koude leidingen. Elektriciteit en gas vormt een nationaal netwerk, dit heeft te maken met locatie van de winning van de benodigde grondstoffen. Waar en wat gaat er in de huidige procedure fout? (Hoofdstuk 3) In Amsterdam wordt de procedure Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur (PBI) gehanteerd. Er doen zich twee hoofdproblemen voor. EĂŠn van deze problemen is te vinden in de communicatie tussen verschillende organisaties/maaiveldgroepen het andere probleem is onvoldoende technische kennis bij van de ontwerpers. Deze problemen vinden zich voornamelijk plaats in de ontwerpfasen. Het probleem is ontstaan omdat ontwerpers zich in een ander

66

gebouw als de ingenieurs bevinden. De kennisuitwisselingen zijn hierdoor beperkt. Het communicatieprobleem zal deels opgelost worden door een reorganisatie die recent plaats gaat vinden binnen het Ingenieursbureau gemeente Amsterdam (IBA). Het tekort aan kennis van de ondergrond zal hier niet door worden opgelost omdat de ontwerpers binnen de Dient Ruimtelijke Ordening (DRO) en de uitwerkers (IBA) gescheiden zullen blijven. De ondergrond van een project wordt momenteel onvoldoende geĂŻnventariseerd in de ontwerpfasen en expertise op ondergronds gebied ontbreekt binnen DRO (bron: Iris van der Helm). Dit probleem zal zonder toekomstige veranderingen aanhouden. Welke normen worden er door verschillende instanties gehanteerd, met betrekking tot de inrichting? (Hoofdstuk 4) Diverse handboeken en wetten zijn opgesteld om complicaties en handvatten te creĂŤren om de ondergrondse chaos van de kabels en leidingen te koesteren. De belangrijkste wetten zijn de Wet Infrastructuur Ondergrondse Netwerken (WION), Gas- Elektra- en telecommunicatiewet. Deze documenten geven inzicht in de manier waarop bepaalde procedure moeten worden doorlopen zodat de maatschappij zo min mogelijk last van werkzaamheden heeft. Naast deze wetten zijn er ook een aantal handboeken en richtlijnen die worden gehanteerd zoals de Nen-normen, Werken In de Openbare Ruimte (WIOR), techniek en engineering. De diverse wetten en handboeken worden gehandhaafd door verschillende instanties. Een handboek dat zich specifiek richt op de ondergrondse eisen aan de indeling van kabels en leidingen ontbreekt. Zijn er aanwijsbare relaties tussen onder- en bovengrondse inrichting? (Hoofdstuk 5) Aan bovengrondse- en ondergrondse elementen zijn verschillende eisen gekoppeld. Elk van deze eisen hebben invloed op de afstemming tussen deze twee. Bovengrondse verhardingen kunnen bijvoorbeeld invloed hebben op de bereikbaarheid van de kabels en leidingen die daaronder liggen. Kabels en leidingen die bijvoorbeeld veel onderhoudt vergen (telecommunicatie), worden bijna altijd gesitueerd in verhardingen die gemakkelijk op te breken zijn. In het wortelgestel van bomen horen geen kabels en leidingen te liggen in verband met schade aan de wortels en of kabel of leiding. Daarom is het niet altijd mogelijk om bomen in het

Boven- en ondergrondse elementen


straatbeeld te plaatsen. De relatie tussen boven en ondergrond is dus vrij duidelijk af te lezen. Men kan aan de hand van het maaiveld een schatting maken van de locatie van ondergrondse kabels en leidingen. Welke alternatieve oplossingen bestaan er, om van de standaard technische eisen af te wijken? (Hoofdstuk 5) In veel situaties komt het voor dat er een tekort aan boven- en of ondergrondse ruimte is. De eisen kunnen hierdoor niet altijd worden nagestreefd waardoor boven- en ondergrondse elementen te dicht op elkaar worden geplaats wat complicaties met zich mee brengt. Om toch alle onderdelen in het ontwerp te behouden zijn er verschillende alternatieven mogelijk. De alternatieven zijn vanuit de onder- of bovengrond te vinden. Ondergrondse alternatieven: Deze alternatieven hebben geen invloed op het bovengrondse uiterlijk. Het is mogelijk om kabels en leidingen te bundelen in een mantelbuis of kabelgoot. Ook is het mogelijk om een fysieke afscheiding te plaatsen waardoor kabels en leidingen dichter op ondergrondse objecten zoals boomwortels, funderingen geplaatst kunnen worden. Het omleggen van een kabel en of leiding kan door middel van een gestuurde boring of onder hoge druk onder het object door te persen worden aangebracht. Tevens is het mogelijk om de kabels en leidingen te een andere locatie te geven in de ondergrond, of plaatselijk te verleggen. Bovengrondse alternatieven: Deze alternatieven hebben wel invloed op het bovengrondse uiterlijk. Het maaiveld kan deels opgehoogd worden zodat er meer ruimte ontstaat. Ook kan het ontwerp aangepast worden door elementen te verplaatsen en of een element mobiel te maken. Bovengrondse verhardingen kunnen aangepast worden zodat werkzaamheden in de ondergrond gemakkelijk blijven. Al deze alternatieven zorgen ervoor dat er op een veilige manier afgeweken kan worden van de technische eisen.

is belangrijk een inventarisatie uit te voeren, naar de verschillende typen boven- en ondergrondse elementen die gerealiseerd zullen worden. Per boven- en of ondergronds object schuilen verschillende eisen. Een opsomming van deze elementen in een checklist biedt hier een ideale uitkomst voor. Door het doorlopen van deze checklist kunnen alle eisen aan boven- en ondergrondse elementen met elkaar vergeleken worden, vanuit deze boven en ondergrondse vergelijking kan een ontwerp gemaakt worden. De ontwerper kan deze checklist aanhouden tijdens het vormen van zijn ontwerp. Het resultaat beschikt over de juiste afstemming van boven- en ondergrondse elementen. 7.2 Conclusie op de hoofdvraag Op welke wijze kan de ideale afstemming van kabels en leidingen met de boven- en ondergrondse elementen in Amsterdam worden gecreëerd? Omdat de ontwerpers gescheiden zijn van de techniekers, hebben we te maken met een beperkte kennisuitwisseling. De ontwerper heeft niets binnen handbereik wat hem kennis kan bijbrengen over de ondergrond. Dit probleem zorgt voor complicaties in de boven- en ondergrond. Het ideaal kan pas naar meerdere uitwisselingen tussen de twee bedrijven bereikt worden. Doordat er nu een Checklist is gevormd kan de ontwerper wel meteen binnen handbereik de benodigde informatie opvragen. De toekomstige boven- en ondergrondse elementen moeten vanuit de checklist gecontroleerd worden op bijbehorende eisen. Hier kan rekening mee gehouden worden tijdens het ontwerpen. Alternatieven bieden de uitkomsten als de eisen van een bepaald element niet nagestreefd kan worden. De ideale afstemming is bereikt als alle boven- en ondergrondse elementen in één ontwerp voldoen aan de gestelde eisen die Amsterdam hanteert voor zowel de boven- als ondergrondse elementen.

Hoe zouden de technische eisen kunnen worden toegepast in de meest voorkomende Amsterdamse stedenbouwkundige profielen? (Hoofdstuk 6) Tijdens de planvorming van een ontwerp is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de eisen van boven- en ondergrondse elementen. Het

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

67


7.3 Aanbevelingen De aanbevelingen die worden gegeven dienen als strategie voor een verdiepingsslag op dit onderzoek. De aanbevelingen kunnen fungeren voor een verdiepende stap van dit onderzoek.

Bouwenvelop In een nader onderzoek kunnen bouwenveloppe onder handen worden genomen betreffende dit ondwerp.

Praktijkexperimenten In een nader onderzoek zal de checklist in de praktijk bestudeerd moeten worden, zodat juiste uitspraken over het functioneren van dit document kunnen worden gedaan. Ontwerp In een nader onderzoek kan gekeken worden vanuit de oplossing vanuit een bovenaanzicht, zodat de ontwerper sneller kan zien of zijn ontwerp klopt. Locatie ontwerp In een nader onderzoek kunnen ook de locaties, pleinen, parken en of andere locaties bekeken worden. Technische kennis In een nader onderzoek zal gekeken moeten worden naar eventuele alternatieve oplossingen zodat de kennis van de ontwerpers aangevuld kan worden. Interviews In een nader onderzoek kan een breder publiek ondervraagd worden, zodat de aard van het probleem duidelijk in beeld kan worden gebracht. Financieel In een nader onderzoek moet blijken om hoeveel extrakostgeld het gaat, zodat men inziet hoe groot het probleem is. Andere steden/ buitenland In een nader onderzoek kan dit onderzoek op een andere stad/land worden gericht in plaats van Amsterdam. Waterbouwkundige constructies In een naderonderzoek kan de relatie tussen kabels en leidingen en waterbouwkundige constructies bekekeken worden, waar bevinden bijvoorbeeld kabels en leidingen zich in een brug constructie.

