Braakliggende terreinen - Rick Hutte en Martin Verschure

Page 1

braakliggende terreinen “Tijdelijk ruimtegebruik mogelijk maken door het inzetten van beplanting�

Onderzoeksrapportage / Opgesteld door: Martin Verschure, Rick Hutten / mei 2014


Colofon | onderwerp

Tijdelijk ruimtegebruik mogelijk maken door het inzetten van beplanting

onderzoeksrapportage

Deze rapportage bestaat uit de volgende werken: - Rapport - Bijlagen

datum

6 mei 2014

auteurs

Rick Hutten Martin Verschure

begeleidende docenten

Ard Middeldorp Cees Zoon

Opleiding

Tuin- en Landschapsinrichting als onderdeel van het afstuderen in de richting Tuinarchitectuur Hogeschool van Hall Larenstein Larensteinselaan 26a 6880 GB Velp

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs. De auteurs aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten uit deze onderzoeksrapportage.

2


Voorwoord | Dit onderzoeksrapport is onderdeel van de afstudeerfase voor de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting. Middels dit onderzoek wordt gemeenten een handreiking gegeven over hoe kan worden omgegaan met de invulling van braakliggende terreinen. De invulling is gericht op het groene aspect, beplanting. Door gebruik van deze handreiking kan op eenvoudige wijze met het gebruik van beplanting een programma gestimuleerd worden. Er wordt tevens een overzicht gegeven van de verschillende toepassingsmogelijkheden van beplanting, waardoor plannen voor het stimuleren van een bepaald programma gemaakt kunnen gaan worden. We willen hierbij onze begeleiders Ard Middeldorp en Cees Zoon bedanken voor de begeleiding die zij ons gegeven hebben tijdens ons onderzoeksproces. De begeleidingen zijn altijd zeer leerzaam en opbouwend geweest.

Namens de Auteurs Rick Hutten

Martin Verschure

3


Samenvatting | Braakliggende terreinen zijn de laatste jaren een steeds actueler begrip geworden in de stedelijke planning. Het is ook een betrekkelijk onbekend begrip, gemeenten wisten of weten vaak nog niet goed wat ze hier mee kunnen of moeten doen. De laatste jaren worden, in overleg, steeds meer braakliggende terreinen tijdelijk in gebruik genomen door omwonenden als speeltuin of moestuin. Het begrip braakliggend terrein begint steeds bekender en vertrouwd te raken. Gemeenten erkennen de potentie van deze leegstaande gebieden en verlenen steeds meer medewerking aan tijdelijke initiatieven van particulieren en ondernemers. Het inrichten van braakliggende terreinen is tijdelijk. Vaak vind er binnen aan aantal jaar projectontwikkeling plaats die als permanent wordt beschouwd. Daarom is het voor initiatiefnemers, welke deze dan ook mogen zijn, belangrijk dat de investeringen in deze tijdelijke invulling zo laag mogelijk blijven. Tegelijkertijd wil men dat de invulling van de terreinen het aantrekkelijk maakt voor omwonenden om gebruikt te worden. Door beplanting in te zetten als tijdelijke invulling, heeft men zeer veel verschillende mogelijkheden om braakliggende terreinen gebruikt te laten worden door omwonenden. Om menselijk gebruik mogelijk te maken, is het belangrijk de juiste (ruimtelijke) condities te scheppen die hiervoor nodig zijn. Het scheppen van de juiste terreincondities kan worden afgestemd op het soort gebruik dat een initiatiefnemer graag zou zien ontstaan op een braakliggend terrein. Door beplanting in te zetten kan men de tijd gebruiken om de beplanting als inrichtingselement te laten groeien om zo de plek steeds meer vorm te geven. Beplanting is tevens een zeer goed inrichtingsmiddel omdat het, mits goed toegepast, hoog gewaardeerd wordt door het merendeel van de mensen. Het is hierbij zeer belangrijk de beplantingselementen zo in te zetten dat ze niet alleen op zichzelf bijdragen aan de benodigde terreincondities, maar ook in relatie tot elkaar functioneren en elkaar zelfs versterken. Dit laatste aspect is zeer belangrijk in het ontwerp van de plek. Met een berg stenen heeft men immers nog geen huis, met de juiste verwerking van die stenen wĂŠl.

4


Inhoudsopgave | 1

2

3

4

5

6

7

.1 .2 .3 .4 .5

.1 .2 .3 .4 .5

.1 .2 .3

.1 .2

.1 .2 .3 .4 .5 .6 .7 .8

.1 .2 .3 .4 .5 .6 .7 .8 .9 .10

.1 .2

Inleiding

7

methodiek

15

Gebruikstypen

29

Inrichtingsaspecten

37

Programma

47

Beplanting

65

Conclusies

139

Begrippenlijst

147

Bronvermelding

151

Aanleiding en probleemstelling Doelstellingen Onderzoeksvragen Afbakening Leeswijzer

Algemeen Onderzoeksgebieden Inrichtingsaspecten Programma Beplanting

Braakliggende terreinen Ontworpen terreinen Programmagroepen

Begripuitleg Toelichting

Algemeen Speeltuin Sportveld Natuureducatie Moestuin Parkeerplaats Evenementen Horeca

Algemeen Koppeling Beplantingsgroepen Open ruimte Beschutting Vlakte Hoogteverschillen Plekaanduiding Terreinafscherming Biodiversiteit

Onderzoeksvragen Reflectie

8 9 10 11 12

16 18 20 24 26

30 32 34

38 40

48 50 52 54 56 58 60 62

66 67 69 72 82 94 96 102 112 122

140 144

5


6


1. Inleiding Dit hoofdstuk legt het onderzoeksrapport wat voor u ligt in hoofdlijnen uit. De totstandkoming van het onderwerp en de onderzoeksvragen komen hier aan bod. Ook het kader waarbinnen dit onderzoek is uitgevoerd wordt hier uitgelegd, wat de leesbaarheid van de rest van het onderzoeksrapport vergroot.

7


1.1 Aanleiding en probleemstelling | Inleiding Braakliggende terreinen komen in heel Nederland als gevolg van de economische crisis steeds meer voor. Deze terreinen blijven (vaak) ongebruikt nadat er bebouwing is gesloopt. In de steeds langer wordende tijd dat deze terreinen herontwikkeld worden, wordt er vaak niets of weinig met deze gebieden gedaan. Overheden hebben er weinig tot geen geld voor (over) om deze terreinen in te richten als tijdelijk toneel waarop de mens zelf haar ruimtegebruik kan ensceneren. Dit is een gemis, de praktijk heeft namelijk al aangetoond dat met zeer weinig middelen, veel te bereiken is met deze braakliggende terreinen als het gaat om het verbinden en aantrekken van mensen met wisselende interesses in ruimtegebruik.

afstudeerproces

Dit onderzoek en de onderzoeksrapportage zijn onderdeel van het afstudeerproces voor de studenten van de major Tuin- en Landschapsarchitectuur. Het onderzoek is bedoeld als middel om een belangrijk aspect uit het masterplanontwerp in een andere context te onderzoeken en hier meer inzicht en begrip van te krijgen. Daarmee vormt dit een ‘ontwerpondersteunend onderzoek’ waarmee tijdens de uitwerkingsfase, snel, grote stappen gemaakt kunnen worden.

Braakliggende terreinen

In het afstudeerproject is de kwestie van braakliggende terreinen veelvuldig aan de orde. Een ander belangrijk onderwerp in het afstudeerproject is het inzetten van beplanting om het gebied herkenbaar en beter beleefbaar te maken. Omdat deze braakliggende terreinen veel potentie hebben als gebruiksruimte in een dicht bebouwd gebied is het in ons afstudeerproces de uitdaging om op een kostenbewuste wijze, een ‘tijdelijke’ invulling te geven aan deze terreinen.

8

Beplanting

In ons masterplan speelt beplanting een grote rol. Omdat beplanting op een betrekkelijk kostenarme wijze ingezet kan worden als aantrekkelijke en herkenbare inrichting, willen we verkennen welke mogelijkheden er zijn om met bepaalde beplantingstypen braakliggende terreinen in te richten als gebruiksruimte.

Gebruiksvormen

Gemeenten zijn vaak de partijen die het meest met de braakliggende terreinen te maken hebben en worstelen met de vraag; “Wat te doen met deze terreinen?” Dit onderzoek zal ingaan op de mogelijkheden en aandachtspunten die van belang zijn bij het ‘tijdelijk’ herinrichten van braakliggende terreinen, toegespitst op een bepaald type gebruik wat er gewenst is. Dit onderzoek vormt daarmee een handige leidraad voor gemeenten die braakliggende terreinen willen gaan herinrichten.


1.2 Doelstellingen| Inleiding Het doel waarmee dit onderzoek is uitgevoerd en vormgegeven, wordt in deze paragraaf behandeld. In hoofdzaak draait dit onderzoek om het verkrijgen van inzicht in de relatie tussen het programma op een plek en hoe de inrichting van deze plek aan het programma (gebruik) bijdraagt. Een belangrijk navolgend doel hiervan is het verkennen van de mogelijkheden, om met beplanting als invulling, het programma te stimuleren.

programma en inrichting

Voordat onderzocht kan worden welke beplantingsinvullingen kunnen bijdragen aan bepaalde soorten programma, moet eerst onderzocht worden wat Ăźberhaupt de relatie is tussen programma en de inrichting in het algemeen. Door achter deze relatie te komen kan meer efficiĂŤnt gezocht worden naar beplantingsinvullingen die ook daadwerkelijk bijdragen aan een zekere vorm van gebruik. De relatie tussen het programma en de inrichting is hier dus erg belangrijk. Hier kunnen belangrijke ontwerpaspecten uit geformuleerd worden die de onderzoeker in staat stelt het programma en haar (ruimtelijke) behoeften qua inrichting beter te begrijpen en doorgronden.

Tijdelijke beplantingsinvulling

Het verkennen van invullingsmogelijkheden met beplanting op braakliggende terreinen is het tweede doel van dit onderzoek. Het is hierbij belangrijk om alternatieve beplantingsinvullingen te vinden die passen in een bepaald tijdspad. Braakliggende terreinen zijn immers maar voor een bepaalde termijn beschikbaar. De beplanting moet zich binnen die termijn(en) zo kunnen ontwikkelen dat ze voldoende bij kan dragen aan het stimuleren van een bepaald programma.

9


1.3 Onderzoeksvragen| Inleiding Om de onderzoeksdoelstellingen uit paragraaf 1.2 na te streven, zijn onderzoeksvragen opgesteld. Deze onderzoeksvragen maken het onderzoek specifiek en geven het onderzoek een duidelijke richting. De onderzoeksvragen helpen ook bij het vormen van een passende onderzoeksmethodiek. Er is een hoofdvraag en meerdere deelvragen die de hoofdvraag ondersteunen. In deze paragraaf worden deze onderzoeksvragen behandeld.

Hoofdvraag

De hoofdvraag waar naar dit onderzoek is uitgevoerd luidt als volgt; Hoe kan beplanting worden ingezet op braakliggende terreinen om tijdelijk ruimtegebruik te stimuleren? Deze onderzoeksvraag is direct te koppelen aan het beschreven doel in paragraaf 1.2, namelijk het “Het verkennen van invullingsmogelijkheden met beplanting op braakliggende terreinen.”

Deelvragen

Om de hoofdvraag verder uit te bouwen en het onderzoek meer specifiek te maken, zijn ook deelvragen opgesteld. Deze vragen gaan inhoudelijk een stuk dieper op de stof in en geven tezamen een antwoord op de hoofdvraag van dit onderzoek. “Hoe worden braakliggende terreinen nu gebruikt en welke inrichting maakt dit gebruik mogelijk?” Door eerst te inventariseren hoe braakliggende terreinen nu gebruikt worden, kan een eerste stap gezet worden in het opstellen van programmagroepen die onderzocht en gebruikt gaan worden om beplantingsvoorstellen aan te koppelen.

10

“Wat is de inrichting van traditioneel ontworpen plekken die gericht zijn op de gevonden gebruikstypen op braakliggende terreinen?” Door de input van de gebruiksvormen en inrichting vanuit de eerste deelvraag te ‘controleren’ op ontworpen plekken (met dezelfde soorten gebruik) kan het referentiekader verbreed worden en ook volledig gemaakt worden. “Wat zijn de inrichtingsaspecten die bij de gebruiksvormen horen?” De relatie tussen het programma en de inrichting (zie paragraaf 1.2) wordt onderzocht aan de hand van deze onderzoeksvraag. De inrichtingsaspecten vormen een belangrijk scharnierpunt in het onderzoek. Deze laten namelijk zien ‘waarom’ en met welk doel een bepaalde inrichting een gebruik kan stimuleren. “Hoe kan beplanting op kortere termijn het beste ingezet worden op braakliggende terreinen?” Deze laatste deelvraag lijkt veel op de hoofdvraag, echter gaat het hier alleen om de plant(technische) eigenschappen. Die kunnen namelijk veel zeggen over toepasbaarheid van soorten en beheer. Hiermee geeft het antwoord op deze deelvraag inzicht op het brede aandeel van beplantingen in dit onderzoek alvorens het gekoppeld gaat worden aan het programma.


1.4 Afbakening | Inleiding Om het onderzoek in goede banen te leiden en er voor te zorgen dat de doelstellingen efficiënt na worden gestreefd, zijn een aantal uitgangspunten opgesteld die het onderzoek afbakenen en richting geven. Hierdoor worden er duidelijke grenzen aan het onderzoek gesteld en zal het onderzoek ook relevant blijven. De afbakening draagt er toe bij dat men weet welke informatie verzamelt moet worden om uiteindelijk antwoord te kunnen geven op de centrale vraag uit de doelstelling.

Het betreft tijdelijk ongebruikte ruimtes zoals braakliggende terreinen. Er is hier ruimte voor spontane ontwikkelingen. Terreinen hebben een gemiddelde oppervlakte tussen de 1000 en 25000 hectare. Alle braakliggende terreinen bevinden zich in stedelijk gebied en zijn goed bereikbaar.

• Onderzochte programmagroepen zijn gebaseerd op wat in de praktijk voorkomt of welke logischerwijs ook potentie hebben

• Beplantingsaanleg en –onderhoud wordt kostenbewust beargumenteerd • Beschikbaarheid van terreinen en invullingen zijn gebaseerd op de werkelijke situatie

Algemeen

Gebruiksvormen

• • • •

Kostenbewust

Terreinen

De onderdelen waar voorafgaand aan dit onderzoek al bepaalde uitgangspunten over geformuleerd zijn, worden in de kopjes hier onder weergegeven.

• Er wordt uitgegaan van financiering door de plaatselijke gemeente • De gemeente voorziet in aanleg- en onderhoudswerkzaamheden • Daadwerkelijke invulling van terreinen moet gedaan worden met een landschapsontwerper

Uitgangspunten behorende bij het onderzoek.

11


1.5 Leeswijzer | Inleiding Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 Methodiek

Aanleiding en probleemstelling Doelstellingen Onderzoeksvragen Afbakening

Hoofdstuk 3 Gebruikstypen

Algemeen

Braakliggende terreinen

Onderzoekgebieden

Ontworpen terreinen

Inrichtingsaspecten

Programmagroepen

Programma Beplanting

Leeswijzer

Hoofdstuk 4 Inrichtingsaspecten

Hoofdstuk 5 Programma

Hoofdstuk 6 Beplanting

Begripuitleg

Algemeen

Algemeen

Toelichting

Speeltuin

Koppeling

Sportveld

Beplantingsgroepen

Natuureducatie

Open ruimte

Moestuin

Beschutting

Parkeerplaats

Vlakte

Evenementen

Hoogteverschillen

Horeca

Plekaanduiding Terreinafscherming Biodiversiteit

Hoofdstuk 7 Conclusies Onderzoeksvragen Reflectie

12

Begrippenlijst

Bronvermelding


13


14


2. Methodiek In dit hoofdstuk komt de methodiek van het onderzoek aan bod. De methodiek geeft een omschrijving van de stappen die we hebben doorlopen om antwoord te kunnen geven op onze hoofdvraag; �Hoe kan beplanting worden ingezet op braakliggende terreinen om tijdelijk ruimtegebruik te stimuleren?�

15


2.1 Algemeen | Methodiek De methode die wij gehandhaafd hebben tijdens het onderzoek is samengevat in het schema op deze twee pagina’s. In deze paragraaf wordt het schema globaal en samenvattend uitgelegd. In de onderliggende paragrafen wordt ingegaan op de verschillende stappen die tijdens het onderzoek genomen zijn. Hier wordt het schema stap voor stap nader verklaard.

HOE KUNNEN DE BEPLANTINGSGROEPEN HET BESTE WORDEN INGEZET (CONCLUDEREND)

Programma Naast de inrichtingsaspecten worden de gevonden gebruikstypen samengevoegd in verschillende typen programma.

HOE KAN BEPLANTING UIT EEN BEPLANTINGSGROEP INVULLING GEVEN AAN EEN INRICHTINGSASPECT

Inrichtingsaspecten Door van zowel braakliggende terreinen als ontworpen terreinen het gebruik en de inrichting te inventariseren, kunnen overeenkomstige of unieke inrichtingsaspecten gevonden worden. Deze aspecten zijn de (belangrijke) abstracte begrippen die een grote rol spelen bij bepaalde vormen van gebruik. Tussen alle gevonden inrichtingsaspecten wordt een selectie gemaakt. Alleen de inrichtingsaspecten waar gehoor aan gegeven kan worden met beplanting, wordt verder mee gewerkt. Inrichtingsaspecten die direct volgen uit een opgestelt type programma worden ook meegenomen in het onderzoek.

Synthese Wanneer dit gedaan is worden algemene conclusies getrokken over het nut en de invulling van de verschillende beplantingsgroepen i.r.t. de bepinrichtingsaspecten. Dit vormt het eindresultaat van dit onderzoek naar beplantingsinvullingen op braakliggende terreinen en hoe dit tijdelijk ruimtegebruik kan stimuleren. - TRADITIONEEL VOORBEELD - VOORBEELD WAT HET MEEST REEĂ‹L IS VOOR TIJDELIJK GEBRUIK GEBRUIK

Referentieonderzoek Om er achter te komen hoe beplanting ingezet kan worden op braakliggende terreinen als middel om tijdelijk ruimtegebruik te stimuleren/mogelijk te maken, is de eerste stap het verkennen van de huidige terreininvullingen en gebruikstypen op braakliggende terreinen. De gevonden gebruikstypen dienen als voorwaarde voor de ontworpen terreinen die ook op inrichting en gebruik onderzocht gaan worden.

planting op de referentieplekken en de parate kennis over beplantingen, worden beplantingsgroepen opgesteld waar mee verder gewerkt wordt in het onderzoek. Vervolgens worden deze beplantingsgroepen gebruikt als checklist om beplantingstypen te verkennen die gehoor kunnen geven aan de verschillende inrichtingsaspecten.

Beplanting Op basis van de gevonden inrichting aan be16

Schema van de gehanteerde onderzoeksmethodiek.


EIGEN INZICHT EN KENNIS

OPSTELLEN BEPLANTINGSGROEPEN

BRAAKLIGGENDE TERREINEN - Gebruikstypen - Inrichting

PROGRAMMA

INRICHTINGSASPECTEN

GESELECTEERDE INRICHTINGSASPECTEN

ONTWORPEN TERREINEN - Gebruikstypen - Inrichting

BESCHRIJVING TYPEN PROGRAMMA MET BIJBEHORENDE GEBRUIKSTYPEN

WELKE INRICHTINGSASPECTEN ZIJN VAN TOEPASSING OP HET PROGRAMMA

17


2.2 Onderzoeksgebieden | Methodiek Het onderzoeken van bestaande braakliggende terreinen en ontworpen terreinen vormt het vertrekpunt van dit onderzoek. Beide groepen terreinen worden geïnventariseerd op de gebruikstypen die er voorkomen en de inrichting die op het terrein te vinden is.

Ontworpen terreinen De ontworpen terreinen vormen de tweede groep in de onderzoeksgebieden. Deze biedt referentiemateriaal en vormt naar verwachting een toevoeging aan de inventarisatie van braakliggende terreinen die het beeld volledig maakt.

braakliggende terreinen De braakliggende terreinen vormen één groep in de onderzoeksgebieden die onderzocht worden als vertrekpunt van het onderzoek.

Selectie De selectie van de ontworpen terreinen is gebaseerd op de geïnventariseerde gebruikstypen op de braakliggende terreinen. Ook worden ontworpen terreinen bezocht die vermoedelijk óók een inspirerend thema zouden kunnen vormen op braakliggende terreinen

Selectie De selectie van de terreinen heeft plaatsgevonden aan de hand van het type gebruik dat er plaats vindt. Middels een overzicht van de gemeente Amsterdam is verkend welke vormen van programma er voor komen. Hier zijn meerdere vormen van programma uit geselecteerd om een breed beeld te kunnen krijgen van de actuele invullingen op braakliggende terreinen. De geselecteerde terreinen variëren in oppervlakte van 1000m2 tot 20000m2. Hierdoor kan men een betrekkelijk volledig beeld krijgen welke programma’s er over het algemeen voorkomen. Gebruikstypen De geselecteerde terreinen worden bezocht en de verschillende (mogelijke) vormen van terreingebruik (gebruikstypen) worden geïnventariseerd. Tevens wordt er gekeken of er nog interessante gebruikstypen ontbreken die óók potentie zouden kunnen hebben om op braakliggende terreinen plaats te vinden. Inrichting Samen met de verschillende gebruikstypen, wordt ook de inrichting geïnventariseerd. Er wordt gekeken naar het materiaal- en objectgebruik, maar ook naar de functie die deze vervult in relatie tot een mogelijke vorm van gebruik.

18

Gebruikstypen De geselecteerde terreinen worden bezocht en de verschillende (mogelijke) vormen van terreingebruik (gebruikstypen) worden geïnventariseerd. Inrichting Samen met de verschillende gebruikstypen, wordt ook de inrichting grondig geïnventariseerd. Er wordt gekeken naar het materiaal- en objectgebruik, maar ook naar de functie die deze vervult in relatie tot een mogelijke vorm van gebruik.

Programma Nadat de verschillende, uiteenlopende, gebruikstypen zijn geïnventariseerd worden deze met elkaar vergeleken om ze, indien mogelijk, samen te voegen in een programmagroep. Deze stap draait om het aanbrengen van een zekere hiërarchie in de verschillende gebruikstypen en hoe deze gebruikstypen in groepen te ordenen zijn.

Inrichtingsaspecten De geïnventariseerde vormen van terreininrichting op zowel de braakliggende als de ontworpen terreinen hebben in relatie tot de voorkomende gebruikstypen bepaalde over-


BRAAKLIGGENDE TERREINEN ONTWORPEN TERREINEN

- Gebruik - Inrichting

- Gebruik - Inrichting PROGRAMMA

INRICHTINGSASPECTEN

eenkomsten. Deze overeenkomstige vormen van inrichting worden inrichtingsaspecten genoemd. Een inrichtingsaspect is een abstract begrip wat slaat op de rol die de inrichting in relatie tot een bepaald gebruikstype vervult.

