‘t polleken
België – Belgique P.B. – B.P. 1840 LONDERZEEL BC25171
Ledenblad van KONINKLIJKE IMKERSGILDE NEERBRABANT Verschijnt 5x per jaar: feb. - april - juni - sept. - nov. Afgiftekantoor 1840 Londerzeel Erkenningsnr. P509236 Afzender: Jozef Beuckelaers, Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel tel. 0479/51 46 04 e-mail: m.debont@telenet.be 11e jaargang, nummer 2, april 2011 NOTEDOP van de zelf georganiseerde activiteiten : * 08/05 : Overlarfdag bij Marc De Bont, 9 tot 12u, Eeckhout 39, Londerzeel. * 15/05 : Overlarfdag bij Jef Beuckelaers, idem, Sneppelaar 4, Londerzeel. * 18/06 : Jaarlijkse uitstap naar de Voerstreek. Woordje van de Voorzitter. Wat een rare bijentijd, ik hoor verhalen over halve of hele bijenstanden die met een soort van verdwijnziekte geconfronteerd werden. Waarom op dezelfde bijenstand de ene kast wel en de andere niet? Dit terwijl men toch aanneemt dat alle kasten op dezelfde manier verzorgd en behandeld werden? En waarom bij de ene imker wel en de andere niet? Soms wonen ze maar een boogscheut van elkaar vandaan. En vervolgens zijn er nog bijenstanden waar geen vuiltje aan de lucht is en waar de kasten –eind maart- al uitpuilen van de jonge bijen en ja, er zou zelfs al kunnen van geslingerd worden! Ligt het onderscheid in het verschil in aanpak tussen de imker en die van de bieboer? Werd er vorig seizoen wel of niet opgetreden tegen de varroamijt? Hoe dikwijls? En met welke middelen? Hopelijk krijgen we dit jaar – en eigenlijk moest het al gebeurd zijn – de nuttige informatie van het ministerie van landbouw en van het informatiecentrum voor bijenteelt (daar dient het toch voor, informatie?) over de werkzame en voor de 1
volksgezondheid toegelaten behandelingsproducten tegen varroamijten. Hierbij wil ik toch vermelden dat er producten in omloop zijn die wel goede resultaten geven bij het afdoden van de mijten maar die door eminente biologen vernoemd worden als ernstig tot heel ernstig schadelijk voor het menselijke organisme. Het gaat hier over alle producten die al smeulend toegepast worden. Deze biologen zeggen dit niet uit geldgewin maar wel vanuit hun kennis over de inwerking van deze stoffen op ons, mensen. Imkers, let dus goed op met wat je doet en denk zeker aan je eigen gezondheid, want als jij er niet meer bent, wie zal dan het gif aan je bijen voederen? Inmiddels zit de basiscursus er op en moeten de cursisten nog enkel hun kennistoets doorwurmen om bij een gunstig resultaat van het ministerie van landbouw en visserij een getuigschrift te ontvangen dat bewijst dat ze kundig zijn om met bijen om te gaan. Onlangs was ik in gesprek met een pater die, toen hij nog enkele jaartjes jonger was, in zijn orde nog in hun trappistenbierbrouwerij actief geweest was. En wat vertelde deze grijsaard? ‘Onze trappistenbieren zijn levende bieren waardoor ze na het bottelen nog verder rijpen op de fles met een smaakevolutie tot gevolg. Geen twee flesjes trappist smaken precies hetzelfde!’ Waar wil ik naartoe? Dat ook geen twee potjes natuurlijke honing hetzelfde smaken (in tegenstelling tot die van de industriële leveranciers als we hun reclame mogen geloven). Elke honing heeft toch specifieke kenmerken en een bepaalde smaak die bepaald wordt door de soort bloem waar de nectar uit vergaard werd. Ook de menging van verschillende nectarsoorten, het klimaatsverloop, de bodem waarin de planten groeien, het oogstjaar en de hand van de meester spelen mee in de opbouw van het smakenpallet. Smaak is ook afhankelijk van het mondgevoel. Een honing met een fijn mondgevoel zal eerder als lekker ervaren worden, terwijl grofkorrelige honing – van nochtans dezelfde kwaliteit – als onaangenaam overkomt. Met dit verhaal moet geen enkele imker naar zijn woorden zoeken als er gevraagd wordt: uw honing smaakt dit jaar precies anders? Traditioneel, zoals de voorbije jaren, zullen we ook in 2011 de mogelijkheid hebben om mee te reizen met onze ééndaagse busuitstap op 18 juni. Dit jaar bezoeken we een hoekje van de Voerstreek. Het volledige programma vind je verder in dit polleken, wacht echter niet om in te schrijven tot de weerman goed weer voorspeld want vol is vol! En het is ‘all inclusive’ ! de voorzitter, Jef Beuckelaers. Programma van eigen en aanbevolen activiteiten
08 en 15/05 : Overlarfdagen bij Jef Beuckelaers en Marc De Bont.Op beide dagen is er naast het overlarven zelf ook een praktische uiteenzetting over koninginnenkweek en het maken van kunstzwermen. 08 mei : Bij Marc De Bont, Eeckhout 39 te Londerzeel van 9u tot 12u 15 mei : Bij Jef Beuckelaers, Sneppelaar 4 te Londerzeel van 9u tot 12u 2