68

Boven- en ondergrondse elementen


Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

69


Bronnen Hoofdstuk 2 Kabels en leidingen (figuren) 1 (figuur 2.1) Paul Elzenaar, Specialist in ondergrondse infrastructuur, Ingenieursbureau te Amsterdam Geraadpleegd mei 2014 (figuur 2.2) www.rijksoverheid.nl http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ondergrondsekabels-en-leidingen, geraadpleegd februari 2014

2

(figuur 2.5) www.helpdeskwater.nl http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgevingbeleid/handboek-water-0/wetgeving/waterwet/handhaving/materialenstudiegeraadpleegd in februari 2014

3

(figuur 2.7) www.wikimedia.org http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/8/81/ Rioolbuizen_van_kunststof_(Sewer_plastic_pipelines_ tubes)_(lengtes).jpg, geraadpleegd maart 2014

4

(figuur 2.10) www.news.thermaflex.com http://news.thermaflex.com/upload/image/vrij_formaat/ flexalen600_red.jpg, geraadpleegd april 2014

5

(figuur 2.11) www.wikipedia.nl http://nl.wikipedia.org/wiki/Coaxkabel, geraadpleegd januari 2014

6

(figuur 2.12) www.glasvezel.startkabel.nl http://glasvezel.startkabel.nl/ geraadpleegd april 2014

7

(figuur 2.14) www.zoom.nl http://zoom.nl/foto/1891339/landschap/hoogspanning. html

8

(figuur 2.15) www.legemaat-infra.nl http://www.legemaat-infra.nl/cms/library/Laagspanning/1265439387.jpg, geraadpleegd maart 2014

9

(figuur 2.16) wwww.henkvankampen.com http://www.henkvankampen.com/wp-content/uploads/ IMG_7721.jpg, geraadpleegd juni 2014 11 (figuur 2.17) 10

70

www.deetere.com http://www.deetere.com/afb/vribdm2.jpg, geraadpleegd maart 2014 Hoofdstuk 2 Kabels en leidingen (teksten) - www.tebodin.com http://www.tebodin.com/countries/netherlands/markten/ infrastructuur/pages/default.aspx, geraadpleegd mei 2014 - Ontwerp van de openbare ruimte, uitgevoerd door de sectie Stedenbouwkundig Ontwerpen van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft, ge誰nitieerd door prof. ir. Jan Heeling (2006) - www.rijksoverheid.nl http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ondergrondsekabels-en-leidingen, geraadpleegd februari 2014 - www.cob.nl http://www.cob.nl/over-ondergronds-bouwen/waaromondergronds-bouwen.html, geraadpleegd februari 2014 - Paul Elzenaar, Specialist in ondergrondse infrastructuur, Ingenieursbureau te Amsterdam Geraadpleegd mei 2014 - Iris van der helm, Ontwerpers op de afdeling Dienst ruimtelijke inrichting, Organisatie DRO. Geraadpleegd mei 2014 - Werken in de openbare ruimte (WIOR) Auteur dhr. H. Gerson, Wethouder Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, gemeente Amsterdam. (1 oktober 2009). Tekst en productie gemeente Amsterdam, bureau Stadsregie - www.gasunie.nl http://www.gasunie.nl/uploads/bestanden/48dbb916c945-4a3c-8146-dc43c545b19e, geraadpleegd februari 2014 - www.wikipedia.nl http://nl.wikipedia.org/wiki/Koperdraad, geraadpleegd februari 2014 (en) http://nl.wikipedia.org/wiki/Coaxkabel, geraadpleegd februari 2014 (en) http://nl.wikipedia.org/wiki/Optische_vezel, geraadpleegd april 2014 (en) http://nl.wikipedia.org/wiki/Agentschap_Telecom, geraadpleegd februari 2014

Boven- en ondergrondse elementen


(en) http://nl.wikipedia.org/wiki/Informatiebeveiliging, geraadpleegd maart 2014 (en) http://www.wegenwiki.nl/Verkeersregelinstallatie, geraadpleegd februari 2014 (en) Wikipedia, http://nl.wikipedia.org/wiki/Alliander), geraadpleegd februari 2014 (en) Wikipedia, http://nl.wikipedia.org/wiki/Riool, geraadpleegd februari 2014 (en) Wikipedia, http://nl.wikipedia.org/wiki/Gemaal_(waterbouw), geraadpleegd februari 2014 (en) Wikipedia, http://nl.wikipedia.org/wiki/Waternet_(bedrijf), geraadpleegd februari 2014 (en) Wikipedia, http://nl.wikipedia.org/wiki/Waterleiding, geraadpleegd februari 2014 Wikipedia, http://nl.wikipedia.org/wiki/TenneT geraadpleegd februari 2014 - www.citg.tudelft.nl http://www.citg.tudelft.nl/fileadmin/Faculteit/CiTG/ Gezondheidstechniek/doc/Afstudeerrapporten/WouterBosch_FinalThesisWeb.pdf Geraadpleegd februari 2014 - Werken in de Openbare Ruimte (WIOR), nadere regels Vastgesteld op 2 juli 2009. - Beleidsplan openbare verlichting uitklapper - www.mirabellamulder.nl http://www.mirabellamulder.nl/referenties/realisatie-rwziamsterdam-west, geraadpleegd februari 2014

- www.economie.fgov.nl http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/informatiemaatschappij/Telecommunicatie/telecommunicatiekabels/, geraadpleegd april 2014 - www.Aluminium.matter.nl http://aluminium.matter.org.uk/content/html/dut/default. asp?catid=164&pageid=2144416510, geraadpleegd maart 2014 - www.liandon.nl http://www.liandon.nl/liandon/over_liandon/wat_doet_liandon/index.htm, geraadpleegd februari 2014 - www.draka.nl http://www.draka.nl/producten/content.asp?menuid=2, geraadpleegd februari 2014 - www.aluminim.matter.org http://aluminium.matter.org.uk/aluselect/06_wrought_ comp.asp, geraadpleegd februari 2014 Hoofdstuk 3 Normen en regels (figuren) (figuur 3.1) Nen 7171-1 Nederlands, Normalisatie-instituut, normencomissies 349200, Augustus 2008,

1

(figuur 3.2) Handboek techniek maaiveld, auteur, Rini kuijpers, (juli 2011),

2

(figuur 3.3) Werken in de openbare ruimte (WIOR) Auteur dhr. H. Gerson, Wethouder Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, gemeente Amsterdam. (1 oktober 2009). Tekst en productie gemeente Amsterdam, bureau Stadsregie

3

- www.twiskenbosman.nl http://www.twiskenbosman.nl/expertise/rioleringen/rioolstelsel/, geraadpleegd februari 2014

4

- www.duurzaambouwmateriaal.nl, http://www.duurzaambouwmetaal.nl/index.php?pagina= meerweten&artikelid=25, geraadpleegd februari 2014

5

- www.nuon.com http://nuon.com/koude-warmte.leidingen/30494/drahll/ dee-, geraadpleegd mei 2014 - www.energiegenie.nl http://energiegenie.nl/soortenergie/stadswarmte#sthash. i5Zfnz1p.dpuf, geraadpleegd februari 2014

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

(figuur 3.4) WIOR nadere regels Vastgesteld op 2 juli 2009. (figuur 3.5) CROW Kabels en leidingen rond wateren en waterkeringen, (december 2011), auteur dr. ir. i. w. koster, directeur. (figuur 3.6) Kabels en leidingen, Paul Elzenaar, 2012

6

(figuur 3.7) Wet uitwisseling ondergrondse netwerken (WION)

