't Polleken van april 2018

Page 1

’t polleken

18de jaargang nr 2 april - mei 2018

P.B. - P.P.

BELGIĂ‹ (N) - BELGIGUE

Bestemmeling:

Ledenblad van de Koninklijke Imkersgilde Neerbrabant

verschijnt vijf maal per jaar: februari - april - juni - september - november V.U. J. Beuckelaers Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel

P509236 Afgiftekantoor: 1840 Londerzeel


COLOFOON Ledenblad nr. 2 jaargang 18 https://www.imkersgildeneerbrabant.be Info@imkersgildeneerbrabant.be

B

REKENINGNUMMER: IBAN BE55 9731 4593 7544 BIC ARSPBE22 HET BESTUUR: Voorzitter: Jef Beuckelaers H 0479/514 604 Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel B mex.b.j.snep @gmail.com Ledenadministratie: Ria De Donder H 0473/482 613 Eeckhout 39, 1840 Londerzeel B ria.dedonder@telenet.be Bestuursleden: Marc De Bont Tom De Pauw Alberic Mertens Rudi Moeyersons Gerd Van den Bergh

H 0477/233 302 H 0479/607 953 H 0476/265 301 H 0476/645 684 H 0475/242 447

Redactie: Jef Beuckelaers, Tom De Pauw Lay-out: Hugo Vits Opleiding: Jef Beuckelaers, Marc De Bont Bijenweide: Marc De Bont Webmeester: Marnik De Bont

UITNODIGING telkens ‘s zondags van 9 tot 12 u. in de Gemeentelijke Tuinbouwschool Molenbaan 54, 1785 Merchtem

20 april 16.30 u. Inhuldiging praktijkhal 22 april 9.00 u Nosema onderzoek 29 april 9.00 u Refractometer 6 & 13 mei: Overlarfdagen

WEEK VAN DE BIJ

VAN 27 MEI TOT 3 JUNI 2018 plantentuin van Meise Nieuwelaan 38 Meise, 1680 België

Copyright © 2017 Koninklijke Imkersgilde Neerbrabant, Alle rechten voorbehouden.


Woordje van de voorzitter

’t Is nog vroeg in het jaar wanneer ik dit woordje schrijf, sneeuw bedekt het hele landschap en uit de media hoor ik over ongevallen met stoffelijke schade maar ook over breuken van armen en benen door valpartijen. Was de winter eerst wat gekwakkel daarna hebben we een ferme brok ijskou en gure wind ontvangen. Dit hadden we, voor de bijen, beter in november gehad! Waar de zon zit wanneer we dit woordje lezen kan ik nu niet inschatten, maar in april zou het er al goed kunnen voor staan, hopelijk met volken die goed uit de winter gekomen zijn. Met winter bedoelt een imker niet het weer of de temperatuur maar de periode dat de bijen moeten stil zitten om lang te kunnen leven ! De tuiniers onder ons zijn al goed bezig met zaden in potjes te leggen om hun vroege groenten een vlotte start te geven. We vergeten zeker niet de Silphie zaden die we ontvangen hebben tijdens de nieuwjaarsreceptie te zaaien als toekomstige bloemenweide voor de bijen. Honingzolders met nieuwe waswafels - zelf gegoten bij Alberic - staan er op of worden eerstdaags geplaatst, zodat de bijen ze kunnen uitbouwen en volstoppen met nectar die zal honing worden! Ook het stuifmeel komt binnen waardoor de koninginnen aan de leg gaan en aan de leg blijven, terwijl de poetsbijen de laatste resten van de winterzit opruimen. We moeten nu al oog hebben voor wat we straks zullen doen. Onze nieuwe koninginnen telen waarin we begeleid worden door de activiteiten in de jaarplanning. Deze koninginnen mogen in een kunstzwerm, die we behandelen, laten zien hoe ze een volk laten groeien tot een productievolk voor volgend jaar. Denk er ook aan om een behandelplanning te maken voor heel het jaar voor alle volken van onze bijenstand. Er is in Amerika al enkele jaren een bestrijdingsproduct in omloop op basis van hop en dat goede vooruitzichten biedt. Dit product wordt in Europa mogelijks ook toegelaten en zal dan ook verkrijgbaar zijn. We zien wel! Hebben we in ons maandblad de rubriek “Maandpraatje“ al gelezen? Daar staat heel wat in en of je moet geloven en toepassen wat je daar kan lezen is een ander paar mouwen. Terwijl er op de ene plaats geijverd wordt om de imkers gepaste kennis en werkmanieren aan te leren is men op een andere plaats druk doende met het tegenovergestelde. Ik snap het niet! Als dat vrijheid van meningsuiting is kan ik volgen maar zet het dan toch niet in het maandblad. Ik hoop dat onze imkers met wijs verstand dergelijke teksten kritisch lezen maar wel weten dat er nog 7 van dergelijke pseudo evangelie teksten zullen komen gedurende het jaar ! In ons jaarprogramma zal je al wel gemerkt hebben dat er voor iedereen zeker wat te beleven valt en dat je tijdens de gilde-bijeenkomsten op de juiste locatie bent! We horen er bij in Neerbrabant!

