16de jaargang nr 3 mei -juni
P.B. - P.P. BELGIĂ‹ (N) - BELGIGUE
P509236 Afgiftekantoor: 1840 Londerzeel
Bestemmeling:
‘t polleken
V.U.: J. Beuckelaers, Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel
Ledenblad van de Koninklijke Imkersgilde Neerbrabant
verschijnt vijf maal per jaar: februari - april - juni - september - november
COLOFOON Ledenblad nr. 3 jaargang 16
BInfo@imkersgildeneerbrabant.be REKENINGNUMMER: IBAN BE55 9731 4593 7544 BIC ARSPBE22 HET BESTUUR:
Erebestuurslid: Marcel De Vis Voorzitter: H 0479/514 604 Jef Beuckelaers Sneppelaar 4, 1840 Londerzeel B mex.b.j.snep @gmail.com
UITNODIGING telkens ‘s zondags van 9 tot 12 u. 19 juni Babbelkroeg
in de Tuinbouwschool Molenbaan 54, 1785 Peizegem
Ledenadministratie: H 0473/482 613 Ria De Donder Eeckhout 39, 1840 Londerzeel B ria.dedonder@telenet.be Bestuursleden: Marc De Bont
H 0477/233 302 H 0479/607 953 Tom De Pauw H 0476/265 301 Alberic Mertens Gerd Van den Bergh H 0475/242 447
Redactie: Jef Beuckelaers, Tom De Pauw Lay-out: Hugo Vits Opleiding: Jef Beuckelaers, Marc De Bont Bijenweide: Marc De Bont Webmeester: Marnik De Bont
Website: Imkersgildeneerbrabant.be E-mail: Info@imkersgildeneerbrabant.be ’t Polleken
Woordje van de voorzitter
Mei, juni - volle dracht - nu zit het bijenleven op haar hoogtepunt , vandaar ook dat er nu zwermen kunnen voorkomen. Het zwermen is de natuurlijke voortplantingsmanier van de honingbijen. Een aantal vliegbijen, waarvan enkelen de omgeving verkend hebben, voor een goede nestplaats, vertrekken uit het volk waarbij de koningin aangemoedigd wordt om mee te zwermen. Geruime tijd voordien - ongeveer 8 dagen - werden er koninginnendoppen opgetrokken en de larfjes werden voortdurend voorzien van koninginnenbrij zodat ze zouden uitgroeien tot volledig ontwikkelde koninginnen. Het signaal om als zwerm te vertrekken ontstaat wanneer de eerste koninginnendop gesloten wordt. In de gesloten dop verpopt de larve waarbij ze een volledige gedaanteverandering ondergaat van een worm naar een insect. Na 8 dagen bijt de volgroeide jonge koningin het onderste deel van de dop los zodat deze openklapt wanneer het bekomen dekseltje kantelt. Een koningin komt dus langs onder uit haar dop en loopt, op de dop naar boven. Enkele dagen later doen de hormonen hun werk en wordt de koningin bronstig! Wanneer een bronstige koningin uit de kast komt en de lucht in vliegt, strooit ze paringsferomonen rond waardoor de paarrijpe darren aangetrokken worden en de drang tot paren opkomt! Het oude verhaaltje dat darren op verzamelplaatsen zouden wachten tot wanneer er koninginnen toekomen om te paren is achterhaalde onzin! Een bronstige koningin paart zolang tot ze een gevuld gevoel heeft. Men had daar vroeger een gepaste uitdrukking voor nl. “gevuld worden als een zaadbank” en ... “ze zit vol”. Door met het lichaam pompbewegingen te maken verschuift het darrensperma richting spermateek, die zal gevuld als zaadbank voor de rest van haar koninginnenleven. De jonge bevruchte koningin gaat aan de leg wanneer alle broed van haar moeder - dit zijn haar zussen - uitgelopen is! Een volk dat gezwermd heeft is ook een voorraad honing lichter geworden omdat de vertrekkende bijen zich eerst volgezogen hebben met honing, als proviand voor onderweg en als energiebron om op de nieuwe plaats was te zweten en raten te bouwen; In onze manier van imkeren moeten we met het bijengedrag rekening houden en er op een goede manier mee omgaan. De meesten onder ons passen wel een of andere manier van zwermverhindering toe maar het is beter dat we in plaats van het zwermen te verhinderen we het zwermen beheersen en begeleiden. We doen dat door nazicht van het broednest bij de 9 daagse controles en wanneer we vaststellen dat er nijging ontstaat om doppen op te trekken - de hoeveelheid bijen is ook een meetpunt - maken we een kunstzwerm, soms wel twee! Een kunstzwerm bekomen we door bijen uit de honingzolder te nemen - dit zijn jonge bijen - en deze te behandelen tegen de varroamijten; Heel wat imkers doen dat met een nevel van oxaalzuur. Deze kunstzwerm zal op waswafels gezet worden en zal zo een nieuw nest opbouwen zoals in een natuur’t Polleken
Blz.: 55
zwerm gebeurd, weg van het oude en mogelijks met ziekte besmet materiaal! Ik heb daarnet al vernoemd dat een kunstzwerm behandeld wordt tegen de varroa en we moeten in onze manier van bijen houden ook inbouwen dat we na de slingerbeurt in juni moeten starten met het bekampen van de varroa met de bedoeling om op het eind van de zomer levenskrachtige winterbijen te hebben. Ondertussen is de cursus afgelopen en moest ik mij verbazen dat slechts 33 mensen van de 60 ingeschreven cursisten aan de kennistoets hebben deelgenomen waarin ze allemaal met een goed resultaat zijn uitgekomen! ne proficiat waard! We hebben in t’Polleken en in het maandblad de aankondiging van het Imkerscongres al wel gelezen. Dit Imkerscongres heeft als opzet om informatie te brengen aan de gewone imker voor een te volgen weg wat er moet gedaan worden aan de bijen om ze gezond te houden! Zo een congres loopt altijd in een ongedwongen, eerder familiale sfeer en het is dan ook een aanrader om er aan deel te nemen (voor de gezel die het niet zo op bijen heeft is er een alternatief dagvullend programma voorzien!) Onze gilde vervuld er een coördinerende rol bij de opbouw van het imkersdorp waar een aantal mooie en practische dingen voor de imker zullen te zien zijn! Onze overlarfdagen zullen ondertussen ook al voorbij zijn en hebben meerdere van onze imkers goed materiaal opgehaald om zelf een koningin met goede eigenschappen op de stand op te kweken ! De voorzitter, Jef Beuckelaers
