OnderzOeksrappOrt Ontwikkeling vegetatie Op het lentse eiland Hoe zijn natuurlijke vegetatie, wettelijke kaders en programma in balans te brengen?
annelies Hollink 13-06-2014, nijmegen
Bron afbeelding voorblad: visualisatie: www.ruimtevoordewaal.nl, afbeeldingen rechts: www.floravannederland.nl, www.rijninbeeld. nl en www.bosennatuur.wordpress.com
Onderzoeksrapport ontwikkeling vegetatie op het Lentse eiland Hoe zijn natuurlijke vegetatie, wettelijke kaders en programma in balans te brengen? Auteur: Annelies Hollink In opdracht van: Gemeente Nijmegen Begeleiders vanuit de gemeente: Domien Driessen Tia Peppelman Begeleidende docent: Kim Kogelman Met bijdrage van: Gemeente Nijmegen Met dank aan: Johan de Bijl
2
Onderzoeksrapport ontwikkeling vegetatie op het Lentse eiland Hoe zijn natuurlijke vegetatie, wettelijke kaders en programma in balans te brengen?
Annelies Hollink
13-06-2014, Nijmegen
3
4
Voorwoord Voor u ligt het onderzoeksrapport waarin antwoord wordt gegeven op de hoofdvraag: Welke plantengemeenschappen kunnen zich op de verschillende gradiĂŤnten op het nieuwe (schier)eiland van Nijmegen gaan ontwikkelen, wat onder invloed staat van de waterfluctuatie van de Waal en de nieuw gegraven (meestromende) nevengeul en wat mĂĄg zich vestigen, rekening gehouden wordt met de gestelde doelsoorten, wensen en wettelijke kaders?
Hieraan heb ik gewerkt tijdens mijn afstudeerstage bij de gemeente Nijmegen. Deze opdracht is volbracht op het ontwikkelingsbedrijf van de gemeente Nijmegen, te Nijmegen. Hierbij wil ik ten eerste mijn begeleiders vanuit de gemeente bedanken; Domien Driessen en Tia Peppelman. Daarnaast wil ik graag mijn begeleider vanuit school bedanken; Kim Kogelman Daarnaast wil ik Johan de Bijl, ecoloog van I-Lent bedanken bedanken voor de verhelderende besprekingen waarbij ik de benodigde informatie voor mijn opdracht heb gekregen. Annelies Hollink Nijmegen, Juni 2014
5
6
Inhoudsopgave 0. Samenvatting 1. Inleiding 2. Factoren van invloeden op ontwikkeling beplanting
9 11
8. Literatuurlijst
47
13 14 15 16 17 18 19 21 22
1. Kensoorten en enkele begeleidende soorten per vegetatietype 2. Kaart potentieel natuurlijke vegetatie A3 3. Kaart combinatie PNV, wettelijke kaders en programma A3
49
2.1 Factoren die van invloed zijn 2.2 Waterkwaliteit 2.3 Grondwatertrappen (GWT) 2.4 Bodemgesteldheid 2.5 ReliĂŤf & isolatieklasse 2.6 Aanwezige beplanting 2.7 Overstromingen 2.8 Stroomsnelheid 2.9 Antwoord op subvraag 1
13
9. Bijlagen
3. Ontwikkeling PNV-vegetatie
23
3.1 PNV-vegetatie 3.2 (Ken)soorten plantengemeenschappen 3.3 Antwoord op subvraag 2
4. Invloed van wettelijke kaders 4.1 Betrokken wettelijke kaders 4.2 Antwoord op subvraag 3
5. Invloed van gewenst programma 5.1 Ideale situatie per programmapunt 5.2 Antwoord op deelvraag 4
28
23
29
31 31 34
35
35 37
6. Benodigde ontwerp- en beheermaatregelen voor balans 39 6.1 Benodigde ontwerp- en beheermaatregelen 6.2 Antwoord op deelvraag 5
39 43
7. Conclusie
45
7
8
0. Samenvatting H1.
Aan de hand van literatuuronderzoek en interviews met deskundigen zal in dit onderzoeksrapport antwoord worden gevonden op de volgende hoofdvraag: Welke plantengemeenschappen kunnen zich op de verschillende gradiënten op het nieuwe (schier) eiland van Nijmegen gaan ontwikkelen, wat onder invloed staat van de waterfluctuatie van de Waal en de nieuw gegraven (meestromende) nevengeul en wat mág zich vestigen, rekening gehouden wordt met de gestelde doelsoorten, wensen en wettelijke kaders? Het doel hiervan is om in het bijbehorende adviesrapport een advies te kunnen geven voor het groenbeheer op het Lentse eiland. H2.
De factoren die van invloed zijn gebleken op de ontwikkeling van de potentieel natuurlijke vegetatie op het Lentse eiland zijn: • Waterkwaliteit De waterkwaliteit heeft weinig invloed, omdat er niet zodanig veel giftige stoffen of zout voorkomen dat het de plantengroei belemmerd. • Bodemgesteldheid De bodemgesteldheid heeft een grote invloed op de ontwikkelende soorten. Hier komt lichte, matig voedselrijke rivierklei voor. Op beide bodems ontwikkelen zich weer andere soorten. • Reliëf & isolatieklasse Het relief hangt sterk samen met de overstromingsduur en heeft daardoor een grote invloed. Er zijn weinig verschillende isolatieklassen aanwezig. Isolatieklasse heeft daardoor hier weinig
invloed. • Overstromingen
Overstromingsduur heeft een grote invloed. Er zijn specifieke soorten die tegen een specifieke overstromingsduur kunnen. Binnen dit plangebied zijn daardoor overstromingscatogorieën met elk andere soorten.
• Stroomsnelheid De beplanting kan tegen de stroomsnelheid die gewoon is voor de Waal. Echter tot op een bepaald peil kan door de langdurige overstromingsduur- en stroming zich weinig ontwikkelen, of alleen tijdens de periode dat het droog valt. H3.
Voor de factoren bodem en overstromingsduur is bepaald welke vegetatie zich hierop ontwikkeld. Tabellen uit litteratuur zijn hiervoor gebruikt. Deze twee kaarten gecombineerd geven de PNV, waarbij zich op elke overstromingscatogorie nog meerdere plantengemeenschappen zouden kunnen vestigen. H4.
De volgende wettelijke kaders hebben invloed: • PKB ruimte voor de Rivier De waterstandsdaling hieruit moet behaald worden. Hierdoor mag zich niet veel hoge beplanting op het eiland vestigen. • Ecologische hoofdstructuur Deze heeft geen juridische status, maar is wel een richtlijn om natuurgebieden en daarmee leefgebieden aaneengesloten te houden en maken, Natura-2000 Er zijn doelsoorten genoemd voor het gehele na-
tura 2000 gebied. Het doel is uitbreiden of in stand houden.. H5.
Voor elk programmapunt kan een ideale vegetatie worden geschetst. Over het algemeen moet vooral het weidse uitzicht gekoesterd worden en privacy van de bewoners. H6.
Om de drie in de vorige hoofdstukken genoemde factoren in balans te brengen mag zich minder hoge vegetatie ontwikkelen, wordt struweel grenzend aan de tuinen van de bewoners voorgesteld, wordt het gras van het evenemententerrein afgesloten voor extensieve grazers (runderen) en als enige gemaaid. Er komt langt het evenemententerrein op de meest voorkomende windrichting bos voorbeschutting. Wanneer er keuze is tussen soorten worden zoveel mogelijk natura-2000 doelsoorten gekozen en wordt voor differentiatie gezorgd. Ontwikkelend bos moet worden afgezet tegen de runderen. H7.
Er mag zich minder hoge beplanting ontwikkelen, wordt gekozen voor natura-2000 doelsoorten, differentiatie en plaatselijk ontwikkelen van bos door geen beheer toe te passen. Extensief graasbeheer wordt gekozen, omdat hiermee al is ingestemd vanuit de gemeente Nijmegen. Verder verhoogd dit de belevingswaarde en gaat dit goed samen met extensieve recreatie. De runderen zorgen door hun begrazing voor een microreliëf wat ecologisch waardevol is.
9
10
1. iNLEIDING Aanleiding onderzoek
De aanleiding van dit onderzoeksrapport is het adviesrapport ‘Beheer Veur-Lent en kade hoge bongerd’ dat op dit moment wordt gemaakt. Om erachter te komen hoe de natuur zich het beste kan gaan ontwikkelen op de natuurlijke landtong van het nieuwe stadseiland van Nijmgen, wordt dit ondersteunende onderzoek verricht. Vervolgens kan in het adviesrapport hiervoor een beheerplan gemaakt worden. Hoofdvraag
Welke plantengemeenschappen kunnen zich op de verschillende gradiënten op het nieuwe (schier)eiland van Nijmegen gaan ontwikkelen, wat onder invloed staat van de waterfluctuatie van de Waal en de nieuw gegraven (meestromende) nevengeul en wat mág zich vestigen, rekening gehouden wordt met de gestelde doelsoorten, wensen en wettelijke kaders? Doelen
Het doel van dit onderzoek is om een advies te kunnen geven voor het groenbeheer in het bijbehorende adviesrapport ‘Beheer Lentse eiland en kade Hoge Bongerd’. Onderzoeksmethodiek
Om antwoord te krijgen op de centrale vraag worden eerst subvragen beantwoord. De benodigde informatie voor dit onderzoek is verkregen door middel van literatuurstudie en het interviewen van experts op dit gebied. In dit geval een ecoloog van de aannemer I-Lent.
leeswijzer
Subvraag 6: Welke ontwerp- en beheerkeuzes moeten gemaakt worden om de zich van nature ontwikkelende beplanting in balans te laten zijn met de wettelijke kaders en het gewenste programma voor de natuurlijke landtong
Subvraag 1: Welke factoren hebben invloed op welke beplanting zich van nature gaat ontwikkelen op het eiland, wat is deze invloed en wat is de mate van deze invloed? De factoren die van invloed blijken worden beschreven samen met hun invloed en de mate van invloed.
Tot slot volgt de conclusie uit dit onderzoek, op basis waarvan een advies kan worden gegeven voor het groenbeheer van de natuurlijke zone op het stadseiland van Nijmegen. Dit beheerplan vind u in het bijbehorende adviesrapport ‘Beheer Lentse eiland en kade Hoge Bongerd’.
Zoals genoemd wordt de hoofdvraag beantwoord door eerst subvragen te beantwoorden. De volgende subvragen worden op dezelfde volgorde beantwoord:
Subvraag 2: Welke beplanting zou zich onder deze omstandigheden van nature ontwikkelen? Deze zogenaamde PNV-vegetatie wordt in kaart gebracht en de kensoorten worden genoemd.
