‘t polleken
België – Belgique P.B. – B.P. 1840 LONDERZEEL BC25171
Ledenblad van KONINKLIJKE IMKERSGILDE NEERBRABANT Verschijnt 5x per jaar: feb. - april - juni - sept. - nov. Afgiftekantoor 1840 Londerzeel Erkenningsnr. P509236 Afzender: Jozef Beuckelaers, Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel Tel. 0479/51 46 04 e-mail: m.debont@telenet.be 11e jaargang, nummer 4, september 2011 NOTEDOP van de zelf georganiseerde activiteiten : * 11/09 : Bijenfietstocht van de Opwijkse honingbie. * 24/09 : Kiekenpootworp in Londerzeel door Londerzeelse Bijenvrienden * 08-15-22-30 November : start van een nieuwe korfvlechtcursus. * 11/12 : feestvergadering te Steenhuffel. Woordje van de Voorzitter. Waar in de lente de honingoogst de spreekwoordelijke spuigaten uitliep - er was door sommigen al sprake om in de toekomst minder bijenvolken te gaan houden – was de zomer wel een domper op menig enthousiasme. Het was niet alleen de honingoogst die beneden alle peil bleef, ook in het dagelijkse leven van onze bijenvolken liep het niet altijd zoals het hoort. Koninginnen gingen uit de leg, de volkeren ontwikkelden zich gedurende de zomer ondermaats. Als gevolg moesten de koninginnenkwekers en de voortbrengers van Koninginnebrij heel wat moeite doen en al hun kennis en ervaring op tafel gooien om de beoogde doelen te realiseren – en dan nog! We zitten nu ook in een periode –september- dat ook voor de wespen het voedselaanbod niet meer overeenkomt met wat de wespenkolonie nodig heeft voor een goede broednestontwikkeling. Het gevolg is dat de koningin darreneitjes begint te leggen, de werksters kweken jonge koninginnen op, de samenhorigheidsferomonen 1
komen op een laag pitje te staan en het nest wordt een chaos. Het volk valt uiteen en de werksters gaan op rooftocht, met als gevolg een nauwer contact met de mens. Heb je ook opgemerkt dat de wespen dit jaar uitzonderlijk klein van gestalte waren? Zonder de bioloog te willen uithangen durf ik toch stellen dat dit het gevolg is van de weersomstandigheden de voorbijen lente en zomer, iets waar we als mens niet veel kunnen aan doen. Enkel ondergaan en observeren. Een ander beeld dat terugkomt bij mensen die een bijenhotelletje of insectenmuur hebben, zijn de vele doorboorde nestafdichtingen. Er zijn dus ontzettend veel predatoren die het gemunt hebben op het ontluikende leven in de nestholletjes van de solitaire bijen. Ook een gevolg van veranderende milieuomstandigheden of enkel het gevolg van het feit dat er minder solitaire bijen zijn die beroofd kunnen worden? Wie zal het zeggen? Ander punt nu. Uw bestuur dat er een punt van maakt om jaarlijks een goed imkerprogramma op te stellen en uit te werken heeft in het vooruitzicht van ons 100 jarig bestaan volgend jaar als gilde, een oud imkersambacht van onder het stof gehaald en een heuse bijenkorfvlechtsessie op poten gezet waarvan het programma verder in het polleken te lezen is. Voor wie interesse heeft om dit oude handwerk aan te leren, wees vlug om in te schrijven want er wordt afgesloten na 25 binnengekomen kandidaturen. Mocht er veel meer interesse zijn, dan zitten we met een luxeprobleem waarvoor we wel een oplossing zullen vinden. Zij het niet meer in 2011 waarschijnlijk. Voor de jaarlijkse statutaire feestvergadering steken we op 11 december 2011 onze voeten onder tafel in Steenhuffel, noteer deze namiddag alvast in uw agenda. Wie het reilen en zeilen in onze imkersgilde wat van nabij volgt, weet ook dat onze werkgroepen activiteiten organiseren die aanspreken. Begin deze maand, op zondag 11 september, organiseert: ‘De Opwijkse Honingbie’ een fietstocht waarop alle imkers zeker welkom zijn. Deze fietstocht is tevens een ‘verkenningsronde’ voor de opzet van een heuse bijenroute doorheen het gehele bijenlandschap van Neerbrabant. En eind deze maand, op zaterdag 24 september, zijn ‘De bijenvrienden van Londerzeel’ uitgenodigd om rond 18u vanuit het gemeentehuis mee te werken aan de gouden Kiekenpootworp. Op 2 juli jongstleden werden de getuigschriften uitgereikt aan de geslaagde laureaten van onze basiscursus imkeren. Gezien er en vrij groot aantal verontschuldigingen waren omwille van het aanstormende verlof zullen we de niet uitgereikte documenten bij een volgende gelegenheid overhandigen, wat denk je van de komende feestvergadering? 20 juli was ik uitgenodigd door de firma Bayer in het Stanhope hotel in Brussel om er en gespreksavond bij te wonen, door Bayer georganiseerd, die handelde over de gezondheidsproblematiek bij onze bijen. Ook Toyota, dat op het eerste zicht toch niets met bijen te maken heeft, contacteerde ons eerlangs om mee te werken aan bijvriendelijke activiteiten. Het is een tendens dat grote bedrijven dergelijke activiteiten opzetten om hun imago wat te ‘vergroenen’, ‘greenwashing’ heet dat bij de marketers – bij hun moet het natuurlijk in het Engels zijn. Een laatste woordje over de bijen. Ik hoop dat alles ingewinterd is en de voorzieningen getroffen om enkele weken na de eerste vorst – als de koninginnen gestopt zijn met leggen en het laatste broed uitgelopen is – nog een laatste degelijke varroabehandeling toe te passen! 2
De voorzitter, Jef Beuckelaers. Programma van eigen en aanbevolen activiteiten
De Opwijkse Honingbie Fiets mee met de bijen Wanneer: 11 september 2011 om 14.00 uur Startplaats: Hof ten Hemelrijck Op onze fietstocht van ongeveer 10 km ontmoeten we de solitaire en de honingbijen. Kaarsen tonken, propolis en stuifmeelwinning zullen geen geheimen meer hebben. Aan een volgende halte wordt de honing geslingerd en mogen we volop proeven. We kunnen tevens het resultaat van de bestuiving bewonderen. Rond 17 uur eindigen we onze tocht. Op deze laatste stopplaats toosten we met mede en honinglimonade. Hier vindt ook de trekking van de tombola plaats. Jef Beuckelaers, de Piet Huysentruyt van de Vlaamse Imker, zal er voor ons darrenpoppen klaarmaken zodat de dapperen onder ons ze kunnen degusteren. Wij zorgen voor het weer, jullie voor de sfeer. Leo Van Malderen