Uit het nieuws
Tekst: T. De Pauw
Mij is het ontgaan maar het was enkele weken geleden in het nieuws. Bijenvolken en koninginnen gestolen in de Limburg. Hier kan enkel sprake zijn van een andere imker. Dat het stelen van volken in de Amerikaanse staat Californië al veel langer een gangbare praktijk is, leid je af uit onderstaand artikel dat mij werd aangereikt door onze voorzitter. Wanneer de amandelboomgaarden in de Amerikaanse staat Californië in bloei staan, worden bijen uit heel het land opgetrommeld om de bloemen te bevruchten. De imkers verhuren hun korven en dat is criminelen niet ontgaan. De dieven hebben het niet gemunt op de honing die de bijen produceren, maar op de diertjes zelf. Ze nemen de korven mee om te verhuren aan andere telers, iets wat maandelijks tot 200 dollar (178 euro) per kolonie kost. En imker Orin Johnson, die al drie jaar op rij te kampen heeft met diefstallen, heeft 500 kolonies, reken maar uit. Voor het gerecht zijn de diefstallen een lastige zaak, want in tegenstelling tot bij de ontvreemding van vee kun je bijen niet uit elkaar houden. En dat is niet het enige vervelende aan een onderzoek naar een bijendiefstal, ondervindt Cody Williams van de Stanislaus County Sheriff’s Office.
Blz.: 56
’t Polleken
g e o r k l e b b a B e D De Babbelkroeg: 19 juni
Wegens groot succes verlengd. We hebben het hier niet over de nieuwste spektakelmusical van studio 100. Wel over onze eigenste babbelkroeg. Het opzet is simpel. Gedurende een zondag-voormiddag zeggen wat ons bezighoudt in onze imkerij. We stellen onszelf heel wat vragen, en de gilde of andere participanten proberen hier pasklare antwoorden op te vinden. Tevens is het voor het bestuur van de gilde een ideale gelegenheid om te horen hoe het overlarven is gegaan. Zo weten we wat we volgende jaren nog kunnen verbeteren. Allen present dus! ’t Polleken
Blz.: 57
’Bij’na imker Tekst: T. De Pauw
Nikita Vandenbussche is een achtjarige jongen die, sinds hij les heeft gekregen over de bijen, weet wat hij later zal worden: imker! Begin dit jaar stelde hij de vraag naar onze imkersbond of hij stage kon lopen bij één van onze leden. Natuurlijk zag ik dat wel zitten. Na een korte kennismaking in de loop van de maand maart zagen we elkander terug op 3 april om een voorjaarsinspectie van de kasten op mijn bijenstand te doen. Op dat moment waren er 5 kasten om geïnspecteerd te worden. Vooreerst deden we een inspectie aan het vlieggat. Vier kasten vlogen goed en kwamen massaal met stuifmeel naar huis. Bewapend met kapruin, beroker en steker zouden we eens kijken wat de volken voor ons in petto hadden. De eerste drie kasten waren gelijkaardig. Er was een mooi broednest te zien maar echt veel bijen waren nog niet aanwezig. Laat ons hopen dat deze volken zich snel weten te ontwikkelen. Bij ons vierde volk dacht Nikita ook een mooi raam broed te ontwaren maar dat was te snel gedacht. Er was bultbroed aanwezig. Geduldig legde ik hem uit dat de koningin haar spermacellen opgebruikt waren en ze dus geen eitjes, waar werksters uit geboren worden, meer kon leggen. Later die week zou ik de bijen een 10-tal meter voor mijn bijenstand afkloppen in de hoop dat ze zich zouden inbedelen bij de resterende volken. Bij het vijfde volk was noch bultbroed, noch werksterbroed aanwezig. Samen met mijn bultbroedvolkje klopte ik de bijen ook af. We zijn 13 april. Intussen heb ik met mijn volken reeds gereisd naar ‘de Seepscherf’. In totaal heb ik zes volken waarvan ik hoop dit jaar redelijk wat honing te oogsten. In totaal staan ze op drie bijenstanden: één in de kersenboomgaard, één in de appel- en perenboomgaard en één ten huize van ‘de Seepscherf’ zelf. Er zijn reeds enkele dagen warme dagen gepasseerd. Op 1 mei spreek ik terug af met Nikita. 1 mei vandaag en er valt heel wat te gebeuren op imkersgebied. Daags voordien had ik mijn volken reeds eens geïnspecteerd om te weten wat er nodig zou zijn. Aangekomen bij onze eerste stand, op de “seepscherf” zelf, leg ik Nikita en zijn vader, Martin, uit dat we gaan beginnen met de opstart van onze Koninginnekweek van de carnicakoninginnen. De aandachtige lezers onder jullie weten nog uit het vorige “Polleken “ dat ik daarvoor begin met een “superkast”, een kast met veel jonge bijen en broed in alle stadia. Uit elk van onze Blz.: 58
’t Polleken
