't Polleken van februari 2013

Page 1

Ledenblad van

KONINKLIJKE IMKERSGILDE NEERBRABANT

België – Belgique P.B. – B.P. 1840 LONDERZEEL BC25171

Verschijnt 5x per jaar: feb. - april - juni - sept. - nov. Afgiftekantoor 1840 Londerzeel Erkenningsnr. P509236 Afzender: Jozef Beuckelaers, Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel Tel: 0479/51 46 04 e-mail: info@imkersgildeneerbrabant.be 13e jaargang, nummer 1, februari 2013

KONINKLIJKE IMKERSGILDE NEERBRABANT


Secretariaat:

Imkersgilde Neerbrabant, Eeckhout 39, 1840 Londerzeel Tel : 0479/51 46 04 E-mail : secretariaat@imkersgildeneerbrabant.be Rekening nummer : BE39 7341 9512 6219

Bestuur: Voorzitter:

Jef Beuckelaers, Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel Tel : 0479/51 46 04 E-mail : liliane.beuckelaers@skynet.be

Ondervoorzitter:

Leo Van Malderen, Ossegemstraat 137, 1861 Wolvertem –Meise Tel : 0494/48 32 60 E-mail : leo.van.malderen@persgroep.be

Secretaris-Penningmeester:

Ria De Donder, Eeckhout 39, 1840 Londerzeel Tel : 0473/48 26 13 E-mail : ria.dedonder@telenet.be

Bestuursleden :

Marc De Bont, Eeckhout 39, 1840 Londerzeel Tel : 0477/233302 E-mail : m.debont@telenet.be Benny Larivière, Drielindenbaan 63, 1785 Merchtem Tel : 0486/643965 E-mail : benny.lariviere@telenet.be Tom De Pauw, Heerbaan 8, 1745 Opwijk Tel : 0479/60 79 53 E-mail : t_de_pauw@hotmail.com

Gezondheidsdienst:

Leo Van Malderen

Polleken:

Redactie : Mailing :

Opleidingsteam:

Jef Beuckelaers, Marc De Bont, Benny Larivière

Bijenweide:

Marc De Bont

Webbeheer:

Marnik De Bont

Ere-bestuursleden:

Marcel De Vis, Jef Sarens

Onze website:

www.imkersgildeneerbrabant.be

Benny Larivière, Marc De Bont

1


NOTEDOP van de activiteiten: 

Zondag 24 maart 2013: 8 tot 10 uur, nosema-onderzoek door Leo Van Malderen, gevolgd door les over bijengezondheid van 10 tot 13 door Ghislain de Roeck, plus uitdeling bloemenzaden, Tuinbouwschool, Molenbaan 54 te Merchtem-Peisegem. Opgelet, dit jaar is het ‘s morgens en NIET in de namiddag!

Vrijdag 5 april 2013: Honing, een ‘bij’zonder verband, voordracht over APITHERAPIE door Marcel Van Damme in het GC Gerald Walschap, SintJozefstraat 44 te Londerzeel. Toegankelijk voor het grote publiek, inkom gratis. Dus bee there and bee in time, want vol is vol!

Vanaf 13 april: tentoonstelling over bijen in de bibliotheek van Buggenhout.

Zondagen 02 en 09 juni overlarfdagen, meer informatie in volgend polleken. 2


Woordje van de Voorzitter. Omdat ons eerste polleken van het jaar pas in februari verschijnt, komen onze nieuwjaarswensen altijd iets later, maar wel om de 12 maand en daarom niet minder gemeend. Langs deze weg wil ik in naam van ons bestuur aan al onze leden en lezers van ’t polleken een gelukkig nieuwjaar wensen met veel vreugdemomenten en een goede gezondheid. Dat iedereen mag gespaard blijven van tegenslag aan lijf en zinnen en dat het goed mag gaan met de bijenvolken. In het laatste polleken hebben we enkele woorden vernoemd die we toen nieuwe woordenschat genoemd hebben, maar die ondertussen her en der geregeld opduiken. En we hadden beloofd om hierop terug te komen. Waarover ging het? We hebben vermeld: streekeigen groen, invasieven, exoten, biodiversiteit, verdachte en alternatieve planten. Ondertussen komen we het woord woekerplanten ook tegen in teksten over het milieu. In welk verband gebruikt men deze woorden en wat zit er achter? We hebben allemaal al wel ondervonden dat ‘Europa’ zich met alles en nog wat bezighoudt. In dit verband gaat het over het feit of planten al dan niet thuis horen waar ze nu groeien. Dat wil zeggen: dat planten of bomen die hun oorspronkelijk territorium in Amerika hebben, niet in groten getale mogen voorkomen in Europa. We moeten dan wel even het verstand op nul zetten en alles vergeten wat datzelfde Europa predikt over het vrij verkeer van goederen en diensten bijvoorbeeld. En met grote getale doelt men op aanwezigheid in bossen, parken, natuurgebieden, al wat openbaar groen is. Een prachtexemplaar in de tuin wordt dus niet geviseerd. Begin daar nu dus niet onmiddelijk alles om te zagen en op te stoken in de kachel om stookolie te besparen die als ik het goed voorheb ook niet echt inheems is in Europa. Het wegverkeer verbieden met voertuigen die door een verbrandingsmotor aangedreven worden, daar hebben ze nog niet aan gedacht. Er werden dus lijsten opgesteld met namen van dergelijke ‘exoten’ en sommigen, meestal particulieren, want de overheden lopen wat trager, zijn alvast begonnen aan het kap- en zaagwerk van laat ons enkele namen noemen: de pseudo-acacia, de tamme kastanje, sommige lindesoorten. Toevallig of niet zijn de meesten goede stuifmeel- en nectarleveranciers voor bijen, kevers, vlinders etc. Nu kunnen we stijgeren en zelfs vloeken, maar we hebben geen verhaal tegen de Europese regelgeving, of toch? We kunnen inspelen op de praktische uitvoering met het feit dat iedere verdwenen plant 3


of boom gasten heeft – vooral insecten maar ook vogels die van de insecten leven- die dus van honger zullen uitsterven en dat dit tegen de filosofie van de biodiversiteit is. Er moeten dus eerst streekeigen aanplantingen aangelegd worden die geschikt zijn voor bijen, kevers, vlinders, vogels, en dit op de plaatsen waar nu de zogenoemde exoten en andere lelijkaards in de weg staan... Tot hier het beloofde verhaal waarmee we kunnen naar boven komen als er tijdens een gesprek over exoten een polemiek opgezet wordt. Nog een kleine woordverklaring over onze ‘nieuwe woordenschat’: - Exoten: planten die ergens anders hun oorsprong hebben; - Streekeigen: men heeft vastgelegd dat al wat voor 1500 in Europa aanwezig was streekeigen mag genoemd worden. De guldensporenslag heeft er dus niets mee te maken. - Verdacht: planten waarvan men niet weet of ze exoot of streekeigen zijn. - Alternatieven: streekeigen planten die geschikte eigenschappen hebben om exoten te vervangen. - Biodiversiteit: de aanwezigheid van een groot aantal verschillende planten of dieren op dezelfde plaats, een bos, een streek, een gemeente. Ik zou willen afsluiten met volgende bedenking: onze aarde bestaat al miljoenen jaar en in functie van het klimaat is de begroeing steeds gewijzigd (denken we maar aan de ijstijden). En dit zonder politieke inmenging. Als gevolg van een normale evolutie. Als de huidige klimaatswijzigingen zich doorzetten, zal ons huidig streekeigen groen hier dan binnen pakweg 500 jaar nog kunnen overleven ? En zijn we het aan onze nakomelingen niet verplicht ervoor te zorgen dat er ook dan nog geschikte begroeing is zodat ze niet in de woestijn moeten leven? Nu iets over onze bijen. We hebben in december en het begin van januari warm weer gehad, de bijen zaten niet meer in wintertros en vlogen buiten, en ze verbruikten dan ook veel meer voedsel dan gewoonlijk. Het is dus opgeletten geblazen als straks onze koninginnen weer aan de leg gaan, we moeten tijdig nakijken en zien dat ze niet verhongeren. Indien nodig voederdeeg op de ramen leggen!

