Nieuwsbrief het Merkske januari 2015
Voorwoord Drej Oomen, voorzitter Natuurpunt Markvallei De Klapekster, bezoekerscentrum van de Vallei van het Merkske
We zijn allemaal overtuigd van de schoonheid en de waarde van de Vallei van het Merkske. Die overtuiging uit zich in onze werkijver voor dit prachtige natuurgebied. Maar als we alleen staan in die overtuiging, dan staan we nergens. En daarom is er de Klapekster, het bezoekerscentrum van de Vallei van het Merkske. Op de inzijgzone van het beekdal zorgt het bezoekerscentrum voor opborrelende ideeĂŤn in de vallei. Bezoekerscentrum De Klapekster maakt dat brede lagen van de bevolking warm gemaakt worden voor de uitzonderlijke waarde van het gebied. Op die manier dragen het bezoekerscentrum en haar vrijwilligers in grote mate bij tot erkenning aan weerskanten van de landsgrenzen. Bij het begin van de eenentwintigste eeuw drong die gedachte door bij de bestuurders van Natuurpunt Markvallei. “Laat ons een huis bouwen in de natuur, een huis met een lage drempel waar iedereen welkom is en laten we het daar eens over natuur hebben.â€? Met veel inzet werkten vrijwilligers van de natuurvereniging op hun vrije dagen om het vervallen gebouw (deel van de landlopersboerderij in Wortel Kolonie) te restaureren. Het idee en de realisatie van hun droom hebben Natuurpunt Markvallei ondertussen geen windeieren gelegd. De Natuurpuntafdeling kon haar ledenaantal op tien jaar tijd vertienvoudigen en tekent voor een gemiddelde van anderhalve activiteit per week.
1
Planten Hans Backx Enkele botanische hoogtepunten van Het Merkske in 2014 Algemeen Uit de resultaten van de vrijwillige botanisten is gebleken dat ook in 2014 het stroomgebied van het Merkske een hoge botanische diversiteit herbergde. Dit zowel voor het Vlaamse als het Nederlandse deel. Er zijn veel (zeer) zeldzame soorten gevonden. De hoge botanische diversiteit is het resultaat van de aanwezigheid van een groot aantal verschillende biotopen, zoals het hoort in een goed beekdal. Zo vinden we in het Merkske droge natuur (schrale graslanden en droge heide) vochtige heide en vennen, vochtige graslanden, bossen en moeras. In de vorige nieuwsbrieven is al wat uitgebreider op deze biotopen ingegaan en is een groot aantal soorten genoemd. Uit waarneming.nl en waarnemingen.be blijkt dat veel van deze soorten dit jaar weer zijn aangetroffen. In deze tekst zal dus kort op deze biotopen worden ingegaan en zullen enkele nieuwe vondsten wat meer de ruimte krijgen. Voor de volledige lijsten met waargenomen soorten, en waarnemers, wordt doorverwezen naar www.waarneming.nl en www.waarnemingen.be Soorten van heischraal grasland en drogere heide Verspreid door het gebied komen bermen en graslanden met soorten voor die kenmerkend zijn voor heischrale graslanden en heide. Hier worden verspreid door het gebied jaarlijks een groot aantal soorten aangetroffen als zilverhaver, muizenoortje, klein tasjeskruid, tormentil, struikhei en stekelbrem. Een groot deel van deze soorten is (sterk) achteruitgegaan in Nederland en Vlaanderen, maar in het Merkske zijn er nog levensvatbare populaties aanwezig. Vorig jaar werd klein warkruid voor de eerste keer gemeld in het Vlaamse deel; dit jaar is de soort weer teruggevonden. Het lijkt er dus op dat dit een stabiele vestiging is. Verder is in Vlaanderen ook dwergviltkruid in het beekdal van Het Merkske gevonden, een soort die vorig jaar nog ontbrak. Deze soort is in Nederland in opmars en is ook in het Turnhoutse vennengebied verschenen nadat natuurherstel is uitgevoerd. Wellicht zijn zaadpluizen van deze groeiplaats terecht gekomen in het Merkske of heeft de soort vanuit Nederland Vlaanderen bereikt. Nu is het wachten op een permanente vestiging van Duits viltkruid (in 2011 voor het eerst waargenomen); de soort is ook in het Turnhoutse vennengebied aangetroffen en is in Nederland ook met een opmars bezig. Dat is waarschijnlijk een kwestie van geduld…. Vennen en venoevers Grote klappers werden dit jaar gemaakt met soorten die kenmerkend zijn voor vennen en venoevers. Zowel in Nederland als in Vlaanderen werd gesteeld glaskroos gevonden. Dit is een soort die in beide landen zeldzaam is geworden, maar dit jaar op enkele plekken is aangetroffen. Op één venoever nam deze soort zelfs 70 % van het oppervlakte in bezit. Gesteeld glaskroos is een pioniersoort van af en toe droogvallende plekken in matig voedselarm tot matig voedselrijk, helder, niet verzuurd water. Het is dus een kritische soort en het verschijnen, duidt dus op goede milieucondities. Hier zijn ook vaak andere kritische soorten te vinden zijn zoals moerashertshooi en veelstengelige waterbies. Om de soort voor langere tijd in het Merkske te behouden moet er wel een zekere mate van dynamiek of verstoring optreden, aangezien anders de oever zal dichtgroeien en de soort dus zal verdwijnen. 2
Loos blaasjeskruid (Foto: Theo Bakker)
Verder werd in De Broskens loos blaasjeskruid gevonden. Dit is de eerste keer dat deze soort in Het Merkske wordt aangetroffen. Loos blaasjeskruid is een soort die in zwak zure, matig voedselrijke vennen wordt gevonden. Deze vennen zijn wel wat meer gebufferd en voedselrijke dan de vennen waar klein blaasjeskruid voorkomt maar minder voedselarm dan de wateren waar groot blaasjeskruid groeit. De soort neemt dus een intermediaire positie in. De soort is niet algemeen in Nederland en Vlaanderen (waar ze ook in Het Turnhoutse vennengebied voorkomt) en hopelijk kan het loos blaasjeskruid zich de komende jaren handhaven. Ook nieuw voor het Merkske is tenger fonteinkruid een soort van helder, stilstaand, matig voedselrijk tot voedselrijk, zwak basisch tot neutraal, kalkhoudend water. Deze soort is aangetroffen in twee poelen in Zondereigen. Een mooie vondst is dwergvlas op de Castelresche hei. Dwergvlas is een pioniersoort die op o.a. drooggevallen venoevers kan voorkomen. Standplaatsen zijn matig voedselarm en zwak zuur. Om de soort te behouden is het van belang dat er voldoende pionierplaatsen aanwezig zijn. Anders zal de soort uiteindelijk verdwijnen door concurrentie van forsere soorten. Akkers Van oudsher zijn kleine akkers een onderdeel van de Brabantse en Vlaamse beekdalen. Voor verschillende soorten is dit dan ook een essentieel element om aanwezig te zijn. Juist deze soorten zijn zeer sterk achteruitgegaan. Met de aanleg hiervan wordt gehoopt niet alleen de fauna (knoflookpad, patrijs, geelgors,..) maar ook van de bijbehorende flora weer stabiele populaties terug te krijgen. Enkele (zeer) zeldzame soorten zijn in ieder geval weer
3
aangetroffen. Dit waren o.a. bleekgele hennepnetel, dreps en akkerdravik. Hopelijk kunnen deze soorten zich ook in de toekomst handhaven. Overige biotopen/soorten Typische bossoorten als dalkruid, slanke sleutelbloem (ook een graslandsoort), bosdroogbloem en bosanemoon waren in 2014 ook weer present. Dit gold ook voor de kenmerkende soorten van de vochtige beemden/graslanden. Soorten als kleine valeriaan, grote pimpernel, knolsteenbreek, moerasstreepzaad etc. werden weer in verschillende graslanden aangetroffen. Dhr E. Weeda heeft enkele exemplaren van het zeer zeldzame weidevergeet-menietje verzameld ten behoeve van DNA-onderzoek, dus de natuur in het Merkske heeft ook de wetenschap weer gesteund afgelopen jaar.
Knolsteenbreek (Foto: Mark van Veen)
Vreemde kostgangers Ook de natuur doet aan globalisatie en zo kunnen de meest vreemde soorten kunnen op de meest rare plekken opduiken. Zo werd dit jaar schijngenadekruid in het Merkske aangetroffen. Deze soort is een nieuwkomer in Nederland. Schijngenadekruid is afkomstig uit Noord-Amerika, en is Europa binnen gekomen via havens in Frankrijk. Van daaruit heeft de soort zich, met succes, verspreid naar moerassige gebieden in Zuid-, maar ook CentraalEuropa. Verspreiding (vegetatief en met zaden) verloopt waarschijnlijk via vogels, transport via schepen, werktuigen en visgerei, en door stroming/aanspoeling. Schijngenadekruid groeit op droogvallende oevers en heeft licht, vocht, en een dunne laag organisch materiaal nodig. Dit betekent dus dat het ecologisch bereik ruim is dus en op veel plaatsen kan opduiken. Gelukkig is de soort tot nu toe op geen enkele Nederlandse locatie 'vlakdekkend' aangetroffen, maar elders in Europa is dat wel het geval. Met dit potentieel gevaar in het achterhoofd lijkt de meest verstandige stap om de soort te verwijderen. Niemand zit op een soort als watercrassula of grote waternavel te wachten. Van deze twee soorten moet worden opgemerkt dat die soort altijd in het oog gehouden moet worden. In veel nabijgelegen gebieden komt ze voor en via vogels kunnen deze mogelijk het gebied bereiken. Wanneer watercrassula of grote waternavel worden aangetroffen moeten die 4
onmiddellijk worden verwijderd, anders is de kans aanwezig dat binnen enkel jaren niks anders meer resteert. Een uiterst merkwaardige vondst die op waarneming.nl staat, is de Ardense dravik in Voster en Raaijkens schoor (door dhr. P. Verbeek). Dit is een draviksoort die een zeer beperkt verspreidingsgebied kende (voornamelijk de Ardennen) en in open plekken in graslanden en speltakkers voorkwam. Met het verdwijnen van de speltteelt is de soort in het wild uitgestorven. Haar laatste toevluchtsoord was de plantentuin in Meisse waar zaden werden bewaard. Deze zijn onlangs weer succesvol tot kieming gebracht. De kans dat zo een kritische soort spontaan in het Merkske op is gedoken is dan ook erg klein. Twee dingen zijn mogelijk: of de soort is ingezaaid, of er is een vergissing gemaakt. Waarschijnlijk is dit laatste het geval. Hopelijk kan dit komend jaar eens goed worden nagekeken en kan er “hard bewijs” in de vorm van foto’s en herbariummateriaal worden geleverd voor de aanwezigheid van deze soort. Samenvattend 2014 kan vanuit botanisch standpunt weer een succesverhaal worden genoemd. Veel al eerder aanwezige typische soorten werden weer teruggevonden en er zijn weer verschillende nieuwe (zeer) zeldzame soorten aangetroffen. Akkersoorten profiteren van de aangelegde akkers en verschillende ven- en venoeversoorten hebben de weg naar het Merkske gevonden. Schijngenadekruid toont echter aan dat ook exoten de weg kunnen vinden. Men zal dus altijd alert moeten blijven op soorten als watercrassula en grote waternavel. En de Ardense dravik? Dit is waarschijnlijk een fout maar hopelijk willen enkele vrijwilligers in 2015 eens gericht zoeken op de vermelde plaats (te vinden op waarneming.nl). Je weet immers maar nooit en graag zal in de volgende nieuwsbrief worden vermeld dat de soort er echt voorkomt!