IMKERS MET KIEKENPOTEN De kiekenpoot Ja, je leest het goed, onder de hoofding ‘” cultuur “ iets over kiekenpoten en ook over imkers. In het goed Nederlands zou er op zijn minst kippenpoten moeten staan, maar aangezien het een artikel is dat handelt over “ de Orde van de Kiekenpoot “ is er geen vuiltje aan de lucht. De Orde van de Kiekenpoot is een van oorsprong studentenbeweging die evolueerde naar een karnaval vereniging, die folklore en volkscultuur in het vaandel draagt. De oorsprong van de kiekenpoten
3
Eind de 19e eeuw was Londerzeel gekend om zijn kippenkwekers en kippenslachters. Londerzeel ligt in de meest Noordwestelijke hoek van Vlaams-Brabant en grenst aan zowel Antwerpen als aan Oost-Vlaanderen. Vele familiebedrijven in Londerzeel leefden van de kippenkweek, vandaar de spotnamen “ kiekenpoeliers “ of “ kiekenplukkers “. De eerste duidt op de kwekers en slachters en de tweede op het werk “ plukken “, wat zoveel wil zeggen als de kip ontdoen van haar pluimen nadat ze geslacht is. De plukkers In heel wat gezinnen ging de huismoeder wat bijverdienen want het waren harde tijden om de kroostrijke gezinnen groot te brengen en zwartwerk bestond toen nog niet! Het plukkot was de plaats waar de plukkers in een kring gezeten, op een stoel of een bak met een stuk jutte zak op de schoot om zowel de kleren als de kip niet vuil te maken, van de poelier – slachter een nog warme, geslachte kip ontvingen en het plukken kon beginnen. De kleuters die met de moeders meekwamen haalden er ook allerlei kattenkwaad uit of ze speelden in een hoek op een hoopje pluimen met een afgesneden kiekenpoot. Als je bij een afgesneden poot aan het witte spiertje trekt dan bewegen de tenen! Iedere plukster deed eenmaal in de week een portie kippenbloed mee naar huis in een kom of een emmer om de hongerige mondjes mee te vullen. Recept van ( kiekenbloed ) kippenbloed Het kiekenbloed dat eertijds een welgekomen voedselaanbod was – we kunnen het ons nog moeilijk voorstellen – wordt vandaag sporadisch in een of andere volksherberg nog klaargemaakt. Echte nostalgie en traditie! Om het bloed van de kippen goed te bereiden moeten er enkele punten in acht genomen worden: Er wordt alleen het vaste deel van het verse bloed gebruikt en er moet vet spek en ajuin tussenzitten. Alles wordt in een pan gebakken terwijl het met een vork geprakt wordt. Traditie Ieder jaar in september bij de voorstelling van het feestprogramma van de Orde van de Kiekenpoot aan de gemeentelijke notabelen in aanwezigheid van de pers wordt er “ kiekenbloed “ gegeten met grof brood en doorgespoeld met een flinke pint plaatselijk gebrouwen bier. Sinds enkele jaren is het oude recept een beetje verfijnd en aangepast aan ons geëvolueerd smaakgevoel. Er zit nu ook honing en wijnazijn in samen met een geheim kruidenboeket. Van kiekenplukkers en kiekenfretters
4
De geslachte kippen werden dagelijks, half nacht, naar Brussel gereden in hondenkarren. Vandaar ook de spotnaam van “ Kiekenfretters “ voor de Brusselaars.
Het symbool Tot 1991 ging jaarlijks een carnavalstoet uit waarin de reus – een kiekenpoot van 4,75 meter hoog – mee optrok. Prins Karnaval droeg een scepter in de vorm van een kiekenpoot, ontworpen door de Londerzeelse kunstenaar Pol Van Esbroeck. Deze scepter werd in 1987 in brons gegoten en in een nis in de gevel van het gemeentehuis geplaatst.
Bronzen kiekenpoot in de gevel van het Londerzeelse gemeentehuis
De Kiekenpootworp – een traditie.
Ontwerpschets kostuum
Beroker 2 centimeter hoog
5
Jaarlijks met septemberkermis gaat de kiekenpootworp door. Dan worden er 2.500 kippenpoten vanuit het gemeentehuis over de hoofden van de toegestroomde mensenmassa geworpen. In deze verpakte poten zit er al dan niet een prijsticket. De hoofdprijs is een gouden hanger in de vorm van een kippenpoot, andere prijzen zijn braadkippen en waardebons. De Orde van de Kiekenpoot nodigt een jubilerende vereniging van de gemeente uit om de kippenpoten te helpen uitwerpen. In 2011 zal deze eer te beurt vallen aan “ De Bijenvrienden “ één van de werkgroepen van de Koninklijke Imkersgilde Neerbrabant, die hun 25 jarig bestaansjubileum vieren. Ter gelegenheid van de kiekenpootworp wordt de bronzen poot aan het gemeentehuis aangekleed met een gepast kostuum. Dit jaar wordt het een imker met kapruin, compleet met pluim en beroker. Feestprogramma op zaterdag 24 september 2011 14u30Samenkomst aan het Lode Meeusplein in Londerzeel door het College van Burgemeester en Schepenen, de Orde van de Kiekenpoot met hun reus, de Bijenvrienden en fanfare St. Cecilia. 15u00Vertrek van de feestelijke stoet – halte aan alle café’s. 18u00 Ben Rottiers, de trainer van F.C. De Kampioenen zal aanwezig zijn in Londerzeel ter gelegenheid van de Kiekenpootworp vooral om vanaf 18 uur een kampioenenshow ten beste te geven. Zo zal er onder andere door de allerkleinsten met een echte voetbal naar de goal in een grote bijenkorf kunnen gevoetbald worden. En misschien wint de kampioen ook wel een kip want daar draait het die dag wel rond.
18u30
Kinderanimatie op de pui van het gemeentehuis.
18u45 Onthulling van de bronzen kiekenpoot in een feestelijke outfit als imker. Aansluitend de gouden kiekenpootworp. 19u00 De winnaar van de gouden kiekenpoot wordt op het gemeentehuis ontvangen. Imkers met kiekenpoten Was het bij de aanvang wat onduidelijk, ondertussen weten we dat de imkers in Londerzeel wel degelijk met kiekenpoten uit de voeten kunnen! Gouden hangertje
Jef Beuckelaers 6
KORFVLECHTSESSIES Zoals eerder al werd aangekondigd, organiseert de Koninklijke Imkersgilde Neerbrabant, in haar streven om niet enkel de nieuwere kennis inzake de imkerij aan haar leden aan te leren maar neemt ze ook initiatieven om de oude technieken en handvaardigheden die met het bijen houden iets te maken hebben levendig te houden, een 4 daagse korfvlechtsessie. Het korfvlechten is een oud ambacht dat de vroegere imkers moesten beheersen om de woningen voor hun bijen te vervaardigen. Vandaag zit er heel wat nostalgie in het leren van deze handvaardigheid. Tijdens deze vierdaagse zal er niet enkel aan het nuttige van de korf aandacht besteedt worden maar zal ook het kunstige in de vlechttechniek belicht worden.
