Plas- drasoevers in het Vondelpark Een onderzoek naar de mogelijke oorzaken van het niet aanslaan van water- en oeverbeplantingen in bepaalde plas- drasoevers. Het aandragen van technisch advies voor (her)inrichting van de betreffende plas- drasoevers.
Opdrachtgever
: Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zuid Dhr. R. Stuurman Dhr. Q. Verhoog President Kennedylaan 923 Postbus 74019 1070 BA Amsterdam Tel.: 020 252 18 67
Opdrachtnemer
: IKRO Erik Horst Robert de Lange Larensteinselaan 26a Postbus 9001 6880 GB Velp
Begeleider
: Hogeschool van Hall Larenstein Dhr. J. van MerriĂŤnboer Larensteinselaan 26a Postbus 9001 6880 GB Velp Tel: 026 369 56 95
juni 2014 Tuin- & Landschapsinrichting Major Planuitwerking, leerjaar 4
Plas- drasoevers in het Vondelpark Een onderzoek naar de mogelijke oorzaken van het niet aanslaan van water- en oeverbeplantingen in bepaalde plas- drasoevers. Het aandragen van technisch advies voor (her)inrichting van de betreffende plas- drasoevers.
Woord vooraf Voor u ligt het afstudeeronderzoek ‘Plas- drasoevers in het Vondelpark’. Een onderzoek naar de mogelijke oorzaken van het niet aanslaan van wateren oeverbeplantingen in bepaalde plas- drasoevers en het aandragen van technisch advies voor (her)inrichting van de betreffende plas- drasoevers. Dit onderzoeksrapport is geschreven in het kader van ons afstuderen binnen de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting aan Hogeschool van Hall Larenstein te Velp. Dit onderzoek is verricht gedurende januari 2014 tot en met juni 2014 voor de gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid. Onze dank gaat uit naar dhr. J. van Merriënboer die vanuit Hogeschool van Hall Larenstein het onderzoek heeft begeleid. Ook danken wij dhr. R. Stuurman en dhr. Q. Verhoog van Stadsdeel Zuid voor het aanreiken van het afstudeeronderzoek en het vertrouwen dat zij ons hebben gegeven tijdens deze periode. Zonder hun steun zou dit onderzoeksrapport niet in deze vorm tot stand zijn gekomen. Natuurlijk danken wij ook de gemeenteambtenaren en parkmedewerkers van de gemeente Amsterdam, docenten van Hogeschool van Hall Larenstein en externe adviseurs op het gebied van ecologie, die bereid waren mee te werken aan de persoonlijke gesprekken.
Velp, 2014
Erik Horst
Robert de Lange
I
Samenvatting Het Vondelpark is het meest bekende stadspark van Nederland, met jaarlijks meer dan tien miljoen bezoekers. Door de hoge gebruikersdruk ‘slijt’ het Vondelpark. Om dit te verhelpen is het regelmatig uitvoeren van renovaties noodzakelijk. De laatst uitgevoerde renovatie heeft plaatsgevonden in de periode van 1999 t/m 2010. Hierbij zijn ook de oevers aangepakt, omdat er problemen optraden met de beschoeiing. Daarbij zijn cultuurlijke oevers, natuurlijke oevers en plas- drasoevers aangelegd. Nadat de plas- drasoevers zijn opgeleverd, is er een probleem ontstaan. Slechts bij een deel zijn de water- en oeverplanten goed aangeslagen. Deze problematiek heeft geleid tot het onderzoek doen naar de mogelijke oorzaken van het niet functioneren en het aandragen van advies voor (her)inrichting. Hiervoor is de volgende hoofdvraag opgesteld: ‘Welke technische oplossingen kunnen worden aangedragen voor de plas- drasoevers in het Vondelpark te Amsterdam, waarbij realisatiekosten in ogenschouw worden genomen?’
neemt toe wat gevolgen heeft voor de water- en oeverplanten als groeistagnatie. Dit hoge gehalte kan worden veroorzaakt door teveel aan blad- of slibafval. Een oorzaak van het niet functioneren van sommige plas- drasoevers zou hier aan kunnen liggen. De gezamenlijke hardheid ligt ook ver boven de streefwaarde. Een oorzaak van dit harde water kan uitspoeling van de graluxpaden zijn. Hierdoor is er kans op kalkaanslag op waterplanten wat de groei kan belemmeren. Één van de overige bevindingen is dat er veel blad- en slibafval bij de niet functionerende plasdrasoevers aanwezig is. Dit verklaart ook het hoge koolstofdioxidegehalte. Een oorzaak van niet functioneren kan dus een teveel aan bladen slibafval zijn. Ook een oorzaak kan zijn de aanwezigheid van bomen in de directe omgeving, die schaduw en veel bladafval geven. Tevens is het zo dat de meeste niet functionerende plas- drasoevers aan de zuidzijde liggen. Hierdoor krijgen deze minder (zon)licht en zijn de temperaturen lager dan wanneer deze aan de noordzijde gelegen zouden zijn.
Veldonderzoek plas- drasoevers Tijdens het veldonderzoek is onderzoek gedaan naar de oeverconstructies en de waterkwaliteit. Ook zijn overige bevindingen opgenomen als omgevingsfactoren. Bij de oeverconstructies is gebleken dat deze bij niet functionerende plasdrasoevers in minder goede staat zijn. Zo is de vooroeverconstructie veelal beschadigd en is de oeverbodem uitgespoeld, waardoor water- en oeverplanten zich niet hebben kunnen ontwikkelen. Het is mogelijk dat de beschadegingen zijn opgtreden door baggerwerkzaamheden. Uit het meten van de waterkwaliteit blijkt dat de zuurgraad binnen de streefwaarde ligt. De carbonaathardheid ligt ver boven de streefwaarde, waardoor een ruime veiligheidsbuffer aanwezig is m.b.t. de zuurgraad. Het koolstofdioxidegehalte is te hoog. De kans op zuurstofgebrek
Vooroeverconstructies De vooroeverconstructie kan op verschillende manieren worden vormgegeven. Daarbij zijn vier mogelijkheden met elkaar vergeleken incl. de huidige constructie middels een gesloten palenrij. Andere opties zijn een palenrij met samengebonden takken (wiepen), een palenrij met horizontale beplanking en een damwand. Daarbij is een beoordelingsmatrix opgesteld, waarin vergelijkingen zijn gemaakt op het gebied van duurzaamheid, natuurlijke uitstraling, ecologische aspecten, degelijkheid, arbeidsintensiviteit aanleg en beheerintensiteit. Zo is gebleken dat de gesloten palenrij het beste als vooroeverconstructie kan worden toegepast. De constructie is onder andere duurzaam en heeft een lage arbeidsintensiviteit. Als tweede optie kan de palenrij met wiepen worden
genomen. Ecologisch gezien is deze beter, alleen de levensduur is minder lang. De palenrij met beplanking en de damwand zijn minder interessant. Op ecologisch gebied hebben deze geen waarde en zijn tevens arbeidsintensief in de aanleg. Beplantingscombinaties Voor het samenstellen van beplantingscombinaties zijn de mogelijkheden te over. Maar er zijn een aantal belangrijke zaken als het gaat om het toepassen van water- en oeverplanten. Bezonning speelt hierin een belangrijke rol. Zo is de kans klein dat water- en oeverplanten zich succesvol in de schaduw kunnen ontwikkelen. Daarom zullen de plas- drasoevers op zonnige of halfbeschaduwde locaties moeten worden aangebracht. Daarnaast is de diepteligging van de oeverbodem van groot belang. De maximale diepte ligt rond de -0,20m. Tot deze diepte kan een breed sortiment aan water- en oeverplanten worden toegepast. Daarbij is het zo dat water- en oeverplanten wel ondieper, maar niet dieper dan wordt geadviseerd, kunnen worden aangebracht. Het toepassen van invasieve water- en oeverplanten wordt uitgesloten. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de waterkwaliteit en de doorstroming van het water. Om eenheid te waarborgen zijn drie richtlijnen opgesteld voor het hanteren van oeverbreedten (0,60m, 1,45m en 2,50m), die afhankelijk van de situatie kunnen worden toegepast. Denk hierbij aan het toepassen van een smalle oever bij een nauwe doorgang om de waterstroming niet te belemmeren. Globale kostenramingen Bij het opstellen van de kostenramingen blijkt dat de damwand de meest dure oplossing is, gevolgd door de palenrij met horizontale beplanking. Dit is te verklaren, omdat eikenhout wordt toegepast, wat relatief duur is en het
arbeidsintensieve constucties zijn. De dubbele palenrij met wiepen is de goedkoopste oplossing. Dit omdat wiepen vrij goedkoop in aanschaf zijn en de arbeidsintensiviteit lager ligt dan bij de hiervoor genoemde vooroeverconstructies. De gesloten palenrij is op ĂŠĂŠn na goedkoopst. Dit komt omdat de toegepaste perkoenpalen van vurenhout goedkoper zijn dan eikenhout. Wat betreft het grondwerk en het toepassen van water- en oeverplanten is het zo dat hoe breder de oever is, hoe duurder deze wordt. Een plasdrasoever van 0,60m breed is goedkoper dan een plas- drasoever van 2,50m breed. Aanbevelingen Hierbij wordt onderscheid gemaakt in aanbevelingen t.b.v. het (her)inrichten van plas- drasoevers en voor nader te verrichten onderzoek.
Herinrichten, inrichten van plas- drasoevers - Gefaseerd aanvullen van de oeverbodem. - Toepassen van elastisch gaas ter bescherming van water- en oeverplanten. - Verankeren van de vooroeverconstructie voor meer stabiliteit. - Intensiever baggeren. - Het opstellen van een oeverbeheerplan. Nader onderzoek - Periodiek meten van de waterkwaliteit. - Transparantheid van blad, Leaf area index. - Invloed van vissen op de waterkwaliteit. - Invloed van bladbedekking op de oeverbodem. - Specificatie van de kosten. Tijdens het onderzoek is gebleken dat het realiseren van een goed functionerende plasdrasoever niet vanzelfsprekend is. Daarom is een matrix opgesteld met de meest belangrijke randvoorwaarden of aandachtspunten. Deze matrix kan voor elke in te richten plas- drasoever worden gehanteerd, met in het bijzonder plasdrasoevers in (stads)parken. II
Inhoudsopgave Woord vooraf Samenvatting
I II
1. Inleiding
11
1.1 Inleiding 1.2 Leeswijzer
12 13
2. Theoretisch perspectief
15
2.1 Onderzoekstype 2.2 Betrokkenheid van de auteurs 2.3 Literatuurstudie
3. Onderzoeksopzet 3.1 Onderzoeksmethode 3.2 Betrouwbaarheid van het onderzoek 3.3 Controle van de resultaten
4. Het Vondelpark 4.1 De geschiedenis van het Vondelpark 4.2 Het ontwerp door J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher 4.3 De ontwikkeling van het Vondelpark 4.4 Het watersysteem en de oevers 4.4.1 Werking van het watersysteem na de renovatie 4.4.2 De opzet en indeling van de oevers 4.5 Conclusies
5. Veldonderzoek plas- drasoevers 5.1 De voorbereiding op het veldonderzoek 5.1.1 Literatuurstudie naar water- en oeverplanten 5.1.2 Plan van aanpak veldonderzoek 5.1.3 Het inventarisatieformulier 5.1.4 Bepalen van het aantal meetlocaties
16 17 18
21 22 24 25
27 28 30 32 36 36 36 42
45 46 46 47 47 49
5.2 De oeverconstructies 5.2.1 Het opmeten van de oeverconstructie 5.2.2 Succesvol aangeslagen plas- drasoevers 5.2.3 Niet functionerende plas- drasoevers 5.2.4 Conclusies 5.3 De waterkwaliteit 5.3.1 EssentiĂŤle waterwaarden 5.3.2 De waterkwaliteit in de plas- drasoevers 5.4 Overige bevindingen 5.4.1 De condities van de oeverrand 5.4.2 De oeverbodemgesteldheid 5.4.3 De invloed van bomen & ligging plas- drasoevers 5.5 Conclusies
6. Visie 6.1 Visie op de plas- drasoevers vanuit Stadsdeel Zuid 6.2 Visie op de plas- drasoevers vanuit IKRO
7. Oeverconstructies 7.1 Materialenstudie 7.1.1 Passend bij natuurlijke uitstraling 7.1.2 De materiaalbeoordeling en keuze 7.1.3 Vormgeving 7.2 De mogelijkheden in beeld 7.2.1 Gesloten palenrij 7.2.2 Palenrij met horizontale beplanking 7.2.3 Dubbele palenrij met wiepen 7.2.4 Damwand 7.3 Conclusies
51 51 54 55 59 60 60 61 67 68 70 72 74
81 82 83
87 88 88 89 92 94 94 98 101 104 107
8. Beplantingscombinaties
113
8.1 Totstandkoming van de beplantingscombinaties 8.2 Beplantingscombinaties zon 8.3 Beplantingscombinaties halfschaduw 8.4 Conclusies
114
9. Globale kostenramingen
141
9.1 Totstandkoming van de globale kostenramingen 9.2 De globale kostenramingen 9.2.1 Renovatie 9.2.2 Muziekkoepel 9.3 Conclusies
10. Conclusies en aanbevelingen 10.1 Antwoord op de hoofdvraag 10.2 Aanbevelingen 10.2.1 Aanbevelingen t.b.v. de plas- drasoevers 10.2.2 Aanbevelingen voor nader onderzoek 10.2.3 Handreiking aandachtspunten realiseren plas- drasoevers
Bronnenlijst
120 132 138
142 143 146 146 147
149 150 154 154 155 156
161
1
Inleiding 1.1 Inleiding 1.2 Leeswijzer
1.1 Inleiding den besteed aan de mate van transparantheid van kronen, de verteerbaarheid van het blad en de invloed hiervan op de waterkwaliteit. Tevens zal beheer minimaal aan bod komen. In de visie zullen hier slechts enkele uitspraken over worden gedaan, evenals in de vervolghoofdstukken.
Het Vondelpark is het meest bekende stadspark van Nederland met jaarlijks meer dan tien miljoen bezoekers. Deze hoge gebruikersdruk vraagt veel van het Vondelpark. Door samenloop van omstandigheden is het Vondelpark sinds zijn ontstaan steeds aan veranderingen onderhevig. Een van de laatste veranderingen, in de vorm van renovatiewerkzaamheden, hebben plaatsgevonden van 1999 t/m 2010. Daarbij zijn onder andere een deel van de oevers heringericht, waarbij ook plas- drasoevers zijn gerealiseerd. Ondanks deze grootschalige renovatie zijn een aantal gebreken waargenomen, welke betrekking hebben op de plas- drasoevers. In sommige situaties zijn de water- en oeverplanten verloren gegaan. In dit onderzoek wordt getracht de mogelijke oorzaken te achterhalen. Tevens wordt een technisch advies gegeven voor herinrichting van de betreffende plas- drasoevers.
Relevantie Na het uitvoeren van de eerste literatuurstudie is er gekeken of een vergelijkbaar onderzoek al eerder is uitgevoerd. Dit blijkt niet het geval. Er zijn slechts enkele stukken gevonden waarin bepaalde zaken worden belicht, maar minder complex dan de wijze waarop in dit onderzoeksrapport wordt ingegaan. Denk daarbij vooral op het gebied van waterkwaliteit en de invloed van omgevingsfactoren. Doel Het doel van het onderzoek is om in kaart te brengen wat de mogelijke oorzaken zijn van het niet functioneren van bepaalde plas- drasoevers. Daarbij wordt gesteld hoe deze op een dusdanige wijze kunnen worden (her)ingericht, zodat succes voor een groot deel wordt gewaarborgd. Hierbij is de volgende hoofdvraag geformuleerd:
Afbakening In dit onderzoeksrapport wordt een onderzoek verricht naar de mogelijke oorzaken van het niet functioneren van bepaalde plas- en drasoevers. Daarbij zijn zaken meegnomen op het gebied van constructieve condities, de waterkwaliteit en omgevingsfactoren. Op grond van deze informatie worden technische adviezen in de vorm van modellen gegeven. Daarbij is de nadruk gelegd op technische oeverconstructies en het ontwikkelen van beplantingscombinaties. Het onderzoek is gebaseerd op een veldonderzoek en een literatuurstudie. Tevens zijn er verschillende specialisten geraadpleegd op het gebied van technische constructies, ecologie en toepassing van water- en oeverplanten.
‘Welke technische oplossingen kunnen worden aangedragen voor plas- drasoevers in het Vondelpark te Amsterdam, waarbij realisatiekosten in ogenschouw worden genomen?’ Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen opgesteld: 1 Wat zijn de huidige condities van de plas- drasoevers in het Vondelpark op technisch gebied en de waterkwaliteit met betrekking tot de pH, kH, CO en gH, en wat zijn de mogelijke ² oorzaken van het in sommige gevallen niet functioneren ervan?
In dit onderzoek zijn ook een aantal zaken buitengesloten. Zo zal er geen nader bodemonderzoek in de plas- drasoevers plaatsvinden. Op het gebied van omgevingsfactoren zal ook beperkt in worden gegaan. Gedoeld wordt hier vooral op de invloed van bomen. Zo zal geen aandacht wor-
12
3 Welke oeverbeplantingscombinaties zijn mogelijk aan de hand van de mate van bezonning, waarbij zoveel mogelijk rekenschap wordt gehouden met de gedachtegang van het oorspronkelijke ontwerp? 4 Wat zijn de globale werkzaamheden en de realisatiekosten van de technische oeverconstructies en oeverbeplantingscombinaties?
In hoofdstuk vijf tot en met negen worden de deelvragen behandeld. Hoofdstuk vijf zal worden toegewijd aan de uitkomsten van het veldonderzoek. In hoofdstuk zes wordt de visie opgesteld, die als basis dient voor de vervolguitwerkingen. In hoofdstuk zeven wordt ingaan op de mogelijkheden wat betreft technische oeverconstructies, waarbij in hoofdstuk acht een aantal beplantingscombinaties worden voorgelegd. In hoofdstuk negen zullen de kosten worden berekend voor het vervaardigen van de in hoofdstuk zeven en acht voorgelegde modellen. Tot slot wordt in hoofdstuk tien antwoord gegeven op de deelvragen en daarmee ook de hoofdvraag. Aansluitend op dit verhaal zullen aanbevelingen worden gegeven voor (her)inrichting van de plas- drasoevers en het optimaliseren van de groeiomstandigheden. Bronvermelding/bijlagen De geraadpleegde bronnen worden aangegeven door middel van kleine nummers in de tekst. Deze correspondeert met de nummering in de bronvermelding. In de tekst wordt regelmatig verwezen naar de bijlagen. Hierin zijn stukken opgenomen die tijdens het lezen van het rapport nadere uitleg geven.
13
Inleiding
In hoofdstuk twee wordt het theoretisch perspectief beschreven. Hierin staat informatie over het onderzoekstype, de betrokkenheid van de auteurs en de literatuurstudie. In het derde hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet beschreven. Hierin zal de toegepaste werkwijze om tot het eindresultaat te komen, worden beschreven. Daarnaast wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek en de controle van de resultaten nader toegelicht. In hoofdstuk vier wordt het Vondelpark beschreven. Daar wordt onder andere ingegaan op de geschiedenis en de ontwikkeling van het Vondelpark.
2 Welke technische oeverconstructies kunnen worden aangedragen, waarbij de natuurlijke uitstraling zoveel mogelijk gewaarborgd blijft en zijn rol als oeverbescherming zo optimaal mogelijk vervuld?
PlasAdvies drasoevers damwandconstructie Vondelpark
1.2 Leeswijzer
2
Theoretisch perspectief 2.1 Onderzoekstype 2.2 Betrokkenheid van de auteurs 2.3 Literatuurstudie
2.1 Onderzoekstype Inleiding Het vaststellen van het onderzoekstype is belangrijk voor het concretiseren van de opdracht. Allereerst zal in worden gegaan op de onderzoekstypen, die worden uitgevoerd om tot het beoogde resultaat te komen. Aansluitend op dit geheel geven de studenten een korte beschrijving over welke lering zij uit dit onderzoek willen halen. De literatuurstudie die is uitgevoerd fundeert het onderzoek en staat beschreven in de laatste paragraaf.
De voorbereiding is essentieel om een goed onderzoek op te stellen. Het type is doelgericht en geeft het karakter weer van het onderzoek. De onderzoekstypen die van toepassing zijn op ons onderzoek zijn hieronder weergegeven. Het onderzoek dat wordt uitgevoerd is een kwalitatief onderzoek. Er wordt betekenis gegeven aan de situatie en er wordt een advies aangedragen om het praktijkprobleem op te lossen. 1 Om een advies te kunnen geven wordt de fundering voor het onderzoeksrapport gevormd door het uitvoeren van een literatuurstudie en van een veldonderzoek. Middels deze fundering worden modellen uitgewerkt op het gebied van technische oeverconstructies en oeverbeplantingscombinaties, waarbij rekening wordt gehouden met de realisatiekosten. Bij het uitwerken van deze modellen worden deskundigen geraadpleegd voor het adviseren over de onderdelen van plas- drasoevers. De literatuurstudie geeft een verkenning van het onderwerp plas- drasoevers en wordt nader beschreven in paragraaf 2.3 literatuurstudie. Middels het veldonderzoek zijn de waarden van de succesvol aangeslagen plas- drasoevers en de niet functionerende plas- drasoevers in kaart gebracht. Deze waarden zijn goed met elkaar te vergelijken doordat er bij beide oevers dezelfde metingen zijn verricht. Het betreffende veldonderzoek wordt ook wel een vergelijkend onderzoek genoemd en vormt samen met de literatuurstudie de fundering van het onderzoek. Op deze manier kan de lezer van het rapport zelf de conclusies bevestigen. 1 Simons, W., 2013
16
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door twee studenten aan Hogeschool van Hall Larenstein. De studenten zitten in het afstudeerjaar van de opleiding Tuin- & Landschapsinrichting, afstudeerrichting Planrealisatie. In deze paragraaf wordt een profielschets van de studenten beschreven over de gedachte van de plas- drasoevers in relatie tot het vakgebied. Erik Horst Parken, waaronder stadsparken, vervullen een belangrijke rol. Het bieden van rust en ontspanning. Even je zinnen ergens anders op zetten en even weg van de dagelijkse hectiek. Het Vondelpark, het bekendste park van Nederland, is zo’n groene oase waar men tot rust kan komen. Dit park kenmerkt zich door zijn grootschaligheid, waarbij water en groen in harmonie met elkaar opgaan. De uitdaging van dit onderzoek is om een gefundeerd advies te geven voor het (her)inrichten van de ‘niet functionerende plas- drasoevers’, waarbij verschillende belangen worden gewaarborgd. Door middel van dit onderzoek wil ik te weten komen welke factoren bepalend zijn voor het wel of niet succesvol aanslaan van wateren oeverplanten. Op basis hiervan kunnen gefundeerde technische oplossingen worden aangedragen die succesvol aanslaan van plasdrasoevers tot op een zekere hoogte garanderen. Omdat de materie van dit onderzoek binnen de opleiding nog niet uitgebreid aan de orde is geweest, biedt dit een uitstekende kans om de kennis hierover te vergroten.
17
Theoretisch perspectief
Het resultaat van dit onderzoek is een adviesrapport voor gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid, over het (her)inrichten van de niet functionerende plas- drasoevers in het Vondelpark te Amsterdam.
Plas- drasoevers Vondelpark
2.2 Betrokkenheid van de auteurs
2.3 Iiteratuurstudie Robert de Lange Stadsparken vervullen een belangrijke rol in het stedelijk gebied. Het zijn de groene longen van de stad, leveren een bijdrage aan het stadsklimaat en bieden rust en recreatieve functies voor haar inwoners. Met meer dan tien miljoen bezoekers per jaar is het Vondelpark in Amsterdam het bekendste en drukst bezochte stadspark van Nederland. Kenmerkend in het Vondelpark zijn de kronkelende waterpartijen die een samenhang vormen met de beplanting.
Voor het opstellen van het onderzoek is diverse literatuur geraadpleegd. De literatuurstudie vormt de fundering voor het vaststellen van de onderzoeksvraag en de deelvragen. In deze literatuurstudie zijn onder andere onderwerpen onderzocht als: - Het ontwerp, de renovatie en het beheerplan van het Vondelpark. - Ontwerp, aanleg en beheer van plasdrasoevers. - Kleine waterbouwkundige constructies. - De sterkte en belasting van plas- drasoevers. - Oeverbeschermingsmaterialen. - Veldgids Water- en oeverplanten. - Invasieve waterplanten in Nederland.
Door het jaarlijks hoge bezoekersaantal is het een uitdaging om diverse functies van de plasdrasoevers af te stemmen op de verschillende doelgroepen. Middels dit onderzoek wil ik erachter komen welke waarden bepalend zijn op de succesvol aangeslagen plas- drasoevers en de niet functionele plas- drasoevers om uiteindelijk een aantal uitwerkingen te kunnen voorleggen. De verdieping van het onderwerp biedt de gelegenheid om de kennis op dit vakgebied te verbreden en om hier in de toekomst op in te kunnen spelen.
In bijlage 1 is een samenvatting van een aantal geraadpleegde bronnen beschreven, die het onderzoek funderen. Naast deze literatuurstudie zijn tijdens het proces deskundigen geraadpleegd op het gebied van ecologie, water- en oeverplanten, oevermaterialen en oeverconstructies. De deskundigen hebben informatie/ advies gegeven over de verschillende onderdelen met betrekking tot het omgaan en inrichten van plas- drasoevers. Hieronder zijn de volgende deskundigen opgenomen: -
18
Briemen, W. van, constructiedeskundige Dijk, M. van, flora/ fauna deskundige Frans, J., ecoloog MerriĂŤnboer, J. van, beplantingsdeskundige
Theoretisch perspectief
Plas- drasoevers Vondelpark
De literatuurstudie en informatie van deskundigen vormen samen met het veldonderzoek, dat beschreven staat in hoofdstuk vijf, de fundering voor het adviesrapport.
19
3
Onderzoeksopzet 3.1 Onderzoeksmethode 3.2 Betrouwbaarheid van het onderzoek 3.3 Controle van de resultaten
3.1 Onderzoeksmethode Inleiding De onderzoeksmethode is een vaste, weloverlegde manier van handelen om een zeker doel te bereiken 2. De methode die voor dit onderzoek wordt gehanteerd zal eerst worden beschreven. Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te garanderen wordt hierop volgend aangegeven welke onderdelen hieraan bijdragen. Om uiteindelijk een gedegen onderzoek te kunnen garanderen wordt het proces in de laatste paragraaf beschreven.
Voorafgaand aan het onderzoek is het plan van aanpak opgesteld om de richting van het onderzoek te bepalen. Het plan van aanpak is opgenomen in bijlage 2. Het onderzoeksrapport vormt een handreiking voor Stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam om het probleem wat betreft de niet functionerende plas- drasoevers in het Vondelpark aan te pakken. Middels het onderzoek zal antwoord worden gegeven op de volgende onderzoeksvraag:
‘Welke technische oplossingen kunnen worden aangedragen voor plas- drasoevers in het Vondelpark te Amsterdam, waarbij realisatiekosten in ogenschouw worden genomen?’ Om tot de beantwoording van de hoofdvraag te komen worden de onderstaande deelvragen beantwoord:
1 Wat zijn de huidige condities van de plas- drasoevers in het Vondelpark op technisch gebied en de waterkwaliteit met betrekking tot de pH, kH, CO en gH, en wat zijn de mogelijke ² oorzaken van het in sommige gevallen niet functioneren ervan? 2 Welke technische oeverconstructies kunnen worden aangedragen, waarbij de natuurlijke uitstraling zoveel mogelijk gewaarborgd blijft en zijn rol als oeverbescherming zo optimaal mogelijk vervuld?
2 Instituut voor Nederlandse lexicologie, 2003
22
3 Welke oeverbeplantingscombinaties zijn mogelijk aan de hand van de mate van bezonning, waarbij zoveel mogelijk rekenschap wordt gehouden met de gedachtegang van het oorspronkelijke ontwerp?
De gegevens van het veldonderzoek vormen de fundering voor het uitwerken van de deelvragen. Middels de conclusies uit de deelvragen zal antwoord worden gegeven op de hoofdvraag. Vanuit dit geheel is tevens een advies aangedragen voor het (her)inrichten van de niet functionerende plas- drasoevers.
4 Wat zijn de globale werkzaamheden en de realisatiekosten van de technische oeverconstructies en oeverbeplantingscombinaties?
Onderzoeksopzet
Deze bovengenoemde deelvragen komen aan de orde in de kernhoofdstukken van dit onderzoeksrapport.
Plas- drasoevers Vondelpark
drasoevers overzichtelijk in kaart gebracht (zie 5.1 De voorbereiding op het veldonderzoek).
Op basis van deze deelvragen is een literatuurstudie uitgevoerd om documenten op te stellen ten behoeve van het veldonderzoek. Deze documenten omvatten een plan van aanpak voor het veldonderzoek en de ontwikkelde inventarisatieformulieren voor de succesvol aangeslagen plas- drasoevers en de niet functionerende plas- drasoevers. Deze documenten zijn opgenomen in bijlage 3 en 4. In het veldonderzoek is er om de circa 70 meter een meting gedaan. Door deze tussenafstand gehanteerd te hebben, is er naar onze mening een gedegen veldonderzoek uitgevoerd, waarbij zoveel mogelijk informatie is ingewonnen. Nadat het veldonderzoek werd uitgevoerd, zijn de gegevens verwerkt. De meetnummers van de inventarisatieformulieren corresponderen met de meetnummers op de tekening van het Vondelpark. Hierdoor zijn de locaties van de succesvol en de niet functionerende plas-
23
3.2 Betrouwbaarheid van het onderzoek Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te garanderen is gebruik gemaakt van diverse literatuur, deskundigen en nauwkeurig meetapparatuur om de gegevens te verkrijgen.
carbonaathardheid en de gezamenlijke hardheid heeft plaatsgevonden middels druppeltesten. Dit is een methode, waarbij de exacte waarden te berekenen zijn. Voortvloeiend uit deze waarden kan middels een tabel het koolstofdioxidegehalte worden bepaald. Daarnaast worden overige bevindingen meegenomen, zoals de directe en indirecte omgevingsfactoren van de plasdrasoevers. Een nadere omschrijving van de waterkwaliteit is te vinden in hoofdstuk 5/ bijlage 5.
Veldonderzoek De voorbereiding heeft plaatsgevonden door middel van een uitgebreide literatuurstudie naar de waarden van de waterkwaliteit die van belang zijn voor het succesvol functioneren van de water- en oeverplanten in een plas- drasoever. Deze gegevens zijn gebruikt voor het opstellen van het inventarisatieformulier.
Met de bovenstaande gegevens is de fundering gevormd voor een betrouwbaar en gedegen onderzoek.
De plas- drasoevers zijn onderzocht aan de hand van de volgende stappen: - Opmeten van de gording t.o.v. het waterpeil, inclusief de condities. - De diepte van de oeverbodem meten ten opzichte het waterpeil. - Breedte van de oever opmeten vanaf de waterkant tot de gording. - Waterkwaliteit bepalen aan de hand van de volgende waarden zuurgraad (pH), koolstofdioxide (CO ), carbonaathardheid (kH) ² en de gezamenlijke hardheid (gH). - Overige bevindingen van de plas- drasoever als bodemgesteldheid en invloed van bomen op de hoeveelheid schaduw.
Tevens zijn de ontwikkelde inventarisatieformulieren voorgelegd aan dhr. J. van Merriënboer van Hogeschool van Hall Larenstein en aan dhr. Q. Verhoog van Stadsdeel Zuid te Amsterdam. Betreffende deskundigen hebben ons geadviseerd tijdens de voorbereidingfase van het veldonderzoek. Rapportage/ modellen Tijdens het onderzoek hebben deskundigen ons geadviseerd over technische oeverconstructies en beplantingscombinaties wat betreft het toepassen en het ermee omgaan ervan. Middels deze adviezen is een betrouwbaar onderzoeksrapport tot stand gekomen, dat zal dienen als een handreiking voor het (her)inrichten van de niet functionerende plasdrasoevers in het Vondelpark. Om tot dit gedegen onderzoeksrapport te komen is vooraf een risicoanalyse opgesteld. De risicoanalyse bewaakt de betrouwbaarheid en de kwaliteit van het onderzoeksrapport. Betreffende
Bij de eerste drie stappen is de oeverconstructie opgemeten, waarna middels een schets de betreffende plas- drasoever in beeld is gebracht. Om de waterkwaliteit te bepalen is gebruik gemaakt van diverse meetstrips en druppeltesten. Voor het bepalen van de pH is gekozen voor teststrips, die een nauwkeurigheid weergegeven van ééntiende. Het bepalen van de
24
Het is belangrijk dat de resultaten in het onderzoeksrapport voldoen aan de rapportagetechnische eisen en dat het document uniform is. Om dit te waarborgen is gebruik gemaakt van specifieke literatuur als het boek ‘Rapportagetechniek’.