twee volken selecteren we 6 ramen met broed en bijen maar geen koningin en stellen ze samen tot onze superkast. Deze nemen we mee naar huis en alzo weten onze jonge to-be-imkers wat reizen met bijen inhoudt. Op de stand van de kersenboomgaard had één volk dringend nood aan een extra honingzolder. De andere was niet veel soeps. Dit volk was ons, na een grondige controle van de broedromp, niets vreemds opgevallen. Het darrenraam was wel nog niet uitgebouwd maar abnormaal weinig bijen zaten er niet op. Bij het andere volk was dit, zoals te voorzien, wel het geval. Het darrenraat word weggesneden, de extra honingzolder er boven op en wij weg naar onze derde stand. Op de appel- en perenboomgaard had ik de week voordien, van de buckfastvolken daar aanwezig, een “superkast” samengesteld. Controle of het volk zich goed herstelde was daar dus aan de orde. Bij beide volken was er geen broed aanwezig. Niet zo positief dus maar ervaring leert mij dat deze volken zich nog kunnen herstellen. Terug thuis openen we de “superkast” die ik de week voordien had samengesteld. Daar er geen koningin opzit maar wel broed in alle stadia dient deze onderzocht te worden op redcellen. Een 15tal zijn er aanwezig. Alle worden afgebroken opdat de larfjes, die ik op 4 mei zou gaan halen, aangenomen worden. 6 mei: zwermtijd. Rond de middag word ik opgebeld door een collegaimker en bovendien beste bovenste vriend dat er een zwerm in de Klaarstraat in Opwijk hangt. Daar aangekomen zie ik meteen dat de zwerm erg gunstig gelegen is. Op het eind van een tak van een kriekelaar. Ik sla de bijen gezwind af in de voorziene korf en zet hem op de grond. Na beraad met de bewoners van het huis beslissen we om het volk bij hun te laten staan. ’s Avonds keer ik weer, voorzien van een kast, om de bijen in te doen. We zijn 8 mei. Vandaag keren Nikita en zijn vader weer om nog wat imkerspraktijken te verrichten. Rond de middag doe ik de kast, met de larfjes waar koninginnen uit geboren zullen worden, al eens open. Vier van de zes doppen zijn reeds gesloten. Ik bel de vader van Nikita op dat ik hem rond 18h bij mij thuis verwacht. Op dat moment zijn er al vijf doppen gesloten. We kooien ze in en ik vertel hen dat ik de kast de komende dag nog eens zal nakijken of de zesde dop reeds ook gesloten is. Vervolgens gaat het naar de zwerm. Hoog tijd dat deze gevoederd wordt. We zetten de voederbak op de voorziene opening en vullen hem met suikerwater. Natuurlijk vergeten we niet hen te lokken door wat suikerwater in de opening van de dekplaat te laten stromen. We spreken nog af dat ik hen volgende week zou bellen wanneer de koninginnen uitgelopen waren en weg waren zij naar Meise. ’t Polleken
Blz.: 59
Vartjes à volonté
Tekst: Charlie Eylenbosch Waarom zouden we geen Varroa’s eten?
Het klinkt in het begin een beetje vreemd... varro’s eten. En toch wordt het op meer plekken gedaan dan wij hier in Europa denken. Het eten ervan is een goed en gezond alternatief voor de bio-industrie en geeft een antwoord op de vraag hoe we met het steeds extremer wordende klimaat in de toekomst al die miljarden monden van voedsel kunnen voorzien. Imkers zien er een nieuwe bron van inkomen in, nadat ze er decennia lang een bron van kopbrekens en ongenoegen in zagen. De bruine beestjes hebben blanke imkers hier al veel grijze haren bezorgd boven op hun even grijze hersencellen. Maar, ’t kan verkeren, zei Bredero. We gaan na wat de imposante voordelen zijn, van wat aanvankelijk als groot nadeel ervaren werd. We (h)eten je van harte welkom in de VVVVVV: “De vrolijke vriendenvereniging van de vurige volbloed vartjes”.
10 goeie redenen
1. De ongebreidelde productie of industriële oogst van varroa’s zijn een redelijke manier om de honger eindelijk de wereld uit te helpen. Er zijn op aarde veertig ton van deze beestjes per mens voor handen. Meer dan genoeg voor een decadent buffet voor elke wereldburger dus. 2. Ook de Voedings- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties neemt het idee serieus. 3. Varroa’s zijn een extreem ecologische en duurzame bron van voedsel. 4. Varroa’s kunnen gemakkelijk en op grote schaal gekweekt worden zonder het milieu te schaden. 5. Het eten van varroa’s staat garant voor ongebruikelijke smaken en texturen: bv. de romigheid van hun eitjes.’ Om maar iets te zeggen. 6. Varroa’s hebben een heel hoge voedingswaarde. Ze bevatten meer proteïnen en ijzer dan dezelfde hoeveelheid gehakt. 7. De beestjes maken in heel wat landen al lang deel uit van het dagelijkse voedingspatroon. Wij West-Europeanen hinken achterop, enkele alternatievelingen niet te na gesproken. 8. Er zijn meer dan 10 varianten eetbare varroasoorten al naargelang ze gekweekt zijn op buckfast of carnica of de zwarte bij, de ligustica, enz… Zelfs de meest kieskeurige foodie vindt in het uitgebreide gamma ongetwijfeld zijn of haar gading. 9. Een aantal Vlaamse restaurants experimenteert al met het idee. Schrik niet als u binnenkort in chilisaus gefrituurde “vartjes” op een plaatselijke menukaart aantreft. De naam alleen al doet je watertanden! De kans dat er in ‘Mijn Restaurant’ of ‘Aan tafel’ mee gewerkt wordt is niet onbestaande, maar evenzeer dat er kokkerrellen mee gepaard gaan. 10. De kans dat u zich emotioneel aan de diertjes hecht voor u ze smakelijk naar binnen speelt, is nihil. Voilà, Vlaanderen is klaar voor het voedsel van de toekomst. Nu nog het idee exporteren naar buitenland via joint ventures; het gat in de begroting zal er al veel minder groot uit zien! Bovendien, zolang we geen groene energie kunnen winnen uit de varroa, blijft de voedselbank het enige alternatief. En vermits GAIA zich beperkt tot de bescherming van de gewervelde dieren te land, ter zee en in de lucht, moeten we daar ook al geen tegenkanting van verwachten. Vlijtig Vliegensvlug vartjes à volonté vreten! Viva varro’s! VARTJES ZIJN GEZOND. SMAKE-LIJKjes!