7

71


http://wetten.overheid.nl/BWBR0023775/geldigheidsdatum_05-06-2014 Hoofdstuk 3 Normen en regels (teksten) - www.wikipedia.nl http://nl.wikipedia.org/wiki/NEN, Geraadpleegd mei 2014 (en) http://nl.wikipedia.org/koude-warmteopslag - www.amsterdam.nl Amsterdam, http://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie-diensten/sites/coordinatiestelsel/kennisbank/regelgeving/nen-normen/ geraadpleegd februari 2014 - www.drloket.nl Drloket.nl, http://www.drloket.nl/onderwerpen/registratie/ dossiers/dossier/wion-wet-informatie-uitwisseling-ondergrondse-netten, geraadpleegd februari 2014 - www.rvo.nl http://www.rvo.nl/duurzaam/ontstaan/elektra, geraadpleegd, april 2014 Hoofdstuk 4 Problematiek (figuren) 1 (figuur 4.1) Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur (PBI) Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur, Hoofdafdeling projecten, communicatie, strategie en beleid (2005), pagina 47, geraadpleegd mei 2014 (figuur 4.2) www.stedin.nl http://www.stedin.net/SiteCollectionImages/Nieuws/ stedin_gaslek_Amsterdamsestraatweg_Utrecht.jpg. Geraadpleegd mei 2014

2

(figuur 4.3) www.computable.nl http://www.computable.nl/pcit/imgdb/2359066. Geraadpleegd maart 2014

3

(figuur 4.4) www.hbvl.nl http://www.hbvl.be/ahimgpath/assets_img_ hbvl/2013/04/20/2590506/onderzoek-ontploffing-afgerond-geen-defect-aan-gasleidingid4399938-1000x800-n.jpg. Geraadpleegd maart 2014 5 (figuur 4.5) www.deondernemer.nl http://www.deondernemer.nl/UserFiles/Image/2009/200909/20090911/ANP-10757936.jpg 4

Hoofdstuk 4 Problematiek (teksten) - Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur, Hoofdafdeling projecten, communicatie, strategie en

72

beleid (2005), geraadpleegd april 2014 - Paul Elzenaar, Specialist in ondergrondse infrastructuur, Ingenieursbureau te Amsterdam Geraadpleegd mei 2014 - Iris van der helm, Ontwerpers op de afdeling Dienst ruimtelijke inrichting, Organisatie DRO. Geraadpleegd mei 2014 - www.zeeuwsbodemvenster.nl http://www.zeeuwsbodemvenster.nl/uploaded_files/ bodemvenster_doc/efficiency_bij_aanleg_van_kabels_ en_leidingen_-_een_gezamenlijke_uitdaging.pdf - Ingenieursbureau Amsterdam Werkvoorbereiders overleg afdeling Openbare ruimte, maart 2014, onder leiding van EtiĂŤnne Minnaard. Hoofdstuk 5 boven- en ondergrondse mogelijkheden (figuren) 1 (figuur 5.2) Nen 7171-1 Nederlands, Normalisatie-instituut, normencomissies 349200, Augustus 2008, en (Werken in de openbare ruimte) WIOR,Auteur dhr. H. Gerson, Wethouder Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, gemeente Amsterdam. (1 oktober 2009). Tekst en productie gemeente Amsterdam, bureau Stadsregie (figuur 5.3) Handboek techniek maaiveld, auteur, Rini kuijpers, (juli 2011),

2

(figuur 5.4) www.commons.wikimedia.org http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Pumice_santorini.jpg, geraadpleegd mei 2014

3

(figuur 5.5) www.oasen.nl http://www.oasen.nl/nieuws/Paginas/Meer-over-de-lekkage-in-Leiderdorp-op-4mei-Artikel.aspx, geraadpleegd mei 2014

4

(figuur 5.6) Bron: http://www.droomplekken.nl/europa/nederland/ amsterdam/publiekstrekkers/cultuur/grachtengordel.html

5

(figuur 5.9) www.rotterdam.nl http://www.rotterdam.nl/Clusters/Stadsontwikkeling/ Content%20Rotterdam%20Centraal/Images/nieuwsberichten/Figuur%20Watershell%20systeem%20in%20 uitvoering.jpg, geraadpleegd mei 2014

6

Boven- en ondergrondse elementen


(figuur 5.10) www.rotterdam.nl http://www.rotterdam.nl/Clusters/Stadsontwikkeling/ Content%20Rotterdam%20Centraal/Images/nieuwsberichten/Figuur%20Watershell%20systeem%20in%20 uitvoering.jpg, geraadpleegd mei 2014

7

(figuur 5.11) www.denhaagfm.nl http://denhaagfm.nl/wp-content/uploads/2013/11/ORAC2.jpg, geraadpleegd mei 2014

8

(figuur 5.12) www.glasvezelmontage.nl http://www.glasvezelmontage.nl/files/2010/11/8.-GCOin-handhole.jpg, geraadpleegd mei 2014

9

(figuur 5.14) www.roderick.triple-it.nl http://www.roderick.triple-it.nl/blog/wp-content/uploads/2012/09/TripleISP_alle_mantelbuizen.jpg, geraadpleegd mei 2014

10

(figuur 5.16) www.i1.ytimg.com http://i1.ytimg.com/vi/jhNxlH71uRs/maxresdefault.jpg, geraadpleegd mei 2014

11

(figuur 5.18) www.nutswerk.nl http://www.nutswerk.nl/persingen/foto-panorama.jpg, geraadpleegd mei 2014

12

(figuur 5.20) www.cas-vos.be http://www.cas-vos.be/images/boring.jpg, geraadpleegd mei 2014

13

(figuur 5.22) Paul Elzenaar, Specialist in ondergrondse infrastructuur, Ingenieursbureau te Amsterdam, geraadpleegd mei 2014

14

(figuur 5.24) www.greenmax.eu.nl http://www.greenmax.eu/nl/rootblockplus/, geraadpleegd mei 2014

15

Hoofdstuk 5 boven- en ondergrondse mogelijkheden (teksten) - Amsterdam Amsterdam, http://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie-diensten/sites/coordinatiestelsel/regelgeving/nennormen/ geraadpleegd februari 2014 Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

- Paul Elzenaar, Specialist in ondergrondse infrastructuur, Ingenieursbureau te Amsterdam, geraadpleegd mei 2014 Nen 7171-1 Nederlands, Normalisatie-instituut, normencomissies 349200, Augustus 2008, - Janke Algra, Projectleider, Ingenieursbureau te Amsterdam, geraadpleegd mei 2014 - (Werken in de openbare ruimte) WIOR,Auteur dhr. H. Gerson, Wethouder Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, gemeente Amsterdam. (1 oktober 2009). Tekst en productie gemeente Amsterdam, bureau Stadsregie - CROW: kabels en leidingen in verontreinigde bodem, december 2011, auteur: dr. ir.I.W. Koster, directeur. - www.stedin.net http://stedin.net/Over_Stedin/projecten/Pages/Default. aspx,geraadpleegd april 2014 - Toolkit kabels en leidingen versus bomen). Gemeente Rotterdam, auteur: ing.C.R.Rijnsma, januari 2013 - www.wikipedia.org http://nl.wikipedia.org/wiki/Fundering, geraadpleegd mei 2014 - www.decentrale.regelgeving.overheid.nl http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/export/Images/Bonaire/i223.jpg, mei 2014 Hoofdstuk 6 Stappenplan (figuren) (figuur 6.1) www.iamsterdam.com http://www.iamsterdam.com/~/media/Amsterdam%20 Images/Unesco%20EN/Aerial%20photo%20of%20 Amsterdam%20Cor%20Harteloh%20header. jpg?mw=510&crop=1, geraadpleegd mei 2014

1

Hoofdstuk 6 Stappenplan (teksten) - Iris van der Helm, Ontwerpers op de afdeling Dienst ruimtelijke inrichting, Organisatie DRO. Geraadpleegd mei 2014