De voorzitter, Jef Beuckelaers.

4


Programma van aanbevolen activiteiten 

Kastelennocturne, 22 februari 2013, 19u, in Merchtem. Op vrijdag 22 februari kan je een boeiende winterse kastelenwandeling doen in Merchtem (4,3km). Het gaat om een begeleide wandeling langs kasteel Wolvendaal en Landhuis Hof ter Logien (Familie Anne de Molina). Onderweg krijg je boeiende verhalen geserveerd. De beide kasteeldomeinen zijn voor de gelegenheid verlicht en wa rme drankjes, muziek en vuurspektakel zorgen mee voor een gezellige sfeer. Deze gratis activiteit wordt aangeboden door Toerisme Brabantse Kouters, de gemeente Merchtem, RLGC en Natuurpunt Merchtem. Er wordt wel gevraagd vooraf in te schrijven, dit om organisatorische redenen. Nuttige tips : draag stevige wandelschoenen of laarzen, vooral bij zacht weer, breng een zaklamp mee en draag een fluo vestje. Vertrek op 22 februari tussen 19 en 19u30 aan café Ossel-Star of aan de Kerk van Ossel, Kasteelstraat te 1785-Merchtem.

Oog in oog met wilde bijen, vrijdag 8 maart, 20u, te Wolvertem. Dat het over de hele wereld met de bijenpopulatie slecht gaat is geen nieuws meer. Toch blijft het ons beroeren en met reden, vermits deze insecten verantwoordelijk zijn voor het bestuiven van een heel aantal plantensoorten, waaronder ook vele van economisch belang. Dat het ook met de wilde bijensoorten bergaf gaat, is minder bekend en haalt minder snel het nieuws. Toch zijn ook zij deel van de natuurlijke 5


bestuivingsmotor. Van maart tot oktober spelen zich dagelijks de boeiendste taferelen af in de bijenwereld in onze tuin, met naast de ‘tamme honingbij’ vele soorten wilde bijen. Wist je dat deze zachtaardige diertjes niet steken? En dat ze solitair leven en elk een eigen nestje maken? En dat ze als geen ander bessenstruiken, fruitbomen en andere gewassen bestuiven? Redenen genoeg om het deze dieren ook in de eigen tuin naar hun zin te maken. Met een paar praktische tips is dit een koud kunstje. Natuurpunt Meise biedt je op 8 maart in Wolvertem, in samenwerking met Natuurpunt Educatie een voordracht aan waarbij al deze aspecten aan bod komen. Dit op vrijdag 8 maart, van 20 tot 22u30 in ‘De Spil’, Godshuisstraat 33 te 1861 Wolvertem. Vooraf inschrijven is niet noodzakelijk en de lezing is gratis. Meer informatie: frank.vermoesen@telenet.be, gsm: 0497/59.93.46

24/03/2013, Gemeentelijke Technische Tuinbouwschool, Molenbaan 54 te 1785 Merchtem-Peisegem: 8u tot 10u Nosemaonderzoek door Leo van Malderen, 10 tot 13u: ‘Bijengezondheid’ door Ghislain de Roeck.

Ons jaarlijks nosemaonderzoek is ondertussen een traditie. Een must voor wie begaan is met de gezondheid van zijn bijen. Hieraan hebben we een les gekoppeld over bijengezondheid door niemand minder dan Ghislain De Roeck. Iedereen kent hem wel als voormalig hoofdredacteur van het nationale maandblad, als schrijver van heel interessante artikels in ditzelfde maandblad, of gewoon van het bijenforum...

Wat het nosemaonderzoek zelf betreft: De vertrouwde gezichten die we elk jaar terugzien weten onderhand wel hoe het werkt, maar voor diegenen die het vergeten zijn en de nieuwe deelnemers zetten we alles nog eens op een rijtje : 1- Vang op een warme(re) dag 30 à 40 bijen af van het volk dat je wil laten onderzoeken. Of meerdere stalen van 30 à 40 bijen uit verschillende kasten, maar hou de bijen apart. Kies bij voorkeur de 6


zwakkere volkeren, die kasten waar niet zoveel activiteit is of waar maar met mondjesmaat stuifmeel binnenkomt. Het heeft geen zin de sterkste volken te onderzoeken. Dit geeft een vals beeld van veiligheid. Wij doen niet mee aan dit onderzoek om te bewijzen dat onze volken gezond zijn, integendeel, we doen mee om te weten of er iets aan de hand is. De zwakste volken geven dus het beste beeld van de algemene toestand. Er is ons steeds gezegd dat het stuifmeelhaalsters moesten zijn, niet omdat ze stuifmeel halen, maar omdat dit de oudste bijen zijn waarbij een eventuele besmetting het best wordt waargenomen. Hierover zijn ondertussen al uiteenlopende meningen, maar ik hou het bij oude bijen. Je moet niet noodzakelijk tot eind maart wachten om op bijenjacht te gaan, het mag gerust een weekje of zo vroeger, stop ze dan in een plastic zakje in de diepvries. De dag van het onderzoek neem je ze dan gewoon uit het vriesvak en breng je ze mee. Let er wel op dat hoe vroeger de bijen afgevangen worden, hoe kleiner de kans dat besmettingen waargenomen worden of, in geval van zichtbare besmetting zal deze ondertussen veel erger geworden zijn. Begin er dus nu nog niet aan, maar wacht minstens tot half maart. 2- Hoe? Hier werden al bijdragen over geleverd: een stuk electriciteitsbuis met een nylonkous over het achterste uiteinde waarmee je ze van de vliegplank kan zuigen. Die nylonkous achteraan is wel noodzakelijk om bijensteken op de tong te vermijden. Of een lege plastic fles met twee stukken slang erin: met ene slang zuig je de lucht uit de fles, met het andere eind zuig je de bijen van de vliegplank. Sommigen plukken de bijen ook met de blote band van de vliegplank. Omdat het weer zo slecht was dat er op de vliegplank niets te vangen viel en de bijen nog in wintertros zaten heb ik het ooit op de volgende manier geprobeerd : de kap eraf, het gat waarboven de voerbak geplaatst wordt open, wachten tot de bijen gelokt door het licht naar buiten komen, en ze dan vangen met een omgekeerde honingbokaal. Je hoeft de bijen dan niet meer in een plastic zak te schudden, maar niet vergeten het deksel er op te plaatsen natuurlijk. 3- Op het onderzoek zelf worden de bijen ‘gevivisecteerd’ - best interessant voor wie ze eens goed in detail wil bekijken - en onder de microscoop onderzocht.

7


Vrijdag 05/04/2013 : Honing, een ‘bij’zonder verband, voordracht over APITHERAPIE door Marcel Van Damme in het Gemeenschapscentrum Gerard Walschap, Sint-Jozefstraat 44 te Londerzeel.

Marcel Van Damme is in de twee werelden thuis: die van de bijen en die van de geneeskunde. Hij komt ons een mooi verhaal vertellen over hoe bijenproducten kunnen toegepast worden in de geneeskunde. De voordelen zijn legio: kostprijs, natuurlijke producten, geen resistentieproblemen zoals momenteel het geval is met de gangbare antibiotica en noem maar op. Opgelet: deze lezing is gratis en bestemd voor het grote publiek, en niet enkel voor onze leden. Kom tijdig, we hebben een zo groot mogelijke zaal genomen, maar vol is vol natuurlijk… (zie affiche volgende pagina) 

Tentoonstelling over ‘Bijen’ in de Buggenhoutse bibliotheek vanaf 13/04/2013.

Een aanrader voor al wie in de buurt woont. Alberic Mertens zorgt voor de organisatie en zoekt nog wat helpende handen om deze vlekkeloos te laten verlopen. Je kan hem steeds bereiken in de Holstraat 42 te Malderen, of bellen naar: 052/33.75.55

8


9


Voor wie meer wil weten over GGO’s

IN DE SCHADUW VAN GGO'S Mysteries en waarheden over Genetisch Gemanipuleerde Organismen Sprekers: Louis De Bruyn en Esmeralda Borgo          

Wat zijn GGO's? Wat met de biotoop en de gevolgen in de natuur? Wat met onze voeding? Wat met de genetische (natuurlijke) variabiliteit? Wat met het stuifmeel en de bijen? Wat is het standpunt van de overheid? Waarom is de bijenteeltsector niet geraadpleegd? GGO-vrije zones voor de bijenteelt zijn niet haalbaar. Beschikt men al over resultaten inzake gevolgen? Hoe moet het nu verder?