Blz.: 60
’t Polleken
Boeken
De Bijen
Laline Paull
Boek & E-boek: Nederlandstalig ISBN: 978 - 90 - 234 - 8654 - 1 Publicatiedatum: Amsterdam, 2014 Pagina’s: 176 Uitgever: Cargo - De Bezige Bij. Vertaald: uit het Engels door Hien Montijn Gewicht/bestandsgrootte: 518 gr.-1243.7 kB Uitvoering: Paper EPUB 2 met digitaal watermerk ste Editie: 1 druk Omschrijving: De lezer wordt meteen diep in de bijenkorf geworpen door Flora vanaf haar geboorte van dichtbij te volgen. Een geboorte die overigens tot weinig jaloezie leidt, omdat zij ter wereld komt als schoonmaker en daarom een positie op de allerlaagste trede van de sociale rangorde bekleedt. Een rangorde die bij bijen geen uitzondering kent en waarbij alles ten dienste staat ter meerdere eer en glorie van de koningin. Afwijkingen worden niet getolereerd en eindigen steevast in eliminatie van de betreffende bij. Ook Flora wijkt af, maar wordt door een bij uit één van de hoogste klassen herkend als iets bijzonders en daarom onder haar hoede genomen. De lezer volgt de ontwikkelingen van Flora op de voet en leert de bijenkorf van binnenuit kennen en wordt steeds (onaangenaam) verrast door de gevolgen van het bij-zondere totalitaire systeem. Tegelijkertijd wordt ook de wereld buiten de bijenkorf - de Myriade - inzichtelijk vanuit het gezichtspunt van de bijen. Een wereld waar bijvoorbeeld wespen net zo hard gehaat worden door bijen als door mensen en het bestuiven van bloemen het hoogste doel is om de bijenkorf te voeden. In die wereld moet Flora zien te overleven en neemt ze telkens een andere rol aan wanneer keer op keer blijkt dat haar mogelijkheden groter zijn dan haar afkomst. Mogelijkheden die haar dichtbij de koningin brengen en de beschermde koninklijke status duidelijk maken. Een status die continu in de gaten wordt gehouden ter voorkoming van de verspreiding van ziekten. Want dan is ook de koningin niet onfeilbaar en is haar einde nabij. Laline Paull, geboren in Engeland is van Indiase afkomt. Ze studerde Engels in Oxford, schrijft toneelstukken, filmscripts en televisieseries. De bijen is haar eerste roman. Ze woont aan zee met haar man, fotograaf Adrian Peacock, en haar drie kinderen.
’t Polleken
Blz.: 61
Begrippen over erfelijkheid bij de honingbij
Het doorgeven van eigenschappen naar de nakomelingen Levende wezens zijn materieel vergankelijk. Ze houden zich in stand doordat ze zich voortplanten, waarbij de eigenschappen van elke soort op de nakomelingen overgaan, m.a.w. overgeërfd worden. Er heerst over heel het planten- en dierenrijk een bonte verscheidenheid van soorten, rassen en plaatselijk ontwikkelde ecotypen. Evenals de gekende rassen bij de huisdieren bestaat eveneens een grote verscheidenheid bij andere groepen zoals wormen, spinnen, vliegen en bijen. In vroegere tijden werd vrij algemeen aangenomen dat de erfelijke eigenschappen van de ouders op hun nakomelingen werden overgedragen door wat men van oudsher als “bloed” aanduidde. Men huldigde de voorstelling dat het bloed der ouders zich mengde, waardoor de erfelijke eigenschappen voor de helft afkomstig waren van de ene ouder, en voor de helft van de andere. Vandaar de benaming “bloedverwant-schap”. Door nauwkeurige proeven en waarnemingen heeft de augustijnermonnik Gregor MENDEL (1822-1884) algemeen geldende wetten voor de overdracht van erfelijke factoren gevonden en geformuleerd in een theorie, waarop geheel de moderne erfelijkheidsleer is opgebouwd. Hij publiceerde zijn resultaten in 1866, maar het is pas rond de eeuwwisseling dat er algemeen aandacht werd aan besteed door de herontdekking van zijn erfelijkheidswetten door CORRENS, TSCHERMAK en Hugo de Vries. Inzicht in de overerving Naarmate individuen, hetzij planten of dieren, nauwer met elkaar verwant zijn, gelijken ze in het algemeen meer op elkaar. Er valt evenwel op te merken dat twee individuen ook zonder enige verwantschap goed op elkaar kunnen gelijken en dat anderzijds nauw verwante individuen soms sterk uiteenlopende eigenschappen kunnen vertonen. Om zich voort te planten brengen levende organismen voortplantingscellen of gameten voort. In het dierenrijk is dit de eicel voor de vrouwelijke en de zaadcel of spermatozoïde voor de mannelijke partner. Eicel en zaadcel versmelten tot vorming van de bevruchte eicel of zygote. Het is dus duidelijk dat de zygote de enige schakel vormt tussen de ouders en hun nakomelinschap. Uit de zygote ontwikkelt zich door talrijke delingen een nieuw individu. Het is dus onweerlegbaar dat de oorzaak – of de “aanleg” – van de overgeërfde eigenschappen in de gameten gelegen is. Uit gelijke eicellen en gelijke zaadcellen moeten normaal gelijke zygoten ontstaan, waaruit individuen groeien met dezelfde erfelijke aanleg. Er kunnen echter verschillen optreden door ingrijpen in de levensomstandigheden. De verschillen in waarneembare kenmerken zoals het gewicht, de lengte,
Blz.: 62
’t Polleken
