't Polleken van februari 2012

Page 1

‘t polleken Ledenblad van KONINKLIJKE IMKERSGILDE NEERBRABANT

België – Belgique P.B. – B.P. 1840 LONDERZEEL BC25171

Verschijnt 5x per jaar: feb. - april - juni - sept. - nov. Afgiftekantoor 1840 Londerzeel Erkenningsnr. P509236 Afzender: Jozef Beuckelaers, Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel Tel. 0479/51 46 04 e-mail: m.debont@telenet.be 12e jaargang, nummer 1, februari 2012

1912 - 2012 KONINKLIJKE IMKERSGILDE NEERBRABANT Secretariaat: Tom De Pauw, Heerbaan 8, 1745 Opwijk Tel : 0479/607953 e-mail : t_de_pauw@hotmail.com Rekening nummer : BE39 7341 9512 6219 1


Bestuur: Voorzitter: Jef Beuckelaers, Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel Tel : 0479/514604 e-mail : liliane.beuckelaers@skynet.be Ondervoorzitter: Leo Van Malderen, Ossegemstraat 137, 1861 Wolvertem –Meise Tel : 0494/483260 e-mail : leo.van.malderen@persgroep.be Secretaris-Penningmeester: Tom De Pauw, Heerbaan 8, 1745 Opwijk. Tel : 0479/607953 e-mail : t_de_pauw@hotmail.com Bestuursleden: Marc De Bont, Eeckhout 8, 1840 Londerzeel Tel : 0477/233302 e-mail : m.debont@telenet.be Benny Larivière, Drielindenbaan 63, 1785 Merchtem Tel : 0486/643965 e-mail : benny.lariviere@telenet.be Gezondheidsdienst: Leo Van Malderen Polleken: Redactie : Benny Larivière, Mailing : Marc De Bont Opleidingsteam: Jef Beuckelaers, Marc De Bont, Benny Larivière Bijenweide: Marc De Bont Webbeheer: Marc De Bont Onze website: ‘http://www.imkersgildeneerbrabant.be’ NOTEDOP van de zelf georganiseerde activiteiten : * 11 februari 2012, 14u : snoeidemonstratie en –les bij Lode Meert, Seepscherf 71 te Baardegem 2


* 25 maart 2012, 14u : nosema-onderzoek, Tuinbouwschool, Molenbaan 54 te Merchtem-Peisegem. * 6 en 13 mei 2012 : overlarfdagen (carnica) * 16 juni 2012 : jaarlijkse busreis – noteer alvast de datum !

Woordje van de Voorzitter. Traditioneel, in het eerste polleken van het nieuwe jaar, namens het bestuur van onze gilde onze beste nieuwjaarswensen met een overdaad aan gezondheid voor mens en bij, en een jaar vol mooie dagen. Onze grootste wens is een mooie zomer, geen afwijkend natuurfenomeen zoals vorig jaar waar de zomer voorbij was voor hij meteorologisch begon, maar een echte traditionele goede zomer. Wij zijn al uit onze startblokken geschoten en in sommige van onze werkgroepen werd er al flink vergaderd want het beloofd druk te worden dit jaar. Vooreerst is er de viering van ons 100-jarig bestaan met tentoonstellingen in verschillende regio’s. Ook de vormgeving van dit polleken is in een feesttenue gestoken, een lay-out aanpassing in vakjargon, en in april krijgen we een superjubileumuitgave. Verder is er binnen onze gilde een specialisatiecursus uitgewerkt betreffende de kunstmatige inseminatietechniek bij bijenkoninginnen. Deze cursus is wel beperkt wat het aantal deelnemers betreft en gebeurt in samenwerking met de Imkersgilde ‘De Vlijtige Bie’ uit Aalst. De start is voorzien op 31 maart 2012. Soms maak ik me als voorzitter wel eens de bedenking of we af en toe niet het slachtoffer zijn van onze goede intenties. Ik verklaar mij nader. Sinds een aantal jaren promoten we het peterschap voor jonge of beginnende imkers, op zich een heel lovenswaardig initiatief. Maar wat stellen we vast? Dat sommigen het uiteindelijk normaal vinden dat de peter hun werk komt doen terwijl zij er staan op te kijken. Co-imkers als het ware, iets wat initieel helemaal de bedoeling niet was. Zou het daarom niet beter zijn dat een beginner bij iedereen van de gilde terecht kan als hij of zij vragen heeft ? Dat mensen een voorkeur hebben voor een bepaalde persoon in wie ze vertrouwen hebben is normaal. Maar ik pleit voor een grotere participatie van alle leden aan al onze bijeenkomsten en vergaderingen, het ideale platform voor kennisoverdracht. Zo is het altijd geweest en het heeft altijd goed gewerkt. Trouwens, te beginnen met onze praktische les op 18 december zijn wij de weg opgegaan van kennisoverdracht, en in de toekomst zullen wij steeds aan onze vergaderingen met een soms eerder theortische inslag een praktische module breien waar kennis overgedragen kan worden van de ‘anciens’ naar de nieuwelingen toe. Niet dat men geen peter mag hebben, zeker niet, maar we mogen niet uit het oog verliezen dat geen enkel individu de waarheid in pacht heeft, hoe graag hij of zij dit ook zouden willen. Er moet dus een bredere, meer gediversifieerde manier, zijn waarop de ‘bijenwetenschap’ van generatie op generatie wordt doorgegeven. En er moet een samenhorigheidsgevoel ontstaan tussen imkers. Wij zijn al een heel kleine niche binnen de huidige maatshappij en ons credo moet dus ‘samen sterk’ worden, in plaats van ons nog meer – met de huidige sociale trend mee – te individualiseren. 3


Wat ik eerst niet zinnens was te doen ga ik toch doen, namelijk de aandacht vestigen op de winterbehandeling tegen de varroa. Deze moet zeker al gebeurt zijn, want vele koninginnen zijn al aan de leg. Is de behandeling niet gebeurt, dan moeten we ons de bedenking maken dat elke mijt die we nu, begin februari, verwijderen begin juli al meer dan 30 nakomelingen zal hebben. Misschien dan toch nog iets proberen? Of extra vroeg darrenraat laten uitbouwen en verwijderen ? Kwestie van de toekomst van ons bijenvolk niet in gevaar te brengen. Ook zijn er al berichten over sterftes op bepaalde bijenstanden. Wij kunnen dit gevaar misschien niet helemaal uitsluiten, maar wel al wat binnen ons bereik ligt doen om het te voorkomen. Anders moeten we leren leven met het feit dat we de dood van onze bijen op ons geweten hebben, geen prettig vooruitzicht. En zoals je verder in dit polleken kan lezen zijn we nog niet aan onze laatste plaag toe, in dit geval een klein vliegje. In de bijbel spreken ze van de 7 plagen van Egypte, maar ik ben ondertussen al de tel kwijt. We zullen het positief moeten ondergaan. Ik wil nog eens terugkomen op de viering van 100 jaar Imkersgilde. Wij zijn dus bezig met materiaal te inventariseren dat gebruikt zal worden voor een overzichtstentoonstelling, en stellen vast dat er na het overlijden van een imker dikwijls heel wat imkersmateriaal, oude boeken en gereedschap weggegooid wordt. De familie weet niet wat ermee te doen en het ligt in de weg. Daarom een oproep aan alle imkers om ten eerste heel lang te leven, maar ook om aan hun nakomelingen te zeggen dat dit materiaal en deze informatiebronnen later aan een andere imker of aan de gilde mogen geschonken worden. De erfenisrechten zullen er niet door stijgen, en de volgende generaties kunnen er nog iets aan hebben. Nog een kleine vooruitblik, speciaal voor de imkers die dromen van een nieuwe bijenhal of er al concrete plannen voor hebben. Op 16 juni, tijdens onze daguitstap, bezoeken we een imker die een bijenhal gebouwd heeft om ‘U’ tegen te zeggen, en die je zeker moet gezien hebben, al was het maar om erover te kunnen meespreken. de voorzitter, Jef Beuckelaers.