* wanneer de bron VRIP wordt genoemd, wordt gedoeld op het Voorlopig Ruimtelijk Ordeningsplan, door L. van Nieuwenhuijze.
Subvraag 3:Welke wettelijke kaders (hieronder vallen ook doelsoorten) hebben invloed op welke beplanting zich mag gaan ontwikkelen op het eiland en wat is deze invloed? Subvraag 4: Welke gewenst programma heeft invloed op welke beplanting zich mag gaan ontwikkelen op het eiland en wat is deze invloed? Subvraag 5: Welke maatregelen moeten genomen worden om de beplanting aan de wettelijke kaders, wensen en natuurlijke ontwikkeling te laten voldoen?
11
12
2. Factoren van invloeden op ontwikkeling beplanting 2.1 Factoren die van invloed zijn
In dit hoofdstuk zal de eerste subvraag beantwoord worden. Deze luidt: Welke factoren hebben invloed op welke beplanting zich van nature gaat ontwikkelen op het eiland en wat is deze invloed? De factoren die van invloed blijken worden beschreven samen met hun invloed.
De geomorfologie hangt nauw samen met tal van de genoemde standplaatsfactoren als reliëf, grondwaterstand, bodemgesteldheid en duur en frequentie van overstromingen. Daardoor zullen deze standplaatsfactoren meegenomen, zonder dat daarnaastook de geomorfologie nog wordt behandeld.
Welke factoren zijn van invloed?
Over het algemeen moet voor het bepalen van de PNV-vegetatie, zonder invloed van een rivier, al rekening worden gehouden met grondwatertrappen, reliëf en de aanwezige bodem. Deze factoren samen zullen dus van toepassing zijn binnen het plangebied van het Lentse eiland. De factoren onder elkaar:
De factoren die van invloed zijn op de beplanting die zich van nature gaat ontwikkelen in het plangebied zijn veelal samenhangend met de rivier de Waal, die samen met de nieuwe nevengeul het gebied omsluit. Het water in de ruim 200 meter brede nevengeul is hetzelfde als dat in de rivier de waal. Er gaat alleen minder volume water doorheen. 1,5% van het totaal om precies te zijn. De zogenaamde ‘Drempel‘ verbind het eiland met het vasteland en reguleert de waterinstroom van de Waal naar de nevengeul. Pas bij een bepaald waterpijl (boven +10,5 NAP) overstroomt de Drempel en gaat de nevengeul meestromen met de Waal. Deze waterfluctuatie zorgt er ook voor dat het Lentse eiland elk deel van het jaar weer tot een bepaald niveau overstroomt. Dit water met zijn eigen waterkwaliteit en stroomsnelheid zullen daardoor invloed hebben op de PNV-vegetatie. Daarnaast zijn er beplantingen die langer of korter, dieper of minder diep op overstroomd terrein kunnen staan. Overstromingen zijn daardoor een belangrijke factor. Per plek kan aangegeven worden hoe vaak deze overstroomd, hoe lang, wat de waterdiepte dan is en wat de periode van overstroming is.
• • • • • •
Waterkwaliteit Grondwatertrappen Bodemgesteldheid Reliëf & isolatieklasse Aanwezige beplanting Overstromingen
-Welke eilanddelen -Welke periode -Waterdiepte -Overstromingsfrequentie
• Stroomsnelheid
Sommige factoren zullen dominanter zijn dan andere. In dit hoofdstuk zullen de factoren afzonderlijk worden behandeld, met kaartmateriaal en wordt toegelicht wat- en hoe groot de invloed van deze factor is.
13
2. Factoren van invloeden op ontwikkeling beplanting 2.2 Waterkwaliteit Waterkwaliteit plangebied
‘ De (zwem)waterkwaliteit van de Waal is sterk wisselend. De chemische samenstelling van het rivierwater is weliswaar de laatste tientallen jaren sterk verbeterd, maar door lozingen van bijvoorbeeld rioolwaterzuiveringsinstallaties zijn er te veel (ziekteverwekkende) bacteriĂŤn en virussen in het rivierwater aanwezig.’ (Bron: www.rijkswaterstaat.nl)
Vroeger was de kwaliteit van het water in de Maas beter dan dat in de Waal. Nu is dat omgekeerd. Qua zuurgehalte (PH-waarde) en zoutgehalte (saliniteit) neigt het Waalwater naar grondwater. Het is basisch (PH>7) met echter wel enige vervuiling van zout. Mate van invloed
Omdat de bodem van het plangebied ook basisch is, zal het basische karakter van het Waalwater niet veel verandering brengen in de beplanting die in de toch al basische situatie zal ontstaan. Er is niet zodanig veel zout in het water aanwezig dat er zoutbehoevende vegetatie zal kunnen ontstaan, of dat alleen zouttolerante soorten zich kunnen vestigen.
1.1.1 Titel
14
2. Factoren van invloeden op ontwikkeling beplanting 2.3 Grondwatertrappen (GWT)
Grondwatertrappen plangebied
Het grondwater binnen het gebied hangt samen met de rivier. Het grondwater sluit namelijk altijd aan op het wateroppervlak van sloten, rivieren en de zee. Bij een lage rivierwaterstand zakt het grondwater mee. Een kaart met grondwatertrappen van het eiland is echter niet gemaakt. De grondwatertrappen zijn ook niet relevant omdat het gaat om een gemiddelde hoogste grondwaterstand en gemiddelde laagste grondwaterstand. Hier is geen gemiddelde aan te geven door de invloed van de rivierwaterfluctuatie. Deze kan ook elk jaar iets anders uitpakken. De grondwatertrappen worden wĂŠl gebruikt voor landbouwkundige, binnendijkse toepassingen, wanneer er een beheerste situatie bestaat. Op hogere delen is de grondwaterstand wel enigsinds van invloed, omdat deze minder overstromen. Echter door de onduidelijkheid hoe snel het water in de nieuw aangebrachte laag grond zal wegzakken kan nogsteeds geen GWT bepaald worden.
omdat het gaat om een gemiddelde hoogste grondwaterstand en gemiddelde laagste grondwaterstand. Hier is geen gemiddelde aan te geven door de invloed van de rivierwaterfluctuatie. Er kan ook geen gemiddeld hoogwater worden bepaald. Dit kan elk jaar iets anders uitpakken. De grondwatertrappen worden wĂŠl gebruikt voor landbouwkundige, binnendijkse toepassingen, wanneer er een beheerste situatie bestaat.
Mate van invloed
Dichtbij de rivier is de invloed van de GWT ondergeschikt aan dat van het rivierwater. De overstromingsduur is hier een dominante factor. Op een bepaalde maaiveldhoogte ligt het punt waar vanaf de grondwaterstand de dominante factor wordt. Dit punt pendelt met het rivierwaterpeil. Er tussenin hebben beiden wisselend invloed. Binnen de natuurzone is de ligging nog niet zodanig hoog dat de GWT dominant wordt. Er kan op basis van de GWT niet bepaald worden welke beplanting zich zal vestigen. Daarnaast zijn de grondwatertrappen niet relevant
15
2. FaCtOren van invlOeden Op Ontwikkeling Beplanting 2.4 BOdemgesteldheid BoDemgeStelDheID plangeBIeD
Om achter de bodem van het plangebied te komen zou men altijd in eerste instantie de bodem bodemkaart raadplegen. Die van het plangebied is hiernaast te zien. Er moet echter wel bedacht worden dat het relief op sommige plekken erg wordt aangepast door het graven van de nevengeul en ophogen van het eiland. Verder wordt de bodem zo veel mogelijk gelaten zoals deze is. Waar er wordt opgehoogd gebeurt dit met zand, met daaroverheen een laag rivierklei, die uit de nevengeul wordt gehaald. De bovenlaag van deze rivierklei is echter verkocht aan de baksteenindustrie, waardoor de matig voedselrijke laag eronder wordt gebruikt op het eiland. (Zie afbeelding 2.4.2) Er kan door deze wijze van ophogen alsnog uitgegaan worden van een bovenlaag van kalkhoudende rivierkleigronden. Kalkhoudend betekent basisch. De voedselrijkdom van de bodem is te danken aan het feit dat dit rivierkleigronden zijn (aanvoer van nutriĂŤnt gebeurt door overspoeling door in de regel eutroof rivierwater, waardoor onder andere rivierkleigronden ontstaan) en aan de jarenlange bemesting van de uiterwaarden. mAtE vAn invlOEd
De bodemgesteldheid heeft veel invloed op het soort beplanting dat zich gaat ontwikkelen. Op verschillende bodemsoorten en mates van voedselrijkdom kunnen zich totaal verschillende beplantingen vestigen. 2.4.1 Bodemkaart plangebied
(Bron ondergrond: kaartblad 40 oost bodemkaart)
2.4.2 principe afgraving en bestemming grond
16
2. FaCtOren van invlOeden Op Ontwikkeling Beplanting 2.5 reliËF & isOlatieklasse
relIËf & ISolatIeklaSSe plangeBIeD
Het plangebied zal grotendeels zijn oude relief behouden van vóór het graven van de nevengeul. Op de plaats waar opgehoogd wordt voor de woningbouw zal het peil van het maaiveld +16m NAP gaan bedragen. Daardoor zal het talud richting het water ook anders worden dan in de oude situatie, namelijk stijler. Het bebouwde deel is de enige plaats waar het eiland nooit zal overstromen. Een opvallende hoog punt in het oorspronkelijke relief bevindt zich op de westelijke landtong ter hoogte van de citadelbrug. Dit heet het Waalveld, wat op +11,75m NAP ligt. Doordat het relief van het eiland zo is opgebouwd dat naar het midden toe de hogere delen liggen en de lagere delen richting de rivier, zonder dat er kommen aanwezig zijn waar het water blijft staan na een overstroming zou het hele eiland isolatieklasse 1 hebben. Dit betekent geen isolatie, direct in contact met de rivier. Echter in de bodem kunnen ook lagen voorkomen die zorgen dat het water langer blijft staan. Dit wordt echter te diepgravend. mAtE vAn invlOEd
Er is een grote mate van invloed van het reliëf op de PNV-beplanting. Het hoogtepeil van het maaiveld hangt samen met de grondwaterstand en de frequentie en duur van overstroming. Hoe hoger het hoogtepeil van het maaiveld hoe dieper het grondwater staat en hoe korter en minder vaak het gebied overstroomd geldt over het algemeen. Op de overgang van laag/nat naar hoog/droog komen daardoor vele verschillende plantengemeen-
De isolatieklasse heeft weinig invloed. Dit zou wel het geval zijn als er een andere isolatieklasse (mét isolatie van de rivier) had gespeeld. Dan konden zich namelijk ondanks gelijke hoogte op verschillende plekken toch verschillende vegetaties ontwikkelen. Dit doordat het water in geïsoleerde delen langer blijft staan. Doordat het te diepgravend is elke slecht doorlatende laag aan te geven wordt isolatieklasse genegeerd. Uitzondering hierop is de kolk, waar de isolatieklasse overduidelijk 2 is. Een dijkje scheidt hem van de rivier.