Akker, Heikant (Foto: Bart Hoeymans)
5
Vogels Bart Weel Gebied dekkende monitoring kenmerkende vogels. Het streven is nog altijd om het hele stroomgebied van ’t Merkske te monitoren op 25 broedvogelsoorten die kenmerkend zijn voor het gebied en de diverse biotopen. Het is echter heel moeilijk om hier enthousiaste mensen voor te vinden, en ik wil dan ook graag een oproep doen onder de lezers om je aan te melden als teller van een deelgebied. In 2014 zijn slechts drie gebieden bezocht om te kijken naar deze soorten. ‐ Het Groeske is geteld door Koen Verscheuren ‐ Schalluinen is geteld door Ad Verhoeven ‐ Een gedeelte van het zeer grote telgebied ’t vliegveld Weelde is 5 x bezocht door Johan Coertjens en Johan Versmissen. In het Groeske werden de volgende territoria vastgesteld: Koen heeft 5 bezoeken gebracht en tijdens zijn rondes werden 8 kenmerkende soorten waargenomen. Van torenvalk en wulp waren de deze niet voldoende voor een territoria. Verder kwamen hier voor: steenuil (1), groene specht (1), graspieper (1), roodborsttapuit (1), grote lijster (1) en grasmus (8)
Torenvalk (Foto: Geert Brosens)
Schalluinen werd door Ad 4 keer bezocht, hij heeft hier maar heel weinig kenmerkende soorten kunnen ontdekken omdat het gehele gebied bestaat uit vakantiewoningen en een camping met vaste staanplaatsen met veel tuintjes en voertafels. Grasmus werd wel waargenomen maar onvoldoende voor een territorium. Verder zag hij hier alleen een groene specht als kenmerkende soort met 1 territoria. Leuke andere soorten waren bonte vliegenvanger (2), boomklever (6) en boomkruiper (15). 6
Het Vliegveld is het grootste plot van het hele stroomgebied (756 ha) en nu er voor het eerst is gemonitord blijkt het gebied inderdaad veel te groot te zijn om het goed te tellen. Johan Coertjens en Johan Versmissen hebben hier 4 keer een ronde gelopen op en rondom de landingsbaan van het vliegveld. Zij hebben ongeveer een derde van het totale gebied geïnventariseerd. Het is de plaats waar de meeste soorten te verwachten waren. Wespendief en torenvalk werden wel waargenomen maar onvoldoende voor een territorium. Van de volgende soorten kon gelukkig wel één of meerdere terr. worden bepaald: kwartel (2), grutto (1), wulp (6), groene specht (2), zwarte specht (1), kleine bonte specht (1), boomleeuwerik (3), veldleeuwerik (19)!!!, graspieper (12), gekraagde roodstaart (1), roodborsttapuit (5), grote lijster (4), grasmus (6) , kneu (1) Uit het dagboek van een vogelaar Johan Coertjens/Bart Weel Johan Coertjens is verslingerd aan het Merkske als het gaat om vogels. Samen met zijn maatje Johan Versmissen bezoekt hij bijna wekelijks vanuit Baarle Hertog het stroomgebied van ’t Merkske om naar vogels te kijken, vogels te ringen en zoals zij altijd zeggen, de bakken te controleren. De 2 Johannen hebben namelijk een kleine 100 nestkasten (bakken) in het gebied hangen voor uilen en torenvalken. Daarnaast doen zij beiden ook 1 dag in de maand onderhoudswerk voor Staatsbosbeheer, Natuurpunt en ANB en zien dan ook veel vogels en andere natuur. Van elke omzwerving maakt eerstgenoemde een kort overzichtje van hetgeen zij hebben waargenomen en het leek mij leuk om alle lezers van de nieuwsbrief hier deelgenoot van te maken. Het gaat hier om een geselecteerd aantal dagen/waarnemingen omdat het gehele verslag van januari t/m november 13 pagina’s omvat, dus iets te groot is voor dit verslag. Hieronder een deel van Johan zijn waarnemingen 11.1.14 MERKSKE Broskes : 4 buizerds – torenvalk Singelheide: wijfje blauwe kiekendief – ontzettend veel vinken en grote vluchten houtduiven. Groepje van meer dan 50 gorzen (ca 40 geel- en ca. 10 rietgorzen. Watersnippen – 2 grote zilverreigers – 26 kleine zwanen – groene-, zwarte en gr.b. specht. 4 wintertalingen en rietganzen 2x4 reeën 11.1.14 MERKSKE Met vrijwilligers van sbb en natuurpunt op Heikant oud raster verwijderd en vervangen. Samen met Bart Hoeymans gaan kijken naar enkele nieuw uitgegraven wielen in het Merkske.
7
19.1.14 MERKSKE Wegmeerheide en Hoogeindse bergen Weelde Buizerd – gr.b. specht – zwarte specht – boomklevers – veel kuifmezen – vlucht sijsjes – goudvink gehoord – goudhaantjes – sperwerhorst in fijnspar. Rode bosmierennest. Op het open stuk voor de hoogzit : massaal veel kaardenbollen goed voor putters Het Merkske zoals dit onder de stenen brug doorstroomt doet denken aan een Ardeens beekje. Misschien toch eens Beheerswerken Heikant (Foto: Bart Hoeymans) overwegen om hieronder kastje voor grote gele kwik te hangen. Maar wie hierover te contacteren ivm toestemming???? 3.2.14 en 4.2.14: MERKSKE 18.45u; bij het terug fietsen van het werk telkens roep van bosuil vanuit het dichte sparrenbosje bij Zondereigen brug. ´s morgens ca 7.00u ook al enkele keren roepende bosuil wanneer ik door het Graafsbos fiets 23.2.14 BAETENHEIDE – LITSEHEIDE Baetenheide : groene specht – De vluchten kieviten zijn uit elkaar aan het vallen en er is al volop balts, ook van wulp. Groene specht. Nog trekkende, maar ook reeds 3 zingende veldleeuweriken. Haas – 2 reeën – graspiepers – eerst suskewietzang van vink – 50-tal kramsvogels – buizerd boven de Schrieken. 8-3-14 MERKSKE Beheerswerken met sbb op de pas verworven beemden van Henk Simons. We leggen greppels terug open om het regenwater af te voeren en verwijderen overbodig geworden rasters. Bruine en groene kikkers. 1ste tjif-tjaf – roodborsttapuit – buizerd baltst boven exdefensieterreintje aan Baarle brug. Torenvalk aanwezig (belooft voor onze kast op de Singelheide) – zingende wulpen en baltsende kieviten boven Singelheide – ook verschillende vossenstronten op molshopen. 16-3-14 MERKSKE Zondereigen Oost : Dodendraad : vink – ekster – scholekster – tjif-tjaf – zanglijster – gr.b.specht roffel – koolmees- spreeuw – houtduif – wilde eend – kauw – wulp – zwarte kraai – groene specht. Zondereigen Noord : zingend geelgors – rietgors – roodborsttapuit – graspieper – buizerd – kievit –
8
30-3-14 MERKSKE Bootjes ven : Blauwe reiger vliegt met nestmateriaal over het ven recht naar nest. Blijkbaar vanaf het afdak gezien: 2-tal bewoonde nestenlinks van het ven in grove den. Dus niet meer achteraan. –Kuif- berg- slob en wilde eenden. Grote zilverreiger – groene en gr.b. specht 12-4-14 MERKSKE Tommel : Op de akkers aan de Molenbaan Koppel patrijs. Ginhovens baantje Hoogdonkpad : zingende geelgors – rietgors – slobeend – zwartkop – wulp – kievit –grutto gehoord. 13-4-14 KONTROLE BOSUILENKASTEN: Witte Bergen : leeg. Afgelopen winter en voorjaar veel in bos gewerkt. Hollandse bossen : p/4 opvallend : 11 bosmuis als provisie in kast met 4 pulli !!!!!. Havikhorst is bezet. Wildertse Baan : koppel torenvalk bij onze kast. – goed teken 11-05-14 MERKSKE Gorpeinde : koppel patrijzen Broskes : massaal voorkomen van moeraskartelblad op plaats waar Gorpeindse loop in de Schouwloop stroomt. Bij de nieuwe duiker in deze buurt in de schouwloop zingt nachtegaal – koekoek. In het grove dennenrijtje langs het pad zingt geelgors. Bij de akker bovenop de Broskes koppel roodborsttapuit. Ca. 20 kneus. Boompieper. Langs Gorpeindse loop: kleine karekiet. Manke Goren: Grote Bassin; witgatje en zingende geelgors. Jonge buizerds poepen al over de rand. 24-05-14 SINT CATHARINATOREN HOOGSTRATEN Ik krijg, terwijl ik tussen de beren zit in Canada, een berichtje van Johan Versmissen dat ze de slechtvalkenkast opnieuw gecontroleerd hebben. Succes: 3 piepjongen aanwezig. Stond dus op uitkomen op moment van bezoek van week eerder. Is wel een hele late: praktisch overal elders waar slechtvalken broedden staan de jongen zowat op uitvliegen. Canada was prachtig, maar bij thuiskomst blijk ik heel wat gemist te hebben. In de afgelopen 14 dagen zijn er al heel wat torenvalken – steenuilen en kerkuilen geringd. Waar vroeger resp. torenvalk, dan steenuil en dan pas kerkuil netjes hun eigen beurt afwachtten. komt alles nu tegelijkertijd. In een periode van 2 weken moet nu zowat alles gebeuren (ca. 100 kasten). Ik beloof Johan om nooit meer in deze periode vakantie te nemen. Hij is er vaak alleen met de 3-delige ladder op uit moeten trekken. 22-06-14 MERKSKE Eindegoor: Bergeend met p/6 – blauwe reiger- grasmus – graspiepers – kwartel – kleine karekiet – blauwborst. Grutto fel alarmerend op torenvalk en later ook naar ons toe heel fel. Wijst duidelijk op jongen – veldleeuwerik – scholeksters- roodborsttapuit . 06-07-14 MERKSKE Baarle brug – Witte kei – Heikant : buizerd – veel vlinders o.a. veel landkaartjes, bonte en oranje zandoogjes en koolwitjes. Boven Merkske veel weidbeekjuffers. Heel even maar horen we de wielewaal- 2 putters - torenvalk – boomvalk jaagt van Merkske richting Heikant daarbij alle vogels in de buurt opjagend. 9
03-08-14 MERKSKE Manke Goren: we tellen op de zuidkant van het braamstruweel langs weerszijde van een pad 57 boomkikkers waarvan 1 volwassen ex. 1 kikker zat zelfs op blad van herfstaster. 17-08-14 BAETENHEIDE, LITSE EN FLAASHEIDE Baetenheide : buizerd en torenvalk. Bunzing steekt de weg over. 31-08-14 OPHANGEN NIEUWE KASTEN Gorpeind : gat voorgeboord in schuur om later bak achter te hangen. Op zelfde adres in een appelboom kast voor steenuil opgehangen 07-09-14 MERKSKE Castelreesche heide: grote zilverreiger – groene specht – 1 ree. Bij de trektelpost : hermelijntje en bruine kiekendief. Kolonie: Heyrmans moer: groenpootruiter – 2 witgatjes – 12 grauwe – 16 Canadese en 2 nijlganzen 15-10-14 NOORDEN VAN BAARLE Kastelein: grote lijster – sperwer – overtrekkende koperwieken. Waargenomen vanachter het bureel. 26-10-14 TURNHOUTS VENNENGEBIED Trek veldleeuwerik – 4 aalscholvers Koeienven: wintertaling en een nog erg jong meerkoetje. Groene en gr.b. specht – graspiepers – 2 buizerd – bl. Reiger – 18 nijlganzen – grote zilverreiger – barmsijs Grote bonte specht (Foto: Geert Brosens)
5-11-14 MERKSKE Eindegoor: Sperwer jaagt de 100den vinken uit de struikkant aan de rand van de wei. 100-tal kolganzen en zowat evenveel Canadese ganzen zitten tussen Eindegoor en industrieterrein. Op het Eindegoorven zitten veel wilde eenden – 2 slobeenden en ca 30 wintertalingen. 2 fazantenhanen en 6 hennen foerageren op de pas geoogste maisakker.
10
Resultaten nestkasten Johan Versmissen/Johan Coertjens Bart Weel Van Johan Versmissen ontving ik onlangs de resultaten van broedende uilen en torenvalken in de nestkasten die de Johannen in het Merkske hebben geplaatst. Zij hebben in het hele stroomgebied verspreid, zowel in natuurbosjes als in het agrarische deel en bij boerderijen in de streek, in totaal rond de 100 nestkasten hangen voor bosuil, steenuil en torenvalk. Op de kerktoren van Hoogstraten hebben zij, samen met Natuurpunt Markvallei (of andersom), een kast voor slechtvalk geplaatst waar in 2014 een koppeltje heeft gebroed, 3 jonge slechtvalken zijn uitgevlogen. Elke kast dienen zij een paar keer per jaar te bezoeken, 1ste keer schoon maken, 2de keer kijken voor eieren en of jongen, 3de keer om jongen te ringen. Van deze ruim honderd kasten waren een mooi aantal bezet met de volgende soorten: � Steenuilen 5 nesten; 18 jongen uitgevlogen � Kerkuilen 8 nesten ; 37 uitgevlogen jongen en 1 mislukt � Torenvalk 8 nesten ; 24 jongen uitgevlogen Bij de torenvalken waren er al jongen die al uitgevlogen waren, wat het nestgemiddelde naar beneden heeft gehaald.