’t Polleken

Uw voorzitter, Jef Beuckelaers

Blz.: 17


Guido Gezelle’s ‘metselbij’

Door T. De Pauw

Guido Gezelle werd geboren op 1 mei 1830 te Brugge en blies aldaar zijn laatste adem uit op 27 november 1899. Hij volgde les aan het klein-seminarie te Roeselare. Zijn laatste schoolgaande jaren, ter voorbereiding op het priesterschap, vonden plaats aan het groot-seminarie te Brugge. Het is daar dat hij zijn (nooit vervulde) droom, missionaris te Groot-Britannië worden, uitsprak. Na zijn studies werd hij leraar aan het klein-seminarie te Roeselare. Tot zijn grote blijdschap werd hij tevens twee jaren titularis van de poësisklas. Zijn vaak te hechte vriendschapsband met zijn leerlingen en zijn eigenzinnige manier van lesgeven, werden hem niet in dank afgenomen. Hij werd overgeplaatst naar Brugge waar hij co-rector werd van een Engels college. Zijn eerste dichtbundel, Vlaamsche Dichtoefeningen, verscheen in 1858. Eén van zijn bekendste werken, Het Schrijverke, komt daaruit. Het is een schoolvoorbeeld van hoe Gezelle zijn dichterlijke verwoordingen neerpende. In een romantische stijl, met oog voor natuur en God, dicht hij, niet over een auteur, maar over een waterkever. Met een bang hart parodieer ik hem, niet over een kever, maar over de metselbij. O ronkelende fonkelende vaak voorkomende metselbij, Zoals te zien op foto van ‘blauwe metselbij’ bij dit tekstje, Herken ik jou aan de fameuze buikschuier van op de eerste rij, Waarmee je broodnodig stuifmeel haalt naar jouw nestje. Je bent een regelmatig bezoeker van ons insectenhotel, Dood hout, holle stengels, … daarin huis je vaak het liefst van al, Je bekleedt het met modder, voor jou is dat geen spel, Bij twee soorten, gezicht aangepast aan deze renovatiekwaal. Ik heb het dan over de gehoornde en rosse metselbij, Bij beide twee hoorntjes te zien al op het aangezicht, Om cellen als woonplaats te maken zo vree zo vrij, Zo huizen de larven naast elkaar goddelijk afgedicht. Wat is het onderscheid tussen jullie beiden? Jullie lijken toch zo op elkaar! Waaraan kan ik jullie toch onderscheiden? Hé wacht es, ’t lijkt mij zo klaar! De rosse heeft enkel de kop zwart als pek, De gehoornde borststuk en kop, ’t is dus als je der op let niet zo moeilijk, Let dus bij deze metselbijen daarop! Maar komen ze dan samen voor in de natuur? Samen uit, samen thuis, samen uur na uur? Ze vliegen dan wel elk univoltien enkel in het voorjaar, Toch is de gehoornde er telkenmale iets vroeger bij, Zij vindt haar piek bij het ontluiken der perenbloesems, De rosse bij deze van de appelbloesems, ah zo, vandaar!

Blz.: 18

’t Polleken


Wijfje Gehoornde metselbij, Osmia cornuta op appelaar

Rosse metselbij Osmia bicornis op appelbloesem

In1865 werd Gezelle benoemd tot onderpastoor (kapelaan) van deSint-Walburgakerk te Brugge. In 1872 bezorgde de deken van Kortrijk hem een aanstelling als kapelaan in de O.L. Vrouwekerk, wat hij tot 1889 zou blijven. In deze periode richtte hij twee tijdschriften op. In het tweede, ‘de biekorf’, verscheen onderstaand gedicht die mij als imker na aan het hart ligt. HEETE POOTJES

Een schalkaard had een bie gevaân en hield ze bij heur vleren: ‘Komt hier! - hij zag een jongske staan! Komt hier mijn knappe kerel! Hier heb ik zulk een schoon fatsoen van beestje, ik wil ‘t u geven: past op maar van ‘t niet dood te doen, en laat het beestje leven. Kom aan; jen hand; doet toe, ‘t vliegt weg: doet toe, want ‘t gaat ontsnappen!’ ‘t Kind hield zijn handje toe: ‘Nie’ waar, hoe schoon dat is, hoe lieflijk!’ Ha! ‘t kindtje wierd te laat gewaar hoe schoon en hoe bedrieglijk. Hij liet het beestje los, en ‘t loeg de traantjes uit zijn oogskes, en zei ‘t: ‘Het beestje is schoon genoeg, maar ‘t heeft zulke heete pootjes.’ ’t Polleken

Blauwe metselbij Osmia caerulescens op speerdistel

Blz.: 19


Veranderingen... regels...