2.5.1 geplande hoogtepeilen
(Bron: voorlopig ruimtelijk inrichtingplan, nijmegen (vrIp)
17
2. FaCtOren van invlOeden Op Ontwikkeling Beplanting 2.6 aanwezige Beplanting aanWezIge BeplantIng plangeBIeD
In het plangebied worden met het graven van de nevengeul en het ophogen van het eiland zoveel mogelijk natuurzones gespaard. Veelal zijn dit graslanden. Rond de kolk van Wijk wordt de hoge beplanting, bestaande uit wilgensoorten als Salix alba en Salix fragilis, kenmerkende soorten van het zachthoutooibos, gehandhaafd. Aan de achterzijde van de bestaande bebouwing is de beplanting ook behouden. Hier hoeven namelijk geen ingrepen gedaan te worden (behalve dan de aanleg van de veerhaven, maar deze is nog niet gestart). Deze overgebleven beplanting bestaat uit natuurlijk- en verruigd grasland. Deze graslanden en het zachthoutooibos bij de Kolk zijn de beplantingen die over blijven. mAtE vAn invlOEd
De aanwezige beplanting zal wanneer er andere standplaatsfactoren ontstaan met de komst van de nevengeul mogelijk niet meer goed gedijen. Zij zal dan overgaan in een andere beplantingsgemeenschap, doordat bepaalde soorten dood gaan en anderen zich ontwikkelen, die beter op deze plek passen.
2.6.1 Beplante en kale delen (door de bouw) van het eiland, ten tijde van oplevering van het eiland. het (toekomstig) bebouwd deel valt buiten het beheerplan, dus is hier ook niet gearceerd. (Bron: ruimte voor de waal - nijmegen, beheer en onderhoudsplan)
18
2. FaCtOren van invlOeden Op Ontwikkeling Beplanting 2.7 OverstrOmingen
overStromIngen plangeBIeD Eilanddelen, periode en overstromingsfrequentie
Welke eilanddelen in welke periode en met welke frequentie overstromen is gemakkelijk te zien op de kaart hiernaast, gecombineerd met de waterkalender. De gemiddelde waterstand van de Waal en daarmee de Nevengeul ligt op +7m NAP. Deze waterstand komt 180 dagen per jaar voor. Hoe extremer de waterstand afwijkt van het gemiddelde, hoe minder vaak deze voorkomt en hoe korter. De extremen van hoog water, waarbij echt stukken van het eiland onbereikbaar worden, bevinden zich vooral in de winter, wanneer per definitie de waterstand van rivieren altijd hoger is. Het water komt in de zomer en herfst 10 dagen extreem laag te staan. Het eiland loopt op in reliëf vanaf de rivier, zoals vaak het geval is bij een eiland. De donkerste plekken op de kaart overstromen pas bij een waterstand vanaf +12m NAP. Dit komt maar één dag in het jaar voor. Hierop is slim ingespeeld, door op deze plekken paden te leggen en het hoge Waalveld gaat dienen als evenemententerrein. Richting de bebouwing is het vanzelfsprekend hoog. Deze zone is zo opgehoogd dat deze nooit overstroomt.
2.7.1 verschillende waterstanden in één kaart (Bron ondergrond: gIS) 2.7.2 Waterkalender (Bron: vrIp)
19
2. FaCtOren van invlOeden Op Ontwikkeling Beplanting 2.7 OverstrOmingen Waterdiepte
Achter de waterdiepte op de eilanddelen per waterstand kan men komen door de reliĂŤfkaart met de waterstandenkaart hiernaast te combineren. Aangezien dit erg veel gegevens zijn, waarvan de relevantie ondergeschikt is aan de overstromingsduur (de waterstand zal ook lang niet altijd precies op de meters liggen), is hiervan geen kaart getoond. Om toch een voorbeeld te geven: Het Waalveld heeft een hoogtepeil van +11,75m NAP. Bij een waterstand van 12m NAP (1 dag per jaar) staat hier dus een laag water van 0,25m. mAtE vAn invlOEd
Het waterpeil van de rivier heeft een erg grote invloed op de beplanting die zich op het eiland kan ontwikkelen. Elke beplantinggemeenschap kan weer tegen een andere overstromingsduur. In de natuurlijke zone op het eiland moet de beplanting tegen minimaal 5 aaneengesloten dagen van overstroming per jaar kunnen. Omdat hier de overstromingsduur zo snel afneemt naar de hogere delen van het eiland, betekent dit ook relatief veel verschillende plantengemeenschappen. Deze factor is grotendeels dominant over de grondwaterstand, omdat de beplanting toch tegen een bepaalde overstromingsduur zal moeten kunnen, ongeacht de grondwaterstand, hangt samen met het reliĂŤf, want hoger is droger en staat ongeveer op gelijke voet met de factor bodem, aangezien bij verschillende bodems, ook bij dezelfde overstromingsduur, zich andere beplanting zal ontwikkelen.
20
2.7.3 Waterdieptes op het eiland bij verschillende waterpeilen (Bron ondergrond: vrIp)
2. FaCtOren van invlOeden Op Ontwikkeling Beplanting 2.8 strOOmsnelheid
strOOmsnElHEid vAn dE wAAl
De stroomsnelheid is in het midden van de rivier ca. 1,50m/s bij een Waalafvoer van 4516m3/s. Naar de rand van het eiland wordt dit ca. 0,5m/s. mAtE vAn invlOEd
De invloed van de stroomsnelheid is niet heel groot. Het is zo dat bepaalde plantengemeenschappen zich ofwel bij stilstaand water, ofwel bij stromend water voorkomen. De beplanting die tegen een bepaalde waterfluctuatie en overstroming kan, zal echter door verschillen in de stroomsnelheid niet veel hinder ondervinden. Dat zij tegen overstroming kunnen geeft eigenlijk al aan dat zij ook tegen de stroming kunnen die gewoon is voor rivieren. Anders zouden zij namenlijk de overstroming niet overleven. Vanaf een bepaald peil (ca. vanaf 75 dagen per jaar overstroomd) staat de beplanting echter zo langdurig bloot aan de stroming dat deze wel degelijk invloed heeft op de hoeveelheid beplanting die zich hier zal kunnen ontwikkelen. De grond blijft hier grotendeels kaal, met enige plukjes beplanting. Sommige beplanting ontwikkelt zich hier alleen wanneer het er droogvalt en verdwijnt weer bij overstroming. De stroomsnelheid heeft uiteraard sowieso pas invloed op de beplanting wanneer de beplanting onder water staat.
2.8.1 Stroomsnelheid water rond/op het eiland bij hoge waterstand
(Bron: achtergrondrapport hydraulica en morfologie Ip, gemeente nijmegen, 1 oktober 2010)
21
2. Factoren van invloeden op ontwikkeling beplanting 2.9 Antwoord op subvraag 1 Subvraag 1: Welke factoren hebben invloed op welke beplanting zich van nature gaat ontwikkelen op het eiland, wat is deze invloed en wat is de mate van invloed? Factoren in orde van invloed met hun invloed:
Overstromingen, relief & bodem Verschillende plantengemeenschappen kunnen tegen verschillende overstromingsduur. Waterdiepte, frequentie en periode zijn daarin minder belangrijk. Hoe hoger hoe droger, dus minder vaak en lang overstroomt. Overstromingen hangen nauw samen met relief. De bodemgesteldheid staat op gelijke voet met de invloed van overstromingen en reliĂŤf. Welke overstromingsduur of relief ook, op verschillende bodems staan verschillende plantengemeenschappen. Grondwatertrap (GWT) De grondwatertrap is vanaf een bepaald punt op het eiland (minder overstroomd) dominant over de overstromingen. De invloed van de GWT pendelt samen met de overstromingen van de rivier. Het grootste deel van het eiland overstroomt echter regelmatig, waardoor de overstromingsduur meer invloed heeft. Stroomsnelheid De stroomsnelheid is minder belangrijk dan de overstromingen, reliĂŤf en bodem, omdat wanneer de stroomsnelheid normaal blijft voor riviernormen, hier geen andere plantengemeenschappen door zullen ontstaan.
22
Waterkwaliteit en isolatieklasse De waterkwaliteit kan veel invloed hebben, maar heeft dat in dit plangebied niet. Ten eerste is de vervuiling die invloed kan hebben op beplanting niet zo groot. Denk hierbij aan vervuiling door zout of giftige stoffen. Het water heeft een basisch karakter heeft net als de bodem. Dit zal niet snel veranderen. Het water zorgt daardoor niet voor veranderingen in het soort beplantingen die zich door andere factoren al zouden ontwikkelen. Mocht er veel meer zout of giftige stoffen in het water komen zou dit uiteraard wel degelijk van grote invloed zijn. Vanaf een bepaald niveau zullen beplantingen die zoutintollerant zijn niet overleven en met vergif kan ook beplanting dood gaan. Dit is echter niet de situatie en ook niet verwacht voor de toekomst. De isolatieklasse kan veel invloed hebben, maar heeft dat in dit plangebied niet, doordat er geen delen geisoleerd van de rivier liggen Aanwezige beplanting De aanwezige beplanting heeft in principe geen invloed op het ontwikkelen van beplanting op het eiland. Op de plekken waar al beplanting aanwezig is zal deze blijven, omdat deze van nature hier past (dit is dan al de PNV-vegetatie), of de vegetatie gaat langzaam over in de PNV-vegetatie die hier beter gedeit. Uiteindelijk kan voor het bepalen van de PNV-vegetatie op het eiland het beste naar een combinatie van reliĂŤf, overstromingsduur (deze twee waarschijnlijk samen, aangezien ze sterk samenhangen) en bodem gekeken worden.
3. Ontwikkeling pnv-vegetatie 3.1 pnv-vegetatie
In dit hoofdstuk wordt de tweede subvraag beantwoord. Deze luidt: Welke beplanting zou zich onder deze omstandigheden (uit subvraag 1) van nature ontwikkelen? Door de dominante factoren uit het vorige hoofdstuk te combineren, wordt in dit hoofdstuk duidelijk wat de pnv-vegetatie (potentieel natuurlijke vegetatie) van de natuurlijke zone op het lentse eiland zou zijn.