Deskundigen Om de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten te waarborgen zijn de resultaten en tussenproducten ter controle voorgelegd aan de deskundigen.
Voor aanvang van het veldonderzoek is een literatuurstudie uitgevoerd naar de randvoorwaarden/ kwaliteit voor het succesvol functioneren van plas- drasoevers. Middels deze studie konden documenten als het plan van aanpak voor het veldonderzoek en het inventarisatieformulier worden geconcretiseerd, waarbij onvoorziene gegevens zijn uitgesloten. Binnen de opleiding heeft er tweewekelijks contact plaatsgevonden met dhr. J. van Merriënboer over de voortgang en het proces van het onderzoek. De onderzoeksresultaten zijn binnen de opleiding ter controle voorgelegd aan dhr. J. van Merriënboer. Vanuit gemeente Amsterdam zijn de onderzoeksresultaten ter controle voorgelegd aan dhr. Q. Verhoog. Aan de hand van feedback zijn de gegevens aangevuld en verbeterd. Het rapport is tussentijds gecontroleerd door elk groepslid om een uniform eindresultaat te verkrijgen. Twee weken voor het inleveren van het onderzoeksrapport werd een buffer ingepland om het onderzoeksrapport te controleren op taalgebruik, correctheid, spelling en verwijzingen.
25
Onderzoeksopzet
risicoanalyse is omschreven in het plan van aanpak (bijlage 2).
Plas- drasoevers Vondelpark
3.3 Controle van de resultaten
4
Het Vondelpark 4.1 De geschiedenis van het Vondelpark 4.2 Het ontwerp door J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher 4.3 De ontwikkeling van het Vondelpark 4.4 Het watersysteem en de oevers 4.5 Conclusies
4.1 De geschiedenis van het Vondelpark Inleiding Voordat op de problematiek van bepaalde plas- drasoevers in wordt gegaan, zal eerst een algemene inleiding op het Vondelpark worden gegeven. Daarbij wordt de ontwikkeling tot het ontstaan van het Vondelpark nader toegelicht. Wat waren de beweegredenen om een volkspark te ontwikkelen? Hoe is dit plan van de grond gekomen? Allemaal zaken die in de eerste paragraaf aan de orde komen. Hierop volgend wordt aandacht besteed aan de vormgeving van het Vondelpark welke ontworpen is door bekende architecten uit die tijd (19e eeuw), genaamd J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher. In deze paragraaf wordt onder andere uitleg gegeven over welke ontwerpstijl is gehanteerd en wat men met het ontwerp wilde bereiken. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de dynamische ontwikkeling van het Vondelpark, dat het vanaf de realisatie in 1865 heeft gekend. Aan de hand van de meest belangrijke gebeurtenissen worden deze ontwikkelingen nader toegelicht. In de volgende paragraaf zal in worden gegaan op de huidige werking van het watersysteem en de inrichting van de oevers. Hierin gaat de aandacht onder andere uit naar de verschillende type oevers die in het Vondelpark aanwezig zijn. Deze worden middels foto’s en technische uitwerkingen onderbouwd. Aan de hand van de informatie uit voorgaande paragrafen worden conclusies getrokken welke leiden tot de huidige problematiek wat betreft de plas- drasoevers.
Amsterdam beleefde rond de jaren 1860 een grote druk door de stadsuitbreiding. Veel verblijfsplekken, plantsoenen en aangename wandelplekken verdwenen door deze druk. Het meest bekend uit deze tijd was de Plantage, een groot groengebied met veel horeca, welke druk werd bezocht. De Plantage viel in particuliere handen, waaronder Artis Natura Magistra die kooien met dieren in hun tuin plaatsten. In tegenstelling tot andere Europese steden die juist veel in parkgroen investeerden, werd Amsterdam steeds groenarmer. Dit is vandaag de dag nog terug te vinden. Binnen de grachtengordels vindt men nog steeds zeer weinig groen op bomen na. Voor veel Amsterdammers met invloed was dit een doorn in het oog. Sarphati was ĂŠĂŠn van deze mensen. Hij bouwde het paleis voor Volksvlijt (afb. 4.1), welke in 1864 werd geopend en wat jarenlang het belangrijkste ontspannings- en cultuurcentrum van de stad was. Naast Sarphati was er nog iemand anders die zich voor een beter leefmilieu inzette. Dit
afb. 4.1 paleis voor Volksvlijt (bron; www.zelfhemel.nl)
28
Het Vondelpark
het begin totaal nog geen volkspark. De burgers van Amsterdam waren gewoonweg te arm om een middagje te kunnen wandelen. In 1867 werd het beeld van Joost van den Vondel in het park geplaatst en vanaf die tijd heette het park ‘Vondelspark’ en later officieel geregistreerd als ‘Vondelpark’. 3
Plas- drasoevers Vondelpark
was Christiaan Pieter van Eeghen, koopman en president van de Nederlandsche Bank. Hij verrichtte werkzaamheden voor de werkende klasse met bijvoorbeeld het opknappen van arbeidswoningen in de Jordaan. In navolging wat in de andere Europese steden gebeurde, maakte hij een plan voor de aanleg van een openbaar rijen wandelpark. De eerste plannen hiertoe werden door het gemeentebestuur afgewezen, omdat het te kostbaar zou zijn. Maar langzamerhand besefte men toch dat de snel uitdijende stad onleefbaar zou worden zonder park. In 1864 werd door de burgermeester een parkcommissie ingesteld die geld zou gaan werven voor de eerste opzet. Al snel stroomde het geld binnen en kort daarop presenteerden J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher de eerste ontwerpen. Uiteindelijk werd het benodigde geld bijeengebracht om grond te kopen. Hiervan is een deel bouwrijp gemaakt om als bouwgrond weer te verkopen, waarbij de rest van de grond voor het park was bestemd. Wijken die hierdoor zijn ontstaan, zijn de omgeving van de Vondelstraat, P.C. Hoofdstraat en het Willemspark. Een historische fout is dat het gedeelte van de grond wat bestemd was voor het park niet bouwrijp gemaakt werd. Daarom is de veengrond gaan zakken wat maakt dat het park nu aanzienlijk lager ligt dan de omliggende stad (afb. 4.2). Uiteindelijk werd het eerste gedeelte van het rijen wandelpark in 1865 voltooid (10 ha) en het laatste gedeelte in 1877 (47 ha). Het park was in
Afb. 4.2 het Vondelpark ligt lager dan de omgeving 3 www.hetvondelpark.net, 05-02-2014
29
4.2 Het ontwerp door J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher Het Vondelpark in Amsterdam is één van de beroemdste werken waarbij J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher hebben samengewerkt. Het park, waarvan de hoofdstructuur bewaard is gebleven, is een Rijksmonument. De ontwerpen voor het eerste deel werden waarschijnlijk door J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher samen gemaakt, maar bij de uitbreidingen van 1872 en 1877 was J.D. Zocher jr. al overleden. Het grootste gedeelte van het Vondelpark is dus ontworpen door L.P. Zocher. Ook de eerste gebouwen in het Vondelpark zijn door hem ontworpen, zoals de boerderij met melkhuis uit 1874 (afb. 4.3) en de muziekkoepel uit 1873 (afb. 4.4). 4
Afb. 4.3 ansichtkaart, de boerderij met melkhuis (www.inhetvondelpark.nl)
Het Vondelpark is vormgegeven op basis van de vroege Engelse landschapsstijl. Kenmerkend hiervoor zijn de slingerende wandelpaden rond kronkelende waterpartijen. Deze waterpartijen vormden de basis van het ontwerp en kan ook wel als een slingerende rivier worden gezien (afb. 4.5). Door deze slingerende structuur werd een grote lengte aan oevers gecreëerd. Het ontwerp vormde een kopie van de destijds vele parken bij particuliere buitenplaatsen, waar een aangename wandeling rond het landhuis mogelijk werd gemaakt. In de publieke parkontwerpen die door de Zochers werden gemaakt, werd altijd centraal een kruismarkering aangebracht. Op dit kruis diende een gebouw geplaatst te worden die als ankerpunt fungeerde in het ruimtelijk ontwerp. Het Vondelpark vormt een wereld op zich. De dichte beplantingen ontrekken de bebouwde omgeving aan het oog. Door deze afscherming, waardoor oriëntatiepunten zijn verdwenen, brengen de wandelaar met opzet op een dwaalspoor. Daarbij volgen de paden niet de open ruimten, waardoor
Afb. 4.4 ansichtkaart, de muziekkoepel (www.inhetvondelpark.nl)
Afb. 4.5 het slingerend waterverloop als een riviertje door het park
4 Smit, J., 2008
30
Het Vondelpark
Afb. 4.6 het beloop van de paden is niet te overzien
Plas- drasoevers Vondelpark
men het oriĂŤntatiegevoel nog meer verliest. De kruisingen van de paden zijn aangeplant met dichte bosschages, waardoor het niet mogelijk is om op deze keuzemomenten het beloop van de paden te overzien (afb. 4.6). Het doorgaande pad in het Vondelpark maakt een gesloten slingerbeweging, zodat wanneer de wandelaar het pad volgt, deze steeds in het park verblijft. De uitgangen zijn zijpaden van dit hoofdpad, die verborgen liggen in de dichte randbeplanting (afb. 4.7). Door deze ontwerpmethode lijkt het park groter en de wandeling oneindig. 5&6
Afb. 4.7 uitgangen verborgen in dichte randbeplanting
5 de Josselin de Jong, F., 2009 6 stadsarchief.amsterdam.nl, 06-02-2014 31
4.3 De ontwikkeling van het Vondelpark 1896, de vroegst bekende gedetailleerde kaart
Afb. 4.8 plattegrond van het Vondelpark, 1896 (bron; renovatie en beheerplan, 2001)
Het Vondelpark zoals men dat nu kent is het resultaat van de dynamische geschiedenis van het park. De historie ligt daarbij als het ware in lagen op elkaar. In deze paragraaf zal in worden gegaan op de meest belangrijke momenten en gebeurtenissen. Hierbij wordt inzichtelijk gemaakt wat er van de oorspronkelijke vormgeving behouden is en wat door de tijd heen verloren is gegaan.
gebouwen te zien, maar ook ornamenten als een stenen fontein en een grote vaas. Een historische bron voor kennis van de gevarieerdheid van de beplanting uit die tijd, is de inventarisatie van de beplanting in het Vondelpark door Thijsse en Hermans uit 1901. Dit is slechts vijf jaar later dan de kaart van 1896. Het park is in deze periode voor de flanerende Amsterdammer, die komt genieten van de watergangen, reliĂŤf, bosschages en gazon. 7
De plattegrond uit 1896 is de vroegst bekende gedetailleerde kaart van het Vondelpark (afb. 4.8). De plattegrond geeft weer hoe de vormgeving in deze periode eruit zag. Wat opvalt is de kleinschaligheid van het park. Dit is goed te zien aan de kleine bosschages die het beeld van het park bepalen. Op de kaart is geen onderscheid te zien tussen voetpaden en lanen. Beide onderdelen waren onverhard en liepen volledig in elkaar over. Vanaf de Stadhouderskade tot aan de Amstelveenseweg loopt een aaneengesloten slingerende beek door het park. Op karakteristieke plaatsen zijn
1953, het Vondelpark als openbare voorziening Het Vondelpark is pas sinds 10 oktober 1953 een openbare voorziening. Op deze datum werd het Vondelpark door de ‘Vereniging tot Aanleg van een Rij- en Wandelpark’ voor 1 gulden aan de gemeente Amsterdam verkocht. Voorwaarden hiervoor waren wel dat het park zijn bestemming zal houden, de muziekuitvoeringen blijven, fietsers (behalve op zondagmiddag) en ruiters mogen het park blijven gebruiken, honden mogen los lopen en er mogen geen politieke redevoeringen en collecten worden gehouden. 3&5 7 Stadeel Zuid, 2001
32
In deze periode is er veel veranderd. De watergang in het parkdeel bij de Stadhouderskade is rond 1914 deels verdwenen en in 1947 in zijn geheel. De plattegrond van 1959 laat het plan zien voor één van de eerste en meest ingrijpende renovaties, onder leiding van landschapsarchitect Mos, die het Vondelpark heeft gekend (afb. 4.9).
Daarbij zijn de vele kleinschalige bosschages samengevoegd tot een minder groot aantal grotere bosschages. De bosschages zijn beplant met pioniersplanten die goed gedijen op een vochtige bodem, in de plaats van de tot dan toe toegepaste gevarieerde beplanting. Tevens is de padenstructuur vereenvoudigd, waarbij overbodige paden zijn verwijderd. Daarbij is er een onderscheid aangebracht tussen halfverharde voetpaden en verharde lanen. Ook valt op dat de wandelpaden niet altijd meer op elkaar aansluiten. In deze periode is het rosarium van 1936 door het huidige rosarium vervangen. In de jaren ’60 zijn de huidige speelplaatsen aangelegd en in de jaren ’80 is het openluchttheater gebouwd.
Zoals al was beschreven, was het park tot 1953 in particulier beheer van de ‘Vereniging tot Aanleg van een Rij- en Wandelpark’. Doordat het park steeds intensiever werd gebruikt kon de vereniging het steeds duurder wordende beheer niet meer betalen. Na overname door de gemeente Amsterdam besluit men het park te renoveren om de kosten van het beheer te beperken en het park een inrichting te geven om het steeds grotere aantal bezoekers te kunnen ontvangen. De renovatie wordt gebaseerd op de wederopbouw van de jaren ’50. Bij de herinrichting van het park wordt de nadruk gelegd op grootschaligheid, ruimtelijkheid en functionaliteit in gebruik en beheer. Het groen in het park is daarbij sterk vereenvoudigd.
Door de meer functionele inrichting die het Vondelpark in de jaren ’50 en ’60 heeft gekregen, biedt het park voldoende ruimte voor verdere groei van het bezoekersaantallen in de jaren erna. Eind jaren ’60, begin jaren ’70 krijgt het Vondelpark nog meer karakter van een park waar alles kan en (bijna) alles mag. 7
33
Het Vondelpark
Afb. 4.9 plattegrond van het Vondelpark, 1959 (bron; renovatie en beheerplan, 2001)
Plas- drasoevers Vondelpark
1959, renovaties onder leiding van landschapsarchitect Mos
1996, het Vondelpark als Rijksmonument
Afb. 4.10 plattegrond van het Vondelpark, 1996 (bron; renovatie en beheerplan, 2001)
In 1996 is het Vondelpark erkend als Rijksmonument. De historische aanleg van het park, een aantal in het park aanwezige gebouwen en enkele andere onderdelen krijgen in mei 1996 de status van beschermd Rijksmonument.
ren ’50 zijn aangeplant, waren nu voor een groot deel uitgegroeid. Het tijdig dunnen en verjongen van het groen heeft onvoldoende plaatsgevonden. Bosschages hadden geen natuurlijke opbouw meer en de padenstructuur was vervaagd. Doordat beschoeiingen bij achtereenvolgende renovaties steeds vóór de oude beschoeiingen zijn geplaatst, hadden de waterpartijen hun oorspronkelijke vorm verloren. 7
Ten opzichte van de plattegrond van 1959 lijkt er op het eerste gezicht niet zoveel veranderd te zijn. De meest opvallende veranderingen zijn de twee sloten rond de dierenweides (afb. 4.10). In het gebruik van het park is wel veel veranderd. Het Vondelpark is dan uitgegroeid tot een van de meest bekende stadsparken van Nederland. Met ruim tien miljoen bezoekers per jaar wordt het park door nog meer mensen bezocht dan in de jaren ’70. Het gebruik van het park is in de jaren ’90 veranderd en geïntensiveerd. Het groeiende aantal bezoekers was de directe aanleiding voor de problematiek die het park toen kende. Denk hierbij aan een grotere vervuiling van het park en een sterkere slijtage van de paden en het groen. De bomen en heesters, die bij de renovatie in de ja-
34
Voormalig Stadsdeel Oud-Zuid heeft tien jaar lang, in verschillende fasen, ingrijpende werkzaamheden uitgevoerd in het Vondelpark. Deze vloeiden voort uit de problematiek die onder het vorige kopje ‘het Vondelpark als Rijksmonument‘ is beschreven. Tijdens deze renovatie zijn verschillende onderdelen aangepakt (afb. 4.11). Wat dit heeft opgeleverd is hieronder kort samengevat.
zichtlijnen hersteld, waardoor doorkijkjes en uitzichten in het park ontstaan, welke ontwerper J.D. Zocher jr. in de 19e eeuw bedoeld heeft. Om de natuurontwikkeling te stimuleren zijn er poelen en reliëf aangelegd op de afgesloten Koeienweide en Schapenweide. Ook het aanbrengen van water- en oeverplanten langs diverse oevers draagt hieraan bij. Deze leveren namelijk schuil-, paai-, broed- en foerageerplaatsen op voor kleinere fauna. Hierdoor wordt de biodiversiteit in het park verhoogd. Een probleem waar men al tijden tegenaan loopt is het zakken van het maaiveld door vertering van het veen. Dit is nu beperkt, waardoor het park makkelijker op hoogte kan worden gehouden. Voorzieningen als de oude parkwachterswoning, de muziekkoepel en horecagelegenheden het ‘Groot Melkhuis’ en ‘t Blauwe Theehuis’ hebben ook een opknapbeurt gekregen. Dit geldt ook voor de vijf speeltuinen. Daarnaast heeft er een renovatie plaatsgevonden van de belangrijkste hekken, de vijf bruggen, het standbeeld van Vondel en de Amsterdamse Stedemaagd. 8
Oplevering renovaties Door de aanleg van een betere drainage, verbetering van de bodem en de aanleg van reliëf is de wateroverlast verminderd. Plasvormingen die vroeger na een regenbui voorkwamen is nu bijna niet meer aan de orde. Tevens zijn de wandelpaden opgehoogd, waarbij een sterkere toplaag met een drainerende functie is aangebracht. Op deze manier is het park ook toegankelijker geworden voor rolstoelers. Op het gebied van beplanting zijn zowel nieuwe als een aantal oude bomen gefundeerd, zodat deze niet voortijdig omwaaien. Daarnaast kunnen ze ouder worden dan de nu gebruikelijke gemiddelde leeftijd van 50 jaar. Ook zijn de
8 www.zuid.amsterdam.nl, 06-02-2014
35
Het Vondelpark
Afb. 4.11 plattegrond van hersteld Vondelpark (bron; renovatie en beheerplan, 2001)
Plas- drasoevers Vondelpark
2010, heropening na jarenlange renovatie
4.4 Het watersysteem en de oevers In deze paragraaf zal in worden gegaan op de huidige werking van het watersysteem, wat tijdens de vorige renovatie is aangepakt. Na de werking van het watersysteem te hebben toegelicht, zal dieper op de oevers in worden gegaan. Daarbij zal een toelichting op de gerenoveerde oevers plaatsvinden en de huidige problematiek.
aangevoerd middels een lange buis. Alleen de waterkwaliteit hiervan was niet altijd even optimaal. De slurf De slurf, de smalle toegang tot het Vondelpark, is tevens grondig aangepakt en moet gaan functioneren als zuivering. De historische bosbeek heeft door het watercirculatieplan voor de waterkwaliteit zijn bron weer teruggekregen met een waterval, cascades en kwel in de slurf. Een gecombineerd systeem van een wadi met daaronder een bodempassage, drainage, infiltratie en een hydrologisch scherm zorgt voor een verbetering van de grondwaterhuishouding en aanvoer van schoon oppervlaktewater. In afb. 4.13 is de werking van de slurf schematisch weergegeven. 10
4.4.1 Werking van het watersysteem na de renovatie
Tijdens de gehele renovatie van het Vondelpark is ook onderzoek gedaan naar een verdere verbetering van de waterkwaliteit van het oppervlaktewater. Er werd gestart met de ontwikkeling van twee bergbezinkbassins langs het park om de overstort van rioolwater te minimaliseren. Tevens is er een circulatieplan opgesteld om beweging van het water in de vijvers te krijgen, waardoor een bepaalde stroomrichting is ontstaan (afb. 4.12). De belangrijkste reden tot het realiseren van dit watercirculatiesysteem is dat het parkwater zoveel mogelijk gescheiden moest worden van de stedelijke boezem. Het is daarbij wenselijk om gebiedsvreemd water minimaal in te laten. Tevens is bewegend water beter dan stilstaand water, waardoor algengroei wordt geminimaliseerd. Door het aanbrengen van fonteinen, waardoor het water ook wordt gecirculeerd, komt er meer zuurstof in het water. 9
4.4.2 De opzet en indeling van de oevers
Zoals al naar voren is gekomen, traden er in de jaren ’90 problemen op met de beschoeiingen van de oevers. Dit omdat bij elke uitgevoerde renovatie de nieuwe oeverbeschoeiing voor de oude werd geplaatst. Hierdoor hebben de waterpartijen onder andere hun oorspronkelijke vorm verloren. Tijdens de laatste ingrijpende renovatie zijn de oevers ook aangepakt, waarbij de problematiek die hierboven staat beschreven is verholpen. Daarbij zijn de oevers heringedeeld welke uit drie verschijningsvormen bestaan. Dit zijn de cultuurlijke oevers, de natuurlijke oevers en de plas- drasoevers. De kenmerken van deze oevers staan hierna beschreven en geïllustreerd.
Daarnaast werd middels onderzoek aangetoond dat het verversingswater uit de Singelgracht een positieve invloed kon hebben op het vooral organisch vervuilde vijverwater in het Vondelpark, mits dit gezuiverd werd. Van oudsher werd het Vondelpark ook al gevoed met water uit de Singelgracht. Dit werd rechtstreeks 9 Verhoog, Q., 05-03-2014
10 www.wareco.nl, 08-02-2014
36
Plas- drasoevers Vondelpark Het Vondelpark
Afb. 4.12 huidige stroomrichting in het park
Afb. 4.13 schematische werking van ‘de slurf’ (bron; www.wareco.nl)
37
Zoals al eerder naar voren kwam, kenmerken de kronkelijkende waterpartijen zich als een rivier. Op basis van deze gedachten hebben de hiervoorgenoemde typen oevers hun locatie gekregen. In rivieren wordt materiaal afgezet aan de binnenbocht en afgekalfd aan de buitenbochten. De binnenbochten van de oevers zijn daarom ingericht met water- en oeverplanten en zorgt voor een natuurlijk verloop vanaf het maaiveld tot het water. De plas- en drasoevers zijn een constructieve oplossing die ook in de binnenbocht is toegepast, maar op locaties waar menselijke druk groter is. De buitenbochten kalfen bij rivieren af en zijn ingericht middels houten beschoeiing, welke de cultuurlijke oevers zijn. Cultuurlijke oevers Binnen het Vondelpark komen veel cultuurlijke oevers voor. Dit zijn oevers met een harde overgang van land naar water (afb. 4.14). De oeverbeschoeiing is geconstrueerd middels houten palen en gordingen (afb. 4.15). Afb. 4.15 oeverconstructie middels houten palen en gordingen (bron; renovatie en beheerplan, 2001)
Natuurlijke oevers De natuurlijke oevers kenmerken zich door het natuurlijk verloop van de oever (afb. 4.16). Er zijn geen technische constructies toegepast om dit te be誰nvloeden. Tevens zijn deze oevers beplant met water- en oeverplanten. Deze natuurlijke oevers komen voor op locaties waar menselijke druk gering is. Plas- drasoevers De plas- en drasoevers zijn een afgeleide van bovengenoemde oevertypen. Deze oevers zijn
Afb. 4.14 harde oevergang van land naar water
38
Afb. 4.17 beschoeiing onder waterpeil
Het Vondelpark
geconstrueerd middels een oeverbeschoeiing op de overgang van land naar water. Om een plas- drasoever te creĂŤren is in het water, op een bepaalde afstand vanuit de waterkant, een beschoeiing aangebracht welke zich tot 0,18m onder het waterpeil bevindt (afb. 4.17). De ruimte tussen de beschoeiingen is ingericht met water- en oeverplanten. Deze constructie is, net als de cultuurlijke oevers, gemaakt van houten palen en dwarsliggende planken (afb. 4.18). De beschoeiing in het water is tevens voorzien van een gording.
Plas- drasoevers Vondelpark
Afb. 4.16 natuurlijk verloop oevers
De plas- drasoevers zijn toegepast op locaties waar menselijke druk groot is. Vandaar dat er een stevige constructie is toegepast. Tevens komen deze oevers alleen voor in de binnenbochten van de vijvers, vanuit de stroomrichting gezien (afb. 4.19 volgende pagina). Op deze wijze heeft het water niet of nauwelijks invloed op het afkalven van de oevers. Zoals al naar voren kwam zijn de plas- drasoevers aangeplant met verschillende water- en
Afb. 4.18 oeverconstructie middel houten palen en planken (bron; renovatie en beheerplan, 2001)
39
Afb. 4.19 plas- drasoevers in de binnenbochten
Huidige problematiek plas- drasoevers Nadat de plas- drasoevers zijn aangelegd is er een probleem ontstaan. Slechts bij een deel van deze oevers zijn de water- en oeverplanten goed aangeslagen. Bij de overige plas- en drasoevers zijn de beplantingen is sommige gevallen totaal verdwenen. Er gaan verschillende beweringen rond over de mogelijke oorzaken, maar een eenduidige oorzaak weet men niet te vinden. In hoofdstuk 5 ‘Veldonderzoek naar plasdrasoevers’ zal dieper op deze materie in worden gegaan.
oeverplanten (afb. 4.20). Om de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen is het van belang om de belangrijke kenmerken en eigenschappen van deze beplantingssoorten te noteren. Denk hierbij aan plantdiepte, bezonning, bodem en water. Hierna is een samenvatting van de meest belangrijke conclusies, wat betreft bodem en water weergegeven die de water- en oeverplanten vanuit afb. 4.20 nodig hebben.
Bodem Over het algemeen vragen alle water- en oeverplanten om een matig voedselrijke tot voedselrijke bodem. De bodem moet daarbij zwakzuur tot basisch zijn van laagveen of leem met zand. 11 Water De meeste waterplanten verlangen zwak stromend of stilstaand water. Veelal moet dit water voedselrijk en zwak zuur tot kalkhoudend zijn. 11
11 www.wilde-planten.nl, 21-2-2014
40
Plas- drasoevers Vondelpark Het Vondelpark Afb. 4.20 toegepaste water- en oeverplanten
41
4.5 Conclusies Het Vondelpark is ontstaan in 1864 door druk van de bevolking en invloedrijke mensen, die aangaven dat de stedelijke ontwikkelingen destijds niet bijdroegen aan een leefbaar milieu. Daarop hebben J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher een ontwerp gepresenteerd voor het ontwikkelen van een volkspark. Na goedkeuring van de plannen is er gestart met het realiseren van dit Volkspark, het Vondelpark.
eenduidig. Door het uitvoeren van een veldonderzoek, welke in hoofdstuk 5 ‘Veldonderzoek plas- drasoevers’ aan de orde komt, wordt getracht de mogelijke oorzaak of oorzaken boven water te krijgen.
Vanaf het moment van het bestaan van het Vondelpark in 1877, kent het dynamische ontwikkelingen waarin men vaak van de ene problematiek in de andere valt. Nadat de gemeente het Vondelpark in 1953 had gekocht van de ‘Vereniging tot Aanleg van een Rij- en Wandelpark’ zijn er ingrijpende renovaties uitgevoerd die het uiterlijk van het park hebben doen veranderen. Door achterstallig onderhoud zijn de problemen in de jaren ’90 bijna niet meer te overzien. Dit heeft er toe geleid dat er vanaf 1999 tot 2010 grootschalige renovatiewerkzaamheden hebben plaatsgevonden, waarbij men het Vondelpark weer in ere heeft hersteld, gebaseerd op het vroegere ontwerp. Een onderdeel dat tot de renovatiewerkzaamheden behoorde, was de aanpak van de oevers. Hierbij zijn drie typen aangebracht welke de cultuurlijke, natuurlijke en de plas- drasoevers betreffen. Na de aanleg hiervan heeft zich een probleem voorgedaan wat betrekking heeft op de plas- drasoevers. Bij een aantal van deze oevers zijn de aangebrachte water- en oeverplanten niet aangeslagen en soms totaal verdwenen. De meningen over de mogelijke oorzaken hiervan lopen uiteen en zijn niet
42
43
Het Vondelpark
Plas- drasoevers Vondelpark
5
Veldonderzoek plasdrasoevers 5.1 De voorbereiding op het veldonderzoek 5.2 De oeverconstructies 5.3 De waterkwaliteit 5.4 Algemene bevindingen 5.5 Conclusies
5.1 De voorbereiding op het veldonderzoek Inleiding Het veldonderzoek kan worden gezien als het meest essentiële onderdeel. Het vormt namelijk de sturing van het vervolg van het onderzoek. Een goede voorbereiding is daarom ook van groot belang. In dit hoofdstuk zal dan ook in de eerste paragraaf de voorbereiding op het veldonderzoek worden toegelicht. Hierin komen zaken aan de orde als literatuurstudie naar water- en oeverplanten, plan van aanpak voor het veldonderzoek, het inventarisatieformulier en het bepalen van de meetlocaties. Hierop volgend zullen de resultaten van het veldonderzoek worden getoond, waarbij de waarnemingen van de succesvol aangeslagen plas- drasoevers en de niet functionerende plasdrasoevers met elkaar worden vergeleken. Daarbij zal de aandacht als eerste uitgaan naar de technische kenmerken. Hierin wordt de oeverconstructie in beeld gebracht middels verschillende metingen. Aansluitend hierop wordt aandacht besteed aan de waterkwaliteit. Als eerste zal worden toegelicht wat de meest essentiële waterwaarden zijn voor het succesvol laten ontwikkelen van water- en oeverplanten. Hierna zullen de resultaten worden onderbouwd. Als laatste behorend tot het veldonderzoek zal in worden gegaan op de overige bevindingen. Hierin komen zaken aan de orde als de condities van de oeverrand, de oeverbodemgesteldheid, de invloed van bomen en ligging van de plasdrasoevers. Het hoofdstuk zal worden afgesloten middels een conclusie.
Voordat met het veldonderzoek is gestart, zijn er verschillende voorbereidingen getroffen. Dit om de kwaliteit van het veldonderzoek en de uiteindelijke resultaten hiervan te waarborgen. Hierna zullen de meest belangrijke voorbereidingen worden toegelicht.
5.1.1 Literatuurstudie naar water- en oeverplanten
De huidige problematiek van de plas- drasoevers is duidelijk. Er zijn een aantal waarvan de wateren oeverplanten wel is aangeslagen en een aantal waarbij deze soms totaal zijn verdwenen. Om een goed gefundeerd en doelgericht veldonderzoek op te stellen en uit te voeren is het van belang om te weten te komen wat water- en oeverplanten nodig hebben om zich te kunnen ontwikkelen. Daarom is hiervoor een literatuurstudie uitgewerkt. Hieruit blijkt dat de kwaliteit van het water een belangrijke rol speelt. Hier halen water- en oeverplanten hun meeste voeding uit. De meest essentiële elementen die aanwezig moeten zijn bestaan uit; - pH, zuurgraad - CO , koolstofdioxide ² - kH, carbonaathardheid - gH, totale of gezamenlijke hardheid Een toelichting op het belang van deze waarden, en wat de streefwaarden hiervan zijn, wordt nader toegelicht en uitgewerkt in paragraaf 5.3 ‘De waterkwaliteit’. 12 Naast een goede waterkwaliteit speelt bezonning ook een belangrijke rol. De water- en oeverplanten hebben (zon)licht nodig voor het fotosyntheseproces. Wanneer deze beplantingen teveel in de schaduw staan wordt dit proces verhinderd en zullen ze langzaam afsterven. 12 www.schonevijver.nl, 21-02-2014
46
Door al deze zaken goed van te voren te organiseren en vast te leggen in het plan van aanpak voor het veldonderzoek, vormde deze een belangrijke fundering voor een succesvol veldonderzoek.
5.1.2 Plan van aanpak veldonderzoek*
Na de uitgewerkte literatuurstudie is het plan van aanpak voor het veldonderzoek opgesteld. Hierin is tweedeling gemaakt tussen de benodigdheden en het stappenplan.
*zie bijlage 3 voor plan van aanpak veldonderzoek
Voor de benodigdheden is een lijstje opgesteld, waarbij is aangegeven welk materiaal en kaartmateriaal nodig is om het veldonderzoek te kunnen uitvoeren. Voor het meten van de waterkwaliteit zijn testsetjes aangeschaft, waarmee nauwkeurige metingen verricht konden worden. Dit was van toepassing voor de carbonaathardheid en de gezamenlijke hardheid. Om de oevers te kunnen opmeten is door medewerkers van het parkbeheer een meetapparaat ter beschikking gesteld, waarmee onderdelen van de oeverconstructie op een nauwkeurige manier opgemeten konden worden.