Zaterdag 16 februari 2013 om 14 uur, in de Universiteitsbibliotheek KU Leuven, Ladeuzeplein 21, 3000 Leuven. Op 10 à 15 min. loopafstand van het station. Parking onder het Ladeuzeplein. Zaterdag 2 maart 2013 om 14 uur, in de Universiteit Hasselt, campus Diepenbeek Agoralaan – Gebouw D, 3590 Diepenbeek. Zaterdag 16 maart om 14 uur, op de campus van de Biotechnische Land- en Tuinbouwschool, Weverstraat 23, 9100 Sint-Niklaas.

Hoe zit het nu verder met de neonicotinoïden? GERDA BOGAARDS –Nederlandse Bijenhouders vereniging Geen volledig Europees verbod op neonicotinoïden 30-01-2013 De Europese Commissie neemt 'strenge maatregelen' tegen bijensterfte als gevolg van neonicotinoïden in de landbouw, maar zal geen compleet Europees verbod uitvaardigen. Dat maakte Eurocommissaris Tonio Borg na afloop van de Landbouwraad in Brussel bekend. De EU zal een reeks 'ambitieuze maar evenwichtige maatregelen voorstellen', aldus Borg. Hij wil snel actie ondernemen tegen de drie middelen die in verband worden gebracht met bijensterfte. De Europese Commissie heeft fabrikanten Bayer en Syngenta schriftelijk gemaand actie te ondernemen. Zonodig neemt de Commissie zelf maatregelen. Wij wachten met spanning! 10


Een aangeraden nieuwe publicatie! Via deze weg wil ik u informeren dat Wiebe Braam een verbeterde versie op de markt heeft gebracht van zijn succesvol boekje “ De geneeskracht van propolis " via uitgeverij Poiesz Uitgevers BV. ·

Hierin zijn de uitkomsten opgenomen van al het medisch onderzoek dat sinds 1987 met propolis is gedaan. · In “ De geneeskracht van propolis” is alles te lezen over de achtergronden van propolis en het wetenschappelijk onderzoek dat ernaar gedaan is. · De gebruiksadviezen bij de uiteenlopende aandoeningen maken deze uitgave zowel voor verkopers als gebruikers een praktische gids. • paperback • consumentenprijs € 14,95 • omvang 128 blz. • isbn 978 94 91549 335 Het boekje is mede tot stand gekomen door de firma Bij Dingens. Vandaar dat het boekje enkel via ons te verkrijgen is. Iedereen kan het via onze site www.bijdingens.be bestellen voor de prijs van 14.95 € + 2 € verzendkosten. Indien ik bestellingen via de imkerverenigingen ontvang, worden deze zonder transportkosten voor de prijs van 12 € naar de voorzitter verstuurd. Dit betekent een voordeel van 4.95€ voor de leden van de imkerbond. -

Via deze weg wil ik toch nog eens de nadruk leggen op het feit dat iedere imker wel weet dat Propolis een goed product is maar ik ben er van overtuigd dat er toch nog steeds imkers zijn die niets doen met dit waardevolle product. Vandaar dat ik bereid ben (ook al is dit maar een afschraapsel) om de propolis op te kopen voor een prijs van 60€/kilo.met liefst zo weinig mogenlijk bijenwas. Die wij vervolgens af komen halen bij de voorzitter van uw imkervereniging.

11


Ziehier de aankondiging in zijn geheel. Wat doen wij in Neerbrabant? Wie het boekje wil bestellen schrijft zo vlug mogelijk € 12 over op ons rekeningnummer BE39 7341 9512 6219 met de vermelding ‘propolis’. Eind februari plaatsen we dan een groepsbestelling en de boekjes zullen verdeeld worden door ons bestuur op onze vergaderingen/cursussen. Voor wie geïnteresseerd is in het aanleveren van zijn propolis, dit kan ook. Neem daarvoor contact op met iemand van de bestuursleden of via ons mailadres.

Voor de beginners : Vlieggatobservatie Gedurende het hele jaar 2013 willen we onze leden via deze weg wat informatie verschaffen over wat je zoal kunt zien zonder de kast open te maken. Dit moet ons stimuleren om met meer aandacht naar onze kasten te kijken, mogelijke problemen tijdig in de gaten te hebben en er dus tijdig iets aan te kunnen doen. We beginnen in dit nummer met de grote reinigingsvlucht en het vroege voorjaar. Benny Larivière Vooraleer we het over de vliegplank gaan hebben, laat ons eerst de bodemschuif inspecteren. Niet iedereen is immers thuis of op zijn bijenstand wanneer de bijen uitvliegen, maar aan de hand van de bodemschuif kan men eigenlijk ook al weten wat er zich binnenin afspeelt. En dit het hele jaar rond eigenlijk. In de wintermaanden schrijft ieder volk zijn geschiedenis op de bodemschuif. Van het ene volk op het andere kan deze geschiedenis heel verschillend zijn. De imker zal daaruit zijn gevolgtrekkingen kunnen maken over de huidige gezondheid, maar ook over de toekomstige ontwikkeling van de bewuste bijenkast. Een aanrader : noteer op een kastkaart wat je ziet, achteraf toets je deze info aan de werkelijke toestand. Blijf deze info vergaren tot je door de veelheid van observaties aan een soort van ‘statistische gegevens’ komt. En zo wordt je dan een professionele bodemschuif- of vlieggatobservator ! Veel van deze informatie kan je ook terugvinden in het handige naslagwerkje van H. Storch : Bij het vlieggat, ISBN D/1566/1983/2. Een aanrader voor wie er zich in wil verdiepen ! 12


Wat zien we nu op de schuif op het moment dat de bijen eerst uitvliegen ? - 4 Ă 5 afvalstroken in ellipsvorm waarvan de middelste stroken langer zijn dan de buitenste. Dit is een gezond en krachtig volk, met nog voedselreserve. - Een klein aantal dode bijen tussen de afvalstroken onder de tros. Volkomen gezond volk dat in alle rust overwinterd heeft. - Dode bijen over de hele bodemschuif. Dit zijn bijen die bij storingen (mezen, spechten, wind, muizen) de tros verlaten hebben en verkleumd zijn. - Werksterpoppen tussen het het afval. Er is broed aanwezig, geen reden tot paniek, misschien last van wasmotlarven? Lees hierover meer aan het eind van dit artikel. Kleine darrenpoppen tussen afval. Waarschijnlijk is dit volk moerloos of legt de koningin geen bevruchte eitjes meer. Als de poppen al afkomstig zijn van leggende werksters kan je niet veel meer doen. Als het een koningin is die enkel nog onbevruchte eitjes legt, kan je de werksters nog verenigen met een ander volk dat niet al te sterk is maar waar wel een goede koningin aanwezig is. - Afvalstroken zijn zeer dun. Een zuinig volk, er is normaal gezien nog geen broed aanwezig. - De afvalstroken zijn koffiebruin van kleur. Verouderde raten, maak van raatwissel een prioriteit! - Geen afvalstroken onder bepaalde ramen, meestal buitenkant. Volk zit nog te ruim. Een aanrader is isolerende ramen aan de buitenkant in te hangen om voor een betere warmtehuishouding te zorgen als de leg begint. - Afvalstroken onder alle raten en over de gehele lengte. Opgelet, hier is al veel voedsel verbruikt, nakijken en eventueel bijvoederen. Of de bijen meer plaats geven, want het volk is al te sterk voor zijn behuizing. - Dode moer op de bodemschuif. Moerloos volk, misschien als gevolg van late stille moerwissel. Mocht er toch broed in de kast zijn is dit waarschijnlijk darrenbroed, want de jonge koningin is waarschijnlijk niet meer bevrucht geraakt. In dat geval kan nog verenigd worden. - Veel witte kristallen tussen de wasmul. Wijst op sterk versuikerd wintervoer. Bijen hebben water nodig, of vloeibaar voedsel bijgeven als het weer het toelaat.

