Beperken bijmaaiwerkzaamheden op Amsterdam Airport Schiphol
Onderzoeksrapport DeďŹ nitief
Juni 2014 E.J. Nagel J. Hendriks
Afstudeeronderzoek
Beperken bijmaaiwerkzaamheden op Amsterdam Airport Schiphol E.J. Nagel J. Hendriks
Velp, 2014 Hogeschool Van Hall Larenstein
Colofon
Beperken bijmaaiwerkzaamheden op Amsterdam Airport Schiphol Onderzoeksrapport
Auteurs Heijmans Asset Management Schiphol Flamingoweg 29 1118 EE Schiphol Dhr. Elbert Nagel Email: elbert.nagel@wur.nl Tel. 06 - 249 82 684 Dhr. Johan Hendriks Email: johan.hendriks@wur.nl Tel. 06 - 255 97 506 Opdrachtgever Heijmans Wegen BV Flamingoweg 29 1118 EE Schiphol Postbus 75720 1118 ZT Schiphol Contactpersoon Dhr. P. Vetter Email: pvetter@heijmans.nl Tel. 06 - 316 77 397 Begeleiding Hogeschool Van Hall Larenstein Larensteinselaan 26a 6882 CT Velp Dhr. F. Rurup freek.rurup@wur.nl Jaar uitgave 2014
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze.
Voorwoord Voor u ligt het afstudeerrapport van Elbert Nagel en Johan Hendriks. Dit rapport is geschreven in het kader van het afstuderen aan de major Planuitwerking en Realisatie, onderdeel van de opleiding Tuinen Landschapsinrichting aan de hogeschool VHL te Velp. Ruim een half jaar geleden zijn wij in opdracht van Heijmans Asset Management Schiphol gestart met dit onderzoek. Het onderwerp van dit onderzoek is het inzichtelijk maken van mogelijkheden om groei van vegetatie en daarmee bijmaaiwerkzaamheden te beperken. De eerste drie hoofdstukken gaan over de situatie en de problematiek op de landingsterreinen van Amsterdam Airport Schipol. In hoofdstuk 4 zijn er verschillende methodes voor vegetatie onderdrukking uitgelicht. Door gebruik te maken van de productverkenning in hoofdstuk 4 is het mogelijk om ook voor uw situatie een juiste oplossing te vinden. In het vervolg van het rapport wordt de voorlopige keuze voor op Amsterdam Airport Schiphol uiteen gezet. Allereerst danken wij Paul Vetter voor zijn ondersteuning bij het uitvoeren van dit onderzoek en het bieden van de mogelijkheden om meerdere malen het landingsterrein van Amsterdam Airport Schiphol te betreden. Daarnaast danken wij Freek Rurup voor zijn begeleiding vanuit Hogeschool Van Hall Larenstein. Tot slot zijn wij dank verschuldigd aan diverse partijen en personen voor het delen van hun ervaringen en het verschaffen van informatie over verschillende producten. Velp, 13 juni 2014 Elbert Nagel Johan Hendriks
Samenvatting Schiphol Nederland B.V. is de grootste luchthaven van Nederland en een belangrijke luchthaven in Europa. De luchthaven bestaat dan ook uit een zeer groot oppervlak landingsterrein. Het landingsterrein bestaat naast de vele geasfalteerde landingsbanen uit een grote hoeveelheid grasvlakte. Het onderhouden van dit gras vormt een intensieve bezigheid. Niet alleen door de hoeveelheid, maar tevens doordat het gras aan diverse eisen moet voldoen. Deze eisen zijn van belang om er voor te zorgen dat het vliegverkeer niet gehinderd wordt. In de grasvelden zijn veel objecten aanwezig, zoals borden en verlichting. Deze objecten zijn van belang voor de veiligheid van zowel het vliegverkeer als aanwezigen op het landingsterrein. Het is dan ook belangrijk dat deze objecten altijd goed zichtbaar zijn. Het gras wordt gemaaid met grote trekkers, voorzien van maaimachines. Echter, deze kunnen niet tot aan de objecten maaien, zonder deze te beschadigen. Daarom moeten deze handmatig bijgemaaid worden met een bosmaaier. Wanneer dit niet gebeurt zal het gras te hoog worden en kan het de zichtbaarheid van de objecten beperken. Hoewel handmatig bijmaaien effectief is, is het wel arbeidsen kostenintensief. Vandaar dat dit onderzoek is opgesteld, waarin antwoord gegeven wordt op de vraag hoe de bijmaaiwerkzaamheden op het landingsterrein van Amsterdam Airport Schiphol beperkt kunnen worden. Door een productverkenning is achterhaald welke opties er zijn om het probleem aan te pakken. Deze verschillende opties worden in dit rapport toegelicht. In verschillende werkvelden heeft met maatregelen genomen om hetzelfde probleem aan te pakken, zij het in een andere context. Zo wordt gebruik gemaakt van speciaal ontworpen machines die de bijmaaiwerkzaamheden uitvoeren, om de intensiviteit hiervan te reduceren. In het openbaar groen van diverse gemeenten wordt gebruik gemaakt van plantvakken die zo zijn ingericht dat er weinig onderhoud plaats hoeft te vinden in de vorm van onkruidverwijdering. Dit gebeurt door middel van speciaal geselecteerde plantensoorten. In de kweek- en hovenierssector maakt men regelmatig gebruik van mulch, een bodembedekkend materiaal in de vorm van bijvoorbeeld houtsnippers, compost of steenkorrels. Vaak heeft dit een bodemverbeterende of esthetische functie en als bijeffect heeft dit een reducerend effect op de onkruidgroei. In de infrastructuursector wordt in enkele gevallen gebruik gemaakt van rubber matten. Deze bedekken de bodem volledig af, waardoor onkruidgroei niet meer mogelijk is. Vooral langs wegbermen en spoorwegen, waar gevaarlijke situaties kunnen ontstaan wanneer hier handmatig bijgemaaid moet worden, is dit een effectief product. Aan de hand van beoordelingscriteria is vastgesteld welke maatregelen naar verwachting het meest geschikt voor toepassing op Amsterdam Airport Schiphol. Uit deze selectie blijken rubber matten de meest structurele oplossing te bieden. Toepassing van dergelijke matten is vooral interessant voor kleinere objecten die in veelvoud aanwezig zijn op het terrein, zoals bebording. Dit omdat deze veelal maatvast zijn, zodat een op maat gemaakt product geleverd kan worden. De grotere objecten zijn veelal afwijkend in maat en kunnen niet voorzien worden van een kant en klaar product. De gegevens voor de beoordelingscriteria zijn echter gebaseerd op gegevens van leveranciers en ervaringen in de praktijk. Om de prestatie van rubber matten in de situatie van Amsterdam Airport Schiphol te beoordelen zijn proefopstellingen gemaakt, waar twee typen matten zijn ge誰nstalleerd. Deze proefopstellingen zullen op langere termijn gemonitord moeten worden, om een betrouwbaar oordeel te kunnen geven. Om zeker te zijn dat er op de juiste punten gekeken wordt naar de functionaliteit van de matten, is een monitoringsplan opgesteld met hierin de aandachtspunten en de wijze van beoordeling.
Om vast te stellen of het gebruik van dergelijke matten ook financieel aantrekkelijk is, is een business case opgesteld. Hierin worden de huidige beheerkosten afgezet tegen de kosten van de rubber matten. De eerste jaren weegt de aanschaf van matten nog niet op tegen de kosten van het bijmaaien, maar na ruim drie jaar zullen de matten zichzelf terugverdienen. Dit komt doordat bijmaaien rond objecten waar een rubber mat omheen gelegd is naar verwachting niet meer nodig is. Wel zal op een nader vast te stellen termijn onderhoud gepleegd moeten worden aan de matten. Deze kosten zijn niet in de business case meegenomen, omdat de mate van onderhoud en de kosten die dit met zich mee brengt afhankelijk is van de prestatie van de matten. Als conclusie van dit onderzoek kan gesteld worden dat het gebruik van rubber matten een geschikte oplossing lijkt te zijn voor kleinere objecten.
Summary Schiphol Nederland BV is the largest airport in the Netherlands and a major airport in Europe. The airport consists of a very large landing site. The landing site is composed of many paved run- and roadways, but also a large amount of grass plains. Maintaining those grass plains is an intensive activity. Not only because of the quantity, but also because the grass has to meet to various requirements. These requirements are important to ensure that the air traffic is not obstructed. There are many objects present at the grass plains, such as signs and lights. These objects are important for the safety of air traffic and for attendees at the landing area. Therefore it is important that these objects are visible at all times. The grass is cut with large tractors, featured with mowers. However, these can not mow as far as the objects without damaging them. Therefore, around these objects must be mowed manually with a brushcutter. If this isn’t done, the grass will get too high, which causes limited visibility of the objects. Although manually mowing with a brushcutter is effective, it causes intensive labo rand high costs. Hence, this research has been prepared. This research will answer the question in which way the need of manually mowing on the landing site of Amsterdam Airport Schiphol can be limited. By a product exploriation, this research shows what options are available to solve the problem. Various options wil be explained in this report. Lots of other sectors are facing the same problem, though in a different context. The following options are treated in this report: machines, vegetation, mulch and rubber mats. Machines are available that are specially designed for mowing around objects. They make the mowing around objects less intensive. Though, they are limited in use, because they can’t reach all corners and can cause damage on fragile objects. Various municipalities are arranging their public green in a way that the growth of unwanted vegetation will be limited. This wil cause the need of weeding to reduce. They use selected plants that are good at reducing the growth of weeds, because they form a closed surface. Though the growth of weeds won’t be eliminated completely, it has great aestehetic value. In the farming and gardening sector, mulch is a regular used product. This product wil be used to cover the ground. It can contain diverse types of material, organic or not organic. For example, wood chips, straw or compost. Also gravel or small lava stones can be used. Mulch often has a soil-improving or aesthetic main function. As a side effect it has a reducing effect on the growth of weeds. Along reads and railroads, rubber mats is used in some cases. Rubber mats cover the bottom completely. Hereby the growth of vegetation is no longer possible. Especially along highways and railroads, places where it’s dangerous to mow manually, the use of these rubber mats is effective. On the basis of different criteria, the products are selected that are expected to be the most effective in limitating the need of mowing around objects in the situation of Amsterdam Airport Schiphol. The results of this selection show that rubber mats have the most pontential in offering a structural solution. The use of such mats is especially interisting for smaller objects, like signs. These objects are present in abundance on the landing site. Usually lots of these objects have the same size, so a standard sized product can be delivered, without the need of manually customizing it. Larger objects often have different sizes an can not be provided by a ready-made product. Providing these objects whith rubber mats comes whith higher costs, because they have to be manually customized.
The data for the selection criteria are based on data from suppliers and practical experience that various persons and agencies shared whith us. To asses the performance of rubber mats in the situation of Amsterdam Airport Schiphol, test emplacements were made. Two types of mats are installed on these test emplacements. The testing sites will be monitored on long terms, to be able to judge the performance of the two types. A plan of monitoring is prepared, to make sure the right points will be monitored, with the right method of assesment. To determine whether the use of rubber mats will also be financially attractive, a business case is prepared. The current management wil be compared to the costs of the two types of rubber mats. In the first years after installing, the benefit of the mats won’t be vissible yet. Shortly after three years after installing, the mats will be payed back. After this point the costs will reduce, since it’s likely that manually mowing around the relevant objects is no longer necessary. There will be needed maintenance to make sure the mats will keep on functioning. In which frequency this needs to be commited will be determined on the basis of the results after a year of monitoring. Because of this the charges that will come with the maintenence of the mats is not included in the business case. As a conclusion of this research, it can be stated that the use of rubber mats seems to be a suitable solution for smaller objects on the landing site. A business case should be prepared for larger objects too, to determine if the use of rubber mats in that situation will be profitable too.
Inhoudsopgave A Colofon B Voorwoord C Samenvatting D Summary E Inhoudsopgave 1. Inleiding 14 2. Eisen en regelgeving 18 2.1 Stakeholders 20-21 2.2 Eisen en regelgeving 21-22 2.3 Kwaliteitsnormen 22-23 3. Huidige beheer 24 3.1 Aannemers 26 3.2 Terrein en objecten 26-30 3.3 Huidige beheersmethode 32-33 3.4 Kosten huidige beheersmethode 34-35 3.5 Reeds gebruikte maatregelen 36-37 4. Productverkenning 38 4.1 Vegetatie 40-41 4.2 Mulch 42-45 4.3 Matten 46-51 4.4 Machinaal 52-56 4.5 Productselectie 57 5. Proefopstellingen 58 5.1 Type 1 60 5.2 Type 2 61 5.3 Praktijkervaring 62 5.4 Business Case 63-64 6. Conclusies en aanbevelingen 66 6.1 Conclusies 68-69 6.2 Aanbevelingen 69 Begrippenlijst 70 Literatuurlijst 74
Bijlagen Bijlage I Bijlage II Bijlage III
- Multi Criteria Analyse - Monitoringsplan - Business Case
Samenvatting
1
Inleiding
Aanleiding Als grootste luchthaven van Nederland en één van de belangrijkste luchthavens van Europa heeft Schiphol Nederland B.V. een grote verantwoording. Een efficiënte en veilige doorstroom van vliegtuigen is dan ook essentieel. Ondanks de vele landingsbanen een goede organisatiestructuur blijft het garanderen van de continuïteit een intensieve bezigheid. Een grote hoeveelheid landingsbanen betekent een groot oppervlak landingsterrein en een nog grotere hoeveelheid aan objecten die zich op dit terrein bevinden. Onder deze objecten vallen onder andere borden en verlichting die van groot belang zijn voor een optimale doorstroom en dus altijd zichtbaar moeten zijn. Het landingsterrein bestaat grotendeels uit grasvelden die op verschillende beheerniveaus worden onderhouden. Door inzet van geschikt materieel zijn de grote oppervlakten ongecompliceerd te onderhouden. Echter vormen de vele aanwezige objecten hinderlijke obstakels. Het toegepaste materieel heeft niet de mogelijkheid hier dicht langs te maaien zonder het object te beschadigen. Het gevolg hiervan is dat extra mankracht en middelen nodig zijn om het gras rondom de obstakels te verwijderen, zodat de zichtbaarheid van objecten gegarandeerd blijft. Dit leidt tot een verminderde baanbeschikbaarheid, minder veiligheid, meer milieubelasting en arbeidsintensief onderhoud. Doelstelling Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Heijmans Asset Management Schiphol. Het onderzoek heeft als doel inzichtelijk te maken wat geschikte inrichtingsmaatregelen of onderhoudsmethodes zijn om de extra bijmaaiwerkzaamheden rondom objecten op het landingsterrein van Amsterdam Airport Schiphol te beperken. Tegelijk moeten deze maatregelen een positief effect hebben om de kosten van het beheer. Werkwijze De doelstelling van dit rapport wordt bewerkstelligd door allereerst inzichtelijk te maken welke eisen en regelgeving van toepassing zijn op beheer en inrichting van het landingsterrein. Dit gebeurt aan de hand van literatuuronderzoek. In dit rapport worden op dit gebied enkel de eisen en regelgeving die betrekking hebben tot het maaibeheer behandeld. Tevens is de huidige beheersmethode in beeld gebracht met de bijhorende kosten. Dit is gedaan aan de hand van werkveldbezoek tijdens de maaiwerkzaamheden en door het interviewen van de aannemer die het maaibeheer verzorgt. Vervolgens zijn inrichtingsmaatregelen en methoden die in andere werkvelden en situaties worden toegepast ter reductie van vegetatiegroei. Door middel van literatuuronderzoek en interviews met diverse partijen, variërend van producenten tot beheerinstanties, zijn informatie van en ervaringen met verschillende maatregelen vergaard. Diverse inrichtingsmaatregelen zijn bij referentieprojecten bekeken, om de functionaliteit met eigen ogen te zien. Na het opsommen van verschillende potentiële maatregelen is nagegaan wat de voor- en nadelen van iedere maatregel zijn. Hierbij is zowel de vergaarde informatie over eisen en regelgeving als de vergaarde ervaringen gebruikt. Dit is vervolgens verwerkt in een analyseschema met puntentelling, waaruit blijkt welke maatregelen voor de situatie van Amsterdam Airport Schiphol de meeste potentie hebben. Gezien de grote hoeveelheid objecten op het landingsterrein en de gevarieerde aard hiervan, is het onderzoek afgebakend door bij het zoeken naar maatregelen enkel toe te spitsen op een selectie objecten. Dit zijn de smalle, opgaande objecten die frequent voorkomen en veelal een gelijke maat hebben. Wanneer rond deze objecten geen bijmaaiwerkzaamheden meer vereist zijn zal een grote slag geslagen worden in het beperken van de beheer intensiteit en de beheerskosten.