Programma van eigen en aanbevolen activiteiten Snoeidemonstratie, zaterdag 11 februari 2011, 14u, op de boerderij van Lode Meert, Seepscherf 71 te 9310 Baardegem. Een voltreffer die we terug in het programma van 2012 opnemen. Want je kent het syndroom ook wel vrees ik : iemand heeft het je ooit uitgelegd hoe je een bepaalde boom of struik moest snoeien, en als je er dan al iets van begrepen had bleek de informatie van een zelfverklaarde snoeiprofeet te komen zodat je hele boom naar de vaantjes was. Je werd dan slimmer, ging naar de snoeidemonstratie bij Lode en toen lukte het wel. Maar dit is ondertussen ook al één of twee jaar geleden en je bent het terug vergeten. Geen nood, op 11 februari komen ze allemaal aan bod ! • Kers, kriek, perzik • Herfst- en zomerframboos, braam 4


• Tros-, cassis- en stekelbes, josta • Kiwibes, Gojibessen (voor de liefhebbers van exotisch fruit) Vragen over de snoei van andere fruitsoorten mogen natuurlijk ook gesteld worden, ze zullen met plezier beantwoord worden. In tegenstelling tot wat eerder gemeld werd zijn er geen kiwibesplanten meer in voorraad. Wie er wil aanplanten zal dus nog een jaartje geduld moeten oefenen. Voor wie andere planten wil, geef een seintje : lodemeert@skynet.be Op dezelfde dag zullen ook bloemenzaden voor bijenweide uitgedeeld worden, dit is een initiatief van het Vlaams-Brabants provinciebestuur. PS : Wie omwille van de invallende winterkou in paniek moest taken : je moet je thermos niet meebrengen, er is warme soep voorzien, naast andere lekkere dingen.

Nosema-onderzoek, zondag 25 maart 2012 om 14u in de Tuinbouwschool, Molenbaan 54 te Merchtem. Naar jaarlijkse gewoonte doen wij die dag ons jaarlijks nosema-onderzoek. Bovendien is er het tweede deel van Leo’s boeiende vliegplankobservatie. Wie het eerste deel gezien heeft op 18 december jl. Weet dat het de moeite waard is. Verder nog heel wat nuttige en praktische tips voor nieuwe imkers of voor wie tot het inzicht gekomen is dat de door hem toegepaste bedrijfsmethode eigenlijk niet zo’n beste resultaten geeft. Komen onder meer aan bod : voorjaarsnazicht, verenigen van volkeren, plaatsen honingzolders en tips bij het reizen in het kader van bestuivingsopdrachten, naar het fruit bijvoorbeeld. Ook is er kans om vragen te stellen over eender welke andere bijenaangelegenheid. Wat het nosema-onderzoek zelf betreft : De vertrouwde gezichten die we elk jaar terugzien weten onderhand wel hoe het werkt, maar voor diegenen die het vergeten zijn en de nieuwe deelnemers zetten we alles nog eens op een rijtje : 1- Vang op een warme (re) dag 30 à 40 bijen af van het volk dat je wil laten onderzoeken. Of meerdere stalen van 30 à 40 bijen uit verschillende kasten, maar hou de bijen apart. Kies bij voorkeur de zwakkere volkeren, die kasten waar niet zoveel activiteit is of waar maar met mondjesmaat stuifmeel binnenkomt. Het heeft geen zin de sterkste volken te onderzoeken. Dit geeft een vals beeld van veiligheid. Wij doen niet mee aan dit onderzoek om te bewijzen dat onze volken gezond zijn, integendeel, we doen mee om te weten of er iets aan de hand is. De zwakste volken geven dus het beste beeld van de algemene toestand. Er is ons steeds gezegd dat het stuifmeelhaalsters moesten zijn, niet omdat ze stuifmeel halen, maar omdat dit de oudste bijen zijn waarbij een eventuele besmetting het best wordt waargenomen. Hierover zijn ondertussen al uiteenlopende meningen, maar ik hou het bij oude bijen. Je moet niet noodzakelijk tot eind maart wachten om op bijenjacht te gaan, het mag gerust een weekje of zo vroeger, stop ze dan in een plastic zakje in de diepvries. De dag van het onderzoek neem je ze dan 5


gewoon uit het vriesvak en breng je ze mee. Let er wel op dat hoe vroeger de bijen afgevangen worden, hoe kleiner de kans dat besmettingen waargenomen worden of, in geval van zichtbare besmetting zal deze ondertussen veel erger geworden zijn. Begin er dus nu nog niet aan, maar wacht minstens tot half maart. 2- Hoe ? Hier werden al bijdragen over geleverd : een stuk electriciteitsbuis met een nylonkous over het achterste uiteinde waarmee je ze van de vliegplank kan zuigen. Die nylonkous achteraan is wel noodzakelijk om bijensteken op de tong te vermijden. Of een lege plastic fles met twee stukken slang erin : met de ene slang zuig je de lucht uit de fles, met het andere eind zuig je de bijen van de vliegplank. Sommigen plukken de bijen ook met de blote band van de vliegplank. Omdat het weer zo slecht was dat er op de vliegplank niets te vangen viel en de bijen nog in wintertros zaten heb ik het ooit op de volgende manier geprobeerd : de kap eraf, het gat waarboven de voerbak geplaatst wordt open, wachten tot de bijen gelokt door het licht naar buiten komen, en ze dan vangen met een omgekeerde honingbokaal. Je hoeft de bijen dan niet meer in een plastic zak te schudden, maar niet vergeten het deksel er op te plaatsen natuurlijk. 3- Op het onderzoek zelf worden de bijen ‘gevivisecteerd’ - best interessant voor wie ze eens goed in detail wil bekijken - en onder de microscoop onderzocht.

Lidgeld 2012 : retorische vraag : in hoeverre zijn onze beste wensen aan onze secretaris-penningmeester oprecht als hij je er drie keer moet aan herinneren dat je lidgeld nog niet betaald is, en daarna, na het verstrijken van de normale termijnen alles nog bij de Konvib moet in orde brengen opdat je geen nummer van het tijdschrift zou moeten missen ?