-droog stroomdalgrasland
geBruIk lItteratuur
Er wordt hier gebruik gemaakt van tabellen uit ‘Vegetatie van alluviale vlakten langs West-Europese rivieren en de invloed van abiotische factoren en beheer: een litteratuuroverzicht’. Dit is een vergelijkbare situatie. Hierin staan tabellen waarin men kan zien wat voor plantengemeenschappen zich rond rivieren ontwikkelen op verschillende hoogtepeilen bij verschillende overstromingsduur en bodem. Dit zijn precies de belangrijkste invloeden gebleken uit het vorige hoofdstuk, waardoor de tabellen zeer goed toegepast kunnen worden voor het plangebied. In de tabellen wordt het volgende bedoeld: Intensief beheer (int): Intensieve begrazing Extensief beheer (ext): Hooibeheer, ext. begrazing Niets doen (niets): Geen beheer Daarnaast wordt informatie uit de atlassen- en veldgids van de Plantengemeenschappen gehaald, waar elk vegetatietype (assosiatie, verbond, klasse en orde) wordt toegelicht met bijbehorende kensoorten Overstromingsduur Hiernaast het beeld van ontwikkelende vegetatie wanneer alleen de factor overstromingsduur speelt en de gebruikte tabel hiervoor. Doordat een hoge-
3.1.1 kaart ontwikkelende vegetatietypen puur op basis van overstromingsduur 3.1.2 gebruikte tabel voor bovenstaande kaart
(Bron: vegetatie van alluviale vlakten langs west-europese rivieren en de invloed van abiotische factoren en beheer: een litteratuuroverzicht, els van den balck, maurice Hoffmann & patrick meire)
23
3. Ontwikkeling pnv-vegetatie 3.1 pnv-vegetatie
Bodem Hiernaast het beeld van ontwikkelende vegetatie wanneer alleen de factor bodem speelt en de gebruikte tabel hiervoor. dit eiland is ontstaan door het graven van de nevengeul. Het eiland loopt glooiend op, dus de grond is schuin afgegraven. onder de kleilaag is een zanlaag aanwezig, waardoor langs de randen van het eiland vanaf een bepaalde diepte zand aanwezig is. dit punt vanaf waar de gronden 75 dagen per jaar overstroomd zijn. de rivier ‘beheert‘ hier de grond door de constante stroming. de grond is hier voor overgrote deel kaal. er zijn maar enige plukjes beplanting die hier overleven. sommige beplanting komt op wanneer de grond droogvalt en verdwijnt weer wanneer de grond overstroomt.
3.1.3 kaart ontwikkelende vegetatietypen puur op basis van bodem 3.1.4 gebruikte tabel voor bovenstaande kaart
(Bron: vegetatie van alluviale vlakten langs west-europese rivieren en de invloed van abiotische factoren en beheer: een litteratuuroverzicht, els van den balck, maurice Hoffmann & patrick meire)
24
3. Ontwikkeling pnv-vegetatie 3.1 pnv-vegetatie
Samenvoeging factoren Hiernaast het beeld van ontwikkelende vegetatie wanneer de dominante factoren overstromingsduur (en daarmee reliëf ) en bodem zijn gecombineerd. Een versie op A3 formaat vindt u in bijlage 2. Bij deze combinatie blijkt dat zich op sommige plekken met dezelfde standplaatsfactoren en beheer meerdere vegetaties kunnen ontwikkelen. Er kan niet met zekerheid gezegd worden welk vegetatietype het zal worden, omdat de vegetatietypen kennelijk tegen (vrijwel) gelijke standplaatsfactoren en beheer bestand zijn. In deze kaart zijn nog verschillende overstromingscatogorieën samengenomen, aangezien voor maar vijf waterpeilen het overstromingsbeeld is vastgelegd (+5,+7,+9,+11 en +12m NAP) Op de volgende bladzijde zal een detail worden gegeven van de ontwikkelende vegetatietypen die elkaar opvolgen binnen deze overstromingsklassen. Voor de grens van elk type wordt een aanname gedaan op basis van het verloop van het relief. Dit is nodig omdat er geen kaarten beschikbaar zijn van de tussenliggende overstromingsbeelden. Om het verloop van de beplanting al te kunnen visualiseren is bij elk lijstje per overstromingszone in kleur aangegeven bij welke overstromingscatogorie de beplantingstypen horen. kijkend naar de verschillen in vegetatietypen op de klei en het zand, valt op dat er door deze verschillende bodems veel variatie ontstaat. maar één vegetatietype komt op beide bodems voor, namelijk het beemdgrasweiland en kamgrasland. 3.1.5 kaart ontwikkelende vegetatietypen op basis van bodem en overstromingsduur (daarmee ook reliëf) gecombineerd
25
3. Ontwikkeling pnv-vegetatie 3.1 pnv-vegetatie
Detail Bijna elke overstromingszone die op de vorige kaart is getoond, bestaat uit meerdere catogorieen. In het detail hiernaast zijn ook deze afzonderlijke catogorieen ingetekend, waardoor echt alle overgangen te zien zijn. Dit was op de totaalkaart vrijwel niet mogelijk, omdat sommige catogorieeen maar zo’n smalle terreinstrook beslaan. Ook binnen deze catogorieeen is de natuurlijke ontwikkeling van meerdere vegetatietypen nog mogelijk.
26
3.1.6 tabel overstromingsduur tegenover waterpeil 3.1.7 Detail a, pnv-vegetatie
27
3. Ontwikkeling pnv-vegetatie
3.2 (ken)sOOrten plantengemeensChappen (ken)Soorten per BeplantIngSgemeenSchap De (ken)soorten per beplantingsgemeenschap zijn gezien de hoeveelheid informatie als bijlage 1 opgenomen. Op deze manier kan een beeld worden gegeven van het uiterlijk van elke beplantingsgemeenschap, waarna gezegd kan worden of dit een goede combinatie vormt met het programma en of dit past binnen de wettelijke kaders, of juist niet.
ruw beemdgras
(Bron: www.kuleuven-kulak.be)
associatie van geknikte vossenstaart
kievietsbloem-associatie (Bron: www.ecopedia.be)
(Bron: www.inbo.be)
glanshaver-associatie
(Bron: www.floravannederland.nl)
28
kamgrasweide
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
associatie van grote pimpernel en Weidekervel (Bron: www.cruydthoeck.nl)
Bijvoet-ooibos
(Bron: www.bijenmakelaars.nl)
lissen-ooibos
(Bron: www.floravannederland.nl)
3.2.1t/m 3.2.8 voorzetje op (ken)soorten plantengemeenschappen in bijlage 1
3. Ontwikkeling pnv-vegetatie 3.3 Antwoord op subvraag 2
Subvraag 2: Welke beplanting zou zich onder deze omstandigheden (subvraag 1) van nature ontwikkelen? Ontwikkelende PNV-vegetatie
De beplanting die aangegeven wordt op de kaart op bladzijde 23 zal zich van nature kunnen ontwikkelen. Dit is afgeleid van de dominante factoren bodem, overstromingsduur en reliĂŤf. Er zijn per overstromingscatogorie meestal meerdere vegetatietypen die zich kunnen vestigen. Er kan niet met zekerheid gezegd worden welke zich daadwerkelijk vestigt, aangezien de soorten klaarblijkelijk bij dezelfde standplaatsfactoren kunnen gedijen. Daarom worden alle mogelijkheden weergegeven. Opvallend is de variatie die ontstaat door de twee verschillende bodems in het plangebied, namelijk kalkrijke, matig voedselrijke lichte rivierklei en zandgrond. Alleen Beemdgrasweiland en kamgrasland gedijen op beide bodems. Kensoorten per beplantingsgemeenschap
De kensoorten en enkele begeleidende soorten behorend bij de plantengemeenschappen die zich van naturen zullen vestigen vind u in bijlage 1
29
30
4. Invloed van wettelijke kaders 4.1 Betrokken wetelijke kaders In dit hoofdstuk wordt de derde subvraag beantwoord. Deze luidt: Subvraag 3: Welke wettelijke kaders (hieronder vallen ook doelsoorten) hebben invloed op welke beplanting zich mag gaan ontwikkelen op het eiland en wat is deze invloed? De belangrijkste wettelijke kaders die invloed hebben op welke beplanting zich mag vestigen worden toegelicht. PKB Ruimte voor de rivier, Programma van RWS
Inhoud Met de dijkteruglegging en de nevengeul moet een waterstandsdaling behaald worden van 27cm op korte termijn. De lange termijn doelstelling is 34cm waterstandsdaling. Invloed Beplanting die de doorstroming van het water, dus de afvoer van het water, dus waterstandsdaling belemmert is niet gewenst. Er mag zich maar een gering oppervlak aan hoge beplanting ontwikkelen. Als indicatie hoeveel dit mag zijn hiernaast de kaart van het interventieniveau uit het reeds in 2010 gemaakte beheerplan (er is dan zoveel verruigd dat er ingegrepen moet worden) Deze kaart kan dus als richtlijn genomen worden voor de maximale hoeveelheid ruigte/hogere beplanting die er mag komen. Er kan het beste voor hoge beplanting op de hoogste delen worden gekozen die het minst overstromen. Op die manier wordt de rivier zo min mogelijk gehinderd in zjin doorstroom.
4.1.1 Interventieniveau beplantingen onder andere op Lentse eiland.
(Bron: Ruimte voor de Waal - Nijmegen, Beheer en Onderhoudsplan)
31
4. invlOed van wettelijke kaders
NATURA-2000 GEBIEDEN
4.1 BetrOkken wettelijke kaders
uiterwaarden waal
natura 2000 - DoelSoorten
De natura 2000-doelstellingen geven een lijst van soorten aan(zowel flora als fauna), waarvan ontwikkeling en bescherming in het natura-2000 gebied moet worden bevorderd. De natura 2000-gebieden die in het plangebied vallen zijn groter dan alleen het deel in het plangebied (zie kaarten hiernaast). Sommige soorten krijgen dan ook elders in het natura-2000 gebiedeen plek, bijvoorbeeld de bever en kamsalamander. Er hoeven voor de overige soorten geen bijzondere maatregelen genomen te worden om deze een plek te geven, wanneer de kenmerkende uiterwaardenvegetatie zich vestigt. Er is al een paaiplaats voor vissen in het ontwerp opgenomen.
oo
ip
ol
gelderse poort
de
r
paaiplaats vissen (Zand)
EcOlOgiscHE HOOfdstructuur
De ecologische hoofdstructuur heeft geen juridische status, maar ‘de EHS is een netwerk van grote en kleine natuurgebieden waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft en wordt beschermd. Daarmee wordt voorkomen dat natuurgebieden geïsoleerd komen te liggen en dieren en planten uitsterven en dat de natuurgebieden zo hun waarde verliezen’ (Bron: natuurbeheer.nu). De ecologische hoofdstructuur vormt wel een richtlijn. Er kan hier gezegd worden dat het de sterke voorkeur heeft de EHS te volgen, zodat de uiterwaardennatuur van de Waal een aansluitende natuurzone blijft vormen.