16
De maatregelen die het meest kans van slagen lijken te hebben betreffende het reduceren van groei van vegetatie rondom objecten - en daarmee beperken van de bijmaaiwerkzaamheden – zijn op het landingsterrein geïnstalleerd in de vorm van proefopstellingen. Door deze proefopstellingen gedurende een bepaalde periode te monitoren zal de daadwerkelijke prestatie hiervan blijken. Het monitoren gebeurt aan de hand van een in dit rapport opgenomen monitoringsplan. De geïnstalleerde producten zijn tevens voorzien van een business case, waarin de kosten van deze maatregelen tegen de kosten van het huidige beheer worden afgezet. Structuur Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden wordt eerst antwoord gegeven op verschillende deelvragen. Ieder volgend hoofdstuk in dit rapport behandelt een deelvraag. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 genoemd met welke eisen en regelgeving met de maken heeft bij beheer en inrichting van het landingsterrein. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de huidige beheersmethode en in het verleden gehanteerde methoden behandeld. Hoofdstuk 4 is een productverkenning, waarin een opsomming van verschillende potentiële oplossingen wordt gegeven en een productselectie is gedaan aan de hand van opgestelde criteria. De in hoofdstuk 4 geselecteerde producten worden in hoofdstuk 5 nader behandeld. Hier worden onder andere de eigenschappen van het product vermeld en toelichting gegeven op de proefopstellingen die zijn gemaakt. Tot slot geeft hoofdstuk 6 de conclusies weer. Dit hoofdstuk vorm tegelijk een antwoord op de hoofdvraag. Ook worden hier aanbevelingen gedaan met betrekking tot nadere monitoring van de proefopstellingen en definitieve productkeuze.
17
2
Eisen en Regelgeving
Zowel nationaal als internationaal zijn er naast SNBV en HAMS diverse partijen en organisaties betrokken bij het functioneren van Amsterdam Airport Schiphol. Binnen de betrokken partijen wordt onderscheid gemaakt tussen externe en interne partijen. De stakeholders stellen allen eisen op het gebied van het functioneren van de luchthaven, waaronder wordt verstaan het beperken van risico’s en het waarborgen van een efficiÍnte vluchtafhandeling. Vandaar dat zij vanuit verschillende hoeken met wet- en regelgeving te maken heeft. Een aantal van deze stakeholders is verantwoordelijk voor of heeft te maken met het groenbeheer op perceel 1. Ook op het gebied van regelgeving zijn eisen gesteld aan het beheer. Met groenbeheer op perceel 1 gemoeide partijen, organisaties en regelgeving worden in dit hoofdstuk behandeld.
2.1. Stakeholders Toezichthouder in Nederland is het inspectie Leefomgeving en Transport, onderdeel van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M). I&M is als overheid verantwoordelijk voor de vliegveiligheid in het Nederlandse luchtruim. In de ‘Wet luchtvaart’ (1992) staat de wet- en regelgeving omtrent luchtvaart in Nederland beschreven. Voor luchthaven Schiphol is een apart hoofdstuk op genomen binnen de Wet luchtvaart. Dit hoofdstuk, hoofdstuk 8, is de basis voor de wet- en regelgeving voor de luchthaven Schiphol. Omtrent het beheer van het landingsterrein staan hier echter geen regels beschreven. Naast het opstellen van de wet- en regelgeving is I&M verantwoordelijk voor het handhaven hiervan. Airside Operations is sterk afhankelijk van relevante regelgeving die zowel internationaal als nationaal/ regionaal wordt gevormd. Zij heeft regelmatig te maken met nieuwe regelgeving. Internationaal gezien betekent dit dat regulering vanuit de International Civil Aviation Organisation (ICAO) en de European Aviation Safety Agency (EASA) wordt overgenomen, betreffende de internationale standaarden op de luchthaven.[15] ICAO is een organisatie van de Verenigde Naties, opgericht na het Verdrag van Chicago uit 1944. Het doel van de ICAO is de veiligheid van het luchtverkeer te verbeteren. Dit doen zij door standaarden en aanbevelingen voor de internationale luchtvaart op te stellen. Deze standaarden en aanbevelingen worden beschreven in 18 annexen die een aanvulling zijn op het Verdrag van Chicago. EASA vormt op Europees niveau een agentschap van de Europese Unie. De lidstaten van de EU hebben een groot deel van hun regelgevende bevoegdheden overgedragen aan EASA. Specifiek voor luchthavens betekent dit dat er vanuit de EASA wetgeving actief wordt vanaf 1 januari 2014. Uitgangspunt hierbij is om de luchtvaartwet- en regelgeving binnen de EU op een eenduidig en op het juiste niveau vast te leggen. Provincie Noord-Holland en gemeente Haarlemmermeer zijn in regionaal perspectief verantwoordelijk voor de externe veiligheid in de regio rondom AAS. Zo is de provincie verantwoordelijk voor het uitvoeren van het flora- en faunabeleid. Op lokaal niveau heeft de gemeente Haarlemmermeer een belangrijke rol in het ruimtelijk-ordeningsbeleid, zoals het bepalen van de vogelonaantrekkelijke zone in het Luchthaven indelingsbesluit. De Luchtverkeersleiding (LVNL) is een stakeholder, omdat het verantwoordelijk is voor de begeleiding van het vliegverkeer. LVNL wil de capaciteitsstroom aan vliegverkeer zo goed mogelijk waarborgen. Continue afstemming over de in gebruik zijnde start- en landingsbanen is een verantwoordelijkheid van deze partij. Werkzaamheden aan de grasvelden langs banen en rijbanen op het airside terrein veroorzaken vaak verstoring van het operationele gebruik van de banen en rijbanen. Voor de LVNL is het dus belangrijk dat er zo min mogelijk verstoring is door afsluitingen vanwege onderhoud van de grasvelden. Airside Operations Manager (AOM). De AOM is eindverantwoordelijk voor de gehele operatie aan airside. Zijn taak is het afstemmen van alle bewegingen op airside met als doel het in stand houden van de veiligheid, de capaciteit en het afstemmen van de verschillende belangen. Airfield Maintenance Services (AMS) is verantwoordelijk voor uitvoering van het groenbeheer op het landingsterrein. Bird Control heeft de taak om fauna op en nabij het landingsterrein te beperken of te elimineren. Vogelaanvaringen worden tot een van de grootste risico’s gerekend op de luchthaven. Om de risico’s op vogelaanvaringen te verminderen is door de Commissie Vogelaanvaringen Luchtvaartuigen een handboek opgesteld. De soorten vegetatie die op de grasvelden groeit heeft grote invloed op de aanwezige vogelsoorten. De groei van bijvoorbeeld klaver leidt tot een verhoogde aantrekkingskracht
20
op vogels. Dit leidt vervolgens tot een verhoogd risico op aanvaringen met vogels. Het voorkomen of onderdrukken van de groei van voor vogels aantrekkelijke planten en kruiden is dus van groot belang en dit maakt Bird Control een belangrijke stakeholder wat betreft het maaibeheer. Security Operations (SO) zorgt voor monitoring van veiligheidsrisico’s op AAS. Tevens doet deze partij incidentenonderzoek en zet het veiligheidsmanagement in een breder perspectief. Onderhoudswerkzaamheden op het landingsterrein brengen veiligheidsrisico’s met zich mee. Daarnaast hang veiligheid voor een groot deel samen met het hierboven genoemde Bird Control. De onderaannemers zijn verantwoordelijk voor uitvoering van het onderhoud op het landingsterrein. Betreffende maaibeheer is voornamelijk loonbedrijf RVR een belangrijke stakeholder, daar zij de maaiwerkzaamheden uitvoert. Hierbij wordt zij aangestuurd door HAMS.
2.2 Eisen en regelgeving Aan de inrichting en het beheer van de grasvelden op het landingsterrein worden enkele eisen gesteld. Deze eisen worden voornamelijk gesteld met oog op het veilig afhandelen van de vluchten. Voornamelijk de zichtbaarheid van objecten welke zich op het terrein bevinden en het voorkomen van (overdaad aan) fauna op het terrein zijn hiervoor cruciaal. Bird Control heeft voor de periode 2013-2016 het doel om van een reactief beleid op een meer preventief beleid over te gaan. Het doel is hierbij om het landingsterrein zo onaantrekkelijk mogelijk te maken voor vogels en andere fauna. Het terrein is aantrekkelijk voor fauna wanneer de factoren voedsel, dekking en veiligheid in voldoende mate aanwezig zijn. Bij preventief beleid worden vooral de factoren voedsel en dekking geminimaliseerd. Wanneer de grasvelden een hoge lengte bereikt of lang gras rond obstakels blijft staan heeft dit tot gevolg dat onder andere muizen en konijnen een plaats hebben om dekking te zoeken. De aanwezigheid van kleine zoogdieren vormt een aantrekkelijke bron voor roofvogels. Ook kunnen bepaalde vogelsoorten het hoge gras zien als aantrekkelijke locatie om te gaan nestelen. Dit maakt het zaak om een maaibeheer toe te passen dat de aantrekkelijkheid van het landingsterrein voor fauna reduceert. Hiervoor zijn bepaalde eisen gesteld aan de grasmat en het maaibeheer. [11][15] Mede met oog op de belangen van AMS, Bird Control en HAMS zijn de volgende eisen opgesteld met betrekking tot het gras op het landingsterrein: -
Er wordt gestreefd naar een optimale grashoogte van 15-22 cm op het landingsterrein. Hoger heeft tot gevolg dat het gras omvalt. Lager maakt muizen zichtbaarder, met toename van roofvogels tot gevolg.
-
De grasmat dient homogeen te zijn. Dit betekent dat enkel de ingezaaide soorten in de gras mat aanwezig mogen zijn. Dit om het verblijf van vogels of zoogdieren in en nabij de vegetatie te ontmoedigen.
-
De percelen moeten altijd groen zijn in de winter. Dit betekent dat er tussen half september en 1 april geen werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd, omdat er in die tijd geen hergroei van de grasmat plaatsvind.
-
Zicht op bebording, verlichting en andere objecten op airside mogen niet worden belem merd door de lengte van de vegetatie. Ook mag het functioneren van het Vliegtuig Detectie Systeem (VDS) en het Instrument Landing System (ILS) niet verstoord worden door de aanwezigheid van vegetatie.
21
-
De grasmat moet altijd begaanbaar zijn voor calamiteitenverkeer.
2.3 Kwaliteitsnormen De eisen, ook wel de Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s), met betrekking tot beheer zijn veelal gekoppeld aan de kwaliteitsnormen van het CROW. CROW is een kennisorganisatie op het gebied van infrastructuur, openbare ruimte, verkeer en vervoer en werk en veiligheid. Door gebruik te maken van deze kwaliteitsnormen wordt de kwaliteit van het onderhoud meetbaar gemaakt. Dit is een betrouwbare wijze om te achterhalen of er aan de gestelde eisen wordt voldaan.[11] De volgende bladzijd geeft de KPI’s weer met de bijhorende norm en wijze van meting (Tabel 2.1). De in paragraaf 2.1 genoemde prestatie indicatoren zijn in de tabel onderverdeeld in sub-indicatoren.
22
Tabel 2.1 - Normering en wijze van meting KPI’s[11]
23
3 2 24
Huidig beheer
Dit hoofdstuk beantwoord de vraag welke vorm van beheer momenteel wordt toegepast. Hieronder valt zowel de methode als de frequentie waarin dit wordt uitgevoerd. Daarnaast worden in het verleden toegepaste methoden of inrichtingsmaatregelen toegelicht. Tevens wordt in dit hoofdstuk behandeld wat de kosten van deze beheersmethode zijn. Naast informatie over de beheersmethode gaat dit hoofdstuk in op de situatie waarin het beheer plaats vindt en met welk type terrein en obstakels men te maken heeft.
25
3.1 Aannemers In opdracht van de afdelingen AMS en Utility Services (US) van Schiphol Nederland B.V. verzorgt Heijmans B.V. het integrale onderhoud aan de infrastructuur op Amsterdam Airport Schiphol. Hiervoor is Heijmans Asset Management Schiphol opgericht, gehuisvest op AAS. Heijmans heeft voor een periode van 5 jaar drie samenwerkingsovereenkomsten met SNBV. Dit betekent dat Heijmans hoofdaannemer is op gebied van integrale onderhoud, betreffende de volgende percelen: Perceel 1: Alle start- en landingsbanen, taxibanen, dienstwegen en velden. Perceel 3: Het gehele openbaar toegankelijke gebied aan landside. Perceel 8: Alle energievoorzieningen en –systemen zowel landside als airside. Naast de verantwoordelijkheid voor uitvoering van het onderhoud wordt van Heijmans verwacht dat zij steeds meer gaat meedenken in het voortraject van adviseren, ontwerpen en het vaststellen van de meest geschikte onderhoudsstrategie. Daarmee krijgt zij invloed en verantwoordelijkheid bij de te maken keuzes tussen investeren en onderhouden. Verder wordt van Heijmans verwacht dat zij continu met verbetervoorstellen komt, met het oog op het streven naar optimale kosteneffectiviteit. Het landingsterrein, inclusief bijhorende grasvelden en objecten waar dit onderzoek zicht op richt, behoort tot perceel 1. Onderaannemer voor uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden is Loonbedrijf RVR. Dit loonbedrijf is verantwoordelijk voor alle maaiwerkzaamheden. Hierbij worden zij aangestuurd door HAMS.
3.2 Terrein en objecten Schiphol beschikt over één korte en vijf lange start- en landingsbanen. Naast een naam zijn alle banen voorzien van nummers, zoals weergegeven op de rechterpagina (Fig. 3.1). Tijdens de piekuren zijn meestal drie banen gelijktijdig in gebruik. Op enkele momenten kunnen dat er vier zijn. Buiten de piekuren zijn twee banen in gebruik. In bijzondere omstandigheden kan er slechts één baan in gebruik zijn. Daarop wordt dan gestart én geland. Overdag zijn veel verschillende baancombinaties van twee en drie banen mogelijk. Er wordt overdag een aantal malen van baancombinatie gewisseld. Deze wisselingen zijn het gevolg van het veranderde verkeersaanbod en van wisselende weersomstandigheden. Gedurende de nacht is één baan voor startend en één baan voor landend verkeer in gebruik. In principe worden alleen de Polderbaan en de Kaagbaan ingezet. Amsterdam Airport Schiphol stelt de banen ter beschikking aan de verkeersleiders. Onder baangebruik overdag wordt gebruik van de baan tussen 06:00 uur tot 22:30 uur verstaan. Tussen 22:30 uur en 06:00 uur heeft men te maken met nachtelijk gebruik. Deze tijdsindeling wordt ook bij baanonderhoud gebruikt.
26
^ N
Figuur 3.1 - Overzicht banen met naam en baannummer
27
Op het terrein wordt onderscheid gemaakt tussen kort en lang gras. De onderstaande tabel geeft de hoeveelheden kort en lang gras op het terrein weer en in welke hoeveelheid het type gras op een bepaalde baan voor komt (Tabel 3.1)
Tabel 3.1 - Overzicht oppervlakten grastypen[12]
28
In de grasvelden tussen de landingsbanen staan veel dezelfde kleine opgaande elementen. Te noemen de stopborden, storingsgebied borden, peilbuizen en FOD-hekwerken. Vanwege de frequentie waarmee deze objecten voorkomen is het zeer bewerkelijk om de groei van vegetatie rond deze objecten te beheersen, zo blijkt uit ervaringen van de uitvoerder. De maaimachines kunnen het gras langs de obstakels niet maaien zonder de obstakels aan te raken en daarbij mogelijk te beschadigen. Het gevolg is dat de inzet van een ploeg bosmaaiers nodig is.[29] De soorten objecten waarvoor in dit onderzoek een oplossing gezocht is zijn geselecteerd op basis van de frequentie waarin een type voorkomt en de relevantie van het type object. Een voorbeeld hiervan zijn de storingsgebied-borden. Deze borden komen in grote aantallen ( >1000 st ) voor. Daarnaast zijn ze van grote relevantie, omdat ze betreding van het storingsgebied moeten voorkomen, en daarmee veiligheidsrisico’s moeten beperken.[1] De objecten die frequent in de velden voorkomen staan, ten opzichte van minder frequent voorkomende objecten, relatief dicht bij elkaar. Doordat de bijmaaiwerkzaamheden minder vaak uitgevoerd worden dan er maaibeurten zijn kan het gras rond de objecten hoger worden dan de gestreefde lengte van 15-22 cm. Het langere gras biedt veel schuilplaatsen voor fauna op relatief kleine afstanden. Dit verhoogt de aantrekkingskracht op kleine zoogdieren zoals muizen. De aanwezigheid van kleine zoogdieren trekt op zijn beurt weer roofvogels aan waardoor de kans op vogelaanvaringen toeneemt. Wanneer voor de betreffende objecten een oplossing wordt gevonden kan een grote slag geslagen worden in het beperken van de totale hoeveelheid uit te voeren bijmaaiwerkzaamheden en daarmee op termijn ook in de kosten. De objecten hebben vaste afmetingen, waardoor een inrichtingsmaatregel ten behoeve van het voorkomen van vegetatiegroei, indien van toepassing, in grote aantallen tegelijk op dezelfde maat gemaakt kan worden. De meest voorkomende en relevante elementen zijn in het overzicht op pagina 28 opgenomen (Fig. 3.2). Bouwwerken zijn hier buiten beschouwing gelaten.