Tekst: Hugo Vits

Op het eerste zicht een rare, bijzonder aardige titel dat we eerder in een typisch vrouwenblad zouden verwachten. Maar neen, ook binnen onze gilden hebben we onze regels... Nu zie ik sommigen onder ons, met enige nostalgie terugdenken aan een bekend volksliedje waarin een kwezeltje tot in de voorlaatste strofe een dans afweert met de woorden “ik mag niet dansen, dansen is onze regel niet. Begyntjes of Kwezelkens dansen niet.” Deze regels moesten wel heel oud zijn - vermoedelijk kregen ze vorm in de 11de eeuw en ze gelden al lang niet meer omdat het laatste Begijtje ter wereld in 2013, in de stad Kortrijk is overleden.

Veel minder oud zijn de regels van onze gilde, deze werden van kracht in 1912... waarvan er enkele alweer zo’n 32 jaar geleden werden aangepast. Het is logisch dat elk lid van onze imkersgilde zich aan deze regels dient te houden, net zoals de begijntjes dit eertijds deden. Blijkbaar heeft echter bijna niemand enige kennis van deze regels. Daarom trachtte ik via de website van de Federale Overheidsdienst - Justitie onze statuten op te halen. Wat bleek... ze zijn (nog) niet gedigitaliseerd... te oud? ...of deed ik iets verkeerd? Je kan dit zelf ook wel eens proberen, de juiste toegang krijg je via de website http://www.ejustice.just.fgov.be/doc/rech_n.htm. Belangrijk is wel dat je moet weten wat voor een vereniging onze gilde wel degelijk is. Zijn we een feitelijke vereniging, een vereniging zonder winstoogmerk... of een beroepsvereniging waaronder steeds een aantalgilden ressorteren?

Blz.: 20

’t Polleken


Omdat het zoeken zonder resultaat bleef vroeg ik, zonder enige schroom aan het bestuur naar onze regelgeving. En het doet raar... heel raar om in een verouderde Nederlandse taal “de standregelen van onze bieënteeltberoepsvereeniging” te lezen. Dat deze oude statuten niet meer van deze tijd zijn wordt duidelijk als we daarin bijvoorbeeld te lezen krijgen dat vrouwen geen lid mogen zijn indien de vader, voogd of echtgenoot zich hiertegen verzet!!! Onze vrouwelijk imkers hebben dus uitzonderlijk veel geluk dat zowel hun vader als manlief zich niet hebben verzet toen ze zich bij onze gilde aansloten. Dit alles moet men echter projecteren in 1912 en als je weet dat het algemeen vrouwelijk stemrecht maar eerst in 1948 een feit werd dan begrijp je ook m’n groeiende overtuiging dat deze of beter gezegd ONZE STATUTEN (die nu nog steeds gelden) AAN HERNIEUWING TOE ZIJN. Mijn overtuiging werd versterkt toen ik de aanpassingen van deze statuten - die in 1986 gebeurden - had gelezen. Er werden amper vier artikels aangepast en deze correspondeerden tot m’n grote verbazing en ontgoocheling niet met de artikels van de oorspronkelijke standregels. Zo werd het artikel 11 dat aanvankelijk over het uitsluiten van leden handelt inhoudelijk vervangen door “de samenstelling van het bestuur”, dit terwijl de samenstelling van het bestuur in de originele standregelen voorkomt in een artikel (Art. 15) dat niet werd aangepast. Het leek me alsof er ergens een gedeelte ontbrak. Met stoute schoenen aan gaf ik, zonder te queruleren mijn bevindingen door aan ons aller Kin-bestuur. Na enige tijd kreeg ik bericht van de commerciële dienst van het staatsblad waarin gemeld werd dat er buiten de wijziging van 1986 er toch nog een was. Maar deze wijziging dateerde van 1998 en had enkel betrekking op de nieuwe benaming “Koninklijke Imkersvereniging Neerbrabant”. De belangrijkste voorwaarde om de titel “Koninklijke” te verwerven was dat de vereniging 50 jaar bestond. Toch hing het hiaat van de statuten als een heet hangijzer boven de bestuurhoofden, zeker nadat men er zich van bewust werd dat een algemene ledenvergadering in het begin van het jaar moet plaats vinden. Dit euvel heeft men nu wel zonder enig probleem weten recht te zetten... maar de statuten zelf ??? Uiteindelijk gaf men, niet met dank schoorvoetend toe dat in de loop der jaren toch het een en ander was scheef gegroeid... en dat onze statuten zeker moeten geactualiseerd worden. Een immense taak, omdat alles juridisch correct dient te zijn, heeft zich opgedrongen. Men heeft me gevraagd om langs deze weg een oproep te doen. Een oproep (zie blz 22) naar jullie engagement om aanpassingen tot het wijzigingen voor “vernieuwde statuten” voor te bereiden. Deze zullen verwerkt worden en na juridisch advies kenbaar gemaakt worden. Na goedkeuring op de volgende algemene vergadering kunnen ze dan via het Staatsblad van kracht worden. Hopelijk kunnen onze statuten dan vermoedelijk zonder enige aanpassingen weer een lange tijd verder. ’t Polleken