Zodoende kan er mocht er de eerste keer een probleem zijn met de aanname van de larfjes de volgende week onmiddelijk een volgende poging gedaan worden. Om met succes over te larven is het werken met een starter heel interessant. De larfjes worden dan onmiddelijk in een drieraamskast vol jonge bijen ingebracht. Uitdroging tijdens transport is verleden tijd, en het is statistisch bewezen dat het aannamepercentage hoger ligt dan bij de methode waar overgelarfd wordt op een raam dat in een moedervolk ingebracht wordt. Hoe werkt dit ? De basis is gewoon een drieof vierraamskastje, maar bij een gewone bijenkast ligt de bovenkant van de romp een 8mm boven de bovenkant van de toplat. Bij ons drieraamskastje moeten we een marge van 3cm in acht nemen, dit omdat de jonge bijen de dopjes moeten uitbouwen. Je kan een bestaand kastje dus makkelijk aanpassen met een kadertje dat op de kast bevestigd wordt. In het deksel worden gaten geboord van 2 cm diameter, waar de gele dop van het overlarfset in past. Zoveel gaten als je larfjes wil overlarven. 18/06 : Jaarlijkse uitstap. Programma van de imkersreis 2011 op 18 juni naar de Voerstreek Een bijna culinaire uitstap in het oosten van Vlaanderen waar de kapellekens, de boerderijen en de oude kastelen in de weilanden verspreid liggen. Autocar: ’t Ros Beiaard 052 / 41 03 47 Vertrek
om 07u00 Tuinbouwschool, Molenbaan 54 – Peizegem-Merchtem om 07u15 Droeshout kerk
09u00- Pietersheim, Neerharenweg 12 – Lanaken - halte voor koffie met koek in het domein Pietersheim, de toegangspoort tot het Nationaal Park van de Hoge Kempen met 6.000 ha aaneengesloten natuur. 10u00- bezoekerscentrum, Plei 13 - ’s Gravenvoeren. Hier maken we handig gebruik van de moderne techniek, omdat we op 1 dag maar een klein stukje van Voeren kunnen ontdekken, door via een videoshow kennis te maken met dit verre stukje Vlaanderen. - vrij rondwandelen in de interactieve tentoonstellingsruimte. 11u00- Imkerij en Potterie, Schophem 2 – ’s Gravenvoeren. - uitleg over de imkerij door de Imkerin en keramiekkunstenares te midden van het rijke prularia museumeke – kijken mag maar aankomen niet! - bezoek aan de mini bijenstand (ook hier de verdwijnziekte!). - proeven van de aangeboden lekkernijen. 13-14u – Restaurant Mostar, Boomstraat 8 – ’s Gravenvoeren. 3
- middagmaal met verse groentesoep naar believen. - varkensgebraad met champignonroomsaus en diverse groenten en kroketten naar believen - ijstaart - 1 consumptie inbegrepen. 14u15- Rullenhof, Rullen 4 – Sint-Pieters-Voeren - vader en moeder zorgen voor het computergestuurd melkveebedrijf met 100 koeien en bijhorende kalverenstallen. - vader is onze gids doorheen deze doening waar een dringend te restaureren lemen huis in het midden staat. 15u45- Commanderie van Sint-Pietersvoeren. - Kasteel uit de 17de eeuw. - Bezoek met gids aan de forellenvijvers met kwekerij. - Een proevertje zal ook hier niet ontbreken. - Mogelijkheid – maar niet in onze deelnameprijs voorzien – om een kersenbier, een bessenbier, een stroopbier of nog andere trappisten variëteiten te consumeren als ons tijdschema het toelaat! 17u00- wijngaard Benoit, Onze-Lieve-Vrouwstraat 203 – Alken. - we bezoeken, in 2 groepen, onder leiding van een lid uit de fameuze wijngilde, De Alkense Bottelaars de wijngaard en maken kennis met werkwijzen en toestellen. - Proeven van de eigen wijn doen we ook. - Nadien worden we hier vergast op een streekgerecht als vieruurtje “ een boterham met spek en wijn ” (één met kaas en één met spek!) tegen 21u00 terug thuis. Inschrijven tot 04 juni 2011 MAAR tot volzetting van de bus. * leden en familie van de Kon.Imkersgilde Neerbrabant € 47,50 * leden van andere gilden en vrije personen € 49,50 te storten op rekening
:
Be39 7341 9512 6219
van de Koninklijke Imkersgilde Neerbrabant Beekstraat 4 2830 Tisselt met mededeling van de opstapplaats Peizegem of Droeshout-kerk • We zullen de zon bestellen, maar voorzie toch een warme pull! (en een paraplu natuurlijk) 4