Foeragerende geelgorzen (Foto: Geert Brosens)
11
Broedvogelgegevens uit invoerportalen Bart Hoeymans/Stijn Leestmans Bij de inventarisatie van broedvogels in het Merkske werken we hoofdzakelijk met de ‘echte’ broedvogelmonitoring via de handleiding die geschreven is door SOVON (zie vorige artikel) We kunnen elk jaar rekenen op enkele enthousiastelingen die een deelgebied op deze manier willen inventariseren. De waarnemingen die uit dit soort inventarisaties komen zijn uiterst waardevol en vervangen geenszins de oefening die we gedaan hebben met de gegevens uit waarnemingen.be en waarneming.nl. In 2014 hebben we geprobeerd onze standaard broedvogelmonitoring aan te vullen door te snuisteren in de ingevoerde waarnemingen van www.waarnemingen.be en www.waarneming.nl. We hebben 5 kenmerkende soorten voor het Merkske geselecteerd waarvan we denken dat ze voldoende ingevoerd worden om een indicatie van het aantal broedparen te kunnen berekenen. ‐ wielewaal, ‐ nachtegaal, ‐ zomertortel, ‐ geelgors en ‐ koekoek. Hoe zijn we te werk gegaan Iedere waarneming die, binnen de juiste periode, werd ingevoerd werd apart bekeken en op een nieuwe kaart ingevoerd. Er werd gekeken naar het gedrag van de vogel. Betrof het een zangpost, een koppel, een dier in voortplantingsbiotoop, uitgevlogen jongen,… Als er geen extra info werd ingegeven, hebben we de waarneming geïnterpreteerd als een vogel in broedbiotoop. Er werd ook rekening gehouden met de waarnemer. Duidelijk blijkt dat er enkele mensen zeer actief zijn op het terrein en die alle waarnemingen nauwkeurig invoeren op de invoersites. Het grootste aantal waarnemingen werd verricht door 4 mensen (Eric Rijnen, Stijn Leestmans, Bart Hoeymans, Koen Verschueren), de waarnemingen van deze personen werden aangevuld door losse waarnemingen. Een belangrijk aandachtspunt is het feit dat het waarnemingen zijn van anderen en volgens een niet gestandaardiseerde manier uitgevoerd. Dit maakt interpreteren van de waarnemingen moeilijk. Een ander belangrijk nadeel is het feit dat er enkele deelgebieden heel vaak bezocht worden terwijl andere deelgebieden bijna nooit bezocht worden of slecht sporadisch. Er zijn ook interessante gebieden die niet jaarlijks bezocht worden zoals de gehele omgeving van het Groeske, de Kromme Hoek en Elsbroeken. De aantallen in dit artikel zijn dan ook als onvolledig (en waarschijnlijk als minima) te beschouwen. Zelden werd er bij het interpreteren van de waarnemingen ook vanuit een, niet wetenschappelijk, buikgevoel gewerkt. Een voorbeeld: in het deelgebied Kruisbeemden is er slechts één waarneming van een zingende wielewaal bekend van tijdens het broedseizoen 2014. In 2013 werd op deze locatie echter een koppel met jongen waargenomen. We hebben deze eenmalige waarneming dan geïnterpreteerd als ‘mogelijk’ aangezien de soort er in 2013 zeker tot broeden kwam en er in 2014 niet gericht is gezocht. Het betreft een soort die vaak dezelfde gebieden gebruikt om te broeden. 12
In totaal konden we gebruik maken van 367 bruikbare waarnemingen. Een 50-tal waarnemingen, uit de juiste periode, werden niet gebruikt. Het niet gebruiken van waarnemingen kan verschillende redenen hebben zoals ‐ x aantal dieren over ganse gebied ingevoerd, ‐ dezelfde vogel door verschillende mensen op dezelfde dag ingevoerd (waarnemers mogelijk samen op pad), ‐ … De oefening werd eerst door Bart Hoeymans uitgevoerd, daarna werden de gegevens gecontroleerd en gecorrigeerd door Stijn Leestmans. Dit was wel nodig omdat er duidelijke verschillen in interpretatie van de gegevens naar boven kwam met verschillende broedresultaten als gevolg. Resultaten Onderstaande tabel geeft per vogelsoort het aantal zekere en onzekere territoria/broedgevallen weer. Ook het aantal gebruikte waarnemingen is meegenomen. Zomertortel (Foto: Erik Rijnen)
TOTALEN (zekere + onzekere territoria): ‐ wielewaal 14 koppels, ‐ nachtegaal 19, ‐ zomertortel 7, ‐ geelgors 39 en ‐ koekoek 12. Dit zijn naar ons aanvoelen behoorlijke aantallen.
WIELEWAAL gebied Kruisbeemden Strikkense bossen Halsche Beemden Moer Wortel Kolonie Castelrése heide/Langven Heikant Broskens TOTAAL
zeker
mogelijk 1 1 2 1 1 1 2 2 10
13
1 1
1 4
gebruikte waarnemingen 1 3 13 3 3 4 9 14 50
NACHTEGAAL gebied Halsche Beemden Moer Wortel Kolonie Broskens/Ruitervelden Heikant TOTAAL
zeker 5 3 1 7 1 17
mogelijk 1
1 2
gebruikte waarnemingen 15 10 6 27 3 61
ZOMERTORTEL gebied Halsche Beemden Wortel Kolonie Broskens/Ruitervelden TOTAAL
gebruikte zeker mogelijk waarnemingen 2 7 2 2 13 1 2 5 2 22
GEELGORS gebied Ruitervelden/Kruisbeemden Halsche Beemden CastelrĂŠse heide/Langven Singelhei/Vosters & Raaijkens schoor Kromme hoek Broskens TOTAAL
zeker
gebruikte mogelijk waarnemingen 3 22 2 2 11 4 25 4 4 14 31
2 4 8
14 15 79 166
KOEKOEK gebied Kruisbeemden Halsche Beemden Moer Wortel Kolonie Broskens/Ruitervelden Vosters & Raaijkens schoor Kromme Hoek Groeske TOTAAL
zeker
mogelijk 1 1 1 1 2 2 1 8
14
1 1
1 4
gebruikte waarnemingen 1 12 4 7 20 13 7 1 65
Vergelijking met broedvogelgegevens Halsche Beemden van 2010 Voor één deelgebied, Halsche Beemden, hebben we de gegevens van 2010 eens vergeleken met de gegevens van 2014. We hebben bewust voor de Halsche Beemden gekozen omdat we van dit deelgebied betrouwbare broedvogelgegevens hebben en omdat dit een heel belangrijk gebied is voor enkele kenmerkende broedvogels van het Merkske. Zo is het gebied binnen het Merkske belangrijk voor 4 van de 5 gekozen soorten (het zwaartepunt van geelgors bevind zich meer naar het oosten in de omgeving van de Broskens). Onderstaande tabel geeft de gegevens van 2010 en 2014 weer BROEDVOGELS HALSCHE BEEMDEN 2010 2014 zeker mogelijk Tot. zeker mogelijk Tot. Wielewaal 2 1 3 2 1 3 Nachtegaal 7 7 5 1 6 Zomertortel 2 2 2 2 Geelgors 1 1 2 2 4 Koekoek 2 1 3 1 1 BESPREKING PER SOORT: Bij het vergelijken van de waarnemingen hebben we de zekere en onzekere gevallen samen genomen. Verder beperken we ons bij de soortbespreking niet altijd tot de Halsche Beemden maar kijken we soms iets ruimer (gans het stoomgebied of enkele deelgebieden samen). ‐ Het aantal koppels/zangposten van wielewaal is gelijk gebleven voor de ganse vallei/beekdal van het Merkske. Voor deze soort zien we een licht positieve trend in het Merkske (+/-10 zp in 2010 – slechte telling en max. 14 zp in 2014). ‐ Ook het aantal zomertortels is gelijk gebleven in de Halsche Beemden maar deze trend gaat zeker niet op voor het ganse Merkske. De zomertortel is duidelijk het zorgenkindje onder onze broedvogels en het lijkt er sterk op dat we deze prachtige vogel kwijt zullen geraken. In 2010 werd de populatie nog geschat op 12 tot 14 koppels en in 2014 komen we uit op slechts 7 koppels, dit is een halvering van de populatie op 4 jaar! Ook in Vlaanderen doet deze soort het de laatste jaren zeer slecht. De droge voorjaren van de afgelopen 2 jaren en de massale bejaging rond de Middellandse Zee zijn waarschijnlijk de voornaamste factoren voor de achteruitgang in de regio. ‐ Nachtegaal gaat licht achteruit in de Halsche Beemden maar dit heeft waarschijnlijk te maken met lokale schommelingen. De soort blijft in het Merkske stabiel. Voor het traject dat begint aan de Halsche Beemden en stopt aan de Broskens hebben we van 2010, 2012 en 2014 bruikbare gegevens die we kunnen vergelijken. In 2010 werd een totaal van 12 zp geteld op dit traject, in 2012 waren dit 17 zp en 2014 was goed voor 15 zp. De hoogste aantallen vinden we in de Halsche Beemden en de Broskens met enkele zangposten in de Kromme Hoek/Elsbroeken. ‐ We zien een duidelijke neerwaartse trend van koekoek in de Halsche Beemden. Deze trend zien we niet terug in het ganse stroomgebied waar de populatie stabiel blijft. In 2010 werd de populatie geschat op 11 en in 2014 telden we 12 territoria. Door zijn grote territorium is het wel de minst makkelijk te tellen soort. Ons aanvoelen is toch
15
‐
dat de soort achteruit gaat. Vooral in het landbouwgebied en in de niet beschermde beekdalen (zoals de Mark) gaat de soort sterk achteruit in onze regio De populatie van geelgors doet het de laatste jaren zeer goed in het Merkske (25zp in 2010, 39 zp in 2014) en dat merken we ook in de Halsche Beemden. De soort heeft duidelijk geprofiteerd van het aanbod wintervoedsel dat via onze akkers aangeboden wordt.
Waarnemingen.be en Waarneming.nl kan je ook nog gebruiken om kaartjes te produceren van verspreidingsgegevens van een bepaalde soort. Hieronder hebben we dat als voorbeeld gedaan van 2 soorten waarvan de kaarten voor het Merkske bruikbaar zijn. De andere kaarten geven een te diffuus verspreidingspatroon weer waardoor de kaarten niet bruikbaar zijn als voorbeeld.
Geelgors (Foto: Erik Rijnen)
Koekoek (Foto: Erik Rijnen)
Geelgors: Onderstaande kaarten geven de verspreiding van geelgors in Nederland en België tijdens de broedperiode in 2014 weer. Voor Nederland valt duidelijk op dat het Merkske het meest westelijke gebied is waar de soort een populatie heeft. De meer westelijke waarnemingen kunnen nog late doortrekkers zijn of incidenteel broedgeval. Ook voor België valt de westelijke verspreiding in het Noorden van het land op.
16
Grutto: Grutto is geen echte doelsoort voor het Merkske omdat deze soort niet gebonden is aan beekdalen in de Lage Landen. Toch geven we ze even weer om het grote verschil te laten zien tussen Vlaanderen en Nederland. Voor Nederland is het duidelijk dat het Merkske voor grutto te verwaarlozen is. Maar Vlaanderen laat een heel ander beeld zien. Daar is het noorden van de provincie Antwerpen (Noorderkempen) wel belangrijk voor grutto. Voor de Noorderkempen wordt momenteel gewerkt aan een gebiedsvisie voor grutto en voor het Merkske wordt daar op een beperkte bijdrage van 5-10 broedparen gerekend. Dat aantal halen we momenteel (zie onder). En kan dus ook het Merkske een beperkte bijdrage geven voor misschien wel de meest typische soort van de Lage Landen (50% van de wereldpopulatie broedt in Nederland).
Grutto (Foto: Erik Rijnen) 17
Overige broedvogels uit de invoerportalen Aan de hand van de ingevoerde waarnemingen hebben we voor enkele bijkomende soorten een populatieschatting gemaakt voor het Merkske (waarnemingen zijn niet volledig, sommige deelgebieden zijn niet meegenomen) ‐ Nachtzwaluw: 1 (Wortel Kolonie), ‐ Houtsnip: max. 10 (min 4 Wortel Kolonie, 1 Halsche Beemden, 1 à 2 Broskens, 1 Moer, …). ‐ Grutto: 7 à 8 (3 Castelrése heide, 1 Ruitervelden, 1 Broskens, 2 Eindegoor, 1 Kromme hoek?) ‐ Geoorde fuut: 2 (1 Wortel Kolonie, 1 Castelrése heide) ‐ Kleine plevier: 5 à 7 (2 Wortel Kolonie, 1 à 2 Castelrése heide, 1 à 2 Heikant, 1 Ruitervelden). Kleine plevier is een echte pionierssoort en profiteert de laatste jaren van de vele inrichtingswerken in het Merkske. Verwacht wordt dat deze soort op termijn wel zal verdwijnen. ‐ Blauwborst: min. 5 (Broskens, Ruitervelden, Baarle-Brug, …) ‐ Sprinkhaanzanger: min. 1 (Ruitervelden), ‐ Appelvink: min 4 (Wortel Kolonie, Heikant, Moer, Hoogeindse bergen) ‐ Boomvalk: 1 à 2 (1 omgeving Castelrése heide/Wortel Kolonie, 1 omgeving Broskens) ‐ Wespendief: max. 2 (zeker 1 omgeving Wortel Kolonie, 1 mogelijk omgeving Broskens), ‐ Gedurende een groot deel van het broedseizoen was er een koppel bruine kiekendief aanwezig in de omgeving van de Broskens/Ruitervelden. Waarschijnlijk is de soort er niet tot broeden gekomen. ‐ Veldleeuwerik 19 (1 Ginhoven, 3 Castelrese heide, 1 Eikelenbosch, 1 Kromme hoek, 11 Vliegveld Weelde, 2 Eindegoor) ‐ Graspieper 7 (1 Singelheide, 1 Baarle Brug, 2 Vliegveld Weelde, 3 Eindegoor) ‐ Boomleeuwerik 7à8 (1 à 2 Wortel kolonie, 6 Vliegveld Weelde) ‐ Vermeldenswaardig is nog het geslaagd broedgeval van Slechtvalk in 2014 op de kerk van Hoogstraten met 3 jongen (2 wijfjes en 1 mannetje).