29
Baanborden
Elektronica kast
FOD-hekwerk
Inspectieputten
Instrument Landing System
PAPI’s
Peilbuizen
Stopborden
Storingsgebiedbordjes
Periferiehek
Verlichtingsmasten
Figuur 3.2 - Overzicht aanwezige objecten op landingsterrein
30
31
3.3 Huidige beheersmethode Het huidige maaibeheer kan worden opgedeeld in het grove maaiwerk en bijmaaiwerkzaamheden op lastige locaties en rond objecten. Vanaf 2014 wordt gewerkt met een maaifrequentie van zeven maairondes per jaar. Voorheen was dit nog een frequentie van vier maaironden. Tijdens één van deze ronden werd het maaisel afgevoerd. De nieuwe maaifrequentie heeft tot gevolg dat eenmalig afvoeren niet meer noodzakelijk is. De overstap van vier naar zeven maaironden is gemaakt om te voldoen aan de KPI waarin een gewenste graslengte van 15 tot 22 cm wordt gesteld. Deze graslengte kan het best bereikt worden door zeven keer per jaar te maaien. Tijdens de eerste maaironde van het jaar wordt een zogenaamd ‘bottoming out’ principe toegepast. Hierbij wordt het gras extra kort gemaaid tot een hoogte van circa 6 cm. Dit principe wordt toegepast om oud gras en om houtige gewassen als de kruipwilg (Salix repens) te voorkomen. De hierop volgende ronden worden gemaaid volgens het ‘top cutting’ principe, waarbij het gras tot de streefhoogte wordt gemaaid. [11][14] Het grove maaiwerk wordt uitgevoerd door twee trekkers voorzien van cirkelmaaiers en een trekker voorzien van klepelmaaiers. Voor de maaiwerkzaamheden worden doorgaans 15 werkdagen per maaironde gerekend. De cirkelmaaiers worden ingezet om de grote grasvelden te maaien. Deze maaiers kunnen met relatief hoge snelheden grote afstanden afleggen, terwijl zij stroken van 6-8 meter breed mee kunnen pakken (Fig. 3.3). Smallere stroken, locaties die voor de cirkelmaaiers niet of nauwelijks bereikbaar zijn en gras rond objecten worden gemaaid met een klepelmaaier (Fig. 3.4). De betreffende maaier bestaat uit drie delen, te noemen een maaier op de fronthef en twee maaiers aan weerszijden achter de trekker. Deze zijn opklapbaar, waardoor ook smallere werkbreedtes gehanteerd kunnen worden waar dit nodig is. Hoewel deze maaiers dichter langs objecten kunnen maaien dan de cirkelmaaiers, blijft er altijd gras binnen een bepaalde afstand van het object staan. Deze afstand is afhankelijk van het soort object en de locatie van het object. Objecten als veiligheidshekken, bepaalde typen bebording en putten zijn in mindere mate cruciaal voor de vluchtafhandeling dan andere. Hierdoor kan er dichter langs deze objecten gemaaid worden met de klepelmaaiers dan rond objecten als de PAPI’s. Dergelijke objecten kunnen bij beschadiging stillegging van het vliegverkeer veroorzaken, vandaar dat de maaiers tot een straal van circa één meter buiten deze objecten blijven. Tevens zijn deze cruciale objecten aan de randen veelal voorzien van schouwpaden van betontegels, waardoor nooit tot tegen het object gemaaid hoeft te worden. [29] Bij vier tot vijf van de zeven maairondes lopen twee arbeiders met bosmaaier achter de trekkers aan, om restanten die door de klepelmaaier niet zijn gemaaid alsnog te maaien. Maaien met een bosmaaier is nauwkeuriger en heeft bij contact met een object minder schade tot gevolg. Daarnaast kan een bosmaaier de kleinste hoekjes bereiken. Ten behoeve van de veiligheid wordt vanuit Schiphol begeleiding ingezet bij de maaiwerkzaamheden. In totaal worden er voor de maaiwerkzaamheden drie locatiebegeleiders ingezet per maaironde. Twee begeleiders vanuit AAS houden toezicht op de trekkers en één begeleider houdt toezicht op de bosmaaiers.
32
Figuur 3.3 - Maaibeheer cirkelmaaier
Figuur 3.4 - Maaibeheer klepelmaaier
33
3.4 Kosten huidige beheersmethode Een overzicht van de kosten die de huidige beheersmethode, maaien en bijmaaien, met zich meebrengt is een vereiste om een geschikte business case te maken waarin de huidige methode tegen potentiÍle nieuwe methoden of inrichtingsmaatregelen wordt afgezet. Aan de hand van de gehanteerde tarieven zijn de totale kosten per jaar, maaironde en object uitgewerkt, weergegeven op pagina 33 (Tabel. 3.2). De snelheden waarmee gemaaid wordt zijn deels gebaseerd op aannames en praktijkervaring. Doordat voornamelijk de grote objecten zeer afwijkend kunnen zijn in afmetingen is hier geen vaste tijd voor te geven. Ook is bij alle maaiwerkzaamheden de staat van de grasmat van belang. Wanneer het gras dik staat en vochtig is zullen de maaiwerkzaamheden meer tijd kosten zijn. In verband met het grote verschil in snelheid waarmee rond grote (putten, PAPI’s) en kleine objecten (bebording, peilbuizen) bijgemaaid kan worden, zijn deze apart behandeld.
34
Tabel 3.2 - Kosten maaibeheer volgens huidige methode
35
3.5 Reeds gebruikte maatregelen 3.5.1 Rubber mat In het verleden is geprobeerd om het bijmaaien rond obstakels te elimineren door rubber matten aan te brengen, de zogenaamde MoomatŽ. Het aanbrengen van een dergelijke mat rond een object heeft in theorie tot gevolg dat vegetatie onder de mat geen zonlicht en zuurstof meer krijgt. Hierdoor sterft de vegetatie af en heeft het niet meer de mogelijkheid om terug te groeien. De trekker met klepelmaaier kan vervolgens tot aan de mat maaien, zonder vegetatie over te slaan wat vervolgens met een bosmaaier bijgemaaid zou moeten worden. Rond een aantal objecten zijn de matten aangebracht. In praktijk bleek deze slechts in beperkte mate de groei van vegetatie tegen te houden. Dit heeft verschillende oorzaken. Ten eerste is de verbinding tussen de mat en het object een gevoelig punt. Wanneer deze niet geheel sluitend is, zal sterk gras of onkruid zich een weg door de opening banen. Dit is ook het geval bij naden die in de mat aanwezig zijn. Wanneer een snede bevat, zodat deze vanaf de zijkant over het object geschoven kan worden, ontstaat een punt dat gevoelig is voor doordringing van onkruiden. Tevens is het regelmatig het geval dat maaisel en ander organisch materiaal zich ophoopt op de mat. Vooral wanneer het gras nat is hoopt het materiaal zich gemakkelijk op, omdat het gewicht er voor zorgt dat de wind er weinig vat op heeft en het op de mat blijft liggen. Deze opgehoopte materialen vormen een voedingsbodem voor zaden en pollen, waardoor deze tot ontkieming kunnen komen op de mat (Fig. 3.5). Tot slot geven de uitvoerders van het maaibeheer aan dat de matten gevoelig zijn voor de maaimachines. Door de kracht van de maaimachines ontstaat een zuigende werking die de mat omhoog kan trekken, met tot gevolg dat de mat stuk geslagen wordt. Naast het feit dat de werking van de mat hierdoor beperkt wordt, leveren de stukken rubber onveiligheden op. Doordat zij weg kunnen schieten en op de start- en landingsbanen terecht kunnen komen. Het probleem dat de matten opgezogen worden, wordt mede veroorzaakt door een te dunne mat of slechte bevestiging aan de ondergrond. Uitgaande van de ervaringen op AAS met het gebruik van rubber matten kan vastgesteld worden dat het op deze wijze toepassen van de betreffende matten niet direct een structurele oplossing biedt. In hoofdstuk 4 zullen ervaringen met andere producten en producten die potentie hebben behandeld worden. 3.5.2. Bestrijdingsmiddelen Naast gebruik van rubber matten is ter bestrijding van onkruid rond obstakels gewerkt met chemische bestrijdingsmiddelen. Door rond de obstakels een chemisch bestrijdingsmiddel te spuiten sterft alle bespoten vegetatie af, zowel gras als eventueel aanwezige kruidachtige gewassen. Bijmaaiwerkzaamheden zijn hierdoor niet meer nodig. Toch zullen de spuitwerkzaamheden meerdere malen per jaar uitgevoerd moeten worden, omdat nieuwe vegetatie in de vorm van zaailingen zal verschijnen. Door het veelvuldig gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen vindt verschraling van de grond plaats. Hierdoor is de ondergrond niet meer geschikt voor de grassen zoals deze zijn voorgeschreven (Fig. 3.6). De gewenste monotone grasmat kan hierdoor plaatselijk niet in stand gehouden worden, wat een negatieve druk heeft op de KPI’s. De schrale grond biedt echter een geschikt habitat voor akkeronkruiden die veelal hardnekkig zijn om te bestrijden. Tevens groeien deze onkruiden snel tot grote hoogte. Omdat objecten te allen tijde goed zichtbaar moeten zijn heeft de groei van dergelijke onkruiden verhoging van de arbeidsinzet, kosten en veiligeheidsrisico’s tot gevolg.
36
Daarnaast is er voor AAS nog een andere reden om het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen te staken. Duurzaamheid is een speerpunt binnen de bedrijfsvoering van AAS. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen past hier niet bij omdat het geen structurele en verantwoorde oplossing is voor het probleem. De gebruikte bestrijdingsmiddelen zijn onder meer schadelijk voor aquatisch leven.
Figuur 3.5 - Slecht functionerende rubber mat
Figuur 3.6 - Verschraling van bespoten grond
37
4 2
Productverkenning
De groei van vegetatie rond objecten kan op diverse manieren beperkt worden. Hiervoor zijn verschillende producten op de markt. Tevens zijn er maaimachines ontwikkeld, geoptimaliseerd om efficiĂŤnt de vegetatie rond objecten te kunnen maaien. Het doel van deze producten en middelen is om geen extra personeel meer in te hoeven zetten om rond de objecten te maaien. Veelal betreft het maaien op gevaarlijke locaties of locaties zo min mogelijk betreding gewenst is. Hierbij kan men denken aan bermen langs drukke wegen, spoorwegen of luchthavens. Echter worden ook in andere sectoren producten gebruikt tegen de groei van ongewenste vegetatie. Toch zijn producten die in theorie een geschikte oplossing lijken te bieden in praktijk niet altijd effectief. In dit hoofdstuk komen de voor- en nadelen van verschillende oplossingen aan bod.
Eisen en Regelgeving
4.1 Vegetatie
Een moderne functie van beplanting is het onderdrukken van onkruidgroei. In het openbaar groen wordt veel geëxperimenteerd met kruidachtige vaste planten en halfheesters. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een sortiment dat snel een sluitend gewas vormt. Zodra het gewas een gesloten bladerdek vormt komt er geen licht meer op de bodem terecht. Hierdoor heeft onkruid weinig kans om te ontkiemen. Een andere eigenschap die een gewas geschikt maakt voor deze toepassing is het ontwikkelen van een dicht wortelgestel. Door de concurrentie met het wortelgestel van het aangeplante gewas zal er minder onkruid zich ontwikkelen. De beplanting dient zo snel mogelijk na aanplant een gesloten geheel te vormen en dit zowel in de zomer als winter behouden. Kruidachtige geven dan ook eerder een tevredenstellend resultaat dan houtachtige planten. Kruidachtige vaste planten sluiten gewoonlijk al in hun eerste zomer, halfheesters niet altijd. Dit betekent dat er gedurende het eerste jaar nog regelmatig onkruid gewied dient te worden, wat niet wenselijk is op het landingsterrein. Er kan binnen de kruidachtige gewassen onderscheid gemaakt worden tussen zode- en polvormende gewassen. Zodevormende beplanting behoeft de voorkeur, aangezien deze zowel bovengronds als ondergronds onkruid beter en sneller onderdrukken. Voor een goede schaduwvorming zijn grove bladeren die een dichte bladmassa vormen noodzakelijk. Hoogte van de planten is voor de onkruidonderdrukking een belangrijke factor. Er kan gesteld worden dat hogere beplanting een betere schaduwwerking hebben dan lagere beplanting. Een goed onderdrukkende plant heeft op het landingsterrein een minimale hoogte van 40 cm. Dit vanwege het feit dat het landingsterrein een vrijwel schaduwloos terrein is. Op schaduwrijke terreinen is de schaduwwerking van het bladerdek van minder groot belang en vormt vooral het wortelgestel concurrentie met de onkruiden, zodat lagere vaste planten hier wel toegepast zouden kunnen worden. Op het landingsterrein zullen lagere vaste planten het onkruid onvoldoende tegen houden, al groeien ze nog zo goed dicht. Voornamelijk in het eerste groeiseizoen is dit het geval. Wanneer het wortelgestel zich verder ontwikkeld zal deze pas gaan concurreren met eventuele onkruiden. Er moet een voldoende aantal planten per vierkante meter worden aangeplant. Bij een formaat P9 wordt aangeraden ten minste 11 stuks per vierkante meter aan te planten. Enkele factoren zijn van groot belang voor de soortkeuze en om een gesloten vegetatiedek te krijgen en te behouden. Op het landingsterrein heeft de beplanting te maken met een aantal extreme factoren, deels veroorzaakt door de omgeving, deels door het beperkte onderhoud dat mogelijk is. Vooral direct langs verharde delen van het landingsterrein kan de beplanting te maken hebben met extremen. Zo zal ’s zomers de verharding veel warmte uitstralen. De beplanting dient hittebestendig te zijn en niet te verbranden bij dergelijke omstandigheden. Verdorde beplanting kan tevens brandgevaar veroorzaken. Het is wenselijk dat de beplanting droge omstandigheden kan weerstaan. Het is niet wenselijk dat regelmatig watergift plaats moet vinden, in verband met kosten en verstoring van de toegankelijkheid van het landingsterrein. Tevens kan ’s winters strooi- of spatzout op de beplanting terecht komen. De beplanting zal bestand moeten zijn tegen uitlaatgassen, ziekten en plagen. Het toepassen van bestrijdingsmiddelen of vervangen van beplanting is vanzelfsprekend niet gewenst. Ook onkruidbestrijdingsmiddelen die op de verharding worden gebruikt mogen geen verstorende werking op de vaste planten hebben. Tot slot is het van belang dat de beplanting een goed regenererend vermogen en mechanische weerstand heeft. Wanneer een trekker over de beplanting rijdt mag de beplanting weinig tot geen schade ondervinden. Uiteraard dient de trekker met maaier met beleid rond de beplanting te rijden, omdat de maaier een zeer destructieve werking zal hebben op de beplanting. [7][13][16][22][27][34] Naast het bovenstaande moeten de KPI’s gehandhaafd blijven. Wanneer het gewas woekert of zich vermeerdert door zaailingen of worteluitlopers kan verstoring optreden van de gewenste uniforme grasmat. Tevens vormt hogere beplanting, zoals de voor onkruidonderdrukking optimale 40cm hoge vaste planten, een uitstekend habitat voor kleine zoogdieren. Deze vormen op hun beurt weer een aantrekkelijke voedselbron voor diverse vogelsoorten. Met oog op Bird Control is het toepassen van vegetatie als oplossing voor het elimineren van bijmaaien dus niet wenselijk.