• Inlichtingen bij: Jef Beuckelaers 0479/51 46 04 100- jarig bestaan Oude foto’s of materiaal (worden terugbezorgd !) dat her en der nog aanwezig is over de imkersgilde of het imkeren in het algemeen, mogelijks van een imker die al geruime tijd overleden is, kan dienen voor dit project. Geef een seintje aan Jef Beuckelaers – 0479/51.46.04 Oproep tot medewerking Onze voorzitter Jef Beuckelaers, ook bekend van de receptenrubriek in ons maandblad, is op zoek naar oude bereidingen waarin honing en suiker verwerkt worden. Waarom op zoek ? Het bestuur van de Koninklijke Vlaamse Imkersbond heeft de intentie om in 2012, wanneer ze, net zoals onze Koninklijke Imkersgilde Neerbrabant, 100 jaar bestaan het maandblad met een feestelijke maar oudmodische toets uit te brengen. Dit onder andere met oude recepten waarmee we recepten bedoelen die minstens 100 jaar oud zijn. Als je ergens in een schuif of op zolder een oud kook- of receptenboek, of een boek over tafelmanieren van rond 1900 of ouder, geef dan een seintje als het mag ingekeken worden. Jef Beuckelaers – 0479/51.46.04 Aanbod voor de nieuwe imkers Ons lid Eric Moens heeft in zijn bijenhal nog een aantal oude simplexkasten staan. Sommige zijn compleet, bij andere ontbreken er raampjes of een plankje hier of daar. Niets dat niet in orde gebracht kan worden door een nieuwe imker die zo zonder veel kosten van start kan gaan. Om in aanmerking te komen om zo’n kast te krijgen zijn er 3 voorwaarden : 1- de basiscursus gevolgd hebben, 2- lid zijn of worden van onze Imkersgilde Neerbrabant 3- reageren voor de laatste kast besproken is. Laat iets weten aan onze secretaris-in-opleiding Tom : t_de_pauw@hotmail.com Verslag voorbije vergaderingen : De teelt van kiwibes : 19 maart 2011 door Lode Meert Omdat velen van de aanwezigen die bewuste namiddag bijna letterlijk en figuurlijk bedolven werden onder de informatie heeft Lode de belangrijkste punten waarop moet gelet worden bij deze teelt hieronder nogmaals ope en rijtje gezet : De teelt van kiwibes van het ras “ ISSAI”
5
- Zorg voor een losse, humusrijke grond, maar geef aanvankelijk geen meststof: de worteltjes kunnen verbranden bij contact met meststoffen tijdens de eerste weken. - Vanaf begin juni kan het eerste jaar een lichte bemesting toegediend worden, vooral stikstof (groei) en fosfaat (wortelvorming) zijn belangrijk. De laatste dosering niet later dan eind juli, anders kunnen de scheuten invriezen. Oudere planten bemesten tussen half maart en eind juni met organische mest. - Aanplant in rij, of tegen een muur, Scheuten aanbinden aan een bamboestok en gesteund tegen een horizontaal draadstelsel. - De nieuwe scheutjes op het eenjarig hout (in de boeken noemt dit het tweejarig hout) geven de vruchten. - Aanbinden behalve de laatste 20 cm – anders beginnen ze te krullen. - LAAT GEEN KRULLEN TOE!!! - Om de 2 weken nazien om de krullen los te maken en om aan te binden. - Streven naar 4 stammen naar 4 à 5 stammen per meter, indien mogelijk jaarlijks de scheuten vanaf de basis vervangen. - Scheuten met bloemen/vruchten worden niet aangebonden omdat ze korter zijn (max 30 cm) en omdat er zelden ranken. - De vruchtscheuten die toch doorgroeien, worden zo snel mogelijk getopt op 4 bladeren boven de laatste bloem - Na de pluk de takken die gedragen hebben wegsnoeien tot op een klein stompje. Snoeien kan tot half februari, daarna bloeden de planten sterk). - De eenjarige jonge scheuten/takken worden aangebonden voor de oogst van volgend jaar. - Giet zeker na het planten voor een goed contact tussen grond en wortels. Nadien is enkel bij extreme droogte nog nodig extra water toe te dienen. Verslag voorbije vergaderingen : Nosemaonderzoek en vliegplankobservatie van 03 april 2011 door Leo Van Malderen Veel nieuwe gezichten die namiddag : deelnemers aan de basiscursus die nog iets extra wilden bijleren. Van de geroutineerdere leden was er omzeggens niemand maar dat is ook niet te verwonderen, want nergens hebben we in onze contreien iets gehoord over leeggelopen bijenkasten of andere abnormale verschijnselen. En als alles perfect loopt, wat hebben we dan nog te leren ? Wel, ik heb nu toch ook enkele jaren bijen, heb allerlei cursussen gevolgd, maar ik durf zeggen dat ik op die namiddag heel veel geleerd heb, ik heb zelfs het gevoel dat het één van de interessantste voordrachten was die ik ooit gevolgd heb. Leo had namelijk zijn bijenkasten een gans jaar gevolgd en gefotografeerd. En voor alles wat er misgelopen was konden we dus ontdekken waaraan we dat vooraf hadden kunnen zien. Weten wat er binnen in de kast gebeurt zonder ze open te maken, dromen we daar niet allemaal van ? Wel, ik weet het nu, en de aanwezigen ook. Het is te vrezen dat we binnenkort een generatieconflict zullen meemaken in onze imkersgilde : de geroutineerden die denken het beter te weten, en de beginners die het echt beter weten. 6