Het Laatste Polleken? Alle leden van Neerbrabant ontvangen het ledenblad waarin het gildenieuws is opgenomen, zo ook de uitnodigingen voor de bijeenkomsten. Voor wie zijn bijdrage als lid, bijlid of sympathisant voor 2012 nu nog niet in orde gebracht heeft is dit dus inderdaad het laatste polleken. Aan alle anderen echter nog veel leesgenot want wij gaan door.

Oproep: Wie komt er uit de boerenstiel ? Wie zijn grootouders waren landbouwers ? Kortom, wie heeft er nog met de hand zien ‘pikken’, het graan oogsten ? Daarvoor is er ‘alaam’, gereedschap, nodig. Ten eerste een ‘pik’ om de halmen af te snijden, ten tweede een ‘pikhaak’ om de aren bijeen te brengen tot een bussel die dan met stro gebonden wordt, en ten derde een ‘haarspit’ of aambeeld waarop de pik met een haarhamer ‘gehaard’ wordt om ze aan te scherpen. Mocht je dergelijk gereedschap in je bezit hebben, dan kan dat van pas komen op het pikfeest in Londerzeel op 15 juli 2012. 6


Waarna op 5 augustus het gepikte graan met vlegels zal gedorst worden en het stro zal gebruikt worden om ter plaatse korven te vlechten ! Een goede herhalingsoefening voor wie de korfvlechtcursus gevolgd heeft en een uitdaging voor wie ze niet volgde en zich dat nu beklaagt !

Nieuws over de verdwijnziekte: Parasiet verandert miljoenen bijen in zombies! Miljoenen honingbijen, die al geteisterd worden door dodelijke virussen en schimmels, sterven nu ook nog eens door een parasiet die het op hen heeft voorzien. Dat schrijft AD.nl. Biologen in het Amerikaanse San Francisco ontdekten dat het kleine vliegje (2 à 3mm lang, nvdr) zich nestelt in het bijenlichaam, waardoor de insecten ander gedrag gaan vertonen. Zo verlaten ze hun korf en lopen rond als zombies. Kort daarna vallen ze dood neer. De ontdekking van de parasiet verklaart mede waarom hele bijenpopulaties sterven. De dodelijke Apocephalus Borealis werd aangetroffen in driekwart van de 31 bijenkorven die door wetenschappers onderzocht werden. Dat schrijft Mercury.news.com op zijn website. Horrorfilm De parasiet legt zijn eitjes in de buik van de bij en vreet die dan langzaam van binnenuit op. De geïnfecteerde bijen worden volledig gek. Ze verlaten hun korf en vliegen de brandende zon in. Vervolgens lopen ze rondjes over de grond en lijken alle gevoel voor richting te hebben verloren. Sommige beestjes kunnen niet meer op hun benen staan. ‘Het deed denken aan zombies in een horrorfilm’, legt professor John Hafernik van de California Academy of Sciences uit. Grote zorg voor agrarische sector De ontdekking van de parasiet draagt bij tot de verklaring van wat Colony Collapse Disorder (CDD) genoemd wordt. Dat staat voor het fenomeen dat honingbijen steeds minder functioneren, hun lichaamsfuncties verliezen en uiteindelijk instorten en sterven, wat een grote zorg is voor de agrarische sector die afhankelijk is van de kleine bestuivers. Stukje van de puzzel Wetenschappers onderzoeken al jaren de oorzaken van de verontrustende massale bijensterfte wereldwijd. Naast schimmels en dodelijke virussen, kan nu ook deze parasiet als boosdoener worden aangewezen. ‘Het is een stukje van de puzzel, maar we weten nog altijd niet hoe die puzzel er eigenlijk moet uitzien’, laten de onderzoekers weten. 7


Nvdr : In een eerste reactie liet de Vlaamse Imkersbond weten dat het beestje bij ons niet voorkomt. Misschien moeten we wachten op nader onderzoek om deze stelling te bevestigen of te ontkrachten.. Uit HLN, 04/01/2012

Tentoonstelling over voeding: Aan Tafel! Deze tentoonstelling vind plaats in Tour&Taxis in Brussel (november 2011 tot mei 2012), maar wat hebben wij imkers daar mee te maken ? Wel, wij oogsten niet alleen honing, toch een voedingsprodukt, maar ook bijen en andere insecten komen meer en meer in het vizier als interessante voedingsbronnen. Daarom nemen we deze bijdrage op. Als de wereldbevolking in hetzelfde tempo blijft aangroeien, is er straks niet genoeg voedsel voor iedereen. Maar er zijn al oplossingen in de maak. Insecten, algen, zeewier, in-vitrovlees.. De tentoonstelling ‘Aan Tafel’ in Brussel geeft ons een kijk op alle aspecten van onze voeding. Het is een fascinerende tentoonstelling die vandaag vragen stelt voor morgen. We weten het allemaal : nooit waren we zo geïnteresseerd in koken en eten. Maar al deze boeken en tv-programma’s gaan zelden verder dan het bereiden en opeten. De tentoonstelling ‘Aan tafel! Van akker tot bord’, die plaatsvindt in Tour&Taxis doet dit wel. Waar komt ons voedsel vandaan ? Hoe wordt het getransformeerd en getransporteerd? Waarom is er hongersnood in gebieden waar toch voldoende grondstoffen aanwezig zijn ? Waarom zijn er zoveel te dikke mensen? Wat gebeurt er als we in 2050 met 9 miljard mensen op de aardbol rondlopen ? Wat staat er op het spel, hoe werkt het systeem vandaag, wat moet er veranderen opdat het voldoet aan de vraag van vandaag door het behouden of herstellen van een eerlijke verdeling ? Ook het voedselagentschap tekent present met twee kortfilmpjes van telkens drie minuten die laten zien hoe een controle gebeurt in de primaire sector –van akker- en hoe een controle gebeurt in een restaurant –tot bord. Zoals je las, wordt ook het eten van insecten in overweging genomen om de steeds groeiende wereldbevolking te kunnen voeden. We zijn als gilde Neerbrabant dan ook heel trots vorig jaar reeds het voortouw te hebben genomen. We hadden namelijk twee activiteiten met gebakken darrenpoppen. Ondertussen twee jaar geleden opperde ik in het ‘maandpraatje’ van ons maandblad dat darrenpoppen ooit wel eens een gastronomisch hoogstandje zouden kunnen worden, en kijk, het is al zover. 1- Op 11 september 2011, als afsluiter van de fietstocht van de ‘Opwijkse Honingbij’, werden gefrituurde darrenpoppen deskundig bereid door Leo, Jef en Tom.

8


2- Op 16 oktober 2011 organiseerde de Imkersbond van Brussel en omstreken een voordracht over honing met vergeten groenten, en daar leerden Angelica en Jef onze broeders uit Brussel darrenpoppen eten. Je ziet, het breidt al uit. Eerst Opwijk, dan Brussel, vervolgens…. Binnenkort wordt er waarschijnlijk een tv-programma aan gewijd !!