De 4 lessen gaan door in het bakhuis van het Hof ten Hemelrijk, Kloosterstraat 7 te 1745 Opwijk van 19u30 tot 21u30 met de volgende intenties: - op dinsdag 08 november 2011 - theoretische inleiding - keuze van de korfvorm - uitreiken van materiaal en gereedschap - opstarten van de eigen korf met een mastworp - op dinsdag 15 november 2011 - praktische vooruitgangtips en verder vlechten - maken van het vlieggat - op dinsdag 22 november 2011 - beoordelen en leren van mekaars werk - verder vlechten - kennis maken met andere materialen en siervoorwerpen - op woensdag 30 november 2011 - het afsluiten van de korf – vlechten - de spijlen en conserveren Deze korfvlechtsessies worden vakkundig begeleidt door de heer Staf Verlinden uit Hombeek, een doorwintert imker en een reuzenkei in het vlechtwerk. Het materiaal als stro en vlechtriet en het gereedschap: een inox vlechtnaald en een vlechthuls bezorgt Neerbrabant. Een kleine aardappelschiller of zakmes moet je zelf meebrengen. Een inschrijvingsbedrag van ₏ 27,00 dat zowel het lesgeld, het materiaal en gereedschap als een leerboekje omvat mag vanaf nu gestort worden op de rekening van 7
de Koninklijke Imkersgilde Neerbrabant, Heerbaan 8 te 1745 Opwijk met nummer BE39 7341 9512 6219. Meldt tezelfdertijd uw coÜrdinaten zoals telefoonnummer en of e-mailadres aan de secretaris t_de_pauw@hotmail.com Om een vlotte kennisdoorstroming en de praktische doenbaarheid tijdens de lessen te halen zullen we afsluiten met de eerste 25 inschrijvingen (we hanteren hierbij de datum van de bankregistratie!). Voor het opleidingsteam van Neerbrabant Jef Beuckelaers 0479/51 46 04 Kunst en de bijen in 2012 We deden hier al een oproep naar onze leden kunstenaars, zowel schilders, beeldhouwers als vaardige handwerkers om mee te doen aan de tentoonstelling over 100 jaar Imkersgilde in 2012. We weten dat er minstens een zevental creatievelingen, zowel vrouwen als mannen, op ÊÊn of andere manier bezig zijn met kunstwerkjes. Maar enkel de oudste heeft al gereageerd, niet enkel met de toezegging om mee te doen, maar ook met de belofte om extra werkjes met de bijen als onderwerp te maken. Waar blijven de anderen ? En waarom zou een postzegelverzameling met bijen als onderwerp ook niet kunnen tentoongesteld worden ? Of een gedicht ? En waar zitten onze natuurfotografen ? Met mooie natuurfoto’s, al dan niet met bijen of andere bestuivers centraal ? Of mocht iedereen nu eens een foto van zijn bijenhal binnensturen ? Geef een seintje aan Jef Beuckelaers – 0479/51.46.04
Eerste reacties van onze nieuwbakken imkers, aflevering 2 Over de bloemetjes en de bijtjes – introductiecursus imkeren Bloemetjes en bijtjes; meer is er blijkbaar niet nodig om een 40-tal geïnteresseerden bijeen te krijgen op een koude zondag op 7 november om 9u ’s ochtends. Het was de start van 10 weken durende basiscursus imkeren. De groep was zeer divers: jong en minder jong. Mannen, vrouwen, echte beginners zoals ikzelf die er zo goed als niks van kenden en ook meer ervaren imkers die nog wat wilden bijleren waren van de partij. De weken erna hebben we veel kennis over bijen opgebouwd. Les na les werden we ingewijd in de geheimen van de bijen en alles wat erbij komt kijken. De insteek van de cursus was eerder theoretisch; maar dit staat zeker niet synoniem voor saai. Het is allemaal kennis die als (beginnende) imker nuttig is. Of het nu gaat over plantenkennis, solitaire bijen, wetgeving, bijenproducten, honingproductie, bedrijfsmethode, een goede theoretische kennis is een basis om aan de praktijk te beginnen. Een 8
samenvatting of opsomming geven van wat we geleerd hebben is niet zomaar in 1-2-3 te doen (sorry SOS-Piet). De gedrevenheid van de lesgevers die we voorgeschoteld kregen was enorm. Stuk voor stuk mensen met een grote kennis van hun domein en met een groot hart om hun kennis te delen met de arme beginnelingen. Het applaus dat de lesgevers op het einde van de voormiddag kregen was meer dan een beleefdheidsapplausje. Er waren weinig afvallers en het was opvallend dat er vele parallellen zijn tussen imkers en hun hobby. Ondanks het vroege uur kwam quasi iedereen netjes binnengevlogen in de kast (het leslokaal in Peizegem) en iedereen ging op de ramen zitten (stoelen/banken). Les na les zat de bijenkast ook goed vol. Omdat het buiten vaak nogal koud was, kroop de tros dicht bijeen om het warm te houden. Ook werden we gelokt door zoetigheden: de nectar werd voor ons vervangen door lekkere koffiekoeken en koffie. Zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van de verschillende lessen hou ik toch een bijzondere herinnering aan de twee lessen ‘buitenshuis’: op 30 januari bij Norbert Heeremans – eindelijk eens kasten en materiaal van dichtbij bekijken. Buiten vroor het dat het kraakte maar binnen in de chalet in de Wilgentuin was het warm en gezellig. De andere les buitenshuis bij David Van Delm was ook speciaal. Voor mijzelf en zonder twijfel voor de andere beginners eens de kans om een bijenraam vol bijen voorzichtig vast te houden en te bestuderen. Op zondag 10 april was het dan de lang verwachte en gevreesde toets. Hiervoor waren wat minder bijen komen opdagen (of waren ze uit vliegen, gezien het mooie weer?). Uit de verzegelde enveloppe toverde Jef een dik pak met 33 aartsmoeilijke en minder moeilijke vragen. Het werd zweten, zwoegen gokken‌om de antwoorden correct in te vullen. Nu nog wat wachten en bibberen tot we weten of we gedelibereerd worden. Diploma of niet; bedankt aan iedereen voor de gezellige sfeer die zondagochtenden en bedankt aan iedereen die de cursus mogelijk maakte (lesgevers, de logistiek, de technische ondersteuning, ). Ikzelf ben alvast gestart met het houden van bijen. Dirk De Wolf Wordt zeker vervolgd!