73


Bijlage I

74

Materialen

Boven- en ondergrondse elementen


Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

75


Bijlage 2

Checklist

Een ontwerp (straat) kan worden ingericht/getoetst a.d.h.v. deze checklist zodat deze voldoet aan een juiste afstemming tussen boven- en ondergrond. Deze handleiding kan meerdere handvatten bieden tijdens het maken of controleren van een ontwerp, om zo de juiste afstemming te vinden. Hoe met deze checklist gewerkt dient te worden staat uitgelegd in hoofdstuk 6 Stappenplan. Project: ………. Situatie: Nieuwe kabels en leidingen [ ] Huidige kabels en leidingen [ ] Beide [ ] 1. Huidige kabels en leidingen Deze stap zal alleen doorlopen worden als men in het nieuwe ontwerp rekening moet houden met de huidige kabels en leidingen die ook in de toekomst nog aanwezig zijn. Om achter deze informatie te komen dient er een klic-melding gedaan te worden, echter kan deze een afwijking hebben en de dekking wordt hier niet duidelijk uit. Daarom dienen in een later stadium proefsleuven gemaakt te worden. Vink aan wat van toepassing is. Type kabel of leiding Hoeveelheid [ ] Elektra transport (min. 50 kilovolt) Aantal [ ] [ ] Elektra distributie (max. 50 kilovolt) Aantal [ ] [ ] Gas transport (min. 1 bar) Aantal [ ] [ ] Gas distributie (max. 1 bar) Aantal [ ] [ ] Waterleiding transport (min. 300 d) Aantal [ ] [ ] Waterleiding distributie (max. 300 d) Aantal [ ] [ ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) Aantal [ ] [ ] Warmte/koude leiding transport (min. 300 d en een druk lager dan 16 bar) Aantal [ ] [ ] Warmte/koude leiding distributie (max. 300 d en een druk van 16 bar) Aantal [ ] [ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Transport Leidingen dieper dan 1,7 m Persleidingen met een diameter groter dan 160 mm Aantal [ ] [ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Distributie Leidingen niet dieper dan 1,7 m persleidingen met een diameter kleiner dan 160 mm Aantal [ ] [ ] Spookkabels (onbekend) Aantal [ ] [ ] Defensie kabels en of leidingen Aantal [ ] 2. Capaciteit Deze stap zal doorgelopen moeten worden als er één of meerdere nieuwe kabels en/of leidingen in de toekomst zullen worden gerealiseerd. Wat voor woningen/bedrijven komen er in de buurt te staan en wat voor kabels en leidingen hebben deze nodig (gas, water, elektra, telecom, warmte- en koude, riolering)? Zijn er in het stedenbouwkundig ontwerp grote plannen qua kabels en leidingen (grote transport leidingen voor gas en water of een nieuw rioleringsplan)? Maak een globale schatting van wat er in de toekomst aanwezig zal zijn. Vink aan wat van toepassing is. Type kabel of leiding Hoeveelheid [ ] Elektra transport (min. 50 kilovolt) Aantal [ ] [ ] Elektra distributie (max. 50 kilovolt) Aantal [ ] [ ] Gas transport (min. 1 bar) Aantal [ ]

76

Boven- en ondergrondse elementen


[ [ [ [ [

] Gas distributie (max. 1 bar) ] Waterleiding transport (min. 300 d) ] Waterleiding distributie (max. 300 d) ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) ] Warmte/koude leiding transport (min. 300 d en een druk lager dan 16 bar) [ ] Warmte/koude leiding distributie (max. 300 d en een druk van 16 bar) [ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Transport Leidingen dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter groter dan 160 mm [ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Distributie Leidingen ondieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter kleiner dan 160 mm

Aantal [ Aantal [ Aantal [ Aantal [

] ] ] ]

Aantal [ ] Aantal [ ] Aantal [ ] Aantal [ ]

- Spookkabels en defensie kabels zijn hier niet van belang. 3. Bovengrondse eisen De maaiveldeisen hebben te maken met de functie van de straat. Wordt de straat onderdeel van de binnenstad of wordt het juist een 30 of 50 km zone? Vanuit deze functie zijn maaiveldeisen op te stellen. Hoe breed is de rijweg die moet worden ontworpen en passen de toekomstige functies/eisen in dat profiel? Worden het half, open of gesloten verhardingen? Is er groen aanwezig? De ontwerper kan hier aankruisen welke functies hij/zij in het toekomstige plan wilt hebben. Er kunnen dus meerdere van dezelfde soort gekozen. Element Eis maaiveld [ ] Half verharding trottoir Minimaal 1,20 m breed (excl. opsluiting) [ ] Half verharding fietspad Minimaal 1,50 m breed (excl. opsluiting) [ ] Open verharding trottoir Minimaal 1,20 m breed (excl. opsluiting) [ ] Open verharding fietspad Minimaal 1,50 m breed (excl. opsluiting) [ ] Open verharding rijweg (per baan, zonder parkeren) Minimaal 2,80 m breed (excl. opsluiting) [ ] Open verharding rijweg met hoek parkeren: Min.maatvoering Pvak: 4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 4,00 m, [ ] 2-richting 6,00 m, [ ] [ ] Open verharding rijweg met haaksparkeren: Min.maatvoering Pvak:4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 5,65 m, [ ] 2-richting 6,00 m [ ] [ ] Open verharding rijweg met langsparkeren: Min.maatvoering Pvak: 6,00 m x 2,50 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 4,00 m, [ ] 2-richting 6,00 m, [ ] [ ] Gesloten verharding trottoir Minimaal 1,20 m breed (excl. opsluiting) [ ] Gesloten verharding fietspad (1 richting) Minimaal 1,50 m breed (excl. opsluiting) [ ] Gesloten verharding rijweg (per baan, zonder parkeren) Minimaal 2,80 m breed (excl. opsluiting) [ ] Gesloten verharding rijweg met hoek parkeren: Min.maatvoering Pvak:: 4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 4,00 m, [ ] 2-richting 6,00 m, [ ]

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

77


[ ] Gesloten verharding rijweg met haaksparkeren: Min.maatvoering Pvak:4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 5,65 m, [ ] 2-richting 6,00 m, [ ] [ ] Gesloten verharding rijweg met langsparkeren: Min.maatvoering Pvak: 6,00 m x 2,50 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 4,00 m, [ ] 2-richting 6,00 m, [ ] [ ] Bomen 1e grootte Minimaal 15 m hoog [ ] Bomen 2e grootte Tussen de 10 en 15 m [ ] Bomen 3e grootte Tussen de 6 en 10 m [ ] Heester Maximaal 3 m hoog [ ] Berm/vluchtheuvel Minimaal 0,6 m breed [ ] Element met fundering groter dan 1 m3 [ ] Element met fundering kleiner dan 1 m3 [ ] Trambaan (1 richting) Minimaal 2,9 m breed 4. Ondergrondse eisen Dit geldt alleen voor de huidige kabels en leidingen vanuit de klic-melding gedaan in stap 1 en de inrichtingen van stap 3. Minimale Afstand (met funderingen bovengrondse constructies) [ ] Element met fundering groter dan 1 m3 0,50 m [ ] Element met fundering kleiner dan 1 m3 [ ] Afstand wortelgestel boom 1e grootte 2,0 m [ ] Afstand wortelgestel boom 2e grootte 2,0 m [ ] Afstand wortelgestel boom 3e grootte 1,0 m [ ] Afstand wortelgestel heester 0,50 m Speciale elementen [ ] Trambaan [ ] Handholes [ ] Boomkratten [ ] Watershells

Geen kabels en leidingen onder plaatsen Minimaal 3,0 afstand van bomen Bemoeilijkt onderhoud aan K&L Bemoeilijkt onderhoud aan K&L

Minimale dekking (liefst kabels en leidingen boven grondwaterstand i.v.m. bemaling) [ ] Elektra transport 1,10 m [ ] Elektra distributie 0,65 m [ ] Gas transport 0,80 m [ ] Gas distributie 0,65 m [ ] Waterleiding transport 1,00 m [ ] Waterleiding distributie 0,80 m [ ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) 0,60 m [ ] Warmte/ koude leiding transport 1,25 m [ ] Warmte/ koude leiding distributie 0,70 m [ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) 0,80 m [ ] Spook of defensie x

Verharding bovengronds open/gesloten [ ] Elektra transport (min. 50 kilovolt) Open/gesloten [ ] Elektra distributie (max. 50 kilovolt) Open [ ] Gas transport (min. 1 bar) Open/gesloten [ ] Gas distributie (max. 1 bar) Open

78

Boven- en ondergrondse elementen


[ [ [ [ [ [ [ [ [

] Waterleiding transport (min. 300 d) Open/gesloten ] Waterleiding distributie (max. 300 d) Open/gesloten ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) Open ] Warmte/koude leiding transport (min. 300 d en een druk lager dan 16 bar) Open/gesloten ] Warmte/koude leiding distributie (max. 300 d en een druk van 16 bar) Open/gesloten ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Transport Leidingen dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter groter dan 160 mm Open/gesloten ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Distributie Leidingen niet dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter kleiner dan 160 mm Open/gesloten ] Spookkabels (onbekend) n.v.t. ] Defensie kabels en of leidingen n.v.t.

5. Ondergrondse locatie Amsterdam houdt een standaard ondergrondse inrichting aan voor de kabels en leidingen (zie figuur 1.1.1). De ontwerper dient vanuit stap 2 te kijken wat de toekomstige capaciteit aan kabels en leidingen is en deze een fictieve plek geven vanuit de volgorde en ligging van figuur 1.1.1. Voor de dekking zie minimale dekking ondergrondse eisen.