de kleur … enz. worden algemeen aangeduid als variatie. De variatie kan dus erfelijk vastgelegd zijn of veroorzaakt worden door het milieu. Bij selectie is het van groot belang te onderzoeken welke eigenschappen aan de erfelijke verscheidenheid te wijten zijn en welke door het milieu veroorzaakt worden. Voorbeeld van een kruising tussen twee bijenrassen met betrekking tot de kleur van het skelet 1. Vorming van de F1 generatie
OUDERS
F1
zzPP Italiaanse koningin
Zp Zwarte dar
zP Ongeslachtelijke darren ZzPp F1-koninginnen en werksters
Wanneer we bij een kruising tussen de rassen A. m. ligustica en A. m. mellifera enkel maar de skeletkleur in aanmerking nemen en dan verder de F2 en F3 generaties schematisch bekijken, krijgen we een inzicht in de enorme diversifiëring die optreedt in de volgende generaties. We nemen een Italiaanse koningin (A. m. ligustica) en een zwarte dar (A. m. mellifera). De ontstane bijen zijn zwart gekleurd op het achterste deel van het achterlijf. We kunnen dit beschouwen als een vorm van intermediaire overerving. 2. Vorming van de F2 generatie De zogenoemde “fenotypische” of “uitwendig zichtbare” kenmerken met betrekking tot de skeletkleur worden beheerst door een paar erffactoren, die door de letters “Z” en “P” (dominant) of “z” en “p” (recessief) worden voorgesteld. De mogelijke combinaties zijn als volgt: 1. De bijen met homozygote erfformule (diploïd homozygoot voor de koningin en werksters met een dubbel chromosomenstelsel en haploïd voor de darren met een enkel chromosomenstelsel) worden in hun uitzicht enkel bepaald door de factor Z of z. - koninginnen en werksters met formule ZZ en darren Z zijn altijd zwart. - koninginnen en werksters met formule zz en darren z zijn altijd licht van kleur. 2. de koninginnen en werksters met heterozygote formule Zz hebben ’t Polleken
Blz.: 63
een intermediaire vorm, waarbij de factor P (van “pigmentering”) een rol komt spelen. - Zz is altijd met een gedeeltelijk zwart achterlijf, maar er zijn kleine verschillen naargelang de formule: ZzPP heeft
“zwarte kop + zwart achterste deel van het abdomen + extra zwarte band”
ZzPp heeft
“zwart achterste deel van het abdomen + extra zwarte band”
Zzpp heeft “extra zwarte band op het abdomen, maar het achterlijfsuiteinde is licht gekleurd (pp onderdrukt hier de pigmentering)” Kruisen we nu onderling de twee partners binnen de F1 generatie, dan krijgen we volgende uitsplitsing in de nakomelingschap:
F1
F2
ZzPp Gameten ZP/Zp/zP/zp
zP Gameten zP
zP Ongeslachtelijke F2 -darren F2-koninginnen en werksters
25 % ZzPp
25 % ZzPP
25 % zzPP
25 % zzPp
3. Vorming van de F3 generatie In de volgende generatie (F3) is er een hele waaier van mogelijke combinaties. Bijvoorbeeld zal de koningin ZzPp bevrucht worden door een dar met erfformule Zp. Een gedeelte van de F3 kan in dit geval als volgt worden voorgesteld:
F3 Blz.: 64
25 % ZZPp 25 % ZZpp
volkomen zwarte bijen
25 % ZzPp 25 % Zzpp
’t Polleken
4. Besluit in verband met rassenkruising Bij de beoordeling van bijenkolonies met het oog op het uitlezen van de meest waardevolle kolonies voor de nateelt is er een basisprincipe dat men zich goed voor ogen moet houden: de huidige productieve waarde van een bijenkolonie biedt geen enkele garantie voor haar genetische (erfelijke) waarde als teeltkolonie, waaruit een voldoende homogene nakomelingschap met de gewenste gunstige eigenschappen te verwachten is. De voorgestelde eenvoudige kruisingsschema’s hebben slechts betrekking tot één enkel kleurkenmerk van het skelet, waarbij slechts twee erffactoren betrokken zijn. Veel meer gecompliceerd is de overerving van eigenschappen zoals de eilegcapaciteit van de koningin. Deze wordt geregeld door een stel van genen, die bij de twee rassen een verschillende structuur hebben. Het gevolg is dat, na de soms waardevolle gelijkvormige F1 generatie, de nakomelingschap in de F2 en verdere generaties uiteenvalt in een waardeloze verscheidenheid, waarmee op het gebied van selectie binnen een redelijke termijn geen enkel positief resultaat te verwachten is. Selectie doet men enkel met succes binnen één enkel ras. Beebreed in ’t kort. De moderne selectie in de bijenteelt werkt volgens een computergestuurd programma, waarin de ene generatie informant is voor de andere en bovendien gebruik maakt van kennis over verwantschappen in de zijlijnen en vele generaties terug in de afstamming. VVCB vzw volgt voor België het ‘BLUP’ selectieprogramma, uitgewerkt door het “Länderinstitut für Bienenkunde” te Hohen Neuendorf (Duitsland) voor het bijenras A. m. carnica. België heeft, zoals alle duitse “Länder” en andere Europese landen een codenummer en een administrator. BLUP staat voor “Best Linear Unbiased Prediction”. De op biostatistiek gebaseerde theorie van het BLUP programma is van complexe aard en is speciaal ontwikkeld voor de selectie van dierlijke populaties met een minimum van informatiegegevens. De practische toepassing is eenvoudig doordat de teler enkel de gestandaardiseerde waarnemingen te noteren heeft. Alle verdere bewerkingen en de besluitvorming worden door een centrale computer uitgevoerd. In georganiseerde teeltstanden worden “prestatietests” uitgevoerd. Vanuit elk land of regio worden de prestatiegegevens ingevoerd in een centrale computer die door middel van een daartoe opgesteld programma de “teeltwaarde” van elke gekweekte koningin berekent. Het haploïd karakter van de darrren en de kolonievorming met koningin en werksters geeft het selectieprogramma een meer complex karakter dan bij andere diersoorten. Varroatolerantie is een uiterst belangrijk selectiecriterium. Een georganiseerde selectiestand dient hier maximaal aandacht aan te geven. Het komt er op aan die kolonies uit te kiezen die in de loop van het betreffende seizoen het best weerstand bieden tegen de ontwikkeling van de varroamijt. ’t Polleken