5.1.3 Het inventarisatieformulier*
Om de mogelijke oorzaken van het niet functioneren van bepaalde plas- drasoevers te achterhalen, moesten bij zowel de functionerende als de niet functionerende plasdrasoevers metingen worden uitgevoerd. Op deze manier kan een vergelijkend onderzoek worden opgesteld, waarbij geconstateerde afwijkingen de mogelijke oorzaken kunnen zijn. Om de metingen succesvol te laten verlopen is een inventarisatieformulier ontwikkeld. Hierin is het stappenplan van het plan van aanpak voor het veldonderzoek nader uitgewerkt. Daarbij bestaan de eerste drie stappen uit het opmeten van de plas- drasoever. Denk hierbij aan de diepteligging van de gording ten opzichte
Omdat een deel van de plas- drasoevers niet te voet bereikbaar is, moest tijdig worden aangegeven dat een bootje noodzakelijk was om 13 Pauwels, I., Vanhoof, J., 2001 14 www.stowa.nl, 21-02-2014 47
Plas- drasoevers Vondelpark
metingen te kunnen uitvoeren. Naast een kleine greep uit het benodigde materiaal wat hiervoor is beschreven, was het ook van belang om het veldonderzoek op een juiste manier uit te voeren. Om geen enkel belangrijk onderdeel over het hoofd te zien, was een stappenplan uitgewerkt. Hierin is exact aangegeven bij welke stap welke meting is gedaan. Dit stappenplan heeft uiteindelijk als basis gediend voor het opstellen van een inventarisatieformulier, welke in de volgende subparagraaf zal worden behandeld.
Veldonderzoek plas- drasoevers
Onderbouwd wordt dat als men de water- en oeverplanten goed wil laten functioneren, deze minimaal zes uur (zon)licht per dag nodig hebben. Tevens speelt de ligging van de oever een belangrijke rol voor de ontwikkeling van de water- en oeverplanten. Wanneer een plasdrasoever aan de zuidkant wordt aangelegd zal deze veel minder (zon)licht krijgen dan aan de noordzijde. Daarbij zijn locaties aan de zuidzijde ook vaak kouder dan aan de noordzijde. Om een plas- drasoever goed te laten functioneren kan deze het beste aan de noordzijde gerealiseerd worden. 13&14
Afb. 5.1 CO tabel (bron; www.hobbykwekers.nl) ²
van het waterpeil, evenals de diepteligging van de oeverbodem en de breedte van de plasdrasoever. Tevens is de conditie van de gording hierin opgenomen. Hierna volgt de meting van de waterkwaliteit. De zuurgraad is bepaald aan de hand van meetstrips die tot op ééntiende nauwkeurig zijn. De carbonaathardheid en de gezamenlijke hardheid is gemeten middels druppeltesten, welke een nauwkeurigere werking hebben dan meetstrips. Het koolstofdioxidegehalte is bepaald aan de hand van een tabel. Wanneer de zuurgraad en de carbonaathardheid duidelijk waren, kon middels de tabel het koolstofdioxidegehalte worden afgelezen (afb. 5.1).
Afb. 5.2 inventarisatieformulieren gebundeld in boekwerken
helemaal niet. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen de inventarisatieformulieren voor de functionerende of niet functionerende plas- drasoevers, zijn deze apart als boekwerk gebundeld (afb. 5.2). Tevens wordt er een link gemaakt tussen het inventarisatieformulier en de kaart waarop de meetlocaties zijn aangegeven. De meetlocaties op de kaart hebben namelijk een nummer gekregen. Wanneer bij een bepaalde plas- drasoever een
Als laatste zijn de overige bevindingen opgenomen. Denk hierbij aan zaken als de condities van de oeverrand en de bodemgesteldheid in de oever. Is de oeverrand verzakt of is de bodem in de oever zacht of juist hard en is er blad- of slibafval aanwezig. Daarbij is ook de invloed van de bomen bekeken of deze veel schaduw op de oever geven of juist
48
meting was verricht, werd dit nummer op het inventarisatieformulier genoteerd. Op deze wijze is goed in kaart gebracht welke nummers de functionerende plas- drasoevers zijn en welke niet.
benoemd, zijn de meetlocaties genummerd en corresponderen deze met de inventarisatieformulieren.
Plas- drasoevers Vondelpark
*zie bijlage 4 voor het inventarisatieformulier
5.1.4 Bepalen van het aantal meetlocaties
Veldonderzoek plas- drasoevers
Voor het veldonderzoek moesten bij alle plas- drasoevers in het Vondelpark metingen worden uitgevoerd. Het streven was daarbij om binnen twee dagen het veldonderzoek te voltooien. Om dit te bereiken moest worden uitgerekend hoeveel metingen haalbaar zouden zijn. Hieronder staat de berekening met de totstandkoming van de hoeveelheid haalbare metingen.
15 min. per meting incl. looptijd x 48 metingen= 720 min : 60 min= 12 uur : 2 dagen= 6 uur per dag Voor het veldonderzoek was het maximaal aantal metingen rond de 48. Dit omdat naast de zes uur per dag die nodig waren om het veldonderzoek uit te voeren, ook nog de heen- en terugreis moest plaatsvinden welke ook vier uur in totaal in beslag namen. Deze 48 metingen (afb. 5.3 volgende pagina) betekende dat er om de ca. 50m tot 70m een meting zou plaatsvinden. Na dit te hebben overlegd met de opdrachtgever werd dit als ruim voldoende beschouwd om een betrouwbaar veldonderzoek uit te voeren.
Zoals in de vorige subparagraaf ook is
49
Afb. 5.3 meetlocaties plas- drasoevers
50
Afb. 5.4 inmeten van de plas- drasoevers
5.2.1 Het opmeten van de oeverconstructie
van de water- en oeverplanten. Tevens zorgt de gording ervoor dat de palenconstructie stabiel blijft.
De situatie van de oeverconstructie kan invloed hebben op de ontwikkeling van de water- en oeverplanten. Een voorbeeld hiervan is dat de oeverbodem te diep kan zijn voor de toegepaste water- en oeverplanten. Om de oeverconstructie duidelijk in beeld te brengen zijn een aantal essentiële meetpunten van belang welke hieronder staan opgesomd.
Diepteligging van de oeverbodem Één van de meest belangrijke onderdelen van de plas- drasoever is de diepteligging van de oeverbodem. Wanneer de oeverbodem 0,50m beneden waterpeil ligt, en er water- en oeverplanten zijn toegepast die tot maximaal 0,20m beneden waterpeil aangeplant kunnen worden, kunnen er problemen ontstaan. De water- en oeverplanten zullen hierdoor moeilijk of helemaal niet aanslaan en in extreme gevallen wegkwijnen. Als stelregel wordt ook wel gehanteerd dat een water- of oeverplant niet dieper dan de geadviseerde aanplantdiepte kan worden aangebracht, maar wel ondieper 15. De diepteligging van de oeverbodem is telkens vanuit het midden van de plas- drasoever bepaald.
Essentiële meetpunten (afb. 5.4) - Diepte van de gording t.o.v. het waterpeil (incl. de conditie van de gording). - Diepteligging van de oeverbodem. - Diepteligging van de bodem achter de plasdrasoever. - Breedte van de plas- drasoever.
Diepte van de gording t.o.v. het waterpeil De diepte van de gording heeft invloed op de mate van watercirculatie. Wanneer de gording te hoog is geplaatst, tot bijna aan het waterpeil, is er weinig watercirculatie mogelijk. Hierdoor kan een tekort aan benodigde voedingsstoffen ontstaan wat ten nadele is voor de ontwikkeling
15 Jacques, F.,16-04-2014
51
Veldonderzoek plas- drasoevers
Tijdens het veldonderzoek zijn de technische kenmerken van alle plas- drasoevers onderzocht. Daarbij zal in de eerste subparagraaf in worden gegaan op hoe de oeverconstructies zijn ingemeten en welke gegevens van belang zijn. Na een toelichting hierop te hebben gegeven zal nader op de resultaten worden ingegaan. Hierbij worden de technische kenmerken van de oeverconstructies van de succesvol aangeslagen plas- drasoevers en de niet functionerende plasdrasoevers met elkaar vergeleken. Uiteindelijk vloeit hier een conclusie uit voort.
Plas- drasoevers Vondelpark
5.2 De oeverconstructies
Diepteligging van de bodem achter de plasdrasoever Daarnaast is de diepte van de bodem achter de plas- drasoever vanaf het waterpeil gemeten. Hierdoor wordt inzichtelijk gemaakt in welke mate de vooroeverconstructie een kerende werking heeft en of deze functioneel is. Breedte van de plas- drasoever De breedte van de oever is de gemeten afstand tussen het einde van het talud en de binnenkant van de vooroeverconstructie. De plas- drasoevers in beeld In afb. 5.5 is in kaart gebracht, na uitoefenen van het veldonderzoek, welke de succesvol aangeslagen plas- drasoevers zijn en welke de niet functionerende plas- drasoevers. In de volgende paragraaf zal nader in worden gegaan op de resultaten van technische kenmerken welke hiervoor zijn toegelicht. Daarbij worden de meest extremen (laagste en hoogste) en de gemiddelde technische kenmerken in doorsneden weergegeven voor zowel de succesvol aangeslagen plas- drasoevers als de niet functionerende plas- drasoevers. Als uitgangspunt is de diepteligging van de oeverbodem genomen, omdat deze de meeste invloed zou kunnen hebben op het wel of niet functioneren van de plas- drasoevers en de daarbij horende water- en oeverplanten. De gegevens zullen met elkaar worden vergeleken waaruit een conclusie zal voortvloeien.
52
Plas- drasoevers Vondelpark Veldonderzoek plas- drasoevers Afb. 5.5 succesvol aangeslagen en niet functionerende plas- drasoevers
53
5.2.2 Succesvol aangeslagen plas- drasoevers
wordt bekeken, valt op dat het verschil tussen de diepste ligging en de ondiepste ligging 0,37m is. Het is mogelijk dat een aantal oeverbodems door de jaren heen zijn gaan uitspoelen vanwege gebreken in de vooroeverconstructie of dat de oeverbodem is verzakt. Gemiddeld ligt de oeverbodem op een diepte van 0,22m ten opzichte van het waterpeil. De diepte van de gordingen vanuit de doorsneden wijken minimaal van elkaar af. Het grootste verschil hierbij is 0,03m. Tevens is het zo dat de mate van kerende werking van de vooroeverconstructie per locatie niet veel van elkaar verschillen. Zo heeft de vooroeverconstructie met de diepste oeverbodem een kerende hoogte van 0,55m. Gemiddeld is de kerende hoogte van de vooroeverconstructie 0,44m. Voor de
In afb. 5.6 zijn de resultaten van de metingen te zien van de succesvol aangeslagen plasdrasoevers. Wat opvalt is dat van een tweetal metingen (34&37) geen gegevens verzameld konden worden. Dit omdat de constructie in slechte staat was. Over het algemeen kan worden gezegd dat de condities van de gordingen goed zijn.
Vanuit de tabel (afb. 5.6) zijn drie doorsneden van de plas- drasoevers gemaakt; - Diepste oeverbodem (meting 12) - Gemiddelde diepte oeverbodem - Ondiepste oeverbodem (meting 1) Toelichting algemeen Wanneer de diepteligging van de oeverbodem
Afb. 5.6 resultaten succesvol aangeslagen functionerende plas- drasoevers
54
Diepste oeverbodem (meting 12)
5.2.3 Niet functionerende plas- drasoevers
In afb. 5.7 (volgende pagina) zijn de resultaten van de metingen te zien van de niet functionerende plas- drasoevers. Wat opvalt is dat van een aantal metingen geen gegevens verzameld konden worden. Dit omdat de constructie in slechte staat was. In vergelijking tot de succesvol aangeslagen plas- drasoevers is te zien dat de condities van de gordingen bij de niet functionerende plas- drasoevers over het algemeen minder goed zijn.
Gemiddelde diepte oeverbodem
Vanuit de tabel (afb. 5.7 volgende pagina) zijn drie doorsneden van de plas- drasoevers gemaakt; - Diepste oeverbodem (meting 29) - Gemiddelde diepte oeverbodem - Ondiepste oeverbodem (meting 15)
Ondiepste oeverbodem (meting 1)
55
Veldonderzoek plas- drasoevers
Toelichting verband diepte oeverbodem en toegepaste water- en oeverplanten Van de succesvol aangeslagen plas- drasoevers zijn niet alle beplantingsplannen bekend. Voor zover mogelijk is, wordt getracht een verband te trekken m.b.t. de oeverbodemdiepte en de toegepaste water- en oeverplanten. Wat hieruit valt op te merken is dat van de toegepaste beplantingen, de gemiddelde aanplantdiepte 0,20m tot 0,30m beneden waterpeil is. De gemiddelde oeverbodemdiepte ligt op 0,22m beneden waterpeil. Geconcludeerd kan dus worden dat de toegepaste wateren oeverplanten goed zijn afgestemd op de diepteligging van de oeverbodem.
Plas- drasoevers Vondelpark
oeverconstructie met de ondiepste oeverbodem is de kerende hoogte 0,42m.
Afb. 5.7 resultaten niet functionerende plas- drasoevers
56
Gemiddelde diepte oeverbodem
Toelichting verband diepte oeverbodem en toegepaste water- en oeverplanten Er zijn niet van alle niet plas- drasoevers beplantingsplannen bekend. Voor zover mogelijk is, wordt getracht een verband te trekken m.b.t. de oeverbodemdiepte en de toegepaste water- en oeverplanten. Hierin zal een aparte toelichting worden gegeven op de plas- drasoevers rondom de muziekkoepel. Dit omdat hier andere type water- en oeverplanten zijn toegepast die qua aanplantdiepte teveel afwijken van de overige toegepaste water- en oeverplanten.
Ondiepste oeverbodem (meting 15)
57
Plas- drasoevers Vondelpark
Diepste oeverbodem (meting 29)
Veldonderzoek plas- drasoevers
Toelichting algemeen Als naar de diepteligging van de oeverbodem van de niet functionerende plas- drasoevers wordt gekeken, zijn grote afwijkingen waar te nemen. Zo is het verschil tussen de diepst liggende en ondiepst liggende oeverbodem 0,88m. ÉÊn van de oorzaken is waarschijnlijk het inklinken van de veenondergrond. Ook is te zien dat bij de diepst liggende oeverbodem de vooroeverconstructie bijna niet meer aanwezig is of zijn functie niet meer vervult door verzakking of beschadeging tijdens baggerwerkzaamheden. Gemiddeld ligt de oeverbodem op een diepte van 0,50m ten opzichte van het waterpeil. Tevens wijken de diepteliggingen van de gordingen vanuit de doorsneden veel van elkaar af. Het grootste verschil is 0,86m. Door hierboven genoemde waarnemingen, wijkt ook de mate van kerende werking van de vooroeverconstructies van elkaar af. Zo is te zien dat in de doorsnede van de diepst liggende oeverbodem, de vooroeverconstructie niet meer functioneel is. De gemiddelde kerende hoogte is 0,25m. Voor de oeverconstructie met de ondiepste oeverbodem is de kerende hoogte 0,43m.
Plas- drasoever rondom muziekkoepel Voor de inplant van deze plas- drasoever zijn vier soorten water- en oeverplanten toegepast (afb. 5.8). De aanplantdiepte van de toegepaste water- en oeverplanten bij de muziekkoepel loopt uiteen van 0,10m tot 0,80m beneden het waterpeil. De meetlocaties van deze plasdrasoever zijn 7 en 8. Hieruit valt op te merken dat de oeverbodemdiepte varieërt van 0,30m tot 0,60m beneden waterpeil (afb. 5.7 pagina 56). Voor Calla palustris is dit waarschijnlijk te diep. Deze kan tot maximaal 0,10m beneden waterpeil worden aangebracht. Bij Caltha palustris en Pontedaria cordata ligt dit net op een kritisch punt. Deze kunnen maximaal tot 0,30m beneden waterpeil worden aangeplant. Voor Nymphaea ‘Albatros’ voldoet de oeverbodemdiepte wel, maar heeft zich niet kunnen ontwikkelen.
(zie voor aanplantdiepten ook pagina 41, afb. 4.20)
Overige delen De gemiddelde aanplantdiepte van de toegepaste water- en oeverplanten ligt rond de 0,55m beneden waterpeil. De gemiddelde oeverbodemdiepte ligt op 0,50m beneden waterpeil. Hieruit kan dus worden geconcludeerd dat de toegepaste water- en oeverplanten goed zijn afgestemd op de diepte van de oeverbodem. Een kanttekening hierbij is wel dat sommige oeverconstructies dusdanig slecht zijn, dat de oeverbodem is weggespoeld. Dit kan negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van de wateren oeverplanten. Doordat deze beplanting dieper komt te staan, komt er minder (zon)licht bij en zullen deze uiteindelijk wegkwijnen.
Afb. 5.8 toegepaste water- en oeverplanten in de plas- drasoever rondom de muziekkoepel (bron; renovatie en beheerplan, 2001)
58
De diepteligging van de oeverbodem wijken van elkaar af als de succesvol aangeslagen plas- drasoevers en de niet functionerende plas- drasoevers met elkaar worden vergeleken. Het gemiddelde verschil is 0,28m, waarbij de oeverbodem van de niet functionerende plasdrasoevers dieper ligt. Bij deze oevers zijn ook de grootste afwijkingen waargenomen. Een belangrijke oorzaak is waarschijnlijk het inklinken van de veenondergrond. De vijvers zijn vanuit de laagveenbodem ontgraven en nooit opgehoogd. Tijdens het realiseren van de oeverbodems is een laag sedimentgrond aangebracht. Dit materiaal is vrij zwaar en door de druk die het uitoefent is de ondergrond van veen mogelijk gaan inklinken. Ook uitspoeling is een belangrijke oorzaak door de vaak slechte condities van de vooroeverconstructies.
Op het gebied van toepassing van water- en oeverplanten zijn deze over het algemeen goed afgestemd op de diepteligging van de oeverbodem. Alleen bij de niet functionerende plas- drasoever rondom de muziekkoepel kan hierover getwijfeld worden. Er zijn namelijk een aantal water- en oeverplanten die dieper zijn aangebracht dan wordt geadviseerd. Dit zou betekenen dat de beplanting niet optimaal afgestemd is met de diepteligging van de oeverbodem. Het niet functioneren van deze water- en oeverplanten zou hier dus een oorzaak van kunnen zijn. Daarnaast zijn sommige vooroeverconstructies van de niet functionerende plas- drasoevers in zo’n slechte staat dat de oeverbodem is uitgespoeld. Hierdoor kan de plantdiepte ook te diep zijn geworden voor bepaalde water- en oeverplanten, waardoor deze zijn verdwenen.
Er zijn ook verschillen in diepteligging van de gordingen tussen de succesvol aangeslagen plas- drasoevers en de niet functionerende plas- drasoevers. Het gemiddelde verschil is 0,21m, waarbij de gordingen van de niet functionerende plas- drasoevers lager ligt. Hier zijn ook de grootste afwijkingen waargenomen. Dit houdt verband met de diepteligging van de oeverbodem (verzakking), omdat de vooroeverconstructie bij de niet functionerende plas- drasoevers in sommige situaties niet meer functioneert. De vooroeverconstructie heeft onder andere een bepaalde mate van kerende functie. Hierin zijn ook verschillen te zien tussen de succesvol aangeslagen plas- drasoevers en de niet functionerende plas- drasoevers. Het
59
Plas- drasoevers Vondelpark
gemiddelde verschil is 0,19m, waarbij de vooroeverconstructie van de niet functionerende plas- drasoevers een minder grote kerende functie heeft. Dit komt omdat in sommige situaties de conditie van de vooroeverconstructie in slechte staat is. Oorzaken hiervan kunnen verzakkingen zijn of schade die tijdens het baggeren aan de vooroeverconstructie is aangebracht.
Veldonderzoek plas- drasoevers
5.2.4 Conclusies
5.3 De waterkwaliteit De pH-waarde te hoog Een basisch vijvermilieu door te weinig koolstofdioxide zorgt voor een teveel aan zuurstof. Oorzaken kunnen zijn een grote hoeveelheden van één soort waterplant met alkalische werking (bijv. waterpest en hoornblad), een slechte bacteriehuishouding of een te uitbundige groei van zuurstofplanten. Een explosieve groei van zweefen draadalgen zorgen ook voor een hoge pH. Mogelijke gevolgen kunnen zijn stagnatie in de plantengroei, sterfte of witte aanslag op de planten onder water.
In de volgende subparagrafen zal in worden gegaan op de waterkwaliteit van de vijvers in het Vondelpark. Voordat de resultaten aan de orde komen vindt eerst een toelichting op de meest belangrijke waarden plaatst. Dit zijn waarden die van invloed zijn op het wel of niet functioneren van water- en oeverplanten.
5.3.1 Essentiële waterwaarden*
Voor het goed laten functioneren van water- en oeverplanten, en dan met name waterplanten, spelen vier waarden een belangrijke rol. Dit is de zuurgraad, de carbonaathardheid, het koolstofdioxide gehalte en de totale of gezamenlijke hardheid. Welke functie deze onderdelen vervullen en wat de streefwaarden zijn, staat hierna beschreven.
kH, carbonaathardheid Als er een overschot aan koolstofdioxide is, verbindt deze zich onder optimale omstandigheden aan de elementen calcium en magnesium, mits deze aanwezig zijn. Hieruit ontstaat carbonaat. Indien er te weinig koolstofdioxide beschikbaar is voor de water- en oeverplanten om te groeien, wordt dit aan het carbonaat onttrokken. In die zin fungeert het carbonaat als een soort veiligheidsbuffer met betrekking tot de zuurgraad of pH-waarde. Een goed kH-gehalte (tussen de 6 en 10) kan een sterk schommelende pH-waarde voorkomen. Door periodiek het kH-gehalte te meten en het verloop te volgen, kan men bepalen of de werking van de nitrificerende bacteriën in de vijvers voldoende aanwezig is. Als dat niet het geval is zullen de water- en oeverplanten koolstofdioxide onttrekken aan het carbonaat, waardoor de kH-waarde een dalende lijn zal weergeven en dit uiteindelijk een te lage pH-waarde tot gevolg zal hebben. Sterker nog, als de kH-buffer eenmaal is ‘opgebruikt’ kan er heel plotseling een sterke verzuring (een zogenaamde ‘crash’) in de vijvers optreden met alle gevolgen van dien.
pH, zuurgraad Deze factor is van groot belang bij het streven naar een goede waterconditie en heeft een grote invloed op een goede groei en gezondheid van de water- en oeverplanten en vissen in vijvers. Een neutrale waarde ligt tussen 7,0 en 8,5. Daarboven of daarbeneden is er sprake van een slecht (zuur of basisch) vijvermilieu. Bij voortdurende afwijkingen van de streefwaarde ontstaat er een regelrechte bedreiging voor de vissen en water- en oeverplanten.
De pH-waarde te laag Een zuur vijvermilieu door een teveel aan koolstofdioxide betekent een tekort aan zuurstof. Oorzaken kunnen zijn te veel vissen in de vijver, teveel bodemslib of ander organisch afval, een te lage gH-waarde of soms ook filtratie d.m.v. turf. Een gevolg kan zijn dat de groei van waterplanten stagneert of dat ze afsterven.
60
Schommelingen gedurende het seizoen Omdat water- en oeverplanten in de winter niet groeien, ontstaat er een teveel aan koolstofdioxide. Bij een juiste kH-waarde en gH-waarde is dat geen probleem en zal de pH-waarde wel dalen maar binnen de perken blijven. Indien de kH-waarde te laag is, is er een aanmerkelijk risico op verzuring. Hoewel problemen grotendeels voorkomen kunnen worden door te zorgen voor een goede kH- en een goede gH-waarde, is af en toe meten van de pH-waarde ook in de winter aan te bevelen.
gH, totale of gezamenlijke hardheid De gH-waarde wordt bepaald door de aanwezige hoeveelheid calcium en magnesium en dit bepaalt de mate van stabiliteit en evenwicht in de vijvers. Zoals bij de kH vermeld is, zijn deze stoffen noodzakelijk voor het binden van andere stoffen zoals koolstofdioxide, maar binden ze ook schadelijke stoffen zoals fosfaten en metalen. Gesteld kan worden dat bij een sterk afwijkende gH-waarde, het koolstofdioxide-bufferproces als onder kH beschreven wordt belemmerd of bemoeilijkt. Voor een goede groei van de wateren oeverplanten is een minimale gH-waarde van 8 nodig, maar een gH-waarde van 10 of hoger is aanbevolen. Wel is het zo dat vanaf een gHwaarde van 14 een kritisch punt wordt bereikt. Vooral de groeiomstandigheden van waterplanten lopen dan gevaar door een te hard water.
Voor deze tekst is gebruik gemaakt van de volgende bron; 16 www.schonevijver.nl, 27-01-2014 *Zie bijlage 6 voor meting waterkwaliteit Sarphatipark *Zie bijlage 7 voor onderbouwing van brongebruik
5.3.2 De waterkwaliteit in de plasdrasoevers
Hierna zullen de resultaten van de metingen wat betreft de waterkwaliteit worden gepresenteerd en toegelicht. Dit wordt per onderdeel gedaan.
Invloeden op de waarden Men hoeft niet meteen in paniek te raken als
61
Veldonderzoek plas- drasoevers
Dagelijkse schommelingen Het is normaal dat de pH-waarde schommelt gedurende de dag. Als deze waarde ‘s morgens relatief laag is en ‘s avonds relatief hoog, betekent dat de water- en oeverplanten het goed doen. Als daarentegen de pH-waarde zowel ‘s morgens als ‘s avonds aan de hoge kant is, dan is er sprake van stilstand in de plantengroei. Een algenprobleem ligt dan op de loer.
Plas- drasoevers Vondelpark
er zich een geringe afwijking boven of onder de streefwaarden voordoet. Uiteraard moeten er wel maatregelen worden genomen als de daling of stijging zich voort blijft zetten. Schommelingen ontstaan ook door dagelijkse en seizoensgebonden invloeden.
CO , koolstofdioxide ² Om zuurstof te produceren verbruiken water- en oeverplanten overdag vrije koolstofdioxide in het water. ‘s Nachts is dit proces precies omgekeerd. Ook algen, in feite gewoon planten, gebruiken koolstofdioxide en produceren zuurstof. Een juiste balans tussen koolstofdioxide en zuurstof in de vijvers is moeilijk te bereiken of in stand te houden. Door bijv. een teveel aan planten (of algen) ten opzichte van het dierlijk leven in vijvers, kan een tekort aan koolstofdioxide ontstaan. Een voortdurend gebrek aan koolstofdioxide en teveel aan zuurstof in het water geeft ook problemen. Een omgekeerde situatie ook, een teveel aan koolstofdioxide en te weinig zuurstof is even riskant. Het is immers de balans, of het biologisch evenwicht in de vijver die ervoor zorgt dat deze mooi, gezond en helder blijft.
pH, zuurgraad
Succesvol aangeslagen plas- drasoevers
Niet functionerende plas- drasoevers
Algemene streefwaarde : tussen 7,0 en 8,5
Algemene streefwaarde : tussen 7,0 en 8,5
Hoogste waarde Gemiddelde waarde Laagste waarde
Hoogste waarde Gemiddelde waarde Laagste waarde
: 7,0 : 7,0 : 7,0
Succesvol aangeslagen plas- drasoevers De pH-waarde ligt binnen de streefwaarden. Dat wil zeggen dat de condities goed zijn voor een gezonde groei van water- en oeverplanten. Opvallend is wel dat de pH-waarde gedurende de dag op een zelfde waarde bleef. Maar omdat de pH-waarde niet te hoog is, vormt dit geen enkel gevaar voor de ontwikkeling van water- en oeverplanten.
: 7,0 : 7,0 : 7,0
Conclusie Geconcludeerd kan worden dat de zuurgraad bij zowel de succesvol aangeslagen als de niet functionerende plas- drasoevers binnen de streefwaarden liggen. De oorzaak van het niet functioneren van bepaalde plas- drasoevers ligt voor zover dus niet aan de pH-waarde. Om een nog exactere pH-waarde, of schommelingen ervan, waar te nemen is het aan te raden om dit in de toekomst door de seizoenen heen meerdere malen te meten.
Niet functionerende plas- drasoevers Wanneer de pH-waarde van de niet functionerende met de succesvol aangeslagen plas- drasoevers wordt vergeleken, is er geen enkel verschil. Ook hier zijn de condities goed voor een succesvolle ontwikkeling van water- en oeverplanten.
62
Niet functionerende plas- drasoevers
Algemene streefwaarde : tussen 6,0 en 10,0
Algemene streefwaarde : tussen 6,0 en 10,0
Hoogste waarde Gemiddelde waarde Laagste waarde
Hoogste waarde Gemiddelde waarde Laagste waarde
: 21,0 : 16,8 : 11,0
: 21,0 : 17,3 : 13,0
Succesvol aangeslagen plas- drasoevers Wat opvalt is dat de kH-waarde veel hoger ligt dan de streefwaarden. Deze hoge waarde geeft aan dat er een overschot aan koolstofdioxide is. Tevens betekent dat de kwaliteit van het water goed is, omdat er ook calcium en magnesium aanwezig zijn. Anders kan zich geen carbonaat vormen. Want alleen in optimale omstandigheden verbindt koolstofdioxide zich aan calcium en magnesium waaruit carbonaat ontstaat. 16&17
Conclusie Vanuit de metingen blijkt dat de kH-waarde boven de streefwaarde ligt, wat zowel voor de succesvol aangeslagen als de niet functionerende plas- drasoevers geldt. Dit vormt op zich geen probleem. Door deze hoge waarde is er een ruime veiligheidsbuffer aanwezig met betrekking tot de zuurgraad. Dat verklaart waarschijnlijk ook waarom de pH-waarde gedurende de gehele dag op 7 bleef. Een hoge kH-waarde voorkomt namelijk schommelingen in de pH-waarde 16.
Niet functionerende plas- drasoevers Wanneer naar de gemiddelde waarden wordt gekeken, is er een minimaal verschil met de succesvol aangeslagen plas- drasoevers. Ook hier is een overschot aan koolstofdioxide. De omstandigheden van de waterkwaliteit in de niet functionerende plas- drasoevers zijn goed genoeg om water- en oeverplanten succesvol te laten aanslaan en ontwikkelen.
De oorzaak van het niet functioneren van bepaalde plas- en drasoevers zal dus waarschijnlijk niet aan de kH-waarde liggen, ondanks dat deze aan de hoge kant is.
17 www.vijverenkoiparadijs.nl, 23-02-2014
63
Veldonderzoek plas- drasoevers
Succesvol aangeslagen plas- drasoevers
Plas- drasoevers Vondelpark
kH, carbonaathardheid
CO , koolstofdioxide ²
Succesvol aangeslagen plas- drasoevers
Niet functionerende plas- drasoevers
Hoogste waarde Gemiddelde waarde Laagste waarde
Hoogste waarde Gemiddelde waarde Laagste waarde
: 59,1 mg/ltr : 48,0 mg/ltr : 29,6 mg/ltr
Succesvol aangeslagen plas- drasoevers Het koolstofdioxidegehalte is bepaald via de CO ² tabel welke in subparagraaf 5.1.3 ‘Het inventarisatieformulier’ is behandeld. Een eenduidige streefwaarde van het koolstofdioxide bestaat er niet, omdat dit afhangt van de pH-waarde en kHwaarde. Vanuit de betreffende gegevens is gebleken dat alle bovengenoemde waarden zich in de bovengrens van meer dan 25 mg/ltr bevinden.
: 59,1 mg/ltr : 50,7 mg/ltr : 44,4 mg/ltr
drasoevers geldt. Dit is te onderbouwen, omdat de kH-waarde ook al boven de streefwaarden ligt, wat dus al aangeeft dat er een overschot aan koolstofdioxide is. De kans op zuurstofgebrek neemt dan aanzienlijk toe welke gevolgen hebben voor de vissen en micro-organismen. Uiteindelijk heeft dit ook gevolgen voor de water- en oeverplanten, zoals stagnatie in de groei en afsterving. Het te hoge koolstofdioxidegehalte zou in dit geval kunnen worden veroorzaakt door een teveel aan blad- of slibafval of afgestorven planten. 16&18 Een kanttekening wat hierbij kan worden geplaatst is dat water- en oeverplanten in de wintermaanden niet actief zijn. Het veldonderzoek is in de wintermaanden uitgevoerd. Dan ligt het koolstofdioxidegehalte vaak wat hoger. Maar desondanks liggen deze waarden toch aan een te hoge kant.
Niet functionerende plas- drasoevers Wat opvalt is dat de gemiddelde en laagste waarde van de niet functionerende plas- drasoevers hoger ligt dan bij de succesvol aangeslagen plas- drasoevers. Dit is verklaarbaar, omdat water- en oeverplanten koolstofdioxide verbruiken om het om te zetten naar zuurstof. Als er geen water- en oeverplanten aanwezig zijn (en bij alle niet functionerende plas- drasoevers is dit zo), kan dit proces zich ook niet voordoen. 16&18
Een oorzaak van het niet functioneren van bepaalde plas- drasoevers zou dus kunnen liggen aan het te hoge koolstofdioxide gehalte. Hier zal actie voor ondernomen moeten worden om toekomstige problemen te voorkomen.