13


- Afvalstrepen langs één kant van de kast. Dit doet zich voor bij kleine volkjes waarvan de koningin in de late herfst niet centraal zit. Niet noodzakelijk een probleem, maar deze kast zal in de vroege lente geen hoge toppen scheren. Isolatieblokken inhangen en ruimte verkleinen is de boodschap. - Varroamijten op bodemschuif. Dit kunnen nog dode mijten zijn van de winterbehandeling. Indien dit niet zo is, overweeg dan een behandeling vooraleer honingzolders te plaatsen. Het kan je volk redden. Of probeer het biotechnisch met darrenbroed. Maar heel vroeg dan. Een alternatief is al het eerste gesloten broed verwijderen. Met de mijten dus. Maar dan moet je timing wel perfect zijn, want als je te laat ingrijpt en teveel broed gaat verwijderen zullen je winterbijen het niet meer redden tot de eerste zomerbijen ‘operationeel’ zijn en zakt je volk in april als een pudding in mekaar. - Heel veel dode bijen op bodemschuif. Zou wel eens nosema kunnen zijn, of een koningin die heel vroeg aan de leg is gegaan waardoor er al veel winterbijen gestorven zijn vooraleer ze uitvliegen. Let op, als het in stukken gebeten bijenlichamen zijn, is je vlieggat misschien te groot en zijn er veldmuizen komen picknicken. - Dood volk, doch veel voedsel aanwezig boven de dode bijen. Ziekte. - Dood volk tussen aanwezig voedsel. Hongerdood, omdat een sterke kou ingevallen is op het ogenblik dat de bijen reserveramen moesten gaan aanspreken. En laat ons nu een blik werpen op de vliegende bijen! - Wanneer de bijen na een lange winterzit eerst buitenkomen, vliegen ze niet onmiddelijk weg, maar zweven eerst voor de kast met het hoofd ernaartoe gekeerd. Net zoals bij jonge bijen die zich moeten oriënteren. Dit is normaal, ook de winterbijen oriënteren zich eerst. Denk niet dat het op dat ogenblik al allemaal jonge bijen zijn. Daarom is het in de winter ook het ideale moment als bijenkasten lichtjes van plaats moeten veranderen. Eenmaal lente kan dit niet meer.

14


- Er worden dode bijen naar buiten gedragen. Ook dit is een goed signaal. Het volk is gezond. Als het over echt veel dode bijen gaat is aandacht geboden. Mocht het volk ziek zijn, bedenk dan dat de darren van een volk dat gevoeliger is voor ziektes, ervoor zullen zorgen dat ook de nakomelingen van de jonge koninginnen die op die stand gekweekt worden, dit ook zullen zijn. In de natuur gaan bijenvolken die niet in staat zijn zich voldoende te ontwikkelen, of die onvoldoende voorraden kunnen opbouwen (de twee zijn normaal gezien gelinkt) onherroepelijk verloren. Waarmee ik bedoel dat selecteren volgens bepaalde criteria : ontwikkeling, opbrengst,.. niet noodzakelijk ingaan is tegen de natuurwetten. - Bijen vallen op de grond in min of meer grote aantallen, vormen daar trosjes, lopen of strompelen verder. Dit is een ziek volk, nosema of acariose. Indien er tussen de strompelende bijen exemplaren zijn waarvan de vleugels als wieken van een windmolen uitsteken, is dit een indicatie voor mijtziekte of acariose. - Vloeibare helgele uitwerpselen, in vlekken, op de buitenkant van de kast, in en voor de vliegspleet. Dit is acute nosema. Denk niet dat het zal genezen, het volk sterft af. Als je niets doet, zullen je andere kasten de besmette kast komen leegroven en ook besmet raken. Afsluiten dus en opruimen. Ik wil hier wel benadrukken dat niet alle volken opgeruimd moeten worden waar enkele sporen van uitwerpselen op de kast terug te vinden zijn. Maar kijk ze in elk geval na, vraag raad indien nodig en onderneem aktie vooraleer je ganse stand ten onder gaat. - Een volk vliegt niet uit bij de reinigingsvlucht, als de anderen wel uitvliegen. Hier zijn vele mogelijkheden. Het kan gewoon zijn dat de vliegplank van de andere kasten in de zon stond, en die van het bewuste volk niet, en dat ze dus daarom nog niet uitvliegen. Het kan ook dat ze nog geen behoefte hebben aan ontlasting omdat ze weinig voedsel verbruiken. In de regel een volk dus waar de koningin nog niet aan de leg is. Het volk kan ook in de late herfst, bij of juist na het inwinteren beroofd zijn en verhongerd. Het volk kan ook gewoon te zwak zijn om nog uit te vliegen omdat het te klein de winter ingegaan is, omdat alle voedsel verbruikt is en ze nog net niet dood zijn. In dat laatste geval kan je het volk nog redden door bijvoederen, maar weet dat de bijen geforceerd zijn, dat ze nooit een volgende generatie zullen voeden zoals het hoort ,en dat je er dus niet teveel mag van verwachten. 15


- Bijen die heel bedrijvig naar binnen vliegen met strak gespannen achterlijf. Het gaat om waterhaalsters. Dit betekent dat er in dit volk al veel broed aanwezig is, ze hebben een grote behoefte aan water. Ook zou de wintervoorraad sterk gekristalliseerd kunnen zijn. Of een combinatie van beiden. Je kan ze een handje helpen door lauwe suikersiroop 1/1 bij te voederen op warme dagen. Als het koud is doe je hiermee meer slecht dan goed. Dus ook met mondjesmaat bijvoederen, enkel overdag en bij goed weer. - Onrustige bijen die op vliegplank en kast lopen. Je hoort het gezoem in de kast. Een sterke aanwijzing dat het volk moerloos is. Als het een gezond volk betreft kan je dit nu nog verenigen met een ander volk. Wacht je te lang, dan krijg je eierleggende werksters en is alles verloren. Probeer op dit ogenblik van het jaar niet er een raam met open broed in te hangen opdat het volk een nieuwe koningin zou kunnen aanmaken. Er zijn immers nog geen darren (genoeg) voor de bevruchting. - Koningin ligt voor de kast. Het zou wel eens kunnen dat de bijen zo hals over kop naar buiten stormen dat ze de koningin meesleuren. Ik heb het nog niet meegemaakt, maar het kan. En het heeft dus nog niets met zwermen te maken. We schuiven nu wat op naar het voorjaar: - Er worden veel witte suikerkristallen buitengedragen (ook zichtbaar op bodemschuif). Het broednest breidt zich sterk uit, nakijken of niet bijgevoederd moet worden. - Een volk vliegt sterk uit, ook op grillige dagen als er bij de andere volken rust heerst. Waarschijnlijk een volk dat vroeg gestart is met de eileg, er moet veel broed verzorgd worden, er is ook veel voedsel nodig. Een potentieel gevaarlijke situatie om verschillende redenen : ten eerste kan het volk in voedselgebrek komen, ten tweede komen er van de bijen die bij slecht weer uitvliegen veel niet terug, zodat het volk tegen half april wel eens zou kunnen ineenzakken. En er pas in volle zomer weer bovenop komen. Bijvoederen is aan te raden. Een laatste mogelijkheid zou kunnen zijn dat deze kast beroofd wordt of bezig is andere kasten te beroven. Blijf dus eens vijf minuten staan en kijk waar de bijen naartoe vliegen of vandaan komen. En onderneem aktie.