Blz.: 65
In de selectiepraktijk gaat het als volgt: - Tijdens de wilgenbloei telt men gedurende drie weken om de twee à drie dagen het aantal mijten op de bodemwindels. Dit is de “aanvangsinfectie” voor het seizoen. - In juli neemt men een staal bijen en telt hierop het aantal mijten. Dit geeft de “eindinfectie” voor het lopende seizoen. Hierop gesteund kan men een doelgerichte behandeling uitvoeren (onafhankelijk van het selectieprogramma). Werkwijze voor de staalname en de telling: - 30 g. bijen (wegen op 0,1 g) uit de honingzolder nemen in een plastiekbekertje met deksel. - Spoelmiddel toevoegen (zeeploog) en grondig schudden. - Met een waterstraal de mijten door een grove zeef naar een fijne zeef doorspoelen. De mijten op een witte ondergrond afschudden en tellen. De verhouding “aantal mijten /gram bijen” is de maat van aantasting in juli of “eindinfectie”. Voor de selectie berekent men een waardecijfer voor de varroa-ontwikkeling voor het lopende jaar: Aanvangsinfectie: Aantal varroa / dag, tijdens wilgenbloei Eindinfectie: Aantal varroa / gram bijen, in juli Waardecijfer = Eindinfectie / Aanvangsinfectie Voor de computerberekening van de zgn.’varroa-index’ voert men ook nog in de loop van het seizoen twee maal de naaldtest uit.
Blz.: 66
’t Polleken
Info-avond “Wilde Bijen”
Tekst: T. De Pauw
Op maandag 9 mei vond er te Steenokkerzeel een info-avond over wilde bijen plaats. Nadat de schepen voor milieu het woord genomen had, ondernamen we een wandeling naar de weide voor sterfkinderen die nog volop in aanleg was. Wat is dat, zou je je kunnen afvragen? Het was één van de laatste projecten van een schepen wiens naam mij nu ontsnapt en die vorig jaar na een slepende ziekte stierf: een parkje waar ouders van gestorven ongeboren kinderen tot rust kunnen komen. De plaats is zo’n 8 are groot en je kan er rustig kuieren doorheen het groen. Het bevatte ondermeer een bijenweide en insectenhotel, frambozenstruiken en een vijver die volop in aanleg was. Voorts werd het park opgefleurd met 3 houten beelden: één van Janneke Maan, één van een tovenaar en één van een beer. Deze 3 symbolen spelen een belangrijke rol in het verwerkingsproces dat volgt op de geboorte van een overleden kind. Aan het insectenhotel nam onze lesgever voor deze avond het woord. Hij lichtte al een tipje van de sluier op door te vertellen dat er niet enkel in het hotel insecten aanwezig waren, maar dat er véél meer onder onze voeten, in de grond aan het kruipen waren. Enkele exemplaren van de rosse metselbij vlogen in het rond en geduldig wachtte hij tot wanneer er eentje in zijn nestje kroop. Bij het buitengaan nam hij de solitaire bij tussen de vingers om te ontkrachtten dat deze bijen zouden steken. Natuurlijk wist hij wel dat het om een mannetje ging en hij dus niets hoefde te vrezen. Eens binnengekomen begon de uiteenzetting over de wilde bij. Hij vertelde onermeer dat deze bijen zeer belangrijk waren voor de bestuiving, en dus de bevruchting, van allerlei gewassen. Bij een recent onderzoek in een appel- en perenboomgaard werden de verscheidene soorten geteld en daaruit bleek dat 59% van de bloesems bestoven werd door wilde bijen en slechts de helft, 29% namelijk, door onze vertrouwde honingbij. De zweefvliegen waren goed voor de overige 12%. Prompt verklaarde hij dat het onderzoek van 2005 door de Universiteit van Gent, waar de honingbij de vierde plaats inneemt qua bron van inkomen wat betreft goederenproductie, beter herzien kon worden en dat de bijenfamilie in zijn totaliteit hiervoor verantwoordelijk is. Tot slot gaf hij nog de tip mee dat wie zelf aan de slag wil om een insectenhotel te bouwen beter hardhout in plaats van zachthout kon gebruiken en dat je, voor het boren van de gaatjes, dwars door de jaarringen van de boom dient heen te gaan. Dit alles om de vorming van splinters te vermijden en de bijtjes het zo aangenaam mogelijk te maken. ’t Polleken
Blz.: 67
De gewone spekkever (Dermestes lardarius L.), een onschadelijk dier op de onderlegger van je bijenkolonie Dr. M. Asperges Inleiding De laatste tijd krijg ik wel eens vragen van imkers die in hun kolonies op de luier van de bodemplank kevers of wormachtige larven met veel haren zien lopen. De wormen zijn geen wasmotlarven die bij imkers goed bekend zijn. Dikwijls vermoeden de imkers die zelf op zoek gaan via internet dat ze te maken hebben met de kleine kastkever (Aethina tumida Murray). Je weet natuurlijk nooit dat door het onverantwoord invoeren van bijenkolonies uit de regio van de Middellandse zee nieuwe parasieten hier kans zouden maken.