40
Fig. 4.1 - Vaste planten in binnenbern in de vorm van Geranium cantabrigiense.[7] Vormt een gesloten dek, maar toch blijft er ruimte voor ongewenste vegetatie.
Voordelen vegetatie - Natuurlijke oplossing - Groen beeld - Alle afmetingen mogelijk
Nadelen vegetatie - Aantrekkingskracht op fauna - Gevoelig voor extreme situaties - Vergt regelmatig terugkerend onderhoud
41
4.2. Mulch
Onder mulch wordt verstaan een bodembedekkend materiaal dat wordt aangebracht om de bodemgesteldheid op peil te houden. Zo blijft het vochtgehalte in de bodem constanter, blijft de bodem langer warm en wordt het bodemleven gestimuleerd. Tevens kan mulch een barrière vormen tegen onkruid, aangezien het voorkomt dat de ondergrond in contact komt met licht. Hierdoor kan vegetatie zich niet of moeilijk ontwikkelen. Het toepassen van mulch komt veelvuldig voor in de tuin- en kweeksector, om de bodemgesteldheid in stand te houden of te verbeteren en gewassen te beschermen tegen weersinvloeden. Mulch komt in een grote diversiteit aan materialen voor, op te delen in organisch en niet-organisch materiaal. Onder organisch materiaal vallen onder andere bladresten, cacaodoppen, compost, houtsnippers en stro. Houtsnippers zijn een veelgebruikt product, maar gezien de stijgende prijs door andere functies die het materiaal tegenwoordig heeft is het aantrekkelijker om alternatieven te gebruiken. Niet-organisch materiaal kan in de vorm van grind, lava, schelpen of zelfs kunststof worden aangebracht. Dit is overigens slechts een beperkte opsomming van de grote hoeveelheid beschikbare producten. Organische materialen beginnen na verloop van tijd te verteren, waardoor aanvulling met vers materiaal nodig is. Tevens kan dit mollen en muizen aantrekken, wat gezien de KPI’s zeker niet wenselijk is. Niet-organische materialen zullen niet verteren en kunnen in theorie langer blijven liggen. Tevens hebben deze weinig aantrekkingskracht op fauna. In de tuinsector wordt voornamelijk organisch materiaal gebruikt, omdat het hier slechts in een bepaald seizoen benodigd is. Hierna kan het onder de grond gewerkt worden, wat een groot voordeel is ten opzichte van niet-organisch materiaal. In deze sectoren is echter ook de invloed die de mulch op de bodemgesteldheid heeft van belang. In de situatie op AAS is dit van minder groot belang. Echter dient het uiteraard ook hier geen negatieve werking te hebben op de ondergrond en de groei(snelheid) van de grasmat.[37] Omdat de doordringing van licht zo veel mogelijk voorkomen dient te worden is het gebruik van een fijn materiaal dat in elkaar haakt en goed sluit het meest aan te raden. Materiaal dat goed sluit is weinig gevoelig voor inwaaiend zand en zaad. Dit is bij grover materiaal, veelal niet-organisch of hout(schors) snippers, wel het geval. Hierdoor kan onkruidgroei in de mulchlaag ontstaan. Tevens is het van belang dat het materiaal zowel in vochtige als droge toestand geen invloeden ondervindt van wind of turbulentie van de vliegtuigen of maaimachines. Diverse soorten mulch vallen dan ook bij voorbaat af, omdat deze simpelweg zullen verwaaien door een laag soortelijk gewicht. [18][32] Uit onderzoek met schimmeldominante houtsnippers[17] en onderzoek met diverse typen mulch[18] blijkt dat bij een laagdikte van 14 cm mulch een onkruidreductie van 100% haalbaar is. Hierbij is echter met optimale omstandigheden gewerkt. In realiteit zal de onkruidreductie niet 100% zijn. Er dient met een aantal zaken rekening gehouden te worden om onkruidreductie te optimaliseren. Naast het gebruik van een geschikt type mulch en juiste laagdikte is het cruciaal dat de ondergrond volledig vrij wordt gemaakt van vegetatie en wortelresten. Wanneer een laag van 14 cm op het maaiveld wordt aangebracht zal deze gevoelig zijn voor verstoring. Een trekker met maaier kan er grip op krijgen, evenals windvlagen die niet alleen opwaaiing van materiaal kunnen veroorzaken, maar ook zand en zaden tegen de rand kunnen blazen. Hierdoor is het aan te raden de mulchlaag aan te brengen in een verdieping van circa 10 cm onder maaiveld. De mulch zal dan nog beperkt boven het maaiveld uit steken. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat vegetatie gemakkelijk op de mulch kan kruipen, wat het geval is wanneer de mulchlaag gelijk wordt gelegd met het maaiveld. Aannemelijk is wel dat ingegraven organische mulch sneller zal verteren dan wanneer deze op het maaiveld wordt aangebracht.
42
Voordelen mulch - Eenvoudig aan te brengen op alle situaties - Positieve invloed op de bodemgesteldheid - Goedkoop in aanschaf
Nadelen mulch - Gevoelig voor vervorming - Gevoelig voor onkruid van buitenaf - Aanvullen noodzakelijk - Organisch materiaal kan fauna aantrekken
43
4.2.1. Bosstrooisel Bosstrooisel is een onkruidvrij materiaal op basis van gecomposteerd blad (Fig. 4.2). Door de grond hiermee af te strooien wordt de strooisellaag van een bos gesimuleerd. Deze strooisellaag vormt een natuurlijke laag tegen opkomend onkruid. Daarnaast heeft een positieve invloed op de bodemgesteldheid, doordat het de bodemverrijkende eigenschappen van compost heeft. Hierdoor is het echter ook gevoelliger voor vegetatiegroei door zaden van buitenaf. Het is een fijn materiaal dat een sluitend pakket vormt en tevens een beperkte afbreeksnelheid heeft, maar wel een hoge inklinksnelheid heeft. Wanneer een laag van 15cm aangebracht wordt, klinkt dit binnen enkele maanden in tot een dikte van circa 8 cm. Jaarlijks aanvullen is dan ook noodzakelijk om de onkruidonderdrukking in stand te houden. Regelmatig onkruid wieden blijft noodzakelijk. Hierbij moet handmatig uitgetrokken worden, om eventuele ontkieming van zaden en menging met de ondergrond te voorkomen. Wanneer het materiaal in kleine oppervlakten, zoals smalle stroken, wordt aangebracht is de kans aanwezig dat het uitspoelt bij fikse regenbuien. Een minimale breedte van 50 cm is daarom aanbevolen.[8][18][26][30][32]
Fig. 4.2 - Toepassing van gecomposteerd blad als mulching van plantvakken een woonwijk. Bron: http://www.griffioenwassenaar.nl
44
4.2.2. Schimmeldominante mulch Schimmeldominante mulch is een bodem-afdekkend materiaal op basis van gecomposteerd hout (Fig. 4.3). Het toont dan ook veel overeenkomsten met houtsnippers, maar is een minder grof materiaal. Hierdoor sluit het beter dan snippers en is het geschikter voor onkruidonderdrukking. Doordat het een houtachtig materiaal is, verteert het vrij langzaam. De mulch heeft een zeer goede vochthoudende werking. Voor toepassing in beplantingsvakken is dit een gunstigen bijkomstigheid, maar voor enkel onkruidonderdrukking is dit minder wenselijk. Dit vanwege het feit dat de vochtigheid gunstig is voor de groei van beplanting en dus ook onkruiden. Uit een onderzoek, uitgevoerd in 2007/2008 door Van Iersel Compost, naar de onkruidonderdrukkende werking van deze mulch, blijkt dat bij een laag van 14cm geen enkele onkruidgroei plaatsvindt. Bij een laag van 7cm treedt lichte onkruidgroei op. Dit onderzoek werkt echter met zeer gunstige omstandigheden en lijkt daarom niet geheel representatief voor de werkelijkheid. In minder gunstige situaties kan namelijk meer onkruid van buitenaf op en tussen de mulchlaag terecht komen.[17][18][32]
Fig. 4.3 - Toepassing van schimmeldominante mulch als afdekking van een boomspiegel. [33]
45
4.3.3. Lava In prairietuinen ziet men lava in grote mate toegepast als niet-organische mulchlaag (Fig. 4.4). Lava heeft door de porositeit die een goede watervasthoudende werking. Tevens warmt het materiaal zeer snel op bij enige zonneschijn. Omdat het een grof materiaal betreft dient de eerder genoemde laagdikte van circa 14 cm aangehouden te worden om de bodem van zonlicht te ontdoen. Gebruikelijk is de laag een jaar na aanleg aan te vullen. Het voordeel is dat dit materiaal niet verteerd en dus minder vaak verversing of vernieuwing vereist ten opzichte van organische mulch. Het gevaar bij dergelijk grof materiaal is dat onkruidzaden, stof en zand tussen het materiaal waaien en hierdoor onkruidgroei in de mulchlaag ontstaat. Ervaringen laten zien dat dit vooral in open, landschappelijke gebieden het geval is en onderhoud in de vorm van verwijdering van onkruid hier noodzakelijk is. Bij warme, zonnige dagen zal onkruidgroei geen problemen geven, daar de ontkiemende onkruiden direct zullen verbranden. Echter is dit weertype niet dagelijks aanwezig in Nederland, dus is er geen garantie dat er zelfs in de zomer geen vegetatie in de mulchlaag zal gaan groeien.[18][28][9] Een ander nadelig aspect van lava is het feit dat het een zeer los en licht materiaal betreft. Contact met de maaimachine of de zuigende werking van deze machine kunnen de mulchlaag dan ook snel verstoren. Dit kan in het geval van AAS een gevaar opleveren om dat opgezogen lava de landingsbanen opgeslingerd kan worden.
Fig. 4.4 - Toepassing van lava in een prairituin, gesitueerd op het Theaterplein te Antwerpen.
46
4.3. Matten
Het gebruik van matten, gemaakt van rubber, om onkruidgroei te onderdrukken kent zijn oorsprong voornamelijk bij het wegbeheer. Langs drukke stroomwegen vormt het bijmaaien rond hectometerpaaltjes, verkeersborden en andere objecten een gevaarlijke activiteit. Verkeer raast namelijk met hoge snelheid langs en voornamelijk het zwaardere verkeer heeft een grote zuigkracht. Naast het gevaar vormden de bijmaaiwerkzaamheden een extra werkgang, wat extra kosten tot gevolg heeft. Langzaamaan is het gebruik van rubber matten hierdoor ontstaan. Verschillende beheerders en producenten zijn met dergelijke producten op de markt gekomen. In enkele gevallen met wezenlijke verschillen in het product ten opzichte van andere matten en de een effectiever dan de ander. Toch is het principe achter de matten stuk voor stuk hetzelfde, namelijk het weren van zonlicht en zuurstof, met als gevolg het afsterven van aanwezige vegetatie onder de mat en het voorkomen van ontkieming van zaden onder de mat. Echter is door het veranderen van de beheersactiviteiten langs wegen de vraag naar matten afgenomen, voordat het echt van de grond is gekomen. Alle maaiwerkzaamheden worden tegenwoordig in ĂŠĂŠn werkgang uitgevoerd, waardoor bijmaaien niet tot veel toename in arbeidsintensiviteit leidt en het gebruik van matten of andere producten niet meer noodzakelijk is. Daarnaast speelt de investering voor het aanbrengen van de matten een rol. Door de huidige contractvormen zijn aannemers veelal niet in staat de investering terug te verdienen binnen de contractduur. Het is voor een aannemer vanwege de onzekerheid dus goedkoper om bij te maaien dan te investeren in het aanbrengen van matten.[2][21][25][33] Toch zijn op enkele locaties in Nederland nog matten te vinden langs wegen. Dit omdat een goed rubberproduct, wanneer deze eenmaal op zijn plaats ligt en op de juiste wijze is aanbracht, een levensduur heeft van tientallen jaren. Op enkele locaties als spoorwegen, industrieterreinen en vliegvelden is het gebruik van rubber als onkruid-onderdrukkend materiaal dan ook nog wel een hedendaagse toepassing. In tegenstelling tot de eerder genoemde oplossingsmogelijkheden vormen matten namelijk een meer structurele oplossing, aangezien vervanging en onderhoud slechts op zeer beperkte basis plaats hoeft te vinden voor effectieve eliminatie van onkruidgroei. Uit marktonderzoek zijn vier rubberproducten naar voren gekomen die momenteel op de markt zijn met als functie het elimineren van vegetatiegroei. Deze producten zijn op de volgende bladzijden weergegeven.
Voordelen matten - Inderhoudsinterval beduidend minder frequent - Geen verstoring van de grasmat
Nadelen matten - Vorm vooraf bepalen, lastig bij te stellen
47
4.3.1. Beukers Maaimat Deze mat onderscheidt zich van andere matten door de wijze van aanbrengen. De mat is aan twee uiteinden voorzien van flappen die ingegraven dienen te worden, waardoor de mat niet op kan waaien of opgezogen wordt. Hierdoor kan de mat in relatief dunne maat aangebracht worden. De mat heeft standaard een ovale vorm, waardoor deze subtiel aansluit op de wijze waarop de maaier langs het object rijdt. Een geponst gat in de vorm van het betreffende object zorgt ervoor dat de mat precies aansluit op het object en over het object heen geschoven kan worden. Noppen aan de onderzijde van de mat moeten zorgen voor grip op de ondergrond en een lichte bolling in de mat. Deze bolling zorgt ervoor dat maairesten en zand zich niet op de mat ophopen maar van de mat afspoelen bij een regenbui.[20] De betreffende mat is toegepast langs de provinciale weg N34 in Drenthe, rond hectometerpaaltjes, bebording en reflectorpaaltjes (Fig. 4.5). In praktijk blijken een aantal nadelen aan de mat verbonden te zijn. De in te graven flappen vergen bij aanleg van de mat veel arbeid. Ook wanneer het obstakel waar de mat omheen gelegd is of de mat zelf vervangen dient te worden, is het losgraven van de flappen een intensieve bezigheid. Naast de arbeid die aan de flappen verbonden zit blijkt het punt waar de flappen afbuigen een zwak punt te zijn. Door weersinvloeden of bij zware betreding treedt hier scheurvorming op. Ook vanuit het punt waar de mat aansluit op het obstakel vindt na verloop van tijd regelmatig scheurvorming plaats. De kwaliteit van het materiaal laat dus te wensen over. De bolling waar de noppen voor moeten zorgen is in de praktijk nauwelijks waarneembaar.[25]
Fig. 4.5 - De Beukers maaimat langs de N34. Lichte onkruidgroei tussen mat en object. Niet goed ingesloten en weinig afspoeling van materiaal van de mat. Daarnaast is scheurvorming zichtbaar t.h.v. de flappen en aansluitingen.
48
4.3.2. Eco Grasstop Deze mat is een tweede mat die in gebruik genomen door de provincie Drenthe. Dit type mat is te vinden langs de N381 in Drenthe (Fig. 4.6). De mat is 12,5 kg zwaar en heeft een ovale vorm, om goed aan te sluit op de rijrichting van de maaier. Door zijn gewicht zou de mat minder snel opwaaien en onkruid onder de mat binnen aanzienlijke termijn afsterven. De mat kan dan ook direct op (gemaaid) gras aangebracht worden. Aan de onderzijde is de mat voorzien van een geribbelde structuur met als functie het vastzuigen van de mat aan de ondergrond. Kenmerkend is het verloop in de dikte van de mat. Deze loopt op van dun aan de randen naar een dikkere maat in het midden. Door dit verschil in dikte is een licht afschot aanwezig op het product, waardoor maaisel en zand in de meeste gevallen van de mat afspoelen.[21] In praktijk blijkt dat de dunne randen van de mat gevoelig zijn voor opwaaien of opzuigen door de maaimachine, wanneer deze net zijn aangebracht. Dit heeft tot gevolg dat de mat in de maaimachine terecht kan komen en kapot wordt gehakseld. Wanneer het gras onder mat afsterft zakt de mat echter enigszins en zal gras in de meeste gevallen langs de randen de mat op kruipen. Doordat na verloop van tijd de randen van de mat overgroeit raken, houdt het gras de dunne randen op hun plaats en zal dit probleem zich minder voor doen. Het afschot op de mat zorgt in veel gevallen voor afspoeling van materiaal dat op de mat terecht komt. Het materiaal spoelt echter naar de randen van de mat, waar het zich ophoopt en een voedingsbodem voor vegetatie vormt. Langzaamaan groeit vegetatie hierdoor langs de randen steeds verder de mat op. Er wordt geen speciale verbinding aangebracht tussen object en mat. Dit leidt ertoe dat vegetatie na verloop van tijd door de aansluitnaad heen groeit.[25]
Fig. 4.6 - De Eco Grasstop langs de N381. Veel vegetatie groeit langs het object omhoog. De mat ligt goed ingesloten en materiaal spoelt vrij goed af.