16


- Elke dag veel dode bijen voor het vlieggat en zwak vliegende bijen. Een teken van ziekte, een dergelijk volk niet verenigen met een ander, je maakt ze beiden ziek. Ze laten staan betekent dat dit volk vroeg of laat zal beroofd worden, zodat ook de andere kasten ziek worden. - Dwergdarren die uitvliegen. In deze kast zit waarschijnlijk een onbevruchte koningin. Deze verwijderen, ook het broed (goed herkenbaar darrenbroed) en de werksters nadien verenigen met ander volk. - Bijenpoppen worden buitengedragen. Dikwijls is dit het gevolg van wasmotlarves die actief zijn, en er voor zorgen dat het normale verzegelingsproces van de rijpe broedcellen verstoord wordt. Op die manier kan men vele werksters vroegtijdig verliezen. Dus structureel actie ondernemen tegen de wasmot. - Er komt veel, voornamelijk wilgenstuifmeel binnen. De zo verkregen reserve aan stuifmeel zorgt ervoor dat dat het broed sterk ontwikkeld. Als hierna een periode slecht weer volgt blijft de koningin aan de leg omdat er reservestuifmeel aanwezig is, en dan moet op de voedselvoorraad gelet worden, want de bijen verbruiken op dit moment echt wel heel veel. - ’s Ochtends veel condenswater bij vlieggat. Veel broed aanwezig, opletten voor de voorraad. Kan er ook op wijzen dat er de dag voordien veel dracht geweest is (uitdampen nectar). - Er ligt een jonge, soms onvolledig ontwikkelde koningin dood voor het vlieggat. Dit volk is zelf aan koninginnekweek begonnen, een stille moerwissel, en het volk ruimt de overtollige koninginnen zelf op omdat het te vroeg op het seizoen is om te gaan zwermen. Let wel op, meestal zal de overblijvende jonge koningin niet bevrucht raken wegens gebrek aan darren of geschikt weer om te paren. Systematisch met zoveel mogelijk jonge koninginnen werken zorgt ervoor dat je de kasten die je zo zorgvuldig ingewinterd hebt, in de lente in extremis niet verliest. - Er ligt een oude koningin voor de vliegplank. Zie hierboven. - 7-9°C in april: normal vliegen bijen dan enkel om water te halen, vliegen ze helemaal niet is er geen broed, wat op dat ogenblik wijst op moerloosheid. - Harde stuifmeelkorrels, aan één kant wit uitgeslagen liggen voor vliegspleet: oud stuifmeel dat gaan gisten is, wordt opgeruimd om plaats te maken voor broed, nieuw stuifmeel, nectar. Goed en actief volk. 17


- Te zwakke volken voor de grootte van de kast. Moeten kleiner gezet worden, buitenste ramen vervangen door isolatieblokken. Het is bewezen dat een klein volk in een kleine kast zich veel beter ontwikeld dan in een te grote. Dit omdat de warmtehuishouding beter is, er wordt meer broed aangezet, waardoor het nog warmer wordt en het volk zich nog sterker ontwikkeld. Er moet wel voor gezorgd worden het volk tijdig, stapsgewijs, meer ruimte te geven. Anders komen er zwermen van en is onze moeite voor niets geweest. - In scheve lichaamshouding, met afhangende pootjes, vliegen bijen van vlieggat tot vlieggat. Deze bijen zijn op rooftocht. Ze zoeken een zwakke kast waar ze kunnen binnendringen. Regelbare vlieggaten die groter kunnen gemaakt worden naarmate het volk ontwikkeld zijn een goede oplossing. - Op koude aprildagen en –avonden sluiten opeengepakte bijen het vlieggat bijna volldig af. Als we dan in de kast gaan kijken, zien we dat bijna alle bijen onderaan de ramen zitten en ervoor zorgen dat er geen koude lucht binnen komt. Op de broedramen treffen we weinig bijen aan. Het volk kan immers niet alle ramen broed warmhouden door er op te gaan zitten, maar door de afkoeling te verhinderen bereiken ze hetzelfde resultaat. En daarvoor zijn ze wel met genoeg. - Versterkte bewaking voor het vlieggat, afzonderlijke of algemene vechtpartijen. Een volk dat zich verzet tegen roverij. Hulpmiddel is het vlieggat zo klein mogelijk maken. - Grote activiteit bij twee volkeren op één stand, de andere kasten zijn rustig. De analyse is vlug gemaakt, één van de actieve volken zijn de rovers, de andere de beroofden. Wat kan men doen ? De twee volken van plaats verwisselen, het plunderende volk royaal bijvoederen. Men kan ook het beroofde volk op een andere stand plaatsen, minstens 2 à 3 km verder, maar weet dat de rovers dan een ander slachtoffer zullen zoeken. - Bijen met een zwart-glanzende chitinehuid. Dit zijn rovers, in het gewoel slijten de haren vroegtijdig af, of worden ze besmeurd met honing, na het opdrogen wordt de beharing hard en breekt af. - Waaierende bijen op de vliegplank. De bijen staan in formatie op de vliegplank, met het hoofd naar de kast gericht, en wapperen met de vleugels. Na alle nieuws over roverij, eindelijk goed nieuws! Er is veel dracht, er is veel nectar binnengekomen en de bijen creëren luchtcirculatie om het overtollige vocht weg te krijgen om zo de nectar in te dikken. 18


Ziezo, dit was dan het eerste deel, in april brengen we het volgende. Ga ondertussen al maar flink aan de slag met deze gegevens. Je zal zien dat het meer loont om 2x per dag 5 minuten naar de kasten te kijken dan er dagelijks met kapruin en beroker gewapend boven te hangen ! Nog een goede raad: probeer dit ook of vooral ’s morgens te doen. Veel van wat waarneembaar is, en dan heb ik het vooral over wat op de vliegplank ligt (dode bijen, poppen, etc.), verdwijnt immers eenmaal de bijen volop vliegen.

Onze jubileumfeestvergadering in december 2012 Het heeft de medewerkers een hart onder de riem gestoken, de jubileumuitgave van onze feestvergadering was echt wel geslaagd te noemen. Ten eerste was er een ruimere belangstelling dan bij de voorgaande edities en daar zat de huldiging van de verdienstelijke imkers waarschijnlijk voor iets tussen. Verscheidene leden waren na jarenlange afwezigheid op onze manifestaties immers speciaal daarvoor gekomen. Hopelijk kregen ze zo de smaak opnieuw te pakken en zien we ze op onze volgende organisaties terug! Ten tweede was het programma goed, niemand heeft zich verveeld, en er was tijd om wat bij te praten. En ten d erde had de traiteur extra zijn best gedaan. Nu had dit ook wel wat te maken dat er voor deze jubileumuitgave een budget uitgetrokken was dat we ons voor de normale edities niet kunnen veroorloven. Maar het resultaat was er, en ook de geuze en kriek die pastte in dit breugeliaanse kader heeft iedereen goed gesmaakt. Een oude wijsheid zegt dat je moet geven om te kunnen krijgen.

19


Ons bestuur is van mening dat je aan de leden moet geven wat je kan, en zelfs meer, en deze feestvergadering heeft d at nogmaals bewezen. Laten we daarom het volgende voor ogen houden: hoe meer alle leden geven, en dit in de vorm van aanwezigheid op wat georganiseerd wordt, in de vorm van medewerking en door alles te doen om de vereniging echt levend te houden, hoe meer er terugkomt en hoe meer plezier iedereen aan zijn lidmaatschap zal beleven!

Uit de nieuwsbrief van het voedselagentschap FAVV: Weet wat je eet: Zijn insecten het vlees van de toekomst? Toegegeven, het zal nog enige mentaliteitswijzigingen vergen, vooraleer we zonder aarzelen sprinkhanen en meelwormen in onze kookpot gaan gooien. De ‘insecten-eet-cultuur’ maakt geen deel uit van onze Westerse culinaire beleving, hoewel deze eiwitrijke insecten in grote delen van de wereld al heel lang als een echte lekkernij worden beschouwd, en met reden, ze zijn bijzonder voedzaam en makkelijk te kweken.