Geoorde fuut (Foto: Erik Rijnen)
18
Overwinterende, overzomerende en pleisterende vogels (gegevens uit invoerportalen) Bart Hoeymans/Stijn Leestmans Niet enkel voor broedvogels is de vallei/beekdal van het Merkske een goed gebied. Ook verschillende algemene en zeldzame(re) soorten gebruiken het Merkske om er te overwinteren, overzomeren of er (langdurig) te pleisteren. Hieronder een kort overzicht van enkele zeldzame of opmerkelijke soorten. ‐ De grote zilverreiger komt bijna het ganse jaar in het gebied voor. Enkel tijdens het broedseizoen is de soort niet aanwezig. De soort is het vaakst te zien in de omgeving van de Castelrése heide/Wortel Kolonie/Heikant en de Broskens/Ruitervelden. In totaal waren er in de winter van 2013-2014 maximaal 10 gelijktijdig aanwezig. De soort is tussen half april en half augustus bijna afwezig in het ganse gebied. ‐ Vanaf 14 mei t/m 22 mei en op 15 augustus pleisterde er een kleine zilverreiger op de Castelrése heide. ‐ Roerdomp overwinterde opnieuw aan het Strikkeven. Roerdomp was er permanent aanwezig in de pitrusvegetatie vanaf eind december 2013 tot begin maart 2014. Een tijdlang waren er zelfs 2 gelijktijdig aanwezig. ‐ Zwarte ooievaar pleisterde dit jaar slechts kort in het Merkske. Er werden drie pleisteraars waargenomen. In mei werd er een dier waargenomen op de Castelrése heide, in juni werd er een volwassen dier gezien in Zondereigen en een juv werd in juli aan de Ruitervelden waargenomen. ‐ De lepelaar is een vaste zomergast geworden. De soort is tussen half maart en eind augustus permanent aanwezig geweest in de omgeving van de Castelrése heide. De hoogste aantallen worden geteld in de maanden mei, juni en juli. Maximaal werden er 8 dieren tegelijk waargenomen. De lepelaars foerageren in de vennen van de Castelrése heide waar ze, waarschijnlijk, stekelbaarzen als hoofdvoedsel gebruiken (al zullen ze een larve van groene kikker niet links laten liggen). ‐ De Castelrése heide, Kromme Hoek en de Singelheide worden in de winter gebruikt als foerageergebied voor verschillende ganzensoorten. Het betreffen meer dan waarschijnlijk dieren uit de grote winterpopulatie van de Noorderkempen (Bleke heide, Hees, …) Kolganzen werden, tussen half november en half februari, op de Castelrése heide gezien in kleine aantallen van ongeveer 20 dieren tot grote groepen met een maximum van 910 dieren. Toendrarietganzen werden er binnen dezelfde periode gezien in lagere aantallen met een maximum van 130 dieren. Op de Singelheide werden groepen toendrarietganzen gezien van 69 tot 400 dieren (periode januari – midden februari). ‐ Een mannetje brilduiker was aan de Castelrése heide aanwezig van half april tot begin mei. Deze soort krijgen we de laatste jaar wel meer te zien aan het begin van het broedseizoen, ook als koppel. Aangezien de soort hoe langer hoe meer tot broeden komt in de Lage landen is het een soort om in het oog te houden. Het plaatsen van een nestkast behoort tot de mogelijkheden. ‐ In het voorjaar werden op diverse plaatsen kleine aantallen van de zomertaling gezien. Waarschijnlijk is de soort nergens tot broeden gekomen. ‐ Tijdens de trek van de steltlopers blijkt de Castelrése heide een heel goed gebied te zijn. Algemene en minder algemene steltlopers pleisteren hier gedurende korte tijd en foerageren er langs de vennen. Tussen eind maart en midden juli worden de meeste soorten en aantallen waargenomen. Het betreft soorten zoals Temmickx strandloper (max. 3 ex in mei), bonte strandloper (max. 10 ex op 19/3), kanoet (1 ex 19
‐
‐
‐ ‐
‐ ‐
van 11 tot 17/05) bontbekplevier met maxima 30 ex in mei), kemphaan (max. 7), bosruiter (max 10), zwarte ruiter, witgatje, groenpootruiter, oeverloper, … De blauwe kiekendief was zo goed als afwezig in het Merkske de vorige winter. Tussen eind december en eind maart werden er slechts enkele vogels waargenomen. We vermoeden dat er nooit meer dan 2 vogels hebben overwinterd, een mannetje en een wijfje. De dieren werden hoofdzakelijk gezien tussen Baarle–brug, de Singelheide en de Broskens. In januari en februari was er een middelste bonte specht aanwezig in het oude eikenbos van de Schootse Hoek. Het bos is zeer geschikt voor de soort. Mogelijk komt deze hier in één van de komende jaren tot broeden. Beflijsters werden tijdens de trekperiode op twee plaatsen foeragerend waargenomen (Kromme Hoek en Castelrése heide) met max 6 dieren gelijktijdig. Vanaf 30/10/2013 was er een klapekster aanwezig, in de ruime omgeving van de Broskens (werd ook in de Singelheide waargenomen). Vanaf half maart was de klapekster terug verdwenen. Een 1ste jaars mannetje roodmus was op 21 mei kort aanwezig aan de Heikant. De roodmus liet zich goed zien en vooral mooi horen met zijn karakteristieke zang. De geelgors is intussen een algemene broedvogel geworden in het Merkske maar hij overwintert er ook talrijk. Op de plaatsen waar er akkers zijn aangelegd waar een deel, of geheel, de oogst blijft staan als wintervoedsel kunnen er aanzienlijke aantallen aanwezig zijn. De belangrijkste locatie is de Broskens waar een groep van 70 dieren, foeragerend op een akker, werd waargenomen in december 2013. Geelgorzen waren er in groep aanwezig van november tot eind maart. Aan Raaijkens schoor werden maximaal 30 dieren geteld op 11/12. Op deze locatie waren de gorzen aanwezig van november tot begin maart. Aan de Castelrése heide werden groepjes tot 20 dieren geteld in de maand november. Hierna daalden de aantallen, wegens voedselgebrek, tot bijna 0 voor de rest van de winter. Vanaf februari beginnen al veel vogels volop te zingen, terwijl in de Broskens tot einde maart een groep tot 50 vogels bleef foerageren op de graanakker. Waarschijnlijk komen ook Scandinavische vogels hier overwinteren. Dus niet alleen voor onze geelgorzen zijn die akkers belangrijk. Vanaf de winter 2014-2015 worden er simultaantellingen georganiseerd op de akkers om een duidelijk totaal beeld te krijgen van de overwinterende aantallen van geelgors. We gaan ervan uit dat meer dan 100 geelgorzen in het gebied overwinterd hebben.
2013 - 2014 Geelgors
november 57
december 100
januari 74
februari 62
maart 57
Trekvogels (die niet gepleisterd hebben) zijn niet besproken in dit artikel omdat deze minder zeggen over de waarde van het gebied voor vogels. Ze vliegen immers enkel over. We kunnen wel kort meegeven dat het over een indrukwekkende soortenlijst gaat. Soorten zoals kraanvogel, zeearend, roodpootvalk, Europese kanarie, ijsgors, ortolaan, roodkeelpieper, middelste jager, rode wouw, velduil, enz… passeerden de revue. Ook de aantallen die in het najaar op de trektelpost van de Castelrése heide geteld worden zijn vrij indrukwekkend (in 2014 280.000 vogels). Meer info zie: http://www.trektellen.nl/trektelling.asp?telpost=272. 20
Herpetofauna Bart Hoeymans Inleiding In 2014 is er weer veel werk verzet bij het inventariseren van de aanwezige amfibieën en reptielen. In totaal werden er 9 soorten amfibieën waargenomen en 2 reptielensoorten (waarvan één exoot). Zoals in de voorgaande jaren werd het meeste energie gestoken in het inventariseren van de voortplantingswateren. Dit gebeurde in hoofdzaak met fuiken. In de zomer werden de fuiken, op beperkte schaal, gebruikt voor het vangen van larven. In 2014 (dit geldt waarschijnlijk ook voor de komende jaren) is er veel tijd gestoken in het opvolgen en inventariseren van de poelen die gegraven zijn in het kader van de Ruilverkaveling (RVK) Zondereigen. In totaal zijn er meer dan 30 poelen gegraven bij de uitvoering van de inrichtingswerken, dit verspreid over 3 jaar (2012 – 2014). Onderzoek in nieuwe poelen/voortplantingswateren Ruilverkaveling Zondereigen In 2014 zijn we gestart met het monitoren en inventariseren van de nieuwe voortplantingswateren aangelegd in het kader van de RVK Zondereigen op het voorkomen en koloniseren van amfibieën. Gedurende de RVK zijn meer dan 30 waters aangelegd en enkele vijvers/poelen aangepast ifv amfibieën. Hierbij is rekening gehouden met verschillende zaken en zijn verschillende soorten waters aangelegd. Dit gaat van standaard poelen, over laagtes tot vrij grote vennen. Het betreft dus poelen die permanent water bevatten alsook poelen die om de paar jaar of jaarlijks droogvallen. De bedoeling is dat we verschillende voortplantingsbiotopen op terrein kunnen aanbieden om het ganse gamma van amfibieën die in het Merkske voorkomen te kunnen huisvesten. We hebben ook bewust gekozen om de meeste poelen op locaties te leggen waar we ze nadien makkelijk kunnen beheren (oa kruidruimen maar ook afvissen indien nodig) en we hebben ze meestal ook aangelegd op botanisch kansrijke plekken (vb. plaatsen met een hoge kweldruk). We gaan ervan uit dat de vereiste abiotiek voor kansrijke graslanden (die afhankelijk zijn van grondwater) vaak dezelfde is als die voor aquatische systemen. We merken dat effectief aan het veelvuldig voorkomen van Aanleg nieuwe poel aan het Moer, 2014 (Foto: Bart Hoeymans) 21
kranswierweides (Chara spec.) en zeldzamere plantensoorten (zoals verschillende fonteinkruiden) in de nieuw aangelegde poelen/wateren. De waterpartijen zijn in hoofdzaak aangelegd ifv de aanwezige amfibieënfauna maar de overige aquatische soorten profiteren mee (planten, insecten, etc…) De aanleg van deze poelen geeft ons de mogelijkheid om de evolutie van nieuwe voortplantingsbiotopen te volgen. Enkele vragen die we ons hierbij stellen zijn: ‐ Hoe snel worden voortplantingswateren gekoloniseerd door amfibieën? ‐ Welke soorten koloniseren een nieuw voortplantingswater het eerst? ‐ Gaan de soorten die een water als eerste koloniseren achteruit in aantal wanneer er later nieuwe soorten opduiken? Heeft dit dan te maken met een voortgaande successie of effectief met het verschijnen van die nieuwe soort? ‐ Als er nieuwe voortplantingswateren aangelegd worden in de buurt van voortplantingswateren die gebruikt worden door kritische soorten (vb kamsalamander). Hoe snel worden deze poelen dan gebruikt als stapsteen voor nog verder afgelegen poelen? Natuurlijk moet er dan ook rekening gehouden worden met verschillende paramaters zoals de grootte van het voortplantingswater, de diepte, helderheid, ph, geleidbaarheid (EGV), vegetatie, enz… In 2014 zijn we gestart met het systematisch inventariseren van de aangelegde waters. Er werd in hoofdzaak gewerkt met amfibieënfuiken. Voor kleinere waters werden er twee fuiken per keer gebruikt, voor grotere tot maximaal 4. De fuiken werden per water gedurende een week gebruikt waarbij ze om de twee nachten werden leeggemaakt. De fuiken werden minimaal 2 en maximaal 4 keer binnen het water verplaatst. Zeer sporadisch werd er gewerkt met een steeknet. Natuurlijk werden ook alle zichtwaarnemingen genoteerd, voor groene kikkers en boomkikker werd er soms ook op geluid geïnventariseerd. De fuiken werden gedurende twee verschillende periodes geplaatst. Eén keer vroeg in het seizoen (begin maart – eind april) en één keer later in het seizoen (begin mei – eind juni). Ieder water werd dus minstens twee keer bemonsterd. Ideaal zou zijn dat er in de zomer nog een derde beurt zou volgen maar wegens tijdgebrek is dit niet haalbaar. Iedere keer werden ook twee parameters van het water genoteerd: de zuurtegraad en de temperatuur. Volgend jaar zal er alvast een stagiair starten die alle nieuwe waters onderzoeken op verschillende paramaters en hiervoor bruikbare veldformulieren ontwikkelen. Enkele parameters die bekeken zullen worden zijn: grootte van het water, ph, geleidbaarheid (EGV), oevervegetatie, onderwatervegetatie, aanwezigheid van predatoren (vis, grote insecten, …), foto vanuit bepaalde invalshoek, … Aan de hand van deze gegevens kunnen we dan de verdere successie en de nood aan beheer van de waters opvolgen. Het is nog te vroeg om veel resultaten te kunnen geven over deze inventarisatie daar dit een onderzoek is dat best verschillende jaren na elkaar wordt verder gezet. Hierbij toch enkele indrukken die we hebben verkregen: ‐ De eerste soorten die verschijnen zijn: kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker. Deels is dit te verklaren door het algemeen voorkomen van de drie soorten maar het voorkomen/verschijnen van de kleine watersalamander als eerste 22
‐
‐
‐
salamandersoort is toch opvallend. De kleine watersalamander komt in de vallei van het Merkske veel schaarser voor (beperkter aantal poelen en veel lagere aantallen) dan alpenwatersalamander maar komt duidelijk meer (en vaak als enige) voor in de nieuw gegraven biotopen. Regelmatig is het nog altijd de enige soort salamander in waters die al in 2012 aangelegd zijn. Indien een water niet ver van een voortplantingslocatie ligt worden deze snel gekoloniseerd door zeldzamere soorten (vb een poel op 100 m van een voortplantingslocatie kamsalamander wordt binnen het jaar gekoloniseerd, eenzelfde type poel op 300 m is twee jaar later nog niet gekoloniseerd). Boomkikker is als pionier zeer snel in het koloniseren van nieuwe poelen. Zo werden er al roepende boomkikkers gehoord aan 5 nieuwe poelen en werd er voortplanting van boomkikker vastgesteld op 1 poel, kolonisatie door vis kan zeer snel gebeuren, ook op geïsoleerde locaties (vaak al een jaar na aanleg van het water). Het betreft momenteel enkel 10-doornige stekelbaars. Hoe deze stekelbaarzen de poelen koloniseren is ons niet helder.