19


2.3 Inrichtingsaspecten | Methodiek Het begrip inrichtingsaspecten is in paragraaf 2.2 kort aan bod gekomen. De inrichtingsaspecten zijn abstracte begrippen die belangrijke (ruimtelijke) condities beschrijven voor een bepaald type terreingebruik. Deze ruimtelijke conditie kan bereikt worden met een bepaalde inrichting. Daarom vormt het inrichtingsaspect de belangrijke schakel in de relatie tussen gebruik en inrichting, maar ook vice versa. Ontstaan Om de verbinding inzichtelijk te maken tussen een vorm van terreingebruik en de beplanting die hier aan bij kan dragen, is een abstractieslag nodig geweest tussen deze verwante begrippen. De inrichtingsaspecten zijn beschrijvende begrippen die op een algemene en abstracte wijze het doel beschrijft waarmee de beplanting wordt ingezet. Dit doel ondersteunt een gebruik, of maakt een gebruik mogelijk. vaststellen Het bepalen en vaststellen van de inrichtingsaspecten is erg belangrijk. Het vormt een belangrijk kader waarbinnen verder gewerkt kan worden en brengt structuur in het onderzoek. Wat? Het vaststellen van alle inrichtingsaspecten is in eerste instantie gebaseerd op alle gebruikstypen die zijn aangetroffen in zowel de braakliggende als de ontworpen terreinen. Hiermee wordt de vraag beantwoordt; “Wat is het gebruik?” Waarmee? De volgende stap is het inventariseren van de relevante inrichtingselementen die het gebruik (mede) mogelijk maken. Hiermee legt men de relatie tussen gebruik en inrichting. De volgende vraag wordt hiermee beantwoordt; “Waarmee wordt het gebruik mogelijk gemaakt?” Waarom? De inrichtingselementen maken, zoals eerder gezegd, het gebruik mogelijk. De volgende 20

vraag is; “Waarom, of op welke manier, draagt de inrichting bij aan het gebruik?” Hiermee worden de inrichtingsaspecten bepaald. In het voorbeeld is te zien hoe deze vragen worden toegepast om tot een inrichtingsaspect te komen. Voorbeeld In het voorbeeld op de pagina hiernaast is op een schematische wijze laten zien hoe een inrichtingsaspect bepaald wordt. Hier volgt een korte textuele toelichting van de invulling van dit schema. • Op een plek is ‘klimmen’ als gebruikstype waargenomen • Tijdens het klimmen wordt gebruik gemaakt van een klimrek • Het inrichtingsaspect wat belangrijk is om klimmen (op deze specifieke plek) mogelijk te maken, is klimaanleiding Om te zorgen dat klimmen mogelijk is op een plek, is dus klimaanleiding nodig. In dit voorbeeld zorgt een klimrek (heel standaard) voor deze klimaanleiding. Er zijn echter veel meer middelen waarmee klimaanleiding gecreëerd kan worden. Denk bijvoorbeeld aan een meerstammige boom. Door deze inrichtingsaspecten te benoemen kan men later in het onderzoek beter inrichtingselementen categoriseren voor een bepaald doel (het ‘waarom’) wat een bepaalde vorm van gebruik stimuleert. Ordenen Door dit voor alle gebruikstypen per plek te doen, is het goed mogelijk dat er zeer veel inrichtingsaspecten gevonden worden. Deze hebben vaak overlap en kunnen daarom geordend worden in een groep, maar dan op een hoger abstractieniveau. In de figuur op de rechterpagina is een voorbeeld gemaakt van een hiërarchise ordening ter illustratie. De in-


Klimmen

Klimmen

idi n nle Kli ma a

Wa a

Wa a

ek mr

ek mr

e? me

rom ?

Kli

Kli

ar Wa

rom ?

g

Wat?

Schematische weergave bepaling inrichtingsaspecten

HiĂŤrarchische ordening inrichtingsprincipes

Sta-gelegenheid Zitgelegenheid Liggelegenheid

Speelaanleiding

Klimaanleiding Schommelaanleiding

Beschutting

Laag 2

Laag 3

Terreinafscherming

Laag 2

Verblijfsmogelijkheid

Laag 2, groepering Deze laag vangt alle (specifieke) inrichtingsaspecten uit de eerste laag in groepen. Deze stap in de ordening geeft meer structuur en duidelijkheid. In deze laag zijn alle begrippen volledig genoeg en laten ze geen informatie weg i.r.t. de onderzochte gebruiks- en inrichtingsvormen.

Laag 1

Schommelaanleiding

Laag 3

Laag 3 Klimaanleiding

Laag 2

Laag 2 Laag 1

Speelaanleiding

Open ruimte

Laag 1

Groepering INVENTARISATIE

Selectie en groepering

Laag 1, inventarisatie De onderste laag betreft de meest specifieke inrichtingsaspecten, die vaak direct te koppelen zijn aan een inrichtingselement of terreineigenschap. Daarom zijn de begrippen in deze

laag het meest geschikt om te duiden waar een inrichtingselement voor dient in relatie tot het gebruik.

Laag 1

richtingsaspecten zijn in het voorbeeld niet per definitie allemaal aanwezig, het is een greep uit de gevonden inrichtingsaspecten tijdens dit onderzoek. Laag 1 en 2 worden in dit kopje uitgelegd. Laag 3 komt in het kopje er na aan bod.

Verblijfsmogelijkheid

Sta-gelegenheid Zitgelegenheid Liggelegenheid

21


Selecteren Het volledige scala aan inrichtingsaspecten, op het abstractieniveau van laag 2 in het voorbeeld, is nog steeds erg breed en erg specifiek. Met het onderzoeksonderwerp in het achterhoofd zijn er nog een tweetal selectiecriteria van toepassing voor de inrichtingsaspecten gebruikt gaan worden in het onderzoek. Op de pagina hier naast is deze selectie schematisch weergegeven. Ruimtelijk en functioneel Hoe met beplanting om kan worden gegaan om gebruik te stimuleren is een ruimtelijk vraagstuk. Om die reden hebben we in dit onderzoek weinig aan inrichtingsaspecten die betrekking hebben op specifieke objecten. Het eerder genoemde ‘klimrek’ als speelaanleiding is hier een voorbeeld van. Speelaanleiding kan op meerder manieren geïnterpreteerd worden qua inrichting, maar een klimrek is alleen bedoeld om in te klimmen en kent geen andere mogelijk gebruiksdoel. Wanneer men wil voetballen, heeft men een vlakke ondergrond nodig en voldoende ruimte. Doelpalen (zeer specifiek) zijn vaak wel aanwezig, maar niet noodzakelijk. De vlakke ondergrond en voldoende ruimte, zijn inrichtingsaspecten die hoofzakelijk een ruimtelijke invulling en heeft. Deze zijn van belang voor ons onderzoek, daarom zijn in het voorbeeldschema op de vorige pagina in de derde laag deze ruimtelijke inrichtingsaspecten opgenomen. In het voorbeeld is te zien dat ‘speelaanleiding’ onder ‘open ruimte’, ‘beschutting’ en ‘terreinafscherming’ valt. In het schema is de ordening hier op een onjuiste wijze toegepast. Echter, de begrippen in de derde laag van het schema, kloppen wel in relatie tot de tweede laag. De begrippen in de derde laag zijn ruimtelijk van aard en dragen bij aan de meer specifieke inrichtingsaspecten uit de tweede laag. Een ‘open ruimte’ kan immers als speelaanleiding dienen. 22

De derde laag inrichtingsaspecten zijn de ruimtelijke aspecten die de schakels vormen in dit onderzoek tussen het gebruik en de benodigde beplanting om dit gebruik te stimuleren. Kwantitatief Omdat de bepaalde inrichtingsaspecten in eerste instantie voort zijn gekomen uit de waargenomen vormen van gebruik, zijn die nog steeds leidend. Sommige vormen van gebruik zijn eenmaal meer objectgericht (en dus functioneel) dan andere. Als uitzondering worden in dit onderzoek ook een tweetal inrichtingsaspecten meegenomen in de derde laag van het schema die meer functioneel van aard zijn, in plaats van ruimtelijk. Een logisch gevolg hiervan is dat er niet of nauwelijks beplanting aan te koppelen is.


INRICHTINGSASPECTEN

1. WELKE KOMEN HET MEEST VOOR BIJ DE ONDERZOCHTE TERREINEN?

KWANTITEIT

DOORDAT WE TE MAKEN HEBBEN MET EEN BREED ONDERZOEK, MAKEN WE EEN SELECTIE DOOR DE MEEST ALGEMENE INRICHTINGSASPECTEN TE FILTEREN DIE HET MEESTE RAAKVLAK HEBBEN.

2. KAN BEPLANTING EEN BIJDRAGE/INVULLING GEVEN AAN DE GEFILTERDE INRICHTINGSASPECTEN?

RUIMTELIJK

WANT, VANUIT ONZE ONDERZOEKSAANLEIDING EN ONDERZOEKSDOELSTELLING WILLEN WE VERKENNEN WAT DE INRICHTINGSMOGELIJKHEDEN ZIJN MET BEPLANTING

Schematische selectieprocedure van inrichtingsaspecten voor de 3e laag

23


Gebruiksgroepen Alle geïnventariseerde gebruikstypen kennen vaak overlap. Daarom is het belangrijk de overeenkomstige gebruikstypen te ordenen in gebruiksgroepen. In het voorbeeld hiernaast is te zien dat meerdere gebruikstypen in een gebruiksgroep genaamd ‘spelen’ te vangen zijn. Deze gebruiksgroepen worden niet alleen gevormd voor het scheppen van overzicht, maar ook als middel om als selectiemateriaal te gaan kiezen voor veel voorkomende programmagroepen. Programmagroepen De programmagroepen zijn het product van een analyse van alle gevonden gebruikstypen en -groepen. Er wordt gekeken welke abstractieslag er nog te maken valt met de gebruiksgroepen. 24

Hutten bouwen Klimmen Ravotten Waterspelen

Gebruikstypen

Schommelen

Spelen

Gebruiksgroep

Programmagroep

Gebruikstypen Tijdens de inventarisatie van zowel braakliggende als ontworpen terreinen, wordt naast de inrichting ook het gebruik geïnventariseerd. Alle vormen van gebruik die zijn aangetroffen worden de gebruikstypen genoemd. Deze gebruikstypen zijn erg specifiek van aard en zijn daarom het beste te koppelen aan de 1e laag inrichtingsaspecten (zie paragraaf 2.3). In het schema hiernaast is een hiërarchisch voorbeeld te zien.

Verstoppertje

Zitten Liggen Staan Zonnen Picknicken

Zandbakspelen

Gebruiksgroep

Tijdens de inventarisatie van zowel de braakliggende als ontworpen terreinen, zullen zeer veel gebruikstypen naar voren komen. Om het onderzoek meer richting en focus te geven, is gekozen om alle gebruikstypen kritisch te bekijken en te groeperen in verschillende soorten programma. Deze programmagroepen zullen als uitgangsscenario dienen bij het onderzoek naar passende beplanting wanneer deze scenario’s gewenst zijn op een braakliggend terrein. De beplantingsgroepen die onderzocht worden zullen via de inrichtingsaspecten gekoppeld worden aan deze programmagroepen.

Gebruikstypen

2.4 Programma | Methodiek

Speeltuin

Verblijven/ ontmoeten

Schematische ordening van het ‘gebruik’ in dit onderzoek

Aanzet Wanneer de gebruiksgroep ‘spelen’ of gebruikstypen uit de categorie ‘spelen’ vaker voorkomen op de bezochte terreinen, geeft dit aanleiding het gebruik verder te onderzoeken i.r.t. het toepassen van beplanting. ‘Spelen’ komt vaak voor en is dus een interessante gebruiksgroep om verder te onderzoeken. In het voorbeeld is ook de gebruiksgroep ‘verblijven/ontmoeten’ ontstaan. Die gebruiksgroep bleek in het onderzoek in vrijwel elk bezocht gebied voor te komen en is dus als algemeen te beschouwen. Vorming Het vormen van de programmagroepen, die als onderzoeksmateriaal gaan dienen, gebeurd door overeenkomstige kenmerken van de gebruikstypen en -groepen te vergelijken en samen te brengen in een nieuw ‘thema’. In het voorbeeld is dit thema ‘Speeltuin’. In het voorbeeld zijn de gebruiksgroepen ‘spelen’ en ‘verblijven/ontmoeten’ samen in de program-


GEBRUIKSTYPEN

1. WELKE KOMEN HET MEEST VOOR BIJ DE ONDERZOCHTE TERREINEN?

KWANTITEIT

DOORDAT WE TE MAKEN HEBBEN MET EEN BREED ONDERZOEK, MAKEN WE EEN SELECTIE DOOR DE MEEST ALGEMENE VORMEN VAN GEBRUIK TE FILTEREN DIE HET MEESTE RAAKVLAK HEBBEN.

2. ZIJN ER INTERESSANTE GEBRUIKSTYPEN DIE PRIMA TOEPASBAAR ZIJN ALS THEMA OP BRAAKLIGGENDE TERREINEN?

POTENTIE

OM HET ONDERZOEK ZO VOLLEDIG MOGELIJK TE DOEN EN OOK VERNIEUWEND TE BLIJVEN, WORDT MET GEZOND VERSTAND GEZOCHT NAAR POTENTIEËLE PROGRAMMAGROEPEN WAAR MET BEPLANTING OP INGEZET KAN WORDEN.

Schematische verwerkingsprocedure van gebruikstypen

magroep ‘Speeltuin’ gevoegd. Ander potentieel Een tweede stap is het opstellen van potentiële programmagroepen die wel interessant zijn, maar niet breed vertegenwoordigd in het referentieonderzoek. Zo blijft het onderzoek vernieuwend en zo volledig mogelijk. UItwerking programmagroepen De opgestelde programmagroepen worden beschrijvend en beeldend uitgewerkt. De eerder beschreven inrichtingsaspecten zijn al gekoppeld aan de individuele gebruikstypen en -groepen. Deze worden ook toegekend aan de programmagroepen. Later in het onderzoek kan dit als leidraad gebruikt worden om beplantingsmogelijkheden mee te verkennen.

25


2.5 Beplanting | Methodiek De beplanting is het laatste belangrijke onderdeel van het onderzoek. Deze paragraaf laat zien hoe omgegaan is met het onderwerp beplanting in relatie tot het eerder behandelde gebruik en de inrichtingsaspecten. Met beplanting moet een ‘tijdelijke’ invulling gegeven gaan worden aan braakliggende terreinen om ruimtelijke condities te scheppen die bepaalde vormen van gebruik zullen stimuleren. Door eerst een ‘traditionele’ invulling te beschrijven, kan bekeken worden of dit haalbaar is binnen een passend tijdspad waarin een terrein braak ligt. Vervolgens wordt, indien mogelijk, een alternatief voorstel gedaan om alsnog gehoor te geven aan een bepaald inrichtingsaspect met een bepaalde beplantingsgroep. Beplantingsgroepen Het vormen van beplantingsgroepen is de eerste stap in het verkennen van de verschillende beplantingsmogelijkheden. De verschillende beplantingsgroepen die zijn opgesteld komen

Bos

Principewerking

26

voort uit het bezoek van de ontworpen terreinen en uit eigen inzicht. Hiermee wordt een beschrijving in woord en beeld gegeven van de voorkomende beplantingsgroepen. Relatie met inrichtingsaspecten Na het beschrijven van de verschillende beplantingsgroepen worden de inrichtingsaspecten naast de beplantingsgroepen gelegd. Er wordt dan per beplantingsgroep gekeken hoeveel van de inrichtingsaspecten hier op van toepassing kunnen zijn. Het betreft de inrichtingsaspecten van het hoogste abstractieniveau (zie paragraaf 2.3). Beplantingsvoorstellen De volgende stap is het maken van een beplantingsvoorstel per inrichtingsaspect, zoals deze hoort bij een beplantingsgroep. Eerst wordt een ‘traditioneel’ voorbeeld uitgelegd waarin de verbinding gelegd wordt tussen de beplantingsgroep en het inrichtingsaspect, waarna er

Uitleg beplantingsgroep

Open ruimtes kunnen gevormd worden wanneer deze omringt is door bos. Dat bos kan verschillende uiterlijke kenmerken hebben. De overgang van een open ruimte naar bos kan een vrij harde overgang zijn. De open ruimte gaat dan in één keer over in een gesloten en donkere ruimte. De overgang kan ook geleidelijk plaatsvinden doordat aan de rand van de opgaande bomen een zoom en/ of mantel van struiken te vinden is.


(indien mogelijk) voorstellen worden gedaan voor een bepaald tijdspad. Uitleg beplantingsgroep Het inrichtingsaspect is niet voor niets aan een beplantingsgroep gekoppeld, een beplantingsgroep kan immers bijdragen aan het inrichtingsaspect. In het voorbeeld is de beplantingsgroep ‘Bos’ gekoppeld aan het inrichtingsaspect ‘Open ruimte’. Er wordt hier in een tabel-achtige vorm uitleg gegeven over hoe bos een open ruimte kan vormen. Tijdspad Er is gekozen voor drie verschillende termijnen als het gaat om de beschikbaarheid van een braakliggend terrein. Deze tijd is dus ook beschikbaar voor de beplanting en dus moet de beplanting binnen die tijd zijn rol kunnen vervullen in relatie tot één of meerdere inrichtingsaspecten. Er is gekozen voor; 0-2 jaar, 0-5 jaar en 0-10 jaar. Dit zijn de meest voorkomende termijnen als het gaat om braakliggende

terreinen. Beplantingsvoorstellen Met de uitleg van de beplantingsgroep als referentie, wordt gekeken of deze referentie ook haalbaar is in de gestelde termijnen waarin braakliggende terreinen beschikbaar zijn. Wanneer dit niet het geval is wordt gekeken naar alternatieven die passen binnen het gestelde tijdspad. Hier wordt vervolgens een korte beschrijving van gegeven die ingaat op het beheer, sortiment en de aanleg.

Invulling tijdelijke toepassing

mogelijke plantsoorten

0-2 jaar In een tijdsbestek van 0-2 jaar is het niet mogelijk om d.m.v. bos een open ruimte te creëren.

-

0-5 jaar In een tijdsbestek van vijf jaar is het niet goed mogelijk een bos te vormen. Het is wel mogelijk een aanzet te geven naar een lager bostype, wat uit slechts één soort bestaat, het productiebos. Door de gelijke soorten, en de relatief kleine onderlinge afstand van de bomen, worden de bomen snel langer. Onderhoud is in principe niet nodig.

Alnus glutinosa Fraxinus excelsior Salix alba

27


28


3. Gebruikstypen Het menselijk gebruik van de braakliggende buitenruimte is van groot belang in dit onderzoek. Dit hoofdstuk beschrijft de waargenomen vormen van gebruik op braakliggende en ontworpen terreinen. Verder worden deze gegevens doorvertaald in een aantal programmagroepen die als brede basis dienen om beplantingsvoorstellen aan te kunnen koppelen.

29


3.1 Braakliggende terreinen| Gebruikstypen De gebruikstypen die waargenomen zijn op de tijdelijk ingevulde braakliggende terreinen worden in deze paragraaf behandeld. Deze paragraaf geeft daarmee een introducerend beeld over braakliggende terreinen en hoe er op dit moment mee omgegaan wordt. Samenvatting tabel Hieronder wordt een samenvatting gegeven van de dingen die opvallen in de tabel op de pagina hiernaast. De tabel geeft het gebruik weer van de bezochte braakliggende terreinen. Verblijven Zitten, staan, liggen en zonnen zijn vormen van verblijven en zijn bijna op ieder bezocht terrein waargenomen. Daarom worden deze als algemene vormen van terreingebruik beschouwd. Horeca en parkeren Autoparkeren en fietsparkeren zijn vormen van parkeren die slechts op enkele plaatsen zijn gezien. Dineren, drinken en lunchen zijn slechts op ĂŠĂŠn locatie waargenomen. Deze plek was speciaal hierop ingezet. Sport en spel Speel- en sportactiviteiten zijn veel waargenomen tijdens het bezoek aan de braakliggende terreinen. Hiervoor waren diverse voorzieningen getroffen. Deze voorzieningen waren afwisselend wel of niet gebruikspecifiek van aard. Moestuinieren Op de braakliggende terreinen wordt regelmatig aan groente-, fruit-, en kruidenteelt gedaan. Dit is hier vaak opgelost door het gebruik van verhoogde vierkante bakken waarin de gewassen geteeld worden. Daarnaast kwam ook teelt in de volle grond voor. Evenementen De gebruikstypen film-, muziek- en theatervoorstellingen komen samen met een kunstexpositie erg weinig voor, maar vormen een heel andere vorm van (vaak grootschalig) ruimtegebruik. De braakliggende terrein waren geschikt 30

gemaakt voor dit type gebruik, door het aanbrengen van grote vlaktes in verschillende soorten materiaal. Er zijn dus geen gebruiksspecifieke voorzieningen voor getroffen. De interpretatie van de inrichting van deze plekken liet vaak vele andere mogelijkheden open.


pe Ka r ca ve m l1 pi ng 8 Bo ng e La rd nd je H e a. t S d. K c o Ko hou me te w p ns Ja v in a Oo ge E l ste ila lijk nd Te rre e H in and d W e ib e S lsk au tro ad Be tstr ok e lla aa tH m v Pa ypl ei A rk n P Ki resi nd k er haa b He oe f em rd er t De uin ij St e De ile T Ro uin n W de iFi W Tu eid in e

m Ca

X

Hutten bouwen

X

X

Waterspelen

X

X

Verstoppertje

X

X

X

X

X

X

X

Ravotten Klimmen Schommelen

X

Voetballen

X

X

X

X

X

X

X

X

X X

X

X

Wipwappen

X

X

X X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Zandbakspelen

X

X

X

Spelletjes

X

X

X

Zitten

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Staan

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Liggen

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Zonnen

X

X

X

X

X

X

X

X X

X

X

X

Vissen

X

X

Fotograferen X

Theatervoorstellingen Filmvoorstellingen

X X

Kunstexpositie

X

Barbecuen

X

X

X

Muziekvoorstellingen

X X

X

X

Markt

X

Braderie

X

Basketbal

X

Fitness X

Fietsparkeren

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Hardlopen Autoparkeren

X

X

X

X

X

X

X

Dineren

X

X

Drinken

X

X

Lunchen

X

X X

Planteneducatie Insecteneducatie

X

Landschapseducatie

X

Fruitteelt

X

X

X

X

X

Groenteteelt

X

X

X

X

X

Kruidenteelt

X

X

X

X

X

Compostverwerking

X

Overnachten Ontmoeten

X

X

X X

X

X

X

Tabel met gebruikstypen per bezochte locatie

X

X

X

X

X

X

X

X

X

31


3.2 Ontworpen terreinen | Gebruikstypen De gebruikstypen die waargenomen zijn op de ontworpen terreinen worden in deze paragraaf behandeld. Deze paragraaf geeft daarmee een beeld over hoe dezelfde gebruikstypen naar voren komen in ontworpen terreinen. Samenvatting tabel Hieronder wordt kort omschreven wat bij de ontworpen terreinen opgevallen is aan de verschillende soorten van gebruik. Verblijven Zitten, staan, liggen en zonnen zijn vormen van verblijven en kwamen ook bij de ontworpen terreinen naar voren. Hier was echter veel meer aandacht aan geschonken. Voorzieningen zoals bankjes e.d. waren in overvloed aanwezig. Hier is in het ontwerp duidelijk op ingezet. Horeca en parkeren Deze vormen van terreingebruik bleken moeilijk te onderzoeken. De gebruiksvormen zijn op zowel braakliggende als ontworpen terreinen aanwezig. Het vergelijken is echter lastig omdat horeca en parkeren op braakliggende terreinen op een heel ander schaalniveau is voorgekomen dan op ontworpen terreinen. Dit maakt het vergelijken lastig. Sport en spel Speel- en sportactiviteiten zijn meerdere keren waargenomen tijdens het bezoek aan de ontworpen terreinen. Een fitnessveldje was bijvoorbeeld een nieuwe vorm van sporten, wat bij de braakliggende terreinen nog niet voorgekomen was. Ook werd er op ontworpen terreinen veel meer gebruik gemaakt van inrichtingselementen die specifek voor sport en spel te gebruiken zijn. Moestuinieren Ook volkstuintjes zijn bezocht bij de ontworpen terreinen. Hier waren ook privĂŠplekjes gecreĂŤerd. De tuintjes werden op verschillende manieren begrensd en de groenten en fruit werden in de volle grond verbouwd. 32

Evenementen Voor gebruikstypen film-, muziek- en theatervoorstellingen is een speciaal ontworpen terrein bezocht. De ruimte om vele mensen te ontvangen kwam hier duidelijk naar voren. Er was plek gemaakt voor een podium.


m pe Ka r ca ve m l1 pi ng Bo 8 ng e La rd nd je H e a. t S d. K c o Ko hou me te w p ns Ja in Oo va E ge l ste ila lijk nd Te rre e H in and d W e ib e S lsk au tro ad Be tstr ok e lla aa tH m v Pa ypl ei A rk n P Ki resi nd k er haa He boe f em rd er t De uin ij St e De ile T Ro uin n W de iFi W Tu eid in e

Ca

X

Hutten bouwen

X

X

Waterspelen

X

X

Verstoppertje

X

X

X

X

X

X

X

Ravotten

X

X

Klimmen

X

X

Schommelen

X

X

Voetballen

X

X

X

X

X

X

X X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Wipwappen Zandbakspelen

X X X

Spelletjes

X

X

X

X

X

X

Zitten

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Staan

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Liggen

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Zonnen

X

X

X

X

X

X

X

X

Vissen

X

Fotograferen

X X

Theatervoorstellingen Filmvoorstellingen

X

X X

X

X

X

X

X

Muziekvoorstellingen Kunstexpositie

X

Barbecuen

X

X

X

Markt

X

Braderie

X

Basketbal

X

Fitness X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Hardlopen

X

X

X

X

Fietsparkeren

X

X

Dineren

X

X

Drinken

X

X

Lunchen

X

X

Autoparkeren

X

Planteneducatie

X

Insecteneducatie

X X

Landschapseducatie Fruitteelt

X

X

X

X

X

Groenteteelt

X

X

X

X

X

Kruidenteelt

X

X

X

X

X

Compostverwerking

X

Overnachten Ontmoeten

X

X

X X

X

X

X

Tabel met gebruikstypen per bezochte locatie

X

X

X

X

X

X

X

X

X

33


3.3 Programmagroepen | Gebruikstypen

EVENEMENTENteRRein

SPeeltUin

UitZOnDeRinGen Op de bezochte terreinen zijn ook gebruikstypen aangetroffen die een uitzondering vormden. Zitten, staan, liggen en zonnen vormen samen een algemeen gebruikstype en komen op elk terrein in verschillende vormen terug. Hiervoor is geen apart programma opgesteld. Deze vorm van terreingebruik is (logischerwijs) in iedere programmagroep van toepassing. Het is aan de ontwerper van de plek om dit goed

34

Hutten bouwen Waterspelen Verstoppertje Ravotten Klimmen Schommelen Wipwappen Zandbakspelen Spelletjes

theatervoorstellingen Filmvoorstellingen muziekvoorstellingen Kunstexpositie markt Braderie

Andere gebruikstypen die uniek waren zijn planteneducatie, insecteneducatie en landschapseducatie. Deze vormen van educatie kwamen voor op de ontworpen terreinen en vormen een interessant programma in relatie tot het onderzoek, waarbij de invulling d.m.v. beplanting een belangrijke rol speelt. Deze gebruikstypen zijn daar uitermate geschikt voor en vormen dus wel één van de zeven programmagroepen. BeSCHRiJVinG De zeven opgestelde programmagroepen zijn hieronder te zien, samen met de gebruikstypen die het programma bepalen. Een beschrijving van deze programmagroepen is te vinden in hoofdstuk 5.