4.1.2 verder verloop natura-2000 gebieden die ook binnen het plangebied vallen (Bron: www.gelderland.nl)
4.1.3 ligging natura-2000 en ehS binnen plangebied (Bronnen: gIS en www.gelderland.nl)
32
4.1.4 Doelsoorten Natura-2000 gebieden overlappend met plangebied (Bron: Ruimte voor de Waal Nijmegen, Passende
beoordeling Dijkteruglegging Lent, Toets aan Natuurbeschermingswet)
33
4. Invloed van wettelijke kaders 4.2 Antwoord op subvraag 3 Subvraag 3: Welke wettelijke kaders (hieronder vallen ook doelsoorten) hebben invloed op welke beplanting zich mag gaan ontwikkelen op het eiland en wat is deze invloed? Betrokken wettelijke kaders
• Ecologische hoofdstructuur • Natura-2000 • PKB ruimte voor de rivier, Rijkswaterstaat Invloed betrokken wettelijke kaders
Ecologische hoofdstructuur • Richtlijn: in stand houden doorgaande natuurzone Natura 2000 • Doelsoorten een plek bieden en beschermen (sommige soorten elders). Hiervoor moet de kenmerkende uiterwaardennatuur teruggebracht/beschermd worden. Verder geen specifieke ingrepen nodig. PKB ruimte voor de rivier, Rijkswaterstaat • Maximaal zoveel hoge beplanting als op het interventiemodel uit het onderhoudsrapport uit 2010 is aangegeven.
34
5. invlOed van gewenst prOgramma 5.1 ideale situatie per prOgrammapunt In dit hoofdstuk wordt de vierde subvraag beantwoord. Deze luidt: Subvraag 4: Welke gewenst programma heeft invloed op welke beplanting zich mag gaan ontwikkelen op het eiland en wat is deze invloed? voor elk programmapunt wat op het eiland voorkomt wordt aangegeven welke beplanting de functie het beste zou ondersteunen. Wanneer dit niet nodig is heeft het programmapunt dus geen invloed op welke beplanting zich bij voorkeur mag ontwikkelen. hierbij is een overzichtskaart gemaakt. BeBouWIng
-Wens privacy voor bewoners. Dit kan met een ruigte-/struweelzone rond de bebouwing -Behoud uitzicht. Dit kan door geen hoge beplanting rond de bebouwing te plaatsen. -Behoud natuur en karakter gebied. -Esthetiek. Dit kan door afwisselende beplanting bereikt worden. EvEnEmEntEntErrEin
-Flexibiliteit voor verschillende evenementen. Dit kan door het een open veld te laten zijn. -Uitzicht op de rivier, stad en over de uiterwaarden. Dit kan door hoge beplanting rond het evenemententerrein te vermijden. -Beschutting tegen de wind. Dit kan door bomen op de overwegende windrichting aan rand terrein. -Natuurlijke begrenzing zodat niet iedereen de natuur vertrapt. Ruigte rond evenemententerrein. 5.1.1 Ideale situatie voor programmapunten beschreven
35
5. invlOed van gewenst prOgramma 5.1 ideale situatie per prOgrammapunt SeIzoenSgeBonDen horeca
• zichtbaarheid gebouw. dit kan door hoge beplanting rond gebouw te vermijden. • aantrekkelijk uitzicht. weids zicht op de rivier, de stad en uiterwaarden en gevarieerde natuur. • zonnig terras. dit kan bereikt worden door geen hoge beplanting rond het terras te laten ontwikkelen. strAndjE
• zandstrand behouden voor badgasten. Hiervoor mag het strandje hooguit deels met gras begroeien. (dit gaat mogelijk al vanzelf, doordat mensen het steeds omwoelen) • weidsheid behouden door hoge beplanting richting het water te minimaal toe te staan. • enkele kleine bosjes voor schaduw kOlk
• gekoesterde hoge beplanting met doorkijkjes eromheen behouden. • om deze beplanting heen lage beplanting. dit maakt de kolk ook van afstand zichtbaar. BASTION WATERSPORTERS • zichtbaarheid gebouw. dit kan door hoge beplanting rond gebouw te vermijden. • aantrekkelijk uitzicht. weids zicht op de rivier, de stad en uiterwaarden en gevarieerde natuur. • zonnig terras. dit kan bereikt worden door geen hoge beplanting rond het terras te laten ontwikkelen.
36
5.1.2 Ideale situatie voor programmapunten getekend
5. Invloed van gewenst programma 5.2 Antwoord op deelvraag 4 Subvraag 4: Welke gewenst programma heeft invloed op welke beplanting zich mag gaan ontwikkelen op het eiland en wat is deze invloed? Programmapunten met invloed
• • • • • •
Bebouwing Evenemententerrein Seizoensgebonden horeca Strandje Kolk Bastion watersporters
Invloed van de programmapunt o.b.v. wensen
Bebouwing met tuinen • Lage ruigte/struweel rond tuinen voor privacy • Lage beplanting rondom voor zichtbaarheid • Afwisselende natuurlijke beplanting voor aantrekkelijk uitzicht, kenmerkend voor gebied
Strandje • Behoud strandje • Deels laag gras • Enkele plukjes bos Kolk • Koesteren hoge beplanting met doorkijkjes rondom voor zichtbaarheid en karakteristieke vegetatie • Rondom hoge beplanting lage beplanting voor zichtbaarheid Bastion watersporters • Lage beplanting rondom voor zichtbaarheid • Afwisselende, natuurlijke beplanting voor aantrekkelijk uitzicht, kenmerkend voor gebied • Solitaire bomen voor zon & schaduw op terras
Evenemententerrein • Open veld voor flexibiliteit evenementen • Natuurlijke begrenzing • Grotendeels rondom geen hoge beplanting • Hoge beplanting aan overwegende windzijde als beschutting Seizoensgebonden horeca • Lage beplanting rondom voor zichtbaarheid • Afwisselende natuurlijke beplanting voor aantrekkelijk uitzicht, kenmerkend voor gebied • Solitaire bomen voor zon & schaduw op terras
37
38
6. Benodigde ontwerp- en beheermaatregelen voor balans 6.1 Ontwerp- en beheermaatregelen In dit hoofdstuk wordt de vijfde subvraag beantwoord. Deze luidt: Subvraag 5: Welke ontwerp- en beheermaatregelen moeten genomen worden om de beplanting aan de wettelijke kaders, wensen en natuurlijke ontwikkeling te laten voldoen? Door de kaarten van de vorige hoofdstukken te combineren wordt tot een plan gekomen waarin wettelijke kaders, programma en PNV in balans zijn. In dit hoofdstuk wordt dit beeld geschetst én de ontwerp- en beheermaatregelen die daarvoor nodig zijn. Afwegingen en keuzes Er moeten bij het combineren van het kaartmateriaal keuzes gemaakt worden. Hieronder worden al enkele afwegingen met oplossingen getoond. • Waar mag zich precies bos ontwikkelen? Liefst op de hoogste eilanddelen in verband met de minste belemmering voor de rivierdoorstroming. Op de lagere delen mag het zich in kleine bosjes ontwikkelen. Zo worden het uitzicht en de doorstroom niet belemmerd. • Wat wordt het beheer? Met verschillend beheer ontstaan namelijk soms compleet verschillende plantengemeenschappen De gemeente Nijmegen wil het eiland graag jaarrond extensief laten begrazen door runderen. Waar men bos wil, mag niet begraasd worden. Anders heeft de beplanting geen mogelijkheid zich tot bos te ontwikkelen. Daar moet dus expliciet voor gekozen worden. Wanneer nog een ander soort beheer
wordt toegevoegd wordt dit lastiger en daarmee duurder. Daarnaast ontwikkelen zich op het eiland zonder intensief beheer al dezelfde beplantingen. Het heeft dus geen grote toegevoegde waarde om intensief te beheren.
op de hoogste delen ontwikkelen en in kleinere bosjes op de lagere delen. Zo worden het uitzicht en de doorstroom van de rivier niet belemmerd.
• Wanneer het zicht vanaf een bepaald programmapunt vrij moet blijven, welk oppervlak wordt hiervoor dan laag gehouden? Voor het beheer en de kosten is het gunstig dat er met grote eenheden/oppervlakten met hetzelfde beheer wordt gewerkt. Wanneer een dergelijk programmapunt in een zone valt waar zich bos kan ontwikkelen, wordt deze gehele zone laag gehouden. Dit geldt niet voor hele grote zones. (denk aan groter dan 200m2). Wanneer zich meerdere soorten beplanting kunnen ontwikkelen met dezelfde standplaatsfactoren en beheer, welke wordt dan gekozen? Er kan niet gezegd worden welke beplanting zich dan van nature zal ontwikkelen. Wel kan men een bepaalde associatie een zetje geven in de ontwikkeling door een mengsel in te zaaien. Beplantingen die als doelsoort-habitattype zijn aangegeven in de tabel van natura-2000 krijgen voorang. Wanneer hier twee soorten van mogelijk zijn wordt binnen het plangebied variatie gezocht. Op de ene plek de één, op de andere plek de ander. Differentiatie is sowieso belangrijk voor een aantrekkelijk gevarieerd beeld. DIt wordt bij zowel grasland als struweel en bos nagestreefd. De bostypen mogen zich zoals gezegd bij voorkeur
6.1.1 Doelsoorten Natura-2000 gebieden overlappend met plangebied (Bron: Ruimte voor de Waal Nijmegen, Passende
beoordeling Dijkteruglegging Lent, Toets aan Natuurbeschermingswet)
39
6. Benodigde ontwerp- en beheermaatregelen voor balans 6.1 Ontwerp- en beheermaatregelen Samenvoeging kaartmateriaal
Vanuit de visie wordt voor de beplanting op het eiland geadviseerd zoveel mogelijk de PNV vegetatie toe te passen, maar waar nodig ontwerp- of beheertechnisch in te grijpen, wanneer dit niet samengaat met het gewenste programma of de wettelijke kaders. De maatregelen dier hiervoor nodig nodig zijn zijn hierna te lezen, met bijbehorende kaart op de rechter pagina. In bijlage 3 ziet u deze op A3-grootte. Ontwerpmaatregelen voor balans Algemeen
Overal wordt gestreefd naar afwisseling in de vegetatie, voor aantrekkelijk uitzicht, kenmerkend voor gebied. Bij de keuze voor bos wordt het interventiemodel uit hoofdstuk 4.1 ‘Betrokken wetelijke kaders’ als richtlijn genomen voor de hoeveelheid. Daarnaast wordt rekening gehouden met het gewenste uitzicht en de gewenste zichtlijnen (Zie 5.1 Ideale situatie per programmapunt) Dicht bij de rivier blijft het oppervlak van nature al grotendeels zand. Bebouwing
Er wordt struweel langs de bebouwing geadviseerd, op die plekken waar ruimte tussen wandelpad en tuinen is. Dit in verband met privacy. Het uitzicht wordt hiermee enigsinds belemmerd, maar dit is een afweging. Glanshaverhooiland met verspreid heesters is ook mogelijk. DIt is transparanter maar dan heeft men weer minder privacy.