Honingbeoordeling 2010 en voordracht honingbehandeling door Leo Van Malderen: Zoals in vorig nummer beloofd een verslag hiervan met dank aan Yves Mostien en de redactie van ’t Brabants Bieke Op zaterdag 14 november 2010 werden de resultaten van de honingbeoordeling vrijgegeven in de sportzaal van Ternat. Een algemene vaststelling: de kwaliteit van de aangeboden honing en de etikettering gaat er jaarlijks op vooruit! Voor de vloeibare honing werden de winnaars Aloys van den Akker, eerste plaats, dan Marc De Bont en Norbert Heeremans. Proficiat Aloys! De winnaar voor de vaste honing werd (zoals de laatste jaren het geval was) Leo Van Malderen, gevolgd door Jef Beuckelaers, Karel De Roock, Gaspard Lequeux, Willy D’Haeseleer en Jozef De Ridder. Proficiat Leo! Van deze gelegenheid werd gebruik gemaakt om een voordracht te geven over de honingbehandeling. Deze presentatie werd door Leo van Malderen gebracht, met het doel de kwaliteit van onze Brabantse honing nog te verbeteren. Voor Leo is de honingbeoordeling een wedstrijd, met het doel de kwaliteit van de honing verhogen. Hij raadt daarom aan dat iedereen zou deelnemen aan deze beoordeling. De klant mag geen opmerkingen hebben over het product. Om dit te vermijden: - Als je berookt om je honingzolders af te halen, zorg dan dat je langs de toplatten berookt, niet ertussen. - Bestuif zeker geen water om de bijen omlaag te drijven. Honing neemt vocht op. - Slinger nooit honing (bedoeld voor klanten) uit donkere raat. Dit beïnvloedt de smaak! - Vervang regelmatig de wasraten, zelfs van de hoogsels. Was is de filter voor vele bezoedelingen (niet van de bijen). Filter verzadigd => filter vervangen. Op 3 jaar zouden alle kaders vernieuwd moeten zijn. - Werk hygiënisch, van bedrijfsmethode tot bij de pot honing. Dus, geen materiaal mag de grond raken (Botulisme). Vervoer je te slingeren kaders niet zomaar in de koffer van je wagen. Gebruik liever afgesloten, zuivere recipiënten. Ik kan je alvast vertellen – zoals Jef (Croonenberghs nvdr) ons zo dikwijls verklaart – als hobbyimker dien je evenveel te weten over bijen en honing als een beroeps er van af weet. Dit kwam ook aan het licht in verband met de verzorging van de honing. Leo werkt met kasten waarvan de rompkaders even groot zijn als de hoogselkaders. Hij reist veel met zijn bijen, de drachten achterna. Wat de meesten van ons niet doen: slingeren na elke dracht. Dat doet Leo wel. Dracht van een bepaalde plant gedaan? 7
Slingeren! Verzegeld of niet, na een stootproef met elke kader wordt er bepaald welke kaders te slingeren zijn en welke aan de zijwand van de romp terug geplaatst wordt. Met deze methode bestaat het risico dat je te vochtige honing gaat slingeren. Om dit te vermijden: - Eerst de stootproef uitvoeren, komt de honing uit de kaders, dan is hij te vochtig. - Oogst liefst ’s morgens na een koude nacht of wanneer de dracht van die plant stopt. Vooraleer over te gaan naar de behandeling van honing na het slingeren, is het wel nodig de natuurlijke evolutie van vloeibare honing naar vaste honing te begrijpen. Honing bestaat hoofdzakelijk uit glucose en fructose. Onder een zekere temperatuur (+/- 5 °) vormt de aanwezige glucose kristalkernen. Is er nog genoeg glucose aanwezig, dan worden er naalden gevormd rondom de kristalkernen. Daarna zullen er zich plaatjes vormen rond de naalden. De binding tussen de verschillende kristalkernen wordt aan elkaar gekleefd met restglucose en dit gaat zo verder tot alle glucose gebonden is. Dit is een natuurlijke evolutie, waarvan het uiteindelijk resultaat moeilijk te voorspellen is. Hoe gaan we nu zorgen dat het resultaat wel voorspelbaar is en zoals wij het willen, t.t.z. een smeuïge honing en stabiel in de tijd? In theorie is dit heel eenvoudig. Zorg dat de aanwezige glucose zo snel mogelijk gebonden is. Dit kunnen we bekomen door – zogauw er naalden gevormd worden - deze te breken door te roeren wat een enorme aangroei van kristalkernen tot gevolg heeft, waarna het ogenblik aangebroken is om in te potten. Hoe herken je dat de kristalkernen gevormd worden? Wel, de honing gaat van een doorzichtige fase over naar een troebele toestand. Zorg in elk geval voor volgende zaken: - Het slingerlokaal is zuiver en opgewarmd tot 20 à 25 °. Dit vergemakkelijkt het slingeren en vermijdt dat er teveel luchtvochtigheid aanwezig is, waardoor de vochtigheidsgraad van de aanwezige honing zou stijgen. - Als de te slingeren kaders tot die temperatuur opgewarmd worden door verblijf in dat lokaal, zal het ledigen van de cellen ook efficiënter gebeuren. - Warme honingpotten geven je minder kans op zichtbare (witte) kristallen tegen de wand (frosting), doordat de honing dan blijvend plakt aan de wanden. - Al het te gebruiken materiaal slinger, rijper, zeef, ontzegelapparaat, vork of mes, …) is op voorhand afgewassen met warm water en is ter plaatse. - Draag stofvrije klederen, hoofddeksel. - Hou bij de hand: zuivere handdoek en warm water (spoelen van plakkende handen) - Al het materiaal om te slingeren, te ontzegelen en in te potten wordt enkel gebruikt voor dat doel.
