't Polleken van juni 2011

Page 1

‘t polleken

België – Belgique P.B. – B.P. 1840 LONDERZEEL BC25171

Ledenblad van KONINKLIJKE IMKERSGILDE NEERBRABANT Verschijnt 5x per jaar: feb. - april - juni - sept. - nov. Afgiftekantoor 1840 Londerzeel Erkenningsnr. P509236 Afzender: Jozef Beuckelaers, Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel tel. 0479/51 46 04 e-mail: m.debont@telenet.be 11e jaargang, nummer 3, juni 2011 NOTEDOP van de zelf georganiseerde activiteiten : * 11/09 : Bijenfietstocht van de Opwijkse honingbie. * Najaar : heel waarschijnlijk start van een nieuwe korfvlechtcursus. * Najaar : honingkeuring. Woordje van de Voorzitter. Wie raakt er nog wijs uit, ? Verdwijnziekte, varroaplaag, grote en kleine wasmotten, vergrijzing van het imkersbestand, pogingen om betere bijen te selecteren, de vaststelling dat het milieu wel echt veranderd en dat er geen bloemen meer zijn! Allemaal aanwijzingen over hoe slecht het zou moeten gesteld zijn met de honingopbrengsten, maar niets is minder waar, er is naar het schijnt nog nooit zoveel honing geweest als in dit droge, kurkdroge voorjaar van 2011. Uitspraken als: ‘Ik moet minder bijen gaan houden, want ik heb te veel honing en raak hem niet kwijt!’ hoorde ik de voorbije dagen meer dan eens. Ik ben van mening dat de weersomstandigheden zeker hebben meegewerkt aan de flinke hoeveelheid gevulde honingpotten, maar er is nog iets waar de meesten onder ons geen aandacht aan besteden en dat is het volgende. We weten (of zouden moeten weten) dat de darren die paren met de jonge koninginnen ontzettend belangrijk zijn voor de kwaliteit van de nakomelingen. Het heeft dus veel meer effect op onze stand om in een goed volk veel darren te laten geboren worden dan er een koningin uit te kweken! Als we nu vaststellen dat er een aantal van onze imkers larfjes komen ophalen tijdens de overlarfdagen en zo kwaliteitskoninginnen kweken die op hun beurt darren 1


voortbrengen met goede eigenschappen die dan op hun beurt door paring met andere koninginnen doorgegeven worden, is het maar normaal dat de omgeving er baat bij heeft en dat de kwaliteit van de bijenvolken er in het algemeen op vooruit gaat. Ook wie niet meedoet (en dat is een beetje spijtig daar de mens toch als sociaal wezen gecatalogeerd staat) zal dus een verbeteringseffect vaststellen. Tegen deze achtergrond is het normaal dat we meer honing in onze slinger en onze potten krijgen, bovendien neemt de zachtaardigheid van de bijen ook toe! Het droge voorjaar heeft echter ook een keerzijde: er is dan wel een hoge honingopbrengst, de ingezaaide bloemenpercelen echter die in de zomer en het najaar het broodnodige stuifmeel moeten leveren blijven kurkdroog en de zaden kiemen niet. De regen die vanaf het begin van juni onze akkers van vocht voorzien heeft kwam meer dan op tijd, de pessimisten zouden zeggen ‘hij kwam te laat’. Een aantal van onze ‘afgestudeerde’ jonge imkers hebben zich al bijen aangeschaft en doen momenteel praktijkervaring op. Hun getuigschrift zullen ze ontvangen op 2 juli 2011 in het Administratief Centrum van Londerzeel. Onze belofte om de starters van een jong volkje te voorzien hebben we nog niet kunnen waarmaken, maar de opkweek van jonge koninginnen is nog volop bezig. Een nieuw fenomeen dat opduikt is dat van de ‘greenwashing’, bedrijven en financiële instellingen proberen zich een groen imago aan te meten en zijn er dan ook niet vies van om onze honingbij deel te laten uitmaken van hun commerciële visie. Het gebeurt zelfs op Europees niveau ! Momenteel loopt er een keuzemogelijkheid om een muntstuk van 2 euro met bijenmotief aan te duiden als jubileummunt die zal geslagen worden ter gelegenheid van 10 jaar euro. Als we met zijn allen het voorstel van de bijeneuro een duwtje in de rug kunnen geven krijgen we als imker binnenkort misschien een gepast muntstuk! Hoe dit duwtje kan gegeven worden vind je verder in dit Polleken terug! de voorzitter, Jef Beuckelaers. Programma van eigen en aanbevolen activiteiten 100- jarig bestaan Oude foto’s of materiaal (worden terugbezorgd !) dat her en der nog aanwezig is over de imkersgilde of het imkeren in het algemeen, mogelijks van een imker die al geruime tijd overleden is, kan dienen voor dit project. Geef een seintje aan Jef Beuckelaers – 0479/51.46.04 Waarschuwing! In het maandblad van juni is er ‘WEGENS OUDERDOM’ 500 kg witte suiker te koop. Als de ouderdom op de suiker slaat mag je deze beslist niet aankopen! Hoewel suiker voor menselijke consumptie in principe niet verouderd, ondergaat hij wel bepaalde verouderingsveranderingen. Het voor de bijen giftige HMF (Hydroxic Methyl Furfural) zou in suiker ontstaan bij veroudering of bij verhitting tijdens de opslag, zodat het niet aangewezen is om te oude suiker aan de bijen te voederen. 2