SPORtVelD

Veel gebruikstypen hebben dezelfde overeenkomsten en vallen te categoriseren onder een programma. Vanuit de voorgaande tabellen is dat ook gedaan en dat heeft als resultaat zeven programmagroepen opgeleverd.

te integreren. Andere unieke gebruikstypen waren vissen en overnachten. Deze zijn één enkele keer voorgekomen tijdens het terreinbezoek. Hier is dan ook geen apart programma voor opgesteld.

PaRKeRen

Zoals in voorgaande paragrafen is behandeld, zijn op zowel de braakliggende terreinen als op de ontworpen terreinen veel diverse gebruikstypen waargenomen. Die gebruikstypen zijn belangrijk voor het opstellen van de programmagroepen.

Voetbal Basketbal Fitness Hardlopen

autoparkeren Fietsparkeren


NATUUReDUCatie

HOReCa mOeStUinieRen

Dineren Drinken lunchen

Planteneducatie Insecteneducatie Landschapseducatie

Fruitteelt Groenteteelt Kruidenteelt Compostverwerking

35


36


4. Inrichtingsaspecten De inrichtingsaspecten vormen in ons onderzoek een belangrijk scharnierpunt. Enerzijds worden de inrichtingsaspecten aangestuurd door het programma en anderzijds door beplantingen. De inrichtingsaspecten zijn de schakel tussen deze twee en zorgen ervoor dat de invulling van een terrein goed functioneert.

37


4.1 Begripuitleg| Inrichtingsaspecten Een inrichtingsaspect is een algemene terreinconditie die gevormd wordt door één of meerdere inrichtingselementen en daarmee bij kan dragen aan een vorm van gebruik.

terrein. Dat gebruik wordt gestuurd door een bepaalde inrichting, zowel direct als indirect. De inrichting kan speciaal gericht zijn op één functie, dan is het een functioneel element, met een directe aanleiding om te gebruiken. Wanneer een inrichting meerdere functies kan vervullen is het vaak een ruimtelijke element en geeft het een indirecte aanleiding tot gebruik.

De inrichtingsaspecten zijn bepaald aan de hand van de informatie die is verkregen uit het inventariseren van de verschillende braakliggende terreinen en ontworpen terreinen.

De verschillende aanleidingen tot gebruik kunnen verpakt worden in een algemene terreinconditie: een inrichtingsaspect.

SAMENSTELLEN INRICHTINGSASPECT Aan de hand van onderstaand schema wordt duidelijk hoe het samenstellen van de inrichtingsaspecten gegaan is. Eerst is gekeken naar het gebruik op een

KLIMMEN

GEBRUIK

BOSJES

KLIMREK

Indirecte klimaanleiding

Directe klimaanleiding

Ruimtelijk element met meerdere functies

Functioneel element met één functie

SPEELAANLEIDING

INRICHTING

INRICHTINGS ASPECT

Schema; samenstellen van de inrichtingsaspecten

38


INRICHTINGSASPECTEN

SELECTEREN VAN INRICHTINGSASPECTEN Uit de bezochte gebieden zijn veel inrichtingsaspecten voort gekomen. Om het onderzoek doeltreffend te houden, wordt een selectie gemaakt door in eerste instantie te kijken welke inrichtingsaspecten het meest voor komen bij de gekozen programmagroepen. Daarna gaan de inrichtingsaspecten nog een keer door hetfilter en wordt gekeken of de inrichtingsaspecten door middel van beplanting een ruimtelijke invulling kunnen geven. Er zijn acht inrichtingsaspecten die het gebruik en de inrichting het beste overkoepelen. Met deze acht inrichtingsaspechten wordt het onderzoek vervolgd.

1. Open ruimte 2. Beschutting 3. Vlakte 4. Hoogteverschillen 5. Plekaanduiding 6. Terreinafscherming 7. Moestuinieren 8. Biodiversiteit

INRICHTINGSASPECTEN

1. WELKE KOMEN HET MEEST VOOR BIJ DE ONDERZOCHTE TERREINEN?

KWANTITEIT

DOORDAT WE TE MAKEN HEBBEN MET EEN BREED ONDERZOEK, MAKEN WE EEN SELECTIE DOOR DE MEEST ALGEMENE INRICHTINGSASPECTEN TE FILTEREN DIE HET MEESTE RAAKVLAK HEBBEN.

2. KAN BEPLANTING EEN BIJDRAGE/INVULLING GEVEN AAN DE GEFILTERDE INRICHTINGSASPECTEN?

Schema; selecteren van de inrichtingsaspecten

RUIMTELIJK

WANT, VANUIT ONZE ONDERZOEKSAANLEIDING EN ONDERZOEKSDOELSTELLING WILLEN WE VERKENNEN WAT DE INRICHTINGSMOGELIJKHEDEN ZIJN MET BEPLANTING

39


4.2 Toelichting | Inrichtingsaspecten In de voorgaande paragraaf is een introductie gegeven over het ontstaan van de inrichtingsaspecten en hoe op basis van filtering tot een selectie van acht inrichtingsaspecten is gekomen. Om een duidelijk beeld te krijgen wat zo’n inrichtingsaspect nou eigenlijk inhoudt en wat het doet voor een plek, wordt hieronder per inrichtingsaspect een beeld geschetst hoe zo’n inrichtingsaspect bijdraagt aan de invulling van een terrein.

Open ruimte

Een open ruimte wordt gevormd door de plaatsing van een rand of omheining. Door de plaatsing van bijvoorbeeld een houtsingel aan de rand van een terrein, ontstaat er binnenin een vrije ruimte. Deze ruimte is een open ruimte. De wanden en het grondvlak van een terrein zijn de ruimtebepalende elementen van een open ruimte.

Het voorbeeld laat zien dat het grondvlak wordt gevormd door het weiland en de bosrand is de wand. Samen vormen ze de open ruimte.

40


Beschutting

Beschutting wordt gecreĂŤerd om een gebied te beschermen tegen diverse weersinvloeden. Die weersinvloeden kunnen zijn: zon, regen, wind, e.d. Die beschutting kan op verschillende manieren worden verkregen. Door het plaatsen van hagen kan beschutting tegen wind worden verkregen, de plaatsing van bomen zorgt er bijvoorbeeld voor dat het zonlicht gefilterd, of tegengehouden wordt. Op deze afbeelding is te zien hoe de bomenrij door zijn bladerdek beschutting biedt tegen zon en regen. Dieren en mensen kunnen hier baat bij hebben.

Vlakte

Wanneer een gebied bijna tot geen hoogteverschillen heeft is er sprake van een vlakte. Vlaktes zijn bij enkele gebruiksgroepen van groot belang, omdat het terrein anders niet geschikt is voor een bepaalde vorm van gebruik. Voor de sport voetbal is bijvoorbeeld een vlakte nodig. Dat wil zeggen een grasveld met weinig reliĂŤf, zodat de bal goed rolt en men geen blessures oploopt.

Op deze afbeelding is te zien hoe het grasveld de vlakte maakt. Doordat er weinig hoogteverschillen in zitten is het goed geschikt om om te spelen en sporten

41


Hoogteverschillen

Hoogteverschil in het grondvlak van een terrein kan er voor zorgen dat het terrein heel anders beleefd wordt. Er ontstaan verschillende niveaus, waardoor het terrein spannender wordt in beleving en intieme plekjes gecreĂŤerd kunnen worden. Hoogteverschil kan ook in beplanting worden gecreĂŤerd, waardoor een terrein veel meer variatie krijgt en interessanter wordt in beleving.

Op de afbeelding hiernaast is te zien dat bollen zijn toegepast om hoogteverschillen te creĂŤren. De bollen komen een stukje boven het maaiveld uit, maar ook ten opzichte van elkaar verschillen ze in hoogte.

Plekaanduiding

Om een gebied aan te duiden, of af te bakenen kan gebruik worden gemaakt van plekaanduiding. Dit kan op verschillende manieren. Door het gebruik van verschillende materialen als grondvlak, kan een plek aangeduid worden. Een andere manier om een plek aan te duiden is het plaatsen van hagen tussen de verschillende plekken. Zo wordt een gebied aangeduid of een eigendom ingekaderd. Hier is te zien dat er door verschil in grondvlak plekken worden aangeduidt. Door het gebruik van hagen wordt de plekaanduiding nog sterker gemaakt.

42


Terreinafscherming

Voor sommige vormen van gebruik is het van belang dat een terrein afgeschermd wordt. Terreinafscherming wordt bijvoorbeeld gebruikt om te voorkomen dat er ongenodigde gasten (mensen en dieren) op het terrein komen. Terreinafscherming kan ook gebruikt worden om het terrein veilig te maken voor kinderen, zodat ze niet met verkeer in aanraking kunnen komen. Daarnaast zorgt de afscherming er ook voor dat bijvoorbeeld ballen binnen het terrein blijven, wanneer er spellen worden gespeeld. Dit zijn allemaal vormen van fysieke terreinafscherming. Daarnaast kan ook sprake zijn van visuele terreinafscherming. Hierbij heeft de afscherming als doel om een ruimte te duiden.

Dit is een voorbeeld van visuele terreinafscherming. De bosrand duidt de ruimte aan en schermt het gebied op die manier af.

43


Tuinbouwmogelijkheden

Onder tuinbouwmogelijkheden wordt verstaan dat er op een bepaalde plek ruimte is, waar verschillende gewassen worden geteeld. Te denken valt aan het verbouwen van groente en fruit en het kweken van kruiden. Het verbouwen van de gewassen kan op verschillende manieren gedaan worden; in de volle grond, maar ook in verhoogde bakken. Tuinbouwmogelijkheden draait om alle ‘vereisten’ die tuinbouw als gebruik mogelij kmaken op een terrein. De houten bakken die hier geplaatst zijn maken het mogelijk om groente en fruit te verbouwen.

Biodiversiteit

Een grote verscheidenheid aan planten en dieren (flora en fauna) kan een heel verrassend gebied opleveren. Door de aanplant van diverse soorten bomen, heesters, vaste planten, kruiden en ruigtevegetaties kan een bijzonder klimaat gecreëerd worden, waar veel diersoorten zich thuis voelen. De flora en fauna hebben elkaar nodig om te kunnen overleven. Zo’n gebied is geen dag hetzelfde, het veranderd continue, waardoor dit gebied zeer interessant is. Wanneer veel verschillende soorten beplanting wordt gebruikt, trekt dit ook vele diersoorten. Op de afbeelding wordt een vlinder getrokken door de toepassing van ruig grasland.

44


45


46


5. Programma Uit de verschillende gebruikstypen van de braakliggende terreinen en ontworpen terreinen zijn programma’s voortgekomen. Door middel van deze programma’s kan heel gemakkelijk een invulling bepaald worden wanneer gemeenten een invulling willen geven aan een braakliggend terrein. Door vervolgens de bijbehorende inrichtingsaspecten te koppelen aan de beplanting, kan een ontwerper met de bijbehorende beplantingsbouwstenen een passende inrichting gerealiseerd worden op zo’n terrein.

47


5.1 Algemeen | Programma

BESCHRIJVING PROGRAMMA In dit hoofdstuk wordt elk programma behandeld in een aparte paragraaf. Er wordt per programma een beschrijving gegeven wat er verstaan wordt onder het programma, gecombineerd met een afbeeldingsstrip die laat zien hoe dat programma er uit kan zien. Vervolgens worden de inrichtingsaspecten gekoppeld aan de verschillende programma’s. Er zijn acht verschillende inrichtingsaspecten, zoals die in Hoofdstuk 4 beschreven zijn. Niet elk inrichtingsaspect is in dezelfde mate van toepassing op het programma. Deze kunnen namelijk een grote, kleine of nauwelijks tot geen rol spelen i.r.t. het programma en dus de inrichting. De pictogrammen, behorende bij de inrichtingsaspecten worden boven aan de pagina weergeven. Dit kan op drie verschillende manieren. Deze worden op de pagina hiernaast beschreven.

48

GEVORMDE PROGRAMMA’S

In Hoofdstuk 4 is ingegaan op de gebruikstypen die naar voren kwamen op de braakliggende terreinen en ontworpen terreinen. Deze gebruikstypen konden ondergebracht worden in een overkoepelend programma. Volgens de eerder beschreven methodiek in Hoofdstuk 2 zijn hier zeven programmagroepen uit ontstaan.

Speeltuin Sportveld Evenemententerrein Parkeren Horeca Moestuinieren Natuureducatie


BELANG VAN DE INRICHTINGSASPECTEN De pictogrammen van de inrichtingsaspecten geven direct duidelijkheid over het feit of ze wel of niet van groot belang zijn om de schakel te vormen tussen het gebruik en de beplantingsinvulling. Bij elk programma wordt vervolgens elk inrichtingsaspect kort toegelicht, waardoor duidelijk wordt wat zo’n inrichtingsaspect kan doen om de programma’s mogelijk te maken.

Open ruimte

Hoogteverschillen

Biodiversiteit

Speelt een grote rol

Dit pictogram geeft het inrichtingsaspect ‘Open Ruimte’ weer. In dit geval heeft het pictogram een vette omlijning. Dat wil zeggen dat het inrichtingsaspect erg van toepassing is op het programma en dus een belangrijke schakel vormt tussen het gebruik en de inrichting d.m.v. beplanting.

Speelt een kleine rol

Dit pictogram geeft het inrichtingsaspect ‘Hoogteverschillen’ weer. In dit geval heeft het pictogram een grijze omlijning. Dat wil zeggen dat het inrichtingsaspect weinig van toepassing is op het programma en dus een iets minder belangrijke schakel vormt tussen het gebruik en de inrichting d.m.v. beplanting.

Speelt geen of nauwelijks een rol

Dit pictogram geeft het inrichtingsaspect ‘Biodiversiteit’ weer. In dit geval heeft het pictogram een grijze omlijning én is doorstreept. Dat wil zeggen dat het inrichtingsaspect vrijwel niet van toepassing is op het programma en dus geen belangrijke schakel vormt tussen het gebruik en de inrichting d.m.v. beplanting.

49


5.1 Speeltuin| Programma In een kinderrijke buurt kan prima gekozen worden voor een kinderspeeltuin. Zo’n kinderspeeltuin kan een speelveld, strijdveld, andere planeet of zelfs kasteel zijn in de beleving van de kinderen. Hier kunnen ze even helemaal ontsnappen aan de dagelijkse bezigheden en onbezonnen spelen zonder te veel te maken te hebben met de bewoonde wereld. Ontdekken en spelend leren. Dat is wat kinderen in een speeltuin horen te doen. Geen klimrek met een zacht zandbed, maar bijvoorbeeld een omgevallen boom waar in geklommen kan worden. De speeltuin is hier een ‘echte’ tuin die gebruikt kan worden door de rijke fantasie van de kinderen. Hier kunnen ze veilig en vrij spelen. Een speeltuin draagt ook actief bij aan beweging onder kinderen. Vooral in de meer dichtbebouwde steden en dorpen is vaak minder ruimte voor kinderen om actief te bewegen door middel van spelen. Daarom zou een speeltuin een zeer geschikte invulling kunnen zijn voor een braakliggend terrein in bijvoorbeeld een woonwijk.

50


Open ruimte

Beschutting

Vlakte

Hoogteverschillen

Plekaanduiding

Terreinafscherming

Tuinbouwmogelijkheden

Biodiversiteit

OPEN RUIMTE

Ruimte om te spelen is erg belangrijk voor kinderen. Een ´open ruimte´ biedt kans voor meer specifieke vormen van spelen zoals; voetbal, tikkertje, softbal, trefbal en frisbee.

BESCHUTTING

Om voor kinderen een veilige en geborgen speelplek te creëren, is voldoende beschutting tegen de buitenwereld erg belangrijk. Met voldoende beschutting wordt er ook voor gezorgd dat kinderen een ‘eigen’ speelwereld krijgen waarin ze nieuwe dingen kunnen ontdekken.

VLAKTE

Om bepaalde vormen van balspellen mogelijk te maken is een vlakke ondergrond op sommige delen in de speeltuin erg belangrijk. Dit is meer een terreineigenschap dan een inrichtingsaspect, maar wel een belangrijke, omdat een vlakke ondergrond de speeltuin bereikbaar en toegankelijk kan maken.

HOOGTEVERSCHILLEN

Om de speeltuin een uitdagend en avontuurlijk speelterrein te laten zijn, is variatie erg belangrijk. Spelen met hoogteverschillen in beplanting en maaiveld kan een krachtige extra dimensie toevoegen aan de speelbeleving. Het biedt aanleiding tot verstoppen, springen en ravotten. Dit kan bereikt worden door ook afwisselend om te gaan met beplantingshoogten.

PLEKAANDUIDING

hiervan) om verschillende soorten gebruik aan te duiden. In de praktijk kan dit betekenen dat rondom een speeltoestel vaak een ander soort grondvlak te zien is. Hierbij kan gedacht worden aan het zand rondom een speeltoestel.

TERREINAFSCHERMING

Het duidelijk herkenbaar maken van het speelterrein en voorkomen dat spelende kinderen ongecontroleerd de straat op rennen zijn de voornaamste doelen van terreinafscherming. De herkenbaarheid zit in een duidelijke uitstraling naar buiten toe, die laat zien dat het terrein al een invulling heeft. De meer fysieke afscherming is er meer voor de veiligheid, hierdoor kunnen de kinderen veilig spelen. De fysieke afscherming dient ook om het spelen ook echt binnen de speeltuin te houden.

TUINBOUWMOGELIJKHEDEN

Een speeltuin is niet per definitie geschikt om tuinbouwmogelijkheden in te introduceren. Als dit al gebeurt zou het op een minimale, ‘kinderbestendige’, manier moeten gebeuren. Er zal ruimte voor moeten zijn en er zou enige afstand moeten zijn tussen het ‘tuinbouwterrein’ en het ‘speelterrein’

BIODIVERSITEIT

Beplanting zou een goede rol kunnen spelen in het vergroten van de biodiversiteit in een speeltuin. Dit is echter niet de hoofdzaak en zal dus ondergeschikt blijven aan het spelende gebruik.

In het ontwerp van speelplaatsen wordt vaak onderscheid gemaakt in de inrichting (of compositie

51


5.2 Sportveld | Programma Veel steden zijn helemaal dichtgegroeid met bebouwing. Elk vrij plekje heeft ruimte gemaakt voor een woon- of werkbestemming. Daarbij is er ook geen ruimte voor sportvelden in de stad. De meeste sportvelden zijn in de loop der tijd naar de rand van de stad verplaatst, omdat daar meer ruimte was. Mensen moeten meer moeite doen om de sportvelden te bereiken en zullen er daarom sneller voor kiezen om maar niet te gaan. Dat zorgt er voor dat mensen minder gaan bewegen. Sport kan weer terug gebracht worden in de stad door op de braakliggende terreinen een aanzet te geven om te gaan sporten. De sportvelden op de braakliggende terreinen zullen vrij toegankelijk zijn, waardoor voor de buurtbewoners de drempel lager wordt om te gaan sporten. Het tijdstip om te gaan sporten hoeft niet per se gepland te worden, ze kunnen zo naar het sportveld toe lopen. Ook kunnen er door de buurt sportdagen worden opgezet, om samen te gaan sporten. Jong en oud zullen elkaar ontmoeten en zo wordt de verbondenheid van de buurt en wijken beter. Doordat er de mogelijkheid is om in de nabije leefomgeving te kunnen sporten, gaat men dat ook eerder doen en zal de gezondheid van de mensen verbeteren.

52


Open ruimte

Beschutting

Vlakte

Hoogteverschillen

Plekaanduiding

Terreinafscherming

Tuinbouwmogelijkheden

Biodiversiteit

OPEN RUIMTE

Veel sporten hebben voldoende open ruimte nodig om beoefend te worden. Denk hierbij aan bijvoorbeeld voetbal, volleybal en honkbal tijdens een gymles. Deze open ruimtes worden vaak gevormd door struikgewassen, singels of bomenrijen.