49
4.3.3. Regupol 767 Deze mat onderscheidt zich het meest van de andere matten, doordat het is opgebouwd uit rubbergranulaat, afkomstig van gerecyclede Europese autobanden. Het product wordt geproduceerd op rol, zodat het handmatig in gewenste maten gesneden kan worden. Vooral voor grotere objecten met veelal afwijkende maten is dit bevorderlijk (Fig. 4.7). Tevens kan het materiaal door een extern bedrijf gestanst worden in gewenste maat en vorm. Doordat de matten zijn gemaakt van granulaat zijn deze waterdoorlatend. Hierdoor blijft het micro-bacterieel leven in de grond behouden en vindt er geen verschraling of erosie plaats. Bij gesloten producten is dit vaak wel het geval. Hierdoor kan verzakking van de mat optreden, waardoor vuil op de mat blijft liggen en een voedingsbodem voor vegetatie ontstaat. In tegenstelling tot de bovenstaande matten heeft dit product geen verschil in diktes of speciale texturen om houvast aan de ondergrond te creëren. Daarnaast is het soortelijk gewicht beperkt, waardoor deze vooral kort na aanleg gevoelig is voor windinvloeden en zuigende werking van maaimachines. Om de mat stevig aan de ondergrond te verankeren kunnen er 36 cm lange stalen pennen met de mat meegeleverd worden. De pennen hebben een afgeplatte kop die voorkomt dat de pennen hinderlijk zijn voor de maaimachines of dat vegetatie door het gat langs de pen kan groeien. Doordat de mat 20% holle ruimte bevat, zal fijn materiaal in de poriën terecht komen. Volgens ervaringen van de fabrikant zal door invloed van vorst het vuil uit de poriën gedrukt worden en vervolgens van de mat afspoelen. Aansluitingen tussen mat en object worden afgedicht met een bitumineuze kit, zodat hier geen vegetatie tussendoor kan groeien. Grotere openingen worden afgedicht door een stuk mat op de andere mat te bevestigen. Tevens is de mat leverbaar met olivine toplaag. Deze laag van korrelig materiaal vang CO2 af uit de lucht, wat bij kan dragen aan de duurzaamheidsstatus van een bedrijf. Het wordt omgezet in kalk en zand. Het kalk dat ontstaat heeft als voordeel dat mos en bepaalde stugge onkruiden zich minder snel ontwikkelen. Na circa 3 jaar is de olivine toplaag toe aan vervanging, wat de nodige kosten met zich meebrengt.[35]
Fig. 4.7 - Regupol 767, toegepast als strook langs een hekwerk. Onkruid kruit vanaf de randen op de mat, maar weinig tot geen vegetatie of los materiaal op de mat zichtbaar. (Bron: http://www.enviroflex.nl)
50
De gewone variant van deze mat wordt onder andere gebruikt op Köln-Bonn Airport. De matten zijn hier in 2003 aangelegd. Voordeel is de flexibiliteit en de vele maatvoeringen die mogelijk zijn. Er wordt wel opgemerkt dat de mat enig onderhoud nodig heeft om zijn functie te waarborgen. Echter is dit beduidend minder kostenintensief dan bijmaaien. Zoals bij alle matten het geval is, groeit vegetatie langs de randen de mat op (Fig. 4.8). Na verloop van tijd zal dit zoveel zijn dat er weer bijgemaaid dient te worden. Hierdoor is het van belang dat de opkruipende vegetatie zo nu en dan verwijderd wordt. Ook ziet men dat door de porositeit van de mat na verloop van tijd toch zaden in de poriën ontkiemen.[32] Door de mat schoon te spuiten om een bepaalde tijdsperiode kan het kruipen van vegetatie beperkt worden en blijven de poriën schoon. 4.3.4. Gelria Bermmat De vierde in dit onderzoek behandelde mat is geproduceerd uit Styrol Butadien Rubber (SBR). Hierdoor zijn de matten goed bestendig tegen weersinvloeden en chemicaliën en vormt het een stug, gesloten geheel. Het product wordt geproduceerd op rol, waarna het gestanst kan worden in gewenste vorm en maat. Hierdoor een uitsparing van exact de juiste maat in de mat gemaakt worden, voor zo goed mogelijke sluiting tussen object en mat. De mat heeft een hoog soortelijk gewicht, waardoor onderliggend onkruid binnen zeer korte termijn afsterft en de mat niet gevoelig is voor windinvloeden of de zuigende werking van een maaimachine. Daarnaast is de mat door zijn stugheid ongevoelig voor vervorming. Een zwaluwstaartverbinding maakt het mogelijk de mat via de zijkant rond het object te schuiven en vervolgens dicht te klikken.[30] Een nadeel van de mat is dat deze zeer lastig handmatig bij te werken is, wanneer het gestanste gat bijvoorbeeld te klein is voor het object. Ook kan onkruid door de naden groeien, omdat deze niet volledig sluitend zijn.
Fig. 4.8 - Regupol product na enkele jaren zonder onderhoud. Rond de objecten vrij van onkruid, maar door de tijd kruipt de vegetatie al ver op de mat.[32] Onderhoud is dus noodzakelijk.
51
4.4. Machinaal In de loop der jaren zijn verschillende machines op de markt gebracht die het handmatig bosmaaien moeten beperken. Veelal zijn deze ontwikkeld met oog op het bermbeheer langs drukke wegen. Door gebruik van de speciale maaiers dient op een veilige en snellere manier het gras rond obstakels in wegbermen gemaaid te kunnen worden. Overigens leent het zich ook prima voor gebruik op andere locaties.
Voordelen machines - Geen inrichtingsmaatregelen op het werk terrein (airside) nodig - Inzetbaar op meerdere locaties, dus investering niet speciaal voor ĂŠĂŠn opdrachtgever
Nadelen machines - Geen volledige vervanging van bosmaaien - Enkele varianten komen in contact met de objecten
52
4.4.1. Herder vangrailmaaier De Vangrailmaaier van Herder is een door veel gemeenten- en groenbeheerders gebruikte maaier. Met deze maaier kan het gras rond obstakels in wegbermen en onder vangrails gemaaid worden (Fig. 4.9). De maaier bestaat uit twee scharnierende maaischotels welke apart zijn opgehangen aan het basisframe. Hierdoor kunnen de maaischotels onafhankelijk van elkaar bewegen. De maaischotels zijn voorzien van een beschermkap. Onder de schotels bevinden zich twee messensets, welke door een hydromotor worden aangedreven. Door de snel ronddraaiende maaimessen het gewas afgemaaid en door dezelfde messen afgevoerd naar de uitworpopening welke zich aan de achterzijde van de maaischotels bevind. Bij contact met een obstakel worden de schotels door de scharnierende functie automatisch uit elkaar gedrukt. Wanneer het paaltjes voorbij is klappen de schotels weer terug. Hierdoor wordt het gewas rond het paaltje weggemaaid. Het meest effectief is dit bij ronde objecten. Door het schotelsysteem kan tot vlak langs het object gemaaid worden, zonder hierbij met messen in contact te komen met het object. De vangrailmaaier is standaard uitgevoerd met een 180° draaikop, zodat gewerkt kan worden onder elke zwenkhoek van de mechanische arm waar de maaier aan is gemonteerd. Optioneel is de vangrailmaaier uit te voeren met een opvangset met slangen zodat maaien en afvoeren in één werkgang kan gebeuren.[19]
Fig. 4.9 - De herder vangrailmaaier langs een weg met H-profiel paaltjes. Hier blijft in de holle delen vegetatie achter. Meest effectief voor aflopende objecten zoals ronde paaltjes van bebording. (Bron: http://www.pvanleeuwenstompwijk.nl/)
53
4.4.2. McConnel Barriermower De Barriermower toont enige overeenkomsten met de Vangrailmaaier van Herder. Het systeem is voorzien van twee scharnierende maaischotels met stalen messen die de contouren van de ondergrond goed volgen (Fig. 4.10). De maaischotels kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen. Een overstekende rand voorkomt dat de in contact kunnen komen met het object, maar houden de messen op een dergelijke afstand dat wel al de vegetatie tot tegen het object wordt afgemaaid. Bij contact met het object zullen de schotels met overstekende rand automatisch meedraaien, waardoor geen weerstand en dus geen schade aan het object optreedt. Bij ronde palen is dit systeem meer effectief dan bij hoekige palen, omdat er hier achter de palen vegetatie kan blijven staan.[3] Een duidelijk verschil ten opzichte van de Vangrailmaaier is de mogelijkheid om ĂŠĂŠn van de twee armen met maaischotels omhoog te klappen. Dit maakt deze maaier meer geschikt om langs objecten als putten of hekwerken te rijden en maakt de maaier meer flexibel.
Fig. 4.10 - De McConnel Barriermower langs een vangrail. Maait tot vrij ver buiten het object en kan snel veel maaien, zonder beschadiging aan het object. Achter hoekige objecten blijft vegetatie achter.
54
4.4.3. Cleanmower De Clean Mower kan als uitbreiding fungeren van maaiers die momenteel gebruikt worden. Het past op alle klepelmaaiers en op de meeste gazon en vangrailmaaiers (als de eerder genoemde Herder maaier). De Clean Mower is niets anders dan bosmaaierdraadkoppen die op de maaimachine worden aangesloten (Fig. 4.11). In de cabine van de trekker of maaimachine wordt een kastje gemonteerd met joysticks waarmee de machinist de bosmaaierkoppen individueel kan bedienen. Wanneer deze op de klepelmaaier worden gemonteerd die rond de obstakels maait, kan deze tot aan het object maaien. De voorste bosmaaierkoppen worden gemonteerd op een geleiderail, zodat de machinist de maaikoppen vanuit de cabine naar binnen of naar buiten kan sturen, haaks op de maairichting. Ook aan de achterzijde van het maaidek kunnen op dezelfde wijze maaikoppen gemonteerd worden. Als er zich recht voor de maaier een obstakel bevindt, zoals een inspectieput, kunnen dus ook de grasstroken voor en achter de put gemaaid worden. Dit kan simpelweg door de maaibak op te klappen, langs het object te rijden en vervolgens het maaidek weer te laten zakken en de achterste maaikoppen hun werk te laten doen. Echter kan ook aan de zijkant van het zijdek van de klepelmaaier een bosmaaierkop bevestigd worden, vanwaar deze nauwkeurig langs paaltjes en andere objecten kan worden gestuurd. Doordat de maaidraden circa 25 centimeter lang zijn kan de trekker met maaier op enige afstand van het obstakel blijven, waardoor de kans op beschadiging van de objecten klein is. Overstekende randen op de maaikoppen fungeren als beschermende afstandhouder. Door een veringsmechanisme zal de maaikop doorbuigen wanneer deze toch op verkeerde wijze tegen een object aan komt.[6] Mechanisch gestuurde bosmaaierkoppen zijn uiteraard minder flexibel dan handbediende bosmaaiers. Lastige, kleine hoekjes en rond gevoelige objecten zal handmatig bijmaaien toch nog noodzakelijk zijn. Welk kan bijmaaien met de Clean Mower het handmatig bijmaaien reduceren, maar de frequentie zal niet veranderen. Het voordeel is dat de klepelmaaier nu twee werkzaamheden in ĂŠĂŠn werkgang kan doen.
Fig. 4.11 - Cleanmower gemonteerd op een maaiarm.[6] Door de wendbaarheid van de arm kan deze combinatie gemakkelijk tot tegen boompjes en paaltjes maaien.
55
4.4.4. MGK 13 De MGK 13 bermkantenmaaier bestaat uit een klepelmaaier aan een flexibele hydraulische arm (Fig. 4.12). De flexibele hydraulische arm maakt dat de maaier door middel van een joystick in soepele bewegingen om het object gestuurd kan worden. Het is ook mogelijk een taster op de klepelmaaier te installeren. Wanneer de taster in contact komt met een object stuurt deze vervolgens elektrisch de arm aan, waardoor de maaier op juiste wijze rond het object stuurt. Voordeel van de taster is dat deze nauwkeuriger werkt dan bij manuele bediening het geval is, omdat de maaier op precies het juiste moment wordt weggestuurd.[4] Wanneer men met te hoge snelheden op het object af komt rijden kan de maaier echter tegen het object botsen, omdat de taster niet snel genoeg zal reageren. Het is dus van belang dat de bestuurder met beleid op het object af komt rijden, om beschadiging van het object te voorkomen. De maaier stuurt in veel gevallen niet haaks terug, waardoor achter het object nog vegetatie blijft staan. Aan de voor- en zijkant maait de maaier het gras langs paal en steelvormige objecten goed weg. Om het geheel weg te maaien dient dus van voor en achter een keer langs het object gereden te worden. Het voordeel van de MGK klepelmaaier is dat deze als vervanging kan fungeren voor de huidige klepelmaaier en eventueel in combinatie kan worden gebruikt, om toch de gewenste huidige maaibreedte in één ronde te maaien. Een ander voordeel is dat de maaier zich uitstekend leent voor gebruik langs taluds als slootkanten. Bij grotere objecten als putten en dergelijke zal bij gebruik van deze ‘slimme klepelmaaier’ echter geen oplossing bieden voor het elimineren van bijmaaien met een bosmaaier. Het is enkel geschikt voor kleinere objecten als bordjes, waarbij tevens van belang is dat het bord zelf niet te dicht tegen de grond is gemonteerd, omdat de klepelmaaier hierbij het bord kan raken. Het niet meer hoeven bijmaaien van bordjes en paaltjes vormt echter al een grote beperking van de hoeveelheid uit te voeren bijmaaiwerkzaamheden.
Fig. 4.12 - De MGK13 (rechts) beweegt soepel langs objecten en maait de vegetatie voor en naast het object goed. Achter het object en aan de andere zijde blijft vegetatie staan, dus er moet twee maal langs het object gereden worden. (Bron: http://duecker.imediencms.de/)
56
4.6 Productselectie De voorgaande paragrafen geven een omschrijving van verschillende typen maatregelen die als oplossing kunnen fungeren om bijmaaiwerkzaamheden te verminderen of te elimineren. In deze omschrijving worden zowel de voor- als nadelen van de betreffende producten behandeld. Aan de hand van de gewenste en ongewenste eigenschappen van een product is een beoordelingsschema opgesteld, ook wel een Multi Criteria Analyse (MCA) genoemd. Deze wijze van analyse koppelt aan iedere eigenschap een bepaald aantal haalbare punten. Daarnaast is aan iedere eigenschap een weging toegekend. Deze weging is afhankelijk van het financiĂŤle of functionele effect dat het positief of negatief vervullen van de eigenschap heeft. De tabel op de volgende pagina geeft deze MCA als vereenvoudigde tabel weer (Tabel 4.1). Een uitgebreide variant vindt men in de bijlagen (Bijlage I). In deze paragraaf is de MCA specifiek voor de situatie op AAS ingevuld. Uiteindelijk zal iedere in dit onderzoek behandelde inrichtingsmaatregel een eindscore toegekend krijgen door middel van het beoordelingsschema. Methoden, in de vorm van machinale oplossingen voor het bijmaaien, worden in deze selectie buiten beschouwing gelaten. Dit vanwege het feit dat zij niet gelijkwaardig vergeleken kunnen worden met de verschillende inrichtingsmaatregelen, omdat veel beoordelingscriteria niet van toepassing zijn. Daardoor zou een bijmaaimachine per definitie een lagere score krijgen, wat het eindresultaat onbetrouwbaar maakt.