De Opwijkse Honingbie Fiets mee met de bijen Wanneer: 11 september 2011 om 14.00 uur Startplaats: Hof ten Hemelrijck Op onze fietstocht van ongeveer 10 km ontmoeten we de solitaire en de honingbijen. Kaarsen tonken, propolis en stuifmeelwinning zullen geen geheimen meer hebben. Aan een volgende halte wordt de honing geslingerd en mogen we volop proeven. We kunnen tevens het resultaat van de bestuiving bewonderen. Rond 17 uur eindigen we onze tocht. Op deze laatste stopplaats toosten we met mede en honinglimonade. Hier vindt ook de trekking van de tombola plaats. Jef Beuckelaers, de Piet Huysentruyt van de Vlaamse Imker, zal er voor ons darrenpoppen klaarmaken zodat de dapperen onder ons ze kunnen degusteren. Wij zorgen voor het weer, jullie voor de sfeer. EUROMUNT met bijenmotief ! De Europese Commissie organiseert een wedstrijd om het nieuwe muntstuk van 2 euro te kiezen ter herinnering aan het tienjarig bestaan van de euro. Alle burgers van de eurozone mogen tot 24 juni stemmen voor hun favoriete ontwerp. De munt met de winnende tekening zal miljoenen keren gereproduceerd worden en vanaf 1 januari 2012 in circulatie gebracht. Een deelnemer die voor het winnende muntstuk koos, zal uitgeloot worden en een reeks verzamelmunten van grote waarde ontvangen. Ga naar : http://www.eurocoin-competition.eu/nl/vote voor meer informatie en om voor het stuk met het bijtje te kiezen, natuurlijk! Ik heb de munt met het bijtje, in bijlage, toegevoegd. Gelieve massaal te stemmen. Er is geen betere reclame als dit voor de imkers. Zo zullen de bijtjes door duizenden handen gaan over heel Europa. Doen, het kost niets en het is belangrijk!

3


Engelenkroketjes Hebt ge het gezien en gelezen ? of misschien al uitgeprobeerd ? Waarover gaat het? In de receptenrubriek van ons meest recente maandblad krijgen we een sublieme bereiding die het proberen zeker waard is! Onze voorzitter breekt een lans voor het gebruik van insecteneiwit in de menselijke voeding. Over heel de wereld is dit de normaalste zaak, behalve in ons beschaafde Westen. Misschien verandert er hier wat? De Opwijkse Honingbie heeft plannen om de evolutie een handje toe te steken, hoe dit gaat gebeuren leggen ze zelf uit als het zover is! Eerste reacties van onze nieuwbakken imkers, aflevering 1 " De S.O.S.-bij zoekt ... boer ... ? " Durven een bijenvolkje adopteren ... gecoached door de vrijwillige inzet van de Imkersgilde en gastprekers op de bijencursus. Een avontuur waarbij we eerst meer leerden over de complexe leefwereld van de bijen, over het ambacht van het imkeren, over de overlevingsproblemen en over de biotoopvernieling van de bij. De toekomstige bijenredders zullen proberen om samen met fruittelers, landbouwers, natuurontwikkelaars, gemeenten en buren proberen het bijenbiotoop te veruimen en te verbeteren. De bewijzen dat de biodiversiteit wereldwijd acheruit gaat, doet ons beseffen dit fenomeen te moeten counteren. Het spreekt boekdelen dat tegenwoordig in de steden meer honing te oogsten valt dan in landbouwgebieden. Als nieuwe bijenliefhebber kunnen wij een nieuw bijenverhaal verkondigen. Verhalen die we misschien wel in de volgende Pollekes kunnen lezen. En geef toe: de terugblik en afronding van de cursus met een glaasje Mede en vlierbloesemwijn doet ons al dromen van de volgende cursus. groetjes, evy Wordt zeker vervolgd! Artikel uit ‘FRUITREVUE’, vakblad voor fruitkwekers, nr 4 - 2011. Bijen en bestuiving. Benny Larivière De meeste mensen de dag van vandaag weten niet zoveel af van het weer of de seizoenen. Dat het in de zomer warmer is dan in de winter en dat daarom in de zomer het groot verlof valt, dat nog wel. Maar ook deze wetmatigheid wankelt. Vlug een last minute naar de Dominicaanse republiek, en dan maakt het niet zoveel uit welke tijd van het jaar dat is. En de nieuwste airco-installaties zorgen zo wel voor verwarming als afkoeling zodat de temperatuur binnenshuis toch altijd dezelfde is. Meestal wordt enkel 4