Het FAVV en gelegenheidsverkoop Ter gelegenheid van de kerstmarkten wijdde het FAVV in december vorig jaar in haar nieuwsbrief een artikel aan ambulante en gelegenheidsverkoop. Hierin staan voor ons interessante punten, want, eenmaal de lente in het land, zullen ook wij, imkers, met een infostandje op allerhande manifestaties staan, en als publiekstrekker van onze honing laten proeven. Wij doen dit dan wel voor het goede doel, de honing mag gratis geproefd worden, maar toch brengen wij levensmiddelen in omloop en zijn als dusdanig onderworpen aan deze regelgeving. Wij hebben het dus helemaal niet over andere wettelijke bepalingen, handelsregisters, btw-nummers, leurkaarten en dergelijke. Het betreft enkel de voorschriften die wij in acht moeten nemen willen wij onze honing laten proeven aan het publiek. Professionele ambulante verkopers moeten beschikken over een toelating (K.B. van 16/01/2006). Dit impliceert tevens dat aan de algemene hygiëneregels van de Europese verordening n° 852/2004 moet voldaan zijn en aan het KB van 22/12/2005. Gelegenheidsverkopers, die slechts uitzonderlijk een ambulante activiteit in levensmiddelen uitoefenen en die geen handelskarakter of die uitsluitend een menslievend doel of liefdadigheidsdoel hebben, moeten niet in het bezit zijn van een dergelijke toelating. Het betreft verenigingen die handelen zonder winstoogmerk of in het algemeen belang, die uitsluitend werken met onbezoldigd personeel en waarvan de activiteit sporadisch en uitzonderlijk is. Hiermee bedoelen we maximum vijf manifestaties met een totaal van 10 kalenderdagen. Zij moeten zich niet registreren. Voor honing is er nog een andere mogelijkheid : een eenvoudige registratie volstaat bij de Provinciale Controle-eenheid van het FAVV voor operatoren die als enige activiteit de verkoop aan eindgebruiker hebben van dranken en/of voorverpakte levensmiddelen met een houdbaarheid bij omgevingstemperatuur van minstens drie maanden. Laat je je publiek naast honing ook nog genieten van een boterham met zelfgemaakte kaas of van een glas echte karnemelk, dan gaat dit soort van registratie dus niet op ! Onder welk regime je ook valt, enkele basisvereisten voor wat de hygiëne betreft, blijven echter algemeen geldig voor zowel de professionele ambulante handelaars als de gelegenheidsverkopers, als zij die gratis verdelen, want deze laatste zijn net zo goed verantwoordelijk voor de veiligheid van de produkten die zij verkopen. Hier volgen een aantal belangrijke wettelijke voorschriften : - Respect voor de wettelijke bewaartemperatuur : in het geval van honing, de temperatuur aangegeven op de verpakking. Het fameuze ‘koel bewaren’, wat eigenlijk zoveel betekent als in de frigo, kan je wel parten spelen als je tentoonstellingstentje in volle zon opgesteld is. Kamertemperatuur zou al beter zijn in dit geval. 9


- Wonden aan handen, armen of hoofd moeten verzorgd worden en met een sluitend verband afgedekt, opdat contaminatie van de voedingsmiddelen vermeden wordt. - Er mag niet gerookt worden tijdens het bereiden, maar ook niet tijdens het verkopen van voedingsmiddelen. - De aanwezigheid van huisdieren is enkel toegelaten daar waar uitsluitend voedingsmiddelen verbruikt worden, dus geen produktieproces. - Alle uitrusting en apparatuur die met voedingsmiddelen in aanraking komt, moet schoon gehouden worden en mogen geen bron van contaminatie van het voedingsmiddel uitmaken. In de praktijk kan het dus helemaal niet dat verschillende personen na mekaar met dezelfde lepel van een bokaal honing proeven zonder dat deze eerst grondig afgewassen en ontsmet wordt. Het kan ook niet dat iemand met eenzelfde lepel uit verschillende bokalen gaat proeven. - Voeingsmiddelen of recipiënten met voedingsmiddelen mogen niet rechtstreeks op de grond geplaatst worden. - Niet verpakte voedingsmiddelen moeten afgeschermd zijn van het publiek. - Voorverpakte voedingsmiddelen moeten correct geëtiketteerd zijn (verkoopsbenaming, ingrediëntenlijst, minimale/uiterste houdbaarheidsdatum, plaats van herkomst enz.. ) Ziehier een greep uit de minimumvereisten, niet direct dingen waartegen het gezond verstand in opstand komt zou ik zeggen, maar soms kan een kleine herhaling geen kwaad. Hetzelfde geld voor het produktieproces van onze honing : afhalen en transport ramen, slingeren, opslag etc.. Iedereen weet waarschijnlijk wel perfect hoe het moet dankzij de ‘Gids voor goede imkerspraktijken’ waarvan ik durf wedden dat géén 10% dit werk ooit gelezen heeft, of kan zeggen waar hij het kan terugvinden. Misschien zullen we in volgend nummer dan toch nog maar eens de basisregels uitleggen ?

Korfvlechtsessies : Neerbrabant neemt de draad op met het verleden. Eenmaal de diesels van ”Neerbrabant” zijn warm gelopen, kan niets ze nog stoppen … en organiseren ze het ene evenement na het andere. Na de “Kiekenpoten-feesten” en deelneming aan de plattelands-quiz te Malderen , doken ze in de tijden van vroeger. Om de draad met het imkersverleden niet te laten verslappen of te laten breken, organiseerde onze vereniging een cursus korfvlechten, meer bepaald het vlechten van diverse soorten bijenkorven, een ambacht, dat we alleen nog maar zien uitvoeren op sommige curiositeiten – markten, maar dat vroeger tot de winterwerkzaamheden van elke imker behoorde.

10


Een specialist in deze materie, Staf Verlinden uit Hombeek, die in de laatste dertig jaar, al een drietal vlechtcursussen voor de gilde Neerbrabant had verzorgd, was ook deze keer bereid, de lessen op zich te nemen, die doorgingen in het “Hof ten Hemelrijk” in Opwijk. Buiten de kandidaat-vlechters van Neerbrabant, waren er mensen van beider kunne van overal uit het Vlaamse land ingeschreven, het was een Babelse kakofonie van dialecten, Limburgs van boven en onder de Maaskant, West-Vlaams van Brugge, Sleidinge, Gistel en nog verder, Brabanders, OostVlamingen, Sinjoren en Pajotten! Ik weet niet of Staf in al die jaren al kennis heeft moeten maken met zulke tegendraadse leerlingen. Dat tegendraads mag men letterlijk nemen, want tussen alle brave leerlingen zaten er een paar linkshandigen, waaronder ook ondergetekende die zelfs over twee linkerhanden beschikte, en die de arme man bijna tot wanhoop brachten. Probeer maar eens uit te leggen dat de bundel vlechtstro in wijzerzin wordt gewonden, tegen een koppel weerbarstige ezels die tegen de zon in draaien en de vlechtnaald steken daar waar ze moet worden uitgetrokken! Eén zaak was zeker, hun uitleg was altijd klaar en vernuftig…geen speld tussen te krijgen! Het waren de anderen die het verkeerd zagen … . Het pleit voor zijn geduld en doorzettingsvermogen, dat hij ze allemaal toch zover heeft gekregen om de kunst van het korfvlechten onder de knie te krijgen. De derde lesdag had onze medevlechtster Viviane ook een verzameling “eigen vlechtwerk “ mee, met diverse materialen gevlochten zoals: een eendennest, een vogelvoederhanger, een hoed, eigenlijk te veel om op te noemen. Je had het moeten zien! Het onmogelijke werd een feit, de avond van de laatste les werd nog verwoed gevlochten en het weerbarstige stro in de juiste vorm gedraaid,maar wanneer Mevrouw de Burgemeester van Opwijk haar opwachting maakte om de, in het “zweet huns aanschijns”, verdiende getuigschriften uit te reiken, hadden alle kandidaten een bijenkorf klaar! De ene wat groter of hoger dan de andere, eentje zelfs zonder vlieggat, maar de uitleg werd met een uitgestreken gezicht gegeven, hij was bedoeld als “zwermkieps”! Fier als gieters ontvingen de 27, jawel, zevenentwintig!!! 11