Figuur 1.1.1: Standaard opbouw kabels en leidingen

Alle kabels en leidingen kunnen onder een open verharding liggen. Indien het nodig is een gesloten verharding aan te leggen mogen hier niet alle kabels en leidingen onder worden gelegd. Hieronder staat achter iedere kabel en/of leiding waar deze onder kunnen worden gesitueerd. Dit heeft te maken met de toegankelijkheid en veiligheidsredenen. Transportkabels en leidingen zijn groter en vergen in het algemeen minder onderhoud waardoor deze sneller onder een gesloten verharding gelegd worden. Verharding bovengronds open/gesloten [ ] Elektra transport (min. 50 kilovolt) Open/gesloten [ ] Elektra distributie (max. 50 kilovolt) Open [ ] Gas transport (min. 1 bar) Open/gesloten [ ] Gas distributie (max. 1 bar) Open [ ] Waterleiding transport (min. 300 d) Open/gesloten [ ] Waterleiding distributie (max. 300 d) Open/gesloten [ ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) Open [ ] Warmte/koude leiding transport Open/gesloten (min. 300 d en een druk lager dan 16 bar) Open/gesloten [ ] Warmte/koude leiding distributie (max. 300 d en een druk van 16 bar) Open/gesloten [ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Transport

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

79


Leidingen dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter groter dan 160 mm Open/gesloten [ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Distributie Leidingen niet dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter kleiner dan 160 mm Open/gesloten [ ] Spookkabels (onbekend) n.v.t. [ ] Defensie kabels en of leidingen n.v.t.

Figuur 1.1.2: Onderlinge afstanden van kabels, leidingen en bomen

6 ontwerpen Vlekkenplan Als alle eisen op elkaar zijn afgestemd ontstaan er als het waren gebieden die geschikt zijn voor een specifiek element. Als deze gebieden in een profiel worden weergegeven (Zie voorbeelden profiel 6.6 en 6.10) zal het ontwerp vanuit dit vlekkenplan kunnen worden gemaakt. Ontwerp Geef de elementen (in 3 benoemd) een locatie aan de hand van de eisen die in 4 en/of 5 benoemd zijn. Doe dit door middel van het vlekken plan (zie voorbeelden). 7. Toetsen Kloppen de eisen aan de kabels en leidingen? Doorloop onderstaande punten. Bovengronds (zie bovengrondse eisen) - Bovengrondse elementen zijn niet smaller dan de minimale gestelde breedte eisen. Voldoet/voldoet niet/ n.v.t. - De bovengrondse elementen zijn getoetst op minimale afstanden met ondergrondse elementen Voldoet/voldoet niet/ n.v.t.

80

Boven- en ondergrondse elementen


Ondergronds nieuw en/of huidig (zie ondergrondse eisen) - De kabels en leidingen zijn getoetst op minimale dekkingen Voldoet/voldoet niet/ n.v.t. - De ondergrondse elementen zijn getoetst op minimale afstanden met bovengrondse elementen Voldoet/voldoet niet/ n.v.t. - De kabels en leidingen zijn getoetst op de bovengrondse verhardingen en voldoen hieraan. Voldoet/voldoet niet/ n.v.t.) - Er is rekening gehouden met de eisen achter de speciale elementen. Voldoet/voldoet niet/ n.v.t. Ondergrond nieuw - De kabels en leidingen liggen niet te dicht op elkaar en voldoen aan de minimale onderlinge afstand en vanuit tabel 1.1.2 Voldoet/voldoet niet/ n.v.t. Als er zich een probleem voordoet: bepaal of dit door een aanpassing in het ontwerp onder- of bovengronds hersteld kan worden (terug naar stap 6) of door eventueel een alternatief toe te passen (door naar stap 8). 8. Alternatieven Vanuit de alternatieven hoeft het ontwerp niet altijd aangepast te worden. De afstemming zal kunnen afwijken door deze verschillende alternatieven. Vanuit het maaiveld (mobiel maken van bijvoorbeeld een boom) [ ] (maaiveld ophogen) [ ] Vanuit de kabels en leidingen (kabels en leidingen in het grondwaterniveau te leggen) [ (mantelbuizen) [ (kabelgoten aanleggen) [ (omleggen) [ (gestuurde boring) [ (persen van een nieuwe kabel en leiding onder een boom door) [ (fysieke afscheiding) [

] ] ] ] ] ] ]

9. Opleveren Nu er een goede afstemming is tussen maaiveld en ondergrond kan het ontwerp door naar de uitwerkingsfase.

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

81


Bijlage 3 Checklist Keizersgracht Een ontwerp (straat) kan worden ingericht/getoetst a.d.h.v. deze checklist zodat deze voldoet aan een juiste afstemming tussen boven- en ondergrond. Deze handleiding kan meerdere handvatten bieden tijdens het maken of controleren van een ontwerp, om zo de juiste afstemming te vinden. Hoe met deze checklist gewerkt dient te worden staat uitgelegd in hoofdstuk 6 Stappenplan. Project: Keizersgracht Situatie: Nieuwe kabels en leidingen [ x ] Afwezig Huidige kabels en leidingen [ √ ] Aanwezig Beide [ x ] Afwezig 1. Huidige kabels en leidingen Deze stap zal alleen doorlopen worden als men in het nieuwe ontwerp rekening moet houden met de huidige kabels en leidingen die ook in de toekomst nog aanwezig zijn. Om achter deze informatie te komen dient er een klic-melding gedaan te worden, echter kan deze een afwijking hebben en de dekking wordt hier niet duidelijk uit. Daarom dienen in een later stadium proefsleuven gemaakt te worden. Vink aan wat van toepassing is. Type kabel of leiding Hoeveelheid [ x ] Elektra transport (min. 50 kilovolt) Aantal [ 0 ] [ √ ] Elektra distributie (max. 50 kilovolt) Aantal [ 1 ] [ x ] Gas transport (min. 1 bar) Aantal [ 0 ] [ √ ] Gas distributie (max. 1 bar) Aantal [ 1 ] [ √ ] Waterleiding transport (min. 300 d) Aantal [ 1 ] [ √ ] Waterleiding distributie (max. 300 d) Aantal [ 1 ] [ √ ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) Aantal [ 6 ] [ x ] Warmte/koude leiding transport (min. 300 d en een druk lager dan 16 bar) Aantal [ 0 ] [ x ] Warmte/koude leiding distributie (max. 300 d en een druk van 16 bar) Aantal [ 0 ] [ x ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Transport Leidingen dieper dan 1,7 m Persleidingen met een diameter groter dan 160 mm Aantal [ 0 ] [ √ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Distributie Leidingen niet dieper dan 1,7 m persleidingen met een diameter kleiner dan 160 mm Aantal [ 1 ] [ x ] Spookkabels (onbekend) Aantal [ 0 ] [ x ] Defensie kabels en of leidingen Aantal [ 0 ] 2. Capaciteit Deze stap zal doorgelopen moeten worden als er één of meerdere nieuwe kabels en/of leidingen in de toekomst zullen worden gerealiseerd. Wat voor woningen/bedrijven komen er in de buurt te staan en wat voor kabels en leidingen hebben deze nodig (gas, water, elektra, telecom, warmte- en koude, riolering)? Zijn er in het stedenbouwkundig ontwerp grote plannen qua kabels en leidingen (grote transport leidingen voor gas en water of een nieuw rioleringsplan)? Maak een globale schatting van wat er in de toekomst aanwezig zal zijn. Vink aan wat van toepassing is. Type kabel of leiding Hoeveelheid [ ] Elektra transport (min. 50 kilovolt) Aantal [ ] [ ] Elektra distributie (max. 50 kilovolt) Aantal [ ] [ ] Gas transport (min. 1 bar) Aantal [ ]

82

Boven- en ondergrondse elementen


[ [ [ [ [

] Gas distributie (max. 1 bar) ] Waterleiding transport (min. 300 d) ] Waterleiding distributie (max. 300 d) ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) ] Warmte/koude leiding transport (min. 300 d en een druk lager dan 16 bar) [ ] Warmte/koude leiding distributie (max. 300 d en een druk van 16 bar) [ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Transport Leidingen dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter groter dan 160 mm [ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Distributie Leidingen ondieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter kleiner dan 160 mm

Aantal [ Aantal [ Aantal [ Aantal [

] ] ] ]

Aantal [ ] Aantal [ ] Aantal [ ] Aantal [ ]