Conclusie Gebleken is dat het koolstofdioxidegehalte veel te hoog is wat zowel voor de succesvol aangeslagen als de niet functionerende plas18 www.vijver-info.nl, 23-02-2014
64
Niet functionerende plas- drasoevers
Algemene streefwaarde : 10,0 of hoger aanbevolen, boven 14,0 kritisch
Algemene streefwaarde : 10,0 of hoger aanbevolen, boven 14,0 kritisch
Hoogste waarde Gemiddelde waarde Laagste waarde
Hoogste waarde Gemiddelde waarde Laagste waarde
: > 20,0 : > 20,0 : > 20,0
Algemene noot: omdat de waarden hoog waren hebben wij getest tot 20, als er meer druppels zouden worden gebruikt, konden slechts enkele metingen worden gedaan. Bij ĂŠĂŠn meting (nr. 30, niet functionerende plas-drasoever) is doorgegaan tot de verkleuring. De waarde is 25.
: > 20,0 : > 20,0 : > 20,0
Conclusie Geconcludeerd kan worden dat de waarden van de gezamenlijke hardheid voor zowel de succesvol aangeslagen als de niet functionerende plas- drasoevers gelijk zijn. Hoe hoger de waarde, hoe beter de groei-omstandigheden voor wateren oeverplanten zijn. Dit geldt wel tot op een bepaalde hoogte. Wanneer de gezamenlijke hardheid boven de 14 uitkomt wordt het kritisch 19. Vooral waterplanten kunnen dan last krijgen van kalkaanslag (witte vlekken op blad) wat de groei kan belemmeren 20. Dat het water vrij hard is kan komen door uitspoeling van de graluxpaden. Tijdens regenachtig weer was duidelijk te zien dat uitspoeling van de graluxpaden in de vijvers terecht kwamen (afb. 5.9 volgende pagina).
Succesvol aangeslagen plas- drasoevers Waar voor de gezamenlijke hardheid 10 of hoger wordt aanbevolen, is tijdens het veldonderzoek gebleken dat bij de succesvol aangeslagen plasdrasoevers een waarde is gemeten van boven de 20. Omdat deze waarde dus relatief hoog en constant is, wordt het koolstofdioxideproces niet belemmerd. De groeiomstandigheden voor waterplanten lopen wel gevaar. 19 Niet functionerende plas- drasoevers Net als bij de succesvol aangeslagen plasdrasoevers ligt de gezamenlijke hardheid bij de niet functionerende plas- drasoevers ook boven de 20. Dat betekent ook dat in deze situatie de groeiomstandigheden voor de waterplanten een gevaar lopen. Oeverplanten hebben hier minder last van.
Vooralsnog wordt de mogelijke oorzaak van het niet functioneren van bepaalde plas- drasoevers niet bij de waarde van de gezamenlijke hardheid neergelegd. Wel is het verstandig om de gezamenlijke hardheid ook in de toekomst te controleren en te zorgen dat deze waarde niet te hoog wordt en deze liever nog te verlagen.
19 www.vijver-info.nl, 28-02-2014
20 www.tuinbase.nl, 28-02-2014
65
Veldonderzoek plas- drasoevers
Succesvol aangeslagen plas- drasoevers
Plas- drasoevers Vondelpark
gH, totale of gezamenlijke hardheid
Afb. 5.9 uitspoeling van graluxpaden in de vijvers
66
Veldonderzoek plas- drasoevers
Naast het opmeten van de plas- drasoevers en de waterkwaliteit hiervan te bepalen, zijn ook de overige bevindingen genoteerd. Deze zijn van toepassing op zowel de plas- drasoevers als de (in)directe omgeving ervan. Hierbij komen zaken aan de orde als de condities van de oeverrand, de oeverbodemgesteldheid en de invloed van bomen of andere schaduwgevende objecten en de oriĂŤntatie. Al deze bevindingen zijn in de volgende subparagrafen opgenomen.
Plas- drasoevers Vondelpark
5.4 Overige bevindingen
67
5.4.1 De condities van de oeverrand
Goede conditie (meting 10)
Matige conditie (meting 41)
In deze subparagraaf wordt ingegaan op de condities van de oeverrand, de scheidingslijn tussen land en water. Daarbij worden waarnemingen als verzakking achter de oeverrand, afkalving en beschadigingen aan oeverconstructie meegenomen. De resultaten ervan zijn hierna beschreven.
Slechte conditie (meting 37)
de oeverrandconstructie voor een groot deel is verdwenen (meting 37).
Succesvol aangeslagen plas- drasoevers De condities van de oeverranden zijn voor het overgrote deel goed, waarbij geen afwijkingen zijn waar te nemen. Op enkele locaties zijn wat afkalvingen en verzakkingen te zien. Op één andere locatie is de oeverrandconstructie wat beschadigd (meting 41). Tevens is op één locatie zware beschadigingen waargenomen, waarbij
68
Plas- drasoevers Vondelpark Matige conditie (meting 9)
Niet functionerende plas- drasoevers Ook bij de niet functionerende plas- drasoevers zijn de condities van de oeverrand voor een groot deel goed, waarbij geen afwijkingen zijn waargenomen. Wel is het zo dat er meer oeverranden in slechte staat zijn dan bij de succesvol aangeslagen plas- drasoevers. Deze bevinden zich vooral in het westelijk deel van het park. Bij sommige van deze oeverranden zijn delen van de constructie soms totaal verdwenen. Tevens is er op ĂŠĂŠn locatie een nieuwe beschoeiing voor de oude beschoeiing geplaatst met een lengte van ca. 6 tot 8 meter (meting 46).
Slechte conditie (meting 27)
goede conditie. Bij de niet functionerende oevers zijn wel meer beschadigingen waargenomen. Verzakkingen en afkalvingen worden vooral veroorzaakt door de hoge gebruikersdruk en fauna als eenden en ganzen. Beschadigingen aan oeverrandconstructies zijn gevolgen van achterstallig onderhoud. De conditie van de oeverrand heeft weinig gevolgen voor de ontwikkeling van de plasdrasoever. Dit omdat water- en oeverplanten hier weinig belangrijke elementen uit halen die nodig zijn om zich te ontwikkelen. De mogelijke oorzaak van het niet functioneren van bepaalde plas- drasoevers wordt vooralsnog niet op de condities van de oeverrand gelegd.
Conclusie Voor een groot deel zijn de oeverranden in
69
Veldonderzoek plas- drasoevers
Goede conditie (meting 7)
5.4.2 De oeverbodemgesteldheid
Weinig blad en slib (meting 17)
Veel blad en slib (meting 35)
Tijdens het veldonderzoek is ook de bodemgesteldheid van de plas- drasoevers bekeken. Hierin zijn zaken behandeld als de hardheid van de oeverbodem en de hoeveelheid aanwezig blad- en slibafval.
Veel blad en slib (meting 11)
zachter de bodem. Daarbij valt op dat er een gelijk aantal delen zijn waarbij weinig tot een matige, of juist een grote hoeveelheid blad- en slibafval voorkomt.
Om controle over dit geheel te houden wordt er een baggercyclus gehanteerd. Dit is een cyclus die tien jaar omvat, waarbij elk jaar een vijver wordt gebaggerd. Succesvol aangeslagen plas- drasoevers Over het algemeen kan worden gesteld dat de oeverbodem matig hard tot zacht is. Dit valt ook samen met de hoeveelheid blad en slib die aanwezig is. Hoe meer blad- en slibafval, hoe
70
Plas- drasoevers Vondelpark Veel blad (meting 45)
Niet functionerende plas- drasoevers Over het algemeen hebben deze oevers een zachte bodem. Hieraan gekoppeld is ook op te merken dat er veel meer blad- en slibafval aanwezig is dan in de succesvol aangeslagen plas- drasoevers. Tevens zijn er op sommige locaties veel stenen in combinatie met slib waargenomen. Waar deze stenen vandaan komen is niet geheel duidelijk. Ook dit maakt de groeiomstandigheden voor water- en oeverplanten niet optimaal.
Veel slib (slibwolken, meting 24)
aanwezig is dan in de succesvol aangeslagen plas- drasoevers. Dat de hoeveelheid blad- en slibafval invloed heeft op de waterkwaliteit, en dus de groeiomstandigheden van water- en oeverplanten, valt ook weer te herleiden uit het hoog kH en CO gehalte wat in subparagraaf ² 5.3.2 is geconstateerd. Hier wordt dus nogmaals op gewezen dat een mogelijke oorzaak van het niet functioneren van bepaalde plas- drasoevers kan zijn de hoeveelheid blad- en slibafval die aanwezig is. De groeiomstandigheden zijn hierdoor niet optimaal en het CO gehalte is door een overmaat aan ² blad- en slibafval te hoog.
Conclusie Wat geconcludeerd kan worden is dat bij de niet functionerende plas- drasoevers er meer locaties zijn waar veel blad- en slibafval
71
Veldonderzoek plas- drasoevers
Geen blad en slib (meting 7)
5.4.3 De invloed van bomen & ligging plas- drasoevers
Geen invloed van bomen (meting 17)
Matige invloed bomen (meting 34)
Veel invloed van bomen (meting 37)
stoffen vrijkomen, die van invloed zijn op de ontwikkeling van de water- en oeverplanten.
Zoals al naar voren is gekomen, hebben bomen invloed op de ontwikkeling van plas- drasoevers. Dit zowel op het gebied van de hoeveelheid schaduw die ze geven als bladafval. Bij elke meetlocatie is de invloed van bomen bekeken. Daarnaast speelt de oriëntatie van de plasdrasoevers ook een grote rol op het wel of niet functioneren ervan. Wanneer deze aan de noordzijde worden gerealiseerd, zullen deze zich beter ontwikkelen dan aan de zuidzijde. Deze krijgen meer (zon)licht en de locaties zijn vaak warmer (zie ook paragraaf 5.1.1).
Succesvol aangeslagen plas- drasoevers Wat opvalt is dat bij de succesvol aangeslagen plas- drasoevers er geen bomen in de directe omgeving staan die invloed hebben op de ontwikkeling ervan. De meeste succesvol aangeslagen plas- drasoevers liggen in de zon. Op slechts twee locaties staan bomen die, in meer of mindere mate, schaduw geven op de plas- drasoevers. Op het gebied van oriëntatie is te zien dat de meeste succesvolle plas- drasoevers aan de noordzijde zijn gerealiseerd. Alleen op het kaartje linksonder is te zien dat er een aantal op de zuidzijde zijn georiënteerd.
Wat bij dit onderzoek buiten beschouwing is gelaten is de mate van transparantheid van de kronen, de verteerbaarheid van het blad en of bij het verteringsproces schadelijke
72
Plas- drasoevers Vondelpark Veel invloed van bomen (meting 5)
Niet functionerende plas- drasoevers Waar de succesvol aangeslagen plas- drasoevers over het algemeen veel (zon)licht krijgen is het bij de niet functionerende plas- drasoevers juist andersom. Deze liggen voor een groot deel in de schaduw. De bomen hebben hier wel degelijk invloed op de ontwikkeling van de plas- drasoevers. Maar ook de oriĂŤntatie speelt hierin een belangrijke rol. Veel van deze plasdrasoevers liggen aan de zuidzijde, waar over het algemeen minder (zon)licht komt en waar de temperatuur vaak ook wat lager is.
Oevers op de zuidkant (meting 45)
bomen in de directe omgeving, die schaduw en veel bladafval geven. Naast dit gegeven is het ook zo dat de meeste niet functionerende plas- drasoevers aan de zuidzijde gelegen zijn. Hierdoor krijgen deze minder (zon)licht en zijn de temperaturen ook lager dan dat de deze aan de noordzijde gelegen zouden zijn, zoals dat wel het geval is bij de succesvol aangeslagen plas- drasoevers. Doordat de water- en oeverplanten te weinig (zon)licht krijgen kan het fotosyntheseproces zich niet voortzetten, wat negatieve gevolgen heeft voor de ontwikkeling van deze beplantingen.
Conclusie Geconcludeerd kan worden is dat een oorzaak van het niet functioneren van bepaalde plasdrasoevers kan zijn door de aanwezigheid van
73
Veldonderzoek plas- drasoevers
Geen invloed van bomen (meting 7)
5.5 Conclusies Invloed van vissen Dat vissen ook een belangrijke invloed hebben op de waterkwaliteit is weergegeven in een artikel in bijlage 8. Vissen als karper en brasem woelen de oeverbodem los om voedsel te vinden als watervlooien en muggenlarven. Tevens zijn karpers planteneters, waardoor waterplanten nauwelijks de kans krijgen om zich te ontwikkelen. Doordat deze vissen de oeverbodem los woelen ontstaat er een troebel water. Dit betekent dat er een minimaal (zon)lichtbereik in het water is en (zon)licht is juist essentieel om waterplanten goed te laten groeien. Om de waterkwaliteit op peil te brengen is daarom belangrijk om het kaper- en brasembestand zo minimaal mogelijk te houden. Op deze wijze wordt de oeverbodem niet meer losgewoeld en kan slib beter bezinken, waardoor er meer (zon)licht in het water kan doordringen. Zo wordt een beter milieu gecreĂŤerd voor de ontwikkeling van waterplanten. Een milieu waar vissen als snoek ook gebaad bij is. 21&22
In deze paragraaf volgt een samengevatte conclusie vanuit voorgaande paragrafen. Deze zal per onderdeel worden weergegeven. De oeverconstructie Tussen de diepteligging van de oeverbodem is een groot verschil aanwezig als de succesvol aangeslagen plas- drasoevers en de niet functionerende plas- drasoevers met elkaar worden vergeleken. Het gemiddelde verschil is 0,28m, waarbij de oeverbodem van de niet functionerende plas- drasoevers dieper ligt. De grootste oorzaak is waarschijnlijk de conditie van de vooroeverconstructie welke tijdens baggerwerkzaamheden kunnen zijn beschadigd (afb. 5.10 pagina 77). Ook het inklinken van de oeverbodem speelt hierbij een belangrijke rol. De diepteligging van de gordingen ligt bij de niet functionerende plas- drasoevers lager. Het gemiddelde verschil is 0,21m ten opzichte van de succesvol aangeslagen plas- drasoevers. Dit houdt verband met de diepteligging van de oeverbodem, omdat de vooroeverconstructie bij de niet functionerende plas- drasoevers in sommige situaties niet meer functioneert. Tevens zijn er verschillen in de mate van kerende hoogte van de vooroeverconstructies. Het gemiddelde verschil is 0,19m, waarbij de vooroeverconstructie van de niet functionerende plas- drasoevers een minder grote kerende functie heeft. Zoals al naar voren kwam, komt dit omdat in sommige situaties de conditie van de vooroeverconstructie slecht is.
Verder zal in dit onderzoek hier niet dieper op in worden gegaan, maar men moet er wel bewust van zijn dat een goede visstand essentieel is voor een goede waterkwaliteit en een optimale groei van water- en oeverplanten.
De toegepaste water- en oeverplanten zijn over het algemeen goed afgestemd op de diepteligging van de oeverbodem. Alleen bij de niet functionerende plas- drasoever 21 www5.knnv.nl, 10-04-2014 22 van Dijk, M., 10-4-2014 74
rondom de muziekkoepel wordt hierover getwijfeld. Er zijn een aantal soorten water- en oeverplanten die dieper zijn aangebracht dan wordt geadviseerd. Het niet functioneren van deze beplanting zou hier dus een oorzaak van kunnen zijn. Daarnaast zijn sommige vooroeverconstructies van de niet functionerende plas- drasoevers in zo’n slechte staat dat de oeverbodem is weggespoeld. Hierdoor kan de plantdiepte ook te diep zijn geworden voor bepaalde water- en oeverplanten, waardoor deze zijn verdwenen. De waterkwaliteit De zuurgraad bij zowel de succesvol aangeslagen plas- drasoevers als de niet functionerende plas- drasoevers ligt met pH 7,0 binnen de streefwaarden. De oorzaak van het niet functioneren van bepaalde plas- drasoevers zal dus waarschijnlijk niet aan de pH-waarde liggen. De uitkomsten van de kH-waarde (gem. 17,0) liggen boven de streefwaarden. Dit geldt voor zowel de succesvol aangeslagen plas- drasoevers als de niet functionerende plas- drasoevers. Door deze hoge waarde is er een ruime veiligheidsbuffer aanwezig met betrekking tot de zuurgraad. Een hoge kH-waarde voorkomt schommelingen in de pH-waarde. Ondanks dat de kH-waarde hoog is, wordt niet verwacht dat dit de oorzaak is van het niet functioneren van bepaalde plas- drasoevers.
Overige bevindingen Voor een groot deel zijn de oeverranden in goede staat. Bij de niet functionerende plasdrasoevers zijn er wel meer beschadigingen waargenomen. Verzakkingen en afkalvingen worden vooral veroorzaakt door de hoge gebruikersdruk en fauna als eenden en ganzen. Beschadigingen aan oeverrandconstructies zijn gevolgen van achterstallig onderhoud.
Het koolstofdioxidegehalte is te hoog wat zowel voor de succesvol aangeslagen als de niet functionerende plas- drasoevers geldt. De kans op zuurstofgebrek neemt toe welke gevolgen hebben voor de vissen en micro-organismen. Uiteindelijk heeft dit ook gevolgen voor de
In de niet functionerende plas- drasoevers is meer blad- en slibafval aanwezig dan in de succesvol aangeslagen plas- drasoevers. Dat de hoeveelheid blad- en slibafval invloed heeft op de waterkwaliteit en dus
75
Veldonderzoek plas- drasoevers
De gezamenlijke hardheid van de succesvol aangeslagen en de niet functionerende plasdrasoevers zijn gelijk. Deze liggen hoger dan de streefwaarde van 14,0, namelijk boven de 20,0. Dat het water vrij hard is kan komen door uitspoeling van de graluxpaden. Tijdens regenachtig weer was duidelijk te zien dat uitspoeling van de graluxpaden in de vijvers terecht kwam. Door een te hoge waarde kunnen waterplanten last krijgen van kalkaanslag wat de groei kan belemmeren. Deze hoge waarde zou een oorzaak van het niet functioneren van bepaalde plasdrasoevers kunnen zijn. Wel wordt de kans klein geacht, omdat de genoemde symptomen van kalkaanslag niet zijn waargenomen.
Plas- drasoevers Vondelpark
water- en oeverplanten, zoals stagnatie in de groei. Het te hoge koolstofdioxidegehalte zou kunnen worden veroorzaakt door teveel blad- of slibafval. Een oorzaak van het niet functioneren van sommige plas- drasoevers zou dus kunnen liggen aan een te hoog koolstofdioxidegehalte.
de groeiomstandigheden van water- en oeverplanten valt ook weer te herleiden uit de hoge kH-waarde en het hoge CO gehalte. Dat ² sommige plas- drasoevers niet functioneren, kan als oorzaak hebben dat er teveel blad- en slibafval aanwezig is. Nog een oorzaak van het niet functioneren van bepaalde plas- drasoevers kan zijn door de aanwezigheid van bomen in de directe omgeving, die schaduw en veel bladafval geven (afb. 5.10). Tevens is het zo dat de meeste niet functionerende plas- drasoevers aan de zuidzijde gelegen zijn. Hierdoor krijgen deze minder (zon)licht en zijn de temperaturen lager dan dat de deze aan de noordzijde gelegen zouden zijn, zoals dat wel het geval is bij de succesvol aangeslagen plas- drasoevers. Doordat de water- en oeverplanten te weinig (zon)licht krijgen kan het fotosyntheseproces zich niet voortzetten, wat negatieve gevolgen heeft voor de ontwikkeling van deze beplantingen. Om een goede waterkwaliteit te creÍren is een goed visbestand essentieel. Vissen als karper en brasem woelen de oeverbodem op om voedsel te vinden. Hierdoor raakt het water troebel en vindt er een minimale lichtintreding plaats. Dit belemmert de groei van vooral de waterplanten die bijdragen aan een gezond watermilieu. Om ervoor te zorgen dat slib niet of minimaal opwoelt is het belangrijk om het karper- en brasembestand zo minimaal mogelijk te houden. Pas dan krijgen waterplanten de kans om zich beter te ontwikkelen door bezinking van het slib. Op deze manier wordt er een leefmilieu gecreÍerd waarbij onder andere de snoek gebaad bij is.
76
Plas- drasoevers Vondelpark Veldonderzoek plas- drasoevers Afb. 5.10 essentiĂŤle oorzaken van niet functioneren plas- drasoevers
77
Oriëntatie De plas- drasoevers zijn voornamelijk aan de binnenbocht van de waterloop gerealiseerd. Deze gedachtegang is gebaseerd op de stroming van een rivier, waarbij materiaal aan de binnenbocht wordt afgezet. Een deel van deze plas- drasoevers zijn zuidelijk georiënteerd en deze functioneren slecht door de invloed van schaduw. Aan de hand van de voorgaande conclusies zijn de mogelijke oorzaken in kaart gebracht. Vervolgens zullen de potenties van deze niet functionerende plas- drasoevers hierna worden beschreven.
georiënteerde plas- drasoevers die door een grote (permanente) invloed aan schaduw slecht functioneren. Gezien veel oeverconstructies in een slechte staat verkeren wordt aangeraden om de plas- drasoevers op een andere locatie in te richten.
Nieuwe plas- drasoevers De plas- drasoevers zonder potentie kunnen op andere locaties worden ingericht, waarbij het overzicht en de vormgeving gewaarborgd zal blijven. Deze oevers zijn noordelijk en in vol daglicht georiënteerd, waardoor optimaal gebruik wordt gemaakt van het (zon)licht om de water- en oeverplanten goed te laten functioneren.
Plas- drasoevers met potentie In afb. 5.11 zijn middels een groene lijn de plas- drasoevers weergegeven die potentie hebben om succesvol te functioneren. Deze plas- drasoevers kenmerken zich onder andere door invloed van schaduw door bomen. Om deze oever te laten functioneren zullen maatregelen moeten worden genomen om te kunnen voldoen aan de minimale behoefte van 6 uur licht per dag. Deze maatregelen kunnen worden gedefinieerd als dunnen van de boomvormers/ bosschages of door het bos/mantel/zoom principe te hanteren. Deze laatste maatregel is lastig vorm te geven door de geringe oppervlakten aan bosschages. De oeverconstructies dienen afhankelijk van de technische staat nogmaals geïnspecteerd te worden om exact te kunnen bepalen hoeveel meter vervangen dient te worden. Plas- drasoevers met weinig tot geen potentie De rode lijnen langs de plas- drasoevers bieden weinig tot geen potentie om succesvol te functioneren. Dit omvat de zuidelijk
78
Afb. 5.11 indeling en mogelijkheden plas- drasoevers
79
Veldonderzoek plas- drasoevers
Plas- drasoevers Vondelpark
6
Visie 6.1 Visie op de plas- drasoevers vanuit Stadseel Zuid 6.2 Visie op de plas- drasoever vanuit IKRO
6.1 Visie op de plas- drasoevers vanuit Stadsdeel Zuid Inleiding In dit hoofdstuk zal onder andere in worden gegaan op de visie ofwel denkrichting voor het omgaan en inrichten van de plas- drasoevers vanuit Stadsdeel Zuid. Hieraan gekoppeld zal een nadere visie vanuit het bureau worden gegeven, waarbij op de verschillende van belangzijnde onderdelen in zal worden gegaan. Deze visie zal als handvat dienen voor de hierop volgende hoofdstukken, waarin verschillende modellen zullen worden voorgelegd.
De visie die Stadsdeel Zuid op het inrichten van de plas- drasoevers heeft, is als volgt;
‘Variatie in water- en oeverplanten is gewenst, maar niet te exotisch. Over het algemeen moet worden getracht om inheems plantmateriaal toe te passen. Voor de oevers rond de muziekkoepel mag een uitzondering worden gemaakt. Hier mogen wel de wat meer bijzondere water- en oeverplanten worden aangebracht.’ De waterpartijen De kronkelende waterpartijen in het Vondelpark kenmerken zich als een rivier. Op basis van deze gedachten hebben de plas- drasoevers hun locatie gekregen. In rivieren wordt materiaal afgezet aan de binnenbocht en afgekalfd aan de buitenbochten. De binnenbochten van de oevers zijn daarom ingericht met water- en oeverplanten en zorgt voor een natuurlijk verloop vanaf het maaiveld tot het water. De plas- en drasoevers zijn een constructieve oplossing die ook in de binnenbocht is toegepast, maar op locaties waar de gebruikersdruk groter is. De buitenbochten kalfen bij rivieren af en zijn ingericht middels houten beschoeiing, welke de cultuurlijke oevers betreffen. Het Vondelpark in het algemeen Het Vondelpark kent in het westelijk deel een meer natuurlijkere uitstraling. Daarbij is het geheel ruimer opgebouwd en wordt het extensiever beheerd. De gebruikersdruk is hier het minst groot. Gaat men meer richting het oostelijk deel van het park wordt het allemaal wat minder natuurlijk en kleinschaliger. Het beheer wordt intensief uitgevoerd en de gebruikersdruk is relatief hoog.
82
6.2 Visie op de plas- drasoevers vanuit IKRO Het Vondelpark is het bekendste en drukst bezochte park van Amsterdam, maar kent helaas nog een aantal problemen. Ondanks de grootschalige renovatie die in 2010 werd afgerond, beginnen enkele gebreken te ontstaan. Dit heeft ook betrekking op de destijds aangelegde plas- drasoevers. Slechts enkele hiervan zijn succesvol aangeslagen en ontwikkelen zich naar behoren. Stadsdeel Zuid wil deze problematiek nu aanpakken en de plas- drasoevers in ere herstellen om zo onder andere de ecologischeen de belevingswaarde van het Vondelpark te vergroten. In de voorgaande hoofdstukken is naast de achterliggende gedachten van het oeversysteem, een veldonderzoek uitgevoerd, waarbij de mogelijke oorzaken van niet functioneren naar voren zijn gebracht. Het herinrichten van de plas- drasoevers is hieruit noodzakelijk gebleken, waarbij de visie luidt;
Eenvoudige en natuurlijke uitstraling
‘De plas- drasoevers moeten gekenmerkt worden door eenvoud, waarbij een natuurlijke uitstraling en respect voor de vormgeving van het park de belangrijkste uitgangspunten zijn’ De plas- drasoevers zullen een verrijking zijn aan het karakter wat het Vondelpark uitstraalt. Door het dynamische beeld wat gecreëerd wordt door middel van bloeikleur, textuur en vorm, zal de belevingswaarde worden verhoogd. Door eenheid te bewaken en eenvoud te hanteren zal rust worden gewaarborgd. Daarnaast moeten de plas- drasoevers ook een ecologische waarde hebben.
83
Visie
De oeverconstructie De oeverconstructie moet een eenvoudige en natuurlijke uitstraling hebben, zonder complexe technische oplossingen. Tevens mag deze niet te veel in het oog springen. De nadruk moet op de water- en oeverplanten worden gelegd. Duurzaamheid speelt een belangrijke rol. Zoals al naar voren kwam, kent het Vondelpark een hoge gebruikersdruk. De oeverconstructie moet
Plas- drasoevers Vondelpark
Om deze visie te realiseren, zal een toelichting op de onderstaande van belangzijnde onderdelen worden gegeven; - De oeverconstructie - Toepassen van water- en oeverplanten (sortiment) - Het economisch aspect - Beheerrichtlijnen
dusdanig gematerialiseerd en geconstrueerd worden dat het de huidige en toekomstige gebruikersdruk aankan.
Variatie in bloeikleur en hoogte, veelal inheems
Toepassen van water- en oeverplanten De water- en oeverplanten moeten een verrijking worden voor het Vondelpark, waarbij de belevingswaarde wordt verhoogd en een dynamisch beeld wordt gecreëerd. Zo spelen variatie in bloeikleur, vorm en hoogte hierin een belangrijke rol. De plas- drasoevers moeten daarbij een natuurlijke uitstraling hebben en van ecologische waarde zijn. Hierdoor zal het beplantingssortiment zoveel mogelijk uit inheemse soorten moeten bestaan. Tevens kunnen deze plas- drasoevers dienen als schuil-, paai-, broed-, of foerageeplaats voor verschillende faunasoorten. Uitzondering zal worden gemaakt voor de plasdrasoever rondom de muziekkoepel. Hier zullen meer exotische water- en oeverplanten worden toegepast, omdat dit als bijzondere plek in het Vondelpark wordt gezien. Deze plas- drasoever zal zich daarin vooral onderscheiden door andere bloeikleuren. Wel wordt gesteld dat de hiervoor toe te passen beplantingen het zicht op de muziekkoepel niet mogen belemmeren. Exoten/variëteiten
Daarbij zal er gekozen worden voor water- en oeverplanten die zo min mogelijk beheer vragen. Invasieve water- en oeverplanten zullen niet worden toegepast. Het mag namelijk niet zo zijn dat één soort de overhand krijgt. Dit kan verschillende nadelige gevolgen hebben met betrekking tot de waterkwaliteit, maar ook zal een eentonig beeld ontstaan. Tevens heeft het gevolgen voor het beheer. Dit zal dan
84
Beheerrichtlijnen Om de beheerkosten te minimaliseren wordt getracht om water- en oeverplanten toe te passen die weinig beheer vragen. Op deze manier kan gefaseerd beheer worden toegepast. Door deze beheersystematiek te hanteren wordt de druk op de plas- drasoevers ook beter verspreid. Men moet denken, hoe intensiever de plas- drasoever wordt belast, hoe groter de kans op beschadigingen. Dit geldt niet alleen voor de conditie van de plas- drasoevers, maar ook de fauna die er gebruik van maakt. Door gefaseerd beheer uit te voeren zullen altijd water- en oeverplanten kunnen dienen als schuilplek en blijft de ecologie beter gewaarborgd.
Geen invasieve water- en oeverplanten
Wel moet worden benadrukt dat er tijdens de uitwerkingen, die in de hoofdstukken hierna volgen, beperkt op het beheer in zal worden gegaan.
85
Visie
Het economisch aspect Kosten spelen een belangrijke rol voor het realiseren van de plas- drasoevers. Middels maatregelen die nodig zijn voor de (her)inrichting van de plas- en drasoevers, wordt getracht de kosten zo laag mogelijk te houden. Een belangrijke noot die hierbij gesteld moet worden, is dat er wel een acceptabele prijs kwaliteitsverhouding moet worden gehanteerd. Goedkoop kan uiteindelijk ook duurkoop betekenen. Om de kosten zo laag mogelijk te houden zullen de oeverconstructies zo eenvoudig mogelijk worden geconstrueerd. Dit geldt ook voor de beplantingscombinaties.
Plas- drasoevers Vondelpark
intensief moeten worden uitgevoerd, waarbij de beheerkosten uit de hand kunnen lopen.
7
Oeverconstructies 7.1 Materialenstudie 7.2 De mogelijke oeverconstructies in beeld 7.3 Conclusies en beoordelingsmatrix (multi criteria analyse)
7.1 Materialenstudie Inleiding In dit hoofdstuk wordt aandacht geschonken aan het vormgeven en materialiseren van de oeverconstructie, waarbij de nadruk op de vooroeverconstructie wordt gelegd. Allereerst zal een materiaalstudie worden uitgevoerd naar verschillende houtsoorten. Aan de hand van een materiaalbeoordeling zullen definitieve keuzes worden gemaakt voor de materialisering. Tevens worden randvoorwaarden opgesteld voor het vormgeven van de oeverconstructie. In de volgende paragraaf komen vier mogelijke vooroeverconstructies aan de orde inclusief de huidige situatie. Deze worden toegelicht op basis van materiaalkundige en ecologische aspecten, uitvoering en beheertechnische aspecten. Aan de hand van deze materie worden in de volgende paragraaf de vooroeverconstructies middels een multi criteria analyse beoordeeld. Hieruit vloeit voor elke vooroeverconstructie een beoordeling voort, waarbij de hoogst scorende vooroeverconstructie voor uitvoering wordt aanbevolen.
Voordat er uitwerking wordt gegeven aan de modellen voor vooroeverconstructies, zal eerst de materialisatie worden bepaald. De volgende subparagrafen zullen hier nader op ingaan. Zo zal er eerst een studie naar verschillende houtsoorten worden gedaan, waarna aan de hand van een beoordelingstabel een onderbouwde keuze wordt gemaakt. Hierop volgend komt de vormgeving aan de orde, waaruit de randvoorwaarden voortvloeien voor het opstellen van de modellen.
7.1.1 Passend bij natuurlijke uitstraling*
In de visie is gesteld dat de oeverconstructie een natuurlijke uitstraling moet hebben. Om hieraan te voldoen wordt gekozen om deze in hout uit te voeren. Er zijn mogelijkheden te over om de constructie van andere materialen te maken als beton, kunststof, staal, houtcomposiet of metaal. Een nadeel van deze materialen is echter dat het geen natuurlijke uitstraling heeft. Tevens zou het mogelijk kunnen zijn dat bepaalde materialen in contact met water een chemische reactie veroorzaken wat negatieve invloed heeft op de groeiomstandigheden van water- en oeverplanten. Omdat de huidige oeverconstructies ook van hout zijn vervaardigd sluit dit prima op elkaar aan, waardoor eenheid en rust wordt gewaarborgd. Nu zijn er op het gebied van hout verschillende soorten verkrijgbaar. Daarom volgt hierna een toelichting op verschillende gangbare Europese naald- en hardhoutsoorten en tropische hardhoutsoorten voor het realiseren van een oeverconstructie.