20


Een waardig alternatief? Wat ons het meest afschrikt, is natuurlijk het idee en het uitzicht van deze kriebelbeesten. Een oplossing zou kunnen zijn dat de voedende bestanddelen van insecten worden gefilterd en verwerkt in iets dat voor ons visueel ‘aanvaardbaar’ is. Tenslotte stellen we ons ook geen vragen over wat er in onze curryworsten wordt gedraaid. Of misschien moeten we gewoon de ‘knop’ omdraaien en beseffen dat insecten voldoende eiwitten, mineralen, vitaminen en vetten bevatten, vergelijkbaar met een goede biefstuk. Misschien moeten we ook bedenken: - Dat insecten beter zijn voor het milieu (geen uitstoot van broeikasgassen) omdat ze veel minder mest produceren dan vee of gevogelte die verantwoordelijk zijn voor 18% van de broeikasgassen wereldwijd. - Dat het veel efficiënter en goedkoper is om insecten te gaan kweken aangezien dieren veel voedsel nodig hebben: voor elke 10kg aan voedsel bekomt men 1kg rundsvlees. Bij insecten ligt dat veel hoger: voor 10kg voedsel, krijg je 8 tot 9 kg insecten. Eetbare exemplaren. Niet alle insecten zijn geschikt voor menselijke consumptie. Toch zijn er wereldwijd ongeveer 1.400 soorten die voor de mens eetbaar zijn. We gaan ze hier zeker niet allemaal opnoemen maar willennu toch een top 5 geven van de meest gegeten insecten en hun smaken: 1- De Afrikaanse treksprinkhaan: smaakt rauw naar walnoten en gebakken naar spek of kip. 2- De Meelworm: smaakt rauw naar hazelnoten en gebakken naar pistachenootjes. 3- De Morioworm: smaakt rauw naar tamme kastanjes en gebakken naar de gepofte variant 4- De Buffaloworm: smaakt naar beukennootjes 21


5- De Wasmotrups: smaakt rauw naar room en gebakken naar cashewnoten. De regelgeving Op dit moment bestaat er nog geen sluitende wetgeving omtrent het verhandelen en kweken van insecten voor menselijke consumptie. De wetgever, in ons geval Europa, is volop bezig met het onderzoek en bepalen van het juiste statuut van alle insecten voor menselijke consumptie. Mogelijk zullen alle insecten als ‘nieuwe voedingsmiddelen’ (‘novel food’) worden beschouwd. ‘Nieuwe voedingsmiddelen’ zijn voedingsmiddelen die niet in aanzienlijke mate werden geconsumeerd in de Europese Unie voor 15 mei 1997. Alle ‘nieuwe voedingsmiddelen’ moeten een toelating krijgen voordat ze legaal op de voedselmarkt kunnen komen in Europa (Verdordening (EG) nr. 258/97) Tot op de dag van vandaag heeft men nog niet kunnen aantonen dat bepaalde insecten reeds in aanzienlijke mate geconsumeerd werden voor 15 mei 1997. Indien geen bewijzen kunnen geleverd worden, zullen alle insecten voor humane consumptie als novel food worden beschouwd. Afwachten dus of we binnenkort insecten in de winkelrekken zullen zien liggen... Het spreekt voor zich dat deze insecten, ongeacht of het om ‘nieuwe voedingsmiddelen’ gaat of niet, moeten voldoen aan de hygiëne- en voedslveiligheidsvoorschriften zoals die bepaald worden in de algemene voedingswet (verordening (EG) nr. 178/2002. En de plaats van de imker in dit verhaal? Onze voorzitter is al sinds 1975 bezig met de productie van koninginnebrij. De larfjes die in de brij aanwezig zijn eet hij steevast op. Een proteïnebom volgens hem. In Neerbrabant hebben we ook al geexperimenteerd met gefrituurde darrenpoppen (tgv de fietswandeltocht van de Opwijkse Honingbij een tweetal jaren geleden). Want zeg nu zelf, we promoten het inhangen van darrenbroed als biotechnische bestrijdingsmethode tegen de varroamijt, waarom zouden we dan met het bekomen product niets gaan proberen ? Ook het kweken van wasmotrupsen (in de top 5!) is voor een imker niet echt moeilijk. Het volstaat niets te doen en ze komen vanzelf. Maar dit is misschien niet de meest aan te raden kweekmethode.. 22


Hoe dan ook, persoonlijk zie ik ook niet onmiddelijk iedereen insecten of larven eten, maar als je de wereldvoedselproblematiek op langere termijn bekijkt kunnen we er niet omheen: het is niet mogelijk om alle 6 miljard wereldbewoners dagelijks een biefstuk aan te bieden. Het is een voorrecht voor de rijken, en naarmate de bevolking nog zal stijgen zal dit zeker niet verbeteren. En in onze Westerse wereld zijn imkers toch wel diegenen die het meest met insecten bezig zijn, die niet die natuurlijke weerstand hebben en dit omdat insecten voor hen geen stap in het onbekende zijn. En dus denk ik dat imkers de eersten zullen zijn die bij ons zullen overtuigd zijn van het nut om onze vooroordelen van kant te zetten...

De oude doos: ‘De Honig’ uit ‘De raadsman in de kookkunst’ door Gaston Clement. Met gratis wedstrijd! Eigenlijk moeten we zeggen ‘schoenmaker blijf bij uw leest’ en bij veel van wat volgt zullen onze deskunig geschoolde imkers de wenkbrouwen fronsen. Over bijen weet onze schrijver dus niet veel, maar over koken wel. De moraal is dus dat je best geen waarheden verkoopt waarvan je niet weet of het wel waarheden zijn. Anderzijds promootte de auteur als culinaire goeroe het gebruik van honing, en daarom moeten wij hem dankbaar zijn natuurlijk. Ik stel voor als nevenactiviteit bij dit artikel een wedstrijd ‘Zoek de fout’ te organiseren. Inzendingen naar de website of binnen te brengen op het nosema onderzoek, deelnameformulieren met minder dan een dozijn ‘grove overtredingen’ worden niet in aanmerking genomen.Het zal immers niet moeilijk zijn er meer te vinden. Hier gaan we dan: ‘De honig biedt de liefhebber heel wat verassingen en genoegens, op voorwaarde dat hij goed voor zijn bietjes gezorgd heeft. Thans bestaan er geperfectioneerde bijenkorven, die de operatie vergemakkelijken; in de oude korven moest men eerst de bijen ‘uitroken’, dit gebeurde met in de korf een brandende en vooraf in stikstof doortrokken doek te steken. De korf werd op een zinken plaat gezet; zodra de doek is aangestoken vallen de bijen als hagel op het zinken blad. Degenen die nog overblijven doet men vallen met rondom op de korf te kloppen. 23


Om hun zwerm niet te beschadigen gebruiken sommige imkers wolfsveest in plaats van nitraat of salpeter; de bijen vallen in een pot die onder de korf staat en worden zodoende niet verstikt. Men verwijdert dan het oude was en de versleten of beschadigde raten en vervolgens de koeken die de honing bevatten. Deze bewerking die vroeger werd toegepast wordt thans veel vergemakkelijkt door het gebruik van geperfectioneerde bijenkorven; het volstaat de bijen uit te roken, zij dalen dan vanzelf af in een beweegbaar gedeelte van de korf; natuurlijk doet de imker deze bewerking met handschoenen aan en een lederen of neteldoek helm om het hoofd. Wanneer de raten uit de korf genomen zijn worden zij in stukken gesneden en in een teems gelegd, die boven een recipient werd geplaatst ; de honig laat men zo uit de raten druppen; dit gebeurt in een droge warme plaats. De eerste honig is de mooiste: om de rest uit de raten te halen legt men ze in een zacht verwarmde oven, doch de aldus door warmte bekomen honig is altijd van mindere kwaliteit. 70 deciliter honig wegen ongeveer een kilo, de honig die tot stroop vergaat na eerst korrelig te zijn geweest, moet tot op kookpunt gebracht worden in de bain-marie ; wanneer hij afgekoeld is voegt men er wat nieuwe honig en soms witte suiker bij, die helpt om de honig te doen ‘herpakken’. De opbrengst van een korf wisselt af met de jaren en ook de landen; men berekent dat een jonge, actieve zwerm 2 kilo honig per jaar kan voortbrengen. Sommige plaatsen leveren gele honig die van mindere kwaliteit is dan de witte ; de mooiste en ook de meest welriekende honig is die geoogst wordt waar veel aromatische planten groeien, zoals rosemarijn, kwendel, tijm, enz.. De bloem van de mannaklaver levert zeer witte en uitstekende honig. Kwaliteitshonig moet dus wit zijn of gedoreerd geel, dik en welriekend. De beste bekende honigsoorten zijn die van Gatinais en van Narbonne, doch in België zijn er imkers, die de meest geperfectioneerde middelen aanwenden en uitstekende honig oogsten die kan wedijveren met vreemde honig. In vergelijking met de honig is de suiker wat de margarine is ten overstaan van de boter heeft een geleerde gezegd; deze waarheid is vooral goed bekend aan de specialisten, die honig gebruiken voor het vervaardigen van de door de liefhebbers zo gegeerde patisseries. Wij vernoemen: de peperkoek, de honigkoeken van Dinant, van Rins. Wat deze laatste soort betreft, meen ik dat het nodig is er aan te herinneren dat men niet moet spreken over: honigkoeken van Reims maar wel van Rins, wat de naam is van een banketbakker uit Dinant, die de schepper is van deze lekkernij. Men maakt honigbiscuits, en bonbons van grote variëteit ; harde en malse karamellen, pralines, gebakken ; men doet honig in allerlei soorten compote, 24