- Spookkabels en defensie kabels zijn hier niet van belang. 3. Bovengrondse eisen De maaiveldeisen hebben te maken met de functie van de straat. Wordt de straat onderdeel van de binnenstad of wordt het juist een 30 of 50 km zone? Vanuit deze functie zijn maaiveldeisen op te stellen. Hoe breed is de rijweg die moet worden ontworpen en passen de toekomstige functies/eisen in dat profiel? Worden het half, open of gesloten verhardingen? Is er groen aanwezig? De ontwerper kan hier aankruisen welke functies hij/zij in het toekomstige plan wilt hebben. Er kunnen dus meerdere van dezelfde soort gekozen. Element Eis maaiveld [ x ] Half verharding trottoir Minimaal 1,20 m breed (excl. opsluiting) [ x ] Half verharding fietspad Minimaal 1,50 m breed (excl. opsluiting) [ √ ] Open verharding trottoir Minimaal 1,20 m breed (excl. opsluiting) [ x ] Open verharding fietspad Minimaal 1,50 m breed (excl. opsluiting) [ x ] Open verharding rijweg (per baan, zonder parkeren) Minimaal 2,80 m breed (excl. opsluiting) [ √ ] Open verharding rijweg met hoek parkeren: Min.maatvoering Pvak: 4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 4,00 m, [ √ ] 2-richting 6,00 m, [ x ] [ √ ] Open verharding rijweg met haaksparkeren: Min.maatvoering Pvak: 4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 5,65 m, [√] 2-richting 6,00 m [ x ] [ √ ] Open verharding rijweg met langsparkeren: Min.maatvoering Pvak:: 6,00 m x 2,50 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 4,00 m, [√] 2-richting 6,00 m, [ x ] [ x ] Gesloten verharding trottoir Minimaal 1,20 m breed (excl. opsluiting) [ x ] Gesloten verharding fietspad (1 richting) Minimaal 1,50 m breed (excl. opsluiting) [ x ] Gesloten verharding rijweg (per baan, zonder parkeren)Minimaal 2,80 m breed (excl. opsluiting) [ x ] Gesloten verharding rijweg met hoek parkeren: Min.maatvoering Pvak: 4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 4,00 m, [ x ] 2-richting 6,00 m, [ x ]

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

83


[ x ] Gesloten verharding rijweg met haaksparkeren: Min.maatvoering Pvak: 4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 5,65 m, [ x ] 2-richting 6,00 m, [ x ] [ x ] Gesloten verharding rijweg met langsparkeren: Min.maatvoering Pvak: 6,00 m x 2,50 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 4,00 m, [ x ] 2-richting 6,00 m, [ x ] [ √ ] Bomen 1e grootte Minimaal 15 m hoog [ √ ] Bomen 2e grootte Tussen de 10 en 15 m [ √ ] Bomen 3e grootte Tussen de 6 en 10 m [ √ ] Heester Maximaal 3 m hoog [ x ] Berm/vluchtheuvel Minimaal 0,6 m breed [ x ] Element met fundering groter dan 1 m3 [ √ ] Element met fundering kleiner dan 1 m3 [ x ] Trambaan (1 richting) Minimaal 2,9 m breed 4. Ondergrondse eisen Dit geldt alleen voor de huidige kabels en leidingen vanuit de Klic-melding gedaan in stap 1 en de inrichtingen van stap 3. Minimale Afstand (met funderingen bovengrondse constructies) [ x ] Element met fundering groter dan 1 m3 0,50 m [ √ ] Element met fundering kleiner dan 1 m3 [ √ ] Afstand wortelgestel boom 1e grootte 2,0 m [ √ ] Afstand wortelgestel boom 2e grootte 2,0 m [ √ ] Afstand wortelgestel boom 3e grootte 1,0 m [ √ ] Afstand wortelgestel heester 0,50 m Speciale elementen [ x ] Trambaan [ x ] Handholes [ x ] Boomkratten [ x ] Watershells

Geen kabels en leidingen onder plaatsen Minimaal 3,0 afstand van bomen Bemoeilijkt onderhoud aan K&L Bemoeilijkt onderhoud aan K&L

Minimale dekking (liefst kabels en leidingen boven grondwaterstand i.v.m. bemaling) [ x ] Elektra transport 1,10 m [ √ ] Elektra distributie 0,65 m [ x ] Gas transport 0,80 m [ √ ] Gas distributie 0,65 m [ √ ] Waterleiding transport 1,00 m [ √ ] Waterleiding distributie 0,80 m [ √ ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) 0,60 m [ x ] Warmte/ koude leiding transport 1,25 m [ x ] Warmte/ koude leiding distributie 0,70 m [ √ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) 0,80 m [ x ] Spook of defensie x

Verharding bovengronds open/gesloten [ x ] Elektra transport (min. 50 kilovolt) Open/gesloten [ √ ] Elektra distributie (max. 50 kilovolt) Open [ x ] Gas transport (min. 1 bar) Open/gesloten [ √ ] Gas distributie (max. 1 bar) Open

84

Boven- en ondergrondse elementen


[ √ ] Waterleiding transport (min. 300 d) Open/gesloten [ √ ] Waterleiding distributie (max. 300 d) Open/gesloten [ √ ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) Open [ x ] Warmte/koude leiding transport (min. 300 d en een druk lager dan 16 bar) Open/gesloten [ x ] Warmte/koude leiding distributie (max. 300 d en een druk van 16 bar) Open/gesloten [ x ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Transport Leidingen dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter groter dan 160 mm Open/gesloten [ √ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Distributie Leidingen niet dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter kleiner dan 160 mm Open/gesloten [ x ] Spookkabels (onbekend) n.v.t. [ x ] Defensie kabels en of leidingen n.v.t. 5. Ondergrondse locatie Amsterdam houdt een standaard ondergrondse inrichting aan voor de kabels en leidingen (zie figuur 1.1.1). De ontwerper dient vanuit stap 2 te kijken wat de toekomstige capaciteit aan kabels en leidingen is en deze een fictieve plek geven vanuit de volgorde en ligging van figuur 1.1.1. Voor de dekking zie minimale dekking ondergrondse eisen.

Figuur 1.1.1: Standaard opbouw kabels en leidingen

Alle kabels en leidingen kunnen onder een open verharding liggen. Indien het nodig is een gesloten verharding aan te leggen mogen hier niet alle kabels en leidingen onder worden gelegd. Hieronder staat achter iedere kabel en/of leiding waar deze onder kunnen worden gesitueerd. Dit heeft te maken met de toegankelijkheid en veiligheidsredenen. Transportkabels en leidingen zijn groter en vergen in het algemeen minder onderhoud waardoor deze sneller onder een gesloten verharding gelegd worden. Verharding bovengronds open/gesloten [ ] Elektra transport (min. 50 kilovolt) Open/gesloten [ ] Elektra distributie (max. 50 kilovolt) Open [ ] Gas transport (min. 1 bar) Open/gesloten [ ] Gas distributie (max. 1 bar) Open [ ] Waterleiding transport (min. 300 d) Open/gesloten [ ] Waterleiding distributie (max. 300 d) Open/gesloten [ ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) Open [ ] Warmte/koude leiding transport Open/gesloten (min. 300 d en een druk lager dan 16 bar) Open/gesloten [ ] Warmte/koude leiding distributie (max. 300 d en een druk van 16 bar) Open/gesloten

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

85


[ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Transport Leidingen dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter groter dan 160 mm Open/gesloten [ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Distributie Leidingen niet dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter kleiner dan 160 mm Open/gesloten [ ] Spookkabels (onbekend) n.v.t. [ ] Defensie kabels en of leidingen n.v.t.

Figuur 1.1.2: Onderlinge afstanden van kabels, leidingen en bomen

6 ontwerpen Vlekkenplan Als alle eisen op elkaar zijn afgestemd ontstaan er als het waren gebieden die geschikt zijn voor een specifiek element. Als deze gebieden in een profiel worden weergegeven (Zie voorbeelden profiel 6.6 en 6.10) zal het ontwerp vanuit dit vlekkenplan kunnen worden gemaakt. Ontwerp Geef de elementen (in 3 benoemd) een locatie aan de hand van de eisen die in 4 en/of 5 benoemd zijn. Doe dit door middel van het vlekken plan (zie voorbeelden). 7. Toetsen Kloppen de eisen aan de kabels en leidingen? Doorloop onderstaande punten. Bovengronds (zie bovengrondse eisen) - Bovengrondse elementen zijn niet smaller dan de minimale gestelde breedte eisen. Voldoet - De bovengrondse elementen zijn getoetst op minimale afstanden met ondergrondse elementen Voldoet