Blz.: 21


Gevraagd m/v voor nazicht, aanpassen en hernieuwen van de statuten

Profiel: lid van de KIN Tijdelijke opdracht: herwerken/vernieuwen van bestaande statuten Vermoedelijke duurtijd: vijf avonden Plaats: Den Hof, Malderen

Boeken

Over het ambachtelijk vak van Mede Maken en andere honingdranken

Jef Beuckelaers

ISBN: 978 909 903 039 25

Publicatiedatum: 10/12/2017 Uitgever: KIN Uitvoering: gelijmd Pagina’s: 75 blz. Prijs: € 15. Omschrijving: Mede is een honingwijn die in de verre oudheid gekend was als “een Godendrank” maar in de Middeleeuwen in de vergeethoek beland is. In de laatste jaren met een groeiende belangstelling voor gezonde voeding is de Mede opnieuw een actueel product geworden met een groeiend aantal liefhebbers. Mede is er zowel in een droge als in een zoetere variant, al naargelang van het vinificatie proces !

Blz.: 22

’t Polleken


Van Honing tot Mede door Gunther De Landtsheer

Welke jongen heeft er nooit van gedroomd om een echte “VIKING” te zijn… Deze winter kregen we de unieke kans om een stap dichter bij die droom te komen via de cursus ‘Mede Maken’, georganiseerd door de Imkersgilde Neerbrabant. Van november tot februari kregen we in de Tuinbouwschool over zes lessen gespreid de beginselen tot het brouwen van deze honingdrank in onze mond gelepeld (vaak letterlijk!). Niet alleen de Vikingen kenden trouwens de geneugten van deze drank; zelfs bij de oude Chinezen en Egyptenaren werd deze gouden drank al terug gevonden. Het moet alleszins toch wel een degelijk drankje zijn als je beseft dat die Noormannen vanuit Scandinavië naar hier roeiden om met hun bijlen en schilden onze streken te plunderen. Zonder vrees recht naar Walhalla! Mijn mede-verhaal begon al een jaar geleden, samen met mijn twee breed geschouderde strijdmakkers. Onder de bij momenten hilarische begeleiding van mijn imker-peter deden we een poging om mede te maken. Hij werd 6 maanden later goedgekeurd en gebotteld onder de naam ‘mede-maten’. Een brouw – en taalkundig hoogstandje, al zeg ik het zelf. De microbe had zich genesteld… Ik kon gewoon niet anders dan me inschrijven voor de cursus in het najaar van 2017! Als toemaatje kregen we het boek van Jef cadeau, een leidraad doorheen de cursus. Een bont allegaartje van zowel imkers als de gewone mens vertoonde zich, een mooie bende in een klein lokaal. De sfeer zat er al goed in nog voor het vinificatieproces begonnen was… De eerste les was logischerwijs een eerder theoretische ‘inleiding tot’ met Jef als de wijze ‘Merlijn De Tovenaar’. Na de aanschaf van wat brouwersmateriaal (alcoholmeter, densiteitsmeter, zuurmeter,…) stegen de verwachtingen voor de tweede les pijlsnel! Ineens moesten we thuis al voorbereidingen treffen… Na wat overleg met m’n vrouwtje (“ge gaat toch ni al onze honing in alcohol omzetten, ons kinderen eten het veel te graag”) begon ik met de nodige zenuwkes. 3kg heerlijke zomerhoning op oplossen in 4 l lauw water, en zien dat we dat veilig naar de Tuinbouwschool krijgen. Onze aangekochte spullen en een mooi erfstuk ( Dame Jeanne van bij m’n vader) gingen mee. Ter plaatse maakten we een giststarter en door het meten van het soortelijk gewicht werd er bepaald hoeveel water er nog bij het honingmengsel moest. Na twee minuten rijkelijk bijgieten van water riep Jef nog ostentatief: “Zie da ge opschrijft hoeveel water ge erbij kapt!!”. Lap. Da begint hier al goe! Bwaja, mijn buikgevoel zei me dat het goed zat. Via loog bepaalden we ook nog de zuurtegraad en werd er aangezuurd tot het .... ’t Polleken