onthouden wanneer het goed weer was tijdens een lang weekend. Waarmee er bedoeld wordt dat het niet regende. Want niet regenen, betekent niet altijd goed weer voor wie gewassen wil doen groeien. En zo komen we bij een ander soort mensen: zij wiens voortbestaan rechtstreeks afhankelijk is van de grillen van moeder natuur. Fruitkwekers en imkers maken beiden deel uit van deze tweede groep mensen. Begin december zetten de weergoden ons al eens op het verkeerde been door een volgens de normen van de laatste decennia ongemeen vroeg en hevig winteroffensief in te zetten. En nu hebben ze dit weer gedaan door heel vroeg al en zonder onderbreking de lente door ons land te jagen. Meestal zijn er al wel eens enkele goede dagen in maart, dan slabakt het een beetje om ergens in april opnieuw in gang te schieten. Niet zo dus dit jaar. De bloesems volgden mekaar in een schroeiend tempo op : de kersen stonden nauwelijks open of de peren waren er al, en voor de laatste perenbloesems verwelkt waren, had op vele plaatsen ook de appelbloesem al zijn beste tijd gehad. Misschien was dit alles een beetje het gevolg van de vroege strenge winter: de bomen hadden al vroeg een koudeperiode gehad en stonden als het ware te wachten op een beetje goed weer om aan hun groeiseizoen te beginnen. Maar het is ook een tendens: statistieken van de proeftuinen tonen aan dat de bloeiperiode van de fruitbomen de laatste dertig, veertig jaar gemiddeld toch al één à twee weken vervroegd is. En dit is waaraan we echt de opwarming van de aarde aanvoelen. Voor de leek is het onbegrijpelijk: de aarde warmt op, maar toch is het niet altijd goed weer in de zomer? En toch sneeuwt het nog in de winter ? Mensen die van de natuur afhangen beleven dat dus anders en beter. Op het eerste zicht zou je kunnen zeggen: fijn! Een langere zomer, dus een langer groeiseizoen. Maar dit fenomeen brengt ook problemen met zich mee. Voor onze bijen, bestuivers bij uitstek, bijvoorbeeld. Aan het feit dat de lente vervroegd kunnen ze zich nog vrij makkelijk aanpassen: alle stuifmeel- en nectarleveranciers beginnen ook wat vroeger aan hun groeiseizoen, de bijen volgen gewoon mee. Problematischer wordt het later op het seizoen. De bomen en bloemen die de bijen in de zomer en het najaar in leven moeten houden verwelken ook vroeger terwijl de temperaturen nog niet van die aard zijn om de bijen aan een winterslaap doen te beginnen. We mogen daarbij ook niet uit het oog verliezen dat de groeicyclus van een bijenvolk beinvloedt wordt door de lengte van de dagen. Ze moeten zich in de lente dus al ontwikkelen voor hun biologische klok zegt dat de tijd er rijp voor is, maar in het najaar zijn de dagen nog wel lang genoeg doch er is geen geschikt voedsel meer voorhanden. In de streek waar ik woon is normaal gezien begin juli al het vet van de soep en moeten in een slechte zomer de bijen al een handje geholpen worden om in leven te blijven. Dit is een van de redenen waarom ik in de zomer met mijn bijenvolken ben beginnen reizen naar natuurgebieden, de heide enz…Op groenbemesters die massaal gezaaid worden op stoppelland na het toedienen van een royale dosis drijfmest moeten imkers en hun bijen al niet teveel rekenen: meestal worden die doelbewust pas na half augustus gezaaid zodat het niet meer tot zaadvorming kan komen die voor overlast kan zorgen in een volgende teelt. En waardoor de weinige bloemen er pas in oktober zijn, veel te laat dus. De bedoeling ban de landbouwer is enkel erosie te voorkomen en in orde zijn met