86

Boven- en ondergrondse elementen


Ondergronds nieuw en/of huidig (zie ondergrondse eisen) - De kabels en leidingen zijn getoetst op minimale dekkingen Voldoet - De ondergrondse elementen zijn getoetst op minimale afstanden met bovengrondse elementen Voldoet - De kabels en leidingen zijn getoetst op de bovengrondse verharding en voldoen hieraan. Voldoet - Er is rekening gehouden met de eisen achter de speciale elementen. N.v.t. Ondergrond nieuw - De kabels en leidingen liggen niet te dicht op elkaar, en voldoen aan de minimale onderlinge afstand en vanuit tabel 1.1.2 Wel/niet N.v.t. Als er zich een probleem voordoet: bepaal of dit door een aanpassing in het ontwerp onder- of bovengronds hersteld kan worden (terug naar stap 6) of door eventueel een alternatief toe te passen (door naar stap 8). 8. Alternatieven Vanuit de alternatieven hoeft het ontwerp niet altijd aangepast te worden. De afstemming zal kunnen afwijken door deze verschillende alternatieven. Vanuit het maaiveld (mobiel maken van bijvoorbeeld een boom) [x] (maaiveld ophogen) [ x ] Vanuit de kabels en leidingen (kabels en leidingen in het grondwaterniveau te leggen) [x] (mantelbuizen) [ x ] (kabelgoten aanleggen) [ x ] (omleggen) [ x ] (gestuurde boring) [ x ] (persen van een nieuwe kabel en leiding onder een boom door) [x] (fysieke afscheiding) [ x ] 9. Opleveren Nu er een goede afstemming is tussen maaiveld en ondergrond kan het ontwerp door naar de uitwerkingsfase.

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

87


Bijlage 4 Checklist Weesperstraat Een ontwerp (straat) kan worden ingericht/getoetst a.d.h.v. deze checklist zodat deze voldoet aan een juiste afstemming tussen boven- en ondergrond. Deze handleiding kan meerdere handvatten bieden tijdens het maken of controleren van een ontwerp, om zo de juiste afstemming te vinden. Hoe met deze checklist gewerkt dient te worden staat uitgelegd in hoofdstuk 6 Stappenplan. Project: Weesperstraat Situatie: Nieuwe kabels en leidingen Huidige kabels en leidingen Beide

[ x ] Afwezig [ x ] Afwezig [ √ ] Aanwezig

1. Huidige kabels en leidingen Deze stap zal alleen doorlopen worden als men in het nieuwe ontwerp rekening moet houden met de huidige kabels en leidingen die ook in de toekomst nog aanwezig zijn. Om achter deze informatie te komen dient er een klic-melding gedaan te worden, echter kan deze een afwijking hebben en de dekking wordt hier niet duidelijk uit. Daarom dienen in een later stadium proefsleuven gemaakt te worden. Vink aan wat van toepassing is. Type kabel of leiding Hoeveelheid [ x ] Elektra transport (min. 50 kilovolt) Aantal [ 0 ] [ √ ] Elektra distributie (max. 50 kilovolt) Aantal [ 4 ] [ √ ] Gas transport (min. 1 bar) Aantal [ 1 ] [ √ ] Gas distributie (max. 1 bar) Aantal [ 1 ] [ x ] Waterleiding transport (min. 300 d) Aantal [ 0 ] [ √ ] Waterleiding distributie (max. 300 d) Aantal [ 1 ] [ √ ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) Aantal [ 14 ] [ x ] Warmte/koude leiding transport (min. 300 d en een druk lager dan 16 bar) Aantal [ 0 ] [ x ] Warmte/koude leiding distributie (max. 300 d en een druk van 16 bar) Aantal [ 0 ] [ x ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Transport Leidingen dieper dan 1,7 m Persleidingen met een diameter groter dan 160 mm Aantal [ 0 ] [ √ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Distributie Leidingen niet dieper dan 1,7 m persleidingen met een diameter kleiner dan 160 mm Aantal [ 2 ] [ x ] Spookkabels (onbekend) Aantal [ 0 ] [ x ] Defensie kabels en of leidingen Aantal [ 0 ] 2. Capaciteit Deze stap zal doorgelopen moeten worden als er één of meerdere nieuwe kabels en/of leidingen in de toekomst zullen worden gerealiseerd. Wat voor woningen/bedrijven komen er in de buurt te staan en wat voor kabels en leidingen hebben deze nodig (gas, water, elektra, telecom, warmte- en koude, riolering)? Zijn er in het stedenbouwkundig ontwerp grote plannen qua kabels en leidingen (grote transport leidingen voor gas en water of een nieuw rioleringsplan)? Maak een globale schatting van wat er in de toekomst aanwezig zal zijn. Vink aan wat van toepassing is. Type kabel of leiding Hoeveelheid [ x ] Elektra transport (min. 50 kilovolt) Aantal [ 0 ] [ √ ] Elektra distributie (max. 50 kilovolt) Aantal [ 3 ] [ x ] Gas transport (min. 1 bar) Aantal [ 0 ]

88

Kabels & Leidingen


[ x ] Gas distributie (max. 1 bar) [ x ] Waterleiding transport (min. 300 d) [ √ ] Waterleiding distributie (max. 300 d) [ √ ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) [ x ] Warmte/koude leiding transport (min. 300 d en een druk lager dan 16 bar) [ √ ] Warmte/koude leiding distributie (max. 300 d en een druk van 16 bar) [ x ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Transport Leidingen dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter groter dan 160 mm [ √ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Distributie Leidingen ondieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter kleiner dan 160 mm

Aantal [ 0 ] Aantal [ 0 ] Aantal [ 1 ] Aantal [ 8 ] Aantal [ 0 ] Aantal [ 2 ] Aantal [ 0 ] Aantal [ 1 ]

- Spookkabels en defensie kabels zijn hier niet van belang. 3. Bovengrondse eisen De maaiveldeisen hebben te maken met de functie van de straat. Wordt de straat onderdeel van de binnenstad of wordt het juist een 30 of 50 km zone? Vanuit deze functie zijn maaiveldeisen op te stellen. Hoe breed is de rijweg die moet worden ontworpen en passen de toekomstige functies/eisen in dat profiel? Worden het half, open of gesloten verhardingen? Is er groen aanwezig? De ontwerper kan hier aankruisen welke functies hij/zij in het toekomstige plan wilt hebben. Er kunnen dus meerdere van dezelfde soort gekozen. Element Eis maaiveld [ x ] Half verharding trottoir Minimaal 1,20 m breed (excl. opsluiting) [ x ] Half verharding fietspad Minimaal 1,50 m breed (excl. opsluiting) [ √ ] Open verharding trottoir Minimaal 1,20 m breed (excl. opsluiting) [ x ] Open verharding fietspad Minimaal 1,50 m breed (excl. opsluiting) [ x ] Open verharding rijweg (per baan, zonder parkeren) Minimaal 2,80 m breed (excl. opsluiting) [ x ] Open verharding rijweg met hoek parkeren: Min.maatvoering Pvak: 4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 4,00 m, [ x ] 2-richting 6,00 m, [ x ] [ x ] Open verharding rijweg met haaksparkeren: Min.maatvoering Pvak: 4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 5,65 m, [ x ] 2-richting 6,00 m [ x ] [ x ] Open verharding rijweg met langsparkeren: Min.maatvoering Pvak: 6,00 m x 2,50 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 4,00 m, [ x ] 2-richting 6,00 m, [ x ] [ x ] Gesloten verharding trottoir Minimaal 1,20 m breed (excl. opsluiting) [ √ ] Gesloten verharding fietspad (1 richting) Minimaal 1,50 m breed (excl. opsluiting) [ √ ] Gesloten verharding rijweg (per baan, zonder parkeren)Minimaal 2,80 m breed (excl. opsluiting) [ √ ] Gesloten verharding rijweg met hoek parkeren: Min.maatvoering Pvak: 4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 4,00 m, [√] 2-richting 6,00 m, [√]

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

89


[ √ ] Gesloten verharding rijweg met haaksparkeren: Min.maatvoering Pvak: 4,50 m x 2,40 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 5,65 m, [√] 2-richting 6,00 m, [√] [ √ ] Gesloten verharding rijweg met langsparkeren: Min.maatvoering Pvak: 6,00 m x 2,50 m Minimale breedte rijweg: 1-richting 4,00 m, [ √ ] 2-richting 6,00 m, [√] [ √ ] Bomen 1e grootte Minimaal 15 m hoog [ √ ] Bomen 2e grootte Tussen de 10 en 15 m [ x ] Bomen 3e grootte Tussen de 6 en 10 m [ √ ] Heester Maximaal 3 m hoog [ √ ] Berm/vluchtheuvel Minimaal 0,6 m breed [ √ ] Element met fundering groter dan 1 m3 [ √ ] Element met fundering kleiner dan 1 m3 [ x ] Trambaan (1 richting) Minimaal 2,9 m breed 4. Ondergrondse eisen Dit geldt alleen voor de huidige kabels en leidingen vanuit de Klic-melding gedaan in stap 1 en de inrichtingen van stap 3. Minimale Afstand (met funderingen bovengrondse constructies) [ √ ] Element met fundering groter dan 1 m3 0,50 m [ √ ] Element met fundering kleiner dan 1 m3 [ √ ] Afstand wortelgestel boom 1e grootte 2,0 m [ √ ] Afstand wortelgestel boom 2e grootte 2,0 m [ x ] Afstand wortelgestel boom 3e grootte 1,0 m [ √ ] Afstand wortelgestel heester 0,50 m Speciale elementen [ x ] Trambaan [ x ] Handholes [ x ] Boomkratten [ x ] Watershells