Blz.: 23


….ja….iets…. kakiblauwappelzeegroen was. Langs alle kanten werd Merlijn geroepen om zijn mening te geven. Bij iedereen kwam Jef altijd eerst toe met zi’n ongenaakbare kort lachje en een blik van “Wa peinst ge er zelf van?”. Mijn imker-peter liet zich niet ongemoeid en voorzag tussen het koffie-slurpen door ons van bij wijlen onverstaanbaar commentaar, maar het bracht zowaar gemoedsrust met zich mee… Bij momenten dus wel wat druk en chaotisch met zo’n bende onzekere groentjes in een klein lokaal, maar iedereen ging vol verwachting naar huis met een 10-tal liter ‘mede-to-be’. Thuis ging de giststarter erbij (maandagavond) en dan werd het spannend….doet-ie-‘t-of-doet-ie-’t niet… Uit pure opwinding moest ik hem op m’n livingtafel hebben, goe warm bij het stoveke. En jaaaaaa, het begon te broebelen!! Via mail las ik dat verscheidene lotgenoten problemen hadden, er was onzekerheid troef onder de cursisten. Jef probeerde via mail zijn kalmte over te stralen op ons allen. De lessen daarna waren diegene waarvan je onder de indruk (lees invloed) van naar huis gaat. Verscheidene cursisten brachten al proefbrouwsels mee, het ene al wat beter als het andere. Maar geeneen hetzelfde. Ondertussen is het me ook al duidelijk; er zullen nooit twee identieke brouwsels zijn. Daarvoor is de gouden basis, onze honing, te heerlijk verscheiden. Geen twee seizoenen zijn hetzelfde. Het zal dus altijd een recept blijven voor telkenmale een spannende ontknoping; is het

Blz.: 24

’t Polleken


opnieuw mis – of gelukt? We leerden trouwens ook wat een Mede glas is en hoe je dat moet vasthouden volgens de etiquette, zodat we onze Godendrank niet uit een koehoorn moeten drinken zoals de Vikings dat deden. Ik heb de laatste lessen me volop geconcentreerd om niets te doen. Volgens de planning moesten we overhevelen, meten, bottelen,…. Het ging me een beetje te snel, ik gaf er de voorkeur aan om moeder natuur wat langer de tijd te geven om haar werk te doen. Anderen popelden van ongeduld en voerden op eigen houtje allerlei handelingen en probeersels uit. De normale brouwtermijn voor mede is ongeveer één jaar, wat langer als de drie maanden van de cursus. Vandaar mijn rustige aanpak. Deze cursus was bedoeld om te ervaren, te proberen en te riskeren. De cursus heeft zijn doel niet gemist…. Ondertussen word er zelfs al aan Jef gevraagd om in andere imkerverenigingen een voordracht te verzorgen over “Mede maken”. Je zal het maar medemaken op zijn leeftijd! Mijn Dame-Jeanne staat bij het schrijven van deze tekst nog altijd onaangeroerd in m’n waskot, omgeven met een wolk van hooggespannen verwachtingen. Diep in m’n hart hoop ik dat hij ‘hemels’ wordt en dat ik hem misschien wel kan schenken op de Eerste Communie van m’n oudste dochter….Toch echt wel iets om trots op te zijn dan, van je eigen bijen op ambachtelijke wijze honing verkrijgen en deze omzetten naar vloeibaar goud. Dank aan Jef en zijn team voor de raad en daad, en dank aan de bijen voor hun naarstige werk. We b(r)ouwen verder aan de toekomst van onze smaakpapillen!

’t Polleken

Blz.: 25


Zeg Hommel Zeg Hommel waar haal jij dat veelkleurig stuifmeel vandaan? Bieke ik ben niet zo kieskeurig als jij, Ik ga van bloem naar bloem die ik tegenkom, eender welke kleur of geur ze heeft. Maar Hommel wij zijn met veel te veel in één huis Dus gaan we op zoek naar heel veel bloesem tegelijk Daarom zijn onze pollen soms geel of rood of ook soms zwart! Ahja Bieke nu begrijp ik waarom jullie altijd op zoek zijn Naar de grote gele, blauwe of paarse velden Omdat er eigenlijk elders veel te weinig is voor jou volk… Maar geloof me wij hebben net als jullie te weinig van die heerlijke wilde bloemen, Maar dat is toch niet onze fout! Zij die zaaien en maaien hebben onze zo lekkere wilde planten teniet gedaan! Waarom Hommel…? Waarom Bieke…? Ik denk dat ze het zelf niet weten! Maar toch, jou imker is ervan overtuigd dat hij voor ons het tij kan doen keren Hommel hij zal er voor ons zijn, door zoveel mogelijk te zaaien en te planten waar hij kan, Geniet jij er dan ook maar van! Zoemmmmm… Brommmmm… Blz.: 26