88
De meest gebruikte soorten zijn Angelim Vermelho, Azobé, Bankirai en Bilinga. Azobé en Angelim Vermelho zijn de sterkste soorten. Het bewerken van de houtsoorten moet over het algemeen machinaal gebeuren vanwege de hoge hardheid. Tropisch hardhout gaat langer mee dan Europees naald- of hardhout. Een nadeel is wel dat er bij de kap van tropisch hardhout vaak schade aan de directe omgeving wordt gebracht. Ook door het transport vanuit deze landen (Brazilië, Suriname etc.) wordt het milieu er niet beter van.
Voor deze tekst is gebruik gemaakt van de volgende bronnen; 23 Horst, E., Jager de M., Bruggen in Meeroevers, 2012 24 Horst, E., Achtereekte, P., Onderzoek hout, 2013
Voor deze tekst is gebruik gemaakt van de volgende
25 www.houtdatabase.nl, 04-02-2014
bronnen; 24 Horst E., Achtereekte P., Onderzoek hout, 2013
Europees hardhout Tot de veelgebruikte Europese hardhoutsoorten behoren eik, beuk, kastanje en Robinia. Niet al deze soorten zijn even goed toepasbaar. Zo heeft Robinia de eigenschappen om snel te vervormen, vooral wanneer het vers is gezaagd. Wel is het zo dat Robinia de sterkste houtsoort is ten opzichte van de overige Europese hardhoutsoorten. Over het algemeen gaan deze hardhoutsoorten onbehandeld 25 tot 30 jaar mee.
28 www.joostdevree.nl, 06-03-2014 29 www.reggehout.nl, 04-02-2014 *zie bijlage 9 voor meer informatie over
Plas- drasoevers Vondelpark
Europees naaldhout Als Europese naaldhoutsoorten wordt veelal gebruik gemaakt van douglas, lariks, vuren en grenen. Daarbij zijn douglas en lariks de meest sterke naaldhoutsoorten, maar niet geschikt om onbehandeld in de grond te plaatsen. Vuren en grenen zijn minder duurzaam dan lariks en douglas. Tevens beschikken deze houtsoorten over een lagere sterkteklasse.
7.1.2 De materiaalbeoordeling en keuze
Om een uiteindelijke keuze te maken met welk houtsoort de vooroeverconstructies worden gemaakt, zijn alle houtsoorten in een tabel geplaatst (afb. 7.1 volgende pagina). Daarbij worden deze beoordeeld op duurzaamheid en eigenschappen op basis van de informatie vanuit de vorige subparagraaf en de daarbij horende bijlagen. Tevens wordt de gemiddelde prijs per m³ voor elk houtsoort opgenomen. De conclusies van de beoordelingen zullen hierna per onderdeel worden toegelicht. Aan de hand van deze zaken zal een houtsoort worden gekozen, waar vooroeverconstructies voor een groot deel mee worden geconstrueerd.
Voor deze tekst is gebruik gemaakt van de volgende bronnen; 23 Horst, E., Jager de, M., Bruggen in Meeroevers, 2012 24 Horst E., Achtereekte P., Onderzoek hout, 2013 26 www.reggehout.nl, 04-02-2014 27 www.houtdomein.nl, 04-02-2014
Tropisch hardhout Er zijn veel verschillende tropische hardhoutsoorten die worden toegepast voor onder andere waterbouwkundige constructies.
89
Oeverconstructies
materiaaleigenschappen
Afb. 7.1 materiaalbeoordeling
houtsoorten. Alleen de duurzaamheidklasse van Robiniahout komt dicht in de buurt van tropisch hardhout. Dit geldt tot op een zekere hoogte ook voor eiken- en kastanjehout.
Conclusies Duurzaamheid De winning van Europese houtsoorten is beter voor het milieu dan de winning van tropisch hardhout. Dit komt omdat bij de kap van tropisch hardhout vaak schade aan de bossen ontstaat. Ook het transport vanuit onder andere BraziliĂŤ naar Nederland brengt schade aan het milieu. Als naar het gebruik wordt gekeken scoort tropisch hardhout beter. Dit heeft vooral te maken met de sterkteklasse. Het hergebruik van Europees hout is goed geregeld. In de meeste gevallen wordt het gerecycled of gebruikt voor de biomassa. De ontwikkeling van hergebruik van tropisch hardhout loopt hierin achter. De duurzaamheidklasse van tropisch hardhout is hoger dan dat van de meeste Europese
Eigenschappen Op het gebied van belasting en vervorming scoort tropisch hardhout het hoogst. Dit vooral vanwege de hoge massief- en hardheid. Europese houtsoorten doen het op dit gebied minder goed. Dit geldt ook op het gebied van de sterkteklasse. Deze zijn lager dan die van tropisch hardhout. Alleen Robiniahout komt in de buurt van de sterkteklasse van Bilinga. AzobĂŠ steekt met kop en schouders boven de overige houtsoorten uit met een sterkteklasse van D70. Logischerwijs weegt het tropisch hardhout veel
90
meer dan zowel Europees naald- als hardhout. Dit vooral vanwege de hoge massiefheid. Alle houtsoorten zijn in principe goed bewerkbaar. Robiniahout is één van de uitzonderingen. Omdat dit hout een gedraaide structuur heeft, is het last om hier bevestigingsmaterialen in aan te brengen. Bankirai scoort ook matig, omdat het slecht te verlijmen is en de oppervlakte afwerking is matig tot slecht. Bilinga is het slechtst te bewerken. De hardheid heeft tot gevolg dat bij bewerking van gedroogd hout, zagen en beitels snel afstompen 29.
Daarnaast zal de vooroeverconstructie ook worden gematerialiseerd middels vurenhout. Op het gebied van sterkte voldoet het aan de constructieve randvoorwaarden, alhoewel het minder sterk is dan kastanje en Robinia. Gezien de gebruikersdruk hier niet of nauwelijks aanwezig is kan hier mee worden volstaan. Omdat de vooroeverconstructie zich geheel onder water bevindt zal het rottingsproces minimaal zijn (zie toelichting hierop paragraaf 7.1.3 Vormgeving). Lariks of douglas kan ook worden toegepast, alleen niet onbehandeld. Dat maakt het weer wat minder aantrekkelijk, omdat behandeld hout duurder is. Daarbij is het mogelijk dat geïmpregneerd hout invloed kan hebben op de waterkwaliteit.
Prijs In de prijsklasse valt op dat Europees naaldhout het goedkoopste is, gevolgd door Europees hardhout en tropisch hardhout. Dat tropisch hardhout zo duur is heeft vooral te maken met de specifieke eigenschappen en het transport. Houtsoortkeuze Voor het toepassen van houtsoorten zijn verschillende omstandigheden van belang. Hierin speelt vooral de gebruikersdruk een belangrijke rol. Dit heeft er toe geleid dat er voor drie houtsoorten wordt gekozen.
Kastanje en Robinia Waar de gebruikersdruk hoog is, zoals langs grasvelden, zal de oeverconstructie worden gematerialiseerd middels kastanje- en Robiniahout. Het gaat dan om de constructie als scheiding tussen land en water. Zoals gebleken heeft kastanje- en Robiniahout goede eigenschappen m.b.t. belasting en sterkteklasse. Robiniahout zal daarbij alleen voor de gording worden toegepast, omdat het sneller kan
Kortom Kastanje : voor oeverconstructies tussen land en water waar de gebruikersdruk hoog is. Robinia : voor oeverconstructies tussen land en water waar de gebruikersdruk hoog is (toegepast voor gording). Vuren : voor oeverconstructies tussen land en water waar de gebruikersdruk laag is en voor constructie van de vooroevers.
91
Oeverconstructies
Vuren Vurenhout kan als Europese naaldhoutsoort ook prima voor de oeverconstructie als scheiding tussen land en water worden toegepa. Maar dit geldt alleen voor locaties waar de gebruikersdruk minimaal is. Denk dan bijv. aan de eilanden.
Plas- drasoevers Vondelpark
vervormen dan kastanjehout. Tevens is het materiaal goed bewerkbaar en is de aanschaf goedkoper dan de tropische hardhoutsoorten.
De materialisering van de oeverconstructie is nu bepaald. Dit wil overigens niet zeggen dat alleen dit materiaal wordt toegepast. Het is alleen bedoeld als hoofdopbouw van de constructies. Er kunnen dus ook nog overige materialen in verwerkt worden, maar dat zal in de volgende paragraaf nader aan de orde komen.
Naast het materialiseren van de oeverconstructie speelt de breedte van de oeverconstructie ook een belangrijke rol. Er kan niet voor een standaard breedte worden uitgegaan, omdat dit niet overal gewenst is. Op sommige locaties kan deze te smal zijn of juist te breed. Daarom zijn vanuit de niet functionerende plas- drasoevers drie gemiddelde waarden bepaald voor de breedte van de oeverconstructie (afb. 7.2). Dit is 0,60m, 1,45m, en 2,50m.
7.1.3 Vormgeving
Nu de materialisatie van de oeverconstructie in grote lijnen is bepaald, zal in deze subparagraaf in worden gegaan op de vormgeving. Bij het bepalen van de vormgeving zal er worden gekeken naar de toepassing van de oeverconstructie op de overgang van land naar water en de vooroeverconstructie. Hieruit vloeien de randvoorwaarden voort voor het opstellen van de modellen welke in de volgende paragraaf aan bod komen.
De oeverbodem De diepteligging van de oeverbodem speelt een belangrijke rol voor de ontwikkeling van water- en oeverplanten. Om deze ontwikkeling te bevorderen zal de bodem onder een flauw talud worden aangebracht, waarbij een gemiddelde diepte van 0,15m onder het waterpeil wordt
De oeverconstructie De oeverconstructie vormt de scheiding tussen land en water. Uit de resultaten van het veldonderzoek is gebleken dat de oeverconstructie van de plas- drasoevers overwegend uit een houten beschoeiing middels dwarsplanken bestaan. Rond de eilanden bestaan deze overwegend uit houten palen. Deze constructie, uitgezonderd van die rond de eilanden, vormt geen barrière voor diersoorten. Dit omdat er een geleidelijke overgang is van land naar water, waarbij de oeverconstructie is opgenomen in het maaiveld van het talud. Tevens blijkt dit type constructie goed bestand te zijn tegen intensieve betreding en zal daarom als uitgangspunt mee worden genomen in de modellenuitwerkingen.
Gemiddelde breedten oeverconstructie breedte breedte vanaf tot 1,00m 1,00m tot 2,00m 2,00m 80 135 200 90 140 200 35 130 270 49 120 350 40 120 400 50 180 240 35 140 200 65 185 200 90 140 200 185 270 120 150 Totaal 534 1745 2530 gem. breedte 60 145 250 *maten zijn weergegeven in cm
Afb. 7.2 gemiddelde oeverbreedten
92
Om tot deze oeverbodemdiepte te komen, dient er bij nieuw te realiseren vooroeverconstructies de oeverbodem in twee fasen te worden aangebracht. In de eerste fase wordt de oeverconstructie aangebracht, waarin de plasdrasoever wordt opgevuld met grond. In de loop van de tijd zal het materiaal gaan inklinken tot ca. éénderde deel. Tijdens de tweede fase wordt er voor een tweede maal grond aangebracht tot gewenst niveau. In deze fase kunnen tevens de water- en oeverplanten worden aangebracht. Door deze manier van werken wordt een stevigere oeverbodem gecreëerd, waardoor toekomstige afwijkingen worden geminimaliseerd. 15
Voor het realiseren van de vooroeverconstructie zijn de volgende aannames opgesteld, die voort zijn gevloeid uit het veldonderzoek: Hoogte van de gording t.o.v. het waterpeil, 0,18m Diepte achter de gording t.o.v. het waterpeil 0,70m Kerende hoogte van de vooroeverconstructie, 0,52m
De vooroever De vormgeving van de vooroeverconstructie beïnvloedt niet alleen de stevigheid, maar ook de mogelijkheden voor de natuur. Een beschoeiing zoals een damwand of palenrij vormt namelijk een harde overgang van land naar water en kan voor bepaalde diersoorten een barrière zijn. De vooroever bij een dergelijke beschoeiing dient als golfbreking bij grote wateren, waarbij de palen tot boven de waterlijn worden aangebracht. Tevens heeft het een kerende functie. Hiermee wordt voorkomen dat de grond uit de bodem van de plas- drasoever wegstroomt en daarmee de water- en oeverplanten verdwijnen. 30
Voor het bepalen van de lengte van de palen kan normaliter een vuistregel gehanteerd worden om tweemaal de kerende hoogte aan te brengen in de ondergrond. Gezien de ondergrond uit laagveen bestaat zal hiervoor een grotere lengte geadviseerd worden. Dit zal in de volgende paragraaf naar voren komen. 32&33 Conclusie Voor het realiseren van de oeverconstructie zal de huidige oeverconstructie tussen land en
De vijvers in het Vondelpark behoren tot de kleinere wateren. Dit wil zeggen dat vanwege 30 Kwaadseniet Ir. P.I.M de, Natuurlijke oevers in beweging, 1990
31 www.verbouwingen.nu 13-03-2014 32 Briemen van, W., 14-03-2014 33 Verhoog, Q., 04-04-2014 93
Plas- drasoevers Vondelpark
de kleine strijklengte golven, geen schade aan de oever kunnen richten. Hierdoor zal er geen palenrij worden aangebracht die als golfbreker functioneert. Echter kan het aanbrengen van een palenrij tot boven de waterlijn ook problemen met zich meebrengen. De kans op bruinrot, witrot of zwartrot wordt aanzienlijk vergroot, omdat het hout in contact staat met water en zuurstof. Houtsoorten met een hogere dichtheid nemen minder water op, waardoor houtrot niet of zeer langzaam optreed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan hardhoutsoorten. Het aanbrengen van een houten vooroeverconstructie onder de waterlijn zal de levensduur verlengen. 31& 32
Oeverconstructies
gehanteerd. De oeverbodem bevindt zich in de gehele plas- drasoever onder het waterpeil om de gebruikersdruk te minimaliseren.
7.2 De mogelijkheden in beeld water als uitgangssituatie dienen. Dit omdat deze goed functioneert en bestand is tegen een hoge gebruikersdruk. De vooroeverconstructie zal tot een bepaalde afstand onder het waterpeil worden aangebracht (-0,18m) (afb. 7.3). Het aanbrengen onder de waterlijn voorkomt dat er een barrière ontstaat voor de verschillende diersoorten als amfibieën en vissen die in het Vondelpark voorkomen. Tevens wordt de problematiek van houtrot op deze wijze verholpen.
Voor het realiseren van de vooroeverconstructie is het belangrijk om bescherming te bieden voor de flora en fauna in de plas- drasoever. In de voorgaande paragraaf is al een aanzet gegeven voor het bepalen van de hoofdmaterialen, waarbij de randvoorwaarden zijn opgenomen. Vanuit deze gegevens worden in deze paragraaf drie nieuwe modellen en de huidige situatie uitgewerkt. Hierop volgend zullen deze vier modellen middels een tabel met elkaar worden vergeleken om tot een geschikte vooroeverconstructie te komen.
De randvoorwaarden voor het realiseren van de oeverconstructie zijn nu bekend. Aan de hand hiervan zullen drie modellen worden uitgewerkt waarbij afb. 7.3 als basis zal dienen.
7.2.1 Gesloten palenrij
De huidige vooroeverconstructie van de plas- drasoevers bestaat uit een gesloten palenrij. Bij de eilanden worden de houten palen ook toegepast in de oeverconstructie als een scheiding tussen land en water. In deze subparagraaf zullen de mogelijkheden van de vooroeverconstructie worden belicht en zal middels een toelichting worden verantwoord. Materiaalkeuze De vooroeverconstructie van een gesloten palenrij zal bestaan uit onbehandelde perkoenpalen (afb. 7.4). Een perkoenpaal is een rondhouten paal van dennen- of eikenhout. Het Europese vurenhout dient FSC gecertificeerd te zijn of voorzien van het Keurhout-keurmerk 34. Bij deze keurmerken is belangrijk dat de producten en voorzieningen die het bos biedt, zodanig efficiënt worden benut, dat de economische, sociale en ecologische functies van het bos ook op de lange termijn worden veiliggesteld 35. Middels deze belangen over het verantwoord geproduceerd hout blijft het onuitputtelijke grondstof.
Afb. 7.3 basisvormgeving voor construeren van de oeverconstructies
34 Ministerie van V&W, Oeverbeschermingsmaterialen, 1999 35 www.fsc.nl, 31-03-2014 94
Er wordt gesteld dat de levensduur tussen de 5 en 10 jaar ligt, maar als deze vooroeverconstructie onder de waterlijn wordt
Ecologische aspecten De open ruimten tussen de palen bieden schuil- en vestigingsmogelijkheden voor kleine
36 Ministerie van V&W, Natuurlijke oevers, 1999 37 www.emissieregistratie.nl, 31-03-2014 38 www.houtinfo.nl, 31-03-2014
39 www.stowa.nl, 01-04-2014 40 www.yersekegroup.nl, 31-03-2104
Afb. 7.4 gesloten houten palenrij (bron; www. natuurvriendelijkeoevers.nl)
Afb. 7.5 aanbrengen van geotextiel (bron; www. griendhouthandel.nl)
Oeverconstructies
Materiaalkundige aspecten De gesloten palenrij bestaat uit onbehandelde vurenhouten perkoenpalen. Onbehandelde palen bevatten geen chemicaliën, waardoor uitspoeling wordt voorkomen. Uitspoeling oftewel uitloging kan een nadelige invloed hebben op de waterkwaliteit. Het onbehandelde vurenhout kan worden ingedeeld in duurzaamheidsklasse IV. 36, 37&38
aangebracht, zal dit mogelijk langer zijn. In de vooroeverconstructie bevinden zich naden tussen de ronde perkoenpalen, waardoor uitspoeling van de oeverbodem kan optreden. Om dit te voorkomen dient een filterdoek ofwel een geotextiel aangebracht te worden tussen de palen en de houten gording aan de plasdrasoever zijde (afb. 7.5). 39 Geotextielen met een gewicht van 235gr/ m² of kleiner hebben een positieve invloed op de doorgroeibaarheid 34&40. Deze relatief lichte beschoeiing bevat naden, waardoor een permanent geotextiel van 235gr/m² wordt geadviseerd.
Plas- drasoevers Vondelpark Inleiding
De houten perkoenpalen hebben een natuurlijke uitstraling, dat in een glooiende lijn kan worden aangebracht. Hierdoor blijft de vormgeving van de waterpartijen gewaardborgd.
95
amfibieĂŤn en vissen. De onder water liggende vooroeverconstructie biedt tevens toegang tot de plas- drasoever. Waterdieren kunnen de plas- drasoever gebruiken om zich te kunnen verschuilen, eitjes af te zetten en ervan te leven.
afmeting gebruikt dient te worden. Hierdoor zal een paallengte van 3,00m worden gehanteerd 33. Bij onvoldoende lengte kan het namelijk voor komen dat de plas- drasoever verloren gaat door bijvoorbeeld opdruk van ijs 39.
Uitvoering De vooroeverconstructie wordt opgebouwd middels een gesloten palenrij (afb. 7.6). Deze vurenhouten perkoenpalen worden verticaal in de ondergrond geplaatst. Voor het bepalen van de lengte van de palen kan normaliter een verhouding worden aangehouden om tweemaal de kerende hoogte aan te brengen ondergrond 32. Echter worden de palen aangebracht in het laagveen. In aanvulling op deze vuistregel is aangegeven dat gezien de niet draagkrachtige ondergrond een grotere
De palen met een diameter van 100mm worden in de gewenste belijning geplaatst. Per strekkende meter worden tien perkoenpalen aangebracht. Om uitspoeling van de plasdrasoever te voorkomen wordt het 235gr/m² geotextiel aan de plas- dras oeverzijde bevestigd tussen de perkoenpalen en Robiniahouten gording. De dubbele gording is relatief goed te buigen, waardoor de gewenste vormgeving behaald zal worden.
Geweven geotextiel, PP weefsel, 235gr/m2 -2.35
2,50
0,75
-2.45 -2.63 Aan te brengen bevestigingsmaterialen Perkoenpaal vuren 100x100x3000mm
0,50
Dubbele gording robiniahout 30x100x2000mm
watergang Bovenaanzicht
1,00
plas/ drasoever
Afb. 7.6 vooroeverconstructie middels een gesloten palenrij
96
Beheertechnisch Vanaf de realisatie is het belangrijk dat er een aantal beheertechnische maatregelen in acht worden genomen. Controle van de palen op verzakkingen en beschadigingen is essentieel voor het in stand houden van de plas- drasoever. Om te voorkomen dat er grond uit de plasdrasoevers zal uitspoelen dient inspectie plaats te vinden van de conditie en bevestiging van het geotextiel. Bij gebreken dient tijdig te worden ingegrepen voor het goed laten functioneren en in stand houden van deze vooroeverconstructie.
andere waterdieren gebruik maken van de achterliggende plas- drasoever door de onder waterliggende vooroeverconstructie. Doordat deze vooroeverconstructie onder de waterlijn wordt aangebracht, zal de eerder genoemde levensduur van 5 tot 10 mogelijk worden verlengd door de geringe invloed van zuurstof. De onbehandelde vurenhouten palen zijn mits verantwoord gekapt, een onuitputtelijke grondstof.
Gesloten palenrij Materialen Vurenhouten perkoenpalen, onbehandeld, Ø100x3000mm Robiniahouten gording, 30x100x2000mm Geweven geotextiel, PP weefsel, 235gr/m2 Bevestigingsmaterialen Afb. 7.7 tabel met benodigde materialen per m¹ Palenrij met beplanking Materialen
Gekantrechte vurenhouten paal, onbehandeld, 100x100x4000mm 97 Vurenhouten beplanking, onbehandeld, 30x200x1000mm
Oeverconstructies
Conclusie Het toepassen van een gesloten palenrij is een relatief natuurvriendelijke vooroeverconstructie, waarbij de glooiende vormgeving van de waterpartijen gewaarborgd blijven. De palen bevatten naden en openingen die schuilen vestigingsmogelijkheden bieden voor kleine amfibieën. Tevens kunnen vissen en
Plas- drasoevers Vondelpark Inleiding
Kortom; voor het realiseren van de vooroeverconstructie zijn de materialen nodig, die in afb. 7.7 zijn weergegeven.
Aantal per m1 10 stuks 2 stuks 0,75m2 n.t.b.
Aantal per m1 1 stuks 4 stuks
7.2.2 palenrij met horizontale beplanking
beplanking bestaan uit onbehandeld vurenhout. De levensduur van deze vooroeverconstructie ligt tussen de 5 en 10 jaar. De onbehandelde palen en planken worden onder het waterpeil aangebracht, waardoor de levensduur mogelijk wordt verlengd. 41
Materiaalkeuze Voor het realiseren van een palenrij met een houten beplanking zal niet verduurzaamd vurenhout worden toegepast (afb. 7.8). Deze materialen worden voor de toepassing in de waterbouw in de vorm van gezaagd hout en rondhout gebruikt. Het toe te passen hout heeft een natuurlijk uitstraling, maar door de verwerking tot planken zal een deel van deze uitstraling verloren gaan door de strakke vormgeving.
De vooroeverconstructie middels houten planken bevatten naden door de bevestiging of bewerking van het hout. Om te voorkomen dat het materiaal uit de oeverbodem zal spoelen dient een filterdoek aangebracht te worden. Het filterdoek ofwel het geotextiel is permanent, waarbij in deze vooroeverconstructie kan worden volstaan met een licht weefsel. Voor lichte geotextielen geldt een massa van 100200gr/mm². Voor deze vooroeverconstructie zal gekozen worden voor een geotextiel met een massa van 165gr/m². 34, 40&42
Het aanbrengen van een palenrij met beplanking kan de functie vervullen als vooroeverconstructie. In deze subparagraaf zullen de verschillende mogelijkheden worden belicht.
Materiaalkundige aspecten Voor het realiseren van deze vooroeverconstructie zullen onbehandelde vurenhouten palen worden gebruikt. Deze keuze van onbehandeld hout is kort toegelicht in de materialenstudie van paragraaf 7.1. Naast de houten palen zal ook de
Ecologische aspecten De harde overgang onder water biedt weinig (schuil)mogelijkheden voor vissen en amfibieën. Doordat deze beschoeiing onder de waterlijn wordt aangebracht zullen waterdieren wel gebruik kunnen maken van de achterliggende plas- drasoever. Uitvoering De vooroeverconstructie wordt opgebouwd door een palenrij, waaraan planken horizontaal bevestigd worden (afb. 7.9). De gekantrechte palen worden verticaal op een onderlinge afstand van 1,00m aangebracht. In de vorige constructie is naar voren gekomen dat de paallengte niet kan worden bepaald aan de hand van vuistregels. Dit geldt in het bijzonder voor deze constructie, omdat de palen
Afb. 7.8 aanbrengen palenrij met planken (bron; www.spithorst.nl)
41 www.lokaalhout.nl, 27-03-2014 42 edepot.wur.nl, 27-03-2014 98
een veel grotere actieve gronddruk moeten opnemen 32. Gezien deze extra opneembare actieve gronddruk, zal de lengte worden vergroot, waardoor de palen een afmeting krijgen van 4,00m.
waardoor er kan worden volstaan met een licht geotextiel van 165gr/m².
Om uitspoeling te voorkomen, zullen de planken tot in de bodem worden aangebracht en worden voorzien van een filterdoek. De gesloten constructie heeft relatief weinig openingen,
Geweven geotextiel, PP weefsel, 165gr/m2 -2.35
3,50
0,75
-2.45 -2.63 Aan te brengen bevestigingsmaterialen Gekantrechte paal vuren 100x100x4000mm
0,50
Vurenhouten beplanking 30x200x1000mm
watergang Bovenaanzicht
1,00
plas/ drasoever
Afb. 7.9 vooroeverconstructie middels een palenrij met horizontale beplanking
99
Oeverconstructies
Plas- drasoevers Vondelpark
De beplanking wordt aan de plas- drasoeverzijde bevestigd. Deze planken hebben een afmeting van 30x200mm 42. De lengte van de planken is afhankelijk van de bochtstralen van de plasdrasoevers, waardoor het mogelijk is om langs rechte lijnen planken van 2,00m a 3,00m toe te passen.
Kortom; voor het realiseren van de vooroeverconstructie zijn de materialen nodig, die in afb. 7.10 zijn weergegeven. Beheertechnisch Het controleren van de palen op verzakkingen en beschadigingen is essentieel, doordat het de fundering vormt van de vooroeverconstructie. Tevens dient de bevestiging van de planken aan de palen in orde te zijn, waarbij vervormingen van de horizontale planken niet gewenst is. Het geotextiel dient goed te zijn bevestigd aan de planken. Door deze controle periodiek uit te voeren en eventuele gebreken te verhelpen, kan een goed functionerende vooroeverconstructie in stand worden gehouden.
wordt aangebracht zal de genoemde levensduur van 5 tot 10 jaar mogelijk worden verlengd. Ecologisch gezien heeft deze vooroeverconstructie weinig te bieden. Dit komt door de harde overgang middels houten planken.
Conclusie Het toepassen van vurenhout voor een palenrij met beplanking is een onuitputtelijke grondstof, mits het verantwoord is gekapt. De vooroeverGesloten palenrij contructie bestaat uit onbehandelde palen en Materialen planken met een geweven geotextiel, waardoor geen uitspoeling van de oeverbodem kan optreden. DoordatVurenhouten perkoenpalen, onbehandeld, Ø100x3000mm de constructie onder de waterlijn Robiniahouten gording, 30x100x2000mm
Aantal per m1 10 stuks 2 stuks
Geweven geotextiel, PP weefsel, 235gr/m2 Bevestigingsmaterialen
0,75m2 n.t.b.
Palenrij met beplanking Materialen Gekantrechte vurenhouten paal, onbehandeld, 100x100x4000mm Vurenhouten beplanking, onbehandeld, 30x200x1000mm Geweven geotextiel, PP weefsel, 165gr/m2 Bevestigingsmaterialen Afb. 7.10 tabel met benodigde materialen per m¹ Dubbele palenrij met wiepen Materialen
Vurenhouten perkoenpalen, onbehandeld, Ø100x3500mm 100 Wiepen (wilgen), omtrek 300mm, lengte 5000mm
Aantal per m1 1 stuks 4 stuks 0,75m2 n.t.b.
Aantal per m1 4 stuks 16 stuks
Het realiseren van een vooroeverconstructie middels een dubbele rij palen met hiertussen een opvulling van rijshout biedt verschillende mogelijkheden. In deze subparagraaf zal hier nader op in worden gegaan. Materiaalkeuze Als vooroeverconstructie wordt rijshout tussen een dubbele vurenhouten palenrij aangebracht. Rijshout is een verzamelnaam voor takken en twijgen van wilgen of andere scheutvormige houtige gewassen als elzen. Het heeft een natuurlijke uitstraling en voldoet aan het beoogde natuurlijke karakter. Deze beplantingen worden voor de oogst aangeplant in drassige gebieden die ongeschikt zijn voor landbouw. Deze snelgroeiende houtsoorten wordt na 2 a 3 jaar gehakt en verwerkt voor diverse toepassingen. De takken worden droog opgeslagen en kunnen uiteindelijk verwerkt worden voor onder andere de toepassing als vooroeverconstructie. Door het toepassen van rijshout worden de in verval geraakte grienden in ere hersteld, waardoor het een positieve invloed uitoefent op de winning
Materiaalkundige aspecten Rijshout kan uit verschillende snelgroeiende houtsoorten zijn samengesteld die zo hun specifieke eigenschappen kennen. Het toepassen van wilgentenen heeft als eigenschap dat ze kunnen gaan uitlopen, waardoor er wilgenbosjes op de voorbeschoeiing kunnen ontstaan 45. Deze wortels houden de oeverbodem vast, waarna de water- en oeverplanten dit in de loop van de tijd overnemen. Naast de toepassing van wilgen worden elzen ook gebruikt voor het maken van wiepen. Elzen hebben als eigenschap dat het geoogste hout niet uitloopt, maar zijn minder
43 www.houtdatabase.nl, 20-03-2014
44 www.griendhouthandel.nl, 20-03-2014 45 www.haagsmilieucentrum.nl, 20-03-2014
Afb. 7.11 winning van rijshout uit grienden (bron; upload.wikimedia.org)
Afb. 7.12 aanbrengen van wiepen (bron; rodi-athena. s3.amazonaws.com)
101
Plas- drasoevers Vondelpark Inleiding
van het materiaal (afb. 7.11). Het is vernieuwbaar materiaal dat niet tot uitputting van grondstoffen leidt 43. Voor het verstevigen van de vooroeverconstructie wordt van het rijshout wiepen gemaakt. Een wiep is een rol rijshout, dat machinaal is omwikkelt met touw, waardoor het materiaal een stevige vorm krijgt 44 (afb. 7.12). Het rijshout is van te voren al samengedrukt en gebonden, waardoor het op locatie minder handelingen vereist om de constructies goed aan te brengen.
Oeverconstructies
7.2.3 Dubbele palenrij met wiepen
Ecologische aspecten De vooroeverconstructie heeft een natuurlijke uitstraling. Door het toepassen van wiepen bieden de open ruimten verschillende mogelijkheden voor amfibieën en vissen. Denk hierbij aan schuil- en paaiplekken, maar ook een toegankelijke doorgang naar de plas- drasoever en andersom. Vergeleken met vlechtwerk zijn wiepen sterker en doordat de vooroeverconstructie onder het waterpeil wordt aangebracht vormt het geen belemmering voor de verschillende diersoorten. Tevens bevatten wiepen minder grote ruimten dan de eerder genoemde takkenbossen/ vlechtwerken 45.
recht en lastiger te verwerken dan de wilgen. Tevens behoord elzenhout, gezien het niet uitloopt, tot dood materiaal. De wilgentenen behoren tot levend materiaal, waardoor de levensduur 4 tot 5 jaar langer is van elzenhout. Gezien de constructie onder het waterpeil worden aangebracht zal de uitloop van wilgen minimaal zijn. 15 De takken met een dikte van 2-3cm, samengesteld tot wiepen, worden tussen de perkoenpalen aangebracht, zodat er een grondkerende constructie ontstaat. De duurzaamheid van de wiepen is beperkt. De levensduur van deze constructie ligt tussen de 5 en 10 jaar. Doordat de vooroeverconstructie onder de waterlijn wordt aangebracht, zal de levensduur mogelijk hoger liggen. Voor plasdrasoevers met een functionele levensduur van >40 jaar is deze constructie niet geschikt, tenzij aanvullingen of vervangingen wenselijk/ uitvoerbaar is. 43&46
Uitvoering De vooroeverconstructie wordt opgebouwd middels een dubbele palenrij met hiertussen wiepen (afb. 7.13). De paallengte die zal worden gehanteerd is 3,50m. Dit is langer dan de palen vanuit de constructie met gesloten palenrij, omdat de tussenafstand groter is en daarmee ook de druk die op de palen wordt uitgeoefend. 32
De wiepen, bestaande uit rijshout bevatten kleine open ruimten die een nadelige invloed kunnen hebben op de stevigheid van de oeverbodem. Materiaal als zand of veen kan namelijk gemakkelijk uitspoelen. Om dit te voorkomen zal een filterdoek aan de zijde van de plas- drasoever moeten worden aangebracht. Door de relatief veel kleine open ruimten zal er een hogere belasting ontstaan op het geotextiel, waardoor een massa van 235gr/m² wordt geadviseerd. Als het gewicht kleiner of gelijk is aan 235gr/m² dan geldt een positieve indicatie met betrekking tot doorgroeibaarheid. 36
De dubbele palenrij wordt aangebracht met een tussenafstand van 0,20m. Tussen deze palen worden de wiepen aangebracht. Gangbare doorsnede van wiepen zijn ca. 0,10m met een omtrek van 0,30m. Het hout wordt aangedrukt en vastgezet met gegalvaniseerd draad om wegdrijven te voorkomen. De lengte van de te verkrijgen wiepen variëren van 1,00m tot 20,00m. De palen zullen op een afstand van 0,50m worden aangebracht. Aan de zijde van de plas- drasoever wordt het permanent geotextiel bevestigd van 235gr/m². 30, 36&44
46 Wiselius, S.I, Houtvademecum
102
Geweven geotextiel, PP weefsel, 235gr/m2 Bevestigingsmaterialen
0,75m2 n.t.b.