40
Evenemententerrein
Het veld wordt open gehouden. Er mag alleen grasland komen voor de flexibiliteit. Op de overwegende windzijde zuidwest komen zwarte populieren voor beschutting. Natuurlijke begrenzing is hiermee deels bewerkstelligd. Verder kan dit met beheer gebeuren: kort gras op het evenemententerrein (maaien) en iets langer gras eromheen (alleen begrazing). Op die manier wordt niet helemaal rondom het uitzicht belemmerd. Daarnaast zijn koeievlaaien op het evenemententerrein niet prettig. Er worden daarom om het veld hekken geplaatst. Seizoensgebonden horeca & bastion
De horeca en het bastion worden zichtbaar gehouden met graslanden rondom. De bosjes in de buurt van deze bebouwing staan op een plek waar deze geen belangrijke zichtlijn hindert. Solitaire bomen voor zon & schaduw op terras Strandje
Omdat het strand zo groot is wordt niet gekozen voor geheel vrij van beplanting houden. Dit is van nature niet het geval. Er komen verspreid enkele bosjes voor schaduw. Verder wordt hoge beplanting in verband met het uitzicht vermeden. Kolk
De hoge beplanting met doorkijkjes rondom de kolk wordt gekoesterd en er ontwikkelen zich verschillende nieuwe vegetatietypen.
Beheermaatregelen voor balans De geadviseerde graslanden ontstaan bij extensieve begrazing. Dit heeft de voorkeur van de gemeente Nijmegen. De geadviseerde graslanden zijn niet de enige graslanden die zich op deze plek kunnen ontwikkelen. Ze hebben echter vanuit de natura-2000 doelstellingen en met het oog op differentiatie de voorkeur. Men kan hier het beste een mengsel van het gewenste grasland inzaaien om de ontwikkeling te helpen/sturen. Bos ontstaat alleen wanneer er niet wordt begraasd. Dit moet afgezet worden tegen de runderen. Het evenemententerrein wordt 10x per jaar gemaaid en niet begraasd, zodat het terrein ideaal is voor het gebruik tijdens evenementen.
6.1.2 geadviseerde ontwikkeling beplantingen op lentse eiland, waarin balans is tussen wettelijke kaders, programma en pnv-vegetatie
41
6. BenOdigde Ontwerp- en Beheermaatregelen vOOr Balans 6.1 Ontwerp- en Beheermaatregelen Detail B Hiernaast is detail B te zien, waarin de verschillende overstromings-categorieĂŤn binnen de overstromingszones uit elkaar zijn gehaald. Om het verloop van deze categorieĂŤn te bepalen is de hiernaast getoonde tabel gemaakt. Hierop is per overstromingsduur te zien welk waterpeil hierbij hoort. Het detail laat zien dat ook binnen de categorieĂŤn er meerdere vegetaties zich kunnen ontwikkelen.
0
50
100m
6.1.3 tabel overstromingsduur tegenover waterpeil 6.1.4 Detail B: geadviseerde ontwikkeling beplantingen op lentse eiland
42
6. Benodigde ontwerp- en beheermaatregelen voor balans 6.2 Antwoord op deelvraag 5 Subvraag 5: Welke ontwerp- en beheermaatregelen moeten genomen worden om de beplanting aan de wettelijke kaders, wensen en natuurlijke ontwikkeling te laten voldoen? Ontwerpmaatregelen voor balans
Algemeen • Afwisseling in de vegetatie • Aanhouden interventiemodel uit hoofdstuk 4.1 voor hoeveelheid bos. Hierdoor minder bos toepassen dan zich zou kunnen ontwikkelen • Meer bos op hogere delen, dan op de lage delen van het eiland (belemmert in mindere mate de doorstroom van de rivier) • Gewenst vrij zicht en zichtlijnen open houden. Met name vanaf en naar de horecapunten en bastion. Bebouwing • Struweel langs tuinen bestaande bebouwing voor privacy Evenemententerrein • Open veld voor flexibiliteit • Enkele rijen zwarte populieren en iepen-essenbos op overwegende windrichting (zuidwest) voor beschutting tegen de wind • Hooguit gedeeltelijk zicht hier vandaan belemmeren door bomen.
Seizoensgebonden horeca & bastion • Zichtbaar houden door lage beplanting rondom. In dit geval natuurlijke graslanden. • Bosjes dichtbij deze bebouwing plaatsen waar ze geen belangrijke zichtlijn hinderen. • Solitaire bomen voor zon & schaduw op terras Strandje • Deels open houden van beplanting • Verspreid enkele bosjes voor schaduw • Verder hoge beplanting vermijden Kolk • Hoge beplanting met doorkijkjes rondom de kolk koesteren • Ontwikkelen zich verschillende nieuwe PNVvegetaties. Beheermaatregelen voor balans
• Extensieve begrazing van de graslanden door runderen. Dit is ook de voorkeur van de gemeente. • Bij meerdere keuzes voorkeur geven aan natura-2000 doelsoorten • Bij keuze uit meerdere natura-2000 soorten voor differentiatie zorgen. • Mengsel van het gewenste grasland inzaaien om de ontwikkeling te helpen. • Bos ontstaat wanneer er niet wordt begraasd. • Dit moet afgezet worden tegen de runderen. • Het evenemententerrein wordt wanneer nodig extra gemaaid, zodat het terrein duidelijk is en het ideaal is voor het gebruik tijdens evenementen.
43
44
7. Conclusie In dit hoofdstuk wordt de conclusie van dit onderzoek gegeven. Er wordt hiermee een antwoord gegeven op de hoofdvraag. Deze luidt: Welke plantengemeenschappen kunnen zich op de verschillende gradiĂŤnten op het nieuwe (schier)eiland van Nijmegen gaan ontwikkelen, wat onder invloed staat van de waterfluctuatie van de Waal en de nieuw gegraven (meestromende) nevengeul en wat mĂĄg zich vestigen, rekening gehouden wordt met de gestelde doelsoorten, wensen en wettelijke kaders? Plantengemeenschappen die zich kunnen vestigen
Deze plantengemeenschappen staan in bijlage 1.
Plantengemeenschappen die zich mogen vestigen
Er mogen zich, om een balans te bereiken tussen de PNV, wettelijke kaders en het gewenste programma, minder associaties vestigen dan van nature zou gebeuren. Er mag zich voor balans minder hoge beplanting ontwikkelen dan dat van de PNV. De hoge beplanting die zich kan vestigen zou deels het functioneren van het programma belemmeren, zoals iepen-essenbos op het evenemententerrein. Daarnaast kan bos ervoor zorgen dat er geen weids uitzicht meer is vanuit horecavoorzieningen, of dat deze voorzieningen niet zichtbaar zijn. Dat is niet wenselijk. Ten slotte mag zich weinig bos ontwikkelen, omdat dit de doorstroom van de rivier zou belemmeren en daarmee de waterstandsdaling in de weg zou staan. Graslanden vormen nergens wrijving met de wettelijke kaders of het programma. Voor de privacy van de huidige bewoners van het eiland is
het advies om ter hoogte van hun tuinen struweel/ ruigte te laten opkomen. Wanneer meerdere graslanden of bossen zich zouden kunnen ontwikkelen is ten eerste gekozen op basis van het al dan niet zijn van een doeltype binnen natura-2000. Ten tweede is gekozen voor variatie. Wanneer zich op twee plekken essen-iepenbos of schietwilgenbos kunnen ontwikkelen, wordt op de ene plek voor essen-iepenbos gekozen en op de andere plek voor schietwilgenbos. Ten derde is rekening gehouden met extensieve graasbeheer, wat gewenst is voor de gemeente Nijmegen. Er zijn soorten gekozen die zich met dit beheer ontwikkelen. Enkele keren is gekozen voor beplantingen die ontstaan als er geen beheer wordt gepleegd. Anders zou zich namelijk op sommige plekken geen vegetatie kunnen vestigen (in ieder geval is dit dan een minder ideale plek) en zou zich geen bos kunnen ontwikkelen. Voor de totaalkaart waarin dit advies is vertaald, zie hoofdstuk 6.