W eg i
ng Be uk er sM aa Ec im o at Gr as ss to Ge p lri a Be rm m La at va ko rr el s Or an isc he m Re ul ch gu po l7 67 Se du m m at Va st e pl an te n Ha al ba re pu nt en
Uit de resultaten van de MCA blijkt dat de rubber matten het meest kansrijk zijn in het bieden van een oplossing voor het probleem. In de MCA zijn vier typen mat opgenomen, waarvan twee typen de hoogste scoren behalen. De betere score is grotendeels te wijten aan een verschil in onderhoudskosten. Dat bepaalde producten een lage totaalscore hebben wil niet zeggen dat dit per definitie een ongeschikt product is. De MCA in deze paragraaf is toegespitst op toepassing van de producten in de situatie zoals deze zich voordoet op het landingsterrein en de eisen die hier aan een product worden gesteld. Het is aannemelijk dat in andere situaties andere eisen gesteld worden en het product onder minder extreme omstandigheden wordt toegepast. In dit geval verwijzen wij naar het voorgaande hoofdstuk 3, waarin zowel de voor- en nadelen van de verschillende producten beschreven staan.
Installatie
0,5
8
8
12
10
8
6
0
8
0-12
Levensduur
1
6
12
16
6
2
12
2
4
0-16
Duurzaamheid
0,5
12
8
4
10
12
10
12
12
0-12
Veiligheid
1,5
16
14
16
12
8
14
4
2
0-16
Investerings kosten
0,5
8
8
12
16
16
8
8
8
0-16
Onderhoudskosten
1,5
4
4
8
2
0
8
0
0
0-8
Producteigenschappen
1,5
6
6
8
4
4
6
0
0
0-16
59
60
78
51
38
66
18
21
Totaalscore
Tabel 4.1 - Multi Criteria Analyse in vereenvoudigde weergave
57
5 2
Proefopstellingen
Eisen en Regelgeving
Aan de hand van de resultaten uit de Multi Criteria Analyse zijn de twee producten met de meeste potentie aangeschaft. Twee producten met wezenlijk verschil in producteigenschappen. Deze twee producten zijn beide ge誰nstalleerd in proefopstellingen op het landingsterrein van Amsterdam Airport Schiphol. Dit hoofdstuk geeft weer op welke wijze de proefopstellingen zijn opgesteld en wat de vervolgstappen zijn, betreffende het monitoren van de prestatie van de producten.
5.1. Anti-onkruidmat - Type 1 Product Deze aan het oppervlak glad afgewerkte mat is geleverd als kant en klaar product, geponst uit een rol. Het betreft hier een ovale mat met een formaat van 1,40m x 0,70m x 15,0mm (Fig. 5.1). De dikte van 15,0mm is gekozen vanwege de ervaringen die de medewerkers van RVR met voorgaande matten hebben. In het midden van het product is door middel van pons een vierkante uitsparing gemaakt voor de paal van het bordje waar omheen de mat aangebracht is. Deze uitsparing is een millimeter kleiner dan het daadwerkelijke paaltje om zeker te zijn van een strakke aansluiting. De mat is standaard voorzien van een zwaluwstaartverbinding die van de buitenrand naar het centrum loopt. Dit maakt het mogelijk de mat rondom het paaltje te schuiven vanaf de zijkant. De zwaluwstaarten kunnen vervolgens in elkaar geklikt worden. Toepassing Wat het eerst opvalt aan deze matten is het relatief hoge gewicht, in vergelijking met Type 2. Zowel het soortelijk gewicht als de dikte van de mat zijn hiervoor verantwoordelijk. Dit zorgt er wel voor dat de mat weinig gevoelig is voor vervorming en bij het aanbrengen vrijwel direct een geschikte vlakteligging heeft. Bij demontage van het bordje kan de mat in principe met gemak over het paaltje geschoven worden, wat de zwaluwstaart verbinding overbodig maakt. Deze verbinding vormt nu enkel nog een extra naad. Deze naad kan een gevoelig punt zijn voor doorgroei van onkruid. Tevens is, vanwege de ongebruikelijke dikte die wordt gebruikt, de mat erg stug. Hierdoor is de zwaluwstaartverbinding lastig te sluiten, waardoor naden overblijven. Om te ondervinden of er vegetatie door de naden groeit zijn deze in enkele gevallen afgedicht met een bitumineuze kit. Dit geldt voor de zwaluwstaartverbindingen en de aansluiting rond het object. Het verbinden van de zwaluwstaartverbinding heeft tot gevolg dat het aantal matten dat in een bepaald tijdsbestek aangebracht kan worden aanzienlijk verlaagt. Type 1 is aangebracht rond storingsgebied-borden met paaltjes van 48x48mm, gesitueerd op het grasveld A1, gelegen aan de westzijde van de Oostbaan (04-22) (Fig. 5.3). In totaal zijn zeven stuks aangebracht. De matten zijn met de langste zijde parallel aan de rijrichting van de trekker gelegd. EĂŠn mat, type 2, is een kwartslag gedraaid en ligt dus met de lengte haaks op de rijrichting.
Type 1 Voordelen - Zwaargewicht en stug, waardoor de vlakteligging minder beĂŻnvloedbaar is
Nadelen - Zwaluwstaartverbinding. Deze verbinding is bewerkelijk en heeft bij toepassing rond kleine bebording geen toegevoegde waarde. Daarnaast vormt dit een zwak punt in de mat, betreffende gevoeligheid voor doorgroei van onkruid. Figuur 5.1
60
5.2. Anti-onkruidmat - Type 2 Product Deze mat is geleverd op rol en ter plekke op maat gesneden. Hierbij zijn ovalen gemaakt met een afmeting van 1,60m x 1,25m x 12,0mm (Fig. 5.2). De dikte van 12,0mm is aangehouden omdat dit standaard de dikst te leveren maat is van dit product. In het midden van de mat zijn vierkante uitsparingen gesneden, ĂŠĂŠn millimeter kleiner dan de paaltjes waar het product omheen gelegd wordt. Overigens kan het product bij grote afname ook geponst geleverd worden, waardoor het arbeidsintensieve snijwerk niet meer nodig is. Toepassing Het product is zeer flexibel en vormt zich na aanleg meer naar het relief van de ondergrond dan mat Type 1. Aansluiting gaat vlot door demontage van het bordje en de mat vervolgens over het paaltje te schuiven. Omdat er geen zijopenening in de mat zit hoeft enkel de verbinding tussen paal en mat, volgens voorschriften van de fabrikant, te worden afgedicht met bitumeuze kit, aangezien er verder geen naden aanwezig zijn. Type 2 is aangebracht rond storingsgebied-borden met paaltjes an 68x68, gesitueerd op het grasveld H17, gelegen aan de zuid-west zijde van de Aalsmeerbaan (18L - 36R). In totaal zijn vijf stuks aangebracht. De matten zijn met de langste zijde parallel aan de rijrichting van de trekker gelegd. Drie van de aangebrachte matten is op circa 1,00 meter van de Westelijke Randweg aangebracht, de overige matten midden in het veld (Fig. 5.3).
Type 2 Voordelen - Flexibiliteit maakt de mat makkelijk aan te bren gen en te bewerken, indien dit nodig is. - Brede toepasbaarheid
Nadelen - Lichtgewicht en flexibiliteit maken de mat gevoelig voor verstoring van vlakteligging. Eerste indrukken bij het aanbrengen wijzen erop dat verankering in van de mat vereist is om het gewenste effect te behalen. Figuur 5.2
61
Figuur 5.3 - Situering proefopstellingen.
62
5.3. Praktijkervaring Bij het aanbrengen van de twee producten werden bij elk van de producten enkele voor en nadelen naar voren. Echter waren deze niet geheel onverwacht en deze hebben voornamelijk invloed op de installatie van het product. Eventueel meer nadelige en onverwachte eigenschappen van de producten kunnen op langere termijn zichtbaar worden. Dit zal blijken uit een monitoringstraject, waarin de prestatie van de producten nauwkeurig wordt bijgehouden en vergeleken op vooraf vastgestelde punten. Op welk tijdstip en op welke wijze de monitoring uitgevoerd moet worden is vastgelegd in een monitoringsplan welke als bijlage in dit rapport aanwezig is (Bijlage II) Verwachtingen Aan de hand van de ge誰nstalleerde proefopstellingen zijn enkele te verwachten resultaten opgesteld. Echter zullen deze pas na grondige monitoring bevestigd of ontkracht kunnen worden. Allereerst is te verwachten dat Type 2 door het relatief lage gewicht verankering nodig heeft om stabiel te blijven liggen. Ten opzichte van Type 1 oefent de mat minder druk uit op de ondergrond, door het lagere soortelijk gewicht. Hierdoor zal de termijn waarop de vegetatie onder de mat geheel afsterft bij Type 2 mat langer zijn dan bij Type 1. Daarnaast ontstaat de kans dat de mat opwaait of opgezogen wordt door de maaimachine. Verankering door middel van de eerder in dit rapport genoemde pennen kan dit voorkomen. Mat Type 1 zal door de kleine en voornamelijk smalle afmeting waarschijnlijk te klein van formaat zijn. Dit heeft tot gevolg dat de maaimachines niet tot boven de mat kunnen komen, waardoor ongemaaide vegetatie langs de rand van de mat blijft staan. Naar verwachting voldoet het formaat van Type 2 beter op dit gebied.
63
5.4. Business Case Om inzichtelijk te maken wat de financiële voordelen zijn van het toepassen van deze matten rond kleine objecten is een business case opgesteld (Bijlage III). In deze business case zijn zowel de huidige beheerkosten, zoals in hoofdstuk 3 behandeld, als de kosten van de matten opgenomen. Naast aanschaf van de matten is ook de installatie hierin verwerkt. Installatiesnelheid is deels gebasseerd op ervaringen die zijn opgedaan tijdens het installeren van de proefopstellingen. Uit de business case blijkt weinig verschil te zitten tussen de twee typen matten in financieel opzicht. Bij type 2 zijn bevestigingspennen meegerekend, omdat te verwachten valt dat deze bij toekomstige installaties benodigd zijn. De totaalprijzen van aanschaf en installatie is €53,58 voor Type 1 en €55,46 voor Type 2. Het verschil zit hem voornamelijk in het feit dat Type 2 vanwege toepassing van de pennen in minder grote snelheid aangebracht kan worden. Uit het kostenoverzicht van de huidige beheermethode blijkt dat bijmaaien rond een klein object €4,16 per maaironde kost. Dit is dus €16,64 per jaar. Wanneer deze kosten worden afgezet tegen de kosten van de rubbermatten blijkt dat de terugverdientijd ruim 3 jaar is. Type 1 is terugverdiend na 3,2 jaar, Type 2 na 3,3 jaar (Fig. 5.4). Vanuit financieel opzicht, betreffende installatie en aanleg, is er dus weinig reden om de voorkeur naar één van de twee typen uit te laten gaan. De resultaten van de monitoring zullen hiervoor doorslaggevend zijn.
64
Figuur 5.4 - Grafiek terugverdientijd
65
6 2
Conclusies & Aanbevelingen
Eisen en Regelgeving
De doelstelling van dit onderzoeksrapport is het inzichtelijk maken van mogelijke inrichtingsmaatregelen en onderhoudsmethodes die op Amsterdam Airport Schiphol het aanvullend maaibeheer rond obstakels op het landingsterrein reduceren, met eveneens een reductie van de kosten.
6.1. Conclusies Eisen en regelgeving Op Amsterdam Airport Schiphol zijn betreffende de inrichting en het beheer van het landingsterrein geen wettelijk vastgelegde regels die van invloed zijn op het maaibeheer. Er is wel een grote diversiteit aan stakeholders met ieder hun eigen belangen, welke op juiste wijze op elkaar afgestemd moeten zijn. Echter, de stakeholders hebben allen als speerpunt het goed functioneren van de luchthaven en het veilig en efficiënt afhandelen van de vluchten. Om deze belangen te kunnen waarborgen stellen enkele stakeholders eisen aan de inrichting en het beheer van het terrein. LVNL heeft het belang om zo min mogelijk verstoring van het landingsterrein te hebben. Iedere werkzaamheid die op het terrein plaats vindt heeft verstoring hiervan tot gevolg, zo ook bijmaaiwerkzaamheden. Beperken van de bijmaaiwerkzaamheden heeft hier dus een positief effect op. Bird Control wil beheermethoden en een inrichting die zo onaantrekkelijk mogelijk zijn voor fauna. Fauna op het terrein kan tot grote veiligheidsrisico’s leiden. Vanuit HAMS, AMS en Bird Control wordt geëist dat de grasmat te allen tijde begaanbaar moet zijn voor calamiteitenverkeer. Daarnaast moet het gras een lengte hebben tussen 15 en 22 cm, vanwege het feit dat deze lengte voor fauna het meest onaantrekkelijk is. De maaifrequentie is hier dan ook op afgestemd. Daarnaast bestaat de grasmat bij voorkeur uit een homogeen mengsel van voorgeschreven soorten en is de grasmat jaar rond groen. Deze eisen vormen de KPI’s van HAMS. Huidig beheer Op het landingsterrein is een grote diversiteit aan objecten aanwezig. Frequent voorkomende objecten zijn veelal smal van vorm en slechts in enkele verschillende afmetingen aanwezig. Grotere objecten zijn veelal variërend in vorm, staan op grotere afstand van elkaar en zijn daarnaast van groter belang voor de vluchtafhandeling dan de kleinere elementen. Door de frequentie waarin kleine objecten aanwezig zijn, leidt niet meer bijmaaien rond deze objecten tot een grote reductie van de arbeidsintensiteit, veiligheid en verstoring van de vluchtafhandeling. Tevens heeft dit een reductie van de kosten tot gevolg. Het grove maaiwerk wordt zeven keer per jaar uitgevoerd door drie trekkers met maaiers. Hiervan is één trekker voorzien van klepelmaaiers. Deze trekker verzorgt het grove maaiwerk rond de objecten op het landingsterrein. Vervolgens worden de aanvullende bijmaaiwerkzaamheden uitgevoerd door twee personen met bosmaaiers. Deze aanvullende bijmaaiwerkzaamheden vinden slechts vier keer per jaar plaats. De kosten van het aanvullende bijmaaiwerk komen uit op circa €16,50 per klein obstakel, zoals bebording. Productverkenning Uit de productverkenning blijkt dat het aanbod aan inrichtingsmaatregelen en methoden groot is. Te noemen vegetatie in de vorm van een groot aanbod vaste planten en mulch in de vorm van diverse losse materialen, zowel organisch als niet-organisch. Daarnaast zijn er diverse matten op de markt, veelal van rubber, en is er een groot aanbod aan maaimachines met, gespecialiseerd voor maaien rond paaltjes en vangrails. Dit is overigens geen uitputtende lijst. Wel vormen dit de meest toegepaste vormen om onkruidgroei te beperken. Ieder heeft zijn eigen positieve eigenschappen, maar gezien de eisen die gesteld worden door de stakeholders en de situaties waar potentiële inrichtingsmaatregelen zich in moeten kunnen handhaven blijkt toepassing van rubbermatten de meest structurele oplossing. Matten kunnen in iedere gewenste vorm geleverd worden, wat voor toepassing rond kleine objecten met veelal vaste afmetingen ideaal is. Daarnaast zijn ze niet aantrekkelijk voor enige vorm van fauna, wat bij de huidige beheermethode wel het geval is. Doordat er slechts vier keer per jaar bijgemaaid wordt bereikt het gras rondom objecten een lengte goter dan 22 cm. Ook zijn rubber matten niet storend voor de grasmat. Gebruik van matten is bevorderlijk om de bewerkstelliging van de KPI’s te kunnen waarborgen.
68
Uit praktijk ervaringen blijkt dat deze matten na aanleg slechts beperkt onderhoud nodig hebben en toch een lange levensduur hebben van ten minste tien jaar. Hoewel de frequentie van het benodigde onderhoud beperkt is, is het wel noodzakelijk om de lange levensduur te garanderen en vooral de functionaliteit van de matten in stand te houden. Daarnaast is juiste aanleg hiervoor van groot belang. Business Case Twee typen rubbermat bieden de meeste potentie wat betreft de prestatie bij toepassing op het landingsterrein. Deze rubbermatten verschillen onderling qua materiaaleigenschappen. Uit de business case die voor deze matten is opgesteld blijkt zullen de aanschafkosten van beide typen binnen 3,5 jaar terugverdiend zijn. Hierbij is gerekend met een kostprijs van gemiddeld ₏56 voor de aanschaf en installatie. Na de genoemde terugverdientijd kunnen de matten echter nog vele jaren mee gaan. De twee typen matten zijn opgenomen in proefopstellingen om de daadwerkelijke prestatie te kunnen meten, door middel van monitoring. De monitoring wordt uitgevoerd volgens het bij dit rapport gevoegde monitoringsplan. Uit de monitoring zal tevens blijken in welke mate en frequentie onderhoud aan de matten uitgevoerd zal moeten worden, betreffende het schoon houden hiervan. Echter, de frequentie waarin onderhoud aan de matten uitgevoerd moet worden zal dermate laag zijn dat deze niet opweegt tegen kosten van het bijmaaien. Doordat de onderhoudsfrequentie minder hoog is zal betreding van het landingsterrein lager zijn, wat een vermindering van veiligheidsrisico’s tot gevolg heeft.