BESCHUTTING

Omdat de vaak grotere open ruimte veel wind tot gevolg heeft, is beschutting van een sportveld heel belangrijk. Te veel windinvloeden kan het spel beïnvloeden wat de gebruiksmogelijkheden van het sportterrein zou beperken wanneer het te hard waait. Sportvelden hebben vaak ook toeschouwers, deze hebben behoefte aan voldoende beschutting terwijl ze naar de sportende mensen aan het kijken zijn. Dit kan worden opgelost door langs de randen van het veld te werken met hogere en dichte beplantingsvormen en -soorten. Windschermen zouden een eectief middel zijn tegen regenval.

mensen gebruik van het terrein. Het duiden van plekken en bestemmingen is daarom erg belangrijk. Zo wordt voorkomen dat men tussen het sporten door, andere sporten belemmert doordat ze over het speelveld lopen van anderen. Ook kunnen met plekaanduidingen toeschouwersplaatsen aangegeven worden waar men veilig kan genieten van het sportspel van de mensen die van het sportveld gebruik maken. Meestal worden hiervoor lagere afscheidingen zoals hekjes gebruikt.

TERREINAFSCHERMING

Het afschermen van de belangrijkste sportvelden aan de hand van de soort sport die er gehouden wordt kan bijdragen aan de kwaliteit van het veld. Deze kan dienen als middel om ballen tegen te houden die van het veld af dreigen te vliegen. Deze rol wordt meestal vervult door de singels of bomenrijen langs de velden.

TUINBOUWAANLEIDING

VLAKTE

Sportterreinen kennen alleen sport als hoofdzakelijke vorm van gebruik, tuinbouwaanleiding is daarom niet van toepassing als inrichtingsaspect.

HOOGTEVERSCHILLEN

Sportterreinen kennen alleen sport als hoofdzakelijke vorm van gebruik, biodiversiteit is daarom niet van toepassing als inrichtingsaspect.

Voor veel sporten is een vlak speelveld van groot belang. Vooral balspellen worden het beste gehouden op een vlakke ondergrond. Voor het beoefenen van balsporten ,met uitzondering van bijvoorbeeld golf, is een glooiend grondvlak niet wenselijk en vormt ook geen relevant inrichtingsaspect.

BIODIVERSITEIT

PLEKAANDUIDING

Op een sportterrein worden vaak meerdere sporten beoefend. Er maken daarom ook meerdere

53


5.3 Natuureducatie | Programma Herinrichting van braakliggende terreinen als ‘natuurgebied’ is vaak het meest wenselijk in dicht bebouwde gebieden. Omdat in bebouwd gebied weinig ruimte is voor natuur, zou natuureducatie heel goed in te passen zijn op braakliggende terreinen. Binnen dit thema zijn zeer veel mogelijkheden om op in te zetten. Het ‘leren’ staat in ieder geval centraal. De inrichting van de braakliggende terreinen zal daarom een natuurlijke insteek krijgen die betrekking kan hebben op beplanting, vogels, insecten en andere dieren. Door de sterk variërende (sub)doelen die onder natuureducatie vallen, zijn er ook sterk variërende inrichtingen mogelijk die in sfeer en uitstraling heel anders kunnen zijn. Zo zou een bloemenweide of een interessante vlindertuin de buurt kunnen sieren. In andere gevallen zou gedacht kunnen worden aan een ecologisch beheerd broekbos. Er zijn vele mogelijkheden te vinden die passen bij vele verschillende formaten braakliggende terreinen.

54


Open ruimte

Beschutting

Vlakte

Hoogteverschillen

Plekaanduiding

Terreinafscherming

Tuinbouwmogelijkheden

Biodiversiteit

OPEN RUIMTE

Een open ruimte is niet specifiek van toepassing om natuureducatie mogelijk te maken. Het is echter wel een element wat gebruikt kan worden om bijvoorbeeld verschillende grastypen te introduceren en veel afwisseling in vegetatie te krijgen.

BESCHUTTING

Diverse diersoorten hebben in meer of mindere mate een bepaalde vorm van beschutting nodig om ze in staat te stellen te overleven. Het begrip is in relatie tot biodiversiteit erg breed en kan op meerdere manieren een invulling krijgen.

VLAKTE

Dit inrichtingsaspect heeft geen duidelijke plaats in het programma voor natuureducatie. Naar verwachting zal het in meer of mindere mate terugkomen in de andere inrichtingsaspecten als ondergeschikt inrichtingsaspect.

HOOGTEVERSCHILLEN

Voor de afwisseling en diversiteit kunnen hoogteverschillen ingezet worden om natuurlijke elementen en processen te ondersteunen. Hierbij kan gedacht worden aan een dieper gelegen poel, of een heuvelachtig (micro)landschap waar diverse soorten beplanting op kunnen groeien.

PLEKAANDUIDING

Het ontdekken en leren van de natuurlijke inrichting staat hier centraal, daarom heeft de enige plekaanduiding in dit programma betrekking op de gebieden waar men wel of juist niet mag lopen. Andere vormen van plekaanduiding zijn niet relevant

in dit programma.

TERREINAFSCHERMING

Om natuureducatie volledig tot zijn recht te laten komen is het belangrijk de natuurlijke kenmerken waar op ingezet wordt optimaal te laten ontwikkelen. Dit betekent dat de natuurlijke inrichting zo min mogelijk verstoord dient te worden door menselijk gebruik. Een gedegen terreinafscherming is daarom erg belangrijk. Dit kan gebeuren door het gebruik van bijvoorbeeld takkenrillen en/of bosjes.

TUINBOUWMOGELIJKHEDEN

In het programma natuureducatie gaat het om natuurlijke processen en elementen. Tuinbouwmogelijkheden zijn daarom niet relevant.

BIODIVERSITEIT

Het begrip biodiversiteit kan op vele verschillende manieren tot uiting komen met vele uiteenlopende vormen van inrichting. Het betreft inrichting die bijdraagt aan een natuurlijke kwaliteit. Dit is een zeer breed begrip en kan betrekking hebben op één specifiek aspect zoals insecten, vogels, vissen of plantengemeenschappen. De mogelijkheden om hier gehoor aan te geven zijn zeer divers en talrijk. Voor deze gebruiksgroep is biodiversiteit van groot belang, het hele thema is immers ingezet op het leren van de natuur. Alle andere inrichtingsaspecten zullen dan ook een ‘natuurlijk’ sausje krijgen wat terugslaat op het stimuleren van biodiversiteit.

55


5.4 Moestuin| Programma In de steeds grijzere en meer stedelijke leefomgevingen van de mens is een eigen tuin(tje) vaak een luxe die men zich niet kan veroorloven, of simpelweg niet aanwezig is. In de stad is het introduceren van een moestuin daarom een zeer welkome uitkomst voor haar inwoners die zo nu en dan ter ontspanning even kunnen werken in hun eigen tuintje. Op sociaal vlak biedt een moestuin in een wijk of buurt veel pluspunten. De sociale verbondenheid in de wijken kan effectief verbeterd worden omdat iedereen met hetzelfde doel de plek gebruikt, en dus een gemeenschappelijk doel heeft. De buurt- of wijkmoestuin als verbindend platform in een woongemeenschap biedt aanleiding voor andere sociale initiatieven in de moestuin tussen buurtbewoners. De praktijk heeft inmiddels bewezen dat in sommige moestuinen kleine barbecue-avonden worden gehouden en er vaste werkmiddagen met koffie en thee worden georganiseerd in het groeiseizoen. Naast de sociale en rustgevende invloeden die een moestuin kan hebben in het bebouwde (stedelijke) gebied, kan deze ook educatief van aard zijn. Kinderen in de stad weten steeds minder af van de oorsprong van het voedsel dat zij dagelijks eten, laat staan hoe dit voedsel geproduceerd wordt. Een moestuin kan een belangrijke rol spelen in het terugbrengen van kennis en besef omtrent de teelt van gewassen. Basisscholen kunnen een aandeel nemen in de buurt- of wijkmoestuin en eens per week, met mooi weer, een uitstapje maken naar de moestuin waar de kinderen aan praktijklessen kunnen meedoen en daarmee hun eerste echte ‘eigen’ tuintje te onderhouden en daar de ‘vruchten’ van te plukken.

56


Open ruimte

Beschutting

Vlakte

Hoogteverschillen

Plekaanduiding

Terreinafscherming

Tuinbouwmogelijkheden

Biodiversiteit

OPEN RUIMTE

Moestuinieren vraagt om ruimte waar gewassen verbouwt kunnen worden. Deze ruimte bestaat uit een bewerkbaar grondvlak en bijvoorbeeld hagen als terreinafscherming en ruimtevormend element.

BESCHUTTING

Gewassen hebben beschutting nodig. Wind kan zowel de gewassen als de grond waarin de gewassen groeien uitdrogen. Door voor voldoende beschutting te zorgen kan een aantrekkelijk microklimaat gecreëerd worden voor de groei van gewassen. Ook beschutting tegen de zon is voor sommige gewassen wenselijk. Beschutting tegen de zon is voor mensen die werken in de moestuin soms ook van belang. Dit kan opgelost worden door het toevoegen van enkele kleine bomen of struiken.

VLAKTE

Een vlakke moestuin is niet per sé nodig, maar tot op zekere mate wel belangrijk. In een te steile moestuin loopt de aarde het risico weg te spoelen tijdens hevige regenval.

HOOGTEVERSCHILLEN

Hoogteverschillen zijn niet per se nodig in een moestuin, maar kunnen benut worden door verschillende vlakke terrassen te maken op plekken waar de moestuin op de helling van een heuvel ligt.

PLEKAANDUIDING

Een moestuin wordt altijd door meerdere mensen gebruikt. Een belangrijk aspect is dan ook het duiden van plekken waar deze mensen hun groenten en fruit mogen verbouwen. In de moestuin van een gebruiker zelf is het soms

ook nodig om plekken aan te duiden voor bijvoorbeeld de verschillende gewassen, of het verschil tussen moestuin en verblijfsruimte. Voor de moestuin in het algemeen is het zaak een soort ‘perceelmarkering’ aan te brengen in de vorm van kleine haagjes of hekjes.

TERREINAFSCHERMING

De moestuin wordt gebruikt door een vast aantal personen die zich hebben aangemeld voor een plek in de moestuin, het is niet de bedoeling dat iedere passant zomaar spullen uit andermans moestuin kan en hier gewassen mag oogsten. Daarom is een gedegen terreinafscherming erg belangrijk. Hierdoor worden buitenstaanders ontmoedigd het terrein te betreden. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat de moestuin helemaal afgesloten wordt. Het belangrijkste is het creëren van een private uitstraling wat oneigenlijk gebruik ontmoedigd. Dit kan gebeuren door het de toepassing van dichte hagen, wel of niet in combinatie met een hekwerk.

TUINBOUWMOGELIJKHEDEN

Een goede bewerkbare grond met voldoende vochtvasthoudend vermogen is belangrijk om een moestuin te realiseren. Daarnaast zou ook een pomp aanwezig kunnen zijn t.b.v. bewatering van de gewassen.

BIODIVERSITEIT

Fruitbomen zijn gebaat bij de aanwezigheid van bijen voor de bestuiving van de vruchten. Om de aantrekkingskracht te stimuleren kan men een deel van de moestuin als sierborder inrichten met veel bloeiende vaste planten.

57


5.5 Parkeerplaats| Programma In de stad is vaak een groot gebrek aan parkeergelegenheid. Gezinnen hebben vaak twee of meerdere auto’s, waardoor er veel behoefte is aan parkeergelegenheid. Dit brengt geregeld frustraties met zich mee voor bewoners van een wijk. Een braakliggend terrein kan een aanleiding zijn om (tijdelijk) meer parkeergelegenheid te creëren. Parkeerplaatsen staan bekend om hun grote verhardingsvlakken. Een braakliggend terrein geeft de mogelijkheid om een parkeerplaats een ander gezicht te geven. De stad heeft met zijn vele bebouwing een ‘grijze’ en ‘grauwe’ uitstraling, wat zo’n parkeervlak extra zal versterken. Door de parkeerplaats een groene uitstraling te geven, d.m.v. beplanting, kan een veel aangenamere plek gecreëerd worden in zo’n gebied.

58


Open ruimte

Beschutting

Vlakte

Hoogteverschillen

Plekaanduiding

Terreinafscherming

Tuinbouwmogelijkheden

Biodiversiteit

OPEN RUIMTE

Vanzelfsprekend is voor het inrichten van een parkeerplaats genoeg ruimte nodig. De omvang van deze ruimte is afhankelijk van de omvang van het braakliggende terrein en het aantal voertuigen dat te verwachten is. De open ruimte is over het algemeen vrij van obstakels en is begaanbaar voor autoverkeer.

BESCHUTTING

Voldoende beschutting tegen zon kan wenselijk zijn op een parkeerplaats, maar is niet noodzakelijk. Dit kan toegepast worden door de toevoeging van enkele bomen en struiken.

VLAKTE

Een vlak en begaanbaar grondvlak is voor het parkeren van motorvoertuigen erg belangrijk. Daarom zal in veel gevallen, afhankelijk van de belastbaarheid, al gauw gekeken worden naar (half)verhardingsmaterialen. Omdat hier met beplanting weinig mee te doen valt is dit inrichtingsaspect minder van belang.

dit maakt het overzichtelijker en verminderd de kans op ongelukken.

TERREINAFSCHERMING

Het afschermen van het parkeerterrein zorgt voor een meer aangename uitstraling naar de omliggende gebieden toe. Uiteraard hoeft deze terreinafscherming niet helemaal gesloten te zijn. Parkeerterreinen moeten immers ook voldoende open en overzichtelijk blijven om mogelijke diefstal tegen te gaan.

TUINBOUWMOGELIJKHEDEN

Een parkeerplaats heeft parkeren als hoofdzakelijk gebruik, tuinbouwmogelijkheden zijn hier niet van toepassing.

BIODIVERSITEIT

Een parkeerplaats heeft parkeren als hoofdzakelijk gebruik, biodiversiteit is hier in principe niet van toepassing.

HOOGTEVERSCHILLEN

Een parkeerterrein is zo efficiënt mogelijk ingericht, hoogteverschillen zijn normaal gesproken hier dan ook niet van toepassing en worden ook niet verder behandeld.

PLEKAANDUIDING

Er kan structuur op een terrein aangebracht worden door de parkeervakken aan te duiden. Het zorgt voor efficiënt ruimtegebruik en kan gebruikt worden als sturend element in de terreinindeling,

59


5.6 Evenementen | Programma Evenemententerreinen zijn flexibel te gebruiken voor allerlei (grote) activiteiten. Onder de verschillende initiatieven die er mogelijk zijn vallen onder andere muziek-, theater en filmvoorstellingen die in de buitenlucht gehouden kunnen worden. De flexibiliteit van een evenemententerrein zit hem niet alleen in de diversiteit aan gebruikspotentieel, maar ook in de schaal van de typen gebruik en de schaal van het braakliggende terrein. Kleinere muziek-, theater en filmvoorstellingen kunnen namelijk ook gehouden worden op kleinere terreinen. Naar aanleiding van de grootte van een terrein kan door initiatiefnemers een passende invulling georganiseerd worden. Het houden van verschillende soorten evenementen op braakliggende terreinen kan dienen als tijdelijke investering voor de grondeigenaar. Voor de daarvoor geschikte evenementen kan hij namelijk geld in rekening brengen en deze reserveren voor de ontwikkeling van het braakliggende terrein in de toekomst.

60


Open ruimte

Beschutting

Vlakte

Hoogteverschillen

Plekaanduiding

Terreinafscherming

Tuinbouwmogelijkheden

Biodiversiteit

OPEN RUIMTE

Het belangrijkste terreinaspect is de open ruimte op het braakliggende terrein. Om evenementen te kunnen houden, moet een terrein de capaciteit hebben om grote groepen mensen te kunnen ontvangen. De open ruimte dient hierbij als (vrijwel) enige verblijfsplek voor de mensen die het evenement bezoeken.

BESCHUTTING

Evenementen kunnen allerlei vormen aannemen. Lang niet alle evenementen hebben (even veel) beschutting nodig. Daarom is dit inrichtingsaspect iets minder relevant.

PLEKAANDUIDING

Op een evenemententerrein zijn vaak meerdere plekken nodig waar verschillende activiteiten of voorzieningen horen te komen. Naast beschikbare ruimte moeten deze plekken ook duidelijk herkenbaar zijn. Wederom vanwege de vele verschillende soorten evenementen die mogelijk zijn, is dit op voorhand lastig te bepalen.

TERREINAFSCHERMING

De vlakte dient om (in veel gevallen) de open ruimte geschikt te maken om een grote groep mensen te laten verblijven. Dit houdt het braakliggende terrein begaanbaar en dus bruikbaar. Op deze vlakte kan men liggen, staan en zitten. Sommige vormen van evenementen, denk bijvoorbeeld aan een markt of braderie, hebben behoefte aan een solide en verhard grondvlak.

Voor grotere evenementen die niet gratis toegankelijk zijn, is een fysieke terreinafscherming noodzakelijk om te voorkomen dat tijdens een evenement iedereen gebruik kan maken van het evenement. Het is echter niet nodig om het terrein tussen de evenementen door helemaal af te sluiten, het biedt dan immers genoeg potentie voor andere vormen van gebruik. Wel zou er afhankelijk van de vorm van het terrein tactisch gespeeld kunnen worden met terreinafscherming, zodat er voorafgaand aan een evenement met minimale middelen het terrein volledig af te sluiten is. Dit is een belangrijke taak voor de terreinontwerper en dit gegeven is tevens plekafhankelijk.

HOOGTEVERSCHILLEN

TUINBOUWMOGELIJKHEDEN

VLAKTE

Om bij te dragen aan bijvoorbeeld zit- en liggelegenheid kan er ook gespeeld worden met hoogteverschillen. Een licht hellend grondvlak van gras heeft vaak extra aantrekkingskracht om op te gaan zitten of liggen. Daarnaast zorgen hoogteverschillen ook voor meer variatie in het terrein, wat de beleving beter maakt.

Evenemententerreinen wisselen continu van invulling, tuinbouwmogelijkheden zijn daarom niet van toepassing

BIODIVERSITEIT

Door de wisselende evenementen, en de grote (te verwachten) gebruiksdruk, is biodiversiteit niet per sĂŠ een wenselijk inricntingsaspect.

61


5.7 Horeca | Programma Tegenwoordig werken zowel mannen als vrouwen hele dagen en blijft er weinig tijd over om samen dingen te gaan ondernemen of om even te ontspannen. Wanneer ze vrij zijn gaan ze graag ergens een drankje drinken of een hapje eten ter ontspanning en vermaak. Vaak moeten ze hiervoor naar de binnenstad toe, waar de eet- en drinkgelegenheden gevestigd zijn. Braakliggende terreinen kunnen er voor zorgen dat zich ook bij de mensen in de wijk een horecagelegenheid kan gaan vestigen (op een goedkope manier). Een horecagelegenheid brengt een wijk tot leven. Mensen komen er graag in hun vrije tijd naar toe, spreken met elkaar af. Het is een ontmoetingsplek voor de buurt en omliggende wijken/stad.

62


Open ruimte

Beschutting

Vlakte

Hoogteverschillen

Plekaanduiding

Terreinafscherming

Tuinbouwmogelijkheden

Biodiversiteit

OPEN RUIMTE

Verblijfsruimtes in horeca zijn erg belangrijk, maar dienen op subtiele wijze gevormd te worden en vormen daarom een minder belangrijk inrichtingsaspect. De schaal van een dergelijke plek is namelijk kleiner dan die van bijvoorbeeld een speelveld. De plekken kunnen gevormd worden door verschillende maaiveldhoogten, verschil in grondvlak of plekaanduidingen.

BESCHUTTING

Wanneer men buiten wat drinkt, luncht of dineert wil men graag beschut zitten van de meeste weersinvloeden. Het is daarom belangrijk kleinere intieme plekjes te creëren waar men vooral van de wind minder last heeft. Uitzicht en overzicht is echter ook belangrijk voor een aangename verblijfsplek, dus het is belangrijk op een doordachte wijze beschutting te creëren op de plekken waar dit echt nodig is.

VLAKTE

Voor de terrassen met zitmeubilair is een vlakke ondergrond erg belangrijk. Dit kan vaak bereikt worden door het inzetten van verharding. Dit is nagenoeg geen inrichtingsaspect wat door middel van beplanting condities kan scheppen voor het faciliteren van een horcea-voorziening en is daarom in het onderzoek niet relevant.

HOOGTEVERSCHILLEN

Het inzetten van hoogteverschillen kan gebruikt worden om plekken te duiden en ruimtes aan te geven. De verschillende etages die hierdoor ontstaan bieden variatie en kunnen verblijfsruimten meer in-

tiem maken. Deze hoogteverschillen kunnen abrupt of geleidelijk plaatsvinden. In het laatste geval kan beplanting het hoogteverschil accentueren. In het eerste geval kan beplanting gebruikt worden om het hoogteverschil te maskeren.

PLEKAANDUIDING

Het duiden van verschillende plekken kan draaien om het verschil tussen terrein wat als terras bestemd is of als wandelgebied. Dit kan op verschillende manieren gedaan worden. Bijvoorbeeld door een verschil in grondvlakmateriaal, maar ook door het spelen met (subtiele) hoogteverschillen.

TERREINAFSCHERMING

Horeca vraagt enerzijds beschutting tegen wind en ‘inkijk’, maar terrasbezoekers willen ook graag van zich af kijken en ‘mensen kijken’. De afscherming van het terras zal dus transparant zijn. Vaak zie je dit gebeuren in de vorm van bloembakken die gevuld zijn met sierbeplanting, grassen e.d.

TUINBOUWMOGELIJKHEDEN

Horecagelegenheden hebben als hoofddoel het verdienen aan het verkopen van eten, drinken en service. Het mogelijk maken van tuinbouw is hier in principe niet aan de orde.

BIODIVERSITEIT

Horecagelegenheden hebben als hoofddoel het verdienen aan het verkopen van eten, drinken en service. Het investeren in biodiversiteit is hier in principe niet aan de orde.

63


64


6. Beplanting Het inzetten van beplanting om de eerder beschreven inrichtingsaspecten na te streven en daarmee een bepaald programma te stimuleren kan op verschillende manieren gebeuren. In dit hoofdstuk worden per inrichtingsaspect de mogelijke beplantingsinvullingen verkent die hier aan bij kunnen dragen. Deze beplantingsinvullingen zijn daarmee ook de sleutel naar het stimuleren van bepaalde vormen van gebruik op braakliggende terreinen.

65


6.1 Algemeen | Beplanting Voordat er beplantingsvoorstellen gedaan kunnen worden, zijn er een aantal belangrijke algemene aspecten die een belangrijke rol spelen in de beplantingsselectie. In het kader van het onderzoek brengt de selectie van beplanting namelijk bepaalde voorwaarden met zich mee. In deze paragraaf worden deze aspecten kort beschreven.

TIJDSBESTEK

De meeste braakliggende terreinen liggen braak tussen de nul en vijf jaar, maar het gaat ook vaak door tot een termijn van tien jaar. Binnen twee jaar is het vrij moeilijk om met beplanting een invulling te maken op een braakliggend terrein.Voor veel beplantingssoorten is dit een te korte tijd om aan de vraag van de inrichtingsaspecten te voldoen. Kan de beplanting langer dan twee jaar blijven staan, dan heeft het meer kans tot slagen.

BEPLANTINGSEISEN

Om in een korte tijd te kunnen voldoen aan de vraag van de inrichtingsaspecten moet eerst goed worden gekeken wat voor beplantingsgroep het beste ingezet kan worden. Een haag kan misschien beter worden toegepast dan een houtwal als snel beschutting is gewenst. De eisen waar het plantmateriaal dan aan moet voldoen zijn dat ze snelgroeiend zijn en veel vertakken. Zo wordt sneller een dichte haag verkregen. Ook kan gekozen worden voor wintergroene soorten, om aan dit beeld te voldoen.