5


allerhande reglementeringen. Voor de imker zou dit zaad al voor eind juli in de grond moeten zitten. Een gevolg hiervan is dat er in ons land heel veel bijenvolken verzwakt de winter ingaan, dikwijls het einde van de winter niet halen, of niet in staat zijn zich vroeg en explosief genoeg te ontwikkelen om in het voorjaar voor bestuiving ingezet te worden. En daar is de fruitkweker dus de klos van. Kan hier niets aan gedaan worden? Natuurlijk wel. Fruitkwekers hebben altijd gerekend op imkers die van buitenuit bijen kwamen plaatsen in hun boomgaarden. En die na de bloesem hun bijen weer meenamen naar ergens anders. Dit is echter het soort imker waarvan er steeds minder zijn, en de overlevenden worden elk jaar nog wat ouder. Zijn jonge mensen niet meer geïnteresseerd in bijen? Toch wel, dat wordt bewezen door het groot aantal deelnemers aan beginnerscursussen die door onze en omliggende imkersbonden ingericht worden. En meestal zijn dit toch wel vrij jonge mensen. Maar dikwijls hebben deze mensen te kampen met praktische problemen als het er op aankomt effectief van start te gaan: ze wonen in een centrum, waar bijen niet altijd welgekomen buren zijn. Of ze hebben kleine kinderen en zien het niet zitten om deze hun klein tuintje met enkele bijenkasten te moeten laten delen. En zo kunnen we tot een win-win situatie komen: de fruitkweker heeft bijen nodig, de imker plaats. Elke fruitkweker heeft wel een hoekje in zijn boomgaard waar niet meer efficiënt kan gewerkt worden, de rijen worden te kort, of het loont de moeite niet meer de gerooide bomen te herplanten. Wel, als hij die ruimte ter beschikking stelt aan een imker die er een bijenhalletje kan plaatsen, en de fruitkweker zorgt voor de aanplant van wat vroege wilgen langs een beekkant en het inzaaien van wat groenbemesters op de verloren hoekjes en dit gespreid over de zomer en de herfst, wel dan kan een imker er het jaar rond zijn bijen laten staan. De fruitkweker is zeker dat hij in het voorjaar niet op zoek moet naar bijenvolken die uiteindelijk even veel kosten als de inzaai van wat phacelia, bloemenweide of gele mosterd, en de imker is gelukkig met zijn bijen en zorgt bovendien door regelmatig langs te komen voor een vorm van sociale controle in de boomgaard. Wie durft er nu nog te beweren dat er geen verhalen met een happy end meer bestaan ? Artikel uit ‘FRUITREVUE’, vakblad voor fruitkwekers, nr 5 - 2011. Bijen en bestuiving. Benny Larivière Voor de telers van grootfruit zit de bestuivingsperiode er op, de kleinfruittelers hebben de frambozen en de bramen nog op het programma staan. Doorgaans zijn er hier minder bestuivingsproblemen omdat het weer al wat beter is waardoor allerhande bestuivingsinsecten beter en meer vliegen. De dagen zijn ook langer, een langere vliegdag betekent meer bloembezoeken. En alles draait ook niet meer rond de honingbij. Zelf merk ik dat de enkele frambozenstruiken die ik in mijn tuin staan heb omzeggens niet door honingbijen bezocht worden, maar massaal door jonge hommels. Dit heeft wel niet zoveel te maken met de kwaliteit van de framboos als drachtplant, maar veeleer met het feit dat er slechts enkele struiken staan en dat honingbijen geneigd zijn te vliegen op bloemen die in groten getale aanwezig zijn. In een commerciële