8
Behandelen van lentehoning Slingeren, ’s anderendaags afschuimen en enten. Zogauw de kristalkernen gevormd zijn (’s anderendaags indien rond 15° of lager), 1 maal mengen en 1 maal roeren en inpotten. Roeren: twee maal rond de wanden draaien en eindigen met een kruis in het midden. Zorg vooral dat je geen lucht in de honing trekt, doordat je je roerder tijdens het draaien te hoog uit de honing haalt. Behandelen van zomerhoning Dit is het warme seizoen, dus de vorming van de kristalkernen kan lang op zich laten wachten. Geen nood! Leo pakt dit als volgt aan: - De honing wordt afgeschuimd en in luchtdichte emmers in een koele plaats gestockeerd tot oktober. - Dan is die honing met dikke kristallen gekristalliseerd - De emmers worden “au bain marie” opgewarmd tot 38° (opgepast: boven 40° begint de honing aan kwaliteit te verliezen en wordt er beduidend meer HMF aangemaakt). Alle kristallen zijn terug gesmolten. - Daarna kan je hem terug laten afkoelen en onder 15° stockeren. - Ent gebruiken 1/3 van de totale hoeveelheid. - 1 maal goed mengen (geen lucht inroeren) en 2 maal roeren. - Na de 2de maal geroerd te hebben kan men inpotten . - 1/3 de in de rijper laten en gebruiken om het volgend vat te enten en zo kan men doorgaan tot alle honing ingepot is. Afschuimen van honing Een goede methode lijkt te zijn: Maak een handdoek nat en wring hem daarna uit. Druk hem lichtjes op het honingoppervlak. Zo blijft al het schuim en de onzuiverheden aan de handdoek hangen. Eventueel nog een tweede maal te herhalen. Schuim Wat doe je met de afgeschuimde laag, indien je - op een meer volgens de traditionele methode - de bovenste laag afschept? De honing die er nog in aanwezig is, kan volledig zuiver gerecupereerd worden. Hoe? Wel giet hem gewoon over de wasdekseltjes die aan het uitlekken zijn en enkel de honing zal onderaan in de vergaarbak terug te vinden zijn. Na het slingeren: laat je raten uitlikken door de bijen (pas op voor roverij). Als je de raten onuitgelikt opbergt, gaat de overblijvende honing in de cellen de vochtigheid uit de omgevingslucht opnemen, waardoor deze honing gaat verdunnen en onherroepelijk 9
gaat gisten. Wanneer je deze raten dan terug laat vullen door de bijen, zijn er reeds gistcellen aanwezig. Hoe meer gistcellen er aanwezig zijn in honing, hoe groter het risico dat deze gaat gisten. Zorg dat alle honing (in rijper, in emmers om te stockeren tot de winter) zeer goed afgedekt is, zowel voor de omgevingslucht (met plastiek en riem of luchtdicht deksel voor de emmer) als voor het licht. Afwas: al het materiaal wordt liefst met warm water afgewassen. Geen detergenten gebruiken, dit is onnodig. Draag speciale zorg voor het zuiver maken van de lasnaden onderaan in de slinger, rijper, zeven ‌ daar is ook kans dat er gisting optreedt. Honing enten Wanneer Leo beslist zijn honing te enten, zal hij steeds 1/3 van de totale massa gebruiken als enthoning. Heb je zoveel enthoning niet, dan kan je die gemakkelijk aanmaken. Neem 500 gr fijn gekristalliseerde honing, meng hem met 1 kg van de te enten honing. Na 1 dag in de frigo of onder 15 °, kan je deze 1,5 kg mengen met 3 kg. Dan heb je al 4,5 kg. Je gaat zo voort tot je de benodigde hoeveelheid hebt. Wat te gebruiken als roerder? De meest gegeerde roerders lijken te zijn de accuboormachine en de gewone boormachine, beiden met een sterk koppel en uitgerust met een roerder voor plaasterwerk. Een laag toerental (max. 20 toeren per minuut). Een roerbeurt van 2 minuten lijkt genoeg. Verschijnselen die de esthetiek van de pot honing kunnen verminderen: Frosting: de honing werd te vroeg ingepot (te dikke kristalisatie) in niet-verwarmde potten (honing plakt niet aan wanden van de pot) IJsbloemvorming: tijdens het roeren werd er lucht ingebracht in de massa. Hou je roerder dus laag genoeg in de massa. Laagvorming in de pot: de honing was nog niet genoeg gekristalliseerd. Schuim op de pot: door te hevig roeren in de enthoning, ontstaat er schuim dat verder uitbreidt in de massa, na het enten. Zo, met al deze wijze raad kunnen we volgend jaar rekening houden om een gezond, eerlijk en mooi eindproduct te bekomen. Een reden te meer om volgend jaar ook massaal deel te nemen aan de honingbeoordeling. Yves Mostien
10
Artikel uit ‘FRUITREVUE’, vakblad voor fruitkwekers, nr 2 - 2011. Bijen en bestuiving. Benny Larivière Het eerste bestuivingswerk. Hiervoor moeten we in de serres zijn en het zijn waarschijnlijk wel de groententelers die de eersten zijn die beroep doen op bestuivingsinsecten. Maar we hebben ook kleinfruit onder glas. Reeds tweemaal smaakte ik het genoegen rondgeleid te worden in de proeftuin van Tongeren en daar hebben ze hier wel enige ervaring in. Eén probleem hebben we in de heel vroege lente nog niet: dat de bijenvolken te groot zouden zijn en er overbevlieging zou zijn met vruchtschade tot gevolg. Beschadigde vruchten zijn typisch als hommels ingezet worden. Naar insectennormen zijn hommels nu niet bepaald de perfecte dansers, ze zijn eerder zwaar en lomp met alle gevolgen vandien. Bovendien hebben ze de neiging de bloem kapot te bijten als ze niet op de normale manier aan de nectar kunnen komen. Niet echt ideaal dus. Het is ook een fabel dat hommels productiever zouden zijn omdat ze reeds bij lagere temperaturen vliegen dan honingbijen. Hiervoor moeten we nagaan op welke temperatuur de bloemen effectief bevrucht worden. Dit ligt meestal dichter in de buurt van de vliegtemperatuur van bijen dan in die