’t Polleken


De plasticvreter(s)

Tekst: H. Vits Foto’s: K. Theeten, L. Verreydt en D. Ludwig

In 2016 ontdekte een team van de Kyoto University een staafvormige bacterie dat plastic eet. Deze bacterie werd benoemd als Ideonella sakaiensis, de soortnaam verwijst naar de Japanse havenstad, Sakai waar deze bacterie werd aangetroffen. Het wetenschappelijk onderzoek verscheen in Science - 2016 Mar 11;351(6278):1196-9. Belangrijker dan de vondst van de bacterie zelf, is de ontdekking van het enzym dat de bacterie gebruikt om het plastic af te breken. De Kyoto-onderzoekers identificeerden het gen in het bacterieel en konden het enzym aanmaken en toonden aan dat het enzym ook zonder de bacterie plastic afbreekt. Op 24 april, 2017. Juist een jaar geleden - rapporteerde Federica Bertocchini, een onderzoeker aan de Spaanse Nationale Onderzoeksraad (CSIC), in het wetenschappelijk tijdschrift Current Biology - 27(8): 10851250, de biologische afbraak van plastics door de larvesoort: Galleria mellonelle. De wetenschapper, eveneens imker, werkte voor dit onderzoek samen met P. Bombelli en C. Howe van de Universiteit van Cambridge. De ontdekking is uiteraard gepatenteerd. Mogelijk zou hier een enzym (misschien hetzelfde?) verantwoordelijk zijn voor het afbraakproces. Welke imker kent Galleria mellonelle (de wasmot) niet? Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze ontdekking door een imker gebeurde. Bertocchini zelf beschrijft het als volgt: “ik had last van de larven. Ik verwijderde ze uit de was en stopte ze in een afgesloten plastic zak, toen ik even later terugkwam bij de wormen, waren ze ontsnapt en zat de zak

© Karine Theeten ’t Polleken

Blz.: 27


vol gaatjes. Er was maar één uitleg mogelijk: de wormen maakten de gaatjes en zijn ontsnapt. Toen begon het project’. Galleria mellonella, de grote wasmot werd voor het eerst in 1758 beschreven als Phalaena mellonellain door de Zweedse arts, plantkundige, zoöloog en geoloog Carl Linnaeus in zijn invloedrijke Systema Naturae, waarvan de tiende druk (1758) geldt als beginpunt van de zoölogische nomenclatuur. Deze grote wasmotsoort is het enige lid van het geslacht Galleria en is wereldwijd verspreid. Door vissers en terrariumliefhebbers worden de larven aangekocht en gekweekt. Baardagamen, gekko’s, Anolis-soorten, schildpadden en vooral kameleons worden ermee gevoed. Ook vissen, kikkers en salamanders eten deze worm. Daarenboven zijn de larven van G. mellonella in de koelkast ook een aantal weken goed te houden. Door het hoog vetgehalte en de heilzame werking van de honing blijft het voor deze liefhebbers een graag gezien voedseldiertje. Verder vervangen ze in bepaalde soorten wetenschappelijke experimenten ook zoogdieren. Bij imkers merk je echter geen enkele poging tot opgewektheid als deze nachtvlinder, in onze streken - van mei tot oktober - bij schemering en in de nachtelijke uren, langs de wachtbijen tracht binnen te dringen in een bijenkast om daar op een geschikte plaats haar eitjes te leggen. De grote wasmot kan tot 1800 eitjes leggen. Afhankelijke van de klimaatomstandigheden (temperatuur) brengen ze tot drie generaties per jaar voort. Omdat de wasmot zich van © K. Theeten