De Waskoord Nee, we hebben het hier niet over het tuinobject dat moeder de vrouw op zonnige dagen gebruikt als alternatief voor de energieverslindende en ecologisch niet erg verantwoorde droogkast. Nee, we hebben het over totaal iets anders. Anderhalf jaar geleden heeft Gaston Van De Vloet ons in geuren en kleuren verteld hoe het mogelijk was de varroamijt te lijf te gaan met ĂŠĂŠn in was, honing en olie gedrenkte ĂŠĂŠn-meter lange katoenkoord van 6mm. De nieuwe gesel tegen de varroamijt was geboren. Maar zijn er onder onze leden die deze methode hebben toegepast ? En zijn er 9
die ons hun bevindingen kunnen doorgeven ? Zodat we op onze beurt al onze leden weer een heel klein beetje wijzer kunnen maken ! KOOLZAAD: het zwarte goud Een prachtig product De koolzaadplant heeft ons veel te bieden: uit de zaden wordt olie geperst die kan dienen als spijsolie, massageolie en brandstof voor dieselwagens en de perskoek is hoogwaardig veevoer. De koolzaadbloesems zijn in het voorjaar als vroege voedingsbron erg in trek bij het bijenvolkje. Om de teelt van deze schitterende plant een nieuw elan te geven, wil de vzw ZonneWinDT uit de Westhoek ervaring, kennis en expertise opbouwen, de promotie van koolzaadteelt en koolzaadproducten ter harte nemen en de projectpartners van gedegen advies en begeleiding voorzien. Maar daar blijft het niet bij: de uitbouw van een solide en blijvend netwerk rond dit duurzaam landbouwgewas is minstens even belangrijk. ZonneWinDT ziet het nog breder: sensibilisatie en educatieve projecten moeten de teelt en de ecologische meerwaarde van de koolzaadproducten bij een groter publiek en, via de scholen, bij de jonge generatie in de kijker zetten. Diverse partners ZonneWinDT verbindt in dit LEADERproject partners die op uiteenlopende terreinen actief zijn. Uiteraard begint alles bij de ondersteuning van de landbouwers die het koolzaad telen. Voor de afzet worden afspraken gemaakt met koolzaadrijders die hun dieselwagen laten ombouwen om op koolzaad te rijden en de perskoeken vinden hun weg naar landbouwers die hun veevoer zelf mengen. Ook de opstart van een lokale afzetmarkt is een belangrijk onderdeel. Voor de ombouw van de dieselwagens werkt ZonneWinDT samen met een aantal garagisten en technische scholen, die zich de vereiste kennis eigen maken. De bijenkasten nabij het koolzaadveld verzekeren niet alleen de imkers van voorjaarshoning, ook de boer kan rekenen op 20 tot 30% meeropbrengst. Meer info op: www.koolzaadwesthoek.be of info@zonnewindt.be, Ijzerdijk 47 te 8600 Diksmuide, tel 0491/37.58.62 Bron : Landbouwleven
Bewerking : Benny Larivière
Artikel uit ‘FRUITREVUE’, vakblad voor fruitkwekers, nr 7 - 2011. Bijen en bestuiving. Benny Larivière Deze keer dus een introductie in het imkerslatijn. Wat zit er achter die ronkende namen waarmee de verscheidene vermeerderings- of zwermbeheersingspraktijken genoemd worden? We zetten er enkele op een rijtje. 10
Vooreerst is er de ‘jager’: een deel van de bijen samen met de koningin van een overbevolkte kas wordt verwijderd en naar een andere standplaats zo’n vijf kilometer verder overgebracht. Waarom deze afstand hoor ik jullie al vragen? Wel, algemeen wordt aangenomen dat bijen drie kilometer ver vliegen. Dit wordt niet alleen aangenomen, het werd ook proefondervindelijk vastgesteld. Omdat bijen zich oriënteren op hun standplaats zullen ze steeds naar deze terugkeren. Ze mogen dus op hun nieuwe standplaats tijdens hun vlucht geen enkel herkenningspunt tegenkomen dat ze zich van vroeger herinneren, anders keren ze terug naar hun oude stek. Om zeker te zijn zouden we ze dus minstens zes kilometer verder moeten plaatsen, zijnde een cirkel van drie kilometer rond de oude standplaats en een cirkel van drie kilometer rond de nieuwe die mekaar niet mogen overlappen. Persoonlijk vind ik deze afstand relatief. In de vroege lente vliegen de bijen nog niet zo ver, het is dan perfect mogelijk de kasten een paar kilometer verder te plaatsen zonder met terugkerende bijen te kampen te hebben. Als de bijen middenin een groot drachtgebied staan waar gedurende de ganse dag voldoende nectar en stuifmeel te halen is, een koolzaadveld bijvoorbeeld, zullen de bijen ook niet zo ver vliegen, zodat een kleinere afstand in acht kan worden genomen. Bij boomgaarden ligt het wel al iets delicater: vermits appelbloesem bijvoorbeeld geen of onvoldoende nectar afgeeft ’s morgens, zullen de bijen deze nectar op dat tijdstip van de dag verderop gaan zoeken, op wilgen bijvoorbeeld. En zo vliegen ze misschien al wel enkele kilometer ver zonder dat we er erg in hebben. Dat onze bijen een goed geheugen hebben kan ik beamen, als bewijs de volgende anekdote: enkele jaren gelden bracht ik bijen naar de heide, zoals elk jaar begin augustus. Deze kasten stonden her en der verspreid in de omliggende gemeenten en om tijd te winnen op de voorziene vertrekdatum had ik de betrokken kasten gedurende de voorgaande weken al bij mij thuis verzameld. Omdat de bijenhal achter in de tuin ligt en het toch maar zeer tijdelijk was had ik de bijen vooraan in de tuin op het grasperk geplaatst. Het was immers toch maar tijdelijk en het vergemakkelijkte de taak om ze ’s morgens op te laden. Vijf weken later echter, toen de bijen van de heide terugkwamen, plaatste ik ze effectief in de bijenhal achter in de tuin om te overwinteren. Groot was mijn verbazing toen ik de volgende dag merkte dat het rond mijn huis wemelde van de bijen. Deze waren uitgevlogen in de bijenhal, hadden de omgeving herkend, zelfs na vijf weken, en probeerden hun kast terug te vinden op het grasperk waar ze vijf weken voordien gestaan hadden. Sindsdien ben ik ook wat sceptisch geworden als ik hoor beweren dat bijen na drie dagen in een gesloten kast ‘gedesoriënteerd’ zijn en dus enkele meters verplaatst kunnen worden. Dit lukt niet, neem dat maar van mij aan. De enige werkbare methode zou zijn de kast elke dag een tiental centimeter op te schuiven, niet erg praktisch, ten eerste omwille van het werk, ten tweede omdat er dan ook geen enkele andere kast vlakbij mag staan, anders zullen de bijen zich misschien van kast vergissen en bij de buren proberen binnen te dringen. Wat tot heuse bijenveldslagen kan leiden. Terug naar onze kunstzwermen: na de ’jager’ komt de ‘vlieger’. De vlieger wordt samengesteld door de koningin in een lege kast te plaatsen op dezelfde plaats waar ze initieel met haar overmatig ontwikkeld volk stond. De originele kast wordt enkele tientallen meter verder geplaatst, volgens het hierboven uitgelegde principe van de oriëntering keren de vliegbijen met het stuifmeel en de nectar terug naar de originele standplaats en vormen met de koningin een nieuw volk dat helemaal vanaf nul moet 11
herbeginnen wat het aanzetten van broed betreft. Deze methode benadert de natuurlijke vorm van zwermen, met het verschil dat hier de koningin met haar zwerm ter plaatse blijft en de rest verhuist. De originele kast met het broednest en de bijen die nog niet uitvliegen omdat ze een broedverzorgende functie hebben, of een andere binnendienst, wordt naar een andere stand verplaatst. Er kan een nieuwe koningin ingebracht worden, of men kan de bijen redcellen laten optrekken en zelf een nieuwe koningin laten kweken. Vervolgens is er de’ broedaflegger’: een raam met eitjes en jonge larfjes wordt in een andere kast gehangen, samen met enkele lege ramen en ramen met honing. Daarbij wordt een deel van de liefst jonge bijen uit de kast gevoegd. Het geheel wordt verplaatst, de bijen zullen een nieuwe koningin opkweken en met een minimumverlies aan productiviteit in de originele kast zal er een nieuw volk ontstaan. Deze methode wordt vooral gebruikt als men snel wil uitbreiden. De ‘veger’ dan: hier wordt de oude koningin met een broedraam en een aantal bijen van alle leeftijden in een nieuw kastje geplaatst. Men kan kiezen, laat men dit kastje enkele dagen op dezelfde stand staan zullen enkel de jonge bijen met de koningin overblijven, verplaatst men dit kastje echter direct naar een andere stand dan krijgt men een minivolk, dat echter functioneert als een groot. Dit type volk is ideaal om aan bestuivingswerk te doen in serres waar kleine kastjes vereist zijn. Ze zijn immers onmiddellijk productief. Het originele volk zal dan een nieuwe koningin krijgen. Waarna men opnieuw kan beginnen. Nu hebben we het al zoveel gehad over door menselijk ingrijpen gestuurde kunstzwermen dat we de echte zwermen uit het oog verloren zijn. Hier moeten we een onderscheid maken tussen de ‘voorzwerm’ en de ‘nazwermen’. De voorzwerm is de eerste en meestal de grootste zwerm die uit de kast vertrekt met de originele koningin. De nazwermen zijn uitgelopen onbevruchte koninginnen die later volgen. Iets meer details hierover volgende maand.
