Reportage | Workshop helmduiken
Malini Witlox.
Rob Aarsen.
Met kilo’s aan duikspullen lijk je een mannetje op de maan. Malini Witlox prijst zich gelukkig dat de ontwikkelingen in duikland niet hebben stilgestaan.
20
Onderwatersport | september - oktober 2019
21
Reportage | Workshop helmduiken
Door de luchtstroom waait mijn haar voor mijn ogen. Ik krijg het niet weggeblazen en kan nog maar de helft zien.
Auteur Malini Witlox (in pak) krijgt uitleg vn Kess van Hooff (midden) en Simon Visser (rechts).
Het waren de pioniers van de duikwereld. In de 19e en een deel van de 20e eeuw doken ze nog niet met trimjackets en persluchtflessen. De echte bikkels zoals de mariniers gingen te water met een Siebe Gorman duikhelm. Gewapend met koperen helm, loodzware schoenen en een flink rug-en borstgewicht daalden de mannen af terwijl ze met een luchtslang verbonden waren met de oppervlakte. Mannen ja, want vrouwelijke duikers waren er toen nog niet. Zelfs Afro-Amerikaanse mannen waren tot de jaren '50 niet welkom in het Amerikaanse leger, zoals de Hollywoodkaskraker ‘Men of Honor’ vertelt. Goed, een man ben ik niet en sterk ook niet, maar ik wilde een keer voelen hoe het is om decennia terug in de tijd te gaan. Duikteam IJmond bood die kans bij een workshop helmduiken. Een helmduiker reist niet licht, blijkt uit de uitrusting die is uitgestald op het gras bij Zandeiland 4 in Vinkeveen. Twee grote bufferflessen met 10.000 liter perslucht, twee radio’s voor communicatie met twee helmduikers, een grote handpomp en natuurlijk de helmen met bijbehorende materialen. Ik ga eerst voor een duik met de Siebe Gorman helm, genoemd naar de in 1788 geboren Augustus Siebe, Duitser en duikpionier. Hij bracht de eerste duikhelmen in 1830 de markt en ontwikkelde ze later verder. De helm van het Duikteam IJmond komt waar-
22
Onderwatersport | september - oktober 2019
schijnlijk uit 1945, is het vermoeden. ‘Ze zijn genummerd, maar in de oorlog is een deel van de administratie verloren gegaan. Op basis van de nummers die wel bekend zijn, denken we dat onze spullen uit de jaren ’40 komen,’ vertelt “hoofd aankleding” Simon Visser.
Te groot Twee mannen helpen me bij het aankleden en dat is nodig ook. Allereerst trek ik het moderne droogpak aan, een van de dingen die in de loop der tijd zijn vervangen. Op het droogpak is een rubberen kraag gemonteerd waarop mijn assistenten de zware koperen schouderplaat vastzetten. De twaalf draadeinden van de schouderplaat passen door de twaalf gaten in de rubberen kraag. Door de vleugelmoeren aan te draaien, ontstaat een waterdichte verbinding tussen de plaat en het pak. De bovenzijde van het borststuk heeft een schroefdraad waar de helm op past. Helm en schouderplaat wegen samen 24 kilo, maar we zijn nog niet klaar. Ik heb schoenmaat 37. De droogpakschoenen zijn negen maten te groot, maar dat is geen probleem. Ik steek mijn voeten in metalen schoenen die ongeveer 6 kilo per stuk wegen. De heren trekken de bandjes strak aan, daar kan ik niet meer uitschieten. De teller staat nu al op 36 kilo. Ik hoef maar een paar meter naar de ladder te lopen die in het water staat, maar het lijkt een hele tocht.
Er is geen trimslang zoals een sportduiker die heeft. Op mijn helm zit een speciale luchtinlaat. Door aan het ventiel te draaien, doseer je de luchttoevoer. Om lucht af te blazen, moet ik mijn hoofd naar rechts bewegen. Daar zit ter hoogte van mijn oor een afblaasknop met terugslagklep. Alles werkt, de handige leden van het duikteam onderhouden hun spullen pico bello. ‘Onderdelen maken we vaak zelf, want ze zijn zo oud dat je de benodigdheden niet meer kunt kopen,’ vertelt Kees van Hooff. Vroeger kwam de lucht van een tweecilinderpomp die door vier sterke mannen werd bediend. Als ze stopten met pompen, dan had de duiker nog voor ongeveer drie minuten aan lucht in de slangen en het pak zitten. De handpomp werkt nog, maar om het makkelijker te maken is op de pomp een persluchtaansluiting gemonteerd. Kees: ‘Als we bij verenigingen een workshop geven, moeten we uren pompen. Dat is niet te doen.
Claustrofobisch Simon draait het frontglas in de helm. Ik sta op van de kruk en wankel tussen mijn twee helpers naar de waterkant. ‘Recht vooruitkijken,’ adviseren ze nog, ‘want als je naar beneden kijkt neem je het gewicht van de helm mee. Bovendien is er niets te zien, want je kunt je hoofd toch niet ver genoeg naar voren buigen.’ De luchtslang is aangesloten,
Foto boven: de voorkant van de bus is de eindhalte. Foto onder: de moderne Kirby Morgan is lichter maar voelt zwaarder.
net als de kabel voor communicatie. Aan de waterkant krijg ik voor en achter nog twee loodblokken van ongeveer 16 kilo per stuk omgehangen. De teller staat nu op grofweg 68 kilo. ‘Dit is echt nodig,’ vertelt Simon. ‘De helm is zo groot en bevat zoveel lucht dat je anders niet onder water komt.’ Vinnen heb ik niet. Helmduikers zwemmen of zweven niet, maar lopen over de bodem. Zodra ik in het water sta is het gewicht deels verdwenen. De ademhaling giert me door de keel. Ik ben helemaal van de buitenwereld afgesloten, zeker omdat de communicatie niet goed blijkt te werken. Er zit ruis op de lijn, een probleem dat pas 's ochtends is opgemerkt. Het idee dat ik zelf de helm niet af kan doen, is niet fijn. Claustrofobisch moet je zeker niet zijn. Helmduiker Bastiaan de Bruijn begeleidt me gelukkig goed. Hij wacht tot ik me wat fijner voel en stapje voor stapje lopen we verder. De helmduikers hebben vooraf een oranje touw vanaf de waterkant naar de voorkant van de bus gespannen. Dat is mijn hulplijn. ‘Achteruitlopen,’ is de instructie. ‘Wie vooruitloopt op de steile helling kan gemakkelijk vallen. Het lukt niet om te klaren met behulp van het neusstukje dat in de helm zit. De v-hoek van de kunststof neusvleugel is te groot voor mijn neus. Ik gebaar naar Bastiaan dat ik niet kan klaren, wat hij weer via zijn radio doorgeeft aan het communicatiecentrum op de kant.
23