geslaagden hun getuigschrift van “korfvlecht(st)er” uit de handen van de Opwijkse “Burgermoeder” die in haar woordje tot de deelnemers, haar waardering uitsprak voor het nieuw leven inblazen van een oud ambacht ten dienste van de natuur en omgeving. Van de onvolprezen leermeester Staf, kregen de nieuwbakken bijenkorfvlechters nog de wijze raad mee, het niet te houden bij dit enige werkstuk, maar deze winter er nog minstens drie te maken, teneinde de nieuw verworven kennis niet te laten uitdoven. Onze leermeester Staf mocht ook nog het certificaat van “meester korvenvlechter” in ontvangst nemen, samen met een bussel stro en vlechtriet want hij zat zonder, hadden we vernomen. Ik ben er van overtuigd, dat alle deelnemers aan deze lessenreeks een goede herinnering zullen meedragen aan de gezellige avonden, waarbij iedereen, iedereen bijstond met raad en daad en ervaringen werden uitgewisseld, niet alleen over het korfvlechten, maar ook over ons aller hobby, het houden van bijen. De bijenvrienden hebben, in samenspraak met de Landelijke Gilde van Londerzeel, ruim 20 are rogge laten inzaaien die op 15 juli zal gepikt worden, met de hand en met oude pikmachines. Wie thuis of bij een bevriende boer nog een pik en een haak hangen heeft, moet ze “aren” en op het pikfeest meebrengen. Dit roggestro zal op 5 augustus 2012 ter beschikking zijn voor wie wil korfvlechten. Er zal dan ook stro kunnen aangeschaft worden voor de drie korven waarvan hierboven melding. Meer informatie volgt nog! William

Suikeraankoop in gildeverband Net zoals in 2011 plannen we voor 2012 opnieuw een samenaankoop van suiker voor het inwinteren van onze bijenvolken. Goede kwaliteit tegen een lage prijs. Ik heb zelf ondervonden dat hij beter oploste dan die van de ‘bekende Duitse lagekostenwarenhuisketens’ die doorgaans het goedkoopst zijn. En ik heb veel minder betaald. Kandidaten gelieve zich te melden bij Marc De Bont. Minimumaankoop = 1 zak van 25 kg. 12


Uit de Oude Doos Ter gelegenheid van ons jubileumjaar publiceren we dit jaar op regelmatige basis bijdragen over bijenteelt vroeger. Er kwam heel wat bijgeloof aan te pas omdat de imkers nog niet over de huidige wetenschappelijke kennis beschikten. Onze vriend William zorgde voor een bloemlezing uit het werk van J.F. Van Meerbeeck; in de originele versie :

Over bijgeloof in de Bieënteelt. Dat de bieënteelt in vroegere tijden op grootere schaal gedreven werd en meer onder het volk verspreid was dan nu, blijkt klaar uit het groot aantal spreuken en bijgeloovigheden, die er overal nog bestaan en van streek tot streek verschillen. Hunne opvatting, hun onzin en hunne zonderlinge uitdrukking getuigen van onwetendheid in de teelt, en bewijzen dat hun ontstaan en hunne vorming opklimmen tot lang vervlogene eeuwen. Dat bijgeloof drong toen diep in den geest van ’t volk en werd bijna algemeen voor waarheid aangenomen; zelfs op onze dagen ontmoet men nog oude bieboeren, welke aan deze superstitiën niet willen verzaken, niettegenstaande de onweerlegbare bewijzen van de grondregels en van den vooruitgang der bieënteelt. Welke zou dan de oorzaak wel wezen van het ontstaan dier vooroordelen ? Ik mag antwoorden dat uit de onwetendheid alle, zoo niet, vele bijgeloovigheden zijn geboren. Honderden jaren voor Christus was de bie gekend als een nuttig insect, dat eerst in de wildernis, in holen van boomen en rotskloven nestelde. De mensch, allengs meer het nut van dit diertje inziende, bracht het over in korven, die hij nabij zijne hut plaatste. Ongetwijfeld waren deze korven in den beginne zeer gebrekkig, verschillend van vorm en van potaarde of hout vervaardigd. Maar de mensch leerde en kwam na een zekeren tijd, tot de strooien korven, waaraan hij dan ook kleine verbeteringen toebracht : doch de algemeene vorm en wijze van kweeken bleven behouden. Geteeld in korven, was de studie van het leven der bie en van hare voortplanting onmogelijk. Dezelfde woning ging van vader tot zoon over, en men dacht er niet eens aan deze merkelijk te verbeteren en de raten beweegbaar te maken. De korf bleef een donkere kelder voor het oog der wetenschap. Hij liet, wel is waar, eenige waarnemingen toe, er was iets in te leeren : doch de kennis, die men er van bieën kon in opdoen, was gering, en bepaalde zich bij eenige in ’t oog springende eenvoudigheden. Hierbij bleef de wetenschap eeuwen en eeuwen stil; ze stond pal en zweeg. Zij verleende het woord aan zogezegde profeten in bijgeloof, die zekere waargenomen feiten bij de bieën niet begrepen en op hunne manier uitlegden. Het drollig voorkomen en de zonderlinge levenswijze van die personen, droegen gewis veel bij tot aanneming en verspreiding hunner superstitiën. Zij bekommerden zich 13