ONDERHOUD/BEHEER

Tijdelijke invullingen komen vaak voor bij braakliggende terreinen. Hiervoor wordt tijdelijk een invulling bedacht omdat het terrein anders enkele jaren braak ligt. Omdat gemeenten en projectontwikkelaars hier niet te veel in willen investeren is het raadzaam om plantsoorten te kiezen die weinig onderhoud vragen. Wanneer de planten dienen als afschermend middel is het helemaal niet erg wanneer de planten iets wilder zijn. 66

KOSTEN

Tijdelijke invullingen vragen dus om een kostenbewuste invulling. De beplanting dient goedkoop te zijn. Toepassen van wintergroene beplanting zal in dat geval niet snel gebeuren, omdat dit relatief veel duurder is dan bijvoorbeeld bosplantsoen. Het beheer speelt ook een rol in het drukken van de kosten. Op het beheer wordt over het algemeen alleen op bezuinigd wanneer dit geen invloed heeft op het funtioneren van de beplanting in relatie tot een inrichtingsaspect. (zie het kopje; Onderhoud/ beheer)

Uitzondering

In dit hoofdstuk worden de inrichtingsaspecten, die de brug vormen tussen programma en beplanting, gekoppeld aan beplantingsgroepen. Er is tijdens het opstellen van de inrichtingsaspecten (volgens de methodiek in Hoofdstuk 2), een inrichtingsaspect naar voren gekomen wat wel een belangrijke is maar niet direct te koppelen is aan beplantingsvoorstellen. Het gaat hier om het inrichtingsaspect ‘Tuinbouwmogelijkheden’. Dit inrichtingsaspect is erg belangrijk om te voorzien in moestuinieren, maar betreft hier vaak functionele inrichtingselementen of abiotische terreincondities zoals bodemgesteldheid etc. In dit hoofdstuk is ‘Tuinbouwmogelijkheden’ is daarom niet als inrichtingsaspect meegenomen in het verkennen van de bijbehorende beplantingsmogelijkheden. Verder is de beplantingsgroep ‘Klimplanten’ ook buiten beschouwing gelaten. Dit onderzoek gaat namelijk uit van het invullen van braakliggende terreinen met alléén beplanting. Klimplanten kunnen niet klimmen zonder een constructie om in te groeien, om deze reden is deze beplantingsgroep niet in het onderzoek opgenomen.


6.2 Koppeling | Beplanting

ProgrAMMA

Voor elk programma verschilt welke inrichtingsaspecten ingezet kunnen worden. Wanneer duidelijk is welke inrichtingsaspecten bijdragen aan het gebruik, kan hier veel eenvoudiger beplanting aan toegekent worden. In het voorbeeld is ‘Evenemententerrein’ genoemd als gewenst programma op een braakliggend terrein.

InrICHtIngSASPeCten

eVeneMenten terreIn

open ruimte

Beschutting

Vlakte

Hoogteverschillen

Plekaanduiding

terreinafscherming

tuinbouwmogelijkheden

Biodiversiteit

BePLAntIngSgroeP Beplantingsinvulling 1 Beplantingsinvulling 2 Beplantingsinvulling 3

Schematische stappen bij het zoeken van beplanting

oe Sp stu or ini Ho tve ere re ld n Pa ca rk ev eer en pla Na em ats tu en Sp ure ten ee du te ltu ca rre in tie in

In onderstaande tabel zijn de programma’s op een rij gezet met daaraan gekoppeld de inrichtingsaspecten die erg van toepassing zijn. Wanneer ‘Evenemententerrein’ uitgelicht wordt is te zien dat er vier belangrijke inrichtingsaspecten aan gekoppeld zijn.

M

BePLAntIng

Aan de verschillende beplantingsgroepen zijn ook deze acht inrichtingsaspecten gekoppeld. Doordat men per programma kan zien welke inrichtingsaspecten hier bij horen, kan men per inrichtingsaspect gaan verkennen welke beplantingsmogelijkheden er zijn voor deze programmagroep. De ontwerper van het braakliggende terrein kan zo de bouwstenen qua beplanting selecteren en op een logische en verantwoorde wijze gebruiken in het ontwerp van de plek.

Inrichtingsaspecten

In Hoofdstuk 4 zijn de gebruikstypen behandeld die samen de programma’s van Hoofdstuk 5 hebben bepaald. In Hoofdstuk 5 is een beschrijving gedaan van de verschillende programma’s en daar zijn de inrichtingsaspecten aan gekoppeld. Deze paragraaf legt uit hoe de koppeling van de beplanting naar inrichtingsaspecten gemaakt wordt.

Open ruimte Beschutting Vlakte Hoogteverschillen Plekaanduiding Terreinafscherming TuinbouwmogelijkBiodiversiteit

X X

X X X

X

X X X

X

X X X X

X X

X X

X X

X X

X

X X X

X X X X X X

X

Zoektabel inrichtingsaspecten bij een programmagroep

67


In het voorbeeld hebben we het programma Evenemententerrein aangehouden, in het schema zijn de opties rood weergeven. In dit schema zien we dat bos twee maal in aanmerking komt om toegepast te worden. Namelijk om een open ruimte te creĂŤren en om terreinafscherming te maken.

en Be ruim sc hu te Vl ttin ak te g Ho og t Pl eve r ek aa schi Te ndu llen rre i i n di n Tu afs g c in bo her Bi uw min od m ive og g rs elij ite k it hed en

Op

In het schema aan de rechterkant is voor elk inrichtingsaspect aangegeven welke beplantingsgroepen geschikt zijn om toe te passen wanneer men een evenemententerrein wenst.

Heggen en hagen

X

X

Bos

X

X

X X

Grasland

X

X

X

X

X

X

X X

Oeverbeplanting X

Solitaire bomen Bomenrij

X

X

X

X

X

X

X

Boomgroep Heesters

X

X

Vaste planten

X

X

Bollen en knollen

X X

X

X

X

X

X

X

Klimplanten Houtwallen en singels

X

X

X

X

X

Zoektabel beplantingsgroepen bij inrichtingsaspecten

Grasland kan toegepast worden om vlaktes te creĂŤren en om plekaanduidingen te maken. In de onderstaande afbeelding is te zien dat de inrichtingsaspecten gekoppeld zijn aan de beplantingsgroepen.

van een braakliggend terrein. Per inrichtingsaspect is dan ook aangegeven wat mogelijk is per tijdsbestek, inclusief soorten en bijbehorend beheer. Ten slotte wordt als geheugensteuntje nog een keer de terugkoppeling gemaakt bij welk programma het toepasbaar is.

Nu de beplantingsgroepen gekoppeld zijn aan de inrichtingsaspecten kan heel specifiek worden bepaald wat voor invulling hier aan gegeven kan worden bij een tijdelijke invulling

Dit voorbeeld heeft dus betrekking op het programma Evenemententerrein, maar voor elk programma kunnen deze stappen gevolgd worden.

Open ruimte

Bos

Terreinafscherming

Vlakte

Inrichtingsaspecten gekoppeld aan beplantingsgroepen

68

grasland

Plekaanduiding


6.3 Beplantingsgroepen | Beplanting Zoals vermeld in Hoofdstuk 4 zijn de inrichtingsaspecten gefilterd, om het onderzoek doeltreffend te houden. Het laatste filter wat is toegepast, bepaalde of het inrichtingsaspect invulling kon geven d.m.v. beplanting.

Er zit een verschil in de termen haag en heg. Een haag wordt één of meerdere malen per jaar geknipt, om een dichte afscheiding te krijgen. Een heg wordt vrijwel niet gesnoeid en zal een vrij losse groeiwijze hebben en zal daardoor ook breder en hoger zijn. Heggen hebben een grotere rijkdom aan vruchten en zaden, waardoor hier weer veel vogels en insecten op af komen. Voor de

leesbaarheid, duiden we in dit stukje de hoofdgroep, hagen en heggen, aan met het woord ‘hagen.’

Bossen zijn er in veel verschillende vormen en maten, afhankelijk van het klimaat en de ondergrond waarop deze zijn ontstaan. Hierdoor kunnen veel verschillende bosgemeenschappen ontstaan, die sterk uiteenlopen qua soorten en opbouw. Er zijn echter een aantal overeenkomstige kenmerken in de opbouw van een bos. Zo is er aan de rand van een bos vaak meer struikvegetatie

tot ontwikkeling gekomen, samen met een kruidenlaag. Deze ‘mantel’ en ‘zoom’ zijn een natuurlijk gevolg van de aanwezigheid van meer zonlicht, dit komt door het ontbreken van boomkronen daar waar het bos eindigd. Er is een grove verdeling te maken in loofbos, naaldbos en gemengd bos.

Grassen worden al sinds mensenheugenis gebruikt als beplanting op weides voor het vee om op te grazen. Vandaag de dag worden grasvelden ook in de tuin gebruikt om een rustig horizontaal beplantingsvlak mee te creëren.

schillende manieren worden beheerd en dat heeft zijn invloed op de verschijning van deze vegetatie in de toekomst.Tevens bepaald het type beheer wat voor type gebruik hier bij hoort of ontstaat.

Grasland

Hagen en heggen

De beplantingsgroepen worden in deze paragraaf uitgelegd. De volgende paragraaf laat zien welke beplantingsgroepen ingezet kunnen worden bij een bepaald inrichtingsaspect en welke tijdelijke invulling hierbij mogelijk is.

BOS

Nu wordt gekeken naar de manier waarop dat gedaan kan worden. Om daar antwoord op te geven is onderzoek gedaan naar wat voor beplantingsgroepen ingezet kunnen worden. De beplantingsgroepen zijn voortgekomen aan

de hand van de inzichten van de traditionele voorbeelden en door eigen kennis en inzicht.

Met deze relatief ‘vlakke’ beplanting is de laatste decennia veel geëxperimenteerd. Grassen kunnen namelijk op ver-

69


Oeverbeplanting Bomenrij

Wanneer meerdere bomen op een gelijkmatige afstand van elkaar, in één lijn geplant zijn, wordt gesproken van een bomenrij. Het is een aaneenschakeling van bomen. Vaak wordt gebruik gemaakt van dezelfde soorten bomen. Ze worden vaak aangeplant langs straten of oprijlanen en zijn meestal in een rechte lijn geplaatst. Bomenrijen kunnen verschillende vormen hebben, dit is voor een

Wanneer een aantal bomen van dezelfde soort in een groep bij elkaar zijn geplant, wordt gesproken van een boomgroep. Dit wordt ook wel een ´clump´ genoemd, naar het Engelse woord wat bos of groep betekend. De afzonderlijke bomen vormen als het ware één kruin en kunnen daarmee een groot gebaar maken in een grotere lege ruimte zoals bijvoorbeeld in een weiland het geval is.

70

prima gebruikt worden op plekken waar niet expliciet water aanwezig is, maar wel enigszins vochtige gronden.

Een solitaire boom staat vrij van andere bomen, meestal in een vlakte, waar weinig andere hoge beplanting aanwezig is. Een solitaire boom kan zorgen voor beschutting, geeft een ruimte vorm en maat. Wanneer je een solitaire boom weg zou halen uit zo’n gebied, wordt het een lege vlakte.

Boomgroep (Clump)

Solitaire boom

Oevervegetatie is de vochtminnende beplanting die zich kan handhaven op de overgang tussen land en water. Afhankelijk van de soort plant, taludverhouding, waterstand en andere water- en bodemeigenschappen kan deze vegetatie variëren in maat, sortiment en kwaliteit. Oevervegetatie kan erg kleurrijk en attractief zijn, mits goed aangelegd en beheerd. Bepaalde soorten kunnen

groot deel afhankelijk van de toegepaste boomsoort en het hierbij behorende beheer.


Heesters

Heesters zijn houtige beplantingssoorten die dicht bij de grond vertakken. Er zijn plantsoorten die van nature als ´struik´ groeien en relatief laag bij de grond blijven. Andere plantsoorten kunnen door invloed van andere beplanting of menselijk ingrijpen een struikvormige groei gaan aannemen. Omdat de soorten ´struikachtige´ beplanting talrijk zijn en de toepassings- en beheermogelijkheden

ook zo gevarieerd zijn, kan heesterbeplanting voor veel verschillende doeleinden worden ingezet. Het belangrijkste verschil zit tussen sierbeplanting en inheemse beplanting. Vaak verschillen deze groepen sterk in benodigde beheermaatregelen.

Vaste planten

Vaste planten worden vooral toegepast vanwege hun grote variatie in kleur en textuur van zowel bladeren als bloemen. Door de vele verschillende soorten die toegepast kunnen worden, zijn er zeer aantrekkelijke en variabele beplantingscombinaties te maken die het hele jaar rond een aantrekkelijk beeld kunnen opleveren. Veel vaste planten verdwijnen in de winter, om het jaar daarop weer opnieuw te gaan groeien en bloeien.

Er zijn echter ook soorten die een sterk wintersilhouet hebben, of zelfs geheel wintergroen zijn.

Bollen en Knollen

Bollen en knollen kunnen zowel in het voorjaar als in de zomer zorgen voor een uitbundige bloei. Sommige soorten verspreiden zelfs een heerlijke geur wanneer zij bloeien. Wanneer een combinatie van zowel voorjaars- als zomerbollen worden toegepast kan er een aantrekkelijke opeenvolging van bloeimomenten ontstaan. Er kan op verschillende manieren worden omgegaan met bloembollen.

Ze kunnen willekeurig toegepast worden, bijvoorbeeld ter verwildering. Maar ze kunnen ook worden toegepast in groepsverband, dit stelt men in de gelegenheid om met de beplanting verschillende vormelementen te maken zoals vlakken, lijnen en stroken.

Houtwallen en singels

Een houtwal is een oude vorm van terreinafscherming, oorspronkelijk gebruikt in het agrarisch gebied, en bestaat uit bomen en/of struiken op een aarden walletje. Bij een houtsingel is dat niet het geval, hierbij staat de beplanting op de zelfde hoogte als de omgeving. Voorheen werd een houtwal gebruikt om het vee binnen de weilanden te houden en schaduw te geven aan het vee. Tegen-

woordig wordt dat met worden houtwallen hier niet meer voor gebruikt.

Vaste planten kunnen ook op verschillende manieren gerangschikt worden om een bepaald ruimtelijk effect te benadrukken. Zo kan men vaste planten inzetten als groepen, vlakken, wolken, lijnen en brede stroken.

Vandaag de dag worden houtwallen meer gebruikt als esthetisch element in het landschap. De houtwal heeft tevens ecologische waarde omdat deze beschutting en een aangename leefomgeving biedt voor insecten, vogels en andere zoogdieren.

71


6.4 Open ruimte | Beplanting Een open ruimte wordt gevormd door een verticale rand of omheining. Zij vormen en begrenzen de ruimte en zijn ruimtevormende elementen. Een ruimte kan ook gevormd worden door het ruimteduidend grondvlak, deze is tevens beeldbepalend en geeft de ruimte maat. Wanneer er geen duidelijk grondvlak aanwezig is, wordt de ruimte gevormd door objecten die hoger dan ooghoogte zijn.

Hagen en heggen Bos

72


Bomenrij

Heesters

Vaste planten

Houtwallen en singels

73


Hagen en heggen

Uitleg beplantingsgroep Bij open ruimtes kunnen hagen de ‘muren’ vormen, die de open ruimte creëren. Dit kan in de vorm van een lage haag, waarbij de open ruimte wel wordt aangegeven, maar niet heel beeldbepalend is. Wanneer een hoge haag wordt toegepast heeft dat een veel groter effect op het ruimtelijke beeld. De open ruimte wordt op die manier veel beter ervaren.

Bos

Principewerking

Open ruimtes kunnen gevormd worden wanneer deze omringt is door bos. Dat bos kan verschillende uiterlijke kenmerken hebben. De overgang van een open ruimte naar bos kan een vrij harde overgang zijn. De open ruimte gaat dan in één keer over in een gesloten en donkere ruimte. De overgang kan ook geleidelijk plaatsvinden doordat aan de rand van de opgaande bomen een zoom en/ of mantel van struiken te vinden is.

74


Invulling tijdelijke toepassing 0-2 jaar Om in korte tijd door middel van beplanting toch een ruimte te creëren kan de Salix alba worden toegepast. Door takken afkomstig van snoeiafval op 50cm van elkaar in de grond te steken kan al een open ruimte gecreëerd worden. De takken zullen weer uitlopen en zo snel een dichte rand vormen die dezelfde werking heeft als de traditionele haag. 0-5 jaar In een tijdsbestek van vijf jaar kan een volgroeide en dichte haag ontstaan. Het is hier wel belangrijk dat er relatief snelgroeiende houtsoorten gebruikt worden. 0-10 jaar Wanneer een haag voor langere tijd wordt aangeplant kan gekozen worden voor een wat langzamere groeier.

mogelijke plantsoorten

Salix alba (variëteiten ook mogelijk)

Crataegus x monogyna Ligustrum vulgare Acer campestre

Fagus sylvatica Ligustrum ovalifolium Carpinus betulus Prunus laurocerasus cv. Eleagnus x ebbingei

Toepasbaar bij:

Beheer:

0-2 jaar In een tijdsbestek van 0-2 jaar is het niet mogelijk om d.m.v. bos een open ruimte te creëren.

-

Moestuinieren Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein

0-5 jaar In een tijdsbestek van vijf jaar is het niet goed mogelijk een bos te vormen. Het is wel mogelijk een aanzet te geven naar een lager bostype, wat uit slechts één soort bestaat, het productiebos. Door de gelijke soorten, en de relatief kleine onderlinge afstand van de bomen, worden de bomen snel langer. Onderhoud is in principe niet nodig.

Door gebruik van heggen wordt het beheer beperkt tot een minimum. Vrijwel niet snoeien lijdt ertoe dat snel een volledige haag ontstaat.

Alnus glutinosa Fraxinus excelsior Salix alba

75


Bomenrij 76

Bomenrijen kunnen als ‘wanden’ van een open ruimte dienen. Bomenrijen kunnen gemaakt worden van verschillende boomsoorten. De groeiwijze van de bomen verschilt per soort. zo kunnen bomen breed groeiend zijn, maar ook zuilvormend. Dit bepaald ook de afstand waarop de bomen in de rij geplaatst kunnen worden. Bomenrijen kunnen ingezet worden om grotere maat ruimtes te creëren.


0-10 jaar In een tijdsbestek van tien jaar is het goed mogelijk een redelijk dicht bos van bomen te vormen die de open ruimte kunnen vorm geven. De voorkeur heeft om hier meerder boomsoorten, maar ook struikvormers toe te passen. Zie voor deze laatste groep de beplanting in het kopje ‘Heesters’.

Toepasbaar bij:

Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein

0-2 jaar In een tijdsbestek van twee jaar kan geen bomenrij gevormd worden die als ruimtevormend element kan dienen. 0-5 jaar Een bomenrij aanplanten voor vijf jaar is haalbaar, alleen zal het geen groot effect hebben. Een goedkoop en passende bomenrij kan men vormen door het aanplanten van knotwilgen door wilgentakken in de grond te zetten. Deze vormen direct een boomkroon en zullen na twee jaar een redelijke ruimtevormende werking hebben. 0-10 jaar Om in tien jaar een degelijke bomenrij te krijgen met voldoende ruimtevormend vermogen, zullen snelgroeiende plantsoorten gebruikt moeten worden.

Toepasbaar bij:

Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein

Alnus glutinosa Fraxinus excelsior Salix alba Populus alba

Beheer:

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Niets doen 0-10 jaar; Niets doen

-

Salix alba (variëteiten ook mogelijk)

Salix alba (variëteiten ook mogelijk) Alnus glutinosa Populus alba Platanus x acerifolia

Beheer:

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Jaarlijks of tweejaarlijks snoeien 0-10 jaar; Niets doen

77


Heesters vaste planten 78

Deze groep beplantingen is zeer groot in soortenaantal. Hetgeen ze vrijwel allemaal geschikt maakt om te dienen als ruimtevormend element is hun hoogte en dichtheid. Door hun zogenaamde ‘massa’ kunnen ze zodanig gepositioneerd worden dat het zicht begrensd wordt en daardoor een ruimte vormt.

Vaste planten kunnen gebruikt worden om ruimtes te vormen, mits deze hoog en dicht genoeg zijn. De beplanting moet jaarrond voldoende massa houden om het zicht te beperken.


0-2 jaar In twee jaar is het niet goed mogelijk om een heesterrand te creëren met genoeg massa om een ruimte te vormen, tenzij ze dicht op elkaar aangeplant worden. 0-5 jaar Dit tijdsbestek is meer geschikt om een nuttige groep heesters te introduceren als ruimtevormend element. Belangrijk is dat de beplanting snel vertakt of wintergroen is. 0-10 jaar In tien jaar tijd kunnen grotere heestergroepen het beste worden toegepast, deze hebben immers de tijd om volwassen te worden en zo een goede ruimtevormende functie te vervullen.

Toepasbaar bij:

Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein Speeltuin

0-2 jaar Er zijn soorten die binnen twee jaar al goed aangeslagen zijn en zo een open ruimte kunnen vormen. Dit zijn snel groeiende soorten die hoger dan anderhalve meter worden. Het aantal soorten is hier echter beperkt. Voor betere resultaten kan gekeken worden naar de beplanting in het kopje ´Heesters´. 0-5 jaar Er is een groot scala aan vaste planten geschikt om hiermee binnen vijf jaar een open ruimte te maken. Ze zullen niet altijd even veel massa hebben, maar kunnen goed een open ruimte aanduiden.

-

Crataegus monogyna Prunus spinosa Salix aurita Aucuba japonica Prunus laurocerasus Fagus sylvatica Crataegus monogyna Prunus spinosa Salix aurita Aucuba japonica Prunus laurocerasus Fagus sylvatica

Beheer:

De heesters hebben niet speciaal onderhoud nodig. Ze kunnen vrij uit groeien, waardoor snel een dicht geheel ontstaat.

Persicaria amplexicaulis Petrovskia atriplicifolia

Asters Lavandula Verbena

0-10 jaar Zie het tijdsbestek van 0-5 jaar.

Zie het tijdsbestek van 0-5 jaar.

Toepasbaar bij:

Beheer:

Door de geringe massa en hoge aanschafkosten worden vaste planten vrijwel niet toegepast om open ruimtes te creëren. Het kan wel als accent toegepast worden.

Beheer van vaste planten brengt hoge kosten met zich mee, het snoeien en afvoeren kost veel tijd en geld.

79


Houtwallen en singels 80

Net als bomenrijen kan deze groep beplantingen gebruikt worden om grotere ruimtes te begrenzen en te vormen. Het enige verschil is dat houtwallen en singels vanaf het maaiveld tot de bovenste grens van de beplanting het zicht beperkt. Daardoor is deze beplantingsgroep van boven tot beneden niet of nauwelijks visueel of fysiek te doorkruisen.


0-2 jaar Voor een termijn van twee jaar een houtwal of singel te realiseren is niet haalbaar vanwege het benodigde formaat wat de beplanting moet bereiken. Om voor dit tijdsbestek een strook beplanting te realiseren die overeenkomt met de functie van houtwallen en singels, kan gekeken worden bij het kopje ‘Hagen’. 0-5 jaar In vijf jaar tijd is het mogelijk een kleiner formaat houtwal en/of singel te laten ontstaan. Er zal gebruik gemaakt moeten worden van sneller groeiende plantsoorten om snel resultaat te bereiken. Om de ruimtevormende werking nog meer te stimuleren wordt ook bosplantsoen aangebracht. Zie hiervoor het kopje ‘Heesters’ 0-10 jaar In tien jaar tijd kan een volwaardige houtwal en of singel ontstaan. Ook hier is het aan te raden snel groeiende houtsoorten te gebruiken voor snel resultaat. Bij houtwallen kan het snoeihout wat van de beplanting af komt als een soort takkenril in de houtwal gelegd worden. Dit verdicht de houtwal.