van hommels. Het heeft immers geen zin dat bloemen bestoven worden als het aangebrachte stuifmeel niet effectief voor bevruchting zorgt. Verloren werk en kosten dus. Dikwijls wordt een combinatie gebruikt van hommels en bijen. Niet alleen is ons geweten dan gerust, we zijn zeker dat we niet de verkeerde keuze gemaakt hebben, maar op sombere dagen gaan de hommels dan toch wel wat meer vliegen dan bijen, bovendien zou het feit dat hommels en bijen in concurrentie staan hun respectieve productiviteit verhogen. En dit is geen fabel, het werd in veldproeven bewezen. Waar zetten we onze bestuivingskastjes best? Hierover bestaan ook vele waarheden, sommigen zetten ze liever hoger dan het gewas, anderen hebben ze liever bij de grond om makkelijker te werken. Volgens mij is de hoogte niet de kernvraag. Het is belangrijk dat de bijen volle licht krijgen op hun vliegplank, anders valt hun vliegactiviteit stil. Hoger plaatsen is hiervoor een oplossing, maar ze kunnen ook gewoon beneden staan op een plaats waar volle lichtinval is. Typisch probleem voor serres is de automatische verluchting. Als de lentezon eens haar best doet gaan de dakvensters automatisch open, de bijen vliegen uit, de zon tegemoet. Een uur later kan het plots afkoelen, de vensters sluiten zich, de bijen kunnen niet meer binnen en een maartse hagelbui doet de rest: onze vliegbijen zijn gedecimeerd en onze bestuiving is in gevaar. Daarvoor wordt aangeraden de bijenkasten onder een venster te zetten dat permanent open blijft. Deze venster is open als de andere nog dicht zijn, dus meestal zullen de bijen steeds langs hier naar buiten vliegen en kunnen ze ook altijd langs dezelfde weg weer binnen. Een andere oplossing is de bijenkast buiten de serre te 11
plaatsen, met de vliegopening voor een open stuk glas. Dan gaat er in de nok van de serre minder warmte verloren, maar anderzijds profiteert ons bijenvolk niet van het kasklimaat. De bedoeling is een vroegtijdige lente te creëren binnen de serre, maar de bijen staan buiten en voor hen is het winter. En ze vliegen dus niet. Aan te raden is ook de kasten zo verspreid mogelijk op te stellen. Zo vroeg op het jaar zijn de dagen nog kort, en de bijen zullen niet verder vliegen dan nodig. In lange kappen is het dus beter aan beide uiteinden de helft van de kasten te zetten dan alles aan één kant. Vooral in plastictunnels die soms toch vrij lang kunnen worden is dit zeker aan te raden. Het is beter ervoor te zorgen dat de bijen maximaal vijftig meter moeten vliegen. Condens op de ruiten is vijand nummer één voor de bijen : de bijen vliegen tegen het glas naar het licht toe en blijven met de vleugels tegen het natte glas plakken. In plastic tunnels is dit probleem nog veel groter. Hiervoor bestaat geen ideale oplossing, maar we kunnen het probleem wel kleiner maken. De meeste ‘ongevallen’ gebeuren immers in de hoeken van de kap, daar zoeken de bijen een weg naar buiten. Als we daar zwarte plasticfolie aanbrengen zullen de bijen minder geneigd zijn deze hoeken op te zoeken en zullen er minder slachtoffers vallen. Weet ook dat het niet de bijen zijn die je de eerste dag volop uit de bijenkast ziet vliegen die zullen zorgen voor een rijke oogst. Deze oudere vliegbijen gaan immers bijna allemaal verloren, zij zijn het niet gewoon in serres of kappen te vliegen en sterven een roemloze dood zoals in vorige alinea beschreven. Nee, het zijn de opvolgers die de eerste dag nog binnen zitten en eigenlijk nog niet gevlogen hebben die de klus zullen klaren. Verkijk je daarom niet op een goedgevulde bijenkast. Het is belangrijker dat er veel jonge bijen inzitten, en dat de koningin een mooi broednest heeft. Daar ligt de sleutel tot succes. In veeleisende teelten is het daarom noodzakelijk de bijenkasten regelmatig om te wisselen. En hiermee bedoel ik dat er nieuwe kasten moeten geplaatst worden een week voordat de oude opgehaald worden. Zodat de nieuwe kasten ingevlogen zijn, en de jonge bijen vliegbijen geworden zijn. Enkel hierdoor bereiken we een continuïteit in de bestuiving. In de meeste groententeelten gebeurt dit om de drie weken. Fruit heeft iets meer medelijden met onze bijen, vermits er meestal zowel stuifmeel als nectar afgescheiden wordt. Bij frambozen is het zelfs zo dat er soms honing uit de kast moet gehaald worden om de bijen actief te houden. Maar het stuifmeelaanbod is te eenzijdig om een bijenvolk gezond te houden. Laten we ze te lang in dezelfde omgeving zullen ze daarna meestal te lang moeten revalideren om in hetzelfde jaar nogmaals voor bestuiving ingezet te worden. Volgende maand zullen we het vooral hebben over openluchtbestuiving in grootfruit, eenvoudiger op het eerste zicht, maar toch zijn er heel wat factoren die we kunnen beïnvloeden om een beter resultaat te bekomen. Tot dan! 12