6.2. Aanbeveligen In aanvulling op dit onderzoek kunnen de onderstaande aanbevelingen bijdragen aan de compleetheid en betrouwbaarheid. - Aan de hand van literatuuronderzoek, interviews en praktijksituaties is vastgesteld wat de positieve en negatieve eigenschappen van bepaalde maatregelen zijn. In enkele gevallen bij de selectie van geschikte producten aannames gedaan, waardoor andere producten zijn uitgesloten. Hierbij valt te denken aan verstoring van een vegetatiedek door de maaimachine of het wegschieten van mulch. Het meest ideale beeld krijgt men door ook deze producten in een proefopstelling te testen. - Dit onderzoek richt zich op maatregelen om de aanvullende maaiwerkzaamheden rond kleine objecten te beperken. De eindresultaten voor hetzelfde onderzoek, maar dan gericht op grote objecten zou andere resultaten kunnen geven. Wanneer Amsterdam Airport Schiphol besluit om ook rond deze objecten inrichtingsmaatregelen te treffen is het aan te raden kritisch te kijken of rubber matten ook voor deze objecten het meest effectief en voordelig zijn. - De ter proef opgestelde installaties zijn slechts op twee plaatsen op de luchthaven aangebracht en in beperkte aantallen. Het meest betrouwbare beeld krijgt men wanneer op verschillende locaties op het terrein proefopstellingen worden geplaatst, omdat de omstandigheden hier kunnen verschillen. - In de proefopstelling is geen enkele mat verankerd. Wanneer enkele matten verankerd zouden zijn zou het effect van verankering zichtbaar worden. - In dit onderzoek is geen onderscheid gemaakt wat betreft verschil in bodemgesteldheid op verschillende locaties van het landingsterrein. Eventuele verschillen kunnen van invloed zijn op de mate waarin vegetatie zich rond de aangebrachte matten ontwikkeld. Inzichtelijk maken van de bodemgesteldheid op de twee proefvelden kan de betrouwbaarheid van de resultaten die volgen uit te voeren monitoring vergroten.
69
70
Begripverklaring
71
Begripverklaring AAS - Amsterdam Airport Schiphol Airside - Luchtzijde Een zone van de luchthaven waar de bewegingen van de vliegtuigen plaatsvinden, inclusief de aangrenzende terreinen en gebouwen of delen hiervan. AOM - Airside Operation Manager Eindverantwoordelijke voor het toezicht op de goede orde en veiligheid van het operationele proces aan airside. ASM - Asset Service Management Asset Service Management is op het terrein van Schiphol Nederland belast met de ontwikkeling, de realisatie, het beheer en de instandhouding van bedrijfsmiddelen op het terrein, waaronder de terminal (en bijhorende gebouwen), de platformen, start- en landingsbanen, rijbanen, parkeerfaciliteiten, aansluiting op het openbaar vervoer, gas- en elektriciteitsvoorzieningen, afval- en watervoorzieningen. Baanbord - Groot bord ter aanduiding van de baannummers. Bird Control - Onderdeel van Airside Operations dat zich bezig houdt om de start-, landings- en taxibanen vrij te houden van vogels, om vogelaanvaringen te voorkomen. Capex - Capital Expenditure Dit staat voor uitgaven aan nieuwe investeringen die, in tegenstelling tot opex, niet in vaste regelmaat terugkerend zijn. In dit geval gaat het hier voornamelijk aanlegkosten. CROW - Kennisorganisatie op het gebied van infrastructuur, openbare ruimte, verkeer en vervoer, werk en veiligheid. EASA - European Aviation Safety Agency Helpt de EU wetten en regels voor een veilige luchtvaart te ontwikkelen en verleent bijstand bij de controle op de toepassing van EU-regels. Verleent ook technische bijstand aan internationale organisaties die voor de veiligheid van de burgerluchtvaart en de bescherming van het milieu verantwoordelijk zijn. FOD - Foreign Object Damage Schade aan vliegtuigen en materieel door rondslingerend zwerfafval. Habitat management – Maatregelen die invloed uitoefenen op een leefomgeving. Op Schiphol betreffen dit maatregelen die het landingsterrein maximaal onaantrekkelijk maken voor vogels. HAMS - Heijmans Asset Management Schiphol Heijmans is in haar huidige contract verantwoordelijk voor de volgende onderdelen: - Vluchtafhandeling - Het integrale onderhoud aan, en de aanleg van, start- en landingsbanen en rijbanen voor het vliegverkeer. - Bereikbaarheid - De infrastructuur op het terrein van luchthaven Schiphol. - Transport van elektriciteit en distributie op het terrein. ICAO - International Civil Aviation Organisation Gespecialiseerde organisatie van de VN die zich bezig houdt met het opstellen van richtlijnen en standaarden voor de internationale luchtvaart. Het doel van de organisatie is een veilige, efficiÍnte en duurzame internationale luchtvaart.
72
ILS - Instrument Landing System Een radionavigatiesysteem dat de piloot een nauwkeurig beeld geeft van de positie van zijn toestel ten opzichte van de ideale koerslijn en daalhoek naar een landingsbaan. KPI - Kritische Prestatie Indicator Een prestatie inidicator is een meetbaar aspect van een dienst of een onderneming aan de hand waarvan prestaties vergeleken kunnen worden met andere diensten of ondernemingen. Door de prestatie indicator te meten kan bijgestuurd worden, wanneer dit nodig is, om aan een vooraf bepaalde doelstelling te voldoen. Landside - Landzijde Een zone van de luchthaven die alle openbare gedeelten omvat. Mulchen - Vorm van bodembedekking waarbij een beschermende laag (mulch) aangebracht op de bodem. OPEX - Operational Expenditures Dit staat voor terugkerende kosten voor een product, systeem of onderneming. In dit geval gaat het om kosten van het reguliere onderhoud. PAPI - Precision approach path indicator Een visueel landingshulpmiddel, toegepast bij landingsbanen. Door middel van licht kan een piloot bij het naderen van de landingsbaan achterhalen of hij op de juiste hoogte zit. Periferiehek - Hek dat de grens aangeeft tussen de delen van het Schipholterrein die wel en delen die niet voor het publiek toegankelijk zijn SRA - Security Restricted Area Om veiligheidsredenen beperkt toegankelijke zones. Deze zijn enkel toegankelijk voor passagiers met een geldig ticket voor de betreffende zone en personeel met de juiste Schipholpas. SNBV - Schiphol Nederland B.V. US - Utility Services De afdeling Utility Services regisseert de energie-, water- en afvalstromen op de luchthaven, waardoor alle bedrijven op de luchthaven gebruik kunnen maken van gas, water en elektriciteit. Daarnaast regelt het de afvoer van afval en afvalwater. VDS - Vliegtuig Detectie Systeem
73
74
Literatuurlijst
75
Literatuurlijst Literatuur
(sd). ASM.PVE.P1.A4.01. Schiphol.
Bac, G. (sd). Anti-maaislab. Leerdam.
1
2
Barrier Mower. (2014, april 05). Opgehaald van McConnel: http://www.mcconel.com/products/barriermower/Default.aspx?nav= Barrier%20Mower
3
Bermkantmaaier MGK 13. (2014, april 04). Opgehaald van Duecker Imedien CMS: http://duecker.imediencms.de/nl/produkte/randstreifenmaeher/ mgk_13.php
4
Bieshaar, A., & Bark, A. (2012). Plan van samenwerking (PVS) 2013 Perceel 1 en 3, Luchthaven Schiphol.
Boer, B. d. (2013). Bosmaaier wordt uitstervend beroep. Stad en Groen.
Boot & Co. (2011). Fleur Robuste. Boskoop: Boot & Co.
(2014). Bosstrooisel - Een gezonde bosbodem voor tuin en park. Riezenmortel: Van Iersel.
(2011). DÊsherbage des bords de route. Frankrijk: PHYT’EAUVERGE.
5
6
7
8
9
Geerings, M. (sd). Organisatorische ontwikkeling 2012 vanuit businessplan HW-AMS. 10
Graaf, T. d. (2012). Beheer flora en watergangen airside. Schiphol.
Graaf, T. d., & Herten, K. v. (2013). SLA Habitat Management. Schiphol: Airside Operations Schiphol.
Hop, I. M. (2011). Vaste planten in het openbaar groen. Wageningen: Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (PPO).
Korevaar, R. G. (2004). Lang-grasbeheer op luchthaven Schiphol. Wageningen: Plant Research International B.V.
11
12
13
14
Lowijs, T. (2013). Bird Hazard Management Plan. Schiphol: Schiphol Bird Control. 15
Pronk, A., & Groeneveld, R. (2010). Kan klaver onkruid onderdrukken? De Boomkwekerij, 10-11.
(2014). Schimmeldominante Mulch. Riezenmortel: Van Iersel.
Scroch, D. W., & Warren, D. S. (1995). Tolerance of Containerized Ferns to Repeated Preemergence. Zuid Carolina: SNA RESEARCH CONFERENCE.
16
17
18
76
Vangrailmaaier. (2014, maart 25). Opgehaald van Herder: http://www.herder.nl/nl/range/werktuigen/berm-onderhoud/vangrail- maaier/ 19
zns., J. B. (2014). Catalogus J.G. Beukers en zns. Infraproducten. Leek.
Spierings, M. (2010). Mulchen biedt perspectief voor natuurvriendelijke teelt. De boomkwekerij, 8-9.
20
37
Persoonlijke communicatie
Buwalda, B., AJB-ID, (06-85815502). ‘Maaibeheer en toepassing bermmat’, telefoongesprek. (ajb-id@home.nl). ‘Ecograsstop bermmat’, e-mail.
22
Griffioen, B., Griffioen Wassenaar, (bert@griffioenwassenaar.nl). ‘Afstudeeronderzoek’, e-mail.
23
Klopstra, Y., Ruma Rubber B.V., (Y.Klopstra@ruma.nl). ‘Rubber bermmatten’, e-mail.
24
Kohlman, B., Van den Berk, (bjorn@vdberk.nl). ‘Maaien op kwekerij’, e-mail.
21
Kroeze, B., Provincie Drenthe, ( 06-51527746). ‘Maaibeheer provinciale wegen Drenthe’, telefoongesprek. 25
26
van Logten, W., Gemeente Hilvarenbeek, (W.v.Logten@hilvarenbeek.nl). ‘Afstudeeronderzoek reducering onkruidgroei’, e-mail.
Margareth, H., Praktijkonderzoek Plant en Omgeving, Wageningen UR, (margareth.hop@wur.nl). ‘Onkruidonderdrukkende vaste planten’, e-mail.
Pot, Lianne., Lianne’s Siergrassen, (info@siergras.nl). ‘Lava als mulch’, e-mail.
27
28
Roodenburg, B., Loonbedrijf RVR, (fred@rvrloonbedrijf.nl). ‘Afstudeerproject maaibeheeer’, e-mail. 29
30
Sadelaar, P., Gelria Pakkingen, (sales@gelria.nl). ‘Berm matten’, e-mail.
31
van Strijdhoven, M., BeterGroen, (mark@betergroen.nl). ‘Mulch’, e-mail.
32
Thalassinos, M., Flughafen Köln Bonn GmbH, (michalis.thalassinos@koeln-bonn-airport.de). ‘Bewuchshemmende Matten am Flughafen Köln Bonn’, e-mail.
33
Verstijnen, Rik., Van Iersel Compost (Rik@van-iersel.eu). ‘Mulch tegen onkruid’, e-mail.
34
Vijn, J., Provincie Noord-Holland, (vijnj@noord-holland.nl). ‘Bijmaaien obstakels provinciale wegbermen’, e-mail.
35
Wieten, W., Fiberplast, (walter@fiberplast.nl). ‘Regupol 767’, e-mail.
36
Willekens, G.E., Groendak, (guidy@groeninfo.nl). ‘Afstudeeronderzoek - sedummixmatten tegen onkruid’, e-mail.
77
Bijlagen
Multi Criteria Analyse
0,5
1
0,5
1,5
0,5
1,5
1,5
Installatie
Levensduur
Duurzaamheid
Veiligheid
Investerings kosten
Onderhoudskosten
Producteigenschappen
eg W
g in
Leverbare maten Verankering / bevestiging vereist Voorbereiding aanleg Aantasting door weersinvloeden Vervorming door betreding Gebruikstijd Herkomst producten Nieuw of gerecycled materiaal Uitscheiding schadelijke stoffen Brandgevaar Weerstand tegen zuigen en windvlagen Verstoring uniforme grasmat Aantrekken fauna Aanschafkosten Installatiekosten Onderhoudskosten Ophoping materiaal op / in het product Bestendigheid tegen chemicaliĂŤn
Onderdeel van het onderzoeksrapport: 'Beperken bijmaaiwerkzaamheden op Amsterdam Airport Schiphol'
BIJLAGE I
4 2 2 4 4 4 0 4 4 4 2 4 4 4 4 4 2 4 60
4 2 2 2 2 2 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 2 4 59
76
4 4 4 4 4 8 0 0 4 4 4 4 4 4 8 8 4 4 51
4 4 2 4 0 2 2 4 4 4 0 4 4 8 8 2 0 4 38
4 4 0 2 0 0 4 4 4 0 0 4 4 8 8 0 0 4 66
4 0 2 4 4 4 2 4 4 4 2 4 4 4 4 8 2 4
18
0 0 0 0 0 2 4 4 4 2 2 0 0 4 4 0 0 0
21
4 4 0 0 0 4 4 4 4 0 2 0 0 4 4 0 0 0
at ch at im p n ul m a o a m te t m 67 ls st n r a e 7 e M s a l s h s rr m Be pl ra po er isc m a ko e i G k u n u t r a l s g u a d v o Be Ec Ge La Or Re Se Va
Bijlage I
Leverbare maten Verankering / bevestiging vereist Voorbereiding aanleg Aantasting door weersinvloeden Vervorming door betreding Gebruikstijd Herkomst producten Nieuw of gerecycled materiaal Uitscheiding schadelijke stoffen Brandgevaar Weerstand tegen zuigen en windvlagen Verstoring uniforme grasmat Aantrekken fauna Aanschafkosten Installatiekosten Onderhoudskosten Ophoping materiaal op / in het product Bestendigheid tegen chemicaliën
Toelichting 0 of 4 0, 2 of 4 0, 2 of 4 0, 2 of 4 0, 2 of 4 0, 2, 4 of 8 0, 2 of 4 0 of 4 0 of 4 0, 2 of 4 0, 2 of 4 0 of 4 0 of 4 0, 4 of 8 0, 4 of 8 0, 2, 4 of 8 0, 2 of 4 0, 2 of 4
< Minste PUNTEN Meeste-> Niet of wel alle maten mogelijk Wel, soms of geen speciale bevestiging vereist Intensief, extensief of geen voorbereiding vereist Veel, gering of geen (nauwelijks) aantasting Veel, gering of geen (blijvende) vervorming < 2 jaar, 2 - 5 jaar, 5 - 10 jaar, > 10 jaar Overzees, Europa, Nederland Nieuw kunstmatig of natuurlijk / gerecycled Wel of geen uitstoot schadelijke stoffen Wel, gering of niet (snel) ontbrandbaar Zeer gevoelig, gevoelig bij zeer intensieve winden, niet gevoelig Wel of geen verstoring van de grasmat Enige vorm van fauna (zoogdieren en/of vogels) of geen fauna > €60 / €25-€60 / < €25 > €60 / €25-€60 / < €25 Maandelijks / jaarlijks / 2 jaarlijks / >2 jaar Zand en maaisel hoopt makkelijk op, hoopt beperkt/op langere termijn op of geen ophoping Gevoelig enige vorm van chemicaliën, gevoelig strooitzout of niet gevoelig
BIJLAGE III MONITORINGSPLAN
Onderdeel van het onderzoeksrapport: ‘Beperken van bijmaaiwerkzaamheden op Amsterdam Airport Schiphol’
Monitoringsplan inrichtingsmaatregelen t.b.v. beperking bijmaaiwerkzaamheden Voor u ligt het monitoringsplan ten behoeve van de monitoring van de functionaliteit van de op het landingsterrein van Amsterdam Airport Schiphol aangebrachte rubber anti-onkruidmatten. Dit document omschrijft op welk tijdstip, op welke punten en op welke wijze de prestatie van deze matten gemonitord moet worden. De prestatie is niet alleen van belang voor de functionaliteit van de mat, maar ook voor de hoeveelheid onderhoudskosten in de toekomst. Op 28 april 2014 zijn rubber matten geplaatst in twee typen. De twee soorten matten worden in dit monitoringsplan genoemd als Type 1 en Type 2. Deze twee typen zijn onderscheidend van elkaar op het gebied van materiaalsoort en afmetingen. Tevens zijn de matten op verschillende locaties rond verschillende objecten aangebracht. De matten zijn aangebracht ter onderdrukking van vegetatiegroei rond bebording. Voorafgaand aan het aanbrengen is het gras gemaaid. Verder zijn geen voorbereidingen getroffen aan object of ondergrond. De matten zijn met de langste zijde parallel aan de rijrichting van de trekker gelegd. Eén mat, type 2, is een kwartslag gedraaid en ligt dus met de lengte haaks op de rijrichting. Dit om te zien of dit verschillen oplevert.