© Lynn Verreydt

Blz.: 28

’t Polleken


de ene naar de ander kast kan bewegen is het een potientiële overdrager van infectieziekte aanwezig. Afhankelijk van de temperatuur komen de eitjes vijf tot dertig dagen later uit. Gedurende haar ontwikkeling doorloopt de grote wasmot drie opeenvolgende stadia: ei, larve en pop. De cyclus wordt alleen maar onderbroken als de temperatuur te laag wordt of als er niet genoeg voedsel te vinden is. Deze ontwikkelingscyclus kan variëren van zes weken tot zes maanden. De ontwikkeling komt pas opgang als de temperatuur boven de 9°C ligt. Het overwinteren kan zowel in ei-, larve-, als popstadium gebeuren. Onmiddellijk na de geboorte gaat de jonge larve op zoek naar was om zich te voeden en begint zij met de bouw van zijdeachtige voedseltunnels om zich te beschermen. Eerst leeft de larve in wasresten, later op bebroede raten. Zoals reeds geschreven hangt de snelheid waarmee de larve groeit af van de temperatuur en het voedselaanbod. De larve voedt zich vooral met de onzuiverheden die in de was zitten (uitwerpselen en cocons van de bijenlarven en stuifmeelkorrels). Oude raten zijn dus zeer voedzaam, aangezien ze essentiële voedingstoffen voor de larven bevatten, welke in kunstraten juist ontbreken. De larven bezitten bepaalde darmbacteriën en enzymen waarmee zij bijenwas kunnen verteren. Zoals in de aanhef van dit artikel werd beschreven verteren ze via deze enzymen ook plastics (polyethyleentereftalaat of PET). Kunststoffen zijn synthetische polymeren afgeleid van fossiele olie en grotendeels bestand tegen biologische afbraak. Polyethyleen (PE) en polypropyleen (PP) vertegenwoordigen - 92% van de totale plastic-

© Daan Ludwig ’t Polleken

Blz.: 29


productie. PE wordt grotendeels gebruikt in verpakkingen, die ongeveer 40% vertegenwoordigen van de totale vraag naar plastic producten. Het is vooralsnog een utopisch gegeven om met wasmotjes het plasticprobleem op te lossen. De larven hebben immers honderd dagen nodig om een plastic tas van twintig gram te verwerken. Dat is veel te traag om ze de afvalberg van miljarden kilo’s plastic te laten verwerken. Op het einde van het larvale stadium spint de larve een taai zijdecocon dat © Daan Ludwig stevig vast hangt tegen een houten raampje, tegen de wand van de bijenkast of tegen de kast waarin de raten worden bewaard. In de cocon verandert de larve eerst in een pop, vervolgens in een volwassen mot. Deze metamorfose duurt één tot negen weken. Wanneer ze uitkomen vliegen ze vroeg in de ochtend uit om te paren om, als het donker is, weer terug te keren om de volgende generatie te starten. G. mellonella is naar verluidt in staat om ultrasone frequenties te horen die 300 kHz benaderen, mogelijk de hoogste frequentiegevoeligheid van elk dier. Als je bijenvolken en opgeslagen raten goed verzorgt zijn wasmotten zelden een probleem. Je kunt een aantal maatregelen nemen waardoor je zonder gebruik van bestrijdingsmiddelen de schade door wasmotlarven kan voorkomen. Bewaar géén bebroede raten maar tracht ze onmiddellijk te smelten. Bebroede raten zijn een walhalla voor wasmotten en de poppenhuidjes zijn zeer aantrekkelijk voor wasmotlarven. Hoe ouder de raat, hoe meer poppenhuidjes er in zitten en hoe aantrekkelijker ze zijn voor wasmotten. Ook zwakke volken zijn een gemakkelijke prooi daar de honingbij zelf de grootste vijand is van de wasmot. In sterke bijenvolken hebben motten geen kans. Als je je raten wilt bewaren dan is het belangrijk om de raten goed op te bergen. Je kunt het beste de raten op een lichte plaats ophangen, volwassen motten schuwen licht. Als je raten onbeschermd achterlaat in een bijenkast dan weten wasmotten de raten snel te vinden. Mulm op de varroaschuif is een goede voedingsbodem en zal wasmotten aantrekken. Maak daarom de varroalade regelmatig schoon.

Blz.: 30

’t Polleken


Agenda 2018

20 april om 16.30 u.: Inhuldiging praktijkhal 22 april van 9.00 u.: Nosema onderzoek + Les ‘ieder kweekt zijn koningin’ 29 april van 9.00 u.: Refractometer 6 & 13 mei van 9.00 u.: Overlarfdagen 27 mei: Opening week van de bij om 12.00 u. -> Plantentuin Meise 16 juni van 8.00 u.: Dierenartsen opleiding 24 juni van van 9.00 u.: Babbelkroeg in “den Hof” Malderen 8 september: Imkerscongres in Oostmalle 15 september van 9.00 u.: Ramen logen bij Alberic Holstraat 42, Malderen _ oktober: Imkerreis Dadizele, Poperinge… 27 & 28 oktober van 9.00 u.: Was-recuperatie, wafelen bij Alberic Holstraat 42, Malderen 18 november van 9.00 u.: Drachtplanten 16 december van 14.00 u.: Ledenfeest in zaal Flandria, Steenhuffel 29 december: Let It Bee - Kerstconcert in Mazenzele Tenzij anders vermeld gaan deze activiteiten door in de Tuinbouwschool van Merchtem ’t Polleken