6


aanplanting is het zeker zinvol bijen te plaatsen, zowel bij frambozen als bij bramen. Er moet hier gelet worden op de volgende punten: 1- Het voordeel van het warmere klimaat en de langere vliegdagen heeft ook een nadeel: dit is de periode waarin de honingbij gaat zwermen. Daar is niets abnormaals aan, het is een vermeerderingmethode die zij al miljoenen jaren hanteren, maar het heeft wel een invloed op het vlieggedrag. Bijenvolken in zwermstemming zijn immers niet meer productief: zij zullen bij goed weer nog wel uitvliegen voor het dagelijkse kostje en om wat van de zon te genieten, maar daar blijft het ook bij. De gedrevenheid waarmee ze in de kersen- en appelboomgaarden uitvlogen is er uit. Overleg dus als teler goed met uw bestuivingsimker opdat er enkel bijenvolken in volle ontwikkeling en zonder zwermneiging in uw aanplanting geplaatst worden, anders is het een beetje verloren moeite. 2- Frambozen en bramen kunnen heel wat nectar opleveren. Vooral indien er kleinere bestuivingskastjes geplaatst worden, moet de imker regelmatig de kastjes nakijken en wat er teveel aan honing inzit uithalen. Eenmaal de koningin geen plaats meer heeft om eitjes te leggen valt de activiteit binnen het bijenvolk meestal stil en dikwijls is het gevolg bijen in zwermstemming (probleem 1) Voor de leek lijkt het dikwijls vrij simpel: een imker plaatst zijn bijen bij een fruitkweker waar ze kost en inwoon genieten, beurt er nog wat ‘stageld’ voor, en kan bij sommige teelten bovendien nog genieten van een honingopbrengst die toch ook een commerciële waarde heeft. Van de kers ‘hoppen’ we even naar de appel en vervolgens naar het kleinfruit. In de praktijk is het echter minder eenvoudig. Wat de honingopbrengst betreft, daar hoeft de fruitkweker niet jaloers op te zijn, want hoe meer honing er vergaard werd, hoe meer bloembezoeken en bijgevolg bestuivingen de bijen gerealiseerd hebben. Concreet betekent dit dat hoe meer honing de imker vergaard heeft, des te groter later op het seizoen de commerciële meerwaarde voor de fruitkweker zal zijn. Het is bovendien niet genoeg om bijenvolken te bezitten en te verplaatsen. In de vroege lente is het soms een hele heksentoer om de volkeren te prikkelen om ze voldoende sterk aan de eerste bestuivingsopdracht te kunnen laten beginnen. Daar hebben we het in vorige nummers al over gehad. Nadien vergt het nog meer kennis en ervaring om de bijenvolken in goede vorm te houden en er voor te zorgen dat ze niet te sterk worden met zwermen als logisch gevolg. Er werden in vakliteratuur al meerdere theoretische modellen gepubliceerd over dit zwermfenomeen. Dikwijls gaan deze er van uit dat een zekere kritische hoeveelheid bijen niet mag overschreden worden. Klopt inderdaad, maar spijtig genoeg is deze kritische hoeveelheid geen mathematisch maar een variabel gegeven dat door verscheidene factoren beïnvloed wordt. Ten eerste is er de koningin: een volk met een jonge koningin van het voorgaande kalenderjaar vertoond doorgaans minder zwermneigingen dan een volk met een oudere koningin. Maar ook dit is een relatief begrip: een volk met een eenjarige koningin dat in het najaar nog tot laat in het seizoen ingezet werd in serres is eigenlijk een volk met een tweejarig exemplaar. Vermits de bijen er naar hun aanvoelen al een vliegseizoen opzitten hebben. Dus ook hier primeert het subjectieve aanvoelen het op de cijfers van 7


onze kalender. Maar doorslaggevend is echter de hoeveel feromonen die deze koningin produceert. Feromonen zijn hormonale geurstoffen die een koningin afscheidt en die het bijenvolk als het ware bijeenhouden. Naarmate de koningin ouder wordt daalt deze feromoonproductie en zal het zwermen ingezet worden. Naarmate ook dat het volk groter wordt zullen deze feromonen niet meer alle bijen binnen de kast bereiken met hetzelfde gevolg. Het aantal bijen binnen één kast als graadmeter nemen is dus te eenvoudig. Bijen hebben ook een lagere appreciatie voor een koningin met een lage feromoonproductie, zelfs als het een jong exemplaar betreft: voor hen is het een minderwaardig exemplaar dat dringend vervangen moet worden, opnieuw meestal met zwermen tot gevolg. Hoe dan ook, een volk met een koningin met een inferieure feromoonproductie zal zich ook minder sterk ontwikkelen, zal minder haaldriftig zijn en bijgevolg minder interessant voor zowel imker als fruitkweker. Ten tweede is er de behuizing: zoals al gezegd loopt het meestal faliekant af als het huis te klein wordt, dit omdat er ofwel teveel honing, teveel bijen, of beiden aanwezig zijn. De kast altijd maar vergroten is ook niet de ultieme oplossing, want dan worden we geconfronteerd met het probleem van de feromoonproductie: de kast wordt te groot opdat deze geursignalen alle bijen bereiken die in de kast aanwezig zijn. Kwestie is dus alles in evenwicht houden en dat is de regulerende taak van de imker. Laat ons beginnen met het makkelijkste deel: broedruimte voor de koningin. Uit oude imkerspreken leerde ik dat een honingzolder moet vol zitten vooraleer hij mag verwijderd worden, maar deze uitspraken heb ik heel snel leren negeren en waarom? Stel dat bijen nectar binnenbrengen met een suikergehalte van 25% en die transformeren naar honing met een suikergehalte van meer dan 80%, dan betekent dit dat er 3 kilo nectar binnenkomt voor één kilo honing. Als de honingzolder een capaciteit heeft van 10 kilogram verloopt alles prima de eerste dagen. Maar éénmaal deze zolder meer dan de helft gevuld is met honing, waar moeten ze dan nog met de nectar naartoe? Juist, daar waar de koningin verondersteld wordt eitjes te leggen, met alle gevolgen vandien. Bovendien is het bewezen dat bijen waarvan de honing regelmatig verwijderd wordt productiever blijven. Het moeilijkere deel is het reguleren van de grootte van het bijenvolk, maar hiervoor bestaan ook heel veel zeer efficiënte methodes waarop we in volgend nummer zeker terugkomen. Tot dan Artikel uit ‘FRUITREVUE’, vakblad voor fruitkwekers, nr 6 - 2011. Bijen en bestuiving. Benny Larivière Zoals vorige maand beloofd komen we terug op het reguleren van de grootte van het bijenvolk. Om dit met succes te kunnen doen moeten we ons inleven in de wereld van de bij. Wij mensen hebben te dikwijls en te veel de neiging om alles vanuit ons perspectief en vanuit onze leefwereld te zien en dat maakt het er alleen maar moeilijker op. Fruittelers zullen doorgaans echter wel een gezonde dosis empathisch vermogen bezitten wat deze oefening veel makkelijker maakt. Zij zijn immers verplicht zich frequent te onderwerpen aan de wetten en grillen van de natuur, waar ze soms wel een corrigerend handje kunnen aan toesteken, maar waartegen ze fundamenteel niets kunnen beginnen. Of je moet je hele aanplanting onderbrengen in een serre waarin het 8