weinig om hunne medemenschen, waren mijmerend en met buitengewone denkbeelden bezield, zeer beknopt in hun spreken en schenen geheimen te verbergen. Door die eigenaardigheden gekenmerkt, maakten hunne woorden diepen indruk op de aanhoorders, verwekten niet zelden groote verwonderingen en gingen alras tot andere personen over. Alzoo verspreidde zich het bijgeloof. De oude bieboeren beweerden zelfs, dat de bieën gehoorzaamden aan den wil eener buitengewone macht, want zij aanzagen deze insecten in hunne werken voor bovennatuurlijke schepselen. Het bijgeloof ging verder. Om de bieën nu aan hunnen wil te onderwerpen, achtten zij het onontbeerlijk de hulp en tusschenkomst in te roepen van bovennatuurlijke krachten. Daarom maakten zij gebruik van zonderlinge gezegden, bijzondere teekenen en andere plechtigheden, zonder dewelke de bieën, meenden zij, hunne wenschen niet behorlijk konden volbrengen. Die gezegden, spreuken en bijgeloovigheden verdienen wel eens gelezen te worden, en vele zullen den lezer nu eens hartelijk doen lachen. 1- Om een vliegenden zwerm te doen hangen, maakt men met zijner rechter voet een kruis in de aarde, en terwijl men van die aarde naar de bieën werpt, zegt men driemaal : ‘Biekens, hangt in den naam van de Heiligen Ambrosius’. 2- Ofwel de volgende bezwering: ‘Biekens gij moet hier hangen, In den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes Ik zal u vangen, In den naam.. enz..; Om te vergaren honing en was, In den naam.. etc.., Om te vereeren den autaar des Heeren, In den naam.. enz.. Amen. 3- Op andere plaatsen zegt men nog: Moederbie! Moederbie! Ik bezweer U, Honing en was te gaan halen op boomen en struiken, Waar de pastoor te Paaschen de mis mee doet. 4- Opdat de bieën bij het zwermen niet te hoog zouden vliegen, steekt men een kleinen palmtak aan het onderste vlieggat van den moederkorf; ofwel legt men onder de korven drie houten kruisjes, naar het gebruik van de oude bieboeren der Antwerpsche Kempen. 5- Komt de bieman te sterven, dan moet zijn opvolger rouw steken op de korven, zoo niet sterven de bieën. Hij moet ook driemaal op de korven kloppen en zeggen: ‘Bietjes wekt, uw meester vertrekt’. 14


6- Om nazwermen te voorkomen, moet men op Palmenzondag van de kerk recht naar de korven gaan en er een palmtakje opsteken. 7- Wanneer de bieën zwermen, hangt men een korf op eenen stok. Om de zwerm er in te lokken, steekt men een palmtakje in den korf. 8- Uit elken korf vertrekt er dagelijks eene bie naar de zee om zout te halen voor het bewaren van de honing 9- De witte en gele kleur van de Pauselijke vlag zijn ontstaan uit de twee kleuren van was: witte en gele. 10- De bieën worden geboren in honingcellen waarin eene bie met haren angel gestoken heeft. 11- De klompjes die de bieën aan hunne pooten dragen, zijn wasbolletjes. 12- In den kop van eenen korf moeten drie stekken evenwijdig van elkander gestoken en met bladeren van den hazelaar ingewreven worden, zoo niet vertrekken de bieën uit den korf. Maakt men daarbij nog zijn water in de korven, dan trekt dit de bieën aan! Tot zover deze lezing, want zoals je al zult gemerkt hebben is er een grote vermenging van religieuze en natuurkundige elementen. Waar deze twee ook perfect samenkomen is in het volgende, door William zelf beleefde avontuur: Toen ik op een mooie meidag een zwerm moest scheppen in Kapelle o/d Bos, kreeg ik af te rekenen met twee problemen. Het eerste was de plaats die de zwerm had uitgekozen, namelijk in een buxus haag tussen twee tuinen van verschillende eigenaars, het tweede probleem was het feit dat die twee eigenaars, tenminste de vrouwen des huizes, er op stonden te zien hoe alles in zijn werk ging. Daar ze me gezegd hadden dat de zwerm in kwestie, daar al een paar dagen geleden was aangekomen en de bijen bijzonder steeklustig waren, raadde ik hen toch aan uit de buurt te blijven, echter zonder resultaat, "Hij hangt hier al drie dagen meneer, en we hebben nog geen steek gekregen, wij denken zelfs dat ze ons al een beetje kennen". Tegen zulke argumenten kon ik niet op en begon met een korf boven op de haag te zetten, ik gaf hen een verfrissende douche met mijn plantenspuit waarop direct de reactie volgde : "Je spuit hen toch niet dood!" Toen ik hen uitlegde dat het gewoon water was en de bijen de indruk wou geven dat het regende zodat ze zich zouden beschermen en bijeen kruipen, mocht ik verder doen. Ik zocht voorzichtig naar de koningin en toen ik haar dacht te ontwaren in de tros, nam ik een handvol bijen, waarin ik de koningin vermoedde, en bracht hen in de korf. Ik had goed gezien want al gauw begonnen een paar bijen verwoed te stertselen. Eén van de dames vroeg of het de bedoeling was dat ik àlle bijen bijna één voor één naar de korf zou overbrengen...plots 15


kreeg ik een lumineus idee om wraak te nemen op de bemoeizucht van de dames in kwestie. Ik vertelde hen dat het veel makkelijker zou zijn om de bietjes in de korf te krijgen wanneer ik zou zingen, dat ze er dan zelfs vanzelf in kropen, maar dat ze alleen maar reageerden op traag en meeslepend gezang, zoals, bijvoorbeeld kerkgezangen, en dat de zang niet mocht onderbroken worden en dat ik allèèn nooit in staat zou zijn zo lang en zo melodieus te zingen. Een beetje weifelend stemden ze toe om mee te zingen teneinde dit fenomeen te zien gebeuren,eentje was in een zangkoor en zou de hoge noten, die volgens mij dubbel telden, voor haar rekening nemen. Ik zette in met het Credo, "Credo in unum...." De dames vielen enthousiast in "Patrem omni potens... Het stertselen deed zijn werk en de bijtjes begonnen omhoog, korfwaarts te kruipen, ik deed teken aan de devoot kwelende dames die het door hen veroorzaakte wonder met grote ogen aanschouwden, door te gaan en mede door mijn driftig dirigeren, zongen zij de ene na de andere hymne en psalm ! Toen alle bijen in de korf zaten en ik hem opdoekte, en hen bedankte voor de onschatbare hulp, konden zij bijna geen pap meer zeggen, het enige dat èèn van hen eruit kreeg was, "Ne wondere weireld toch hé ?De mensen geun ons ni geloeëven Francine" Zo zie je maar hoe een bijgeloof ontstaat, want reken maar dat niemand die beide dames er zal kunnen van overtuigen dat ze grandioos bij de bok zijn gezet...en zèker niet door een meneer die zo deftig en ernstig overkwam....een specialist in de apicultuur...! William