Toepasbaar bij:

Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein Terreinafscherming

-

Alnus glutinosa Alnus incana Fraxinus excelsior Salix alba

Alnus glutinosa Alnus incana Fraxinus excelsior Salix alba Populus alba

Beheer:

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Niets doen 0-10 jaar; 2-3 maal afzetten van de beplanting en snoeiafval verwerken in de singel of houtwal

81


6.5 Beschutting | Beplanting Beschutting wordt gecreĂŤerd om een plek te beschermen tegen diverse invloeden. De meeste invloeden zullen weersinvloeden zijn. Die weersinvloeden kunnen zijn: zon, regen, wind, e.d. Andere invloeden zouden dierlijke jagers zijn, dan wordt er beschutting gegeven aan prooidieren die zich moeten verschuilen.

Hagen en heggen Bos Bomenrij

82


Boomgroep

Heesters

Vaste planten

Houtwallen en singels

83


Solitaire boom

Hagen en heggen

Principewerking

84

Uitleg beplantingsgroep Hagen kunnen heel goed dienen ter beschutting. Meestal is hier een dichte en hogere haag gewenst, zodat hij afhankelijk van het soort gebruik, kan beschermen tegen verschillende weersinvloeden. De hagen zullen regelmatig gesnoeid moeten worden, om een compacte en dichte haag te vormen.


Invulling tijdelijke toepassing 0-2 jaar In een tijd van twee jaar is het lastig een haag te vormen die voldoende beschutting kan geven aan een ruimte. Wanneer hier toch voor gekozen wordt, moet men uitgaan van enkel snel groeiende, struiken. Een dichte vertakking wordt niet bereikt in twee jaar. 0-5 jaar In vijf jaar tijd kan er een haag gevormt worden die voldoende massa kan hebben. Er moet wederom gebruik gemaakt worden van sneller groeiende soorten die bij voorkeur een dichtere takstructuur hebben of kunnen krijgen. Anders zou gekeken moeten worden naar wintergroene soorten. 0-10 jaar Wanneer voor tien jaar een haag gewenst is die postief bijdraagt aan de beschutting, kunnen langzamer groeiende soorten toegepast worden. Het eindbeeld wordt immers bereikt, en er worden minder kosten gemaakt in het snoeionderhoud. Tien jaar is een goed tijdsbestek om een haag voldoende dicht en hoog te kunnen krijgen. Ze hebben dan immers de tijd om zich goed te vertakken.

Toepasbaar bij: Moestuinieren Sportveld Horeca Parkeerplaats Evenemententerrein Speeltuin

mogelijke plantsoorten

Crataegus monogyna Prunus spinosa

Crataegus monogyna Prunus spinosa Ligustrum vulgare Ligustrum ovalifolium

Alnus glutinosa Amelanchier lamarckii Carpinus betulus Ilex aquifolium

Beheer:

0-2 jaar; Niet snoeien 0-5 jaar; Twee maal per jaar snoeien 0-10 jaar; Twee maal per jaar snoeien

85


Bos Bomenrij 86

Deze beplantingsgroep geeft in zijn totaliteit veel beschutting. Het hoge bladerdak weert een deel van de regen, en de dichte boomen struikbeplanting houdt veel wind tegen waardoor in het bos een heel eigen klimaat ontstaat. Een bos geeft ook in grote mate beschutting tegen zonlicht.

Bomen geven beschutting tegen diverse weersinvloeden. Wanneer die bomen op een rij worden geplaatst, is dit effect veel groter. Ze kunnen bijvoorbeeld veel wind vangen en schaduwplekken creĂŤren voor mens en dier. Op grotere open terreinen is dit effect zeer wenselijk.


0-2 jaar In een tijdsbestek van twee jaar is het niet mogelijk om een bosvegetatie te creëeren die bijdraagt aan beschutting. 0-5 jaar In een tijdsbestek van vijf jaar kan geen volgroeid bos ontstaan. Wel kan er in vijf jaar een bostype ontstaan van enig formaat door het gebruik van snelgroeiende houtsoorten. Het doel is het creëeren van een soort broekbos. 0-10 jaar In tien jaar tijd kan een bos van enige omvang ontstaan. Wederom is het doel hier het creëeren van een soort broekbos. Vrijwel dezelfde houtsoorten kunnen gebruikt worden als in het tijdspad van 0-5 jaar. Het gebruik van andere houtsoorten omdat er vijf jaar meer groeitijd is, is niet voldoende om andere (langzamer groeiende) soorten te introduceren.

-

Alnus glutinosa Alnus incana Salix alba Betula pendula Betula pubescens Amelanchier lamarckii Sorbus acuparia Alnus glutinosa Alnus incana Salix alba Betula pendula Betula pubescens Amelanchier lamarckii Sorbus acuparia Fraxinus excelsior

Beheer:

Toepasbaar bij:

Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein Speeltuin

0-2 jaar In dit tijdsbestek kan een bomenrij niet voldoende beschutting creëeren. 0-5 jaar Een bomenrij aanplanten voor vijf jaar is haalbaar, alleen zal het geen grote bomenrij worden. Een goedkope en passende bomenrij kan men vormen door het aanplanten van knotwilgen door wilgentakken in de grond te zetten. Deze zullen na twee jaar een redelijk afschermende werking hebben.

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Verwijderen onderbegroeiing 0-10 jaar; Verwijderen onderbegroeiing

-

Salix alba (variëteiten ook mogelijk)

0-10 jaar Om in tien jaar een degelijke bomenrij te krijgen met voldoende afschermend vermogen, zullen snelgroeiende plantsoorten gebruikt moeten worden.

Salix alba Alnus glutinosa Populus alba Platanus x acerifolia

Toepasbaar bij:

Beheer:

Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein Speeltuin

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Jaarlijks of tweejaarlijks snoeien 0-10 jaar; Niets doen

87


Boomgroep heesters 88

Net als de andere hogere beplantingsvormen, geven ook boomgroepen beschutting tegen weersinvloeden en bieden ze een verblijfplaats voor onder andere vogels .

Net als de andere hogere beplantingsvormen, geven ook boomgroepen beschutting tegen weersinvloeden en bieden ze een verblijfplaats voor onder andere vogels. Heersters worden ook gebruikt als aanleiding om te verblijven, mensen bevinden zich daardoor minder in het open en zijn daardoor minder zichtbaar.


Deze beplantingsgroep is overeenkomstig met de beplantingsgroep ‘Bos’, er is alleen verschil in grootte. Voor de invulling en mogelijke plantsoorten willen we u verwijzen naar de beplantingsgroep bos, die hierboven in de tabel behandeld is.

0-2 jaar In twee jaar is het niet goed mogelijk om een heesterrand te creëren met genoeg massa om beschutting te vormen 0-5 jaar Dit tijdsbestek is meer geschikt om een nuttige groep heesters te introduceren als middel om beschutting te bieden. Het aantal geschikte plantsoorten neemt hierdoor iets toe, maar het belangrijkste is dat de beplanting snel hoog wordt, dicht vertakt of wintergroen is. 0-10 jaar In tien jaar tijd kunnen grotere heestergroepen het beste worden toegepast, deze hebben immers de tijd om volwassen te worden en zo een goede ruimtevormende functie te vervullen.

Toepasbaar bij:

Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein Speeltuin

-

Crataegus monogyna Prunus spinosa Salix aurita Aucuba japonica Prunus laurocerasus Fagus sylvatica Amelanchier lamarckii Crataegus monogyna Prunus spinosa Salix aurita Aucuba japonica Prunus laurocerasus Fagus sylvatica Amelanchier lamarckii Ilex Viburnum Buddleja Ceanothus Kolkwitzia

Beheer:

0-2 jaar; Niets doen 0-5 jaar; Niets doen 0-10 jaar; Eén of twee dunningen laten plaatsvinden om dominante soorten ruimte te geven

89


vaste planten

Vaste planten groeien vaak niet heel groot uit, maar er zijn uitzonderingen (denk aan Persicaria amplexicaulis en siergrassen als Miscanthus sinensis). In enkele gevallen kunnen vaste planten heel goed beschutting bieden tegen wind voor gebruikers die bijvoorbeeld op een grasveld liggen. Door vaste planten toe te passen in combinatie met hoogteverschillen, kan dit effect groter worden.

houtwallen en houtsingels

Houtwallen en singels zijn zeer geschikt om wind te breken. Houtwallen en singels geven vaak ook beschutting aan het vee wat op de weilanden graasd die de houtwallen en singels opdelen. Houtwallen en singels kennen ook vaak een aardige diversiteit in plantsoorten en hebben over het algemeen een dichtere structuur, wat deze groenelementen aantrekkelijk maakt als verblijfsplek voor vogels en insecten.

90


0-2 jaar Binnen twee jaar is het moeilijk om met vaste planten beschutting te kunnen geven, omdat ze tijd nodig hebben om aan te slaan. 0-5 jaar Een aantal vaste planten kunnen binnen vijf jaar al flink uitdijen en zo beschutting bieden. Voornamelijk siergrassen zijn harde groeiers. 0-10 jaar Een aantal vaste planten kunnen vrij hoog worden en zijn daarom geschikt om hiermee binnen tien jaar beschutting te bieden.

Toepasbaar bij: Horeca

0-2 jaar Om in een termijn van twee jaar een houtwal of singel te realiseren is niet haalbaar vanwege het benodigde formaat wat de beplanting moet bereiken. Om voor dit tijdsbestek een strook beplanting te realiseren die overeenkomt met de functie van houtwallen en singels, kan gekeken worden bij het kopje ‘Hagen’. 0-5 jaar In vijf jaar tijd is het mogelijk een kleiner formaat houtwal en/of singel te laten ontstaan. Er zal gebruik gemaakt moeten worden van sneller groeiende plantsoorten om snel resultaat te bereiken. Om de afschermende werking nog meer te stimuleren wordt ook bosplantsoen aangebracht. Zie hiervoor het kopje ‘Heesters’ 0-10 jaar In tien jaar tijd kan een volwaardige houtwal en of singel ontstaan. Ook hier is het aan te raden snel groeiende houtsoorten te gebruiken voor snel resultaat. Bij houtwallen kan het snoeihout wat van de beplanting af komt als een soort takkenril op de houtwal gelegd worden. Dit verdicht de houtwal.

-

Panicum Miscanthus Persicaria amplexicaulis Eupatorium Miscanthus Persicaria amplexicaulis Petrovskia atriplicifolia

Beheer:

Vaste planten zullen 1x per jaar gesnoeid moeten worden om afgestorven plantenresten te verwijderen en nieuwe bloei te stimuleren.

-

Alnus glutinosa Alnus incana Fraxinus excelsior Salix alba

Alnus glutinosa Alnus incana Fraxinus excelsior Salix alba Populus alba

91


solitaire boom 92

Een solitaire boom staat vrij van andere bomen, meestal in een vlakte, waar weinig andere hoge beplanting aanwezig is. Een solitaire boom kan zorgen voor beschutting, geeft een ruimte vorm en maat. Wanneer je een solitaire boom weg zou halen uit zo’n gebied, wordt het meteen een lege vlakte.


Beheer:

Toepasbaar bij:

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Niets doen 0-10 jaar; 2-3 maal afzetten van de beplanting en snoeiafval verwerken in de singel of houtwal

Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein

0-2 jaar Om in een termijn van twee jaar een solitaire boom de functie buschutting mee te geven is niet haalbaar vanwege het benodigde formaat wat de boomkroon moet bereiken. 0-5 jaar In dit tijdsbestek kunnen alleen kleinere bomen zorgen voor beschutting. Door het aanplanten van knotwilgen door wilgentakken in de grond te zetten kan redelijk snel beschutting worden verkregen. 0-10 jaar Snelgroeiende soorten kunnen in dit tijdsbestek een redelijke boomkroon vormen, die beschutting kan bieden.

Toepasbaar bij: Moestuinieren Horeca Parkeerplaats Speeltuin

-

Salix alba (variĂŤteiten ook mogelijk)

Salix alba Alnus glutinosa Populus alba Platanus x acerifolia

Beheer:

Niets doen

93


6.6 Vlakte| Beplanting Wanneer een gebied bijna tot geen hoogteverschillen heeft is er sprake van een vlakte. Een vlak en egaal grondvlak is voor sommige vormen van gebruik een belangrijk inrichtingsaspect. De wijze waarop hier met beplanting invulling aan gegeven kan worden is redelijk beperkt, maar desalniettemin zeer belangrijk omdat dit de beplanting is die in veel gevallen het meest gebruikt wordt.

Grasland

Principewerking

94

Uitleg beplantingsgroep

Lagere typen vegetatie die betreedbaar zijn, vormen de juiste beplantingstypen voor gebruikstypen die een vlak grondvlak nodig hebben. Uiteraard zit er in de verschillende typen grasland een aantal verschillende vormen die meer of minder geschikt zullen zijn voor een bepaald gebruik.


grasland

Invulling tijdelijke toepassing

mogelijke plantsoorten

0-2 jaar Om een bruikbare vlakte te creëeren kan men simpelweg gazon inzaaien en het intensief beheren.

Graszaad

0-5 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar. 0-10 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar.

Toepasbaar bij: Speeltuin Evenementen Horeca Parkeerplaats Sportveld Moestuinieren

Beheer:

0-2 jaar; tussen de 22 en 36 maal per jaar maaien 0-5 jaar; “ 0-10 jaar; “

95


6.7 Hoogteverschillen| Beplanting Hoogteverschil in het grondvlak van een terrein kan er voor zorgen dat het terrein heel anders beleefd wordt. Er ontstaan verschillende niveaus, waardoor het terrein spannender beleefd wordt. Hoogteverschil kan ook in beplanting worden gecreĂŤerd, wat een extra dimensie toevoegd aan het terrein.

grasland Vaste planten bollen en knollen

96


97


Grasland

Principewerking

98

Uitleg beplantingsgroep In veel gevallen worden grondheuvels gebruikt, om plekken aan te duiden of af te schermen. Die grondheuvels zorgen voor verschil in hoogte en grassen kunnen dit visueel aantrekkelijk maken Dit kan zijn door het gras te maaien, waardoor het te betreden is en dus een functionele eigenschap krijgt. Een andere invulling kan ruig gras zijn. Dan worden diverse bloemenmengsels toegepast voor een divers en aantrekkelijk beeld.


Invulling tijdelijke toepassing

mogelijke plantsoorten

0-2 jaar Om een bruikbare vlakte te creëeren kan men simpelweg gazon inzaaien en het intensief beheren.

Graszaad

0-5 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar. 0-10 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar.

Toepasbaar bij:

Natuureducatie Speeltuin Evenemententerrein Horeca

Beheer:

0-2 jaar; tussen de 22 en 36 maal per jaar maaien 0-5 jaar; “ 0-10 jaar; “

99


vaste planten bollen en knollen 100

Wanneer gebruik wordt gemaakt van grondheuvels op een terrein, kunnen deze ingeplant worden met vaste planten. De hoogteverschillen kunnen op deze manier versterkt en benadrukt worden. Gebruik van vaste planten die verschillen in hoogte, kunnen ook voor een verrassend beeld zorgen. De beplanting heeft hier voornamelijk een esthetische kwaliteit in plaats van een functionele kwaliteit.

Bollen en knollen kennen een grote variatie in hoogte en bloeimomenten. Door het toepassen van diverse soorten kunnen daarmee hoogteverschillen gecreĂŤerd worden in een gebied waarmee een fraai beeld neergezet kan worden. Hoogteverschillen in het maaiveld kunnen een versterkt worden door het toepassen van enkele bollensoorten.


0-2 jaar Hoogteverschillen in gebieden kunnen een meerwaarde krijgen door toepassen van vaste planten. Bodembedekkende planten zijn snelle groeiers en kunnen goed toegepast worden wanneer het tijdsbestek 0-2 jaar is.

Persicaria affinis ‘Superba’ Waldsteinia ternata Vinca minor (‘Alba’)

0-5 jaar Vaste planten kunnen toegepast worden op grondheuvels, maar variëren zelf ook in hoogte. Voor een groter effect d.m.v. vaste planten is meer tijd nodig en dus is een periode van 0-5 jaar zeer geschikt om vaste planten toe te passen.

Lavandula Rudbeckia Geranium macrorrhizum ‘Spessart’ Salvia nemerosa Alchemilla mollis

0-10 jaar Zie tijdsbestek 0-5 jaar

Zie tijdsbestek 0-5 jaar

Toepasbaar bij:

Beheer:

Horeca

0-2 jaar Om grondheuvels te verfraaien kunnen bollen en knollen toegepast worden. Ze zullen direct resultaat geven. Verschil in hoogte wordt gecreëerd door toepassen van diverse soorten. 0-5 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar 0-10 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar

Toepasbaar bij: Horeca

Vaste planten zullen 1x per jaar gesnoeid moeten worden om afgestorven plantenresten te verwijderen en nieuwe bloei te stimuleren.

Algemene lijst aan bloembollen en knollen: Camassia Tulipa Narcissus Galanthus Crocus Colchicum autumnale Chiniodoxa Hyacinthoides Dahlia’s

Beheer: Bollen en knollen zijn heel gemakkelijk te beheren. Één keer per jaar dient het loof gemaaid of afgeknipt te worden.

101


6.8 Plekaanduiding| Beplanting Om een gebied aan te duiden, of af te bakenen kan gebruik worden gemaakt van plekaanduiding. Dit kan op verschillende manieren gebeuren, namelijk door het creĂŤeren van subtiele contrasten of grote verschillen in het ruimtelijk beeld te maken. Beplanting kan hier een sterke rol in vervullen.

Hagen en heggen grasland Bomenrij

102


Heesters

Vaste planten

bollen en knollen

Houtwallen en singels

103


grasland

Hagen en heggen

Principewerking

104

Uitleg beplantingsgroep Plekaanduidingen kunnen gevormd worden door hagen. Dit gebeurd meestal door de haagvormers regelmatig te snoeien, zodat ze laag blijven en de verschillende ruimtes goed te overzien zijn. Deze hagen kunnen verschillend qua formaat zijn en toch een aanduidende functie hebben.

Door middel van het gebruik van grassen kan heel goed een plek aangeduid worden. Wanneer op bepaalde plekken in ruig grasland banen vaker worden gemaaid, ontstaat er een duidelijk verschil in het beeld. Met deze manier van beheer kan men ´sturen´ waar men gaat lopen, namelijk op de vlakke, gemaaide banen in het wildere grasveld.


Invulling tijdelijke toepassing

mogelijke plantsoorten

0-2 jaar Er zijn soorten die al binnen twee jaar bij kunnen dragen aan een plekaanduiding. De soorten zijn zowel groenblijvend als niet groenblijvend.

Berberis thunbergii Lonicera nitida

0-5 jaar Omdat het de bedoeling is om een plek aan te duiden, hoeft een haag niet per sĂŠ direct hoog en dicht te zijn. Soorten die meer tijd nodig hebben om zich te ontwikkelen tot een haagje zijn in dit tijdsbestek goed toepasbaar. Ze krijgen zo meer kans om zich te ontwikkelen. 0-10 jaar Langzaamgroeiende soorten krijgen in dit tijdsbestek ook nog de kans om een volledig dichte groei te bereiken, hier zijn weer andere soorten van toepassing.

Toepasbaar bij:

Moestuinieren Horeca Parkeerplaats Evenemententerrein Speeltuin

0-2 jaar Het inzetten van gras om plekken aan te duiden is heel snel gedaan. Men kan simpelweg het maaibeheer aanpassen om plekken en paden te accentueren waardoor deze eerder gebruikt zullen worden. Men kan ruig gras laten ontstaan en hier plekken in uitmaaien waar men gebruik van kan maken.

Lonicera nitida Crataegus x monogyna Ligustrum vulgare Acer campestre

Fagus sylvatica Ligustrum ovalifolium Carpinus betulus Prunus laurocerasus cv. Eleagnus x ebbingei

Beheer:

0-2 jaar: weinig snoei nodig, de planten zijn nog jong en kunnen nog vrij uit groeien. 0-5 jaar: regelmatige snoei bevorderd dichtheid van de haag. 0-10 jaar: regelmatige snoei bevorderd dichtheid van de haag.

Graszaad Bloemzadenmengsels

0-5 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar 0-10 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar

Toepasbaar bij: Plekaanduiding

Beheer:

0-2 jaar; Wisselend maaibeheer 0-5 jaar; Wisselend maaibeheer 0-10 jaar; Wisselend maaibeheer

105


Bomenrij Heesters 106

Net als houtwallen en singels, zijn bomenrijen lijnvormige ruimtevormende elementen. Ze kunnen dienen als wanden van een open plek. In dat geval is het ook logisch dat een bomenrij ook als plekaanduiding kan dienen, want hij geeft daardoor een gebied aan. Bomenrijen worden ook regelmatig aan weerszijden van een weg geplaatst (lanen). Ook op deze manier wordt een plek­/gebruik aangeduid.

Heesters kunnen goed toegepast worden om plekken aan te duiden. Door hun eigenschappen als geur en kleur kan een heel aangename verblijfsplek gecreĂŤerd worden. De heesters geven aan waar de grens van een bepaald gebied is en hoeft niet heel hoog te zijn om het gewenste effect te bereiken.


0-2 jaar Bij deze beplantingsgroep kan een bomenrij toegepast worden in elk tijdsbestek. De stammen van de bomen zorgen er namelijk voor dat de plek aangeduid wordt. De kronen kunnen zorgen voor een intiemere sfeer. 0-5 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar

Kostenbewuste boomsoorten: Populus alba Alnus glutinosa Fraxinus excelsior Salix alba Betula pendula

0-10 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar

Toepasbaar bij:

Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein Speeltuin

0-2 jaar Heesters kunnen plekken aanduiden wanneer ze aaneengesloten in een vorm worden geplant. Hun geur, kleur en vruchten bieden al vanaf de aanplant een aangenaam beeld. Dit zorgt er voor dat in elk tijdsbestek heesters toegepast kunnen worden om plekken aan te duiden. 0-5 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar

Beheer:

Aan de hand van de standplaats wordt bepaald of opkronen van de bomen noodzakelijk is. Verdere snoei van de bomen is niet noodzakelijk.

Lijst van algemeen toepasbare heesters: Amelanchier Crataegus Ilex Viburnum Buddleja Ceanothus Kolkwitzia Hydrangea

0-10 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar

Toepasbaar bij:

Horeca Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein Speeltuin

Beheer:

De heesters dienen jaarlijks gesnoeid te worden om de oude bloeiwijzen te verwijderen en nieuwe bloei en vruchtdracht te stimuleren.

107


Vaste planten bollen en knollen 108

Plekken kunnen eenvoudig aangeduid worden door met vaste planten accenten te zetten. Door gebruik te maken van de lagere soorten, zullen de plekken overzichtelijk blijven.

Plekken kunnen aangeduid worden door middel van bollen, wanneer deze toegepast worden in bijvoorbeeld een grasveld. Het gebruik van de plekken zal hierop aangepast moeten worden, bollen kunnen niet tegen betreding e.d. Een nadeel is dat de bollen maar een geringe tijd bloeien, ze zullen dus niet jaarrond een plek aan kunnen duiden.


0-2 jaar Net als heesters kunnen vaste planten plekken aanduiden wanneer ze aaneengesloten in een rij of in groepen worden aangeplant. Hun geur en kleur biedt al vanaf de aanplant een aangenaam beeld. Dit zorgt er voor dat in elk tijdsbestek vaste planten toegepast kunnen worden om plekken aan te duiden. 0-5 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar

Lijst van algemeen toepasbare vaste planten: Lavandula Rudbeckia Geranium macrorrhizum ‘Spessart’ Alchemilla mollis Salvia nemerosa Astrantia major Phlomis russeliana

0-10 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar

Toepasbaar bij:

Horeca Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein Speeltuin

0-2 jaar Om plekken aan te duiden kunnen bollen en knollen toegepast worden. Ze zullen direct resultaat geven, maar veel soorten zullen alleen in het voorjaar bloeien, waardoor alleen dan plekken aangeduidt kunnen worden. Vanwege de diversiteit aan soorten is het raadzaam om een plantenexpert in de hand te nemen bij het toepassen van bollenmengsels. 0-5 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar

Beheer:

De vaste planten dienen jaarlijks in het voorjaar gesnoeid te worden om de oude bloeiwijzen te verwijderen en nieuwe bloei te stimuleren.