Artikel uit ‘FRUITREVUE’, vakblad voor fruitkwekers, nr 8 - 2011. Bijen en bestuiving. Benny Larivière
Nog een woordje dus over de natuurzwermen. Een fundamenteel onderscheid is dit tussen de voorzwerm en eventuele nazwermen. Wat bedoelt men hiermee? Een volk dat wil gaan zwermen begint met het opkweken van nieuwe koninginnen. Koninginnen in het meervoud inderdaad, want in de natuur wordt alles altijd in overvloed geproduceerd opdat er toch iets zou overleven. Kijk maar naar de fruitbloesem. Mocht elke bloempje een appel worden, dan vrees ik dat ten eerste de takken het zouden kunnen begeven en ten tweede dat de kwaliteits- en kalibratienormen serieus naar beneden toe zouden moeten herzien worden. Hetzelfde in een bijenvolk. Net voordat de eerste jonge koningin geboren wordt gaat de oude koningin aan de haal met een groot gedeelte van haar volk, in vele gevallen kan men meer dan de helft van zijn bijen op die manier verliezen. Het betreft hier een bevruchte koningin die voordien al aan de leg was, dus 12
van zodra de zwerm een nieuwe nestgelegenheid gevonden heeft en wasramen uitgebouwd heeft, zal deze koningin onmiddellijk terug aan de leg gaan. In het volk dat achterbleef werden er echter meerdere jonge koninginnen opgekweekt, omdat de natuur niet gierig is en dus om zeker te zijn dat er toch eentje zou uitkomen. Hier komen we bij het ‘tuten’ en het ‘kwaken’. Ik ga hier niet teveel woorden aan verspillen, want dit is echt imkerslatijn, maar het komt er op neer dat de eerste koningin die uitloopt een geluid produceert om haar aanwezigheid kenbaar te maken, waarop de koninginnen die op het punt staan uit te lopen antwoorden. Maar omdat zij nog ingekapseld zitten in een wascocon klinkt dat geluid veel gedempter. De eerst uitgelopen koningin bemerkt zo dat er nog rivalen op komst zijn en in plaats van het tot een gevecht op leven en dood te laten komen, kiest ze eieren voor haar geld en gaat er op haar beurt met een deel van het overblijvende volk vandoor. Dit kan zo doorgaan tot het volk te klein geworden is om nog een levensvatbare zwerm te produceren, op dat moment zullen de jonge koninginnen het dus onder mekaar moeten uitvechten. Maar van al deze zwermen, nazwermen genoemd, is de koningin dus niet bevrucht. Dit zal later gebeuren, eenmaal het volk een nieuw onderkomen heeft gevonden. En het is dus ook niet zeker of deze zwerm op termijn zal overleven. Er kan immers van alles gebeuren: de koningin kan niet terugkomen van haar bruidsvlucht als gevolg van hongerige mezen die wel een lekker bijtje lusten, de koningin kan niet bevrucht raken wegens aanhoudend slecht weer en ga zo maar door. En zo komen we tot nog een staaltje van natuurlijk aanpassingsvermogen, zij het met een omweg. Zo’n nazwerm voert dus een onbevruchte koningin met zich mee, het duurt een week eer die geslachtsrijp is, in het beste geval is ze dus na twee weken aan de leg, en dan duurt het drie weken eer de eerste werksters uitlopen, die dan ook nog niet onmiddellijk aan bloembezoek doen. Minstens zes weken dus eer de jonggeboren werksters kunnen gaan fourageren, te rekenen vanaf de zwermdatum. En ons wordt verteld dat de werkbijen in de zomer maar maximum zes weken leven? Op het eerste zicht klopt er dus iets niet. Maar soms is ook niets zoals het lijkt. Het feit dat werksters in de zomer slechts zes weken leven heeft immers niets te maken met het seizoen, maar wel met het feit dat ze jonge bijen hebben moeten grootbrengen. In deze periode van het jaar, augustus, september worden er in een bijenvolk jonge werksters geboren die nooit broed zullen moeten verzorgen, omdat het broednest van het volk serieus begint in te krimpen, vanaf de eerste nachtvorst zal de eileg van de koningin helemaal stilvallen. Deze jonge bijen die nooit aan broedverzorging hebben gedaan, hebben nooit hun eiwitreserves moeten aanspreken en kunnen het wel zes maand uitzingen. Ze worden winterbijen genoemd, ze moeten immers van oktober tot maart overleven om het voortbestaan van de kolonie te verzekeren. Wel, bij zwermen werkt dit principe ook. De jonge bijen die met de zwerm meevliegen moeten de eerste weken geen broed verzorgen, en hun leven wordt op die manier met enkele weken verlengd. Lang genoeg om de fakkel te kunnen doorgeven. In tropische gebieden kennen bijen dit fenomeen niet, het is immers niet nodig want er is het hele jaar rond voedsel voorhanden en de koningin blijft doorgaans continu aan de leg. Naarmate bijen naar onze streken migreerden, dat is inmiddels toch al miljoenen jaren geleden, zorgde de natuurlijke evolutie en selectie er op deze manier voor dat 13
overwinteren mogelijk werd. In dit kader stelt er zich het probleem van de opwarming van de aarde. Sceptici zullen historisch wel kunnen aantonen dat fenomenen zoals opwarming en afkoeling met zelfs ijstijden tot gevolg, een rode draad vormen doorheen de geschiedenis. Maar bijna altijd liep die cyclus over heel lange periodes. De opwarming van de aarde gebeurt nu echter wel heel snel met het volgende gevolg: de koninginnen blijven langer aan de leg omdat de temperatuur dit tot laat in het najaar toelaat, terwijl de nectar- en vooral de stuifmeelbronnen vroeger uitgeput zijn omdat de bomen in de lente rapper aan de jaarlijkse groeicyclus beginnen. Gevolg: de bijen die het laatst geboren worden, zij die de winter moeten overleven, zijn dikwijls van inferieure kwaliteit omdat ze eigenlijk ondervoed zijn. Zij hebben te weinig stuifmeel gekregen, en dikwijls van een te lage kwaliteit, om voldoende eiwitreserves te kunnen aanleggen. Als gevolg zijn ze in de lente niet meer in staat hun taak als opvoedster van de volgende generatie naar behoren te vervullen en zien we het fenomeen dat bijenvolken dan wel overwinteren, maar dat de explosieve groei in de lente uitblijft. Integendeel, want ondervoede bijen kweken op hun beurt ondervoede bijen op, met als gevolg bijenvolken die wel heel gevoelig zijn aan allerhande virussen, ziektes en noem maar op. Als klap op de vuurpijl komt daar nog de varroabesmetting bovenop: de varroamijten parasiteren zowel larven als bijen en maken als het ware gaatjes in hun pantser. Een pantser dat hen moet beschermen tegen infecties. Tel één en twee samen en volgens mij wordt hier al een serieuze tip van de sluier opgelicht die hangt over de mysterieuze ‘verdwijnziekte’: bijenkasten die in de lente leeg of met dode bijen teruggevonden worden terwijl er voedsel genoeg voorhanden was. De bijen hebben echter niet lang genoeg geleefd om in de lente voor een nieuwe start te kunnen zorgen. Imkersmopje over bescheidenheid. Op de bijeenkomst van de Imkersgilde werd er over honing gepraat en hoe hem aan de klanten aan te prijzen. In de Langestraat woonden er 4 imkers die onder mekaar afspraken om geen oneerlijke concurrentie te gebruiken en de afgesproken prijs van € 5,00 voor een potje te vragen. Ieder zou met een bord aan de straatzijde zijn honingkwaliteit aanprijzen! Stef, de jongste van de vier, kwam thuis en begon direct met latten, nagels en planken een bord samen te stellen en te beschilderen dat hij ’s anderendaags in de voortuin plaatste waarop iedereen kon lezen: “ Hier de beste honing van het dorp “. Geert, stapte naar de schrijnwerker en liet een bord maken dat de dorpsschilder daarna in de verf zette met volgende tekst “ Hier de beste honing van de hele provincie! “. Jan, die wat hoger wilde mikken nam een publibureau onder de arm en nog geen maand later kon iedereen aan zijn voorgevel lezen dat “ Hier de beste honing van het land te verkrijgen was “. Lowie, de oudste en een beetje trager, schudde eens met zijn hoofd, trok de kelder in om het deksel van een lege schoenendoos en schreef erop met potlood “ Hier de beste honing uit de straat! “ en zette het op de vensterbank. 14