in groenten, waar hij zeer voordelig de suiker vervangt, bvb in rode kool ; kortom de honig wordt overal gebruikt waar gerechten moeten zoet gemaakt worden. Vergeten wij daarbij niet dat de honig rijk is aan vitaminen, zoals zeer veel artsen en geleerden erkend hebben, en hij daarom in talrijke geneesmiddelen verwerkt wordt. Het gebruik van honig is zeer heilzaam tegen keelpijn, de tongblazen, de dauwworm, de maagkrampen, de hoest, de kinkhoest, de kloven, en ook zenuwachtige personen bevinden zich zeer goed met het gebruik van honig. In de veeartsenij wordt de honig gebruikt tegen de hoest, de catarrhe, de wormen, de bloeddiarrhee; de honig is teveneens een geneesmiddel voor het mond- en klauwzeer. Zelfs de duivenmelkers geven honig aan hun duiven. Ten slotte vestigen wij de aandacht op het feit dat 10% honig bij boter gevoegd, deze belet ransig te worden. Kijk eens, is dat geen geneesmiddel, een lekkernij, een zalf, kortom een geneesmiddel voor alle kwalen die veel gemakkelijker om nemen is en ook gemakkelijker genomen wordt dan de cachetten, dranken en pillen van de apothekers!

Hoe streekeigen is onze bij?

Benny Larivière

Ik wil het hebben over de toren van babel of de spraakverwarring in imkersland. Directe aanleiding is de recente ontdekking van drie ZuidAfrikaanse bijensoorten door een team entomologen (of insectenkundigen), waaronder een Belg van het Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen. Toen ik een artikel las over de vondst had men het onder andere over de ‘captalictus tigrinum’. Ik fronste even de wenkbrouwen en dacht na over hoe imkers doorgaans hun bijen benoemen. Hoewel imkers doorgaans een sterke band hebben met hun bijen, hebben ze meestal een nog sterkere band met het eindproduct, honing met name. Zelfs de meest honkvaste Westvlaming of Limburger wiens geografische kennis niet verder rijkt dan de volgende kerktoren, weet bijvoorbeeld wel dat het Franse equivalent voor honing ‘miel’ is. Al was het maar door het bestuderen van de etiketten in de winkel, terwijl hij op zoek was naar de prijs die ze er daar durven voor vragen. En met de vraag ‘miel beaucoup?’ kan hij al met heel veel imkers een praatje slaan, zelfs tot in Timboktoe. Of misschien toch maar beter niet precies daar naartoe gaan, de honingoogsten zijn er slecht momenteel niet zo goed, teveel roverij. Als het om bijen gaat is de woordenschat dan wel heel gevarieerd, doch niet erg wetenschappelijk verantwoord. Het zijn ‘die zwarte’, ‘de rosse steekduivels’, ‘de punaizen’, ‘die van den bond’, of ‘de goei soort’, de zijne 25


dus. De enige benaming die ik tot hiertoe gehoord heb met een wetenschappelijke achtergrond was ‘een F16’. Maar ik ben er niet van overtuigd of het merendeel van de imkers die deze gevleugelde benaming uitspreken weten dat deze naam afgeleid is van ‘F1’, F2’, enzovoort... En waar die F1 en F2 precies voor staan. Zij die de cursus gevolgd hebben, en Michel Asperges bezig gehoord, weten het dus wel. Bij plantenkwekers gaat het er helemaal anders aan toe. Ze goochelen meestal met Latijnse benamingen, stammen en varianten, zodat het als leek heel moeilijk wordt om te weten waarover ze het eigenlijk hebben. Maar deze namen hebben ook hun voordeel. Zo was ik eens in een drukke conversatie gewikkeld met een Franstalige bijenhouder, we hadden het onder andere over de voorjaarsdrachten, en minuten lang zocht ik vruchteloos naar het Franse woord voor wilg. En er stond zo geen boom in de buurt, dus tonen kon ik het ook niet. Tot ik er aan dacht dat ik die plant in de drachtplantenkalenders ook al als ‘salix’ had weten benoemen met zijn wetenschappelijke naam. En plotseling zaten we op dezelfde verdieping van onze babelse toren. Wij wisten allebei waarover we het hadden. Voor plantenkwekers is dit belangrijk. Zij willen dat een bepaald product dat internationaal verhandeld wordt overal dezelfde naam draagt. Dat de vlag overal dezelfde lading dekt. Enfin, zolang ze op hetzelfde continent blijven riskeren ze geen problemen... Ik maak er misschien een beetje een karikatuur van zal je zeggen, de meeste imkers kennen immers ‘de Italiaanse soort’, de ‘carnicasoort’, of de ‘buckfastsoort’. Fanaten kunnen er aan toevoegen dat ze de ‘Troiseck’ of ‘Mayen’linie in huis hebben. Superfreaks spreken zelfs over de YK85-linie, al ware het een nieuw automodel dat op het salon verwacht wordt. .Maar zelfs dan, weten zij die deze woorden uitspreken welk deel van die naam voor wat staat, en hoe het geheel eigenlijk in elkaar zit? Met andere woorden, hoe zit het met de structuur van de bijenfamilie en hun benoeming? Om hier een beetje duidelijkheid in te scheppen, wil ik de bijen eens klasseren zoals een plantenkweker dat zou doen. Bijen – Apis in het Latijn zijn dus de algemene benaming, de familie kan in verscheidene soorten onderverdeeld worden. Onze bij maakt deel uit van de Apis mellifera.

26


Naast de Apis mellifera onderscheiden we volgende soorten: 1- Apis mellifera dus, Apis cerana, Apis koschevnikovi, Apis nuluensis, Apis nigrocinta. Deze 5 hebben allen wat wij een ‘normale’ grootte hebben en bouwen allen hun nest uit in een holte of een spleet. 2- Apis dorsata en Apis laborioso. Dit zijn de ‘reuzeversies’, hun werksters zijn ongeveer even groot als onze koninginnen. Ze bouwen hun raten onderaan een tak of een rots. Een bekend voorbeeld zijn de bijen waarvan men in Nepal met touwladders langs de rotsen afdalend honing oogst. 3- Apis florea en Apis andreniformis, of de ‘dwergversies’ die amper half zo groot zijn als onze bijen. Ze bouwen hun raten rond een tak heen. Deze indelingen zijn allemaal nog niet zo oud, tot 1980 bijvoorbeeld onderscheidde men maar 4 soorten : Apis mellifera, Apis cerana, Apis dorsata en Apis florea. Tussen 1980 en 1990 werden de andere soorten als specifieke soort herkend en benoemd. Waarop baseert men zich om bijen in een bepaalde soort te klasseren? Dit is een kwestie van anatomie (lichaamsbouw), morfologie (verschijningsvorm), fysiologie (levensverrichtingen) en ecologie-ethologie (gedrag in de natuurlijke omgeving). Het is een beetje specialistenwerk natuurlijk, laat ik een voorbeeld geven dat voor een leek begrijpbaar is. : bijen die zich onderling kunnen voortplanten omdat hun geslachtsorganen op mekaar afgestemd zijn behoren tot dezelfde soort, zijn ze anatomisch te verschillend, dan behoren ze tot een andere soort. Een voorbeeld hiervan is de vorm en grootte van de penis bij de dar. Als we modellen van verschillende soorten onder de microscoop bekijken begrijpen we direct wat er bedoeld wordt. ‘Kruisbestuiving’ is hier onmogelijk. Dit niettegenstaande het feit dat alle koninginnen dezelfde sex-attractant of lokstof afscheiden, namelijk het bekende 9-oxo-deceen-zuur. En de reden waarom het niet tot ‘kruisbestuiving’ komt ligt vooreerst bij de anatomie, de vorm van de darrenpenis, maar het heeft ook andere redenen. Op een proefstation in Borneo leven vier verschillende soorten honingbijen in een straal van 200 meter. Het is gebleken dat elk van de vier soorten op een ander tijdstip van de dag uitvloog om te paren. Op die manier werd vermenging ook nog eens voorkomen.