klimaat, bemesting, irrigatie enzovoort computergestuurd geregeld kunnen worden, een ideale toestand dus, maar economisch niet haalbaar behalve dan voor enkele primeurs. Maar de globalisering en de stijgende energieprijzen hebben dit sprookje inmiddels ook al doorprikt. Laat ons beginnen met het zwermfenomeen. Het gaat hier dus niet om de oude bok die tijdens zijn midlifecrisis wel een groen blaadje lust en dringend eens wil gaan verkassen. Liefst op een zonnige namiddag natuurlijk. En wat volk meeneemt om ginder het huishouden helpen te doen. Nee, want het is immers een koningin die zwermt, en geen koning. Van het vrouwelijke geslacht dus, en daarvoor geldt dit spreekwoord nog niet. Of zijn bij bijenvolken de vrouwelijke schepsels misschien al miljoenen jaren lang meer geÍmancipeerd dan bij ons mensen? Nee, deze vlieger gaat ook niet op, want in tegenstelling tot wat vrij algemeen gedacht wordt is het niet de koningin die beslist om te gaan zwermen. Integendeel, zij dit hoog en droog in haar kast, wordt omringd met de beste zorgen en hoeft als tegenprestatie enkel haar dagelijkse portie eitjes te leggen. Waarom dan zijn leven en toekomst riskeren in een zwerm waarvan er tenslotte niet zo heel veel exemplaren de volgende zomer halen? De stimulans om te gaan zwermen komt echter vanuit het bijenvolk zelf en heeft alles te maken met de feromoonproductie van de koningin waarover we het vorige maand hadden. Vanaf de eerste beschrijvingen over het functioneren van een bijenvolk uit de oudheid tot nog niet zo lang geleden toen een meer wetenschappelijke benadering de bovenhand haalde werden bijen misbruikt als ideaalbeeld voor ons toenmalig sociaal model: een sterk centraal gezag en daaronder iedereen die blindelings de orders uitvoerde en de hem opgelegde taken volbracht, tot zelfs als een goede soldaat met de glimlach sterven voor het vaderland. Een bij die geprikt heeft om zijn kast te beschermen heeft immers niet meer lang te leven. Zelfmoordpiloten dus, zoals in Japan tijdens de tweede wereldoorlog. Maar dit beeld dat eeuwenlang gekoesterd werd is ietwat vertekend. Zoals in alle samenlevingen zitten er in een bijenkast ook dissidenten. De verkenners zijn hiervan het beste voorbeeld. Zij vliegen daar waar de anderen niet komen, zodat als er een drachtgebied of –plant uitgeput raakt er een ander aangeboord kan worden. Zo gaat het er ook binnen de kast aan toe: de meeste bijen lopen mooi in de rij en zorgen voor de ontwikkeling van het volk, terwijl er enkelingen zijn die wel iets anders willen en beginnen met het aanzetten van koninginnedoppen. Eerst speeldopjes, wat groter dan een normale cel, later echte exemplaren waarin nieuwe koninginnen opgekweekt worden. Want naarmate het volk groter en groter wordt, naarmate de kast te krap wordt waardoor de eileg stopt en er en hele schare werkloze jonge bijen geen nieuwe larfjes meer hebben om te voeden groeit het leger der dissidenten. En de drang om zijn heil elders te gaan zoeken. Soms weigert de koningin echter om toe te geven aan de zwermdrift en bijt ze de aangezette koninginnedoppen stuk zodat de nieuwe koninginnen als het ware in hun wieg vermoord worden. Maar er zullen steeds meer nieuwe doppen blijven komen en uiteindelijk zal het vechten tegen de bierkaai zijn. Een onomkeerbare tendens dus. Soms blijft de koningin ook aan de leg, en een leggende koningin is te zwaar om mee te vliegen. Dan gaan de dissidente bijen de koningin door de kast hen en weer jagen tot ze door de stress toch stopt met eitjes leggen en in conditie komt om de zwerm te vervoegen. 9