0,75
Aan te brengen bevestigingsmaterialen Perkoenpaal vuren 100x100x3500mm Vurenhouten perkoenpalen, onbehandeld, Ø100x3000mm
Palenrij met beplanking Materialen Bovenaanzicht
watergang
Gekantrechte vurenhouten paal, onbehandeld, 100x100x4000mm Vurenhouten beplanking, onbehandeld, 30x200x1000mm 2 Geweven geotextiel, PP weefsel, 165gr/m plas/ drasoever Bevestigingsmaterialen Afb. 7.13 vooroeverconstructie middels een dubbele palenrij met wiepen
Dubbele palenrij met wiepen Materialen Vurenhouten perkoenpalen, onbehandeld, Ø100x3500mm Wiepen (wilgen), omtrek 300mm, lengte 5000mm Geweven geotextiel, PP weefsel, 235gr/m2 Bevestigingsmaterialen Afb. 7.14 tabel met benodigde materialen per m¹ Damwand Materialen
Eikenhouten damplanken, onbehandeld, 40x200x3000mm 103 Robinahouten gording, onbehandeld, 30x120x2000mm
0,50
Robiniahouten gording, 30x100x2000mm
Aantal per m1 10 stuks 2 stuks
-2.45 -2.63
3,00
Materialen
Beheertechnisch Om deze vooroeverconstructie goed te laten functioneren is het belangrijk om de spandraden te controleren. De palen dienen gecontroleerd te worden op verzakkingen of beschadigingen.
Aantal per m1 1 stuks 4 stuks 0,75m2 n.t.b.
Aantal per m1 4 stuks 16 stuks 0,75m2 n.t.b.
Aantal per m1 5 stuks 2 stuks
Plas- drasoevers Vondelpark Inleiding
Wiepen (rijshout), omtrek 300mm Ø 10cm, lengte 5000mm Geweven geotextiel, PP weefsel, 235gr/m2 Gesloten palenrij -2.35
Kortom; voor het realiseren van de vooroeverconstructie zijn de materialen nodig, die in afb. 7.14 zijn weergegeven.
Oeverconstructies
Om bestektechnische redenen is het inkopen en beschikbaar stellen van het materiaal door de opdrachtgever aan te bevelen. Dit om te waarborgen dat Nederlands rijshout zal worden toegepast, waarbij een bijdrage wordt geleverd bij de instandhouding van grienden (zoals Biesbosch en omgeving van Hollands- Gelders rijshout). 43
7.2.4 Damwand
Gezien de vooroeverconstructie relatief veel kleine open ruimtes bevat is het essentieel om de bevestiging van het geotextiel te controleren.
Het aanbrengen van een houten damwand kan als vooroeverconstructie en als scheiding tussen land en water fungeren. In deze subparagraaf zullen de mogelijkheden worden bekeken.
Bij wiepen die verloren zijn gegaan is het belangrijk om deze te verwijderen en tussen de betreffende dubbele palenrij nieuwe wiepen aan te brengen. Bij het vervangen van de wiepen is het functioneel om bovengenoemde beheertechnische maatregelen uit te voeren. Middels deze controle en eventuele vervanging wordt een goed functionerende vooroeverconstructie in stand gehouden. De uitloop van de wilgen moeten jaarlijks worden afgeknipt om de voorconstructie intact te houden. Gezien de vooroeverconstructies onder het waterpeil worden aangebracht zal deze uitloop wel minimaal zijn. Vanaf ca. drie jaar zullen de wilgen niet meer uitlopen. 15
Materiaalkeuze Voor het realiseren van de damwand zullen eikenhouten damplanken worden toegepast (afb. 7.15). Mits het eikenhout op een verantwoorde wijze is gekapt, is het een onuitputtelijke grondstof, zoals al naar voren kwam bij de uitwerking van de voorgaande oeverconstructies. Het eikenhout beschikt over gunstige eigenschappen om het toe te passen als vooroeverconstructie. Het eikenhout zal verzaagd worden tot damplanken, waardoor de natuurlijke uitstraling verloren zal gaan. Hierdoor zal een harde overgang ontstaan tussen de plas- drasoever en de vijver.
Conclusie Het toepassen van wiepen bestaande uit rijshout is een innovatieve en natuurvriendelijke oplossing en veroorzaakt geen belasting aan het milieu. De wiepen hebben een natuurlijke uitstraling en bieden diverse schuilmogelijkheden en doorgangen voor kleine amfibieĂŤn en vissen. Doordat de vooroeverconstructie onder het waterpeil wordt aangebracht zal dit geen belemmering opleveren voor de fauna. Tevens zal de levensduur onder water mogelijk langer zijn dan de eerder genoemde 5 tot 10 jaar.
Materiaalkundige aspecten De eikenhouten damplanken worden onbehandeld aangebracht in de oeverbodem. Het toepassen van onbehandeld hout heeft als voordeel dat er geen chemicaliĂŤn aan het water worden
Afb. 7.15 damwand als vooroeverconstructie (bron; www.mijnalbum.nl)
104
De levensduur van eikenhout ligt tussen de 15 en 25 jaar, maar doordat deze constructie onder het waterpeil zal worden aangebracht zal de levensduur mogelijk hoger liggen. Tevens heeft het eikenhout een hoge sterkteklasse.
Ecologische aspecten De damwand vormt een harde overgang tussen de plas- drasoever en de vijver. Er bevinden zich geen openingen of naden waarin geworteld kan worden. Tevens biedt de vooroeverconstructie weinig schuil- en vestigingsmogelijkheden voor vissen en andere waterdieren. Doordat de vooroeverconstructie onder het waterpeil wordt aangebracht vormt het geen barrière voor de flora en fauna en treedt er voldoende wateruitwisseling met de achterliggende plas- drasoever. 47
Bij het intrillen/ drukken van de damplanken kunnen kleine naden ontstaan tussen de aangebrachte damplanken. Dit betekent dat de kans op uitspoeling van de oeverbodem minimaal is. Voor het toepassen van het geotextieldoek kan worden volstaan met een permanent geotextiel van 165gr/mm². Voor het verhogen van de stabiliteit van deze vooroeverconstuctie zal een gording worden aangebracht. Gezien de
47 www.alkmaarder-enuitgeestermeer.nl, 02-04-2014
Plas- drasoevers Vondelpark Inleiding
opneembare kracht kan hier waarschijnlijk niet worden volstaan met een strip. Daarom zal er worden gekozen voor een dikkere gording.
-2.45 -2.63 Aan te brengen bevestigingsmaterialen Damplanken eikenhout 40x200x3000mm
Oeverconstructies
afgegeven, waardoor er geen uitspoeling zal optreden. Het eikenhout behoord tot de duurzaamheidsklasse II/III.
2,50
Dubbele gording robiniahout 30x120x2000mm Geweven geotextiel, PP weefsel, 165gr/m2 -2.35
0,50
Uitvoering De vooroeverconstructie wordt opgebouwd door een houten damwand aan te brengen (afb.
watergang Bovenaanzicht
1,00
plas/ drasoever
Afb. 7.16 vooroeverconstructie middels damplanken
105
damplanken goed op elkaar blijven aansluiten 7.16). Hieraan wordt een gording bevestigd om om uitspoeling tegen te gaan. Daarnaast dient de stabiliteit van de vooroeverconstructie te het vliesdoek te worden gecontroleerd of deze verhogen. De damwandplanken worden verticaal nog goed tussen de gording en de damplanken is in de oeverbodem tegen elkaar aangebracht. bevestigd. De lengte vanGesloten palenrij deze planken zal 3,00m zijn. Door Materialen Aantal deze lengte wordt een veiligheid ingebouwd Conclusie tegen roteren of vervormen van de vooroeverper m1 Het aanbrengen van een onbehandelde constructie. Dit heeft vooral te maken met de 10 stuks Vurenhouten perkoenpalen, onbehandeld, Ø100x3000mm 32&48 damwand vormt een harde overgang niet draagkrachtige ondergrond van veen. 2 stuks tussen Robiniahouten gording, 30x100x2000mm de plasdrasoever en het water, waardoor het 0,75m2 Geweven geotextiel, PP weefsel, 235gr/m2 weinig mogelijkheden biedt voor de ecologie. De gording wordt aan beide zijden van de plasn.t.b. Bevestigingsmaterialen Doordat de vooroeverconstructie onder het drasoeverzijde aangebracht, waardoor het waterpeil wordt aangebracht vindt voldoende geotextiel hiertussen bevestigd kan worden. Palenrij met beplanking wateruitwisseling plaats en kunnen dieren Bij glooiende lijnen, die de waterpartijen kent, Aantal gebruik blijven maken van de achterliggende zullen kortereMaterialen lengtes gemonteerd kunnen 1 per m plas- drasoever. De levensduur wordt net worden om de vormgeving te behouden. Gekantrechte vurenhouten paal, onbehandeld, 100x100x4000mm 1 stuks als bij de voorgaande vooroeverconstructie Om uitspoeling te voorkomen wordt er een licht mogelijk verlengd doordat het4 stuks onder water Vurenhouten beplanking, onbehandeld, 30x200x1000mm geotextiel van 165gr/m² aangebracht. 2 wordt toegepast. Om uitspoeling te2 voorkomen 0,75m Geweven geotextiel, PP weefsel, 165gr/m dient een geotextiel aangebracht te worden. De Kortom; voorBevestigingsmaterialen het realiseren van de n.t.b. damplanken worden voorzien van een dubbele vooroeverconstructie zijn de materialen nodig, Robiniahouten gording om de stabiliteit te die in afb. 7.17 zijn weergegeven. Dubbele palenrij met wiepen verhogen. Deze gording is relatief goed buigbaar. Materialen Aantal Bij kleine rondingen zullen geringe1 lengtes Beheertechnisch per m worden toegepast om de vormgeving van de Er moet periodiek gecontroleerd worden op Vurenhouten perkoenpalen, onbehandeld, Ø100x3500mm 4 stuks verzakkingen en gebreken. Tevens moeten de waterloop te kunnen waarborgen. Wiepen (wilgen), omtrek 300mm, lengte 5000mm 48 Rosmalen van, H., 18-03-2014 Geweven geotextiel, PP weefsel, 235gr/m Bevestigingsmaterialen
2
Damwand Materialen Eikenhouten damplanken, onbehandeld, 40x200x3000mm Robinahouten gording, onbehandeld, 30x120x2000mm Geweven geotextiel, PP weefsel, 165gr/m2 Bevestigingsmaterialen Afb. 7.17 tabel met benodigde materialen per m¹
106
16 stuks 0,75m2 n.t.b.
Aantal per m1 5 stuks 2 stuks 0,75m2 n.t.b.
7.3 Conclusies
Materiaalkeuze De vooroeverconstructies kunnen op verschillende manieren worden vormgegeven en gematerialiseerd, waarbij de natuurlijke uitstraling als uitgangspunt is genomen. De vooroeverconstructies van de gesloten palenrij en de dubbele palenrij met wiepen hebben een natuurlijke uitstraling en kan worden aangebracht volgens de glooiende vormgeving van de waterpartijen. De palenrij met beplanking en de houten damwand zullen door de gezaagde planken/ palen tot een strakkere vormgeving leiden. Belangrijk hierbij is dat er minimale lengten worden toegepast om de vormgeving van de vijvers zoveel mogelijk te waarborgen.
Ecologische aspecten Ecologisch gezien biedt de dubbele palenrij met wiepen de meeste schuil- en vestigingsmogelijkheden voor amfibieën en vissen. De gesloten palenrij heeft kleine naden waar amfibieën en andere kleine waterdieren gebruik van kunnen maken. Dit in tegenstelling tot de vooroeverconstructie middels een houten palenrij met beplanking en de damwand. Doordat de vooroeverconstructie onder het waterpeil wordt aangebracht, kunnen waterdieren in alle vier de vooroeverconstructies wel gebruik maken van de achterliggende plasdrasoever.
Materiaalkundige eigenschappen Het hout voor de vooroeverconstructies zal onbehandeld worden toegepast. Hierdoor wordt voorkomen dat chemicaliën kunnen uitspoelen en het de waterkwaliteit zal beïnvloeden.
Uitvoering Elke vooroeverconstructie kent een bepaalde mate van arbeidsintensiviteit. De palenrij met beplanking is het meest arbeidsintensief vanwege het vele zaagwerk. Hierna volgt de damwand, omdat de damplanken exact tegen elkaar geplaatst dienen te worden om zo een gesloten constructie te vormen. De vooroeverconstructie middels een gesloten palenrij en de dubbele palenrij met wiepen zijn minder arbeidsintensief vanwege de relatief eenvoudige en weinig tijdrovende handelingen. beoordelingsmatrix (multi criteria analyse)
Door alle vooroeverconstructies onder het waterpeil aan te brengen wordt de levensduur mogelijk verlengd. De dubbele palenrij met wiepen is van alle behandelde vooroeverconstructies degene met de relatief kortste levensduur. De palenrij met beplanking en de damwand vormen stevige constructies
107
Oeverconstructies
Om uitspoeling van de oeverbodem tegen te gaan kan voor de palenrij met beplanking en de damwand worden volstaan met een licht gewicht geotextiel. Voor de gesloten palenrij en de dubbele palenrij met wiepen wordt een dikker geotextiel geadviseerd door de vele open ruimten en naden. Bij alle constructies biedt het geotextiel de mogelijkheid tot doorgroeibaarheid voor water- en oeverplanten.
Plas- drasoevers Vondelpark Inleiding
door de gesloten vormgeving.
In deze paragraaf zullen de verschillende mogelijkheden van de vooroeverconstructies uit de voorgaande paragraaf worden teruggekoppeld en met elkaar vergeleken. Daarbij worden de resultaten ingevoerd in een beoordelingsmatrix (multi criteria analyse). Voortvloeiend uit deze matrix zal een vooroeverconstructie naar voren komen die het best voldoet aan de randvoorwaarden en aansluit op de visie.
Beoordelingsmatrix (multi criteria analyse) Oeverconstructie
Duurzaamheid
Natuurlijke uitstraling
laag (1p.) matig (2p.) hoog (3p.) laag (1p.) matig (2p.) hoog (3p.)
1p.
2p.
3p.
onder water wordt een langere levensduur verwacht (langer dan 15/25 jaar).
1p.
2p.
3p.
door geschilde palen robuust en natuurlijk.
Gesloten palenrij 1p.
2p.
3p.
onder water wordt een langere levensduur verwacht (langer dan 15/25 jaar).
1p.
2p.
3p.
door strakke vormgeving minder natuurlijk.
Palenrij met horizontale beplanking 1p.
2p.
3p.
minder lange levenduur door kwetsbaarder materiaal (langer dan 5/10 jaar).
1p.
2p.
3p.
door geschilde palen en rijshout robuust en natuurlijk.
Dubbele palenrij met wiepen 1p.
2p.
3p.
onder water wordt een langere levensduur verwacht (langer dan 25 jaar of meer). Damwand
108
1p.
2p.
3p.
door strakke vormgeving minder natuurlijk.
Ecologische aspecten
Degelijkheid
Arbeidsintens. aanleg
beheerintensiteit
Totaal
laag (1p.) matig (2p.) hoog (3p.) laag (1p.) matig (2p.) hoog (3p.) hoog (1p.) matig (2p.) laag (3p.) hoog (1p.) matig (2p.) laag (3p.)
3p.
1p.
2p.
3p.
1p.
2p.
3p.
1p.
2p.
3p.
door vele kieren en kans op vervoming door relatief weinig en weinig tot geen naden goede schuil- en wrikken, wrijving en druk eenvoudige handelingen. aantastigen en palen vestigingsmogelijkheden. tussen de palen. makkelijk vervangbaar.
1p.
2p.
3p.
gesloten constructie biedt weinig tot geen mogelijkheden voor flora/fauna.
1p.
2p.
3p.
1p.
2p.
3p.
door grote druk op de palen kans aanwezig op roteren van de constructie.
1p.
2p.
3p.
1p.
2p.
3p.
door veel zaagwerk zeer arbeidsintensief.
1p.
2p.
3p.
1p.
2p.
3p.
weinig tot geen aantastingen.
1p.
2p.
12
3p.
door vele open ruimten wiepen minder sterk relatief weinig en door geringe levensduur goede schuil- en (zacht hout) en extra eenvoudige handelingen. sneller wiepen vestigingsmogelijkheden. druk door open ruimten. vervangen. Eenvoudig aan te brengen.
1p.
2p.
3p.
gesloten constructie biedt weinig tot geen mogelijkheden voor flora/fauna.
1p.
2p.
3p.
stevig door dubbele gording en gesloten rij damplanken.
1p.
2p.
3p.
in lijn plaatsen van damwand kost veel tijd en zorgvuldigheid.
109
1p.
2p.
weinig tot geen aantastingen.
16
15
3p.
14
Plas- drasoevers Vondelpark
2p.
Oeverconstructies
1p.
Uit de beoordelingsmatrix komt naar voren dat de gesloten palenrij het beste functioneert als vooroeverconstructie. Vooral op het gebied van duurzaamheid, natuurlijke uitstraling, arbeidsintensiviteit van de aanleg en beheerintensiteit scoort deze goed. Wel is de constructie wat minder degelijk, omdat palen in de gesloten rij makkelijker kunnen vervormen door wrikken en wrijving. Op ecologisch gebied is deze constructie ook goed toepasbaar, waarbij deze voor fauna verschillende gebruiksmogelijkheden biedt.
minst waardevol om toe te passen. Net als bij de vorige constructie is deze ecologisch niet aantrekkelijk en heeft het een minder natuurlijke uitstraling door de strakke vormgeving. Arbeidstechnisch gaat er veel tijd verloren door het vele zaagwerk om rondingen te kunnen realiseren. De palenrij met horizontale beplanking is wel een duurzame en degelijke oplossing. Ook hiervoor wordt gesteld dat deze minimaal 20 tot 25 jaar meegaat. Tevens is de beheerintensiteit vrij laag.
Naast de gesloten palenrij kunnen wiepen ook goed worden toegepast als vooroeverconstructie. Het verschil is dat de wiepen minder duurzaam zijn. Doordat de wiepen onder water worden aangebracht gaan deze mogelijk langer mee dan 5 tot 10 jaar. De beheerintensiteit ligt wel hoger, omdat de wiepen wellicht in een vrij korte periode moeten worden vervangen. Wel is het zo dat de wiepen ecologisch gezien aantrekkelijker zijn. Verschillende vissen en amfibieĂŤn kunnen optimaal gebruik maken van de open ruimten als schuil- of paaiplekken. De damwand is ecologisch gezien niet aantrekkelijk en heeft een mindere natuurlijke uitstraling, wat vooral voortvloeit uit zijn strakke vormgeving. Ook in aanleg is deze arbeidsintensiever dan de hierboven genoemde constructies. Wel is de damwand duurzaam en is het een vrij degelijke constructie. Verwacht wordt dat de damwand minimaal 20 tot 25 jaar meegaat. De beheerintensiteit is vrij laag. De palenrij met horizontale beplanking is het
110
111
Oeverconstructies
Plas- drasoevers Vondelpark
8
Beplantingscombinaties 8.1 Totstandkoming van de beplantingscombinaties 8.2 Beplantingscombinaties zon 8.3 Beplantingscombinaties halfschaduw 8.4 Conclusies
8.1 Totstandkoming van de beplantingscombinaties Inleiding Dit hoofdstuk staat in het teken van het opstellen van beplantingscombinaties m.b.t. water- en oeverplanten. Allereerst wordt aandacht besteed aan de totstandkoming van de beplantingscombinaties. Hierin vindt onder andere een toelichting op de randvoorwaarden plaats en worden gemaakte keuzes onderbouwd. In de hierop volgende paragraaf worden een aantal beplantingscombinaties voorgelegd die toegepast kunnen worden op zonnige locaties. Hiertoe behoord ook de plas- drasoever rondom de muziekkoepel. In de volgende paragraaf worden een aantal beplantingscombinaties voorgelegd die toegepast kunnen worden op halfbeschaduwde locaties. In de laatste paragraaf komen de conclusies aan de orde. Hierin worden de meest belangrijke zaken omtrent het opstellen van beplantingscombinaties samengevat.
Het samenstellen van de beplantingscombinaties is voor een groot deel gebaseerd op de visie die in hoofdstuk 6 is behandeld. Hierin zijn een aantal randvoorwaarden aan de orde gesteld, waar rekening mee gehouden dient te worden bij het selecteren en samenstellen van water- en oeverplanten. Hierna volgt een korte opsomming van de randvoorwaarden vanuit de visie met aanvullingen hierop. Zoveel mogelijk inheems Het sortiment zoveel mogelijk samenstellen met inheemse water- en oeverplanten. Alleen bij de muziekkoepel mogen meer exotische water- en oeverplanten worden toegepast. Relatief sterke soorten Er wordt gestreefd naar soorten die tegen een hogere gebruikersdruk bestand zijn en een goed regenererend vermogen hebben. Dit geldt minder voor de plas- drasoever rond de muziekkoepel, omdat hier nauwelijks gebruikers komen. Dynamiek in hoogte en bloei Het bereiken van een dynamisch beeld wordt getracht middels variatie in hoogte, bloeikleur en bloeiperiode. Bij het selecteren van wateren oeverplanten zal vooral worden gericht op bloeikleuren van wit tot geel en roze. Dit wil niet zeggen dat alle toe te passen beplantingen moeten bloeien, maar als deze bloeien moet zich dit beperken tot bovengenoemde kleuren. Op deze wijze wordt rust en eenheid gewaarborgd. Tevens zijn dit bloeikleuren die ook bij de al toegepaste water- en oeverplanten voorkomen. Op deze wijze vindt een goede aansluiting op de bestaande situatie plaats. Om overzicht te behouden mogen de water- en oeverplanten niet hoger worden dan 1,20m.
114
*In bijlage 10 is een lijst met de meest belangrijke invasieve water- en oeverplanten opgenomen.
Aantal water- en oeverplanten per m² Per vierkante meter worden zes water- en oeverplanten toegepast. Deze hoeveelheid vormt een goede balans in groeimogelijkheden en concurrentiekracht. Waterplanten als lelies voldoen met twee stuks per vierkante meter. Dit omdat deze planten breed uitgroeien. 15
Geen invasieve water- en oeverplanten Het moet niet zo zijn dat één of een aantal water- en oeverplanten de overhand krijgen en gaan woekeren. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de waterkwaliteit, maar ook het beeld zal eentonig worden. Hieronder wordt het begrip invasieve water- en oeverplanten nader toegelicht.
Omgaan met bezonning In hoofdstuk 5 is naar voren gekomen dat bomen een grote invloed hebben op de ontwikkeling van plas- drasoevers. Zowel op de hoeveelheid blad die ze laten vallen als de schaduw die zij creëren. Tevens blijkt dat water- en oeverplanten minimaal zes uur (zon)licht nodig hebben om het fotosyntheseproces succesvol te laten verlopen. Op plekken waar veel schaduw is, is dit niet haalbaar. Daarom wordt het ook niet realistisch geacht om een beplantingscombinatie op te stellen voor plas- drasoevers die nagenoeg in de schaduw liggen. Er zullen daarom alleen
Invasieve water- en oeverplanten* Er zijn veel oppervlaktewaterbeheerders zoals Waterschap en andere terreinbeherende organisaties die met invasieve water- en oeverplanten te maken hebben. Het gaat daarbij om uitheemse planten die geïmporteerd worden of hier gekweekt zijn voor het gebruik in vijvers, maar die bedoeld of onbedoeld in
49 van Valkenburg, J.L.C.H., Invasieve waterpanten Nederland, 2011 115
Plas- drasoevers Vondelpark
Omgaan voorgaande beplantingsplannen In hoofdstuk 4 ‘Het Vondelpark’ is naar voren gekomen dat er verschillende wateren oeverplanten zijn toegepast. Daarbij zal worden bekeken welke van deze water- en oeverplanten aan de randvoorwaarden voldoen en indien mogelijk worden verwerkt in de beplantingscombinaties.
Beplantingscombinaties
het watersysteem terecht komen. Tot zo’n watersysteem behoren ook de vijvers van het Vondelpark. Niet alle water- en oeverplanten zullen het hier overleven, maar sommige uitheemse soorten doen het te goed. Zo zijn er enkele soorten die zich explosief vermeerderen en een hele plas of vijver kunnen overwoekeren, waardoor problemen ontstaan. Deze wateren oeverplanten worden invasieve soorten genoemd. De belangrijkste problemen die deze beplantingen veroorzaken zijn wateroverlast en schade aan de natuur. Het is bij de bestrijding van deze water- en oeverplanten van belang om zo snel mogelijk in te grijpen. 49
Omdat het eiland met de muziekkoepel één van de unieke locaties in het park is, zullen hier meer exotische water- en oeverplanten worden toegepast. Onderscheid tussen de overige toegepaste water- en oeverplanten wordt bereikt door andere bloeikleuren. Zo zal voor de plas- drasoevers rondom de muziekkoepel worden gekozen voor water- en oeverplanten met bloeikleuren variërend van blauwe, paarse en rode tinten. Om het zicht op de muziekkoepel te behouden mogen de water- en oeverplanten niet hoger worden dan 0,70m.
Omgaan met oeverbreedte Zoals in hoofdstuk 7 ‘Oeverconstructies’ al naar voren is gekomen, worden er een drietal breedten gehanteerd voor de her in te richten plas- drasoevers. Voor het opstellen van beplantingscombinaties zal voor elke breedte een advies worden aangedragen. In de conclusie vanuit hoofdstuk 5 ‘Veldonderzoek’ is ook een advies gegeven over nieuwe locaties voor de plas- drasoevers waar de groeiomstandigheden gunstiger zijn. Om hier dieper op in te gaan is hiernaast in kaart gebracht welke oeverbreedte het beste per locatie kan worden toegepast om de doorstroom van het water zo min mogelijk te hinderen (afb. 8.1). Dit geldt voor situaties waar plas- drasoevers op nieuwe locaties worden aangebracht.
beplantingscombinaties worden gemaakt voor plas- drasoevers in de zon en halfschaduw. Omgaan met oeverbodemdiepte Misschien wel één van de belangrijkste zaken wat betreft het opstellen van beplantingscombinaties is het rekening houden met de aanplantdiepte. Het aandragen van beplantingscombinaties is bedoeld voor de niet functionerende plas- drasoevers. Nu is het zo dat men met verschillende situaties te maken heeft. Zo komt in veel situaties voor dat de oeverconstructie dusdanig slecht is dat deze vervangen dient te worden. Tevens komt het voor dat een enkele oeverconstructie van de niet functionerende plas- drasoevers in goede conditie is. Voor de oeverbodem wordt een volgende gemiddelde diepte gehanteerd van 0,15m tot maximaal 0,20m.
In afbeelding 8.2 (volgende pagina) is een overzichtskaart weergegeven met de breedtes voor het opstellen van de beplantingscombinaties en op welke locaties deze worden toegepast. Deze breedten gelden voor zowel de nieuwe plas- drasoevers als de plas- drasoevers waarvan de constructie goed is en waar alleen de oeverbodem van moet worden opgehoogd tot ca. 0,15m onder waterpeil. Voor de plas- drasoever rondom de muziekkoepel wordt de huidige breedte van 2,20m aangehouden. Ook voor de inrichting van deze plas- drasoever zullen drie voorstellen worden aangedragen waaronder het al eerder gemaakte beplantingsplan. De locaties voor de te hanteren oeverbreedten zijn overlegd samen met de ontwerper van Stadsdeel Zuid, dhr. Q. Verhoog, om de vormgeving van het park te waarborgen.
Deze waarden zullen worden gehanteerd voor het selecteren van water- en oeverplanten en het opstellen van beplantingscombinaties*. Uitzondering hierop is de plas- drasoever rondom de muziekkoepel. Dit omdat hier teveel afwijkingen in zitten en het unieke situatie betreft. Als uitgangssituatie wordt hier de huidige oeverbodemdiepte van 0,30m tot 0,60m beneden waterpeil genomen**. * zie bijlage 11 voor lijst met inheemse water- en oeverplanten ** zie bijlage 12 voor lijst met water- en oeverplanten voor rondom muziekkoepel
116
Plas- drasoevers Vondelpark Beplantingscombinaties Afb. 8.1 locaties nieuwe plas- drasoevers met daarbij horende oeverbreedtes
117
Afb. 8.2 locaties plas- drasoevers aan de hand van mate van bezonning en toe te passen oeverbreedtes
118
119
Beplantingscombinaties
Plas- drasoevers Vondelpark
8.2 Beplantingscombinaties zon Beplantingscombinatie A Deze beplantingscombinatie bestaat uit een beplantingsstempel die zich afhankelijk van de lengte van de oever een aantal keren herhaalt. Om aan te sluiten op de al aanwezige water- en oeverplanten is in deze beplantingscombinatie onder andere de Iris pseudacorus toegepast. Met een hoogte van rond de 0,90m is dit de hoogste waterplant van de beplantingscombinatie. De water- en oeverplanten er rondom heen blijven lager (tot 0,70m).
het water voor een groot deel gewaarborgd blijft. De diversiteit in bloeivorm loopt uiteen van trosvormig (Sagittaria sagittifolia) tot schermvormig (Oenanthe fistulosa). Tevens lopen de bladvormen uiteen van pijlvormig (Sagittaria sagittifolia) tot smalle korte bladeren (Lysimachia thyrsiflora). De bloeiperiode vangt aan in mei en loopt door tot eind september. De maanden juni en juli is een periode waarin alle water- en oeverplanten bloeien.
De Iris pseudacorus vormt een compact geheel terwijl de overige water- en oeverplanten meer transparant zijn, waardoor zicht op
combinatie 1, zon
Plantlijst
Code
Aant.
Ip Lt Of Ss
21 22 11 20
Eenh. st. st. st. st.
Latijnse naam Iris pseudacorus Lysimachia thyrsiflora Oenanthe fistulosa Sagittaria sagittifolia
st./m² 6 6 6 6
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
combinatie 2, zon Code
Aant.
Eenh.
120
Latijnse naam
st./m²
Verband
Plas- drasoevers Vondelpark Beplantingscombinaties Combinatie 1, zon
Bloeikalender
Latijnse naam Iris pseudacorus Lysimachia thyrsiflora Oenanthe fistulosa Sagittaria sagittifolia
jan.
feb. mrt. apr. mei
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
Combinatie 2, zon Latijnse naam
121
Beplantingscombinatie B In deze beplantingscombinatie is gewerkt met een menging van hogere (tot 1,00m) en lagere water- en oeverplanten (tot 0,50m), waardoor er een zeer dynamisch beeld ontstaat. Ook hier worden een aantal beplantingssoorten toegepast die al in het Vondelpark voorkomen om zo een goed aansluitend geheel te creëren.
met de vorige beplantingscombinatie. De water- en oeverplanten vertonen verschillende bloeiwijzen uiteenlopend van gevorkt bijscherm (Alisma lanceolatum) tot schermvormige bundels (Nymphoides peltata). De diversiteit in bladvorm is ook relatief groot met drijvend blad (Nymphoides peltata) tot langwerpige smalle bladeren (Iris pseudacorus). In mei begint de bloeiperiode en loopt door tot eind september. In de maand juli bloeien alle wateren oeverplanten.
In deze beplantingscombinatie vormt de Iris pseudacorus een compact geheel. De overige water- en oeverplanten zijn transparanter, waardoor zicht op het water gewaarborgd blijft. Hierdoor komt de opbouw en het toepassen van beplantingen redelijk overeen
combinatie 1, zon Code
Aant.