Natuurlijk Imkeren : het Bee Yourself – concept Ruben Joos ziet de wereld groen, dat is het minste wat we er van mogen zeggen. In een tijd waar sommige imkers gehuld in astronautenpak met de chemiebus in de hand naast hun kunststofkasten-met-hoge-densiteit staan, probeert hij het zo natuurlijk mogelijk te houden. Een verhaal over de allereerste zelfoogstimkerij ter wereld : Ruben Joos haalde de mosterd voor de zelfoogstimkerij bij de zelfoogstboerderij oftewel de CSA (Community Supported Agriculture). Het doel is om de imkerij duurzamer, bijvriendelijker en ecologischer te laten verlopen doordat de imker ondersteund wordt door een gemeenschap, net zoals bij een CSA-project. In een CSA komen de ‘klanten’ bij de boer voor een deel van de oogst. Het grootste verschilpunt is dat bij de zelfoogstimkerij de imker tot bij de mensen komt. Jij maakt ruimte vrij voor een bijenvolk in je tuin, Ruben Joos verhuurt de bijenkast, komt op tuinbezoek en geeft advies over een bij- (en mens)vriendelijke inrichting en een korte opleiding (geen imkercursus). Hij beheert de kast en oogst samen met de mensen de honing. Om de vergelijking af te maken zou het er op neerkomen date en landloze boer in jouw tuin een moestuin komt onderhouden in ruil voor een deel van de oogst. Voor wie geen bijen wil of kan houden, maar toch het initiatief willen steunen, voorziet Ruben Joos een soort van peterschap. Wie hieraan deelneemt blijft op de hoogte en krijgt medezeggingschap in de onderneming. De vier bijenkasten van Ruben zelf staan ope en braakland bij een boerderij in Lede, met veel sleedoorn, wilg en meidoorn in de onmiddelijke omgeving. ‘Dergelijke planten zijn belangrijk voor de bijen in de lente. In de zomer en het najaar woren de hoge kruiden en ruigteplanten zoals berebklauw en moerrasspirea belangrijk. Bestuiving is iets raars. In sommige steden is het aantal (solitaire) bijen groter dan op het platteland, omdat de voedselhoeveelheid er groter is.’ Aldus Ruben. ‘Veel startende imkers weten niet waar en hoe ze aan bijen kunnen geraken. E ris een grote vraag naar ondersteuning voor kleinschalige imkers. 90% van de imker is bij ons amateurimker. Ik wil hen ondersteuning bieden en ope en natuurlijke manier leren imkeren. Wanneer je 50 kasten ope en weide zet, ben je niet meer natuurlijk aan het imkeren. Het kan best zijn dat die streek dat aankan, maar wat de 2.500.000 honingbijen doen met de solitaire bijen in de buurt is niet altijd even duidelijk. Beter is dus die 50 kasten in de ganse omgeving te verspreiden. We moeten niet proberen met high-tech snufjes de wereld te verbeteren. Dat geldt zeker als het gaat over bijen houden. Die beestjes zijn een stuk ouder dan ons.’ Bij-eigen Joos begon fundamenteel alles in vraag te stellen en gaat hierin zeer ver. ‘Het begint bij de bouw van de bijenkast. Die van mij bevat bijvoorbeeld geen metaal, behalve in het koninginnerooster. In mijn concept moet de bijenkast slechts 8 à 10 maal per jaar open. De bijen worden dus weinig gestoord. Het totale werk dat ik aan een kast besteed – met 15
effectief mijn pak aan – is 1 à 1,5u, verspreid over die 8 à 10 keer. Er zijn twee oogstmomenten, één in het voorjaar en één in augustus. Ik gebruik geen gifstoffen en zelfs geen rook meer en ik geef geen was, geen stuifmeel en geen suiker aan mijn bijen. Al wat in de kast zit, is bij-eigen, door de bijen zelf geproduceerd dus. Suiker of honing ? Met zijn eigenzinnige methodes botst Ruben Joos wel eens op problemen. Zo vroeg hij zich af of er manieren zijn om honing aan de bijen terug te geven. Het antwoord van de imkers waarmee hij sprak, was vaak dat dit niet gezond is voor de bijen, omdat er in honing meer vulstof zit. ‘Het komt er op neer dat bijen bij honing meer stoelgang geven dan wanneer ze worden gevoed met suiker’. Omdat dit antwoord hem niet bevredigde (‘Wilde bijen leven toch ook van honing ?!’), sloeg Joos aan het experimenteren. En wat blijkt ? ‘Verzwakte bijen krijgen inderdaad last wanneer ze honing krijgen, maar door mijn werkwijze raakt het volk niet verzwakt. Van mijn vier kasten verloor ik er het voorbije seizoen één. In augustus was dit volk beginnen te zwermen. Het volk dat overbleef was te klein om in zo’n grote kast te overleven. Een echte sterfte kun je dit dus niet noemen’. Ondanks de vele vragen zijn de imkers op de lezingen van Joos doorgaans enthousiast. ‘Omdat ik een doelgroep aanspreek die zij niet bereiken. Voor veel mensen is een gebrek aan ‘natuurlijkheid’ een afknapper wanneer ze zich informeren over het imkeren of starten met een cursus. De vleugels afknijpen bij een koningin, haar een nummer opkleven, kunstmatige inseminatie en de verwijdering van het darrenbroed : vele mensen stellen zich het imkeren toch anders voor’. Een duurzame bijenkast Via zijn job bij Tintelijn (ecologisch schildersbedrijf uit Gent) raakte Ruben Joos vertrouwd met diverse aspecten van natuurlijk bouwen. Joos : ‘Zo kwam ik op het idee om een bijenkast te ontwerpen die de natuurlijke situatie sterk benadert. In gangbare kasten zijn de daken zwaar geïsoleerd en beschilderd met dikke lagen verf. Die kisten kunnen niet ademen. In het wild wonen bijen bijvoorbeeld in holle bomen. Ze zitten droog en e ris een zekere tocht, dus om het in bouwtechnische termen te zeggen is hun huisvesting ‘dampopen’. Dat wilde ik imiteren door een kast te bouwen die lijkt op de holle boom. Mijn ontwerp is een dampopen kast uit FSC verduurzaamd grenen hout dat ik door een schrijnwerker laat bouwen. Via het vlieggat wordt koude lucht binnengetrokken. Deze warmt in de korf sterk op, stijgt en wordt vochtig waardoor de kast bovenin verzadigd raakt met vocht. Voor mensen is een te vochtige woning niet gezond. Dat geld ook voor bijen. Uit de binnengebrachte nectar wordt dikwijls meer dan de helft vocht verdampt, daardoor zit je met veel vocht in de kast dat via de geïsoleerde maar dampopen dak kan ontsnappen’.