Algemene lijst van bloembollen en knollen: Camassia Tulipa Narcissus Galanthus Crocus Colchicum autumnale Chionodoxa Hyacinthoides Dahlia’s

0-10 jaar Zie tijdsbestek 0-2 jaar

Toepasbaar bij: Horeca Natuureducatie

Beheer:

Bollen en knollen zijn heel gemakkelijk te beheren. Één keer per jaar dient het loof gemaaid of afgeknipt te worden.

109


Houtwallen en singels 110

Net als bomenrijen, zijn houtwallen en singels ook geschikt om (grotere) plekken aan te duiden mits deze op de juiste wijze zijn gepositioneerd. In de praktijk zijn deze beplantingstypen vaak gebruikt als aanduiding en scheiding van verschillende percelen in het agrarisch gebied.


0-2 jaar Voor een termijn van twee jaar een houtwal of singel te realiseren is niet haalbaar vanwege het benodigde formaat wat de beplanting moet bereiken. Om voor dit tijdsbestek een strook beplanting te realiseren die overeenkomt met de functie van houtwallen en singels, kan gekeken worden bij het kopje ‘Hagen’. 0-5 jaar In vijf jaar tijd is het mogelijk een kleiner formaat houtwal en/of singel te laten ontstaan. Er zal gebruik gemaakt moeten worden van sneller groeiende plantsoorten om snel resultaat te bereiken. In dit tijdspad is het realistisch een houtwal of singel als plekaanduiding in te zetten. 0-10 jaar In tien jaar tijd kan een volwaardige houtwal en of singel ontstaan. Ook hier is het aan te raden snel groeiende houtsoorten te gebruiken voor snel resultaat. Ook hier kan bij singels een heesterbeplanting worden aangebracht. Bij houtwallen kan het snoeihout wat van de beplanting af komt als een soort takkenril op de houtwal gelegd worden.

Toepasbaar bij:

Sportveld Parkeerplaats Evenemententerrein

Zie het kopje ‘Hagen’

Alnus glutinosa Alnus incana Fraxinus excelsior Salix alba

Alnus glutinosa Alnus incana Fraxinus excelsior Salix alba

Beheer:

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Niets doen 0-10 jaar; 2-3 maal afzetten van de beplanting en snoeiafval verwerken in de singel of houtwal

111


6.9 Terreinafscherming| Beplanting Een terrein kan op twee manieren afgeschermd worden. De eerste is visuele afscherming, dit betreft het beperken/wegnemen van het zicht van en naar het terrein. De tweede is fysieke afscherming, deze voorkomt dat mensen, dieren of zelfs objecten het terrein op of af gaan op plekken waar dat niet wenselijk is. Dit hangt sterk af van het type gebruik waar de beplanting mee te maken gaat krijgen.

Bos Hagen en heggen Bomenrij

112


Heesters

Houtwallen en singels

113


heggen en hagen

Bos

Principewerking

114

Uitleg beplantingsgroep Als afscherming van grotere terreinen of ruimtes is bos geschikt als terreinafscherming. Het ontmoedigt mensen om door het bos het terrein te bereiken of te verlaten. Het biedt geen fysieke afscherming. Deze laatste kan bereikt worden met overige (noodzakelijke) inrichtingselementen zoals hekwerken. Door grotere evenementen te omringen met groen, zal dit minder visuele overlast veroorzaken voor de omgeving.

Een haag kan dienen als een groene muur om een bepaald gebied af te schermen. Vaak wordt een terreinafscherming ook gebruikt om ongenodigde gasten buiten te houden. Een moeilijk doordringbare haag is dan van belang. . Regelmatig snoeien is hier van belang om de dichte structuur te verkrijgen.


Invulling tijdelijke toepassing

mogelijke plantsoorten

0-2 jaar In een tijdsbestek van twee jaar is het niet mogelijk om een bosvegetatie te creëeren.

-

0-5 jaar In een tijdsbestek van vijf jaar is het niet goed mogelijk een bos te vormen. Het is wel mogelijk een aanzet te geven naar een lager bostype, wat uit slechts één soort bestaat, het productiebos. Door de gelijke soorten, en de relatief kleine onderlinge afstand van de bomen, worden de bomen snel langer. Onderhoud is in principe niet nodig. De bomen domineren en het bos is bedoeld als afschermend middel, waardoor onderbegroeiing niet erg is. 0-10 jaar In een tijdsbestek van tien jaar is het goed mogelijk een redelijk dichte bos bomen te vormen met veel afschermend vermogen. De voorkeur heeft om hier meerder boomsoorten, maar ook struikvormers toe te passen. Zie voor deze laatste groep de beplanting in het kopje ‘Heesters’.

Toepasbaar bij:

Natuureducatie Evenemententerrein Speeltuin

0-2 jaar In twee jaar is het lastig een haag te vormen die een dichte afscherming vormt voor een terrein. Wanneer hier toch voor gekozen wordt, moet men uitgaan van snel groeiende, struiken. Een dichte vertakking wordt niet bereikt in twee jaar, waardoor wintergroene beplanting ook overwogen kan worden. Dit is gezien het korte tijdspad, een duurdere oplossing. Snoeien is alleen aan te raden wanneer het nodig is, en de beplanting al groot en afschermend genoeg is.

Alnus glutinosa Fraxinus excelsior Salix alba

Alnus glutinosa Fraxinus excelsior Salix alba Populus alba

Beheer:

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Niets doen 0-10 jaar; Niets doen

Crataegus monogyna Prunus spinosa Ligustrum ovalifolium Fagus sylvatica

115


bomenrijen 116

Bomenrijen kunnen gebruikt worden als terreinafscherming. Afhankelijk van de maat van de ruimte, zal de gewenste hoogte van de bomenrij variĂŤren. Een bomenrij heeft van dichtbij geen afschermende werking, omdat men dan makkelijker onder de dichte boomkronen door kijkt.


0-5 jaar In vijf jaar tijd kan een fatsoenlijke haag worden gevormd met een goed afscheidend vermogen voor het gebied waar de haag in geplant wordt. Wederom is het belangrijk sneller groeiende plantsoorten te gebruiken die een dichte vertakking kunnen krijgen. Wanneer dit niet het geval is dient er wintergroene beplanting ingezet te worden. 0-10 jaar Om een volwassen haag te krijgen die geschikt is als terreinafscherming is tien jaar meer dan voldoende. Vanwege de lange ontwikkeltijd kunnen de langzamer groeiende plantsoorten ook toegepast worden. Voor een goed afschermend effect dienen de hagen dicht en hoog te zijn.

Toepasbaar bij: Natuureducatie Moestuinieren Speeltuin

0-2 jaar In een tijdsbestek van twee jaar kan geen bomenrij gevormd worden die als terreinafscherming kan dienen. 0-5 jaar Een bomenrij aanplanten voor vijf jaar is haalbaar, alleen zal het geen grote bomenrij worden. Een goedkoop en passende bomenrij kan men vormen door het aanplanten van knotwilgen door wilgenstammen in de grond te zetten. Deze vormen direct een boomkroon en zullen na twee jaar een redelijk aschermende werking hebben.

Crataegus monogyna Prunus spinosa Ligustrum ovalifolium Fagus sylvatica Prunus laurocerasus Aucuba japonica Ilex aquifolium Crataegus monogyna Prunus spinosa Ligustrum ovalifolium Fagus sylvatica Carpinus betulus Prunus laurocerasus Aucuba japonica Ilex aquifolium Taxus baccata

Beheer:

0-2 jaar; Snoeien indien nodig 0-5 jaar; Jaarlijks snoeien 0-10 jaar; Jaarlijks snoeien

-

Salix alba (en cv’s.)

0-10 jaar Om in tien jaar een degelijke bomenrij te krijgen met voldoende afschermend vermogen, zullen snelgroeiende plantsoorten gebruikt moeten worden.

Salix alba Alnus glutinosa Populus alba Platanus x acerifolia

Toepasbaar bij:

Beheer:

Speeltuin Evenemententerrein Parkeerplaats

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Jaarlijks of tweejaarlijks snoeien 0-10 jaar; Niets doen

117


heesters houtwallen en singels 118

Heesters zijn zeer geschikt om een terrein af te schermen. Door hun vertakking vanaf de grond kan een dichte groei worden bevorderd en is het moeilijk om een door heesters begrensd terrein te kunnen bereiken. Heesters met doorns bemoeilijken het ook om het terrein te betreden. Ongenodigde gasten worden zo buiten gehouden. Een voordeel is de bloei, waardoor de afscherming ook visueel aantrekkelijk wordt.

Doordat houtwallen en singels dicht begroeit zijn, kunnen ze de randen vormen van een terrein. Zowel fysiek als visueel wordt een gebied zo afgeschermd. Variatie in soorten beplanting in een houtwal of singel zorgt er voor dat het een afwisselend uiterlijk krijgt.


0-2 jaar In dit tijdsbestek is het lastig groepen heesters tot ontwikkeling te laten komen die een afschermend effect hebben op hun omgeving. Het belangrijkste is daarom het toevoegen van snelgroeiende, hogere heesters die, bij voorkeur, een dichtere vertakking hebben of wintergroen zijn.

Crataegus monogyna Prunus spinosa Salix aurita Aucuba japonica Prunus laurocerasus

* De wintergroene beplantingssoorten zijn gemiddeld duurder dan de loofhoutbeplanting 0-5 jaar Dit tijdsbestek is meer geschikt om een nuttige groep heesters te introduceren t.b.v. de terreinafscherming. Het aantal geschikte plantsoorten neemt hierdoor iets toe, maar het belangrijkste is dat de beplanting snel hoog wordt, dicht vertakt of wintergroen is. 0-10 jaar In tien jaar tijd kunnen grotere heestergroepen het beste worden toegepast, deze hebben immers de tijd om volwassen te worden en zo een goede afschermende functie te vervullen.

Toepasbaar bij:

Natuureducatie Speeltuin Evenemententerrein Parkeerplaats

0-2 jaar Voor een termijn van twee jaar een houtwal of singel te realiseren is niet haalbaar vanwege het benodigde formaat wat de beplanting moet bereiken. Om voor dit tijdsbestek een strook beplanting te realiseren die overeenkomt met de functie van houtwallen en singels, kan gekeken worden bij het kopje ‘Hagen’.

Crataegus monogyna Prunus spinosa Salix aurita Aucuba japonica Prunus laurocerasus Fagus sylvatica Amelanchier lamarckii Crataegus monogyna Prunus spinosa Salix aurita Aucuba japonica Prunus laurocerasus Fagus sylvatica Amelanchier lamarckii

Beheer:

0-2 jaar; Niets doen 0-5 jaar; Jaarlijks of tweejaarlijks snoeien 0-10 jaar; Jaarlijks of tweejaarlijks snoeien

-

119


120


0-5 jaar In vijf jaar tijd is het mogelijk een kleiner formaat houtwal en/of singel te laten ontstaan. Er zal gebruik gemaakt moeten worden van sneller groeiende plantsoorten om snel resultaat te bereiken. Om de afschermende werking nog meer te stimuleren wordt ook bosplantsoen aangebracht. Zie hiervoor het kopje ‘Heesters’

Alnus glutinosa Alnus incana Fraxinus excelsior Salix alba

0-10 jaar In tien jaar tijd kan een volwaardige houtwal en of singel ontstaan. Ook hier is het aan te raden snel groeiende houtsoorten te gebruiken voor snel resultaat. Bij houtwallen kan het snoeihout wat van de beplanting af komt als een soort takkenril op de houtwal gelegd worden. Dit verdicht de houtwal.

Alnus glutinosa Alnus incana Fraxinus excelsior Salix alba Populus alba

Toepasbaar bij:

Beheer:

Natuureducatie Speeltuin Evenemententerrein Parkeerplaats

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Niets doen 0-10 jaar; 2-3 maal afzetten van de beplanting en snoeiafval verwerken in de singel of houtwal

121


6.10 Biodiversiteit | Beplanting Een grote verscheidenheid aan planten en dieren (flora en fauna) kan een heel verrassend gebied opleveren. Door de aanplant van diverse soorten bomen, heesters, vaste planten, kruiden en ruigtevegetaties kan een bijzonder klimaat gecreĂŤerd worden, waar veel diersoorten zich thuis voelen.

Hagen en heggen Bos grasland

122


oeverbeplanting

Boomgroep

Heesters

Vaste planten

123


Bos

bollen en knollen

heggen en hagen

Principewerking

124

Uitleg beplantingsgroep Hagen en heggen hebben een grote rijkdom aan vruchten en zaden, waar weer veel vogels en insecten op af komen. In het geval van losse hagen is de rijkdom het grootst omdat vruchten en zaden volop kans krijgen zich te ontwikkelen. Het is tevens wenselijk om inheems plantmateriaal te gebruiken om de biodiversiteit van een plek te bevorderen


Houtwallen en singels

Invulling tijdelijke toepassing 0-2 jaar In een tijd van twee jaar is het lastig een haag te vormen die een echte toevoeging vormt voor de biodiversiteit van een terrein. Wanneer hier toch voor gekozen wordt, moet men uitgaan van enkel snel groeiende, bloeiende en besdragende struiken. Een dichte vertakking wordt namelijk niet bereikt in twee jaar. De bloei en bes zullen in slechts twee jaar tijd vaak tegenvallen, daarom dienen de struiken niet gesnoeid te worden. 0-5 jaar In vijf jaar tijd kan er een haag gevormt worden die een aanvulling vormt op de biodiversiteit. Er moet wederom gebruik gemaakt worden van sneller groeiende soorten die bij voorkeur bloeien, bes dragen en een dichtere takstructuur hebben of kunnen krijgen. 0-10 jaar Wanneer voor tien jaar een haag gewenst is die postief bijdraagt aan de biodiversiteit, kunnen langzamer groeiende soorten toegepast worden. Het eindbeeld wordt immers bereikt, en er worden minder kosten gemaakt in het snoeionderhoud.

mogelijke plantsoorten

Crataegus monogyna Prunus spinosa

Crataegus monogyna Prunus spinosa Ligustrum vulgare Ligustrum ovalifolium

Alnus glutinosa Amelanchier lamarckii Carpinus betulus Ilex aquifolium

125


bos

In een bos leven veel insecten, vogels en zoogdieren, die hier voedsel en bescherming vinden.

126


Toepasbaar bij: Natuureducatie

Beheer:

0-2 jaar; Niet snoeien 0-5 jaar; In augustus terugsnoeien om de vertakking te bevorderen en de bloei het jaar erop niet of weinig te verstoren 0-10 jaar; In het najaar terugsnoeien om de vertakking te bevorderen

0-2 jaar In een tijdsbestek van 0-2 jaar is het niet mogelijk om d.m.v. bos een open ruimte te creëren. 0-5 jaar In een tijdsbestek van vijf jaar is het niet goed mogelijk een bos te vormen. Het is wel mogelijk een aanzet te geven naar een lager bostype, wat uit slechts één soort bestaat, het productiebos. Door de gelijke soorten, en de relatief kleine onderlinge afstand van de bomen, worden de bomen snel langer. Onderhoud is in principe niet nodig. De bomen domineren en het bos is bedoeld als ecologisch middel, waardoor onderbegroeiing niet erg is. 0-10 jaar In een tijdsbestek van tien jaar is het goed mogelijk een redelijk dichte bos bomen te vormen met veel afschermend vermogen. De voorkeur heeft om hier meerder boomsoorten, maar ook struikvormers toe te passen. Zie voor deze laatste groep de beplanting in het kopje ‘Heesters’.

Toepasbaar bij: Natuureducatie

-

Alnus glutinosa Alnus incana Salix alba Betula pendula Betula pubescens Amelanchier lamarckii Sorbus acuparia

Alnus glutinosa Alnus incana Salix alba Betula pendula Betula pubescens Amelanchier lamarckii Sorbus acuparia Fraxinus excelsior

Beheer:

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Niets doen 0-10 jaar; Niets doen

127


Grasland Oeverbeplanting 128

Grassen kunnen heel goed bijdragen aan de biodiversiteit in een gebied. Om een grote diversiteit te verkrijgen worden er meestal diverse soorten grassen en bloemenmengsels gezaaid. Het maaibeheer kan er voor zorgen dat diverse soorten zich kunnen ontwikkelen. Het afvoeren van het maaisel zorgt voor verschraling van het gebied, waardoor meer soorten kan krijgen om uit te groeien en zich te vermeerderen.

Wanneer veel verschillende soorten worden toegepast binnen een gebied, kan de biodiversiteit van een gebied zeer groot zijn. De vegetatie kan een interessante leefomgeving vormen voor verschillende soorten insecten, vogels en watergebonden beestjes. veroorzaken voor de omgeving.


0-2 jaar Het realiseren van ruig grasland is goed mogelijk in twee jaar tijd. Wanneer men de bodem saneerd en inzaait met een gras- en kruidenmengsel, kan op korte termijn een ruig grasveld ontstaan met veel éénjarige akkerkruiden die zich ieder jaar zullen uitzaaien. 0-5 jaar Het realiseren van ruig grasland is in twee jaar haalbaar, het handhaven gaat op langere termijn een belangrijke rol spelen. Er zal één tot twee maal per jaar gemaaid moeten worden met een klepelmaaier. Het maaisel blijft liggen, waardoor zaden in het grasland aanwezig blijven. 0-10 jaar Over een termijn van 10 jaar is naast het realiseren van ruig grasland, het handhaven wederom belangrijk. Alleen zal in dit tijdspad om de 2 à 3 jaar bloemenmengsels moeten worden bijgezaaid om het sortiment divers en bloemrijk te houden. Er treedt namelijk zeker een natuurlijke selectie op, door de plaatstelijke bodemcondities.

Toepasbaar bij: Natuureducatie

0-2 jaar In twee jaar tijd zijn de mogelijkheden voor een oevervegetatie ietwat beperkt. Om hier in twee jaar tijd invulling aan te geven is het enige zinvolle wat gedaan kan worden de desbetreffende oever in te planten met Riet, deze grassoort groeit snel en vormt een hoge en dichtere beplanting die zowel op het land als in het water kan groeien.

Graszaad Bloemzadenmengsels

Graszaad Bloemzadenmengsels

Graszaad Bloemzadenmengsels

Beheer:

0-2 jaar; Eén tot tweemaal per jaar klepelmaaien en niets afvoeren 0-5 jaar; Eén tot tweemaal per jaar klepelmaaien en niets afvoeren, één maal bijzaaien bloemenmengsel 0-10 jaar; Eén tot tweemaal per jaar klepelmaaien en niets afvoeren, 4 - 5 maal bijzaaien bloemenmengsel

Phragmites australis

129


boomgroep 130

Een boomgroep kan plaats bieden aan veel insecten, vogels en zoogdieren, die hier voedsel en bescherming vinden. De moslaag of strooisellaag die de onderste laag van het bos vormt, voorziet in voedsel, het bladerdek biedt de dieren bescherming tegen andere dieren en diverse weersomstandigheden.


0-5 jaar Een redelijk diverse oeverbeplanting kan bereikt worden in vijf jaar tijd. Er kunnen meerdere plantsoorten aangeplant worden die iets langzamer groeien en de diversiteit van het sortiment vergroten.

0-10 jaar In deze tijd kan een stabiele oevervegetatie tot stand komen (mits de overige omgevingsfactoren gelijk blijven). Er kunnen meerdere soorten geïntroduceerd worden die meer specifieke behoeften hebben dan de voorgaande ‘makkelijke’ plantsoorten. Hiernaast een greep uit het brede aantal toe te passen plantsoorten.

Toepasbaar bij: Natuureducatie

0-2 jaar In twee jaar tijd is het niet mogelijk een boomgroep te laten groeien die genoeg bijdraagt aan de biodiversiteit. Aan te raden is om te kijken wat er met heesters gedaan kan worden. 0-5 jaar Het laten groeien van een kleine boomgroep is mogelijk mits gebruik wordt gemaakt van snelgroeiende plantsoorten. Om deze extra bij te laten dragen aan de biodiversiteit is het aan te raden ook

Phragmites australis Typha latifolia Petasitus hybridus Caltha palustris Acorus calamus Iris pseudacorus Mentha aquatica Phragmites australis Typha latifolia Petasitus hybridus Caltha palustris Acorus calamus Butomus umbellatus Carex nigra Carex pendula Juncus effusus Lythrum salicaria

Beheer:

0-2 jaar; Niets doen 0-5 jaar; Om het jaar maaien en afvoeren van het riet, wintermaaibeheer 0-10 jaar; Om het jaar maaien en afvoeren van het riet, wintermaaibeheer, afhankelijk van het watervolume en de dichtgroeiing 1 maal baggeren

-

Alnus glutinosa Salix alba Betula pendula Sorbus aucuparia

131


heesters 132

Heesters kunnen bijdragen aan een grote biodiversiteit in een gebied. Heesters trekken veel bijen, vlinders, diverse insecten en vogels, door hun vruchten, bloemen en geuren. Daarnaast bieden heesters nestplaatsen en schuilplaatsen voor vogels.


struikbeplanting als onderbegroeiing toe te passen, zie hiervoor het kopje heesters. 0-10 jaar Dit tijdsbestek is redelijk ruim om een boomgroep tot ontwikkeling te laten komen. De boomgroep zal bij lange na niet volwassen worden, maar de mogelijkheden qua beplanting en het positieve effect van de boomgroep op de biodiversiteit nemen toe.

Toepasbaar bij: Natuureducatie

0-2 jaar In dit tijdsbestek is het lastig groepen heesters tot ontwikkeling te laten komen die een sterke positieve bijdrage geven aan de biodiversiteit. Het belangrijkste is daarom het toevoegen van snelgroeiende heesters. 0-5 jaar Dit tijdsbestek is meer geschikt om een nuttige groep heesters te introduceren t.b.v. de biodiversiteit. Het aantal geschikte plantsoorten neemt hierdoor iets toe, maar het belangrijkste is dat de beplanting bloeit, bes draagt en een dichtere vertakking heeft of kan krijgen. 0-10 jaar In tien jaar tijd kunnen grotere heestergroepen het beste worden toegepast, deze hebben immers de tijd om volwassen te worden en optimaal een bijdrage te leveren aan de biodiversiteit.

Alnus glutinosa Salix alba Betula pendula Sorbus aucuparia Tilia x europaea Acer pseudoplatanus Robinia pseudoacacia

Beheer:

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Onkruid en opschot verwijderen tussen de boomvormers 0-10 jaar; Onkruid en opschot verwijderen tussen de boomvormers

Crataegus monogyna Prunus spinosa Sambucus nigra

Crataegus monogyna Prunus spinosa Amelanchier lamarckii Salix aurita Hedera helix ‘Arborescens’ Corylus avellana Sambucus nigra Crataegus monogyna Prunus spinosa Amelanchier lamarckii Corylus avellana Sorbus aucuparia Sambucus nigra

133


vaste planten 134

Vaste planten lokken met hun vele bloemen allerlei dieren zoals bijen en vlinders. Rijkbloeiende borders dragen daarom bij aan een grote biodiversiteit.