Artikel uit ‘FRUITREVUE’, vakblad voor fruitkwekers, nr 11 2011. Bijen en bestuiving. Benny Larivière Laten we nog eens hebben over de verschillende manieren waarop bijen bestuiving tot stand brengen. De in onze ogen meest bekende is de volgende: een imker plaatst bijenkasten in een boomgaard en op een zonnige voorjaarsnamiddag gaat de imker een kijkje nemen, ziet het rond de bijenkasten gonzen van activiteit en denkt al aan een rijke honingoogst. De fruitkweker gaat ook een kijkje nemen, ziet hetzelfde en denkt aan zijn rijke appeloogst. Hier ziet men enkel de bijen die nectar verzamelen, en ondertussen de stampers bevruchten met stuifmeel. Het is nochtans niet het stuifmeel van de bloem zelf die de stamper zal bevruchten, want zoals we ook al aanhaalden is het met de nieuwe appelrassen maar heel pover gesteld met de kwaliteit van het stuifmeel. Het stuifmeel komt dus van de bestuivers die over de boomgaard verspreid aangeplant zijn. En hier komen we bij een groot voordeel van de bij als bestuiver, namelijk dat ze sterk behaard is. Dit laat niet alleen toe al bij vrij lage temperaturen uit 16


te vliegen, bovendien zit hun ‘pels’ vol met stuifmeel van alle bloemen die ze kort voordien bezocht hebben. En zo komt het stuifmeel van de bestuivers ook op de juiste stampers terecht. Nu gaan bijen niet eerst even de bestuiver bezoeken om dan dit stuifmeel te verspreiden. Integendeel, het merendeel van de nectarverzamelende bijen bezoekt niet eens de exemplaren van dit bestuivingsras en toch dragen ze er stuifmeel van mee naar de andere bloemen die ze bezoeken. De uitwisseling van dit stuifmeel gebeurt immers in de bijenkast. Janneke Paalhaar, student aan de Universiteit van Wageningen heeft een studie gemaakt over dit verschijnsel en ziehier zijn bevindingen. De hypothese was dat een foeragerende honingbij, die terug komt vliegen van bijvoorbeeld een bloeiende appelboom, genoeg stuifmeel op haar haarkleed heeft om een deel ervan uit te kunnen wisselen met andere foerageerders in de drukke, relatief kleine bijenkast. Als dit stuifmeel wordt uitgewisseld met een bij die zich heeft georiënteerd op een andere appelboom kan er kruisbestuiving tot stand komen en wel over een relatief grote afstand, aangezien foeragerende bijen wel enkele kilometers ver kunnen vliegen. Als ze beiden in tegenovergestelde richting vliegen tov de bijenkast is het dus rap een hele afstand. Met een experiment in één tuinbouwkas waarin drie verschillende groentegewassen tegelijk bloeiden voor zaadproductie, is aangetoond dat er overdracht van stuifmeel plaats vindt in de bijenkast. Van een bijenvolk zijn verschillende leeftijdsgroepen gemarkeerd waardoor onderscheid kon worden gemaakt tussen foerageerders en nietfoerageerders. Dit werd gedaan door 3 weken tevoren, 2 weken tevoren en 1 week tevoren jonge net uitlopend bijen met een keurstift te markeren. De jongste groep was 2 dagen voor het experiment pas gemarkeerd. Op de dag van het experiment werd de bijenkast met gemerkte bijen in de tuinbouwkast geplaatst, en werden de jongste gemerkte bijen terug bij hun moedervolk gebracht (na 2 dagen in de broedstoof te hebben doorgebracht). De drie groentegewassen in de kas waren selderij, peen en andijvie. Deze drie specifieke soorten stuifmeel waren nog niet verzameld door het bijenvolk, omdat de gewassen in de kas vlugger groeiden dan hun soortgenoten in de natuur. Dus als er peen- selderij- of andijviestuifmeel op de bijen werd gevonden kwam dit zeker uit de kas. Als er stuifmeel van deze planten op de zeer jonge bijen zou worden gevonden moesten ze dat hebben gekregen via de haalbijen (want ze foerageren zelf nog niet). Gedurende de loop van de dag was er inderdaad een significante toename van stuifmeel te bemerken op de niet-foeragerende bijen. Gemeten werd dat op een zonnige dag in de kas 25.000 foerageervluchten werden gemaakt door één bijenvolk. Een foerageerder had gemiddeld zo’n 3000 stuifmeelkorrels op haar haarkleed, vooral van de soort waarop zij vliegt, maar ook van de twee andere soorten. Op de jonge foeragerende bijen werden ongeveer 50 stuifmeelkorrels gevonden, 1,6% van wat op de foerageerders zelf zat. Waarschijnlijk wordt eenzelfde hoeveelheid ook op collega-foerageerders overgedragen. Ze doen het per slot van rekening niet met opzet, maar bij toeval door het over elkaar heen kruipen. Inderdaad werden op foerageerders die zelf op peen vlogen ook stuifmeelkorrels van selderij gevonden. De hoeveelheid ‘vreemd’ stuifmeel was vergelijkbaar met wat op de jonge huisbijen was gevonden. En wat geldt voor verschillend stuifmeel zal ook wel gelden voor stuifmeel van dezelfde soort: een bij die 17


op peen vliegt zal naast de 50 selderijkorrels ook wel 50 stuifmeelkorrels van peen van een collega meegekregen hebben, misschien wel van de tegenovergestelde kast van de kas. Daarmee is nogmaals aangetoond dat honingbijen heel goede kruisbestuivers zijn en genetisch contact kunnen leggen tussen planten van dezelfde soort op relatief grote afstand van elkaar. Buiten de kast zou dat om kilometers kunnen gaan! En dit stuifmeel komt niet alleen van de bijen die nectar verzamelen. Ook de stuifmeelhaalsters doen hun duit in het zakje. In volle seizoen vliegen zij vooral ’s morgens, als de nectarhaalsters nog niet of minder actief zijn. Men kan er dus van uitgaan dat deze nectarhaalsters al beladen zijn met vers stuifmeel vooraleer ze aan hun eerste vlucht van de dag beginnen. Vervolgens zullen we het hebben over de zintuiglijke waarnemingen van de bijen. Vooreerst, hoe zien de bijen vormen en kleuren? De volgende kleuren kunnen de bijen goed van elkaar onderscheiden: wit, geel, blauw en ultraviolet. Deze laatste kleur is voor de mens onzichtbaar. Voor rood en groen zijn ze kleurenblind, deze kleuren zien ze min of meer als grijs. Als men de belangrijkste bijenplanten beschouwt, merken we dat er maar weinig met rode bloemen bij zijn. Meestal is dit voer voor vlinders. Of deze bloemen lijken rood voor ons, maar de bijen zien de ultraviolette kleurschakeringen die wij niet kunnen waarnemen. Ook vormen worden vrij goed onderscheiden, iets waar imkers soms gebruik van maken om hun kasten te markeren (met een ruit, driehoek, etc..). De reukzinorgaantjes zitten in de voelsprieten. Deze zijn heel gevoelig, heel de kast draait immers op de feromonen, hormonale afscheidingen, van de koningin. Over de andere zintuigen meer volgende maand!