Blz.: 31


Beekeeping’father’

Door T. De Pauw

Vrijdag 18 april 2008, nu om en bij de 10 jaar geleden. Een dag die ik voor de rest van mijn leven nooit of te nimmer zal vergeten. Mijn liefste moeke en dierbaar vake kwamen thuis met dat verpletterend verdict waar iedereen in de woonkamer aanwezig (moeke, vake en twee flinke zonen) muisstil van werd: hersentumor. Hij voelde zich al een paar maanden niet goed in zijn vel maar dat nieuws hadden we zelfs van verre niet zien aankomen. Hoewel de moeder van mijn moeke als de vader van mijn vake deze wondermooie planeet aan een soortgelijke smerige ziekte vroegtijdig hebben moeten verlaten, was het voor ons, de twee flinke zonen, de eerste keer dat kanker ons zo nabij opzocht. In het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis te Aalst gaven ze ons vooreerst nog goede moed. “Tien jaar geleden hadden we voor uw vader niets kunnen doen, maar intussen is er nieuwe chemo die kan aanslaan”, hoor ik hem nog zeggen. Tevergeefse hoop zo bleek. Anderhalfjaar later is hij thuis, omringd door de vrouw van zijn leven en zijn twee zonen, zachtjes van ons heengegaan. Mijn vake was een bedrijvig man. Geen berg was hem te hoog. Als imker hield hij vlot een vijftiental bijenvolken. In mijn late tienerjaren ging ik af en toe wel al eens met hem reizen met de bijen maar veel vroeger dan verwacht, neem ik zijn plaats als imker in. In 2008 werden zijn bijenvolken nog liefkozend verzorgd door zijn vrienden van onze ‘Opwijkse Honingbie’, maar in het voorjaar van 2009 zet ik mijn eerste stappen, onder het goedkeurend oog van Leo Van Malderen, in de imkerswereld. Reizen naar het Koolzaad, dat waren die eerste stappen. Ik zag het blijkbaar ook van in den beginne nogal groots. Samen met Leo doe ik een eerste keer een kast open. Bijen kwamen op mij af, ik begon lichtjes te panikeren maar algauw stelde Leo mij gerust. Samen plaatsen we de koninginnenrooster en de eerste honingzolder en leggen de dekplank en deksel terug op de kasten. Als doop heb ik toen aan mijn onderarm van onze bijtjes één steek gehad. Een serieuze zwelling dat kan ik je garanderen (het was dan ook al jaren geleden dat ik nog eens gestoken werd) maar verder niets. Dit zou mij niet uit mijn lood slaan, imker worden dat zal ik. Eén ding had ik echter over het hoofd gezien: een bladzijde van een krant leggen tussen de eerste honingzolder en de dekplaat opdat de bijen, eens in Walcourt aangekomen waar het Koolzaad weelderig bloeit en we een tweede honingzolder zouden plaatsen, niet zouden opvliegen. Wat later keer ik, deze maal alleen, terug en doe zonder vrees wat moet gedaan worden. ’s Avonds ga ik, samen met Guido De Kempeneer met wie ik ook de volgende dag de verre trip zou ondernemen, terug naar de bijenhal om de kasten toe te doen en in te laden. ’s Morgensvroeg word ik luidruchtig gewekt door mijn moeke. Bleek onze auto vol met losvliegende bijen te zitten. Blijkbaar had ik bij één der kasten, bij het plaatsen van de krant, de

Blz.: 32

’t Polleken


dekplaat die toen nog uit twee delen bestond niet goed toegedaan waardoor een opening was ontstaan langs waar de bijen konden ontsnappen. Opnieuw werd ik gerustgesteld door een ervaren imker. Met kapruin aan (‘k was er echt niet gerust in) rij ik de auto onze oprit af en aan ‘de Wijndruif’ toegekomen, voel ik mij terug op mijn gemak en ontdoe ik mij van kapruin. Vake, het is nu bijna 10 jaar dat ik jouw passie verder zet. Ik zie in onze kelder imkersgerief waarvan ik mij afvraag waarvoor jij ze gebruikte. Welke imkersmethode hanteerde je? Langzaamaan achterhaal ik het één en ander maar toch … I WISH YOU WERE MY BEEKEEPING FATHER. Maybe you’re more than I tought …

Vake, bijna 59 jaar heb je op onze planeet je voor alles en nog wat ingezet. Het hadden 100 jaar en 7 dagen moeten zijn. Je was hier nog zo hard nodig. Je moet wel voor twee geleefd hebben …

’t Polleken



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.