Boomkikker 2014 was het laatste jaar dat er boomkikkers werden bijgeplaatst in de vallei/beekdal van het Merkske. Vanaf 2015 moet de soort zijn plan trekken binnen het gebied en over een paar jaar kunnen we uitmaken of de soort echt een ‘blijvertje’ is. Niets wijst er op dat de herintroductie niet zou slagen. We hebben het biotoop voor de soort op orde (zowel het voortplantings- als het landbiotoop) en de monitoringsgegevens zijn zeer positief.
Boomkikker (Foto: Wim Verschraegen)
23
In 2014 hebben we 5 keer een monitoring uitgevoerd naar kooractiviteit van roepende mannetjes. Aangezien de soort zich al sterk heeft verspreid binnen het gebied is het lopen van de oorspronkelijke route niet meer voldoende als monitoring. Daarom hebben we ons vaak opgedeeld in verschillende groepjes. Eén of twee groepen gingen te voet het terrein in terwijl een derde groepje de omgeving onderzocht met de wagen of fiets. De monitoring van de roepende dieren liet zien dat de soort zich verder blijft verspreiden over de volledige vallei van het Merkske, opnieuw zijn er nieuwe locaties met roepende dieren ontdekt. In totaal komen we uit op een 60-tal roepende mannetjes verspreid over een 20-tal locaties. Dit zijn absolute minima daar we bepaalde belangrijke terreinen, zoals de Hollandse bossen, zo goed als niet hebben kunnen inventariseren. We hebben niet genoeg vrijwilligers om gans het gebied te kunnen inventariseren. Het was de bedoeling dat we in 2014 meer aandacht gingen geven aan het voortplantingssucces van de soort in het Merkske. Dit is op veel plaatsen met kooractiviteit niet gebeurd. We hebben onderzoek gedaan (met fuiken, dus niet met steeknet) op 5 locaties met kooractiviteit (4 locaties met 1 à 2 roepende mannetjes, en 1 locatie met +/-30 roepende mannetjes) waarbij we op twee locaties voortplanting hebben vastgesteld. Het betreft één larve op een nieuw aangelegde poel in België (Ruitervelden) en verschillende larven op een poel met massale kooractiviteit. In 2014 hebben we geen gerichte inventarisatie gedaan naar juveniele dieren in het landbiotoop. Op persoonlijk initiatief van enkele vrijwilligers is er wel gericht gezocht op enkele kansrijke locaties met meer dan 60 dieren op één traject. Leuk om mee te geven is het opduiken van boomkikker op enkele braamstruwelen aan de Belgische zijde van het Merkske (in de buurt van de Belgische voortplantingslocatie). Zoals in de eerste alinea al is vermeld wordt 2015 een belangrijk jaar voor de boomkikker. Er zullen volgend jaar geen nieuwe boomkikkers meer bijgeplaatst worden waardoor een geslaagde reproductie van de soort uitermate belangrijk wordt. Hiervoor is het belangrijk dat we volgend jaar gerichter gaan monitoren op voortplanting. Dit moeten we op twee manieren gaan doen: ‐ Het zoeken naar larven in poelen zelf, maar ook ‐ het monitoren van het landbiotoop in de zomer. Alle juveniele dieren die we volgend jaar in de braamstruwelen aantreffen zijn dieren die ter plekke zijn geboren, nu tellen we nog een deel uitgezette dieren. Natuurlijk blijft ook het monitoren van de kooractiviteit belangrijk. Hier gaan we dus ook zeker mee door. Het monitoren van de soort in 2015 zal zeker een uitdaging worden want we merken dat de monitoringsresultaten hoe langer hoe belangrijker worden (opbouw van lange tijdsreeks, belang van voortplanting, …). Tevens merken we ook een soort van ‘boomkikkermoeheid’. Het nieuwe is er een beetje af waardoor het vinden/behouden van vrijwilligers moeilijker wordt. Wie zich geroepen voelt om te helpen mag/moet dat laten weten aan Bart Hoeymans.
24
Knoflookpad Het gaat zeer slecht met de knoflookpad in Nederland en België. Zonder ingrijpen dreigt de amfibieënsoort binnen enkele jaren uit te sterven in delen van Nederland, waaronder Noord-Brabant en Vlaanderen. Om dit te voorkomen heeft de ‘Projectgroep Knoflookpad Nederland’ een reddingsplan opgesteld. In dat kader hebben Stichting RAVON (Reptielen Amfibieën en Vissen Onderzoek Nederland) en Staatsbosbeheer de handen ineen geslagen. Ei-snoeren van in het wild levende knoflookpadden werden in Artis opgekweekt. Omdat het overlevingspercentage in gevangenschap veel groter is dan in het wild, zijn er in totaal meer dan 10.000 knoflookpadlarven opgekweekt! Deze larven werden in verschillende gebieden bijgeplaatst of geherintroduceerd. In juli 2014 werden er voor de derde keer volgroeide larven van knoflookpad losgelaten in diverse poelen in het Merkske. Dit jaar werden er ook juveniele dieren losgelaten in het landhabitat. Het doel van deze herintroductie is een duurzame populatie van de knoflookpad te laten ontwikkelen in de vallei van het Merkske. Het is de bedoeling om nog twee jaar verder te gaan met deze herintroductie om zo een gezonde populatie op te kunnen bouwen. Voor deze herintroductie zullen er larven en juvenielen uit verschillende populaties worden gebruikt. Hierdoor ontstaat er een genetisch diverse populatie.
Jonge knoflookpad, deze loopt nu rond in de vallei van het Merkske (Foto: Theo Bakker)
De knoflookpad is een kieskeurig diertje. Hij stelt veel eisen aan zijn gebruikte biotopen. Het voortplantingsbiotoop is zeker niet het grootste probleem voor de soort in het Merkske. De soort stelt ongeveer dezelfde eisen aan het water als kamsalamander en boomkikker: een vrij groot wateroppervlak, vrij basisch water, weinig predatoren, liefst een rijke waterplantenvegetatie, etc… De meeste eisen stelt de knoflookpad aan zijn landbiotoop 25
waarbij vergraaf baar zand heel belangrijk is. Door zijn zeer verborgen levenswijze liggen de meeste kennishiaten binnen zijn landhabitat. Om de knoflookpad voldoende vergraaf baar zand aan te bieden (op vrij droge locaties) is het beheer en openhouden van de zandpaden in het gebied essentieel. Ook het goed beheren van de aanwezige extensieve graanakkertjes en droge bosjes is van groot belang. Aangezien het akkerbeheer in de vallei/beekdal van het Merkske meerdere doelen nastreeft is er permanent overleg nodig tussen de betrokken partijen. In 2014 is er door RAVON een dag rond akkerbeheer ifv knoflookpad georganiseerd waarbij er in kleine groep informatie werd uitgewisseld. Jonge padjes worden met zorg onder dode half verteerde boomstammen gelegd. Volgens RAVON protocol gebeurd dit altijd met handschoentjes om verspreiding van mogelijke ziektes tot het minimum te beperken.
In tegenstelling tot de boomkikker is de knoflookpad een moeilijk te inventariseren diertje. Het is niet makkelijk om een bruikbaar monitoringsplan te ontwikkelen. Nochtans is het opvolgen van een herintroductieproject van een zeer zeldzame en kritische soort noodzakelijk. In 2014 is er een stagiair, in opdracht van RAVON, in het gebied actief geweest die onderzoek moest doen naar knoflookpad in zijn voortplantingsbiotoop. Hiervoor is hij gedurende het seizoen verschillende avonden/nachten op terrein geweest met een onderwatermicrofoon. Leuk is alvast de waarneming van roepende dieren op twee verschillende poelen. Op één van deze poelen zijn geen larven geïntroduceerd en het betreft dus een nieuw gekoloniseerd water. Deze waarnemingen stellen ons in ieder geval hoopvol. Ook het feit dat deze dieren al roepend op terrein aanwezig, zijn twee jaar na de eerste uitzetting, verbaasd aangezien iedereen verwachtte dat er pas roepende dieren te horen zouden zijn vanaf het derde jaar. In de toekomst zal het inventariseren van de knoflookpad waarschijnlijk in hoofdzaak gebeuren met environmental dna. Dit zou voor knoflookpad de meest logische manier van inventariseren zijn zonder dat de meer klassieke inventarisatiemethodes hierdoor vervangen kunnen worden. In 2014 zijn er al stalen genomen op de locaties waar er knoflookpadden zijn uitgezet. De stalen werden genomen in de periode dat de larven in het water aanwezig zijn. Waarschijnlijk zal er in 2014 nog geen reproductie hebben plaatsgevonden. De resultaten van dit eerste onderzoek met e-dna zijn nog niet binnen. Meer informatie over e-dna vind je op deze link: http://www.environmental-dna.nl/nl-nl/environmentaldna.aspx
26
Paddenoverzet Vanaf 2011 loopt er een padden-overzetactie in het deelgebied Strikkebossen / Strikkeven. Deze overzetactie wordt uitgevoerd door RenĂŠ Daems en Dominique Boone. Zij worden ondersteund door de gemeente Merksplas en de gegevens van deze overzetactie worden aan Robert Jooris van Hyla bezorgd. Gewone pad (Foto: Wim Verschraegen)
Hieronder een samenvattende tabel voor 2014. 2014 Soort Overgezet verkeerslachtoffer TOTAAL Gewone pad 6329 58 6387 Bruine kikker 420 1 421 Groene kikker complex 557 10 567 Kikker spec. 3 3 Alpenwatersalamander 195 2 197 Kamsalamander 1 1 Kleine 109 109 watersalamander TOAAL 2013 7614 71 7685
TOTAAL 2011 TOTAAL 2012 TOAAL 2013 TOTAAL 2014
Overgezet verkeerslachtoffer TOTAAL 9453 195 9648 10101 103 10204 8272 41 8313 7614 7685 71
Het totaal aantal (overgezet + verkeersslachtoffer) amfibieĂŤn in 2014 lag met 7685 stuks weer een pak lager dan de voorgaande jaren, dit is in hoofdzaak te verklaren door het lagere aantal gewone padden (1288 minder dan in 2013). De dalende aantallen van gewone pad gedurende de jaren zijn toch opvallend en een beetje zorgwekkend te noemen. In 2012 (het topjaar) werden 9700 gewone padden overgezet, in 2014 nog maar 6329, dit is een terugval met 1/3de. Hopelijk zien we volgend jaar weer een andere evolutie. Opvallend en geruststellend is wel het hoge aantal salamanders dat er elk jaar geteld wordt. Als we de aantallen alpenwatersalamander en kleine watersalamander van 2014 vergelijken met deze in 2012 (een absoluut dieptepunt) dan zien we een zeer sterke toename. In 2012 werden er 67 alpenwatersalamanders geteld en in 2014 195, voor kleine watersalamander is 27
dit nog indrukwekkender met 6 exemplaren in 2012 en 109 in 2014. De aantallen kamsalamanders zijn te laag om hierover uitspraken te doen. Leuk om zien is het aantal verkeersslachtoffers ook dit jaar zeer beperkt blijft (71 stuks), dit is natuurlijk de hoofdzaak van een overzetactie. Paddenvlieg In 2014 werd er weer een waarneming gedaan van een pad die geparasiteerd was door de paddenvlieg. Onderstaand berichtje hebben we geplaatst op onze Facebook site. “Tijdens een gegidste wandeling in de Halsche Beemden kwamen we deze lieverd tegen. Deze gewone pad (Bufo bufo) wordt geparasiteerd door de paddenvlieg (Lucilia bufonivora). De paddenvlieg is een groene bromvlieg die haar eitjes legt op het hoofd van de pad (soms ook kikkers). Als de eitjes uitkomen kruipen de larven de neusgaten van de pad binnen en doen er zich te goed aan het zachte weefsel. Later worden ook de ogen en hersenen opgegeten. Als de pad gestorven is leven de larven van het dode karkas waarna ze als volgroeide larven gaan verpoppen in de grond/ strooisel. Onderstaande pad heeft nog niet zo heel lang last van de larven van paddenvlieg, het wordt nog veel erger. Dit is horror op zijn best maar ook natuur en biodiversiteit!” Waarnemingen van padden (of andere soorten) die geparasiteerd zijn door de paddenvlieg zijn vrij schaars. Toch vallen geparasiteerde dieren op door hun slome en afwijkende gedrag. Indien je een geparasiteerd dier waarneemt kan je dit het beste invoeren op één van volgende sites: www.waarnemingen.be en www.waarneming.nl of doorgeven aan Bart Hoeymans. We gaan ervan uit dat de paddenvlieg een algemene soort is maar dat is voorlopig nog niet duidelijk door het beperkt aantal, doorgegeven, waarnemingen
Gewone pad geïnfecteerd door paddenvlieg (Foto: Wim Verschraegen)
28
Invertebraten Frans Vermeer Dagvlinders Frans Vermeer/Bart Hoeymans - Het groentje (Callophrys rubi) is helemaal terug van weg geweest in Wortel Kolonie. Van dit mooie vlindertje werden er maximaal 14 geteld door Wim Verschraegen op 17 mei 2014. - Het bont dikkopje (Carterocephalus palaemon) kende ook in 2014 een goed jaar. Zo werden er bonte dikkopjes waargenomen in het Moer en op de Tommelsche heide (beide nieuwe vindplaatsen). In Wortel Kolonie werden er in totaal 114 Eitje van groentje op dopheide (Foto: Wim vlinders waargenomen, verspreid over 4 Verschraegen) deelpopulaties. Onderstaande tabel geeft het aantalsverloop van de ganse populatie door de jaren heen weer. De lagere aantallen van 2014 zijn toe te schrijven aan deelgebied noord west (omgeving landlopers kerkhof), zie verder. 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
1. De populatie in het noorden (Schootse hoek) blijft groeien en er werden maximaal 45 vlinders geteld tegenover 35 in 2013. De populatie heeft bijna zijn historische niveau terug bereikt na een zware dip in de periode 2006-2008. 2. de omgeving van de grensdreef/heide van Wortel Kolonie was goed voor 33 exemplaren, het hoogste aantal ooit. 29
3. In het zuiden van Wortel Kolonie blijft de populatie stabiel met 27 waargenomen vlinders. 4. Een grote daling van de populatie werd genoteerd in het noordwesten (omgeving landlopers kerkhof). Hier is de populatie ingestort van 49 ex in 2013 naar maximaal 9 ex in 2014. Reden hiervoor zijn waarschijnlijk de grote bosbouwwerken die zijn uitgevoerd in de winter van 2013-2014. Er zijn op die locatie interne bosranden gekapt wat veel verstoring van de bodem en aanwezige vegetatie met zich heeft meegebracht. Waarschijnlijk is een groot deel van de overwinterende rupsen daardoor gestorven. Bovendien was deze plaats in 2014 heel moeilijk te tellen door het veranderde landschap. Te verwachten valt dat de populatie op termijn zeer positief zal reageren op de kapwerkzaamheden. EĂŠn van de redenen waarom we de interne bosranden op die locatie realiseren is het voorkomen van het bont dikkopje en het laten uitbreiden van de populatie.