Geen kabels en leidingen onder plaatsen Minimaal 3,0 afstand van bomen Bemoeilijkt onderhoud aan K&L Bemoeilijkt onderhoud aan K&L

Minimale dekking (liefst kabels en leidingen boven grondwaterstand i.v.m. bemaling) [ x ] Elektra transport 1,10 m [ √ ] Elektra distributie 0,65 m [ √ ] Gas transport 0,80 m [ √ ] Gas distributie 0,65 m [ x ] Waterleiding transport 1,00 m [ √ ] Waterleiding distributie 0,80 m [ √ ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) 0,60 m [ x ] Warmte/ koude leiding transport 1,25 m [ x ] Warmte/ koude leiding distributie 0,70 m [ √ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) 0,80 m [ x ] Spook of defensie x

Verharding bovengronds open/gesloten [ x ] Elektra transport (min. 50 kilovolt) Open/gesloten [ √ ] Elektra distributie (max. 50 kilovolt) Open [ √ ] Gas transport (min. 1 bar) Open/gesloten [ √ ] Gas distributie (max. 1 bar) Open

90

Boven- en ondergrondse elementen


[ x ] Waterleiding transport (min. 300 d) Open/gesloten [ √ ] Waterleiding distributie (max. 300 d) Open/gesloten [ √ ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) Open [ x ] Warmte/koude leiding transport (min. 300 d en een druk lager dan 16 bar) Open/gesloten [ x ] Warmte/koude leiding distributie (max. 300 d en een druk van 16 bar) Open/gesloten [ x ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Transport Leidingen dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter groter dan 160 mm Open/gesloten [ √ ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Distributie Leidingen niet dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter kleiner dan 160 mm Open/gesloten [ x ] Spookkabels (onbekend) n.v.t. [ x ] Defensie kabels en of leidingen n.v.t. 5. Ondergrondse locatie Amsterdam houdt een standaard ondergrondse inrichting aan voor de kabels en leidingen (zie figuur 1.1.1). De ontwerper dient vanuit stap 2 te kijken wat de toekomstige capaciteit aan kabels en leidingen is en deze een fictieve plek geven vanuit de volgorde en ligging van figuur 1.1.1. Voor de dekking zie minimale dekking ondergrondse eisen.

Figuur 1.1.1: Standaard opbouw kabels en leidingen

Alle kabels en leidingen kunnen onder een open verharding liggen. Indien het nodig is een gesloten verharding aan te leggen mogen hier niet alle kabels en leidingen onder worden gelegd. Hieronder staat achter iedere kabel en/of leiding waar deze onder kunnen worden gesitueerd. Dit heeft te maken met de toegankelijkheid en veiligheidsredenen. Transportkabels en leidingen zijn groter en vergen in het algemeen minder onderhoud waardoor deze sneller onder een gesloten verharding gelegd worden. Verharding bovengronds open/gesloten [ x ] Elektra transport (min. 50 kilovolt) Open/gesloten [ √ ] Elektra distributie (max. 50 kilovolt) Open [ x ] Gas transport (min. 1 bar) Open/gesloten [ x ] Gas distributie (max. 1 bar) Open [ x ] Waterleiding transport (min. 300 d) Open/gesloten [ √ ] Waterleiding distributie (max. 300 d) Open/gesloten [ √ ] Telecommunicatie (KPN, UPC etc.) Open [ √ ] Warmte/koude leiding transport Open/gesloten (min. 300 d en een druk lager dan 16 bar) Open/gesloten [ x ] Warmte/koude leiding distributie (max. 300 d en een druk van 16 bar) Open/gesloten

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & Léon van der Gracht

91


[ x ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Transport Leidingen dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter groter dan 160 mm Open/gesloten [ x ] Riolering (HWA/DWA/gezamenlijk) Distributie Leidingen niet dieper dan 1,7 m en persleidingen met een diameter kleiner dan 160 mm Open/gesloten [ x ] Spookkabels (onbekend) n.v.t. [ x ] Defensie kabels en of leidingen n.v.t.

Figuur 1.1.2: Onderlinge afstanden van kabels, leidingen en bomen

6 ontwerpen Vlekkenplan Als alle eisen op elkaar zijn afgestemd ontstaan er als het waren gebieden die geschikt zijn voor een specifiek element. Als deze gebieden in een profiel worden weergegeven (Zie voorbeelden profiel 6.6 en 6.10) zal het ontwerp vanuit dit vlekkenplan kunnen worden gemaakt. Ontwerp Geef de elementen (in 3 benoemd) een locatie aan de hand van de eisen die in 4 en/of 5 benoemd zijn. Doe dit door middel van het vlekken plan (zie voorbeelden). 7. Toetsen Kloppen de eisen aan de kabels en leidingen? Doorloop onderstaande punten. Bovengronds (zie bovengrondse eisen) - Bovengrondse elementen zijn niet smaller dan de minimale gestelde breedte eisen. Voldoet - De bovengrondse elementen zijn getoetst op minimale afstanden met ondergrondse elementen Voldoet

92

Boven- en ondergrondse elementen


Ondergronds nieuw en/of huidig (zie ondergrondse eisen) - De kabels en leidingen zijn getoetst op minimale dekkingen Voldoet - De ondergrondse elementen zijn getoetst op minimale afstanden met bovengrondse elementen Voldoet - De kabels en leidingen zijn getoetst op de bovengrondse verharding en voldoen hieraan. Voldoet - Er is rekening gehouden met de eisen achter de speciale elementen. n.v.t. Ondergrond nieuw - De kabels en leidingen liggen niet te dicht op elkaar, en voldoen aan de minimale onderlinge afstand en vanuit tabel 1.1.2 Wel/niet Voldoet Als er zich een probleem voordoet: bepaal of dit door een aanpassing in het ontwerp onder- of bovengronds hersteld kan worden (terug naar stap 6) of door eventueel een alternatief toe te passen (door naar stap 8). 8. Alternatieven Vanuit de alternatieven hoeft het ontwerp niet altijd aangepast te worden. De afstemming zal kunnen afwijken door deze verschillende alternatieven. Vanuit het maaiveld (mobiel maken van bijvoorbeeld een boom) [x] (maaiveld ophogen) [ x ] Vanuit de kabels en leidingen (kabels en leidingen in het grondwaterniveau te leggen) [x] (mantelbuizen) [ x ] (kabelgoten aanleggen) [ x ] (omleggen) [ x ] (gestuurde boring) [ x ] (persen van een nieuwe kabel en leiding onder een boom door) [x] (fysieke afscheiding) [ x ] 9. Opleveren Nu er een goede afstemming is tussen maaiveld en ondergrond kan het ontwerp door naar de uitwerkingsfase.

Afstudeeropdracht Onderzoek Bas Grobben & LĂŠon van der Gracht

93


Colofon Auteurs en vormgevers Bas Grobben Functie: Werkvoorbereider Mailadres: bas__grobben@hotmail.com Telefoonnummer: 06-36109191

LĂŠon van der Gracht Functie: Werkvoorbereider Mailadres: leon_christiaan@hotmail.com Telefoonnummer: 06-34892366

In opdracht van

Hogeschool Van Hall Larenstein Tuin- & Landschapsinrichting Realisatie planuitwerking Larensteinselaan 26a 6882 CT Velp Ingenieursbureau Amsterdam: Afdeling openbare ruimte (OBR) Weesperstraat 430 1018 DN Amsterdam

Begeleider, Hogeschool Van Hall Larenstein Robert-Jan Esveldt robert-jan.esveldt@wur.nl

Begeleiders, Ingenieursbureau Amsterdam Janke Algra, projectleider O.R. JAlgra@iba.amsterdam.nl 020-2511369

Marieke Takken, werkvoorbereider/ontwerpleider O.R. MTakken@iba.amsterdam.nl 020-2511220

Copyright

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.