Ip Lt Of Ss
21 22 11 20
Eenh. st. st. st. st.
Latijnse naam Iris pseudacorus Lysimachia thyrsiflora Oenanthe fistulosa Sagittaria sagittifolia
st./m²
Latijnse naam Alisma lanceolatum Iris pseudacorus Nymphoides peltata Sagittaria sagittifolia
st./m²
6 6 6 6
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
combinatie 2, zon
Plantlijst
Code
Aant.
Al Ip Np Ss
13 8 5 15
Eenh. st. st. st. st.
6 6 4 6
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
combinatie 3, zon Code
Aant.
Eenh.
122
Latijnse naam
st./m²
Verband
Latijnse naam Iris pseudacorus Lysimachia thyrsiflora Oenanthe fistulosa Sagittaria sagittifolia
Plas- drasoevers Vondelpark jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
Combinatie 2, zon
Bloeikalender
Latijnse naam Alisma lanceolatum Iris pseudacorus Nymphoides peltata Sagittaria sagittifolia
Combinatie 3, zon Latijnse naam
123
Beplantingscombinaties
Combinatie 1, zon
Beplantingscombinatie C Net als bij de vorige beplantingscombinatie bestaat deze ook uit een beplantingsstempel die zich meerdere keren, afhankelijk van de lengte van de oever, herhaalt. De opbouw van deze beplantingsstempel bestaat uit twee kleinere rondvormige groepen. Hierin zijn water- en oeverplanten opgenomen die een dichte groep vormen en hoger worden (tot 0,90m). Tussen deze groepen zijn lagere water- en oeverplanten aangebracht (tot 0,60m) die vrij transparant zijn. De bloeiwijzen komen voor een groot deel overeen combinatie 1, zon met de voorgaande beplantingscombinatie. Hetzelfde geldt voor de bladvormen. vangt Code De bloeiperiode Aant. Eenh.aan in meiLatijnse naam en loopt door tot en met september. Ip 21 st. Iris pseudacorus Lysimachia thyrsiflora Lt 22 st. Oenanthe fistulosa Of 11 st. Sagittaria sagittifolia Ss 20 st.
st./m² 6 6 6 6
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
combinatie 2, zon Code
Aant.
Al Ip Np Ss
13 8 5 15
Eenh. st. st. st. st.
Latijnse naam Alisma lanceolatum Iris pseudacorus Nymphoides peltata Sagittaria sagittifolia
st./m²
Latijnse naam Euphorbia palustris Iris pseudacorus Nymphoides peltata Sagittaria sagittifolia
st./m²
6 6 4 6
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
combinatie 3, zon
Plantlijst
Code
Aant.
Ep Ip Np Ss
4 4 4 5
Eenh. st. st. st. st.
124
6 6 4 6
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
Combinatie 2, zon Latijnse naam Alisma lanceolatum Iris pseudacorus Nymphoides peltata Sagittaria sagittifolia
Combinatie 3, zon
Bloeikalender
Latijnse naam Euphorbia palustris Iris pseudacorus Nymphoides peltata Sagittaria sagittifolia
125
Plas- drasoevers Vondelpark
Latijnse naam Iris pseudacorus Lysimachia thyrsiflora Oenanthe fistulosa Sagittaria sagittifolia
Beplantingscombinaties
Combinatie 1, zon
Beplantingscombinatie A, muziekkoepel Voor deze beplantingscombinatie is een beplantingsstempel opgesteld die uit drie soorten Nymphaea bestaat. Door met grote groepen te werken wordt rust en eenheid gewaarborgd. Omdat de Nymphaea niet hoger wordt dan 0,30m wordt het karakter van de muziekkoepel, het zicht hierop met de weerspiegeling in het water, niet belemmerd. De Nymphaea bloeien in een gelijkmatige periode (juni - september), waardoor er een zee aan bloemen zal ontstaan die de muziekkoepel met een romantische sfeer zal doen aankleden. Daarnaast is er ook verschil in bladkleur wat uiteenloopt van lichtgroen tot roodgroen.
muziekkoepel schaal 1:200
combinatie 1, muziekkoepel
Plantlijst
Code
Aant.
N'A' N'F' N'TP'
40 40 40
Eenh. st. st. st.
Latijnse naam Nymphaea ‘Attraction' Nymphaea ‘Firecrest’ Nymphaea ‘Tropical Pink’
st./m²
Latijnse naam 126 Iris laevigata 'Bleu'
st./m²
2 2 2
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
combinatie 2, muziekkoepel Code
Aant.
Il'B
20
Eenh. st.
6
Verband verschoven verband
Plas- drasoevers Vondelpark Beplantingscombinaties Combinatie 1, muziekkoepel
Bloeikalender
Latijnse naam Nymphaea ‘Attraction' Nymphaea ‘Firecrest’ Nymphaea ‘Tropical Pink’
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jan.
feb. mrt. apr. 127 mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
Combinatie 2, muziekkoepel Latijnse naam Iris laevigata 'Bleu'
Beplantingscombinatie B, muziekkoepel Deze beplantingsstempel is een variant op de voorgaande. Een aanvulling hierop is het toepassen van Iris. Dit om meer hoogteverschil te creëren, waardoor de belevingswaarde wordt verhoogd. Door het pleksgewijs toepassen van kleine groepen Iris wordt het zicht op de muziekkoepel minimaal belemmerd. De toegangspoort tot de muziekkoepel wordt aangezet door grotere groepen Iris. Zoals onder andere in het bovenaanzicht is te zien vormt de samenstelling van deze beplantingsstempel een fleurig en kleurrijk geheel. De Nymphaea en Iris bloeien tegelijkertijd in de periode van juni tot en met augustus, waarbij de Nymphaea doorbloeit tot eind september. Om de beplantingen buiten het bloeiseizoen er meer uit te laten springen wordt ook de bontbladige Iris toegepast.
muziekkoepel schaal 1:200
combinatie 1, muziekkoepel Code
Aant.
N'A' N'F' N'TP'
40 40 40
Eenh. st. st. st.
Latijnse naam Nymphaea ‘Attraction' Nymphaea ‘Firecrest’ Nymphaea ‘Tropical Pink’
st./m²
Latijnse naam Iris laevigata 'Bleu' Iris laevigata ‘Variegata’ Nymphaea ‘Attraction' Nymphaea ‘Charles de Meurville’
st./m²
2 2 2
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
combinatie 2, muziekkoepel
Plantlijst
Code
Aant.
Il'B Il'V' N'A' N'CM'
20 20 35 35
Eenh. st. st. st. st.
combinatie 3, muziekkoepel
128
6 6 2 2
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
Plas- drasoevers Vondelpark Latijnse naam Nymphaea ‘Attraction' Nymphaea ‘Firecrest’ Nymphaea ‘Tropical Pink’
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
Combinatie 2, muziekkoepel
Bloeikalender
Latijnse naam Iris laevigata 'Bleu' Iris laevigata ‘Variegata’ Nymphaea ‘Attraction' Nymphaea ‘Charles de Meurville’
Combinatie 3, muziekkoepel
129
Beplantingscombinaties
Combinatie 1, muziekkoepel
Beplantingscombinatie C, muziekkoepel Deze beplantingscombinatie is oorspronkelijk bedoeld voor de plas- drasoever rondom de muziekkoepel en is ook uitgevoerd. Tijdens het veldonderzoek bleek deze alleen niet te functioneren. Wil men deze beplantingscombinatie nogmaals uitvoeren wordt geadviseerd om de oeverbodem onder een talud van 1:6 tot 1:8 te leggen met een oeverbodemdiepte vanaf -0,10m tot -0,40m onder waterpeil. Wat opvalt, als men naar de bloeikalender kijkt, 1, muziekkoepel is datcombinatie de bloeiperiode zeer lang is. Het begint in maart en loopt door tot in november. Door st./m² Code Aant. wordt Eenh. Latijnse naam het werken in cirkelvorm, de vormgeving muziekkoepel van het eiland benadrukt. Omdat er een gering N'A' 40 st. 2 Nymphaea ‘Attraction' schaal 1:200 2 aantal soorten worden ‘Firecrest’ Nymphaea N'F' water-40en oeverplanten st. aangebracht 2 Nymphaea ‘Tropical Pink’ N'TP' blijft rust 40gewaarborgd. st. Waar wel op moet worden gelet is dat de gelaagdheid in hoogte niet optimaal is. Zo wordt Pontederia cordata hoger dan Calla palustris combinatie 2, muziekkoepel en Caltha palustris. Na verloop van tijd kan het dus zijn Code dat de laatste twee genoemde st./m² Aant. Eenh. soortenLatijnse naam bijna nietIl'B meer zichtbaar zijn. Daarnaast behoort 20 st. 6 Iris laevigata 'Bleu' Pontederia cordata tot de invasieve wateren 6 Iris laevigata ‘Variegata’ Il'V' 20 st. oeverplanten, kan 2 Nymphaea ‘Attraction' N'A' die extreem 35 st. gaan woekeren. Dit zal een hogere beheerintensiteit vragen. 2 Nymphaea ‘Charles de N'CM' 35 st. Meurville’
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
*NB; het aantal planten dat in de plantlijst staat vermeld geldt voor de gehele plas- drasoever.
combinatie 3, muziekkoepel
Plantlijst
Code
Aant.
Cp Cpa N'A' Pc
114 114 86 582
Eenh. st. st. st. st.
Latijnse naam Calla palustris Caltha palustris Nymphaea 'Albatros' Pontederia cordata
130
st./m² 6 6 2 6
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
Combinatie 2, muziekkoepel Latijnse naam Iris laevigata 'Bleu' Iris laevigata ‘Variegata’ Nymphaea ‘Attraction' Nymphaea ‘Charles de Meurville’
Combinatie 3, muziekkoepel
Bloeikalender
Latijnse naam Calla palustris Caltha palustris Nymphaea 'Albatros' Pontederia cordata
131
Plas- drasoevers Vondelpark
Latijnse naam Nymphaea ‘Attraction' Nymphaea ‘Firecrest’ Nymphaea ‘Tropical Pink’
Beplantingscombinaties
Combinatie 1, muziekkoepel
8.3 Beplantingscombinaties halfschaduw Beplantingscombinatie A Deze beplantingscombinatie bestaat uit een stempel die zich afhankelijk van de lengte van de oever een aantal keren herhaalt. De beplantingscombinatie is opgebouwd uit hogere water- en oeverplanten aan de taludzijde (tot 1,00m) met een langzaam aflopende hoogte richting de vijver (tot 0,80m).
geldt tevens voor de bladvormen. Zo heeft de Iris pseudacorus smalle langwerpige bladeren en de Alisma plantago-aquatica meer breed puntvormig blad. De bloeiperiode vangt aan in mei en loopt door tot eind september. De maand juli is een maand waarin alle water- en oeverplanten bloeien.
De water- en oeverplanten aan de taludzijde vormen een meer compacter geheel met een relatief transparante beplanting op de voorgrond. De diversiteit in bloeivorm loopt uiteen van aarvormig (Stachys palustris) tot samengestelde schermen (Berula erecta). Dit
combinatie 1, halfschaduw
Plantlijst
Code
Aant.
Eenh.
Apa Be Fu Ip Sp
22 11 11 20
st. st. st. st.
10
st.
combinatie 2, halfschaduw
Latijnse naam Alisma plantago-aquatica Berula erecta Filipendula ulmaria Iris pseudacorus Stachys palustris
132
st./m² 6 6 6 6
6
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
Plas- drasoevers Vondelpark Beplantingscombinaties Combinatie 1, halfschaduw Bloeikalender
Latijnse naam Alisma plantago-aquatica Berula erecta Filipendula ulmaria Iris pseudacorus Stachys palustris
Combinatie 2, halfschaduw
jan.
feb. mrt. apr. mei
133
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
Beplantingscombinatie B Deze beplantingsstempel is opgebouwd met hoger wordende water- en oeverplanten aan de buitenrand en aan de taludzijde (tot 1,20m). Binnen dit geheel worden lagere water- en oeverplanten aangebracht (tot 0,80m). Op deze manier ontstaan een soort van kleine binnentuintjes die nooit vanaf één positie te overzien zijn. Dit trekt bezoekers om juist de beplantingen van dichtbij te bekijken en het geheel daardoor op een andere wijze ervaren en beleven.
taludzijde is er een afwisseling tussen dichte en transparante beplanting, waardoor verschillende doorkijkjes worden gecreëerd. De bloeivormen lopen uiteen van schermvormig (Oenanthe aquatica) tot gevorkt bijscherm (Alisma plantagoaquatica). Op het gebied van bladvorm komt alles voor een groot deel overeen. Alleen de brede langwerpige bladeren van de Alisma plantago-aquatica wijken af van de rest, waarvan het blad meer geveerd of juist spits en smal is. De bloeiperiode begint in juni en loopt door tot eind september. In de maand juni tot en met augustus bloeien alle water- en oeverplanten.
De water- en oeverplanten aan de randen vormen een relatief compact geheel. Aan de
combinatie 1, halfschaduw Code
Aant.
Eenh.
Apa Be Fu Ip Sp
22 11 11 20
st. st. st. st.
10
st.
Latijnse naam Alisma plantago-aquatica Berula erecta Filipendula ulmaria Iris pseudacorus Stachys palustris
st./m²
Latijnse naam Alisma plantago-aquatica Filipendula ulmaria Lythrum salicaria Oenanthe aquatica
st./m²
6 6 6 6
6
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
combinatie 2, halfschaduw
Plantlijst
Code
Aant.
Apa Fu Ls Oa
13 15 8 8
Eenh. st. st. st. st.
6 6 6 6
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
combinatie 3, halfschaduw Code
Aant.
Eenh.
134
Latijnse naam
st./m²
Verband
Latijnse naam Alisma plantago-aquatica Berula erecta Filipendula ulmaria Iris pseudacorus Stachys palustris
Plas- drasoevers Vondelpark jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
Combinatie 2, halfschaduw
Bloeikalender
Latijnse naam Alisma plantago-aquatica Filipendula ulmaria Lythrum salicaria Oenanthe aquatica
Combinatie 3, halfschaduw Latijnse naam
135
Beplantingscombinaties
Combinatie 1, halfschaduw
Beplantingscombinatie C riparia) tot trosvormig (Caltha palustris). Net als bij de vorige beplantingscombinatie Afwijkend van overige beplantingscombinaties is bestaat deze ook uit een stempel die zich de totale bloeiperiode. Deze begint in maart en meerdere keren, afhankelijk van de lengte van loopt door tot en met september. Dit betekent de oever, herhaalt. In deze stempel is gewerkt zeven maanden bloei. met kleine rondvormige groepen (2x), waarvoor water- en oeverplanten zijn toegepast die zich niet snel vermeerderen en vooral polvormig zijn. Dit om het karakter van de beplantingsstempel te handhaven. Tevens zijn dit beplantingen die wat hoger worden (tot 1,00m) en meer volume hebben. Tussen deze groepen worden de wat combinatie 1, halfschaduw lagere en transparantere water- en oeverplanten st./m² toegepast (tot 0,60m). De diversiteit Code Aant. Eenh. in Latijnse naam Verband Carex plantago-aquatica bloeivorm loopt uiteen (Alisma Apa 22 van aarvormig st. 6 verschoven verband 6 verschoven verband Berula erecta Be 11 st. 6 verschoven verband Filipendula ulmaria Fu 11 st. 6 verschoven verband Iris pseudacorus Ip 20 st. verschoven verband 10 st. Stachys palustris 6 Sp
combinatie 2, halfschaduw Code
Aant.
Apa Fu Ls Oa
13 15 8 8
Eenh. st. st. st. st.
Latijnse naam Alisma plantago-aquatica Filipendula ulmaria Lythrum salicaria Oenanthe aquatica
st./m²
Latijnse naam Berula erecta Caltha palustris Carex riparia Filipendula ulmaria
st./m²
6 6 6 6
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
combinatie 3, halfschaduw
Plantlijst
Code
Aant.
Be Cp Cr Fu
6 5 4 4
Eenh. st. st. st. st.
136
6 6 6 6
Verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband verschoven verband
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
jan.
feb. mrt. apr. mei
jun.
jul.
aug. sept. okt. nov. dec.
Combinatie 2, halfschaduw Latijnse naam Alisma plantago-aquatica Filipendula ulmaria Lythrum salicaria Oenanthe aquatica
Combinatie 3, halfschaduw
Bloeikalender
Latijnse naam Berula erecta Caltha palustris Carex riparia Filipendula ulmaria
137
Plas- drasoevers Vondelpark
Latijnse naam Alisma plantago-aquatica Berula erecta Filipendula ulmaria Iris pseudacorus Stachys palustris
Beplantingscombinaties
Combinatie 1, halfschaduw
8.4 Conclusies In deze paragraaf komen de conclusies aan de orde. Daarbij zal in worden gegaan op de (her)inrichting van de plas- drasoevers en het toepassen van water- en oeverplanten.
waterpartijen intact blijven. Tevens wordt hierdoor rust en eenheid gewaarborgd dan wanneer een grote verscheidenheid aan oeverbreedtes wordt toegepast.
Situatie herinrichting plas- drasoever Voor het omgaan met het (her)inrichten van de plas- drasoevers zijn een aantal zaken van groot belang. Één hiervan is het omgaan met de mate van bezonning. Zo is de kans zeer klein dat wateren oeverplanten in de schaduw succesvol zullen functioneren, omdat het fotosyntheseproces niet kan worden voltooid vanwege te weinig (zon)licht. Daarom is men genoodzaakt om de plas- drasoevers op zonnige of halfbeschaduwde locaties aan te brengen.
Toepassen water- en oeverplanten Er zijn veel mogelijkheden wat betreft het samenstellen van beplantingscombinaties, zoals in voorgaande paragrafen is getoond. Wat belangrijk is, is dat er relatief sterke water- en oeverplanten moeten worden toegepast die bestand zijn tegen de hoge gebruikersdruk en een goed regenerend vermogen hebben. Het bereiken van een dynamisch beeld wordt getracht middels variatie in hoogte, bloeikleur en bloeiperiode. Om rust en eenheid te waarborgen op het gebied van sortiment vindt er voor een deel koppeling plaats met de aanwezige wateren oeverplanten. Om overzicht te bewaren worden er geen water- en oeverplanten toegepast die hoger worden dan 1,20m. Omdat het eiland met de muziekkoepel één van de unieke locaties in het park is, worden hier meer exotische water- en oeverplanten gebruikt.
Daarnaast is de diepteligging van de oeverbodem ook van groot belang voor het toepassen van water- en oeverplanten. Het grootste sortiment aan water- en oeverplanten kan maximaal tot -0,15m tot -0,20m worden aangebracht. Zoals al eerder naar voren kwam kunnen water- en oeverplanten wel ondieper worden aangeplant, maar niet dieper dan wordt geadviseerd. De kans is dan groot dat ze zich niet goed kunnen ontwikkelen. Vandaar dat geadviseerd wordt om de oeverbodem tot -0.15m onder waterpeil aan te brengen tot maximaal -0,20m.
Om te voorkomen dat één soort de overhand krijgt, worden invasieve water- en oeverplanten niet toegepast. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de waterkwaliteit en de doorstroming van het water. Tevens kan dit hoge beheerkosten met zich mee brengen.
Tevens speelt het bepalen van de oeverbreedte ook een belangrijke rol. In een smalle watergang kan beter niet een te brede plas- drasoever worden gerealiseerd. Dit om de doorstroom van water niet te hinderen. Vanuit een analyse is gebleken dat het beste drie oeverbreedtes gehanteerd kunnen worden (0,60m, 1,45m en 2,50m), waarbij de vomrgeving van de
138
139
Beplantingscombinaties
Plas- drasoevers Vondelpark
9
Globale kostenramingen 9.1 Totstandkoming van de globale kostenramingen 9.2 De globale kostenramingen 9.3 Conclusies
9.1 Totstandkoming van de globale kostenramingen Inleiding In dit hoofdstuk komen de realisatiekosten aan bod. Daarbij wordt voor elke vooroeverconstructie, die in hoofdstuk 7 zijn voorgelegd en beschreven, een globale kostenraming opgesteld. Ook het leveren en aanbrengen van water- en oeverplanten zijn hierin opgenomen. Voordat deze globale kostenramingen aan bod komen, wordt in de eerste paragraaf ingegaan op de totstandkoming ervan. Hierop volgend vindt in paragraaf twee een uiteenzetting van de globale kostenramingen plaats op basis van de verschillende constructies. Op deze wijze wordt inzicht gegeven hoeveel een bepaalde constructie kost, waar op basis hiervan bepaalde afwegingen kunnen worden gemaakt. In de laatste paragraaf volgen de conclusies. Hierin worden de onderlinge prijsverschillen onderbouwd.
Hoe de globale kostenramingen tot stand zijn gekomen zal in deze paragraaf worden toegelicht. Hierbij komen zaken aan de orde als het hanteren van eenheidsprijzen, het omgaan met de modellen, de oeverbreedten en de opzet van de globale kostenramingen. Hanteren eenheidsprijzen Voor het opstellen van de globale kostenramingen zijn twee bronnen geraadpleegd. ÉÊn document is aangeleverd door Stadsdeel Zuid. Het gaat hier om een besteksraming voor baggerwerkzaamheden in het Sarphatipark en Vondelpark, waarbij tevens nieuwe oeverconstructies zijn aangebracht. Dit document dateert uit 2003, waarbij de eenheidsprijzen niet direct representatief zijn. Daarom is een inflatie gehanteerd van 2% per jaar vanaf 2003, oftewel een inflatiefactor van 1,25. Ook is gebruik gemaakt van gwwkosten.nl. Deze bron is alleen gehanteerd wanneer eenheidsprijzen niet in de besteksraming zijn opgenomen. De eenheidsprijzen die in de volgende paragraaf worden getoond zijn inclusief arbeidskosten, machinekosten, materiaalkosten en incl. BTW. Omgaan met modellen en oeverbreedten In hoofdstuk 7 zijn verschillende modellen toegelicht voor het realiseren van de vooroeverconstructie. Daarom zal in dit hoofdstuk ook per vooroeverconstructie een globale kostenraming worden opgesteld. In hoofdstuk 8 is naar voren gekomen dat er drie verschillende oeverbreedten worden gehanteerd. Omdat de hoeveelheid grondwerk en het toe te passen aantal water- en oeverplanten hierdoor varieert zal per oeverbreedte een kostenraming worden opgesteld.
142
9.2 De globale kostenramingen Opzet globale kostenramingen De globale kostenraming is gescheiden in twee onderdelen, namelijk het constructieve gedeelte en water- en oeverplanten. Hiervoor is gekozen, omdat ongeachte de breedte van de oever, de materiaal- en aanlegkosten van de vooroeverconstructie hier geen invloed op hebben. Maar voor beplantingen ligt dit anders. Bij een plas- drasoever van 0,60m breed zijn minder water- en oeverplanten per mยน nodig dan die van 2,50m breed. Daarom is voor elke oeverbreedte een gescheiden kostenberekening gemaakt voor grondwerk en het leveren en aanbrengen van water- en oeverplanten.
Plas- drasoevers Vondelpark
In deze paragraaf worden de globale kostenramingen getoond. Daarbij komt eerst de gesloten palenrij aan bod gevolgd door de palenrij met horizontale beplanking, de dubbele palenrij met wiepen en de damwand. Tevens vindt er een toelichting op de globale kosten plaats voor het renoveren van plas- drasoevers.
Globale kostenramingen
Door de kosten van de oeverconstructie en die van het leveren en aanbrengen van water- en oeverplanten, van de betreffende oeverbreedte, bij elkaar op te tellen komt men tot een kostprijs per mยน. Met deze kostprijs kan eenvoudig worden berekend hoeveel een bepaalde plas- drasoever globaal gaat kosten. Hieronder is de hiervoor geldende formule weergeven. Kostprijs per mยน x de lengte van de te realiseren plas- drasoever Gesteld moet worden dat bovengenoemde betrekking heeft op het totaal nieuw aanleggen van plas- drasoevers. Maar er zijn ook een aantal plas- drasoevers die met minder handelingen opnieuw ingericht kunnen worden. Voor deze renovatiewerkzaamheden zal een aparte globale kostenraming worden opgesteld. Een opmerking die hierbij gemaakt moet worden is dat deze kosten wel zeer indicatief zijn.
143
Globale kostenramingen
Gesloten Palenrij metpalenrij gording
Globale kostenramingen Onderdeel Palenrij met gording Oeverconstr. Onderdeel Oeverconstr.
Bepl. oever 0,60m.
Materialen (incl. werkzaamheden) perkoenpalen, vurenhout, onbehandeld, Materialen (incl. werkzaamheden) lengte 3000mm, Ø100mm gording, robiniahout, 30x100x2000mm perkoenpalen, vurenhout, onbehandeld, geweven geotextiel, PP weefsel, lengte 3000mm, Ø100mm 235 gr/m² gording, robiniahout, 30x100x2000mm Subtotaal geweven geotextiel, PP weefsel, grondwerk 235 gr/m² water- en oeverplanten
Subtotaal Subtotaal
Hoeveelh. Eenheidspr. Prijs p. m¹ per m¹ 10 st.
€ 14,05
€ 140,50
2 st. 10 st. 0,75 m²
€ 11,55 € 14,05 € 3,75
€ 23,00 € 140,50 € 3,00
2 st. 0,75 m² 0,40 m³ 4 st.
€ 11,55 € 3,75 € 15,50 € 2,05
€ 23,00 € 166,50 € 3,00 € 6,00 € 8,00 € 166,50 € 14,00 € 6,00 € 13,00 € 8,00 € 18,50 € 14,00 € 31,50 € 13,00 € 23,50 € 18,50 € 30,50 € 31,50 € 54,00 € 23,50 € 180,00 € 30,50 € 200,00 € 54,00 € 220,00 € 180,00 € 200,00 € 220,00
Hoeveelh. Eenheidspr. Prijs p. m¹ per m¹
Bepl. oever 0,60m. Bepl. oever 1,45m.
grondwerk grondwerk water- en oeverplanten water- en oeverplanten
0,40 m³ 0,85 m³ 4 st. 9 st.
€ 15,50 € 15,50 € 2,05 € 2,05
Bepl. oever 1,45m. Bepl. oever 2,50m.
grondwerk grondwerk water- en oeverplanten water- en oeverplanten
0,85 m³ 1,50 m³ 9 st. 15 st.
€ 15,50 € 15,50 € 2,05 € 2,05
Bepl. oever 2,50m.
grondwerk Totaalprijs per m¹ oever 0,60m. breed water- en oeverplanten
1,50 m³ 15 st.
€ 15,50 € 2,05
Subtotaal Subtotaal Subtotaal Subtotaal
Totaalprijs per m¹ oever 1,45m. breed Subtotaal Totaalprijs per m¹ oever 2,50m. breed Totaalprijs per m¹ oever 0,60m. breed Totaalprijs per m¹ oever 1,45m. breed Palenrij met horizontale beplanking Totaalprijs per m¹ oever 2,50m. breed Onderdeel
Materialen (incl. werkzaamheden)
Oeverconstr. Onderdeel
gekantrechte paal, vurenhout, Materialen (incl. werkzaamheden) onbehandeld, 100x100x4000mm planken, vurenhout, onbehandeld, gekantrechte paal, vurenhout, 30x200x1000mm onbehandeld, 100x100x4000mm geweven geotextiel, PP weefsel, planken, vurenhout, onbehandeld, 165 gr/m² 30x200x1000mm Subtotaal geweven geotextiel, PP weefsel, grondwerk 165 gr/m² water- en oeverplanten
Palenrij met horizontale beplanking Palenrij met horizontale beplanking
Oeverconstr.
Bepl. oever 0,60m.
Subtotaal Subtotaal
Hoeveelh. Eenheidspr. Prijs p. m¹ per m¹ 1 st.
€ 47,25
€ 47,50
4 st. 1 st.
€ 33,25 € 47,25
€ 133,00 € 47,50
0,75 m² 4 st.
€ 3,10 € 33,25
€ 2,50 € 133,00
0,75 m² 0,40 m³ 4 st.
€ 3,10 € 15,50 € 2,05
Hoeveelh. Eenheidspr. Prijs p. m¹ per m¹
Bepl. oever 0,60m. Bepl. oever 1,45m.
grondwerk grondwerk water- en oeverplanten water- en oeverplanten
0,40 m³ 0,85 m³ 4 st. 9 st.
€ 15,50 € 15,50 € 2,05 € 2,05
Bepl. oever 1,45m. Bepl. oever 2,50m.
grondwerk grondwerk water- en oeverplanten water- en oeverplanten
0,85 m³ 1,50m³ 9 st. 15 st.
€ 15,50 € 15,50 € 2,05 € 2,05
Bepl. oever 2,50m.
grondwerk Totaalprijs per m¹ oever 0,60m. breed water- en oeverplanten Totaalprijs per m¹ oever 1,45m. breed Subtotaal Totaalprijs per m¹ oever 2,50m. breed Totaalprijs per m¹ oever 0,60m. breed Totaalprijs per m¹ oever 1,45m. breed Totaalprijs per m¹ oever 2,50m. breed
1,50m³ 15 st.
€ 15,50 € 2,05
Subtotaal Subtotaal Subtotaal Subtotaal
144
€ 183,00 € 2,50 € 6,00 € 8,00 € 183,00 € 14,00 € 6,00 € 13,00 € 8,00 € 18,50 € 14,00 € 31,50 € 13,00 € 23,50 € 18,50 € 30,50 € 31,50 € 54,00 € 23,50 € 195,00 € 30,50 € 215,00 € 54,00 € 235,00 € 195,00 € 215,00 € 235,00
Dubbele palenrij metmet wiepen Dubbele palenrij wiepen
Oeverconstr.
Bepl. oever 0,60m. Bepl. oever 0,60m. Bepl. oever 1,45m. Bepl. oever 1,45m. Bepl. oever 2,50m. Bepl. oever 2,50m.
Damwand Damwand Damwand Onderdeel Onderdeel Oeverconstr. Oeverconstr.
Bepl. oever 0,60m. Bepl. oever 0,60m. Bepl. oever 1,45m. Bepl. oever 1,45m. Bepl. oever 2,50m. Bepl. oever 2,50m.
Materialen (incl. werkzaamheden)
perkoenpalen, vurenhout, onbehandeld, lengte 3000mm, Ø100mm perkoenpalen, vurenhout, onbehandeld, Wiepen (wilgen), omtrek 300mm, lengte lengte 3000mm, Ø100mm 5000mm Wiepen omtrek 300mm, lengte geweven(wilgen), geotextiel, PP weefsel, 5000mm 235 gr/m² geweven Subtotaalgeotextiel, PP weefsel, 235 gr/m² grondwerk Subtotaal wateren oeverplanten grondwerk Subtotaal wateren oeverplanten grondwerk
Subtotaal Wateren oeverplanten grondwerk Subtotaal Wateren oeverplanten grondwerk
Subtotaal wateren oeverplanten grondwerk Subtotaal wateren oeverplanten Totaalprijs per m¹ oever 0,60m. breed
4 st. 16 st.
€€14,05 5,00
€ € 50,00 80,00
16 m² st. 0,75
€ 3,75 5,00 €
€€80,00 3,00
0,75 m²
€ 3,75
0,40 m³ 4 st. 0,40 m³ st. 0,854 m³
€ 15,50 € 2,05 € 15,50 2,05 €€15,50
9 st. 0,85 m³ st. 1,509 m³
€ 2,05 € 15,50 2,05 €€15,50
15 st. 1,50 m³ 15 st.
€ 2,05 € 15,50 € 2,05
€ 3,00 € 133,00 € 6,00 € 133,00 € 8,00 6,00 €€14,00 € 8,00 € 13,00 €€ 14,00 18,50 13,00 €€ 31,50 € 18,50 € 23,50 €€ 31,50 30,50 23,50 €€ 54,00 € 30,50 € 135,00 54,00 €€165,00 € 185,00 135,00 € € 165,00 € 185,00
Subtotaal per m¹ oever 1,45m. breed Totaalprijs Totaalprijs oever 2,50m. 0,60m. breed breed Totaalprijs per per m¹ m¹ oever Totaalprijs per m¹ oever 1,45m. breed Totaalprijs per m¹ oever 2,50m. breed Materialen (incl. werkzaamheden) Materialen (incl. werkzaamheden)
damplanken, eikenhout, onbehandeld, 40x200x3000mm damplanken, eikenhout, onbehandeld, gording, robiniahout, 30x120x2000mm 40x200x3000mm geweven geotextiel, PP weefsel, gording, robiniahout, 30x120x2000mm 165 gr/m² geweven Subtotaalgeotextiel, PP weefsel, 165 gr/m² grondwerk Subtotaal wateren oeverplanten grondwerk Subtotaal wateren oeverplanten grondwerk
Subtotaal wateren oeverplanten grondwerk Subtotaal wateren oeverplanten grondwerk
Subtotaal wateren oeverplanten grondwerk Subtotaal wateren oeverplanten Totaalprijs per m¹ oever 0,60m. breed
Hoeveelh. Eenheidspr. Prijs p. m¹ per m¹ Hoeveelh. Eenheidspr. Prijs p. m¹ 5 st. € 30,40 € 152,00 per m¹ 5 2 st. st. 0,75 m² 2 st. 0,75 m²
€ € 30,40 20,75 € 3,10 € 20,75 € 3,10
0,40 m³ 4 st. 0,40 m³ st. 0,854 m³
€ 15,50 € 2,05 € 15,50 2,05 €€15,50
9st. 0,85 m³ 1,509st. m³
€ 2,05 € 15,50 2,05 €€15,50
15st. 1,50 m³ 15st.