Bont dikkopje (Foto: Wim Verschraegen)
- De kommavlinder (Hesperia comma) werd in 2014 40 maal genoteerd. We lanceren bij ANB een voorstel een monitoringroute op te zetten zodat de jaarlijkse aantallen beter met elkaar vergeleken kunnen worden. - De bruine eikenpage (Satyrium ilicis) werd in 2014 niet waargenomen. De negatieve trend blijft zich voortzetten. Landelijk staat de soort in het rijtje van vlinders die sterk afnemen. Nachtvlinders Bart Hoeymans In 2014 is er niet systematisch naar nachtvlinders gekeken in de vallei/beekdal van het Merkske. Wel zijn er enkel losse inventarisaties uitgevoerd in 2 Belgische deelgebieden, aangevuld met wat losse veldwaarnemingen. 30
‐ ‐
In de Halsche Beemden werd er 6 keer geïnventariseerd met licht (skinnerval met HPL-lamp 125W), 1 x maart, 2 x april, 2 x juni en 1 x in juli. In het Moer werd er één keer met licht geïnventariseerd (doek met 1x HPL lamp 125 W van 22:00 tot 1:30uur) en dit in juli.
In totaal werden er 209 soorten nachtvlinders waargenomen (180 soorten in de Halsche Beemden en 84 soorten in het Moer). Dit zijn vrij mooie aantallen voor de vrij beperkte inspanning die is geleverd. De vallei van het Merkske moet op nachtvlindergebied nog veel verassingen in petto hebben. De zeldzame soorten die werden waargenomen zijn: ‐ Sprorkehoutspanner (Philereme vetulata) – Halsche Beemden, ‐ Geelbruine bandspanner (Plagodis pulveraria) – Halsche Beemden en het Moer, ‐ Geelbruine rietboorder (Archanara dissoluta) – Halsche Beemden, ‐ Rode vlekkenuil (Cerastis rubricosa) – Halsche Beemden, ‐ Gevlekte winteruil (Conistra rubiginea) – Halsche Beemden, ‐ Schaduwstipspanner (Idaea rusticala) – Moer, ‐ Koekoeksbloemspanner (Perizoma affinitata) – Moer.
Populierenpijlstaart (Foto: Wim Verschraegen)
In 2013 werden er al hele hoge aantallen pijlstaartvlinders waargenomen in de Halsche Beemden. In 2014 was dat niet anders. Op de topdag hadden we 5 soorten pijlstaarten waaronder 46 exemplaren van het groot avondrood (Deilephila elpenor). Waargenomen dag actieve nachtvlinders die het noemen waard zijn zijn: ‐ Metaalvlinder (Adscita statices) – Castelresche heide, Bels lijntje ‐ Mi-vlinder (Callistege mi) – vliegveld ‐ Oranje berkenspanner (Archiearis parthenias) – Heide Wortel-Kolonie 31
Libellen Frans Vermeer/Bart Hoeymans In 2014 is er niet systematisch ge誰nventariseerd; toch noteerden we 36 soorten in het stroomgebied. Hieronder in volgorde van meeste waarnemingen (zeldzame en kenmerkende soorten in het vet): Watersnuffel Azuurwaterjuffer Weidebeekjuffer Lantaarntje Bruinrode heidelibel Tengere pantserjuffer Gewone oeverlibel Bloedrode heidelibel Viervlek Blauwe breedscheenjuffer Tengere grasjuffer Bosbeekjuffer Vuurjuffer Gewone pantserjuffer Platbuik Zwarte heidelibel Smaragdlibel Grote keizerlibel Kleine roodoogjuffer Koraaljuffer Paardenbijter Noordse witsnuitlibel Venwitsnuitlibel Zwervende heidelibel Vuurlibel Gevlekte witsnuitlibel Zuidelijke oeverlibel Bruine winterjuffer Steenrode heidelibel Blauwe glazenmaker Houtpantserjuffer Metaalglanslibel Grote roodoogjuffer Tangpantserjuffer Zuidelijke keizerlibel Bandheidelibel Bruine glazenmaker
Enallagma cyathigerum Coenagrion puella Calopteryx splendens Ischnura elegans Sympetrum striolatum Lestes virens Orthetrum cancellatum Sympetrum sanguineum Libellula quadrimaculata Platycnemis pennipes Ischnura pumilio Calopteryx virgo Pyrrhosoma nymphula Lestes sponsa Libellula depressa Sympetrum danae Cordulia aenea Anax imperator Erythromma viridulum Ceriagrion tenellum Aeshna mixta Leucorrhinia rubicunda Leucorrhinia dubia Sympetrum fonscolombii Crocothemis erythraea Leucorrhinia pectoralis Orthetrum brunneum Sympecma fusca Sympetrum vulgatum Aeshna cyanea Chalcolestes viridis Somatochlora metallica Erythromma najas Lestes dryas Anax parthenope Sympetrum pedemontanum Aeshna grandis
32
Soortenbespreking: ‐ De verassing op libellen vlak voor 2014 was de ontdekking van een kleine populatie van zuidelijke oeverlibel in het Merkske. Op 18/07 werden er in het deelgebied Heikant (afgegraven gronden ifv natuurherstel) twee wijfjes waargenomen. Eén wijfje was bezig met het afzetten van eitjes, het andere wijfje had nog het vervellingshuidje aan haar achterlijf hangen (bewijs van voortplanting 2013). Beide wijfjes werden eerst foutief gedetermineerd als beekoeverlibel. Op 23/07 werd de locatie opnieuw bezocht en toen werden een ei afzettend wijfje en een mannetje waargenomen. Bij het zien van het mannetje werd het duidelijk dat het zuidelijke oeverlibel betrof. Op 31/07 werden er twee mannetjes waargenomen en op 1/08 nog een ei afzettend wijfje en een mannetje. De libellen vlogen langs één ondiep grachtje waarin grondwater naar boven komt. In het grachtje met zeer flauwe oevers staan planten zoals waterviolier. De wijfjes zetten de eitjes af in de sliblaag, de mannetjes patrouilleerden permanent langs de gracht en vermeden hierbij open water. Het betreft één van de eerste populaties van deze soort in het binnenland (aan de kust zijn er al enkele kleine populaties). ‐ In september werd een wijfje bandheidelibel waargenomen in de Broskens, het betreft geschikt leefgebied. Het is een soort die een voorkeur heeft voor grondwaterafhankelijke gebieden. Latere zoektochten hebben geen extra waarnemingen opgeleverd. Misschien betrof het een zwerver (het is een soort die grote afstanden kan afleggen) maar het voorkomen van een kleine populatie, of een kolonisatie van het gebied in de toekomst is zeker niet uit te sluiten. ‐ Ook de populatie van de gevlekte witsnuitlibel houdt stand in Wortel Kolonie. Op de gekende vliegplaats werden dit jaar maximaal 5 dieren geteld. Heel leuk is het opduiken van de soort op een nieuwe vliegplaats in Wortel Kolonie. Deze vliegplaats voldoet meer aan de standaard eisen die de soort aan zijn voortplantingshabitat stelt. Het betreft 2 zwak gebufferde vennetjes met plantensoorten zoals moerashertshooi, vlottende bies, drijvend fonteinkruid en witte waterranonkel, ook veel waterveenmos. De gevlekte witsnuitlibel zou eventueel kunnen voorkomen in de Castelrése heide.
Gevlekte witsnuitlibel (Foto: Bart Hoeymans) 33
Sprinkhanen ‐ Wanneer je in het voorjaar op een zonnige dag langs het vliegveld van Weelde fietst waan je je in Frankrijk. Overal hoor je zingende veldkrekels (Gryllus campestris). Het is erg moeilijk daar een aantal op te plakken. Uitgaande van minimaal 120 ha geschikt biotoop en 25 veldkrekels per ha kom je op minimaal 3000 veldkrekels. ‐ De moerassprinkhaan Stethophyma grossum werd op verschillende nieuwe locaties aangetroffen. Op twee locaties (Heikant – max 10 ex en Ruitervelden – max 3 ex) betreft het meer dan waarschijnlijk nieuw gekoloniseerde gebieden. In het deelgebied Kruisbeemden, waar er maximaal 20 dieren werden geteld, was ze meer dan waarschijnlijk al aanwezig. Dit laat duidelijk zien dat deze soort makkelijk nieuw leefgebied kan koloniseren als de omstandigheden geschikt zijn.
Moerassprinkhaan (Foto: Wim Verschraegen)
Plannen voor 2015 Beekschaatsenrijder (Aquarius najas) In 2014 stonden er enkele waarnemingen van de beekschaatsrijder op www.waarneming.nl. Aangezien het een zeldzame soort betreft en er regelmatig fouten gebeuren bij het determineren zijn deze waarnemingen niet meegenomen als ‘zeker’. Om het voorkomen van deze soort in het Merkske in beeld te krijgen willen we volgend jaar extra aandacht geven aan deze soort. Hopelijk kunnen we het voorkomen van de beekschaatsrijder in het Merkske hiermee bevestigen. Schaatsenrijders zijn oppervlaktewantsen. Zoals alle wantsen hebben ze een lange steeksnuit (dus geen monddelen zoals kevers) waarmee ze prooien kunnen leegzuigen. Schaatsenrijders "roeien" over het water. Er zijn nog enkele andere oppervlaktewantsen, 34
maar die zijn meestal kleiner en ze "lopen" eerder op het water (Vijverlopers,- Hydrometra, Beeklopers,- Velia). De bekende schrijvertjes die over het water "krinkelen" zijn geen wantsen, maar kevers. Er zijn een dozijn soorten schaatsenrijders, waarvan er drie opvallend groter zijn dan de andere (min. 12 mm). Bij die drie soorten is bovendien het laatste segment van het achterlijf doornvormig verlengd. EĂŠn langvleugelige soort met opvallend lange antennes, Limnoporus rufoscutellatus, is zeer zeldzaam en de kans dan je die op een beek vindt, is uiterst klein. Een tweede soort, de Grote Schaatsenrijder, Aquarius paludum, is wel algemeen, maar vooral op (grote en kleine) vijvers. Grote Schaatsenrijders zijn lang- of kortvleugelig en als belangrijkste kenmerk reiken de doornen van het laatste achterlijfsegment tot aan of zelfs voorbij het achterlijf. Bij de Beekschaatsenrijder zijn die doornen korter. Bovendien is de Beekschaatsenrijder zo goed als altijd ongevleugeld en komt ze zo goed als nooit op stilstaand water. Beekschaatsenrijders spotten doe je best in het voorjaar (maart-juni). Dan zijn ze ook het eenvoudigst te tellen, omdat dan relatief weinig dieren aanwezig zijn en bovendien alleen adulte (volwassen) exemplaren die bovendien meestal gepaard zijn. Ook is de oevervegetatie dan nog weinig ontwikkeld zodat het wateroppervlak goed te overzien is. Maar als het gaat om zeer kleine populaties, kunnen deze aan de aandacht ontsnappen. Vanaf augustus zijn de populaties aangevuld met juvenielen (nymphen) van verschillende leeftijd en is het aantal adulte en subadulte dieren minstens 5 tot 10 maal groter dan in april. De determinaties en tellingen kunnen van op afstand gebeuren, gebruik makend van een verrekijker. Bij twijfel worden enkele dieren gevangen ter controle. Vooral bij solitaire dieren is voorzichtigheid geboden omdat het dan vaak gaat om individuen van de Grote schaatsenrijder, Aquarius paludum.