Artikel uit ‘FRUITREVUE’, vakblad voor fruitkwekers, nr 10 2011. Bijen en bestuiving. Benny Larivière Wij zitten momenteel in de donkerste periode van het jaar. In de scandinavische landen bijvoorbeeld waar men in deze periode het zonlicht amper te zien krijgt is het statistisch bewezen dat dit de periode is met het grootst aantal depressies en zelfmoorden. Onze bijen zitten kort bij mekaar in hun wintertros en overleven het op hun manier. Wij mensen hebben er iets anders op gevonden : de eindejaarsfeesten. Wij creëren kunstmatig licht en een knusse sfeer zodat we ons wat beter gaan voelen. Het geld rolt wat makkelijker dank zij de eindejaarspremies, rond elke kerktoren is er wel een kerstmarkt waar we onze koude voeten even kunnen vergeten door onze neus te warmen met een glas glühwein en cadeautjes worden rondgedeeld zodat onze ogen ook even kunnen schitteren als een midzomerzon. Sommige mensen proberen de donkere en koude periode hier even te ontvluchten en zoeken warmere oorden op, de trekvogels achterna. Zo zullen wij ook even wegdromen en naar zonnige streken trekken, Australië namelijk, voor een daar uitgevoerd bijenexperiment. Een experiment met een ook educatief karakter, want het is een 18


bevestiging van wat we eerder al stelden over de belangrijke rol van de bij als kruisbestuiver tussen gewassen die zich op een ruimere afstand van mekaar bevinden, een zodanig grote afstand dat een kruisbestuiving door eender welk ander bestuivingsinsect nooit tot stand zou kunnen komen. Traditioneel werd aangenomen dat bijen maximum 3 km ver vliegen. Vermits ze landschapselementen in hun piepkleine hersens registreren om makkelijker de weg naar de kast terug te vinden werd een verplaatsing van 6 km als afdoende beschouwd opdat de bijen niet naar de oude standplaats zouden terugkeren. Of het dubbele van deze 3 kilometer. Studies aan de universiteit van Würzburg, toch een referentie op het vlak van onderzoek naar bijengedrag, hadden al aangetoond dat deze afstand toch wel wat krap gemeten was, en dat bijen in sommige omstandigheden wel 6 tot zelfs 9,2 km ver vliegen en hun weg naar huis terugvinden. In Australië, nabij de botanische tuin van Canberra, werd dus deze stelling aan de praktijk getoetst. Het landschap is er heel afwisselend met bergketens in alle windstreken die voor de bijen als herkenningspunt konden dienen. Stuifmeelhaalsters, in principe de bijen met de grootste ‘vliegervaring’ werden bij het terugkeren naar de kast afgevangen en individueel met een miniscuul kleine chip gemerkt. Daarna werden ze in alle windstreken, op afstanden gaande van 300 meter tot 13 kilometer vrijgelaten. Tijdens de reis zaten de bijen in het donker zodat ze onderweg geen oriëntatiepunten konden assimileren. Voor de volledigheid dient vermeld te worden dat ten oosten van de bijenstand, op 4 kilometer afstand, er zich het meest markante landschapselement bevond, namelijk een berg van 830 meter hoog. Het experiment werd bij het beste vliegweer uitgevoerd, met temperaturen tussen de 25 en 35° Celsius, geen regen en een beetje wind. De bijen die op anderhalve kilometer vrijgelaten werden hadden doorgaans geen problemen om hun weg terug te vinden. Op vier kilometer afstand kwamen de meeste bijen ook terug, maar die uit het oosten het snelst. Waarschijnlijk geholpen door het silhouet van de berg. Vanaf zeven kilometer kwamen omzeggens enkel bijen uit het oosten terug. De berg zal als herkenningspunt gediend hebben, doch de bijen moesten alle in hun geheugen opgeslagen aanknopingspunten herinterpreteren vermits ze aan de andere kant van de berg vrijgelaten werden. Op zeven kilometer was de terugvliegtijd ook merkelijk langer. De bijen moesten rusten en zich met nectar voeden, want ze kunnen slechts proviand voor 25 minuten vliegtijd of ongeveer 7 kilometer opslaan. Soms hadden de bijen meerdere dagen nodig om terug in de kast te belanden. En enkele werksters die naar het oosten gebracht werden slaagden er zelfs in om van op 11 kilometer hun weg terug te vinden, een sensationele bevinding. Ze gebruikten hun herinnering aan de streek van hun bijenkast wanneer ze uitgezet werden op een volledig vreemde plaats. Hun baken was waarschijnlijk de hoge berg, en hun nietig kleine brein controleerde dagenlang steeds opnieuw hun positie tot ze uiteindelijk hun kast terugvonden. In feite hebben we, als vervolg op vorige maand, met dit experiment al heel veel gezegd over de zintuigen van de bijen. Kleuren en geuren kwamen vorige maand ook al aan bod, wat rest er ons dan nog te vertellen ? 19


Dat bijen een heel sterk ontwikkelde smaakzin hebben. Zo kunnen ze niet enkel zoet en zuur van mekaar onderscheiden, ze zijn ook in staat om heel nauwkeurig het suikergehalte van nectar te bepalen. Indien dit niet hoog genoeg ligt om economisch rendabel te kunnen verwerken, laten ze het gewoon links liggen. Indien de bijen immers meer energie moeten spenderen aan het indikken van de nectar tot een vochtgehalte van maximum 20% om gisting te voorkomen, dan de effectieve energetische waarde ervan bedraagt, is dit inderdaad een verlieslatende operatie. Er zijn dus heel wat drachtplanten waar men enkel hommels, vlinders en solitaire bijen op aantreft. Deze verzamelen immers vooral nectar voor onmiddelijke consumptie. Nectar met 10% suiker vraagt veel te veel werk en energie voor de bij en is voor hen dus niet interessant. Waar zitten nu de smaakzintuigen? Zowel in de mond met de aanhangsels, in de poten, als in de sprieten. Weeral coÜrdineert hun brein al deze orgaantjes, iets wat we van zo’n klein wezen toch ook weer niet direct verwachten. Bij een dagduur van 24 uur weten bijen ook precies hoe laat het is, dit is van belang omdat er drachtplanten zijn die op een bepaald moment van de dag veel nectar afscheiden met een hoog suikergehalte en op bepaalde gedeelten weinig met een laag suikergehalte. Ze gaan dus niet even kijken en bellen naar huis als het goede moment aangebroken is. Het wordt in hun hersenen allemaal perfect voorgerekend. Zelf heb ik ervaringen met bijen die op onmogelijke uren vliegen op balsemien, een woekerplant die aan de waterrand groeit. En op andere momenten, bij perfect vliegweer komen ze niet buiten. Nader onderzoek wees uit dat de bijen begonnen te vliegen bij een wassende waterstand. Als het tij zakte en de plant waarschijnlijk niet genoeg vocht kon opnemen om suikerrijke nectar te produceren, stopten ze er gewoon mee. Hopelijk hebben we dit jaar geleerd de bijen met andere ogen en ietwat respectvoller te bekijken, ik wens jullie alvast het beste voor 2012!

WIJSHEDEN van SENECA: Wie rust moet actief blijven, en wie actief is, moet ontspannen zijn. Ga maar bij de natuur ten rade : zij zal je wel uitleggen waarom zij zowel de dag als de nacht heeft geschapen! Wilde dieren vluchten voor de gevaren die zij zien. Zodra die uit het zicht verdwenen zijn voelen zij zich veilig. Maar wij piekeren zowel over wat nog moet komen als over wat voorbij is. Juist dat is een bewijs van geestelijke vooruitgang: dat men in zichzelf gebreken ontdekt waarvan men zich voordien niet bewust was. Wij hechten teveel belang aan de gebreken van onze kwaliteiten, te weinig aan de kwaliteit van onze gebreken. Als je iemand vertrouwt, maak je hem betrouwbaar. 20


De fout ligt niet in de dingen maar in onze mentaliteit.

21


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.