Hoe kunnen we hier nu ingrijpen? Een eerste beproefde methode werd door de Belg Renson ontwikkeld en is deze van de broedbeperking. Van in de lente wordt de koningin als het ware opgesloten in een beperkte ruimte zodat het volk nooit explosief kan groeien. Er blijft een evenwicht tussen de vliegbijen, de jonge, broedverzorgende bijen en het beschikbare broed dat verzorgd moet worden. Zelf heb ik wel wat ervaring met deze methode en ze is vrij efficiënt. Maar ze biedt geen garanties. Bij extreme drachten zoals koolzaad bijvoorbeeld komt de zwermneiging er toch, met of zonder broedbeperking. Maar misschien juist iets later waardoor het volk wat langer productief bestuivingswerk kan doen. Wat mooi meegenomen is. Ten tweede is er het regelmatig afromen van jonge bijen en van gesloten broed om jonge bijenvolken op te kweken. Ideaal voor wie aan koninginnekweek doet, voor wie hier niet mee bezig is echter geen haalbare kaart. Je kan immers niet blijven bijenvolken bijkweken. Er zijn grenzen aan het beschikbare biotoop en aan de tijd die voor de verzorging van de volken kan uitgetrokken worden. Maar voor wie commercieel bijenvolken kweekt werkt het dus wel. Ten derde zijn er de diverse methodes waarbij een bijenvolk opgesplitst wordt eenmaal het in zwermstemming komt. Soms worden er effectief twee volken van gemaakt, soms worden de gecreëerde volken nadien opnieuw verenigd. Op de laatste manier lossen we de problematiek van de ongebreidelde volkenvermeerdering op, doch we creëren na de hervereniging opnieuw te sterke volken die opnieuw kunnen gaan zwermen zodat we de problematiek enkel verschoven hebben in de tijd. Een politieke oplossing dus en niet ideaal, maar soms wel voldoende om een bepaalde bestuivingsopdracht toch in optimale omstandigheden te kunnen volbrengen. Deze diverse methodes kregen poëtische benamingen zoals veger, vlieger, jager, aflegger, broedaflegger. Wat nu juist het verschil is kan niet in twee, drie regels uitgelegd worden zodat deze volgende maand aan bod zullen komen. Geniet ondertussen nog wat van het goede weer en hopelijk van wat zachte regendagen! Poëzie : O BLOMME door Guide Gezelle (uit Tijdkrans) O Blomme, die aan niets en hangt, Of niets bijkans, te blinken ; Hoe geren zie ‘k uw’ lieven tak Tot mij, als ware ‘t, zinken ! O Zoete, zoete blommen, laat Uit ieder van uw’ kelken Een dropken mij genieten en Dan moogt gij verwelken. O Blomme, zoete blomme, kort Is’t leven van ons beiden : Ge ‘n bloeit nog maar, ge ‘n blinkt nog maar, Ene ure, en… ‘t is al scheiden 10