Artikel uit ‘FRUITREVUE’, vakblad voor fruitkwekers, nr 3 - 2011. Bijen en bestuiving. Benny Larivière Het ‘grote werk’. Deze maal zullen we het vooral hebben over de bestuiving in de boomgaard. Als we door de velden rijden en een inventaris opmaken van de boomgaarden die we passeren denken we dan vooral aan appels en peren. Doch het zijn vooral de kersen en krieken (voor zover deze bij ons nog geëxploiteerd worden) waarbij de inzet van bijen het noodzakelijkst is. Kersen zijn tevens de eerste grote nectar- en stuifmeelproducenten van het seizoen, na enkele vroege wilgen. Een imker die zijn bijen in een kersenboomgaard wil plaatsen voor bestuiving moet er dus voor zorgen dat er in de nabije omgeving van de bijenstand waar zijn volken overwinteren een aanbod is van vroege katjeswilgen. Enkel dan zullen de bijenvolken voldoende ontwikkeld zijn om tijdens de kersenbloesem voor het verschil te zorgen. Uit ondervinding weet ik dat bijenkasten in de onmiddellijke omgeving van katjeswilgen minstens twee weken vooruit zijn op de kasten die overwinteren in een omgeving zonder vroeg stuifmeelaanbod. Wat dus betekent dat bij de tweede soort het alleen de bijen zijn die het kernvolk uitmaken dat de winter overleefd heeft die voor de bestuiving zullen zorgen. En tevens voor de verzorging van het broednest dat zich snel zal ontwikkelen als de nectar en het stuifmeel beginnen binnen te komen. Dat is al net zoiets als een kernreactor redden na een tsunami, een hele zware klus dus zonder gegarandeerd resultaat. De kasten met enkele weken voorsprong daarentegen hebben al jonge bijen die voor de warmtehuishouding en de verzorging van het broed kunnen instaan en die ook al zullen beginnen uit te vliegen. Een groot verschil dus in het prille begin van de lente. Na de kers komt de peer in bloem. Traditioneel wordt gesteld dat bijen niet vliegen op perenbloesem omdat het suikergehalte van de nectar te laag is. Dit is inderdaad waar, maar we mogen niet vergeten dat bijen twee producten verzamelen: nectar en stuifmeel, en dat ze dat niet tegelijk doen. De stuifmeelhaalsters die een enorme voorraad perenstuifmeel voor hun neus hebben zullen geen stuifmeel halen van een bron heel wat verderop, en op die mannier bestuiven ze dus wel. Dikwijls hebben we in dit seizoen ook te maken met droog schraal weer. De nectar in de bloesem zal dan als gevolg hiervan indikken zodat hij toch wel weer interessant wordt voor de honingbij. Op voorwaarde echter dat de bodem vochtig genoeg is. De Brabantse kouters waar ik woon hebben hier waarschijnlijk een tandje voor op de meer zanderige gronden van Haspengouw die het water minder gemakkelijk vasthouden. Een feit is dat een irrigatiesysteem eigenlijk onmisbaar geworden is in elke teelt. Geen water betekent geen nectarafscheiding, geen nectarafscheiding betekent veel minder bestuiving. En dit geldt voor alle teelten, fruit, groenten, koolzaad en noem maar op. 13
Bij droog weer elke dag een klein beetje begieten kan het verschil maken tussen succes of mislukking. Een andere methode om bijen toch op perenbloesem te doen vliegen is de volgende : wachten tot minstens 20% van de bloesem openstaat en dan de bijenkasten midden in de boomgaard plaatsen zodat ze langs alle kanten omgeven zijn door perenbomen. De bijen die nog niet ingevlogen zijn in de omgeving zullen dan de eerste dagen vooral vliegen op de eerste bloem die ze tegenkomen: de peer dus. Hier wil ik wel bij vermelden dat het geen zin heeft dit systeem te willen toepassen in een boomgaard van bijvoorbeeld één of twee hectaren: de bijen zullen rap de grens van de boomgaard bereiken, er interessantere nectarbronnen vinden en de peren links laten liggen. Appels zijn dan weer betere nectarproducenten dan peren, hoewel men er bij de rasveredeling omzeggens geen aandacht aan besteed. De huidige appelsoorten produceren dan ook beduidend minder nectar dan de vroegere rassen, wat eigenlijk te betreuren is. Bestuiving heeft een even grote economische waarde dan de kleur van de appel. Zonder bestuiving geen kleur. Vele boomgaardexploitanten zijn er heilig van overtuigd dat de bijenkasten evenredig verdeeld over de boomgaard tussen de rijen bomen moeten staan. In zekere zin hebben ze gelijk. Honingbijen hebben in tegenstelling tot hommels en andere bestuivingsinsecten het grote voordeel bloemvast te zijn, wat dus betekent dat ze als ze aan de appelbloesem beginnen, ze dit zullen blijven doen tot er geen appelbloesem meer beschikbaar is. Bovendien hebben ze de neiging de rijen ‘af te lopen’. Momenteel worden bij appels meestal dwergappels als bestuivers gebruikt, deze worden op regelmatige afstand in de rijen tussen de andere bomen gezet, en zo zal de bij op regelmatige basis dergelijke stuifmeelbron tegen komen. Doch observatie heeft mij geleerd dat bij goed weer de bijen evenredig over gans de boomgaard verdeeld zijn en ook de rijen volgen als ze niet tussen de rijen opgesteld staan. Een standplaats beschut van veel wind en die toch de ochtendzon op de vliegplanken doet schijnen is volgens mij veel belangrijker dan die evenredige verdeling. Er werd fruitkwekers ook aangeraden de bijenkasten te plaatsen in een lege pallox die opzijn kant gezet wordt, een goed idee als het over beschutting tegen de wind gaat, maar voor de imker is het niet zo evident als hij een ingreep wil doen in de kasten tijdens de bloeiperiode. Zo’n ingrepen doen zich voor in een vroeg voorjaar als er rap zwermneiging is bij de bijen. Het is dan weer een kwestie van afwegen: een bijenvolk in zwermstemming komt niet meer tot bestuiving toe. Weegt dit op tegen de ietwat hogere productiviteit vanwege de beschutting? Dit laat ik over aan het gezond verstand van de imker en de fruitkweker. Waarmee ik dus wil zeggen dat zowel imker en fruitkweker naar mekaars noden moeten luisteren in plaats van vastgeroest te zitten in wat ze ooit ergens gehoord of gelezen hebben. Communicatie is bij bijen noodzakelijk om de bloemen te vinden, ze hebben daar zelfs danspasjes voor aangeleerd, maar op een hoger niveau is communicatie ook nodig opdat de bijen in ideale omstandigheden zouden kunnen functioneren. Tot volgende maand!