16
De zorgimkerij Ruben Joos iso p zoek naar manieren om ecologisch en duurzaam te imkeren, maar het kan nog verder gaan. Hij denkt eraan om zorgaspecten in het concept te integreren en er naar analogie met de zorgboerderij een zorgimkerij van te maken. Zo’n initiatief bestaat al in Nederland. En er zijn wel meer parallellen te trekken met de (biologische) landbouw, als het gaat over de prijszetting bijvoorbeeld. Joos : ‘Ik moet een derde meerkost aanrekenen bij de mensen omdat mijn opbrengst gemiddeld ook een derde lager ligt. Uiteindelijk zijn mijn inkomsten gelijk aan die van een gewone kast. Maar ik wil vooral het bijenproduct – hetzij honing, hetzij koninginnebrij of andere bijenproducten – afhankelijk maken van de vraag. Door het goede voorjaar en de zeer goede zomer van vorig jaar zaten sommige volken eind maart dit jaar al aan 20 kg honing. Ik zorg altijd dat er honing ove ris, zodat de bijen niet zonder komen te zitten. Waar andere imkers soms bij moeten voederen kunnen mijn bijen drie of vier weken met slecht weer in de zomer overleven. In goede zomers zitten imkers dan weer met een overschot aan honing waardoor de marktprijzen in mekaar stuiken en ze met zeer veel overschotten blijven zitten. Het gaat me dus niet alleen om duurzaamheid in de ecologische betekenis, maar ook om een economisch aspect : een duurzaam inkomen voor de imker’. Joos sluit af met en heuse metafoor : De boer met dikbilrundvee kweekt zijn vee voor het vlees en optimaliseert zijn bedrijfsvoering economisch. De bioboer doet het al veel beter, hij heeft meer aandacht voor het dierenwelzijn. Toch blijft ook daar de vleesproductie een belangrijk doel. Tenslotte heb je de Galloways die natuurgebieden begrazen. Als ze met teveel zijn of oud worden heb je de keuze om deze koeien ofwel van honger of van ouderdom te laten sterven, ofwel om hen te slachten en het vlees op de markt te brengen. Ik wil imkeren zoals in die laatste situatie. Het gaat me om de bij en de bestuiving, niet om de honing. Bron : Seizoenen – Velt
Bewerking : Benny Larivière
BOS- EN BIJENRANDEN ALS MOGELIJKE BEHEERSOVERENKOMSTEN De Vlaamse landmaatschappij (VLM) biedt aan landbouwers die aan natuurbeheer willen doen al tien jaar beheersoverenkomsten aan. In elke provincie werd dit gevierd. Een woordje uitleg over experimenten rond bosranden en bloemenmengsels voor bijen. Steeds meer boeren kiezen er voor om in te gaan op en beheersoverenkomst. Beweegredenen zijn divers : voor de vergoeding, omdat het past in het verhaal van verbredingsactiviteiten, uit liefde voor de natuur… Tien jaar natat de eerste beheersoverenkomsten gesloten werden blijft de VLM zoekn naar nieuwe mogelijkheden. 1.461 km randen Beheersovereenkomsten zijn overeenkomsten op vrijwillige basis tussen de VLM en de landbouwer. Ze duren vijf jaar en kunnen daarna verlengd worden. Europa en Vlaanderen zijn de financiers. Bij de start in 2001 waren er beheersoverenkomsten op 17
vijf vlakken mogelijk : perceelsranden, weidevogels, kleine landschapsoverenkomsten, weide en natuur. Daar kwamen later nog erosiebestrijding, botanisch beheer en akkervogelbeheer bij. Vlaanderen kent nu onder andere 1.461 km perceelsrandenbeheer en 698 ha grasbufferstroken tegen erosie. De bedrijfsplanners vormen het aanspreekpunt voor de boeren per regio. Zij overleggen met de landbouwer en kijken wat mogelijk is. Zij evalueren ook de aanvragen op het terrein. De VLM is daarnaast partner bij eco2 (agrobeheergroepen) en Solabio, dat biodiversiteit wil vergroten. Energierijke bloemen Brengen beheersoverenkomsten enkel de natuur iets op of zijn er ook directe bedrijfsmatige voordelen ? ‘Akkerranden kunnen natuurlijke plaagbestrijders ondersteunen’ aldus Femke Temmerman van Inagro dat samen met de VLM een tweejarig project opzette dat de praktijkkennis rond natuurlijke plaagbestrijders moet verzamelen en ontwikkelen. Deelnemende landbouwers moeten durven vertrouwen in het zelfregulerend vermogen van een natuurlijk ecosysteem om plagen onder contrôle te houden. Zo’n systeem is vrij complex en het succes hangt onder meer af van het aantal interacties tussen prooi en roofdier, de soortenrijkdom en de opbouw van de voedselketen. Monoculturen, gebrek aan habitats en het gebruik van bredwerkende pesticiden werken nadelig. Natuurlijke vijanden van schadelijke insecten vragen een gepast kader. Zij gedijen enkel in een geschikt leefgebied en met voldoende alternatief voedsel. Bloemrijke akkerranden kunnen dit aanbieden. Nectar en stuifmeel vormen een suiker- of eiwitbron voor energievoorziening en het aanmaken van eitjes. Ze zijn ook een voedselbron bij een laag prooiaanbod. Welke bloemen dan wel geschikt zijn hangt van heel wat factoren af. Tot hiertoe is er enkel wat Nederlands en Brits onderzoek, dus dit moet verder uitgediept worden. Er zijn echter knelpunten : de opbrengsten zonder subsidie wegen niet op tegen de kosten. Het extra aanbod aan natuurlijke vijanden laat toe minder bestrijdingsmiddelen te gebruiken, maar dit volstaat niet om het verlies aan ruimte en aanlegkosten te compenseren. Beheersoverenkomsten kunnen dit gat toerijden. Bovendien beantwoord dit systeem aan de groeiende maatschappelijke vraag naar duurzamere productie en meer biodiversiteit. Een groenere landbouw dus ! Akkervogelbeheer Het aantal boerenlandvogels blijkt in het Verenigd Koninkrijk tussen 1970 en 2007 gehalveerd te zijn. Grondbroeders krijgen het heel moeilijk om nog een plaatsje te vinden in de grootschalige landbouw. Akkerranden kunnen voor hen soelaas brengen. De klassieke perceelsranden zijn echter niet ideaal, wegens te monotoon, te dicht of te kaal. Beter zijn duo- of trioranden. Smalle naast elkaar gelegen wilde grasstroken die op ongelijke tijdstippen gemaaid worden, zodat er steeds voldoende dekking en voedsel voorhanden blijft. Tot hiertoe bestaat dit systeem enkel in bepaalde regio’s. Bovendien is het belangrijk dat er voldoende boeren samen in het systeem stappen om enig effect te verkrijgen. Voor de patrijs zou de balans althans al positief zijn, ook voor ander wild 18