45
46
8. Literatuurlijst Internetsites
• www.kwrwater.nl • www.ruimtevoordewaal.nl • www.rijkswaterstaat.nl Documenten
• Scholl, O. Ir. (2006). MER Waalrfront: Bijlagenrapport 8. Nautische effecten aanpassing Waalhaven. Nijmegen: Haskoning Nederland B.V. Kust & rivieren • Rijkswaterstaat (2012). Ruimte voor de Waal, Nijmegen: Projectplan Waterwet: ex. artikei 5.4, lid 1.: Besluit. • Straatsma, W. & Schellingen, C. (2011). Ruimte voor de Waal - Nijmegen: Passende beoordeling Dijkteruglegging Lent: Toets aan Natuurbeschermingswet. Nijmegen: Haskoning Nederland B.V. Kust & rivieren • Gedeputeerde Staten Gelderland (2012). Beschikking D.D. 6 februari 2012 - zaaknummer 2011007166 van Gedeputeerde Staten van Gelderland: vergunning natuurbeschermingswet 1998 Dijkteruglegging Lent • van Nieuwenhuijze, L. (2013). Voorlopig Ruimtelijk Inrichtingsplan: Ruimte voor de Waal. Nijmegen: i-Lent • Litjens, G., Willems, D., Riepe, M., van Dongen, A., de Nooijer, J. e.a. (2010). Ruimte voor de Waal Nijmegen: Beheer en Onderhoudsplan. Nijmegen: Haskoning Nederland B.V. Kust & rivieren • Van den Balck, E., Hoffmann, M. & Meire, P. (1998). Vegetatie van alluviale vlakten langs West-Europese rivieren en de invloed van abiotische factoren en beheer: een literatuuroverzicht: Rapport IN 98.20. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud • de Jong, W., Paarlberg, A., Barneveld, H. (2010). Ruimte voor de Waal - Nijmegen, Achtergrondrapport hydraulica en morfologie IP. Nijmegen: Haskoning Nederland B.V. Kust & rivieren Boeken
• Weeda, E.J., Schaminée, J.H.J. & van Duuren,L. (2000). Atlas van de Plantengemeenschappen in Nederland: deel 1: Wateren, Moerassen En Natte Heiden. Zeist: KNNV Uitgeverij • Weeda, E.J., Schaminée, J.H.J. & van Duuren,L. (2002). Atlas van de Plantengemeenschappen in Nederland: deel 2: Graslanden, zomen en droge heiden. Zeist: KNNV Uitgeverij • Weeda, E.J., Schaminée, J.H.J. & van Duuren,L. (2003). Atlas van de Plantengemeenschappen in Nederland: deel 3: kust en binnenlandse pioniersmilieus. Zeist: KNNV Uitgeverij
47
8. Literatuurlijst Boeken
• Weeda, E.J., Schaminée, J.H.J. & van Duuren,L. (2005). Atlas van de Plantengemeenschappen in Nederland: deel 4: Bossen, struwelen en ruigten. Zeist: KNNV Uitgeverij • Schaminée, J.H.J., Sýkora, K., Smits, N. & Horsthuis, M. (2010). Veldgids Plantengemeenschappen. Zeist: KNNV Uitgeverij Kaartenprogramma’s
• GIS
Kaartmateriaal
• Kaartblad 40 oost bodemkaart
48
9. Bijlagen 1. Kensoorten en enkele begeleidende soorten per vegetatietype 2. Potentieel natuurlijke vegetatie (A3) 3. Geadviseerde ontwikkeling beplantingen op Lentse eiland (A3)
49
50
Bijlage 1: Kensoorten & enkele begeleidende soorten per vegetatietype
51
Bijlage 1: Kensoorten & enkele begeleidende soorten per vegetatietype Beemdgrasweiland • Plat/ruw beemdgras *Dit is geen associatie, verbond, orde of klasse. Er wordt hier echter geknikte vossenstaartweiland bedoeld met een hogere presentie van ruw beemdgras dan gewoonlijk. Tussen geknikte vossenstaartweiland en beemdgrasweiland zit geen strakke overgang. Hiernaast de meest voorkomende kensoorten en begeleidende soorten en beeld van het gehele weiland. De overige informatie vindt u op bladzijde 57, waar de associatie wordt behandeld. Geknikte vossenstaart
(Bron: www.ecopedia.be)
Akkerkers
(Bron: www.biopix.nl)
52
Krulzuring
(Bron: www.natuurnieuwegein.nl)
Platte rus
(Bron: nl.wikipedia.org)
Ruige zegge
(Bron: www.biopix.com)
Vijfvingerkruid
(Bron: www.kloosterkruiden.nl)
Associatie van Geknikte vossenstaart
(Bron: www.inbo.be)
Droog stroomdalgrasland 1
(Associatie: Sedo-Thymetum pulegioidis = Vetkruid en Tijm) (Verbond: Sedo-Cerastion = Verbond van de droge stroomdalgraslanden) (Klasse: Koelerio-Corynephoretea = Droge graslanden op zandgrond)
Kensoorten associatie • Tripmadam (Sedum rupestre) • Liggende ereprijs (Veronica prostrata) • Zandwolfsmelk (Euphorbia sanguieriana) • Kaal breukkruid (Herniaria glabra) • Zacht vetkruid (Sedum sexangulare)
Tripmadam
(Bron: www.miekedewaal.nl)
Liggende ereprijs
(Bron: nl.wikipedia.org)
Zandwolfsmelk
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
Kaal breukkruid
(Bron: linu.atspace.org)
Kensoorten verbond • Voorjaarsganzerik • Handjesgras • Cipreswolfsmelk Kensoorten orde hoogste presentie • Liggende klaver • Hazenpootje • Overblijvende hardbloem kensoorten klasse hoogste presentie • Geel walstro • Gewoon biggenkruid • Zandzegge Begeleidende soorten hoogste presentie • Duizendblad • Smalle weegbree • Akkerhoornbloem
Zacht vetkruid
(Bron: www.natuurnieuwegein.nl)
Voorjaarsganzerik
(Bron: www.kijkenindenatuur.nl)
Droog stroomdalgrasland associatie van vetkruid en tijm
(Bron: www.rijninbeeld.nl)
53
Bijlage 1: Kensoorten & enkele begeleidende soorten per vegetatietype Droog stroomdalgrasland 2
(Associatie: Medicagini-Avenetum pubescentis = Sikkelklaver en Zachte haver) (Verbond: Sedo-Cerastion = Verbond van de droge stroomdalgraslanden) (Klasse: Koelerio-Corynephoretea = Droge graslanden op zandgrond)
Kensoorten associatie • Sikkelklaver (Medicago falcata) • Veldsalie (Salvia pratensis) • Brede ereprijs (Veronica austriaca ssp. teucrium) • Kleine ruit (Thalictrum minus) • Rode bremraap (Orobanche lutea) • Paardenhoefklaver (Hippocrepis comosa)
Sikkelklaver
(Bron: www.ecopedia.be)
Veldsalie
(Bron: www.kijkenindenatuur.nl)
Brede ereprijs
(Bron: www.zodenaandedijk.com)
Kleine ruit
(Bron: www.cruydthoeck.n)
Kensoorten verbond • Handjesgras • Voorjaarsganzerik • Cipreswolfsmelk Kensoorten orde hoogste presentie • Klein timoteegras • Liggende klaver • Hazenpootje kensoorten klasse hoogste presentie • Geel walstro • Vroegeling • Gewoon biggenkruid Begeleidende soorten hoogste presentie • Kruisdistel (bepalend voor he beeld) • Duizendblad
54
Rode bremraap
(Bron: nl.wikipedia.org)
Paardenhoefklaver
(Bron: www.rotsplantenvereniging.nl)
Droog stroomdalgrasland associatie van Sikkelklaver en Zachte haver (Bron: www.ecopedia.be)
Essen-iepenbos alnetosum/typicum
(associatie: Fraxino-Ulmetum = Essen-iepenbos) (verbond: Alno Padion = els en gewone vogelkers) (Klasse: Querco-Fagetea = klasse der eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond)
Kensoorten associatie • Hondstarwegras (Elymus caninus) • Donkere ooievaarsbek (Geranium phaeum) Opvallende soorten boomlaag • Es • Gewone esdoorn • Zomereik
hondstarwegras
(Bron: michelgeven.zenfolio.com)
Donkere ooievaarsbek (Bron: www.cruydthoeck.nl)
Es
(Bron: commons.wikimedia.org)
gewone esdoorn
(Bron: www.bomenbieb.nl)
Opvallende soorten struiklaag • Eenstijlige meidoorn • Gewone vlier • Gladde iep • Gewone vogelkers Opvallende soorten ondergroei • Grote brandnetel • Geel nagelkruid • Kleefkruid • Hondsdraf * Bij meidoorns komt perenvuur voor. In deze omgeving wordt desondanks het niet verboden om de meidoorn aan te planten, of zich te laten ontwikkelen.
Eenstijlige meidoorn (Bron: www.mijntuin.org)
grote brandnetel
(Bron: www.kijkenindenatuur.nl)
essen-iepenbos alnetosum/typicum
(Bron: www.floravannederland.nl)
55
Bijlage 1: Kensoorten & enkele begeleidende soorten per vegetatietype Ganzenvoetvegetatie
(associatie: Chenopodietum rubri = van Ganzenvoeten en Beklierde duizendknoop) (Verbond: Bidention tripartitae) (Klasse: Bidentetea tripartitae)
Kensoorten associatie • Rode ganzenvoet (Chenopodium rubrum) • Zeegroene ganzenvoet (Chenopodium glaucum) • Stippelganzenvoet (Chenopodium ficifolium) • Knopige duizendknoop (Polygonum nodosum) (uit komplex Beklierde duizendknoop) • Oeverduizendknoop (Polygonum lapatifolium ssp. brittingeri) (uit komplex Beklierde duizendknoop) • Spiesmelde (Atriplex prostrata)
Rode ganzenvoet
(Bron: www.natuurnieuwegein.nl)
Zeegroene ganzenvoet (Bron: www6.knnv.nl)
Stippelganzenvoet
(Bron: www.schipholjunior.nl)
Knopige duizendknoop
(Bron: www.kuleuven-kulak.be)
Kensoort klasse • Moeraskers Frequente begeleiders • Straatgras • Ruikloze kamille • Gewoon varkensgras • Akkerkers • Fioringras
Oeverduizendknoop (Bron: www.infoflora.ch)
56
Spiesmelder
(Bron: wwww.kuleuven-kulak.be)
Moeraskers
(Bron: www.wilde-planten.nl)
Straatgras
(Bron: www.biopix.nl)
Geknikte vossenstaartweiland
(Associatie: Ranunculo-Alopecuretum geniculati =ass. van Geknikte vossenstaart) (Verbond: Lolio-Potentillion anserinae) (Klasse: Plantaginetea majoris)
Kensoorten associatie • Geknikte vossenstaart (Alopecurus geniculatus) • Krulzuring (Rumex crispus) Opvallende soorten • Geknikte vossenstaart • Krulzuring • Ruige zegge • Vijfvingerkruid • Akkerkers • Platte rus
Geknikte vossenstaart
(Bron: www.ecopedia.be)
Krulzuring
(Bron: www.natuurnieuwegein.nl)
Ruige zegge
(Bron: www.biopix.com)
Vijfvingerkruid
(Bron: www.kloosterkruiden.nl)
Zeldzame soorten • Polei • Engelse alant Frequente begeleiders • Fioringras • Grote weegbree • Zilverschoon • Kruipende boterbloem • Ruw beemdgras • Witte klaver Akkerkers
(Bron: www.biopix.nl)
Platte rus
(Bron: nl.wikipedia.org)
Associatie van Geknikte vossenstaart
(Bron: www.inbo.be)
57
Bijlage 1: kensOOrten & enkele Begeleidende sOOrten per vegetatietype Glanshaverhooiland
(Associatie: Arrhenatheretum elatioris = Glanshaver-associatie) (Verbond: Alopecurion pratensis) (Klasse: Molinio-Arrhenatheretea)
Kensoorten associatie • Glanshaver (Arrhenatherum elatius) • Glad walstro (Galium mollugo) • Groot streepzaad (Crepis biennis) • Pastinaak (Pastinaca sativa subsp. sativa) • Gele morgenster (Tragopogon pratensis subsp. pratensis) • Beemdkroon (Knautia arvensis) • Grote bevernel (Pimpinella major) • Karwijvarkenskervel (Peucedanum carvifoli) • Rapunzelklokje (Campanula rapunculus) • Beemdooievaarsbek (Geranium pratense)