Toepasbaar bij: Natuureducatie

0-2 jaar Vaste planten inplanten voor een tijdsbestek van twee jaar is af te raden. Het inzaaien van bloemenmengsels verdient de voorkeur (zie Grasland in deze paragraaf). 0-5 jaar Het introduceren van vaste plantenborders om een positieve impuls te geven aan de biodiversiteit in een gebied kan het beste gebeuren door veel verschillende (uitbundig) bloeiende vaste planten toe te passen. Deze zullen veel bijen en vlinders aantrekken. Het aantal geschikte plantsoorten is erg groot. Aanbevolen wordt een sierplantenexpert raad te plegen voor het samenstellen van de borders. Belangrijk is; veel bloei en gespreide bloeitijden. 0-10 jaar Het introduceren van vaste plantenborders om een positieve impuls te geven aan de biodiversiteit in een gebied kan het beste gebeuren door veel verschillende (uitbundig) bloeiende vaste planten toe te passen. Deze zullen veel bijen en vlinders aantrekken. Het aantal geschikte plantsoorten is erg groot. Aanbevolen wordt een sierplantenexpert raad te plegen voor het samenstellen van de borders. Belangrijk is; veel bloei en gespreide bloeitijden.

Toepasbaar bij: Natuureducatie

Beheer:

0-2 jaar; Niets doen 0-5 jaar; Niets doen 0-10 jaar; Eén of twee dunningen laten plaatsvinden om dominante soorten ruimte te geven

-

* Planten die bijen en vlinders aantrekken * Uitbundige bloei * Gespreide bloei

* Planten die bijen en vlinders aantrekken * Uitbundige bloei * Gespreide bloei

Beheer:

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Planten afknippen in het voorjaar, jaarlijks toplaag bodem verbeteren met aarde 0-10 jaar; Planten afknippen in het voorjaar, jaarlijks toplaag bodem verbeteren met aarde, één à twee maal beplanting delen

135


houtwallen en singels 136

Door de dichte begroeiing die houtwallen en singels kenmerkt, wordt een goede plek gecreĂŤerd om vogels en kleine zoogdieren ruimte te bieden. Ze vinden hier hun voedsel en kunnen hier nesten e.d. maken om te overnachten en nestelen. Daarnaast kan het snoeihout van houtwallen en singels gebruikt worden om houtrillen van te maken. Ook hier vinden verschillende dieren hun plekje.


0-2 jaar Voor een termijn van twee jaar een houtwal of singel te realiseren is niet haalbaar vanwege het benodigde formaat wat de beplanting moet bereiken. Om voor dit tijdsbestek een strook beplanting te realiseren die overeenkomt met de functie van houtwallen en singels, kan gekeken worden bij het kopje ‘Hagen’. 0-5 jaar In vijf jaar tijd is het mogelijk een kleiner formaat houtwal en/of singel te laten ontstaan. Er zal gebruik gemaakt moeten worden van sneller groeiende plantsoorten om snel resultaat te bereiken. Om de biodiversiteit nog meer te stimuleren wordt bij de singels ook bosplantsoen aangeplant. Zie hiervoor het kopje ‘Heesters’ 0-10 jaar In tien jaar tijd kan een volwaardige houtwal en of singel ontstaan. Ook hier is het aan te raden snel groeiende houtsoorten te gebruiken voor snel resultaat. Ook hier kan bij singels een heesterbeplanting worden aangebracht. Bij houtwallen kan het snoeihout wat van de beplanting af komt als een soort takkenril op de houtwal gelegd worden. Dit trekt insecten en vogels aan.

Toepasbaar bij: Natuureducatie

Zie het kopje ‘Hagen’

Alnus glutinosa Alnus incana Fraxinus excelsior Salix alba

Alnus glutinosa Alnus incana Fraxinus excelsior Salix alba

Beheer:

0-2 jaar; N.v.t. 0-5 jaar; Niets doen 0-10 jaar; 2-3 maal afzetten van de beplanting en snoeiafval verwerken in de singel of houtwal

137


138


7. Conclusies Dit hoofdstuk bevat de conclusies die ten aanzien van dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Deze worden globaal behandeld naar aanleiding van de onderzoeksvragen die geformuleerd zijn in het kader van dit onderzoek. Ook wordt in dit hoofdstuk gereflecteerd op de gehanteerde onderzoeksmethodiek en de uitvoering hiervan. Verder worden kort de eigen ervaringen beschreven, ook in relatie tot de doelstellingen die dit onderzoek gevormd hebben.

139


7.1 Onderzoeksvragen| Conclusies Dit onderzoek is opgezet middels het gebruik van een aantal onderzoeksvragen. De antwoorden op deze onderzoeksvragen hebben sterk bijgedragen aan de resultaten die met dit onderzoek bereikt zijn. In deze paragraaf worden kort de conclusies ten aanzien van de onderzoeksvragen behandeld. Braakliggende terreinen Afgaand op wat tijdens de referentiestudie naar braakliggende terreinen allemaal gezien is, kan gesteld worden dat er zeer veel verschillende soorten initiatieven worden toegepast op dit soort terreinen. De creativiteit waarmee deze terreinen worden gebruikt en ingericht is bijzonder en apart te noemen. Vaak bleek dat de initiatieven die een erg lokaal publiek trekken, zoals een natuurspeeltuin of moestuin, er enkele mensen zijn die het initiatief trekken en promoten. Een initiatiefnemer van een natuurspeeltuin in Amsterdam-Noord heeft in een gesprek gezegd dat “het erg lastig is om veel mensen mee te krijgen, maar nog lastiger om de mensen die tegen zijn ook mee te krijgen in het initiatief”. Braakliggende terreinen worden in enkele gevallen ook ontwikkeld met de hulp van een gemeente, wat de burgerinitatiefnemers deels ontlast. Ook hier is een sociaal draagvlak creëren erg belangrijk om een initiatief te laten slagen. Doordat de braakliggende terreinen vaak op eigen initiatieven zijn ingericht, laat de inrichting, vormgeving en ordening in sommige gevallen nog te wensen over. Veel van de bezochte terreinen stralen een zekere ‘kneuterigheid’ uit. Er is gewerkt met wat men heeft en met de beste bedoelingen worden de terreinen ingevuld. Sommigen ogen daarom erg primitief, maar geven het wel een zeer leuke en intieme uitstraling. Ontworpen terreinen Wat sterk opviel is dat de ontworpen terreinen 140

vrijwel niet te vergelijken zijn met de braakliggende terreinen. Uiteraard wel qua gebruiksvorm, maar niet qua inrichting. De ontworpen terreinen zijn ontworpen met een doel, en met financiële middelen. Hierdoor is er veel meer aandacht besteed aan de ethetische uitstraling van de plek en het samenhangen van de verschillende soorten inrichting en gebruiksvormen. De inrichting op deze plekken is daarom in sommige gevallen erg specifiek, er worden duidelijk inrichtingselementen toegevoegd die een bepaalde gebruiksfunctie hebben. Aan de andere kant is er ruimtelijk ook écht ontworpen, waardoor de ruimtelijke condities ontstaan die een bepaald gebruik mogelijk maken. Om die reden waren beide soorten bezochte terreinen erg handig om inrichtings- en ontwerpprincipes te verkennen. Inrichtingsaspecten De inrichtingsaspecten zijn een erg belangrijke schakel gebleken in niet alleen het onderzoek, maar ook in het ontwerpproces. De inrichtingsaspecten vormen de schakel tussen een gebruikstype en de inrichting die dit gebruik ‘nodig’ heeft om te kunnen functioneren. Ruimtelijk en functioneel Tijdens het onderzoek bleek er een gradiënt te zitten tussen deze inrichtingsaspecten. Waarvan de twee uitersten de volgende twee soorten inrichtingsaspecten vormden; Ruimtelijke en functionele inrichtingsaspecten. De ruimtelijke inrichtingsaspecten betrof in hoofdzaak begrippen die een abstracte en ruimtelijke terreineigenschap duidde. De functionele inrichtingsaspecten hadden vaak in meer of mindere mate betrekking op inrichtingselementen of groepen objecten. Vertegenwoordiging in het onderzoek De inrichtingsaspecten bleken erg moeilijk te bepalen en te definiëren. Ook het toepassen van de inrichtingsaspecten volgens de onderzoeksmethodiek bleek moeilijk. Zo zijn de inrichtingsaspecten hoogteverschillen,


Open ruimte

X

X

Beschutting

X

X

or

Sp

oe

st u

in ie tv ren e Ho ld re ca Pa rk ee Ev rpla en a em ts Na en t tu u ent Sp redu err ei ee c ltu atie n in

Biodiversiteit en tuinbouwmogelijkheden hebben weinig bijbehorende inrichtingsaspecten.

M

Programma

Bij elk programma zijn meerdere inrichtingsaspecten van toepassing. Dit kan variĂŤren van; erg van toepassing, tot vrijwel niet van toepassing. De inrichtingsaspecten die erg van toepassing zijn bepalen hoe de inrichting in relatie tot beplanting zal worden.

X X

X

Vlakte

X

X X

X X

X

X X X

Hoogteverschillen Plekaanduiding

X

X

X

X

X

X

X

Terreinafscherming

X

X

X

X

X

X

X

Tuinbouwmogelijkheden

X

Biodiversiteit

X

X

Programma i.r.t. de inrichtingsaspecten

141


tuinbouwmogelijkheden en vlakte erg lastig te interpreteren in een ruimtelijke oplossing. Hierdoor is het ook lastig hier beplantingsvoorstellen aan te koppelen. (zie de tabel op de rechterpagina.) Programma De verschillende programmagroepen die zijn opgesteld vormen een redelijk volledig beeld en geven een aantal thematische beschrijvingen waarmee men een braakliggend terrein kan invullen. Deze programmagroepen zijn gebruikt als middel om te kunnen kanaliseren in het onderzoek. In de praktijk is het heel goed mogelijk om eigenschappen uit meerdere programmagroepen te combineren in een ontwerp. Beplanting De opgestelde beplantingsgroepen geven een breed en volledig vertrekpunt om beplantingsalternatieven op een kosten- en tijdsbewuste te baseren. De beplantingsgroepen zijn, met uitzondering van oeverbeplanting en solitaire bomen breed vertegenwoordigd in relatie tot de inrichtingsaspecten die ze kunnen ondersteunen. Tijdsfactor De tijdsfactor speelt een belangrijke rol bij het wel of niet succesvol functioneren van de beplanting in relatie tot een inrichtingsaspect. In de gestelde termijnen waarin de beplanting onderzocht is bleek dat de beplantingsgroep ‘bos’ voor braakliggende terreinen vaak lastig te realiseren is. De heesters zijn een passend alternatief omdat deze beplanting ook houtig is van aard, maar wel minder hoog. Voor zowel heesters, bos als de overige houtige beplantingsvormen die zijn behandeld speelt het aanplantformaat een belangrijke rol in het wel of niet slagen van de beplanting in een bepaalde tijdspanne. De aanplantmaat is in dit 142

onderzoek niet opgenomen, maar de ontwerper kan sturing geven aan de succesfactor van de beplanting met de leverantiemaat van de beplanting. Beheerfactor Een andere belangrijk aspect wat wel is meegenomen in de het onderzoek, is het beheer van de beplanting. Het beheer heeft, naast de plantsoort, grote invloed op de verschijning en dus het functioneren van beplanting. Met bepaalde technieken van beplantingsonderhoud kan men heel veel bereiken, zo is uit dit onderzoek gebleken. Vaak zijn het ook vooral beheersmatige ingrepen geweest die het mogelijk maakte om bepaalde beplantingsvoorstellen te doen in een relatief kort tijdspad. Denk hierbij aan het realiseren van een bomenrij door het plaatsen van wilgentakken. Een bomenrij met de aanplant van de zomereik zou in vijf jaar bij lange na niet hetzelfde resultaat bereikt worden.


duiding en biodiversiteit hebben veel beplantingsmogelijkheden.

Hagen, heesters, vaste planten en houtwallen hebben de meeste toepassingsmogelijkheden Oeverbeplanting en solitaire bomen zijn uniek.

hu

sc

Be

en

ru

im te Vl ttin ak te g Ho og t Pl eve r ek aa sch i n Te d lle rre uid n in in Tu afs g ch in bo er Bi uw min od m g ive og rs elij ite k it hed

en

Open ruimte, beschutting, plekaan-

Op

Beplantingsgroepen

De beplantingsgroepen voorzien goed in relatie tot de inrichtingsaspecten.

Heggen en hagen

X

X

Bos

X

X

X X

Grasland

X

X

X

X

X

X

X X

Oeverbeplanting X

Solitaire bomen Bomenrij

X

X

X

X

X

X

X

Boomgroep Heesters

X

X

Vaste planten

X

X

Bollen en knollen

X X

X

X

X

X

X

X

Klimplanten Houtwallen en singels

X

X

X

X

X

Inrichtingsaspecten i.r.t. de beplantingsgroepen

143


7.2 Reflectie | Conclusies Ter afronding van dit onderzoek, wordt deze laatste paragraaf gewijd aan het reflecteren op de onderzoeksmethodiek. Ook worden er aanbevelingen gedaan voor zaken die anders gedaan zouden kunnen worden. Tevens is het een reflectie op de manier van werken die gehanteerd is. Hiermee worden ook de ‘worstelingen’ tijdens het werkproces onder de aandacht gebracht. onderzoeksmethodiek De reflectie op de onderzoeksmethodiek wordt behandeld aan de hand van het methodiekschema zoals deze in hoofdstuk twee is weergegeven. De opbouw van dit kopje volgt globaal dezelfde stappen en zijn daarom navolgbaar. Gebruikstypen en -groepen Het inventariseren en categoriseren van gebruikstypen is erg complex gebleken. Het is hierbij belangrijk gebleken dat het aanbrengen van een sterke hiërarchie in de vele soorten gebruikstypen later in het proces enorm veel tijd kan schelen. Wanneer dit niet volledig gedaan is blijft ‘de verkeerde’ informatie in de rest van het werk doorsijpelen waardoor dat ook moeizamer gaat verlopen. Gebruik en inrichting Het inventariseren van de inrichting en ruimtelijke kenmerken van een plek is erg belangrijk. Dit vormt immers de ‘oorzaak’ wat het aanwezige gebruik mogelijk maakt. Ook hier is het aanbrengen van een sterke hiërarchie in inrichtingselementen en hun functie erg belangrijk. De functie van de inrichting leidt namelijk tot de inrichtingsaspecten. Inrichtingsaspecten De inrichtingsaspecten zijn erg complex en ze kennen meerdere abstractielagen waardoor het lastig is ze op de juiste manier in te zetten wanneer ze gekoppeld dienen te worden aan het programma of beplanting. In het onderzoek wat voor u ligt is het struc144

tureren en inventariseren van de inrichtingsaspecten erg moeizaam verlopen omdat de verzamelde informatie (inrichting en gebruikstypen) wellicht nog niet voldoende geordend was. Dit heeft er toe geleid dat er in de acht als belangrijkst bestempelde inrichtingsaspecten nog enkele oneffenheden zitten. Twee inrichtingsaspecten; ‘tuinbouwmogelijkheden’ en ‘biodiversiteit, zijn verantwoord in de methodiek om als belangrijk te bestempelen. ‘Hoogteverschillen’ en ‘vlakte’ als inrichtingsaspect heeft nog onvoldoende draagvlak in het onderzoek gehad. Hoe dit precies komt is nog onduidelijk. Waarschijnlijk omdat deze twee begrippen nóg abstracter zijn dan bijvoorbeeld ‘open ruimte’. Wanneer we zien dat ‘biodiversiteit’ wel met beplanting is na te streven, blijkt dat er drie van de acht inrichtingsaspecten niet of moeilijk te koppelen zijn aan beplantingen, wat volgens ons als onderzoekers een kwalijk grijs gebied is in het onderzoek. Programma Het opstellen van programmagroepen heeft een positief kanaliserend effect gehad op het verloop van het onderzoek. Door dit te doen zijn als het ware een soort ‘doelgroepen’ gedefiniëerd die houvast gaven in het onderzoek. Beplanting Het vormen van beplantingsgroepen is een goede stap geweest in het onderzoek. Dit heeft als leidraad gewerkt in het verkennen van de mogelijkheden. Door de selectiemethodiek van beplantingen kon één beplantingsgroep vrijwel meteen worden geschrapt uit het onderzoek. Het uitwerken van de beplantingsgroepen i.r.t. de inrichtingsaspecten en dus het programma waar zij aan bij zouden moeten dragen kent nog een paar haken en ogen. Door de zeer grote hoeveelheid informatie die we door het betrekken van alle beplantingsgroepen verkregen, was het lastig hier structuur in aan te brengen. Voor alle beplantingstypen is bekeken of en hoe deze vorm zouden kunnen krijgen in de


gestelde termijnen voor braakliggende terreinen. Door de beplantingsgroepen konden we effectief zoeken naar eventuele alternatieven in aanplant en beheer. Wederom, door de grote hoeveelheid informatie, is de diepgang van deze alternatieven op dit vlak een beetje weggebleven. Bereiken doelstellingen Dit kopje gaat kort in op de verwachtingen die wij als onderzoekers voorafgaand aan dit onderzoek hadden. Dit wordt ook besproken in relatie tot de doelstellingen die in Hoofdstuk 1 zijn geformuleerd. Relatie programma en inrichting Dit onderzoek heeft voor een zeer groot deel gedraaid om het ontdekken en bepalen van de begrippen inrichting en gebruik om vervolgens de onderlinge relatie tussen die twee begrippen te bepalen. Dit heeft geleidt tot de inrichtingsaspecten.

persoonlijk nut van het onderzoek Wij hebben als onderzoekers dit onderzoek als leerzaam ervaren. De doelstellingen met betrekking op het inzetten van tijdelijke beplanting zijn niet naar alle verwachtingen gehaald, maar we zijn ook van mening dat de stap met betrekking tot de inrichtingsaspecten net zo belangrijk is geweest. Het toewerken naar deze inrichtingsaspecten heeft voor ons beiden veel verdieping gegeven in de relatie tussen ruimtegebruik en inrichting, wat voor ons als landschapsontwerpers ook erg belangrijk is. Het ontbreken van de diepgang qua beplantingsvoorstellen vinden wij jammer, maar we zijn er van overtuigd dat wanneer we de kennis opgedaan middels dit onderzoek kunnen toepassen in het afstudeertraject, we alsnog veel profijt hebben van het werk dat wij verricht hebben.

Deze inrichtingsaspecten zijn vooral voor ontwerpers van groot belang, met vrijwel iedere opgave komen zij hiermee in aanraking. Daarom zijn veel van de inrichtingsaspecten met ‘logisch nadenken’ ook te achterhalen. Met dit onderzoek zijn wij echter een stap verder gegaan. Wij hebben met een redelijk duidelijke systematiek gebruik en inrichting onderzocht om tot deze inrichtingsaspecten te komen en hebben daarom meer waarde. Daarnaast waren de inrichtingsaspecten voor ons een belangrijk middel om de relatie met beplantingen te kunnen leggen. Beplanting i.r.t. tijdelijkheid Een tweede belangrijk doel voor ons was het verkrijgen van inzicht in het toepassen van beplanting op tijdelijk in te vullen plekken. Zoals al gezegd is in het kopje “onderzoeksmethodiek” in deze paragraaf, heeft de grote hoeveelheid te ordenen en verwerken informatie ertoe geleid dat we met de beplantingsvoorstellen meer aan de oppervlakte zijn gebleven dan wij graag hadden gezien. 145


146


Begrippenlijst Bepaalde begrippen in dit rapport zijn heel belangrijk, ze bepalen namelijk de opbouw van dit rapport. Daarnaast behoeven enkele begrippen extra uitleg. In deze begrippenlijst wordt een toelichting gedaan op de belangrijkste begrippen.

147


Begrippenlijst| Hieronder worden de belangrijkste begrippen toegelicht. Enkele begrippen komen overeen met elkaar, daarbij wordt verwezen naar het andere begrip. Veel van de gebruikte begrippen worden in het onderzoeksrapport uitgelegd en gebruikt in het onderzoek.

Begrippen Braakliggend terrein Een braakliggend terrein heeft dat geen invulling voor gebruik. Waar voorheen het terrein een bestemming had, zijn gebouwen afgebroken en terreinen braak komen te liggen. Door economische veranderingen zijn ontwikkelingen op deze terreinen gestagneerd en hebben de terreinen een verlaten indruk. Gebruik (zie gebruikstype) Gebruikstype De manier waarop een terrein gebruikt wordt; In dit rapport wordt ingegaan op alle vormen van gebruik die zijn aangetroffen op zowel de braakliggende terreinen als de ontworpen terreinen. Gebruiksgroep Gebruikstypen die overlap met elkaar hebben worden geordend in een gebruiksgroep. Hiërarchie Manier om gegevens te ordenen op volgorde van belangrijkheid. Inrichting (zie inrichtingselement)

Inrichtingsaspect Een inrichtingsaspect is een algemene terreinconditie die gevormd wordt door één of meerdere inrichtingselementen en daarmee bij kan dragen aan een vorm van gebruik. Het vormt de schakel tussen het programma en de invulling d.m.v. beplanting. Inrichtingselement Materiaalgebruik en objectgebruik, met als functie bepaalde vormen van gebruik mogelijk te maken. Maaiveld De hoogte van het grondoppervlak. Ontworpen terrein Een ontworpen terrein is een terrein dat ontworpen is met een doel. Hierbij is een ontwerper ingeschakeld en waren financiële middelen voor handen. Er is meer aandacht besteedt aan de ethische uitstraling van de plek. Programma(groep) Een thema dat is gevormd door analyse van gebruikstypen en gebruiksgroepen. Inrichtingsaspecten geven vorm aan een programma.

Begrippenlijst

148


149


150


8. Bronvermelding Dit onderzoek is gericht op diverse bezochte braakliggende terreinen en ontworpen terreinen. Door inventarisatie is een grote bron aan informatie verzameld. Daarnaast zijn er zelf foto’s gemaakt bij de bezoeken van de terreinen. Enkele aanvullingen op de foto’s waren gewenst, waardoor externe bronnen zijn geraadpleegd. De herkomst van de bronnen wordt in dit hoofdstuk vermeld.

151


Bronvermelding| Voor het opstellen van dit rapport zijn enkele bronnen gebruikt. DIt gaat voornamelijk om afbeeldingen die zijn gebruikt ter illustratie van de rapportage. Hiervoor zijn enkele internetbronnen gebruikt, de rest komt uit eigen archief. Daarnaast is ook gebruik gemaakt van enkele literaire bronnen, die zijn ook hieronder weergeven. ELEKTRONISCHE BRONNEN

• Solitaire boom: - http://pictures.verhelst.org/resize/0/2009/05/boschheide/Solitaire+eik.jpg • Bomenrij: - http://static.panoramio.com/photos/large/50824845.jpg • Open Ruimte: - http://hetreestdal.nl/?p=2973 - http://www.koosroggeveld.nl/uploads/imagecache/full/photos/2010/10/Amsterdamse%20bos1%20(Large).JPG • Singel/houtwal - http://hetreestdal.nl/?p=174 - http://www.archeoweb.nl/media/landschap/coulissenlanschapmetpingos.jpg • Boomgroep: - http://www.dommelsekracht.nl/sites/default/files/images/boek-thumb/beschutting%20 van%20de%20boom.jpg • Hagen: - http://www.nederrijkswald.nl/media/Brax_HighSlide_Gallery_gallery/main26.jpg • Terreinafscherming: - http://frontpage.fok.nl/review/434830/evenement-pinkpop-persconferentie-2011.html • Bloembollen: - http://www.offtoeurope.com/wp-content/uploads/2010/02/keukenhof-gardens-netherlands.jpg • Referentiegebieden: - http://maps.amsterdam.nl/braakliggende_terreinen/

LITERAIRE BRONNEN • Ing. J. Martin, Ing. R. de Jong (maart 2000). Bomen en boomstructuren. Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein. • Ing. J. Martin, Ir. J.J.C Janssen, Ing. R. de Jong (april 2000). Beplantingstypen. Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein.

152


153


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.