14
De stad : de redding van de bij? Bij Parijs denkt u waarschijnlijk aan de Eiffeltoren en de Champs-Elysees. Helemaal juist, maar vergeet de bijen niet! Parijs is met 400 bijenkasten hard op weg om de grootste bijenstad ter wereld ter worden. En de bijen vinden het prachtig. Waar ze op het platteland massaal uitsterven doen ze het in de stad prima: ze zijn immuun voor ziekten en produceren potten vol honing. De bijen bevinden zich op de daken van appartementen, op balkons en in parken. Menig hotel of restaurant in Parijs heeft dankzij die nieuwe hobby een authentiek winkeltje met ‘eigengemaakte’ honing kunnen openen. Bijenhouden is uitgegroeid tot een trend en die laten de Parijzenaars niet zomaar voorbijgaan. Crisis Tegelijkertijd zijn dit soort initiatieven hard nodig. Er is namelijk een crisis gaande in bijenland. Op het platteland neemt het aantal bijen in grote delen van Europa en Amerika snel af. Alleen in Frankrijk zijn er de afgelopen 15 jaar al 100.000 bijenkasten verdwenen. De honingproductie is teruggevallen van 32.000 naar 20.000 ton. Productie De ziektes waaraan de bijen op het platteland massaal bezwijken, lijken de bijen in de stad niet te kunnen deren. Bovendien leveren de diertjes tussen de drukte van de stad nog eens veel meer honing af. Zo’n 50 kg per jaar. En in topjaren zelfs 80 kg. Op het platteland is een imker blij als zijn diertjes zo’n dertig kilo honing kunnen binnenhalen. Waarom? Waarom doen bijen het vooral in de stad Parijs zo goed? Sinds 10 jaar mogen er in Parijs geen pesticiden meer gebruikt worden. Dat helpt natuurlijk. De hitte die door alle bedrijvigheid in de stad hangt wordt ook door de bijen gewaardeerd. Ze gaan zich er eerder door voortplanten. Maar de belangrijkste reden voor het succes van Parijs zijn.. de bloemen. Die komen tegenwoordig veelvuldiger in de stad voor dan op het platteland. Op balkons, in tuinen, parken en bermen doen de stedelingen er alles aan om de kleur het hele jaar door te behouden. En daar profiteert de bij van. Steken Natuurlijk moet het leven met al die prikgrage dieren in de buurt wel veilig blijven. Vandaar dat in Parijs wat regels zijn opgesteld. De bijenkasten moeten bijvoorbeeld 25 meter uit de buurt van ziekenhuizen en scholen blijven. De meest gehouden bij is bovendien ongevaarlijk en steekt zelden. En de stadshoning? Die is prima! In de honing die in Parijs gemaakt wordt bevinden zich zo’n 250 verschillende soorten pollen. En weer steekt het platteland daar bleekjes bij af: daar telt de honing hooguit twintig soorten pollen. ‘Het is een rare paradox dat bijen het in een grootstad beter doen dan op het platteland’ vindt Olivier Darne, een Parijse imker. ‘Ik wenste dat het anders was. Maar als al je 15
middelen opgebruikt zijn, dan blijf je met lege handen achter. En dat proberen de bijen ons nu te vertellen.’ Poëzie : Hete pootjes door Guide Gezelle Een schalkaard had een bie gevangen En hield ze bij haar vleren : ‘Komt hier ! – hij zag een jongske staan ! – komt hier mijn knappe kerel ! Hier heb ik zulk een schoon model Van beestje, ik wil ‘t u geven : Past op maar van ‘t niet dood te doen, En laat het beestje leven. Kom aan, je hand, doet toe, ‘t vliegt weg, Doet toe, want ‘t gaat ontsnappen !’ ‘t Kind hield zijn handje toe : ‘Nie waar, hoe schoon dat is, hoe lieflijk !’ Ha ! ‘t kindje werd te laat gewaar Hoe schoon en hoe bedrieglijk. Het liet het beestje los, en ‘t loeg De traantjes uit zijn oogskes, En zei ‘t : ‘Het beestje is schoon genoeg, Maar ‘t heeft zulke hete pootjes !’ Groentip : Een van onze inheemse laatbloeiers in juni-juli is de tamme kastanje (castanea sativa) die veel en goed stuifmeel levert. Dit op een moment dat onze bijen het goed kunnen gebruiken voor de ontwikkeling van de larven die later onze winterbijen zullen worden. De tamme kastanje kunnen we zelf opkweken door de pas geplukte kastanjes in de grond te stoppen. Let wel op voor de muizenvraat die zo’n kastanje wel lusten in de donkere winterdagen, en later voor de konijnen die graag aan de jonge schors van de jonge plantjes knabbelen. Als het boompje 30 cm hoog is mag het aan een rechte stok uitgeplant worden zodat ze manieren leren en fier omhoog groeien. De tamme kastanje is een plant die in uw tuin of die van uw buurman (als hij groter is) zeker thuis hoort. Hij kan ook bij de gemeentebesturen gepromoot worden voor hun groenaanplantingen ! Haal meer uit honing ! Wetenschappers van de afdeling Medische Microbiologie aan het AMC in Amsterdam hebben ontdekt waarom honing anti-bacterieel werkt en een wondje sneller doet genezen. Sommige bacteriesoorten kunnen niet tegen de hoge suikerconcentratie in honing, zo’n 80%. Daarnaast zit er in honing een klein eiwit, dat bijen ook in hun eigen afweer gebruiken. Op termijn hopen wetenschappers dankzij deze ontdekking nieuwe stoffen uit de honing te winnen, die ingezet kunnen worden alse en soort antibioticum. Website: 16
Je kan ons ook terugvinden op onze website : ‘http://www.imkersgildeneerbrabant.be’
17