glanshaver
(Bron: www.natuurnieuwegein.nl)
glad walstro
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
groot streepzaad
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
pastinaak
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
Zeldzame soorten • Rapunzelklokje • Bermooievaarsbek • Graslathurus • Paarse morgenster •
Goed vertegenwoordigde grassen • Glanshaver • Rood zwenkgras • Kropaar • Veldbeemdgras • Engels raaigras • Gestreepte witbol • Goudhaver • Kweek • Ruw beemdgras
58
grote morgenster
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
rood zwenkgras
(Bron: natuurrondleiding.blogspot.nl)
glanshaver-associatie
(Bron: www.floravannederland.nl)
Grote vossestaarthooiland 1
(Associatie: Fritellario-Alopecuretum pratensis = Kievietsbloem-associatie) (Verbond: Alopecurion Pratensis = Verbond van Grote vossenstaart) (Klasse: Molinio-Arrhenatheretea = Klasse van de matig voedselrijke graslanden)
Kensoorten associatie • Wilde kievietsbloem (Frittilaria) Kensoorten Verbond • Grote vossenstaart • Trosdravik
Wilde kievietsbloem
(Bron: belton-loes.blogspot.com)
Grote vossenstaart
(Bron: www.bioplek.org)
Trosdravik
(Bron: www.verspreidingsatlas.nl)
Gewone paardenbloem (Bron: www.wildebijen.nl)
Kensoorten orde • Gewone paardenbloem • Timoteegras Kensoorten klasse hoogste presentie • Pinksterbloem • Veldzuring • Scherpe boterbloem • Gestreepte witbol • Rode klaver • Gewone hoornbloem Begeleidende soorten hoogste presentie • Kruipende boterbloem • Ruw beemdgras • Smalle weegbree • Witte klaver • Gewoon reukgras • Vertakte leeuwentand
Timoteegras
(Bron: www.biopix.nl)
Pinksterbloem
(Bron: www.wildebloemen.info)
Kievietsbloem associatie (Bron: www.ecopedia.be)
59
Bijlage 1: Kensoorten & enkele begeleidende soorten per vegetatietype Grote vossenstaarthooiland 2
(Associatie: Sanguisorbo-Silaetum = associatie van Grote pimpernel en Weidekervel) (Verbond: Alopecurion pratensis = Verbond van Grote vossenstaart) (Klasse: Molinio-Arrhenatheretea = Klasse van de matig voedselrijke graslanden)
Kensoorten associatie • Grote pimpernel (Sanguisorba officinalis) • Weidekervel Kensoorten verbond • Grote vossenstaart • Trosdravik
Grote pimpernel
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
Weidekervel
(Bron: www.kuleuven-kulak.be)
Grote vossenstaart
(Bron: www.bioplek.org)
Trosdravik
(Bron: www.verspreidingsatlas.nl)
Kensoorten klasse hoogste presentie • Scherpe boterbloem • Ruw beemdgras • Veldzuring • Veldlathyrus • Beemdlangbloem Begeleidende soorten • Smalle weegbree • Kruipende boterbloem • Moerasspirea • Gewone smeerwortel • Engels raaigras Scherpe boterbloem
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
60
Ruw beemdgras
(Bron: www.kuleuven-kulak.be)
Associatie van Grote pimpernel en Weidekervel (Bron: www.cruydthoeck.nl)
Kamgrasweiland
(Associatie: Lolio-Cynosuretum = Kamgrasweide) (Verbond: Cynosurion cristati) (Klasse: Molinio-Arrhenatheretea = Klasse van de matig voedselrijke graslanden)
Kensoorten associatie -
Kensoorten verbond • Kamgras (Cynosurus cristatus) • Madeliefje (Bellis perennis) Vaak dominerende soort • Engels raaigras
Kamgras
Madeliefje
(Bron: hj-natuurfoto.nl)
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
Witte klaver
Gewone hoornbloem
Engels raaigras
(Bron: nl.wikipedia.org)
Ruw beemdgras
(Bron: www.kuleuven-kulak.be)
Overige grassen • Ruw beemdgras • Gewoon struisgras • Gestreepte witbol • Fioringras • Veldbeemdgras Meest voorkomende tweezaadlobbigen • Witte klaver • Gewone hoornbloem • Madeliefje • Gewone paardebloem • Scherpe boterbloem • Kruipende boterbloem • Veldzuring • Vertakte leeuwentand
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
(Bron: www.hkoek.nl)
Kamgrasweide
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
Moslaag • Vaak slecht ontwikkeld
61
Bijlage 1: kensOOrten & enkele Begeleidende sOOrten per vegetatietype
Kweekgrashooiland is geen verbond, associatie, klasse, of orde. Hier wordt de kweekdravik-associatie bedoeld die op deze pagina wordt behandeld.
Kweekgrashooiland
(Associatie: Bromo inermis-Eryngietum campestris = Kweekdravik-associatie) (Verbond: Dauco-Melilotion = Wormkruid-verbond) (Klasse: Artemisietea vulgaris = Klasse van de ruderale gemeenschappen
Kensoorten associatie • Kweekdravik (Bromus inermis) • Geoorde zuring (Rumex thyrsiflorus) • Heksenmelk (Euphorbia esula) • Knikkende distel (Carduus nutans) • zeepkruid (Saponaria officinalis) • Hemelsleutel (Sedum purpureum) • Vertakte paardenstaart (Equisetum ramosissimum)
kweekdravik
(Bron: nl.wikipedia.org)
geoorde zuring
(Bron: www.verspreidingsatlas.nl)
heksenmelk
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
knikkende distel
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
Kensoorten verbond • Kweek • Boerenwormkruid • Bijvoet • Avondkoekoeksbloem • Bont kroonkruid • Grote klit Kensoorten klasse hoogste presentie • Wilsde reseda • Kruldistel • Klein streepzaad • Canadese fijnstraal Begeleidende soorten hoogste presentie • Glanshaver • Kropaar
62
zeepkruid
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
kweek
(Bron: commons.wikimedia.org)
kweekdravik-associatie
(Bron: www.floravannederland.nl)
Rietgrasvegetatie *Dit is geen aparte klasse, verbond, orde of associatie, maar een rompgemeenschap waarin rietgras dominant is. Een rompgemeenschap is een plantengemeenschap die alleen kensoorten bevat van verbond, orde en klasse, mar niet van een associatie.
Rietgras
(Bron: www.floravannederland.nl)
63
Bijlage 1: Kensoorten & enkele begeleidende soorten per vegetatietype *Kweekgrashooiland is geen verbond, associatie, klasse, of orde. Hier wordt wilgenvloedbos bedoeld. Hiervan zijn twee soorten die behandeld worden op deze en de volgende pagina. Schietwilgenbos 1(wilgenvloedbos/zachthoutooibos) (Associatie: Artemisio-Salicetum albae = Bijvoet-ooibos) (Verbond: Salicion albae = wilgenvloedbossen en - struwelen) (Klasse: Salicetea albae = wilgenvloedbossen en -struwelen)
Kensoort associatie • Zwarte populier (Populus nigra) Kensoort klasse • Schietwilg • Katwilg • Amandelwilg • Bittere wilg • Kraakwilg Begeleidende soorten • Grote brandnetel • Ruw beemdgras • Fioringras • Akkerdistel • Rietgras • Kruipende boterbloem • Reukeloze kamille • Hondsdraf • Bijvoet • Dauwbraam • Vijfvingerkruid
64
Zwarte populier
(Bron: www.monumentaltrees.com)
Bittere wilg
(Bron: www.bosennatuur. wordpress.com)
Schietwilg
(Bron: www.bosennatuur. wordpress.com)
Kraakwilg
(Bron: www.boombastik.nl)
Katwilg
(Bron: www.biopix.nl)
Amandelwilg
(Bron: www.palmhunters.be)
Bijvoet-ooibos
(Bron: www.bijenmakelaars.nl)
Schietwilgenbos 2(wilgenvloedbos/zachthoutooibos) (associatie: Irido-Salicetum albae = Lissen-ooibos) (Verbond: Salicion albae = wilgenvloedbossen en - struwelen) (Klasse: Salicetea Purpurea = wilgenvloedbossen en -struwelen)
Kensoorten associatie • Kensoorten klasse • Katwilg • Schietwilg • Amandelwilg • Kraakwilg
Katwilg
(Bron: www.biopix.nl)
Schietwilg
(Bron: www.bosennatuur. wordpress.com)
Amandelwilg
(Bron: www.palmhunters.be)
Kraakwilg
(Bron: www.boombastik.nl)
Begeleidende soorten hoogste presentie • Groet brandnetel • Gele lis • Bitterzoet • Gewone smeerwortel • Rietgras • Dauwbraam Begeleidende soorten (onderscheid ander ooibos) • Gele lis • Grote kattenstaart • Scherpe zegge Begeleidende soorten (onderscheid veldkers-ooibos) • Rietgras • Dauwbraam • Hondsdraf
Grote brandnetel
(Bron: www.kijkenindenatuur.nl)
Gele lis
(Bron: www.cruydthoeck.nl)
Lissen-ooibos
(Bron: www.floravannederland.nl)
65
Bijlage 1: Kensoorten & enkele begeleidende soorten per vegetatietype Vegetaties met gele waterkers * Dit is geen aparte klasse, verbond, orde of associatie. Wel komt de waterkers bij nijmegen in enkele associaties voor: • riet associatie • lissen-ooibos • watertorkruid-associatie (Rorippo-Oenanthetum aquaticae) De eerste twee staan ook al in de PNV-kaart. Daarom wordt er van uit gegaan dat wanneer ‘vegetaties met gele waterkers‘ wordt aangegeven een van deze associaties op deze plek zich kan vestigen (natuurlijk wordt per plek bekeken welke associatie het meest logisch is. Wanneer er een riet-associatie aan grenst zal deze bijvoorbeeld kloppend zijn).
66
Riet associatie
(Bron: www.natuurkennis.nl)
Lissen-ooibos (Bron: )
Zwarte mosterd-vegetatis is geen aparte klasse, verbond, orde of associatie. De soort zwarte mosterd komt plaatselijk voor tussen de associaties die aanliggend hieraan zijn aangegeven. In dit geval is dat een rietgrasvegetatie bij de Kolk van Wijk. Deze wordt besproken op bladzijde 63.
Zwarte mosterd
(Bron: www.landschaps beheergroningen.nl)
67
Bijlage 1: Kensoorten & enkele begeleidende soorten per vegetatietype Zwarte populierenbos * Dit is geen aparte klasse, verbond, orde of associatie. De meest gelijkende associatie is die van het , aangezien hier zwarte populieren in de bomenlaag voorkomen onder (vrijwel) gelijke omstandigheden. Mogelijk is hier dezelfde struiklaag en onderbegroeiing aanwezig, maar bestaat de boomlaag slechts uit zwarte populieren. Dit zal aangenomen worden voor dit onderzoeksrapport. Zie bijvoet-ooibos op bladzijde 64. Bijvoetooibos
(Bron: www.bijenmakelaars.nl)
68
Bijlage 2: Potentieel natuurlijke vegetatie
69
70
Bijlage 3: Geadviseerde ontwikkeling beplantingen op Lentse eiland
71
72
73