Ronde Tafel over verdwijnproblematiek : Maatregelen voor de bijensector. Maandag 30 mei jl. vond op het kabinet van minister-president Kris Peeters een Ronde Tafel plaats i.v.m. de zogenaamde ‘verdwijnproblematiek’ in de bijensector. Aan de ronde tafel namen vertegenwoordigers deel van de Vlaamse imkersverenigingen, van de universiteiten, van onderzoek- en praktijkinstellingen en van de provincies. De bijensector in Vlaanderen staat, zoals elders in Europa en in de wereld, sterk onder druk door de uitzonderlijke bijensterfte van de afgelopen jaren. Hoewel er over de preciese oorzaken nog geen eenduidigheid is, wordt algemeen aangenomen date en samenspel van diverse factoren aan de basis ligt van het probleem. Wetenschappers in Vlaanderen noemen twee factoren die er bovenuit springen : enerzijds de besmetting met de varroa-mijt, een schadelijke parasiet, en anderzijds de verminderde aanwezigheid van geschikt voedsel voor de bijen, veelal door een verminderde biodiversiteit. Deze twee factoren hebben een zeer significante impact op de vitaliteit van bijenvolken. Wanneer die vitaliteit onder druk komt te staan, beginnen ook de andere factoren meer op de voorgrond te treden : - de invloed van ziekteveroorzakende virussen en eencelligen ; - het onzorgvuldig agrarisch en particulier gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen ; - niet optimale imkerpraktijken ; - allerhande pollutie. Op de Ronde Tafel werden de maatregelen overlopen die op dit moment zowel op Europees als Vlaams niveau worden genomen om de problematiek van de verhoogde bijensterfte beter in kaart te brengen en aan te pakken. Minister-president Kris Peeters maakte van de gelegenheid gebruik om de nieuwe gids ‘Drachtplanten van honing en stuifmeel’ voor te stellen. Deze gids werd opgemaakt door het Informatiecentrum voor de bijenteelt, met de steun van de Vlaamse overheid, en bevat tips en aanbevelingen voor het aanbrengen van bijenvriendelijke planten en bomen in het openbaar groen. Daarnaast kondigde minister-president Kris Peeters aan dat hij 75.000 euro uittrekt voor en demonstratieproject dat het mogelijk moet maken om bijenkoninginnen te kweken met betere genetische eigenschappen en met een hogere ziekteresistentie. In het verlengde van de inspanningen die de provincies en de Vlaamse overheid nu al nemen om het aanbod van geschikt voedsel voor het bijenbestand te verhogen, kondigde de minister-president tot slot een aantal extra maatregelen aan om vanuit zijn landbouwbevoegdheid de biodiversiteit in het agrarisch gebied te verhogen. Zo worden er vanaf 2012, 4 miljoen euro uitgetrokken voor het inzaaien van groenbedekkers. Met de vertegenwoordigers van de bijensector zal bekeken worden welke groenbedekkers het meest ‘bijvriendelijk’ zijn om in te zaaien. Bron : Landbouwleven 03/06/2011

11


Bijenweide

Het loont soms de moeite imkers van een zekere afstand te observeren. Het zijn doordouwers met veel inzet, mensen ook die kunnen rekenen, maar teveel rekenen kan ook falikant aflopen. Zo hoor je elk jaar imkers die eind januari al in hun kasten aan het rommelen zijn omdat er broodnodig suikerdeeg moet gevoerd worden om de bijen voor een zekere hongerdood te behoeden. Hebben die imkers al eens uitgerekend hoeveel kilo suiker ze hun bijen meer kunnen geven bij het inwinteren voor de prijs van één kilo deeg. En er bovendien in één slag zeker van zijn dat de kasten niet meer open moeten voor het werkelijk moet, zodat de bijen zich in weelde kunnen ontwikkelen zonder al die stress te moeten ondergaan. Want die stress wreekt zich vroeg of laat, misschien al bij de lenteoogst, misschien pas in het late najaar als de kast leegloopt.. Maar waar ik eigenlijk wil toe komen is iets wat niet in kilos te omvatten valt, maar wel ook in euro’s. Imkers klagen steen en been over het gebrek aan stuifmeelaanbod in de late zomer, vroege herfst. Inderdaad, de natuur heeft niet veel meer te bieden en de landbouwers zaaien doorgaans hun groenbedekkers te laat. En de imker moet het natuurlijk weer allemaal gratis hebben. Maar waarom zaaien boeren deze groenbedekkers steeds later? Om te vermijden dat deze groenbedekkers nog zaad zouden vormen, met als gevolg een verhoogde kostprijs voor de onkruidbestrijding het volgende jaar of jaren. Uit economische overwegingen dus. Waarom redeneert een imker ook eens niet economisch ? In plaats van alles gratis te willen biedt hij een landbouwer het zaad van zijn groenbedekker gratis aan op voorwaarde dat hij het tijdig zaait. De boer denkt, waarom niet ? Als hij het volgende jaar wat meer kosten heeft, tot daar toe, het zaad is nu toch gratis ! Voor de prijs van acht honingpotten (of vier kilo honing) kan een imker dan een volle hectare groenbedekker laten zaaien die dan toch vier tot acht bijenvolken van voldoende stuifmeel zullen voorzien om in de winter niet te ‘verdwijnen’ en het volgende seizoen optimaal te renderen. En hoevel potjes brengt zo’n kast die niet gestorven is niet op ? Reken maar uit, één ding is zeker: dat de gierigheid de wijsheid bedriegt !

Website: Je kan ons ook terugvinden op onze website : ‘http://www.imkersgildeneerbrabant.be’

12


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.