zoals hazen, gele kwikstaarten en roodborsttapuit. Voor veldleeuwerikken is er nog geen resultaat te zien, wellicht is het nog te vroeg. In de praktijk Akkerranden brengen meestal zowiezo al minder op, dit is al een eerste motiverende factor. Sommige bedrijven doen ook aan thuisverkoop, voor het is het positieve imago dat ze opbouwen zo meegenomen. Bovendien zijn de randen niet echt verloren. Gemaaid gras kan nog als strooisel verkocht worden aan paardeliefhebbers bvb.. De meeste deelnemers aan het systeem staan erg positief tegenover de hoge graad van samenwerking tussen de bedrijfsplanners en de boeren. Het is niet zoiets dat van bovenaf opgelegd wordt en gecontroleerd. Er is permanent overleg en bijsturing mogelijk. Bijen beschermen In Beernem experimenteerd Inagro samen met de universiteit van Gent met het uitwerken van bijenvriendelijke perceelsranden. Ook bij een zestal West-Vlaamse landbouwers werden vier verschillende pollen- en nectarmengsels ingezaaid. België telt maar liefst zo’n 360 soorten solitaire bijen en hommels. Er zijn bloemenmengsels op de markt voor bijen, maar die bestaan deels uit exoten. Zeker alleenlevende bijen hebben vaak een voorkeur voor specifieke, inheemse planten. Op het proefveld te Bernem werden vier mengsels naast mekaar gezaaid. De mengsels bevatten heel wat bloemsoorten, zodat er gedurende het ganse seizoen voldoende nectar als pollen aanwezig zijn. Zowel eenjarige als meerjarige mengsels werden aangelegd. Op geregelde tijdstippen worden de aanwezige bijen geteld en gedetermineerd. Op het terrein worden ook een soort nestkastjes gebouwd, die als nestplaats voor solitaire bijen dienen. Maar volgens één van de onderzoekers overwintet het grootste deel van de bijensoorten ondergronds. Landbouwers bij wie een experiment met bijenranden liep, werden geadviseerd slechts eenmaal per jaar te maaien, dit na 15 september. Gefaseerd maaien kan de bloei in de nazomer eventueel verlengen. De brochure ‘boeren voor bijen’ van Inagro bevat praktische tips over hoe de landbouwer zijn bedrijf als geschikt leefgebied voor bijen kan maken. Mogelijk wordt het aanleggen van randen voor bijen ook een mogelijke beheerovereenkomst, zoals het al in Wallonië het geval is. Bosranden voor vlinders Dit is nog een experiment dat uitgevoerd wordt bij een lanbouwer die weiden heeft die gelegen zijn naast een bos. Dit omdat er in de bossen nog het meest natuurwaarde aanwezig is. Vooral de grenszone tussen bos en weiland is waardevol, met de aanwezigheid van bos, struiken en allerlei kruiden en grassen. Door de grote variatie in licht, temperatuur, windsnelheid, begroeiing en vochtigheid is het een ideale thuis voor vlinders, libellen en kevers. Bossen zelf zijn vaak te donker voor grote biodiversiteit, maar door gebruik te maken van de zone tussen bos en wei wil men de troeven van 19
beide gebieden combineren. In plaats van een scherpe grens te trekken tussen bos en weiland wil men een overgangszone creëren, bijvoorbeeld een duorand van kruidige grassoorten die afwisselend gemaaid worden. Voor een korte periode zou zelfs begrazing mogelijk zijn. De participerend landbouwer nuanceert echter in die zin dat hij als landbouwer in de eerste plaats voedsel moet produceren en geen vlinders kweken. Anderzijds heeft hij een studieverleden als bioloog en is hij geboeid door wat er zich allemaal in de bosrand schuilhoudt. Ook de vergoeding speelt uiteraard mee. De schaduwzone langsheen bossen is zowiezo niet de meest productieve zone van een weiland. Het is ook niet de bedoeling eilandjes van natuur in het leven te roepen, maar wel van verbindingen te leggen. En dat kan door het systeem van de akkerrandbeheersovereenkomsten. En wel op een manier die het de landbouwers toelaat werkzaam te blijven terwijl ze een waardige vergoeding krijgen voor eventueel opbrengstverlies. Bron : Landbouwleven
Bewerking : Benny Larivière
Oogst zelf solitaire bijen Alle initiatieven om solitaire bijen zijn welkom natuurlijk. Naast de ons bekende bijenhotelletjes uit stro, riet, balken met gaten erin etc.. heeft Leo Aerts uit Mortsel nu een bakstenen exemplaar ontwikkeld en gecommercialiseerd. Van buitenaf gezien lijkt het ope en baksteem met gaatjes erin, maar in feite bestaat deze ‘baksteen’ uit 12 laagjes gegolfde baksteen die op mekaar passen zodat er ronde gaatjes ontstaan. De achterkant wordt afgeplakt zodat de solitaire bijen de gaatjes kunnen vullen met eitjes. Waar verschilt dit systeem van de ons reeds vertrouwde bijenhotels ? Wel, na het legseizoen worden de modules vertikaal in een waterbad geplaatst. Het metselslijk zakt en de cocons komen bovendrijven. Ze worden afgeschept, gedroogd en beschermd tegen rovers in een schuurtje, frigo of koele ruimte bewaard tot het volgende voorjaar. Of gewoon verkocht aan de professionele biosector waar er naar het schijnt vraag naar is.. Bron : Seizoenen / Velt
Bewerking : Benny Larivière
Website: Je kan ons ook terugvinden op onze website : ‘http://www.imkersgildeneerbrabant.be’
20