€ 2,05 € 15,50 € 2,05
Subtotaal per m¹ oever 1,45m. breed Totaalprijs Totaalprijs oever 2,50m. 0,60m. breed breed Totaalprijs per per m¹ m¹ oever Totaalprijs per m¹ oever 1,45m. breed Totaalprijs per m¹ oever 2,50m. breed
145
€€152,00 41,50 € 2,50 € 41,50 € 2,50 € 196,00 € 6,00 € 196,00 € 8,00 6,00 €€14,00 € 8,00 € 13,00 €€ 14,00 18,50 13,00 €€ 31,50 € 23,50 18,50 € €€ 31,50 30,50 23,50 €€ 54,00 30,50 €€210,00 54,00 €€230,00 € € 210,00 250,00 € 230,00 € 250,00
Plas- drasoevers Vondelpark
Onderdeel Oeverconstr.
Hoeveelh. Eenheidspr. Prijs p. m¹ per m¹ Hoeveelh. Eenheidspr. Prijs p. m¹ 4 st. € 14,05 € 50,00 per m¹
Globale kostenramingen
Dubbele palenrij met wiepen Onderdeel Materialen (incl. werkzaamheden)
9.2.1 Renovatie
voort vloeien zijn zeer indicatief en kunnen afhankelijk van de locatie hoger of lager uitvallen. Om een beter beeld van de kosten te kunnen verkrijgen wordt geadviseerd per locatie een kostenraming op te stellen. In deze situatie is dat ondoenlijk en te omvangrijk. Vandaar dat de gemiddelde waarden van oeverbreedte en oeverbodemdiepte zijn gehanteerd.
Tot de renovatiewerkzaamheden behoort het ophogen van de oeverbodem tot één van de meest belangrijke werkzaamheden. Na ophoging, tot ca. 0,15m beneden waterpeil, kunnen de water- en oeverplanten worden aangebracht. Gemiddeld dienen de oeverbodems 0,30m opgehoogd te worden. De kosten die hieruit Te renoveren plasdrasoevers Onderdeel
Materialen (incl. werkzaamheden)
Bepl. oever 0,60m. grondwerk water- en oeverplanten Te renoveren plas- drasoevers Totaal Bepl.Onderdeel oever 1,45m. grondwerk Materialen (incl. werkzaamheden) water- en oeverplanten
Bepl. oever 0,60m. Bepl. oever 2,50m. Bepl. oever 1,45m. Muziekkoepel
Totaal grondwerk grondwerk wateren oeverplanten waterTotaalen oeverplanten Totaal grondwerk water- en oeverplanten Totaal
9.2.2 Muziekkoepel Bepl. oever 2,50m. grondwerk
Materialen werkzaamheden) VoorOnderdeel het herinrichten van de (incl. plas-drasoever wateren oeverplanten Totaal rondom de muziekkoepel is alleen het Nymphaea ‘Attraction' Bepl. comb. A aanbrengen van wateren oeverplanten Nymphaea ‘Firecrest’ Muziekkoepel
Onderdeel Bepl. comb. B Bepl. comb. A
Bepl. Bepl. comb. comb. C B
Bepl. comb. C
Nymphaea ‘Tropical Pink’
Totaal Materialen (incl. werkzaamheden)
Iris laevigata 'Bleu' Iris laevigata‘Attraction' ‘Variegata’ Nymphaea Nymphaea ‘Attraction' Nymphaea ‘Firecrest’ Nymphaea Meurville’ Nymphaea ‘Charles ‘Tropicalde Pink’
Totaal Totaal
grondwerk Iris laevigata(ophogen 'Bleu' oeverbodem) Calla palustris Iris laevigata ‘Variegata’ Caltha palustris Nymphaea ‘Attraction' Nymphaea ‘Charles 'Albatros'de Meurville’ Nymphaea Pontederia cordata Totaal
Totaal grondwerk (ophogen oeverbodem) Calla palustris Caltha palustris Nymphaea 'Albatros' Pontederia cordata
Hoeveelh. Eenheidspr. Prijs p. m¹ per m¹ 0,20 m³ 4 st.
€ 15,50 € 2,05
0,45 m³ Eenheidspr. € 15,50 Hoeveelh. 9st. € 2,05 per m¹ 0,20 m³ 0,754 m³ st. 15st.
€ 15,50 €€15,50 2,05 € 2,05
0,45 m³ 9st.
€ 15,50 € 2,05
114 st. 114 st. 86 st. 582 st.
€ 3,45 € 1,90 € 11,00 € 4,45
€ 3,00 € 8,00 € 11,00 Prijs €p.7,00 m¹ € 18,50 €€25,50 3,00 €€11,50 8,00 30,50 €€ 11,00 €€42,00 7,00
€ 18,50 € 25,50 noodzakelijk. Bij beplantingscombinatie C dient 0,75 m³ € 15,50 € 11,50 Hoeveelh. Eenheidspr. Prijs de 15st.gehele €oeverbodem 2,05 € 30,50opgehoogd te worden. Dit betreft namelijk€ 42,00 het beplantingsplan die al 116 st. € 8,85 € 1.026,50 eerder voor de muziekkoepel is opgesteld. 116 st. € 15,65 € 1.815,50 116 st. € 21,60 € 2.505,50 Hoeveelh. Eenheidspr. € 5.347,50 Prijs 84 st. € 3,30 € 277,00 111 € € 472,00 116 st. st. € 4,25 8,85 € 1.026,50 143 st. € 8,85 € 1.265,50 116 st. € 15,65 € 1.815,50 143 st. st. € 21,60 13,25 € € 2.505,50 1.895,00 116 € € 5.347,50 3.909,50 € 35 €€15,50 € 84 m³ st. 3,30 € 542,50 277,00 114 st. € 3,45 € 111 st. € 4,25 € 393,50 472,00 114 € € 216,50 143 st. st. € 1,90 8,85 € 1.265,50 86 st. st. € 13,25 11,00 € 1.895,00 € 946,00 143 € 582 st. € 4,45 €€ 3.909,50 2.590,00 35 m³ € 15,50 € 4.688,50 € 542,50
Totaal
146
€ 393,50 € 216,50 € 946,00 € 2.590,00 € 4.688,50
9.3 Conclusies
Plas- drasoevers Vondelpark
Wanneer de globale kostenramingen onderling met elkaar worden vergeleken vallen een aantal zaken op. Zo is de damwand de meest dure oplossing voor het realiseren van een plas- drasoever. Dat de damwand het duurst is valt te verklaren door de houtsoort die wordt toegepast. Eikenhout is namelijk duurder dan vurenhout of grenenhout. Tevens is het realiseren van deze constructie arbeidsintensief. Dit geldt ook voor de palenrij met horizontale beplanking. Vandaar dat de kosten voor deze constructie ook vrij hoog zijn. De vooroeverconstructie middels een dubbele palenrij met wiepen is de goedkoopste oplossing, gevolgd door de gesloten palenrij. Dit omdat de wiepen vrij goedkoop in aanschaf zijn en er weinig palen per strekkende meter worden gebruikt. Daarnaast is het ook zo dat de arbeidsintensiviteit lager ligt dan bij de hiervoor genoemde constructies.
Globale kostenramingen
Logischerwijs is het zo dat hoe breder de plasdrasoever is, hoe duurder deze ook wordt wat betreft grondwerk en het toepassen van wateren oeverplanten. Alleen bij de te renoveren plasdrasoevers is minder grondwerk nodig, omdat de oeverbodem met een relatief dunnere laag hoeft te worden opgehoogd. Voor het herinrichten van de plasdrasoever rondom de muziekkoepel is beplantingscombinatie A het duurste. Dit komt omdat Nymphaea relatief duur in aanschaf zijn en omdat de gehele plas- drasoever hiermee wordt aangeplant verklaart dit de hoge kosten. Beplantingscombinatie C is de op ĂŠĂŠn na duurste. Een groot deel van de kosten vloeien voort uit het ophogen van de plas- drasoever.
147
10
Conclusies en aanbevelingen 10.1 Antwoord op de hoofdvraag 10.2 Aanbevelingen
10.1 Antwoord op de hoofdvraag Om antwoord te geven op de hoofdvraag zullen in deze paragraaf allereerst de deelvragen op chronologische volgorde uiteen worden gezet. Deze deelvragen worden voorzien met de meest belangrijke conclusies, die vanuit voorgaande hoofdstukken zijn weergegeven. In aansluiting op dit geheel zal in samengevatte vorm antwoord op de hoofdvraag worden gegeven.
Inleiding Ter afsluiting van het onderzoeksrapport komen in dit hoofdstuk de conclusies en aanbevelingen aan bod. De belangrijkste conclusies uit voorgaande hoofdstukken worden hierin samengevat en gekoppeld aan de deelvragen. Vanuit beantwoording op deze deelvragen zal ook de hoofdvraag beantwoord worden. Vanuit dit adviesrapport vloeien een aantal aanbevelingen voort. Hierin wordt onderscheid gemaakt in de aanbevelingen t.b.v. het (her)inrichten van plas- drasoevers en voor nader te verrichten onderzoek.
Wat zijn de huidige condities van de plasdrasoevers in het Vondelpark op technisch gebied en de waterkwaliteit met betrekking tot de pH, kH, CO en gH, en wat zijn de mogelijke ² oorzaken van het in sommige gevallen niet functioneren ervan? (hoofdstuk 5) De waterkwaliteit: De zuurgraad ligt met pH 7,0 binnen de streefwaarden. De carbonaathardheid is relatief hoog, waardoor een ruime veiligheidsbuffer aanwezig is m.b.t. de zuurgraad. Er wordt niet verwacht dat deze hoge waarde oorzaak is van het niet functioneren van sommige plas- drasoevers. Het koolstofdioxidegehalte is in alle plasdrasoevers te hoog. De kans op zuurstofgebrek neemt toe met negatieve gevolgen voor de water- en oeverplanten. Dit komt onder andere door een teveel aan blad- en slibafval en kan dus een mogelijke oorzaak van niet functioneren zijn. De gezamenlijke hardheid is ook hoog. Dit kan komen door uitspoeling van de graluxpaden. Door een te hoge waarde kunnen waterplanten last krijgen van kalkaanslag wat de groei belemmerd. De oorzaak van niet functioneren hierdoor wordt klein geacht doordat de genoemde symptomen niet zijn waargenomen.
De oeverconstructie: De staat waarin de oeverconstructies zich bevinden is bij de niet
150
functionerende plas- drasoevers slechter dan bij de succesvol aangeslagen plas- drasoevers. De grootse afwijking zit in de diepteligging van de oeverbodem. Deze ligt gemiddeld 0,28m dieper bij de niet functionerende plasdrasoevers. De oorzaak is waarschijnlijk de slechte conditie van de vooroeverconstructie, waardoor de oeverbodem is gaan uitspoelen. Ook het inklinken van de oeverbodem kan een oorzaak zijn vanwege de toegepaste sedimentgrond. Hierdoor kan de plantdiepte ook te diep zijn geworden voor bepaalde water- en oeverplanten, waardoor deze zijn verdwenen. Over het algemeen kan wel worden gesteld dat de toegepaste water- en oeverplanten goed zijn afgestemd op de diepteligging van de oeverbodem. Alleen rondom de muziekkoepel zijn een aantal soorten water- en oeverplanten dieper aangebracht dan wordt geadviseerd. Het niet functioneren van deze beplanting zou hier dus een oorzaak van kunnen zijn.
Overige bevindingen: In de niet functionerende plas- drasoevers is meer blad- en slibafval aanwezig dan in de succesvol aangeslagen plas- drasoevers. Dit heeft ook invloed op de waterkwaliteit wat valt te herleiden uit de hoge kH-waarde en het hoge CO gehalte. Dat ² sommige plas- drasoevers niet functioneren kan als oorzaak hebben dat er teveel blad- en slibafval aanwezig is. De belangrijkste oorzaak van niet functioneren is waarschijnlijk de invloed van bomen die veel schaduw en bladafval geven. Tevens liggen de meeste niet functionerende plas- drasoevers aan de zuidzijde, waardoor ze minder (zon)licht krijgen dan aan de noordzijde. Een goed visbestand is essentieel voor een
151
Conclusies & aanbevelingen
Welke technische oeverconstructies kunnen worden aangedragen, waarbij de natuurlijke uitstraling zoveel mogelijk gewaarborgd blijft en zijn rol als oeverbescherming zo optimaal mogelijk vervuld? (hoofdstuk 7) De vooroeverconstructie kan worden vormgegeven middels een gesloten palenrij, palenrij met horizontale beplanking, dubbele palenrij met wiepen en een damwand. De vooroeverconstructies met de gesloten palenrij en de dubbele palenrij met wiepen hebben de meest natuurlijke uitstraling en kan het beste in glooiende vormen worden aangebracht. Het hout kan beter onbehandeld worden toegepast om uitspoeling van chemicaliĂŤn te voorkomen. De vooroeverconstructie wordt onder het waterpeil aangebracht wat de levensduur zal doen verlengen. De dubbele palenrij met wiepen hebben een kortere levensduur. Om uitspoeling van de oeverbodem tegen te gaan worden de oeverconstructies bekleed met een doorwortelbaar geotextiel. Op ecologisch gebied is de dubbele palenrij met wiepen het interessants, gevolgd door de gesloten palenrij. De overige constructies hebben een lage ecologische waarde door de strakke vormgeving. De palenrij met beplanking is zeer arbeidsintensief door het vele zaagwerk, gevolgd
Plas- drasoevers Vondelpark
goede waterkwaliteit. Vissen als karper en brasem woelen de oeverbodem op om voedsel te vinden, waardoor het water troebel wordt. Dit belemmert de groei van waterplanten. Om ervoor te zorgen dat slib niet of minimaal opwoelt is het belangrijk om het karper- en brasembestand zo minimaal mogelijk te houden of om slib tijdig af te vangen.
door de damwand. De gesloten palenrij en de dubbele palenrij met wiepen zijn minder arbeidsintensief vanwege de relatief eenvoudige en weinig tijdrovende handelingen.
en oeverplanten niet te hoog mogen worden. Gesteld wordt dat de maximale hoogte 1,00m tot 1,20m bedraagt. Om de plas- drasoevers succesvol te laten ontwikkelen speelt de mate van bezonning een zeer belangrijke rol. Beschaduwde locaties komen daarbij niet in aanmerking. De kans is zeer klein dat water- en oeverplanten zich hier goed ontwikkelen. Daarom zal men genoodzaakt zijn om de plas- drasoevers op zonnige of halfbeschaduwde locaties aan te brengen.
Vanuit de beoordelingsmatrix is naar voren gekomen dat de gesloten palenrij het beste functioneert. Vooral op het gebied van duurzaamheid, natuurlijke uitstraling, arbeidsintensiviteit en beheerintensiteit scoort deze goed. Op ecologisch gebied is deze constructie waardevol. Ook kan men overwegen om de dubbele palenrij met wiepen toe te passen. Deze volgt als tweede optie uit de beoordelingsmatrix.
Wat zijn de globale werkzaamheden en de realisatiekosten van de technische oeverconstructies en oeverbeplantingscombinaties? (hoofdstuk 9) Tot de werkzaamheden voor het (her)inrichten van de plas- drasoevers behoort het aanleggen van de oeverconstructie, het ophogen van de oeverbodem en het inplanten van de plasdrasoever. Bij de te renoveren plas- drasoevers is minder grondwerk nodig, omdat de oeverbodem met een relatief dunnere laag hoeft te worden opgehoogd. Uit het opstellen van de globale kostenramingen blijkt dat de vooroeverconstructie middels de dubbele palenrij met wiepen het goedkoopste is (± € 135,- p/m¹), gevolgd door de gesloten palenrij (± € 170,- p/m¹). Dit komt omdat er eenvoudige en goedkope materialen worden toegepast. Tevens ligt de arbeidsintensiviteit bij deze constructies lager dan bij de palenrij met horizontale beplanking (± € 185,- p/m¹) en de damwand (± € 200,- p/m¹) wat tevens de kosten drukt. De kosten op het gebied van water- en oeverplanten is afhankelijk van de oeverbreedte.
Welke oeverbeplantingscombinaties zijn mogelijk aan de hand van de mate van bezonning, waarbij zoveel mogelijk rekenschap wordt gehouden met de gedachtegang van het oorspronkelijke ontwerp? (hoofdstuk 8) Als het gaat om het samenstellen van beplantingscombinaties zijn er veel mogelijkheden. Een aantal belangrijke zaken moeten daarbij in ogenschouw worden genomen. Zo is het van belang om sterke en goed regenerende water- en oeverplanten toe te passen die bestand zijn tegen een hoge gebruikersdruk. Het toepassen van invasieve water- en oeverplanten moet worden uitgesloten. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de waterkwaliteit en de doorstroming van het water. Om eenheid en vormgeving te waarborgen is het waardevol om een koppeling te leggen met het huidig sortiment. Het waarborgen van overzicht is ook essentieel. Men moet zoveel mogelijk het zicht op de waterpartijen behouden. Dit betekent dat water-
152
Een plas- drasoever van 0,60m breed is per m¹ goedkoper (± € 10,- p/m¹) wat betreft water- en oeverplanten dan een plas- drasoever van 2,50m breed (± € 30,- p/m¹) . Voor het toepassen van water- en oeverplanten rondom de muziekkoepel is een gehele inplant met Nymphaea het hoogst in de kosten (± € 5.350,-). Dit vloeit voort uit de hoge aanschafprijs. Hierna volgt het beplantingsplan wat al eerder voor de muziekkoepel is opgesteld (± € 4.700,-). Een deel van deze kosten bestaat uit het ophogen van de oeverbodem (± € 500,). Het combineren van Iris en Nymphaea is de beplantingscombinatie met de laagste kosten (± € 3.900,-). Antwoord op de hoofdvraag ‘Welke technische oplossingen kunnen worden aangedragen voor de plas- drasoevers in het Vondelpark te Amsterdam, waarbij realisatiekosten in ogenschouw worden genomen?’ In dit onderzoeksrapport zijn diepgaande studies uitgevoerd naar haalbare technische oplossingen op het gebied van vooroeverconstructies en het aandragen van beplantingscombinaties met betrekking tot water- en oeverplanten. Hierna zal in samengevatte vorm antwoord worden gegeven op de hoofdvraag.
Gezien de mate van bezonning een belangrijke rol speelt, is onderscheidt gemaakt in beplantingscombinaties voor de zon en halfschaduw. Water- en oeverplanten toepassen in de schaduw is buiten beschouwing gelaten, doordat deze hier niet functioneren. Voor het (her)inrichten van de plas- drasoevers behoren werkzaamheden als het aanbrengen van de vooroeverconstructie, ophogen van de oeverbodem en het inplanten. Uit het opstellen van de kosten blijkt dat de dubbele palenrij met
Uit het veldonderzoek is gebleken dat veel vooroeverconstructies in een slechte technische staat verkeren, waardoor de oeverbodem is gaan uitspoelen. Hierdoor hebben sommige water- en oeverplanten zich niet kunnen ontwikkelen. Om succesvol functionerende plas- drasoevers te realiseren dienen voor een deel nieuwe vooroeverconstructies aangebracht
153
Conclusies & aanbevelingen
Water- en oeverplanten moeten voor de plasdrasoevers sterk en goed regenerend zijn en aansluiten op de omgeving. Het toepassen van invasieve water- en oeverplanten is uitgesloten om nadelige invloeden op de waterkwaliteit en op de doorstroming te voorkomen. Voor de oeverbreedtes kunnen drie maten als richtlijn worden gehanteerd welke afhankelijk van de situatie kunnen worden toegepast (0,60m, 1,45m, 2,50m). Het toepassen van een oeverbreedte op een specifieke locatie is overlegd met de ontwerper van Stadsdeel Zuid. Op deze wijze wordt de vormgeving van het park gewaarborgd en worden zichtlijnen behouden.
Plas- drasoevers Vondelpark
te worden. Uit de studie hier naar komen vier vooroeverconstructies naar voren, namelijk de gesloten palenrij, palenrij met beplanking, dubbele palenrij met wiepen en de damwand. Deze zijn beoordeeld aan de hand van beoordelingscriteria (duurzaamheid, natuurlijke uitstraling, ecologische aspecten, degelijkheid, arbeidsintensiviteit aanleg en beheerintensiteit). Hieruit is gebleken dat de gesloten palenrij, gevolgd door de dubbele palenrij met wiepen het best aansluit bij deze criteria.
10.2 Aanbevelingen wiepen de minste kosten met zich meebrengen (± € 135,- p/m¹). De damwand is het hoogst in kosten, namelijk ± € 200,- p/m¹. Het aanplanten ten behoeve van de plasdrasoevers varieert in kosten, doordat er verschillende oeverbreedtes gehanteerd kunnen worden. De water- en oeverplanten voor de plasdrasoever met een breedte van 0,60m is € 8,00, voor een oeverbreedte van 1,45m is het € 18,50 en voor een breedte van 2,50m bedraagt het € 30,50 per strekkende meter.
Vanuit het adviesrapport worden een aantal aanbevelingen aangedragen welke hierna worden voorgelegd. Deze aanbevelingen zijn uiteengezet m.b.t. het (her)inrichten van de plas- drasoever en voor nader te verrichten onderzoek. Daarnaast wordt een handreiking gegeven voor het algemeen inrichten van plas- drasoevers.
10.2.1 Aanbevelingen t.b.v. de plasdrasoevers
Inspecteren van de oeverconstructies Om exact na te gaan hoeveel meter (voor)oeverconstructie vervangen dient te worden, bij de her in te richten plas- drasoevers, moet dit in het veld na worden gemeten. Op basis hiervan kan een gefundeerde kostenberekening worden gemaakt. Aanvullen oeverbodem Bij het aanbrengen van de oeverbodem doet men er verstandig aan om deze in twee fasen uit te voeren. Hierdoor wordt voorkomen dat de oeverbodem zakt, waardoor water- en oeverplanten zich niet kunnen ontwikkelen. Na het aanbrengen van grond in de eerste fase dient een tussenperiode van ±3 maanden gehanteerd te worden, waarin de grond kan bezinken en inklinken. In de tweede fase kan de oeverbodem worden aangevuld tot gewenst niveau, waarna de water- en oeverplanten kunnen worden ingeplant. Toepassen elastisch gaas Om vraat van watervogels tegen te gaan wordt geadviseerd om een speciaal elastisch gaas aan te brengen. Na één jaar hebben de planten zich voldoende gevestigd en kan het materiaal worden verwijderd.
154
10.2.2 Aanbevelingen voor nader onderzoek
Verankering vooroeverconstructie Om schade tijdens (bagger)werkzaamheden aan de vooroeverconstructies te beperken, kan men besluiten de vooroeverconstructies te verankeren. Middels verankering wordt de stabiliteit van de vooroeverconstructie verhoogd. Echter zal dit de kosten wel doen stijgen.
Leaf area index Er is in het veldonderzoek rekening gehouden met de mate van bezonning (zon, halfschaduw en schaduw). Om exact na te kunnen gaan hoeveel invloed de transparantie heeft van de kronen/ bladerdek oftewel Leaf Area Index behoeft dit nader onderzoek. Op basis hiervan kan ook worden bepaald in welke mate er gedund moet worden.
Oeverbeheerplan Vanaf de realisatie van de plas- drasoevers is het belangrijk dat deze in stand worden gehouden. In dit adviesrapport zijn hiervoor globale beheerrichtlijnen opgesteld. Om het functioneren van deze heringerichte/ gerenoveerde plas- drasoevers ook in de toekomst te waarborgen, zal een beheerplan moeten worden opgesteld. In dit beheerplan dienen zaken te worden opgenomen als: - Inspecteren van de oeverconstructie tussen land en water op gebreken. - Inspecteren van de vooroeverconstructie op gebreken. - Inspecteren van de oeverbodem (uitspoeling & verzakking). - Snoeien/maaien van water- en oeverplanten. - Terugnemen van woekerende water- en oeverplanten. - Zwerfvuil verwijderen. - Baggeren conform baggercyclus.
Invloed van vissen op de waterkwaliteit Tijdens het onderzoek is een artikel naar voor gekomen over de invloed van bodemwoelende vissen op de waterkwaliteit. Door dwarrelend slib wordt lichtinval belemmerd, waardoor vooral waterplanten zich moeilijk kunnen ontwikkelen. Om deze theorie aan de praktijk te toetsen zal dit middels een praktijkonderzoek nader moeten worden onderzocht. Bladbedekking op de oeverbodem Het blad dat in het najaar in de vijver valt of door eventueel beheer in de vijvers terecht komt, kan een belemmering vormen voor de water- en oeverplanten. Het blad dat zich
155
Conclusies & aanbevelingen
Baggeren Tijdens het veldonderzoek is gebleken dat in bepaalde plas- drasoevers veel blad- en slibafval aanwezig is. Deze bagger heeft invloed op de waterkwaliteit door het afgeven van zuren en koolstofdioxide. Geadviseerd wordt om een gestructureerde baggercyclus op te stellen van ca. 3 jaar, waardoor het koolstofdioxide gehalte op een acceptabel niveau kan worden gebracht.
Plas- drasoevers Vondelpark
Periodiek meten van de waterkwaliteit Het veldonderzoek is uitgevoerd op woensdag 12 en donderdag 13 februari 2014. Zoals is gebleken uit het onderzoek varieert de waterkwaliteit door de seizoenen heen. Zo gebruiken water- en oeverplanten in de zomer meer koolstofdioxide, waardoor het koolstofdioxide gehalte zal afnemen. Daarom is het in de toekomst ook van belang om de waterkwaliteit periodiek (jaarlijks, voorjaar en najaar) te blijven meten om aan te kunnen tonen of de waterkwaliteit zich positief ontwikkelt.
op de afgestorven water- en oeverplanten bevindt, belemmerd de lichtinval en de groeiomstandigheden. Om na te gaan hoeveel invloed deze factoren hebben, wordt geadviseerd om hier nader onderzoek op uit te voeren. Specificatie van kosten De kosten voor het realiseren van de plasdrasoevers zijn opgesteld aan de hand van het aangereikte documenten door Stadsdeel Zuid met een aanvulling middels GWW kosten. Deze opgestelde kostenramingen vormen een indicatie. Het is belangrijk dat de aannemer een definitieve kostenraming opstelt voor de te realiseren werkzaamheden.
10.2.3 Handreiking aandachtspunten realiseren plas- drasoever
Tijdens het onderzoek is gebleken dat het realiseren van een goed functionerende plasdrasoever niet vanzelfsprekend is. Het lijkt relatief eenvoudig, maar er zijn een aantal zaken waar voldoende aandacht aan moet worden besteed. Naar aanleiding van deze bevindingen is een matrix opgesteld. Hierin staan de meest van belangzijnde randvoorwaarden of aandachtspunten vermeld die voor elke te realiseren plas- drasoever in Nederland kunnen worden gehanteerd, met daarbij in het bijzonder plas- drasoevers in (stads)parken. Deze randvoorwaarden/aandachtspunten zijn uiteengezet voor het te analyseren projectgebied, vormgeving, realisatie en beheer (zie volgende twee pagina’s).
156
157
Conclusies & aanbevelingen
Plas- drasoevers Vondelpark
158
159
Conclusies & aanbevelingen
Plas- drasoevers Vondelpark
Bronnenlijst
1 Simons, W., presentatie van onderzoeksvoorstel naar onderzoeksplan, 2013 2 Instituut voor Nederlandse lexicologie, Het woordenboek der Nederlandse Taal, 2003 3 http://www.hetvondelpark.net/Feiten/ GeschiedenisVanHetVondelpark, 05-02-2014 4 Smit, J., J.D Zocher jr. Architect en tuinarchitect, 2008 5 de Josselin de Jong, F., het ontwerp van de openbare ruimte, 2009 6 http://stadsarchief.amsterdam.nl/ presentaties/amsterdamse_schatten/uitgaan/ vondelpark/index.html, 06-02-2014 7 Stadeel Zuid, Renovatie en beheerplan, 2001 8 http://www.zuid.amsterdam.nl/wonen_en/ natuur_en_milieu/parken_in_zuid/vondelpark/ renovatie_1999-2009/, 06-02-2014 9 Verhoog, Q., overlegmoment/ vergadering, 05-03-2014 10 http://www.wareco.nl//assets/files/ publicaties/Vondelpark.pdf 11 http://www.wilde-planten.nl, 21-01-2014 12 http://www.schonevijver.nl/contents/nl/d31_ vijver-in-evenwicht.html, 21-02-2014 13 Pauwels, I., Vanhoof, J., 101 vijvervragen, 2001 14 http://www.stowa.nl/upload/publicaties/ Handreiking%20NVO.pdf 15 Jacques, F., overlegmoment,16-04-2014 16 http://www.schonevijver.nl/contents/nl/d31_ vijver-in-evenwicht.html, 27-01-2014 17 http://www.vijverenkoiparadijs.nl/pages/ sub/61383/Waarden_PH_GH_KH.html, 23-022014 18 http://www.vijver-info.nl/co2-gehalte-tehoog-laag, 23-02-2014 19 http://www.vijver-info.nl/gh-waarde-te-hooglaag, 28-02-2014
20 http://www.tuinbase.nl/tuininfo/69/ waterkwaliteit-in-de-vijver, 28-02-2014 21 http://www5.knnv.nl/knnv-afdeling-delfland/ vis-en-waterkwaliteit), 10-04-2013 22 van Dijk, M., overlegmoment, 10-04-2013 23 Horst, E., Jager de, M., Bruggen in Meeroevers, 2012 24 Horst, E., Achtereekte, P., Onderzoek hout, 2013 25 http://www.houtdatabase.nl/?q=hout/ gww/235, 04-02-2014 26 http://www.reggehout.nl/houtsoorten/ europees-hardhout,04-02-2014 27 http://www.houtdomein.nl/SiteHoutdomein/ Bmn/Beuk.htm, 04-02-2014 28 http://www.joostdevree.nl/bouwkunde2/ jpgh/hout_13_houtwijzer_sterktegegevens_van_ hout_ www_centrumhout_nl.pdf, 06-03-2014 29 http://www.reggehout.nl/houtsoorten/ tropisch-hardhout, 04-02-2014 30 Kwaadseniet Ir. P.I.M de, Natuurlijke oevers in beweging, handleiding voor inrichting en beheer van riet en andere natuurlijke oevers, 1990 31 http://www.verbouwingen.nu/onderhoudreparatie-renovatie-huis/renovatie-huis-gevel/ houtrot/, 13-02-2014 32 Briemen van W., overlegmoment, 14-03-2014 33 Verhoog, Q., overlegmoment/ vergadering, 04-04-2014 34 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Oeverbeschermingsmaterialen, 1999 35 http://www.fsc.nl/de-fsc-principes.549.htm, 31-03-2014 36 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Natuurlijke oevers, belasting en sterkte, 1999
162
Bronnenlijst
Plas- drasoevers Vondelpark
37 http://www.emissieregistratie.nl/ERPUBLIEK/ documenten/Water/Factsheets/Nederlands/ Verduurzaamd%20hout%20in%20de% 20waterb ouw.pdf, 31-03-2014 38 http://www.houtinfo.nl/toepassingen/ houtdatabase/detail/418, 31-03-2014 39 http://www.stowa.nl/Upload/nieuws/ Verslag%20veldbezoek%20platform%20 natuurvriendelijke %20oevers%2030%20 sept%202010%20reeuwijk.pdf, 01-04-2014 40 http://www.yersekegroup.nl/Producten/ Documentatiemap/h6.PDF, 31-03-2014 41 http://www.lokaalhout.nl/content/eiken, 2703-2014 42 http://edepot.wur.nl/257022, 27-03-2014 43 http://www.houtdatabase.nl/infobladen/ rijshout_in_vlechtwerk_%20wiepen_en_ zinkstukken.pdf, 20-03-2014 44 http://www.griendhouthandel.nl/nl/ griendhout-producten/wiepen/, 20-03-2014 45 http://www.haagsmilieucentrum.nl/z_files/ Walslootterug.pdf, 20-03-2014 46 Wiselius, S.I., ’Houtvademecum” Stichting Centrum Hout, Naarden 47 http://www.alkmaarderenuitgeestermeer. nl/documents/recreatienoordholland/doc/ raum_09_ oplegnotie.pdf, 02-04-2014 48 Rosmalen van, H., overlegmoment, 18-032014 49 van Valkenburg, J.L.C.H., Invasieve waterpanten Nederland, 2011
163
Erik Horst & Robert de Lange