Het Merkske thv het Groeske (Foto: Wim Verschraegen)
35
Bijen Wim Klein Kijk eens naar beneden! Als u door ’t Merkske loopt, waar kijkt u dan naar? Kijkt u omhoog, opzij, voor u uit of kijkt u naar beneden? Er valt zoveel te zien in ’t Merkske: het landschap is mooi, de beek ook en er vliegt en zingt van alles. Maar kijkt u ook op die paden waarop u loopt? Heeft u die wel eens goed bekeken? En gezien wat zich daar allemaal afspeelt? Als het straks weer lente of zomer is, moet u eens een tijdje stil blijven staan op een zandpad – of er op uw hurken bij gaan zitten – en rustig kijken wat er rond u gebeurt: er zal een wereld voor u open gaan – die van de graafbijen.
Grijze zandbij (Foto: Mark van Veen)
Naast honingbijen komen er in Nederland nog vele andere bijen voor, die een beetje een verborgen bestaan leiden. Ze nestelen niet in korven, maar in de grond, in holle stengels, in muren en zelfs in slakkenhuizen. Je ziet ze wel op bloemen, maar hun nestjes vallen niet zo op… tot dat je weet waar je moet kijken, en dat is voor de bijen die in de grond nestelen beneden in het zand waarop u loopt of op uw hurken gezeten zit te kijken. Als u de Grensdreef afloopt richting ‘Café in Holland’ bijvoorbeeld, dan is een groot deel van het pad rul zand. Als u daar goed naar kijkt dan ziet u in april tientallen grijze zandbijen, Andrena vaga, over de grond lopen met poten die helemaal geel zijn van het stuifmeel dat ze van de wilgen hebben gehaald. U ziet ze een tijdje zoekend rondlopen en dan opeens beginnen ze te graven en verdwijnen ze in het zand. Daar op die plek zit zo’n 25 tot 60 cm onder de grond het nest van die bij. U moet zich een smalle gang voorstellen met een paar zijgangen. Elke zijgang eindigt in een ovale broedcel, waarin het stuifmeel wordt gestopt . 36
Is er genoeg stuifmeel dan wordt er een ei bij gelegd en de broedcel afgesloten. De bij weet haar nest terug te vinden omdat ze die plek gemarkeerd heeft met een geurstof. Maar als u vol verbazing een tijdje heb zitten kijken naar al die bijen die hun nestje zoeken en vinden, dan zal u ook opgevallen zijn dat er meer bijen en andere insecten in de weer zijn; niet alleen de grijze zandbij is bezig haar nestjes te Roodgatje, Andrena haemorrhoa (Foto: Mark van Veen) maken ook de iets kleinere witbaardzandbijen, Andrena barbilabris, en een flink aantal wespachtige insecten die vlak boven de grond vliegen op zoek naar iets. Het zijn wespbijen – met name de roodharige wespbij, Nomada lathburiana, die als een soort koekoek op zoek is naar de nestjes van de grijze zandbij, maar ook de bleekvlekwespbij, Nomada alboguttata, die op de witbaardzandbij parasiteert. Het is een vreemd en misschien wel wreed tafereel dat zich voor uw voeten afspeelt: zandbijen die druk bezig zijn stuifmeel te vergaren en vol beladen op zoek gaan naar hun nestjes en daaromheen wespbijen die die nestjes zoeken – als de zandbij elders bezig is met stuifmeel vergaren – om er hun eitjes in te leggen. En het gaat niet om een paar wespbijen, net als die zandbijen zijn er vele tientallen van. Blijft u gefascineerd door die bijen nog wat langer zitten, dan ziet u waarschijnlijk nog meer insecten zoekend rondvliegen: vliegjes met een witzilveren gezicht – die hebben het ook op die bijennesten begrepen - en met een beetjes geluk ook goudwespen – kleine juweeltjes – maar ook die zoeken naar bijennesten. Het is een boeiende wereld waar u kennis mee maakt. En dat niet alleen in april, maar zou u in de zomer weer gaan kijken, dan ziet u weer andere bijen hun nesten maken met alle ongewenste maar onvermijdelijke gasten erbij. En niet alleen bijen maar ook graafwespen en spinnendoders met hun parasieten. Alles bij elkaar genoeg reden om de volgende keer in ’t Merkske niet alleen naar boven en opzij of vooruit te kijken, Grasbij, Andrena flavipes (Foto: Marc van Veen) maar naar beneden.
37
Paddenstoelen Jac Gelderblom Het paddenstoelenonderzoek, dat vorig jaar is gestart, is in 2014 voortgezet. De inventarisaties worden uitgevoerd door een groepje van drie mycologen: voor Vlaanderen Harrie Hendrickx en namens Nederland Jac Gelderblom en Luciën Rommelaars. In het voorjaar hebben we de Halsche Beemden, Het Moer (samen met Bart Hoeymans en Theo Bakker), de Castelreeschse Hei en de omgeving van het Bootjesven bezocht. Het voorjaar is niet de tijd voor het vinden van de grotere paddenstoelen maar wel voor het vinden van kleine ascomyceetjes. Deze vormen vruchtlichaampjes, vaak kleiner dan een mm, op houtresten, kruidstengels enz. Hun sporen ontstaan in zakjes (asci), vandaar ook de Nederlandse naam: zakjeszwammen. Leuke soorten waren o.a. het Russenkelkje, Myriosclerotinia curreyi, dat op oude stengels van Pitrus groeit, het Berkenkerfzwammetje, Pseudovalsa lanciformis, op berkentakken en het Bleek spikkelschijfje, Ascobolus albidus, op paardenmest. In het najaar, dat dit jaar al vroeg begon vanwege de natte augustusmaand, werd, indien mogelijk, elke week een terrein bezocht. Omgeving Klapekster en Bootjesven In de eikenlanen vonden we de Roodschubbige gordijnzwam, Cortinarius bolaris, de Lila gordijnzwam, Cortinarius alboviolaceus, en een tweetal stekelzwammen, de Blauwvoetstekelzwam, Sarcodon scabrosus, en de Gezoneerde stekelzwam, Hydnellum concrescen. Een bijzondere vondst was de Cystidesatijnzwam, Entoloma inusitatum, pas een keer eerder in België gevonden. Deze soort is een dubbelganger van de zeer algemene Groezelige satijnzwam, Entoloma sordidulum en alleen microscopisch ervan te onderscheiden; misschien is hij helemaal niet zo zeldzaam en wordt hij vaak voor de algemene soort aangezien. Ook werden nog twee zeldzame ascomyceetjes gevonden. Melanconis decoraensis (geen Nederlandse naam) op berkentakken is niet uit Nederland bekend en slechts van één vondst in Vlaanderen. Het Stijfharig muurspoorbolletje, Teichospora hispida, is slechts bekend van enkele vondsten in Nederland. Van deze laatste dachten we eerst, dat we een nieuwe soort voor Vlaanderen hadden gevonden, maar toen we de kaart goed bekeken bleek de vondst net 50 m van de grens op Nederlands grondgebied te zijn gedaan. In totaal hebben we in dit gebied Stijfharig muurspoorbolletje (Foto: Jac Gelderblom) 116 soorten gevonden. Kromme hoek In dit gebied werden in totaal 103 soorten gevonden. Vermeldenswaard zijn de Appelrussula, Russula paludosa, in een vochtig naaldhoutperceel en de fraaie oranje berkenboleet, Leccinum versipelle. 38
Het Moer In dit gebied zijn nogal wat bijzondere vondsten gedaan: niet alleen het broekbos zelf maar ook de laan, die vanaf de parkeerplaats aan de weg Merksplas – Weelde naar het broekbos voert, was interessant. In de bermen van deze laan vonden we o.a. de okergele vezelkop, Inocybe hirtelloides, de kastanjebruine vezelkop, Inocybe tjallingiorum, die slechts één keer eerder in België gevonden is, en de gele aderhertenzwam, Pluteus chrysophaeus. In het broekbos werden vele soorten aangetroffen, die voor dit milieu kenmerkend zijn. We vonden vier soorten satijnzwam, waaronder het grootsporig staalsteeltje, Entoloma cyanulum, dat nog slechts van twee vindplaatsen in België bekend was. De kleine elzengordijnzwam, Cortinarius americanus, de geelvlokkige gordijnzwam, Cortinarius helvelloides en de gegordelde elzengordijnzwam, Cortinarius alnetorum, alle typische soorten voor een goed ontwikkeld broekbos, waren ook aanwezig. Ook de elzenrussula, Russula alnetorum, met zijn fraaie gele steel werd door ons gevonden. We gaan Het Moer zeker nog grondig onderzoeken, maar nu al kunnen we zeggen, dat dit wat betreft paddenstoelen een zeer waardevol onderdeel van het beekdal van het Merkske is. De totaallijst van dit gebied bestaat tot op heden uit 117 soorten.
Elzenrussula (Foto: Luciën Rommelaars)
Strikkevennen Dit gebied leverde 51 soorten op. Vermeldenswaard is het massale voorkomen in een populierenlaan van de kruipwilgrussula, Russula persicina en de populiermelkzwam, Lactarius controvesus. Een onaangenaam ruikende korstzwam bleek na determinatie de niet alledaagse rondsporige stinkkorstzwam, Scytinostroma hemidichophyticum te zijn.
39
Halsche Beemden Een mooie vondst hier was de zeldzame en opvallende gevlekte franjehoed, Psathyrella maculata. Ook vonden we hier de bruine borstelkurkzwam, Coriolopsis gallica, en een niet algemeen ascomyceetje (uit de groep “klein grut”, zie hierboven): het witbruin franjekelkje, Lasiobelonium variegatum. De totaallijst van dit gebied bevatte 67 soorten. Hoekbeemden bij Castelré Dit gebied leverde 67 soorten op. In een berm, waar we het helemaal niet zouden verwachten, bleken twee soorten stekelzwam voor te komen: de fluwelige stekelzwam, Hydnellum spongiosipes, en de gezoneerde stekelzwam, Hydnellum concrescens. Onder populieren vonden we ook nog de rosse populierboleet, Leccinum aurantiacum. Castelreesche Heide en Schootsenhoek Het eerste gebied leverde 51 soorten op, het tweede 34. Vermeldenswaard zijn de bleke wilgengordijnzwam, Cortinarius urbicus, de donkere bossatijnzwam, Entoloma myrmecophylum, en de heerlijk naar kokos geurende kokosmelkzwam, Lactarius glyciosmus. Vliegveld Weelde Hier zijn we twee keer geweest: het eerste bezoek leverde 57 soorten op en het tweede 79 soorten. De verwachting, dat de schrale graslanden rond de startbanen karakteristieke soorten zouden opleveren uit de groepen van de staalsteeltjes, aardtongen en knotszwammetjes, werd helaas niet vervuld. De reden hiervoor is het ontbreken van kalk of leem in de bodem. Toch werden er wel een aantal leuke soorten gevonden van kalkarme schrale graslanden: allerlei soorten mosklokjes (Galerina) heidesatijnzwam, Entoloma fernandae, slank kaalkopje, Psilocybe turficola, okervoetsatijnzwam, Entoloma vinaceum, heidekleefsteelmycena, Mycena pelliculosa, en de heideknotszwam, Clavaria argillacea. Van de zakjeszwammen (Ascomyceten) waren het vermelden waard het talrijk voorkomende oranje mosbekertje, Neottiella rutilans, het zeldzame zandborstelbekertje, Pseudaleuria fibrillosa, en de olijfkleurige bekerzwam, Peziza granularis. Op één plek groeide verrassend vrij talrijk de duinparasolzwam, Lepiota alba, die wel van wat kalk in de grond houdt. Een leuke vondst in de omringende dennenbossen was tenslotte nog de bruine zandvezelkop, Inocybe Oranje mosbekertje (Foto: Harrie Hendrickx) subcarpta. Dreven Wortel Kolonie De lanen en dreven van Wortel Kolonie werden tweemaal bezocht: eenmaal het zuidwestelijk deel (88 soorten) en eenmaal het zuidoostelijk deel (68 soorten). Mooie vondsten in het zuidwestelijk deel waren de zeldzame blauwe satijnzwam, Entoloma nitidum, de valse sterspoorvezelkop, Inocybe pseudo-asterospora, en de witte 40
duifridderzwam, Tricholoma columbetta. In het zuidoostelijk deel zijn vermeldenswaard de zwavelmelkzwam, Lactarius chrysorrheus, en het donker hazenoor, Otidea bufonia. Speciale aandacht verdient het grasveldje tegenover de strafinrichting: de hier aangetroffen soorten deden ons vermoeden, dat hier weldegelijk kalkhoudende bestanddelen of leem in de bodem zitten. We vonden hier o.a. de kleverige aardtong, Geoglossum glutinosum en twee zeldzame satijnzwammetjes: de moerassatijnzwam, Entoloma favrei, die overigens helemaal niet aan moerassige milieus gebonden is, en het melig staalsteeltje, Entoloma farinasprellum. Ook de voor kalkhoudende graslanden kenmerkende knotszwammetjes waren goed vertegenwoordigd. We vonden de gele knotszwam, Clavulinopsis helvola, de fraaie knotszwam, Clavulinopsis laeticolor, de verblekende knotszwam, Clavulinopsis luteoalba, de grijze knotszwam, Clavaria daulnoyi en het bezemkoraaltje, Ramariopsis tenuiramosa. De eveneens niet algemene kleine beurszwam, Volvariella pusilla was ook aanwezig. Dit grasveld zal in de toekomst zeker onze ruime aandacht krijgen.