Materiaal Vorm Afmetingen Locatie Aantal Type object
Bijzonderheden
Materiaal Vorm Afmetingen Locatie Aantal Type object
Bijzonderheden
TYPE 1
Rubber granulaat, gerecycled Ovaal L 1,60 m B 1,20 m H 12,0 mm 18L – 36R, Aalsmeerbaan Veldnummer H17 5 stuks
Enkelvoudig stopbord Paal vierkant, 68 mm x 68 mm De mat is vrij van naden. De aansluiting tussen mat en object is afgedicht met bitumeuze kit. Drie van de aangebrachte matten is op circa 1,0 meter van de Westelijke Randweg aangebracht, de overige matten midden in het veld.
Glad rubber, SBR Ovaal L 1,20 m B 0,70 m H 15,0 mm 04 – 22, Oostbaan Veldnummer A1 7 stuks
TYPE 2
Enkelvoudig stopbord Paal vierkant, 48 mm x 48 mm De mat is voorzien van zwaluwstaartverbinding. Bij 5 van de 7 matten is deze verbinding afgesloten met bitumeuze kit. Tevens is de aansluiting op het object met deze kit afgedicht. Het betreft hier dezelfde kit als bij Type 1 is gebruikt. De matten zijn midden in het veld aangebracht.
Het doel van de matten is het elimineren van bijmaaiwerkzaamheden rond de objecten waaromheen de matten zijn aangebracht. Er mag dus geen enkele vorm van onkruidgroei meer optreden ter plekke van de aangebrachte mat. Echter zijn meerdere factoren van invloed op de functionaliteit van de matten. Zo mogen zij geen negatieve invloeden ondervinden door invloeden van buitenaf. Door te monitoren op de onderstaande punten volgens de nader bijgevoegde tabel zal blijken of de matten naar wens functioneren, het product niet voldoet of eventueel wijziging in het product of de wijze van aanbrengen plaats dienen te vinden. De aandachtspunten die monitoring vereisen zijn op te delen in de groepen onkruidgroei, slijtage en ligging. Onkruidgroei -
Er ontstaat onkruidgroei op de mat Er ontstaat onkruidgroei door de mat heen of tussen het materiaal Er ontstaat onkruidgroei tussen naden of verbindingen, al dan niet afgekit Onkruid groeit over de randen op de mat Afspoelend materiaal hoopt zich op langs de rand van de mat Is alle vegetatie rondom de mat gemaaid en bijmaaien dus niet meer vereist?
Slijtage -
Er vindt beschadiging van de mat plaats ten gevolge van contact met machines Er vindt beschadiging plaats door contact met chemische bestrijdingsmiddelen De kitverbindingen tonen vormen van slijtage Er treedt scheurvorming op in de mat, o.a. ten gevolge van UV straling De randen van de mat waaien op of beginnen op te staan
Ligging -
Zand of organisch materiaal blijft op de mat liggen Er treed plasvorming op na een regenbui Er treedt verstoring op van de vlakteligging
Monitoring zal plaats moeten vinden met enige regelmaat en moet in verschillende omstandigheden worden uitgevoerd. Dit om een optimaal beeld te kunnen vormen van de invloeden die het weer, machines en eventueel andere externe invloeden op de mat hebben. In totaal worden 17 monitoringsronden aangeraden: -
Voor en na uitvoering maaiwerkzaamheden Laat in het najaar Tijdens winterse omstandigheden Bij aanvang van het maaiseizoen
In het maaiseizoen is het van belang om voorafgaand aan de maaiwerkzaamheden te monitoren hoe de matten erbij liggen. Tevens zal direct na de maaiwerkzaamheden gemonitord moeten worden. Zo kan men direct de invloed zien de het maaien op de matten heeft. Dit in de vorm van onder andere beschadigingen, vervorming en de hoeveelheid maaisel die op de mat achterblijft. Er worden jaarlijks zeven maaironden gehanteerd, wat dus resulteert in zeven monitoringsronden voor en zeven monitoringsronden na de maaiwerkzaamheden. Buiten het maaiseizoen zal driemaal gemonitord worden in verschillende omstandigheden. Dit maakt mogelijk eventuele invloeden die niet door maaiwerkzaamheden worden veroorzaakt inzichtelijk te maken, zoals vorst.
Wijze van monitoring Monitoring wordt uitgevoerd door op de genoemde tijdsstippen te controleren op de genoemde punten. Hierbij dient de bijgeleverde registratietabel telkens als model gebruikt te worden en voor iedere mat ingevuld te worden. De fotoâ&#x20AC;&#x2122;s zoals in dit document te zien zijn dienen als referentie voor basissituatie de basissituatie.
Onkruidgroei -
Er ontstaat onkruidgroei op de mat Wanneer onkruidgroei op de mat ontstaat betekent dit dat er een groeimedium op de mat aanwezig is. Oftewel, er is organisch materiaal op de mat achtergebleven waarin onkruid heeft kunnen ontkiemen. Dit kunnen maairesten of zand zijn. De oorzaak hiervan kan zijn dat de mat onvoldoende afstroommogelijkheid biedt of dat de vlakteligging onvoldoende is.
-
Er ontstaat onkruidgroei door de mat heen of tussen het materiaal Onkruidgroei in het materiaal of door de mat heen kan het gevolg zijn van schade in de mat, bijvoorbeeld scheurvorming. In dit geval dient de oorzaak van de schade achterhaald zien te worden. Bij Type 1, gemaakt van granulaat, kan onkruid in de poriĂŤn gaan groeien, doordat zich hier materiaal in heeft gevestigd in de vorm van zand of ander fijn materiaal, waarin zaden kunnen ontkiemen. Afhankelijk van de mate waarin dit voorkomt kan er voor gekozen worden om de mat schoon te spuiten in een bepaalde frequentie, bijvoorbeeld iedere twee jaar. Aangeraden wordt de granulaatmat in ieder geval bij iedere groot-onderhoud ronde om te draaien, met de onderzijde naar boven. Dit om te voorkomen dat zich een voedingsbodem ontwikkelt voor vegetatie op de bovenzijde van de mat. Het is overigens aannemelijk dat bij het omkeren zand van de ondergrond aan de onderzijde van de mat aanwezig is. Bij het omkeren direct schoonspuiten is dus aan te raden.
-
Er ontstaat onkruidgroei tussen naden of verbindingen, al dan niet afgekit Wanneer onkruidgroei ontstaat tussen niet afgekitte naden betekent dit dat bij het aanbrengen van de matten alle aanwezige naden afgekit moeten worden. Wanneer blijkt dat ook onkruidgroei tussen afgekitte naden ontstaat kan dit betekenen dat er nog openingen tussen de kit en de naad aanwezig zijn. Het is dan ook van groot belang dat de kit bij het aanbrengen goed sluitend uitgesmeerd wordt. Echter, slijtage van de kitnaad kan doorgroei tot gevolg hebben. Wanneer dit na ĂŠĂŠn of enkele jaren al het geval is betekent dit dat de gebruikte kit ongeschikt is voor de invloeden waaraan het blootgesteld wordt. Het gebruiken van een meer geschikte kit wordt dan aangeraden.
-
Onkruid groeit langs de randen op de mat Afspoelend materiaal hoopt zich op langs de rand van de mat Het is niet te voorkomen dat afspoelend materiaal zich ophoopt aan de zijden van de mat. Dit is zelfs de bedoeling, omdat dit betekent dat het materiaal niet midden op de mat blijft liggen. Dit heeft echter tot gevolg dat vegetatie zich hierop kan ontwikkelen, zowel door zaailingen als door kruipende vegetatie van buiten de mat. Bij gebruik van dikke matten zal het materiaal deels van de mat afspoelen en zal vegetatie minder goed op de mat kunnen kruipen, waardoor het langer op zich zal laten wachten en misschien niet het eerste jaar al zichtbaar is. Echter kan in de loop der tijd door betreding van trekkers en eventueel inklinking van de ondergrond de mat lager komen te liggen, waardoor het proces versneld wordt. Door opgehoopt materiaal van de mat af te scheppen en vervolgens schoon te spuiten kan dit tijdelijk opgelost worden. Dit blijft echter een terugkerend probleem.
-
Groeit er niet gemaaide vegetatie rond de mat Wanneer de maaimachine niet tot aan de mat kan reiken zonder te dicht bij het obstakel te komen zal een groter formaat mat toegepast moeten worden.
Slijtage -
Er vindt beschadiging van de mat plaats ten gevolge van contact met machines Dit kan veroorzaakt worden door verkeerde vlakteligging van de mat, waardoor randen opstaan of bollingen in de mat aanwezig zijn, wat contact met het maaidek of messen tot gevolg heeft. Bij het aanleggen van de mat moet de mat een juiste vlakteligging hebben.
-
Er vindt beschadiging plaats door contact met chemische bestrijdingsmiddelen Beschadiging door chemische middelen kan zich uiten in oplossen of afbrokkelen van het materiaal. Echter kan dit ook minder zichtbare invloeden hebben, bijvoorbeeld verzwakking van de rubber structuur, waardoor de mat bij betreding makkelijk scheurt. Wij raden dan ook aan om mat Type 1 en Type 2 buiten de proefopstellingen om bloot te stellen aan de gebruikte chemische bestrijdingsmiddelen, strooi zout en andere middelen die gebruikt worden en eventueel in contact kunnen komen met de mat, bijvoorbeeld droogijs. Niet alleen de matten kunnen invloed ondervinden van deze middelen, dit kan ook het geval zijn bij de kitverbindingen. Daarom raden wij aan ook deze hieraan bloot te stellen en kijken welke invloed deze middelen op de bitumeuze kit hebben.
-
De kitverbindingen tonen vormen van slijtage Slijtage van kitverbindingen kan veroorzaakt worden door bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen. Wanneer een trekker over de mat rijdt kan duur beweging van de mat de kitnaad loslaten. Ook zou de kit door weersinvloeden los kunnen laten of beschadigen. Een andere kit zou eventueel meer bestendig kunnen zijn.
-
Er treedt scheurvorming op in de mat, o.a. ten gevolge van UV straling Door diverse invloeden van buitenaf kan slijtage van de mat optreden, al dan niet direct. Bijvoorbeeld door invloed van het zonlicht kan de mat broos worden of kunnen andere vormen van (niet) zichtbare slijtage optreden. Niet direct zichtbare slijtage kan zich uiten wanneer betreding op de mat plaats vindt en de mat makkelijk begint te scheuren.
-
De randen van de mat waaien op of beginnen op te staan Dit maakt de mat gevoeliger voor beschadiging door de maaimachine. Wanneer hiervan sprake is betekent dit dat de mat een te laag soortelijk gewicht heeft en verankering met stalen pennen vereist is. Er zijn in de proefopstelling geen matten verankerd. Wanneer blijkt dat dit probleem zich slechts bij een bepaald deel van de matten voordoet dient men te achterhalen wat de oorzaak hiervan is. Zo zouden matten die dichter bij de landingsbanen aanwezig zijn meer gevoelig kunnen zijn voor opwaaiing. In dat geval hoeft slechts een selectie van de matten verankerd te worden. Wij raden aan pennen te gebruiken met een platte kop, zodat deze geen storend element op de mat vormen die een gevaar kan zijn voor de maaimachine of er voor kan zorgen dat materiaal op de mat blijft liggen en onkruidgroei wordt bevordert. Opstaande randen kunnen bij het aanleggen van de mat al aanwezig zijn. Doordat de matten uit een rol zijn geponst kunnen er matten aanwezig zijn die de vorm van de rol weer aan willen nemen en dus opkrullen. Dergelijke matten dienen als een bolling aangebracht te worden, met de opgekrulde randen naar het maaiveld gericht. Door zijn gewicht zal de mat binnen korte termijn vlak zakken.
Ligging -
Zand of organisch materiaal blijft op de mat liggen Er treed plasvorming op na een regenbui Er treedt verstoring op van de vlakteligging Verstoring van de vlakteligging, dus het ontstaan van kuilen of bollingen, kan verschillende oorzaken hebben. Kuilvorming in de mat maakt afspoeling van maairesten en zand minder goed mogelijk, waardoor dit zich in deze kuilen ophoopt en groei van vegetatie wordt bevordert. Ook kan regen hierin blijven staan, mits de mat niet waterdoorlatend is. Langdurig contact met regenwater zou de kwaliteit van de mat negatief kunnen be誰nvloeden. Bollingen in de mat bevorderen de afspoeling van materiaal, maar maken de mat ook gevoelig voor schade door contact met machines. Afgezien van een licht afschot om afspoeling van materiaal te bevorderen zijn bollingen dus niet wenselijk. Om bij aanleg de vlakteligging al te bevorderen wordt aangeraden het gras rondom het object zo kort mogelijk te maaien. In een optimale situatie wordt het maaiveld egaal afgewerkt met grond. Dit is echter zeer arbeids- en kostenintensief. In de proefopstellingen zijn de matten overigens op een onbewerkt maaiveld gelegd waar het gras relatief kort gemaaid was. Indien hieruit blijkt dat de vlakteligging onvoldoende is raden wij aan rondom het object onder de mat een tweede stuk rubber aan te brengen die er voor zorgt dat kuilvorming beperkt blijft en materiaal goed kan afspoelen. Dit kan in principe met reststukken.
Onkruidgroei op de mat
Onkruid groeit langs randen de mat op
Onkruidgroei tussen naden of verbindingen
Onkruidgroei door de mat heen of tussen het materiaal
Onkruidgroei
Weersomstandigheden:
Monitoringsronde:
= in beperkte mate / â&#x201D;&#x20AC;
= in sterke mate
Plasvorming op de mat
Verstoring van de vlakteligging
Aanwezigheid van materiaal op de mat
Ligging
Opstaande of opwaaiende randen
Scheurvorming in de mat
Slijtage van de kitverbindingen
Beschadiging door chemische bestrijdingsmiddelen
Beschadiging ten gevolge van fysiek contact (bv. machines)
Beschadiging
Hoe goed is vegetatie rondom de mat gemaaid
Ophoping van afspoelend materiaal langs rand van de mat
+ = geen / o
TYPE 1 2 M
3 M
Opmerkingen algemeen:
1 M
4 M
5 M
Opmerkingen
Resultatentabel Monitoring
Onkruidgroei op de mat
Beschadiging
Hoe goed is vegetatie rondom de mat gemaaid
Ophoping van afspoelend materiaal langs rand van de mat
Onkruid groeit langs randen de mat op
Onkruidgroei tussen naden of verbindingen
Onkruidgroei door de mat heen of tussen het materiaal
Onkruidgroei
Weersomstandigheden:
Monitoringsronde:
= in beperkte mate / â&#x201D;&#x20AC;
= in sterke mate
Plasvorming op de mat
Verstoring van de vlakteligging
Aanwezigheid van materiaal op de mat
Ligging
Opstaande of opwaaiende randen
Scheurvorming in de mat
Slijtage van de kitverbindingen
Beschadiging door chemische bestrijdingsmiddelen
Beschadiging ten gevolge van fysiek contact (bv. machines)
+ = geen / o
TYPE 2 2
M
3
M
Opmerkingen algemeen:
1
M
4
M
5
M
6
M
7
M Opmerkingen
Resultatentabel Monitoring