27


Wat is nu het belang? Neem nu de bestrijding van de varroamijt. Lang werd aangenomen dat de Apis cerana de enige gastheer was van de mijt en ook de enige die een vorm van resistentie ontwikkeld heeft. Maar ook de Apis nigrocenti, de Apis nuluensis en de Apis cerana leven in hetzelfde gebied, zijn dus ook geparasiteerd door de varroamijt, en hebben ook een manier gevonden om te overleven. Die resistentie is dus niet soortgebonden, en dus zou ook onze westerse honingbij, de Apis mellifera deze resistentie kunnen ontwikkelen. Misschien zijn die varianten van de Apis mellifera die historisch steeds met hun Aziatische broeders in contact geweest zijn dat al wel een beetje? Dat dacht men toch van de Siberische Primorsky-bij, blijkbaar was dit vermoeden grotendeels op drijfzand gebaseerd, want de Primorsky-hype heeft haar beste tijd gehad. Maar het onderzoek gaat verder. We concentreren ons verder op de ons meest bekende soort: de westerse honingbij of Apis mellifera. Laat u niet misleiden door dat ‘westerse’, want deze soort komt nu overal ter wereld voor: zowel in het Verre Westen van Amerika, als in het Verre Oosten, in Japan. Ze vliegt in Australië en NieuwZeeland, maar ook in Alaska en Skandinavië. Van alle soorten heeft de Apis mellifera zich het best kunnen aanpassen aan de verschillende ecologische systemen die op de aarde voorkomen. Zij kan overleven in de zengende hitte van de Sahara en in de bitsige kou van Siberië; zij fourageert zowel in het tropische regenwoud als in de droge savanne; zij leeft op de evenaar en aan de poolcircel. Haar aanpassingsvermogen is fenomenaal en geen enkele andere bijensoort doet het haar na. Ze doet ons op dat vlak zowaar aan de mens denken. Doordat de Apis mellifera zich ging aanpassen aan de verschillende ecologische systemen, onstonden er verschillende rassen die zich in dat bepaald geografisch gebied optimaal konden ontwikkelen. In andere streken, mat andere ecologische kenmerken, ontwikkelden zich andere geografische rassen, die het best aangepast waren aan de aldaar heersende omstandigheden. Zo onderscheiden we op dit ogenblik, binnen die éne Apis mellifera soort, niet minder dan vijfentwintig geografische rassen. Uit het bovenstaande onthouden we dat men op dit ogenblik negen soorten honingbijen kan onderscheiden. Voor ons is de belangrijkste soort de Westerse honingbij of Apis Mellifera. Binnen die ene soort vinden we vijfentwintig geografische rassen. Maar, vooraleer we nader ingaan op de rassenkwestie, willen we nog iets toevoegen aan de uiteenzetting over de naamgeving van onze bijen. In bijdragen met een wetenschappelijke onderbouw, kunnen we onze Westerse honingbij ook aantreffen onder de naam van Apis mellifera Linnaeus, 1758. 28


Deze laatste toevoeging verwijst naar de naam van de geleerde, Carolus Linnaeus, die onze bij rangschikte in de ordening van de Natuur, zoals hij die uiteenzette in zijn standaardwerk:’Systema Naturae’. Dit werk dateerd van 1758. Wanneer we in een publicatie over bijen op de afkorting A.m.L. stoten, dan betekent dat : Apis mellifera Linnaeus, wat dan moet verstaan worden als : de honingbij, volgens de indeling van Linnaeus. Ook andere bijensoorten en –rassen dragen in hun naam een verwijzing naar de ontdekker of de wetenschapper die de soort of het ras bestudeerde, of die men voor zijn onderzoekingswerk ter zake wou honoreren. Zo werd de inheemse bij van het eiland Kreta genoemd naar Broeder Adam, de beroemde bijenmonnik van Buckfast Abbey. Deze bij heet nu met haar wetenschappelijke naam: Apis mellifera adami. Die van het eiland Malta, heeft men de Apis mellifera ruttneri gedoopt, om het werk te eren van prof. Dr. F. Ruttner, die als de autoritiet wordt beschouwd betreffende de taxonomie of systematiek van de honingbij. In de naamgeving wil men vaak iets van het meest karakteristieke, iets van het meest merkwaardige van die soort of dat ras benadrukken. Dit kan bijvoorbeeld de streek van herkomst zijn, zoals in Apis mellifera ligustica, wat een verwijzing is naar Ligurië (Italië), of zoals in Apis mellifera caucasica, een duidelijke hint naar de Kaukasus, het gebergte tussen de Kaspische en de Zwarte Zee. Soms ook verwijst de naam naar één of ander morfologisch kenmerk zoals bij de Apis mellifera scutellata. Waarop baseert men zich nu om uit te maken of bijen tot het ene of het andere ras behoren? Met die vraag hebben onderzoekers zich al sinds de tijd van Linnaeus bezig gehouden. Het is dan ook geen wonder dat er dienaangaande tal van theorieen circuleren. De taxonomie van de honingbijen is de laatste jaren opnieuw sterk in de belangstelling gekomen door de varroaproblematiek. Men is volop op zoek gegaan naar een ras, een stam, een lijn met uitgesproken varroa tolerante eigenschappen. Men is het er thans over eens om bij de classificatie van de rassen uit te gaan van 36 verschillende categorieën van uiterlijk waarneembare en meetbare lichaamskenmerken. Ze hebben betrekking op de beharing, op de grootte van bepaalde lichaamsdelen, op de vleugeladers en op het kleurenpatroon. Deze morfologische kenmerken kunnen nog aangevuld worden met biochemisch onderzoek op de enzymen bvb, of met microbiologisch onderzoek van de celkern of de mitochondria. 29


Voor het routine onderzoek op de raszuiverheid, zoals dat gebeurt door plaatselijke studiekringen, selectiewerkgroepen of paringsstations, wordt een sterk vereenvoudigd systeem gehanteerd dat volgende kenmerken in overweging neemt: - De pantserkleur - De viltbandbreedte op het vierde rugschild - De haarlengte op het vijfde rugschild - De cubitaalindex (verhoudingen binnen de vlakken binnen een vleugel) - De tonglengte. Een volledige bijennaam waarin ook de naam van het ras is vervat, bestaat dus uit drie scharnieren of leden. Laten we de bij ons heel courant geworden Apis mellifera carnica als voorbeeld nemen: Het eerste lid verwijst naar familie of geslacht, Apis dus, het tweede lid, mellifera verwijst naar de soort, het derde lid, carnica, naar het ras. Hier kan nog een aanduiding van de stam of lijn aan toegevoegd worden, dit is enkel gebruikelijk als het om een goed herkenbaar ecotype gaat in een afgebakend geografisch gebied, zoals voor de Apis mellifera carnica carpatica, die afkomstig is uit de dalen van het Karpatengebergte. Over de geogragische indeling van deze rassen hebben we het een volgende keer.

30


Literair: d’Oude imkers zijn geld waard. Ze hebben zilver in hun haren, En goud in hun tanden, Gas in hun darmen, En stenen in hun nieren, Ze hebben lood in hun schoenen, En kalk aan hun nagels, Ook staal in hun heupen, En plastic in de knieën. Vol met dure medicijnen, Lijken ze wel goudmijnen. Een mens met zoveel mineralen, Is met geen miljoen te betalen, Daarbij leveren hun bijen goed werk, Want in kwaliteitshoning zijn ze sterk En het bestuivingswerk voor het fruit Brengt veel op maar zeg het niet te luid. En al is d’oude imkerskennis niet te vatten, Het zijn en blijven echte schatten. Josfien

31


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.