Blauwe satijnzwam (Foto: Jac Gelderblom)
Nawoord Het beekdal van het Merkske bevat een groot aantal biotopen, die ook voor paddenstoelen meer dan de moeite waard zijn. We denken hierbij aan de dreven rond het Bootjes ven, de Klapekster en Wortel Kolonie, het broekbos van het Moer, de Halse Beemden en het Vliegveld Weelde. Deze gebieden willen we het komend jaar zeker nog grondig gaan bekijken. Daarnaast proberen we ook een aantal nog niet bezochte terreindelen, waaronder Weelde Statie, te bezoeken.
41
Het Merkske: 1 waterloop, 2 waterloopbeheerders Roeland Liebrecht (Provincie Antwerpen) Aan zijn ligging in het grensgebied tussen België en Nederland heeft het Merkske misschien wel zijn ongerept, meanderend karakter te danken: wie aan het Merkske raakte, raakte immers op vele plaatsen aan de landsgrens. Het was lange tijd dan ook niet helemaal helder wie nu verantwoordelijk was voor het Merkske: de Nederlandse waterloopbeheerder (Waterschap Brabantse Delta), of een Vlaamse waterloopbeheerder. Inderdaad: een Vlaamse waterloopbeheerder, en niet dé Vlaamse waterloopbeheerder, want in Vlaanderen kenden we voor het Merkske een 3-tal potentiële beheerders: de Vlaamse Overheid (Vlaamse Milieu Maatschappij – Afdeling Operationeel Waterbeheer), de Provincie Antwerpen (Dienst Integraal Waterbeleid) en de Watering De Beneden Mark (op grondgebied stad Hoogstraten). Met een samenwerkingsovereenkomst tussen België en Nederland werd in 2008 reeds eenduidig vastgelegd welke waterloopbeheerder voor welk deel van het Merkske verantwoordelijk was: stroomopwaarts vanaf de monding in de Mark werden dat respectievelijk VMM-AOW, Waterschap Brabantse Delta en de Provincie Antwerpen. Intussen heeft in Vlaanderen de interne staatshervorming in het waterlopenbeleid voor een bevoegdheidsherverdeling gezorgd, in het jargon bekend als Doorbraak 63. Het doel hierbij was komen tot meer logische, grotere of aaneengesloten beheerclusters. Ook voor het Merkske had dit een belangrijke consequentie: sinds 1 juli 2014 is het gedeelte 1ste categorie waterloop heringeschaald naar 2de categorie. Bijgevolg is er in Vlaanderen nog slechts 1 aanspreekpunt voor het beheer van het Merkske: de Provincie Antwerpen. Met nog 1 waterloopbeheerder uit Nederland, en nog 1 waterloopbeheerder uit Vlaanderen, liggen er kansen om voor het onderhoud en beheer van het Merkske tot nog een betere afstemming te komen. Hierbij is ook de input en samenwerking met de aanpalende terreinbeheerders van belang. 2 belangrijke spelers zijn hier Staatsbosbeheer (op NL) en het Agentschap Natuur en Stroomkuil Heikant (Foto: Bart Hoeymans) Bos (op B). T.h.v. natuurpercelen nam Waterschap Brabantse Delta al maatregelen om de ecologische en structuurkwaliteit van het Merkske te verhogen. Het gaat dan onder meer om een aangepast maaibeheer waarbij delen van de vegetatie in de waterloop gespaard worden of om het inbrengen van dood hout. Ook de Provincie Antwerpen laat de laatste jaren volgens het zelfde patroon maaien. 42
Nu met de ruilverkaveling Zondereigen tussen Baarlebrug en Vosterschoor valleigronden langs de Belgische zijde van het Merkske in beheer van ANB zijn gekomen ontstaan mogelijkheden voor het verder door ontwikkelen van het ecologische waterlopenbeheer, zonder dat andere landgebruikers hier hinder van hoeven te ondervinden. In de loop van 2015 zal deze aanpak op het terrein vorm krijgen.
Vissen in het Merkske in 2013 Marco Beers (Waterschap Brabantse Delta) In opdracht van waterschap Brabantse Delta onderzocht Adviesbureau ATKB in de zomer van 2013 de visstand op zes trajecten in het Merkske en twee trajecten in de Noordermark. Onderstaand kaartje presenteert het aantal gevangen vissoorten per bemonsterd traject en de tabel geeft de totale vangst van het onderzoek. Met acht soorten kende het traject in het Merkske bij CastelrĂŠ de grootste soortenrijkdom. Het aantal aangetroffen soorten was het laagste in het bovenstroomse, oostelijke deel van het Merkske. Op beide bemonsterde trajecten in de Noordermark, de bovenloop in Vlaanderen zijn zes soorten gevangen.
Aantal gevangen soorten per traject
Vissoort Baars, Perca fluviatilis Bermpje, Barbatula barbatula Blauwband, Pseudorasbora parva Driedoornige Stekelbaars, Gasterosteus aculeatus Kopvoorn, Squalius cephalus Riviergrondel, Gobio gobio Snoek, Esox lucius Tiendoornige Stekelbaars, Pungitius pungitius Zonnebaars, Lepomis gibbosus Totaal 43
Aantal 22 1.458 2 513 5 153 6 217 20 2.396
De totale vangst bestond uit negen soorten en 2.396 vissen, waarin bermpje met ruim 60% het grootste aandeel had. Afgezien van het meest oostelijke traject waar tiendoornige stekelbaars iets sterker was vertegenwoordigd, had bermpje ook op alle trajecten het grootste aandeel in de vangst. Bermpje is een kleine soort die in stromend water voorkomt en in kleinere beken, zoals het Merkske hoge dichtheden kan bereiken. Naast bermpje zijn driedoornige en tiendoornige stekelbaars en riviergrondel de meest gevangen soorten. Riviergrondel is net als bermpje een kleine vissoort met een Bermpje (Foto: Marco Beers) voorkeur voor stromende wateren. Riviergrondel is alleen op de drie benedenstroomse trajecten in het Merkske en de twee trajecten in de Noordermark aangetroffen. Driedoornige stekelbaars is een algemene soort die in Blauwband (Foto: Marco Beers) veel verschillende typen wateren voorkomt. Deze soort is bijna op alle bemonsterde trajecten aangetroffen, alleen helemaal benedenstrooms in het Merkske, bij CastelrĂŠ niet. Bijna 80% van alle aangetroffen driedoornige stekelbaars is op slechts twee trajecten gevangen; het traject ten westen van Halsche Beemden in het Merkske en het meest bovenstroomse traject in de Noordermark. Tiendoornige stekelbaars valt volgens gangbare indelingen onder de soorten die van plantenrijk water houden. Vaak zijn dit stilstaande wateren, zoals sloten en plasjes, maar in stromende beken met veel begroeiing kan deze soort ook hoge dichtheden bereiken. Bij het onderzoek zijn de hoogste aantallen in het bovenstroomse deel van het Merkske gevangen. Tiendoornige stekelbaars is op vrijwel alle trajecten aangetroffen, alleen op het benedenstroomse traject van de Noordermark niet. Van de soorten die in kleinere aantallen zijn aangetroffen, zijn baars en snoek, net als driedoornige stekelbaars, algemene soorten die in veel verschillende soorten water voorkomen. Kopvoorn is een soort die kenmerkend is voor stromend water, net als bermpje en riviergrondel. In West-Brabant komt kopvoorn evenwel slechts op enkele plaatsen voor en wordt bij onderzoek alleen in het Merkske regelmatig aangetroffen.
44
Blauwband en zonnebaars zijn uitheemse soorten. Zonnebaars komt uit Noord-Amerika en wordt vaker in West-Brabant aangetroffen. Zowel het aantal vissen als het aantal trajecten waar deze exoot wordt gevangen, lijkt de laatste jaren toe te nemen. In 2013 is zonnebaars op de helft van het aantal trajecten in het Merkske en de Noordermark aangetroffen. Blauwband is afkomstig uit AziĂŤ en is in West-Brabant eerder in beken bij de grens met Vlaanderen gevangen. De vangst in 2013 was echter de eerste waarneming van blauwband bij onderzoek van het waterschap in het Merkske. Deze exoot is alleen op het meest benedenstroomse traject aangetroffen.
Bemonstering van het Merkske door ATKB met draagbaar elektrovisapparaat (Foto: Marco Beers)
De Klapekster, bezoekerscentrum van de Vallei van het Merkske Drej Oomen We zijn allemaal overtuigd van de schoonheid en de waarde van de Vallei van het Merkske. Die overtuiging uit zich in onze werkijver voor dit prachtige natuurgebied. Maar als we alleen staan in die overtuiging, dan staan we nergens. En daarom is er de Klapekster, het bezoekerscentrum van de Vallei van het Merkske. Op de inzijgzone van het beekdal zorgt het bezoekerscentrum voor opborrelende ideeĂŤn in de vallei.
45
Bezoekerscentrum De Klapekster maakt dat brede lagen van de bevolking warm gemaakt worden voor de uitzonderlijke waarde van het gebied. Op die manier dragen het bezoekerscentrum en haar vrijwilligers in grote mate bij tot erkenning aan weerskanten van de landsgrenzen. Bij het begin van de eenentwintigste eeuw drong die gedachte door bij de bestuurders van Natuurpunt Markvallei. “Laat ons een huis bouwen in de natuur, een huis met een lage drempel waar iedereen welkom is en laten we het daar eens over natuur hebben.â€? Met veel inzet werkten vrijwilligers van de natuurvereniging op hun vrije dagen om het vervallen gebouw (deel van de landlopersboerderij in Wortel Kolonie) te restaureren. Het idee en de realisatie van hun droom hebben Natuurpunt Markvallei ondertussen geen windeieren gelegd. De Natuurpuntafdeling kon haar ledenaantal op tien jaar tijd vertienvoudigen en tekent voor een gemiddelde van anderhalve activiteit per week. Naast het brede draagvlak zorgt het bezoekerscentrum ook voor logistieke ondersteuning. Het bezoekerscentrum is de uitvalbasis voor beheerwerken, studieactiviteiten en beleidsvergaderingen. Bezoekerscentrum De Klapekster stelt haar accommodatie ter beschikking van de partners die in de vallei van het Merkske actief zijn. Op de zolderverdieping bevindt zich een biologisch station, ingericht op vraag van het Agentschap Natuur en Bos en Staatsbosbeheer om studenten die hun proefstuk maken over de vallei hier te laten overnachten. De Klapekster zal ook het zenuwcentrum worden van de 1000soortendag die in juni wordt georganiseerd. Alle activiteiten die door Natuurpunt Markvallei, vaak in samenwerking met ANB en Staatsbosbeheer, worden georganiseerd in het beekdal van het Merkske, worden vanuit het bezoekerscentrum gecoĂśrdineerd. Daardoor is De Klapekster eigenlijk ook een beetje het bezoekerscentrum van iedereen. En laat dat een mooie gedachte zijn die we nog meer werkelijkheid willen laten worden.
46
Broskens (Foto: Geert Brosens)
Boomkikker (Foto: Wim Verschraegen)
47
Foto: Geert Brosens
Colofon Nieuwsbrief vrijwilligers van het Merkske Jaargang 5, nummer 5, januari 2015 De nieuwsbrief ‘het Merkske’, is een gratis nieuwsbrief voor alle vrijwilligers (en geïnteresseerden) van Staatsbosbeheer, het Agentschap voor Natuur en Bos, Natuurpunt Markvallei, waterschap Brabantse delta en Provincie Antwerpen die actief zijn in ‘t Merkske. Deze editie werd mede gevuld door bijdragen van de coördinatoren. Bedankt daarvoor! De eindredactie van de nieuwsbrief is in handen van: ‐ Theo Bakker (boswachter Monitoring en Natuuradvies bij Staatsbosbeheer) ‐ Bart Hoeymans (boswachter bij het Agentschap voor Natuur en Bos) 48 Opmerkingen, aanvullingen op deze nieuwsbrief of bijdragen voor de volgende nieuwsbrief kunnen gemaild worden naar t.bakker@staatsbosbeheer.nl of bart.hoeymans@lne.vlaanderen.be