Blz.: 68
’t Polleken
Beschrijving en levenswijze De gewone spekkever (Dermestes lardarius) heeft een afgeronde kop en ook de zijkanten van het borststuk en zelfs het achterlijf eindigen afgerond. Hij is 7 tot 11 mm lang en verkiest een warme, iets vochtige omgeving van 20°C. De kleur van de dekschilden is donkerbruin tot bijna zwart, maar de bovenste helft van het achterlijf, naar de kop toe, is duidelijk lichter gekleurd. Dit blekere deel heeft zowel vooraan als achteraan zeer grillige randen en is vaak voorzien van zwarte vlekken. De bovenzijde geeft de indruk kort behaard te zijn en glanzend. De onderzijde is zwart en heeft een fijne, fluweelachtige, grijze beharing die vooral duidelijk te zien is op de rand van de achterlijfsegmenten. Op de kop staan een paar korte, tamelijk dikke, knotsvormige, gesegmenteerde voelsprieten. De mond is voorzien van bijtende kaken. De volwassen kevers leven ongeveer drie maanden. De wijfjes leggen 100 tot 800 eitjes. Uit de eitjes komen na 9 dagen behaarde larven. De larve is langgerekt en wormachtig en heeft een zeer lange, stekelige beharing die gemakkelijk afbreekt en irritatie kan veroorzaken bij inademen. Zoals bij vele kevers is de larve duidelijk gesegmenteerd. De larve wordt ongeveer 15 mm en vervelt een aantal keer. Vooraan heeft ze drie paar pseudopoten en een mond met bijtende monddelen. Op het voorlaatste segment staan twee naar achter gerichte, bruine, scherpe uitsteeksels, waarvan de functie niet gekend is. De larven bewegen zeer snel en houden van het donker. Het larvestadium duurt 2 tot 3 maanden al naargelang het voedselaanbod. Eens volwassen gaat de larve verpoppen. Het popstadium duurt 8 tot 28 dagen. Na een maand zijn de jonge kevers volwassen en kunnen ze nog een drietal maanden leven. Wat eten de kevers en larven? Normaal zijn het opruimers van dood, dierlijk materiaal zoals huid, haar, botten. Ze komen regelmatig voor in nesten van vogels, wespen en bijen. In huis zijn het eerder schadelijke dieren die leven van huiden en droge voedselvoorraden. Vroeger toen men nog gedroogde hespen, worsten en vis in de voorraadkast hangen had, aten ze graag van deze voorraad, vandaar de naam ‘spekkever’. Nu komen ze regelmatig voor in insectencollecties van musea of in opgeslagen huiden of ze vernietigen ook isolatiemateriaal. Voor de imker zijn het eerder toevallige gasten op de bodemplank van de bijenkasten. Hier leven ze van chitine en afval. Ze komen niet in de eigenlijke kolonie en eten geen nectar, stuifmeel of was. Ze eten wel zetmeelproducten. Best verwijder je de larven en volwassen kevers, uiteindelijk hebben ze niets te maken met de bijen. ’t Polleken
Blz.: 69
Vergelijking Gewone spekkever en Kleine kastkever De Gewone spekkever, welke voorkomt op de bodemmul, wordt 7 tot 11 mm lang en 3 tot 4 mm breed daar waar de Kleine kastkever, die voorkomt onder de dekplank/op de bodemmul/in spleten en kieren maar niet in het broednest, maar 5 tot 7 mm lang wordt en 2,3 tot 3 mm breed. Ze zijn beiden ovaal met afgeronde kop en achterlijf maar daar waar de Gewone spekkever bruin tot zwartbruin is, is de Kleine kastkever eerder geelbruin tot donkerbruin. De Gewone spekkever heeft ook een duidelijke vuilgrijze band met zwarte punten op de dekschilden. De voelsprieten zijn knotsvormig en geleed. Bij de Kleine kastkever zijn deze waaiervormig. De Gewone spekkever leeft van dierlijk dood materiaal. De Kleine kastkever berokkent ons meer last daar hij zich voedt met zoetigheden zoals honing en fruit. Beiden hebben de ‘schildpadhouding’ als dreighouding (alle uitstekende delen ingetrokken). De vrouwelijke kevers van de Gewone spekkever kunnen na één maand opnieuw eitjes leggen. Ze leggen zo’n 100 tot 800 eitjes. Het eistadium duurt 9 dagen. Bij de Kleine kastkever leggen de vrouwelijke kevers al na één week dat ze uit de pop zijn gekomen. Ze leggen zo’n 1000 tot 2000 eitjes per keer. Het eistadium duurt 3 tot 4 dagen. Hun larvestadium (de larves zijn 1,4mm lang en 0,26mm breed, naakt en geelbruin van kleur) duurt 7 tot 8 weken. Gedurende deze periode eten ze eitjes, bijenlarven, honing, was stuifmeel en soms zijn het zelfs kannibalen. Bij de Gewone spekkever duurt het larvestadium tot wel 3 maand. De larven worden na vervellingen ongeveer 15mm lang en 3 mm dik, zijn sterk behaard en bruin van kleur. De larven zijn 2 tot 3 maand actief vooraleer ze verpoppen. De larven eten uitsluitend dierlijk materiaal. Zoals dode bijen of stukjes van bijen op de bodemplank en zetmeelhoudende producten. Het popstadium van de Gewone spekkver duurt 8 tot 28 dagen en gebeurt bovengronds. Het aantal generaties per jaar is 1 zelden 2. Het popstadium van de Kleine kastkever duurt 3 tot 4 weken en gebeurt in los zand 5 tot 50 cm diep. Wat we uit het hier voorgaande kunnen afleiden is dat de Gewone spekkever niet schadelijk voor de bijen is daar waar we de Kleine kastkever liever niet in onze bijenkolonie kunnen terugvinden. Literatuur:
Chinery M., 1975 Elseviers insektengids voor West-Europa Uit. Elsevier, pp 411 Harde K;W. en Severa F., 1981 Thieme’s kevergids Uit. Thieme Zutphen, pp 317 Schotanus A. 2003 Het ABC van de Kleine Kastkever Vertaling en bewerking van: ‘Beutenkffer-Diagnose: So erkennt man Eier, Larven und Kafer.’ Door Peter Neumann in Deutsches Bienen Journal – 08/2003 ‘How to check your hives for the small hive beetle’ door Mike Brown en James Morton in Leaflet from the CSL – NBU – Uit. Maandblad van de Vlaamse imkersbond jaargang 89 november Sunesen E., 1975 Elseviers gids van nuttige en schadelijke dieren Uit. Elsevier Agon, pp224
Blz.: 70
’t Polleken
Diploma-uitreiking beginnerscursus op zondag 11 september Misschien de start van een nieuwe traditie
Tekst: T. De Pauw
Op zondag 11 september worden de diploma’s, aan zij die geslaagd zijn voor onze beginnerscursus, uitgereikt. Plaats van gebeuren is de Tuinbouwschool van Peisegem gelegen aan de Molenbaan 54. Om deze gebeurtenis niet zomaar voorbij te laten gaan vergasten we onze cursisten maar ook onze leden op een pannenkoekfestijn. Deze worden, gratis en voor niets, voor jullie ter plaatse gebakken. Een frisse pint kan aan democratische prijs aangekocht worden. Laat wel ons secretariaat tijdig, ten laatste op zondag 4 september, weten of je er al dan niet bij zult zijn. We hopen jullie allen te mogen verwelkomen om 14h.
Akkerranden:
nuttig of een ecologische val voor bijen?
Anthonie Stip, De Vlinderstichting & Ben Koks, Werkgroep Grauwe Kiekendief Aangereikt door M. De Bont
Akkerranden met bloeiende kruiden, grassen en zomergranen worden sinds de jaren ‘90 ingezet om biodiversiteitsverlies in akkerbouwgebieden tegen te gaan. Met name wetenschappers uit het Verenigd Koninkrijk doen onderzoek naar de effectiviteit van deze randen. De groep van Dave Goulson beschreef onlangs in een alarmerend artikel dat akkerranden onbedoeld een negatief effect op bijen kunnen hebben. De komende weken zullen honderden boeren, voornamelijk onder regie van de agrarische collectieven in Nederland, weer bloemrijke akkerranden inzaaien. Deze akkerranden dienen tal van vaak hybride doelen en worden ingezaaid met onder meer klavers, korenbloemen en andere bloeiers die voor bijen en nectarzoekende insecten van grote betekenis zijn. In onze vaak steriele agrolandschappen zijn bloeiende kruiden geen overbodige luxe, en naast een potentieel nut voor insecten en akkervogels als patrijs, kwartel, veldleeuwerik en gele kwikstaart wil het oog ook wat. Achter deze idylle schuilt echter een weerbarstige waarheid. Uit de publicatie van bijenexpert Goulson en collega’s blijkt dat het hard nodig is om met gezonde argwaan naar het beheer van akkerranden te kijken en in ieder geval scherper in de gaten houden waar we deze maatregelen eigenlijk voor nodig hebben. Pesticiden in akkerranden De onderzoekers van de Universiteit van Sussex bedachten een slimme onderzoeksopzet waarbij akkerranden langs winterkoolzaad en wintertar’t Polleken
Blz.: 71
we systematisch werden bemonsterd. Zowel bodemmonsters binnen als buiten de akkerranden werden verzameld, en met de hand werd stuifmeel en nectar gewonnen van het koolzaad en van planten uit de verschillende akkerranden. Tevens werden de behandelde en onbehandelde zaden onderzocht in de hele groeicyclus. Dit monnikenwerk werd gecompleteerd door honingbijenkasten te plaatsen bij genoemde gewassen. In de gangbare akkerbouw blijkt de bodem vaak verschillende systemische pesticiden te bevatten. Niet alleen onder de gewassen, ook de bodem onder de akkerranden blijkt stoffen als thiamethoxam (zaadcoating van winterkoolzaad), clothianidin en imidacloprid te bevatten. De concentraties zijn er weliswaar significant lager dan die in de bodem onder gewassen, het risico op vervuiling van de ingezaaide akkerrand is reëel. Niet geheel onverwacht blijkt het stuifmeel en de nectar van het koolzaadgewas vaak vervuild met neonicotinoiden, afkomstig uit het gecoate zaad en de bodem.
Hoeveelheid nicotinoiden per dag die door honingbijen naar de bijenkast wordt gebracht. Boven: tijdens de bloei van koolzaad. Onder na de bloei van koolzaad. Illustratie uit het wetenschappelijke artikel Botías et al. 2015 (Bron: Cristina Botías) Stuifmeel vol neonicotinoiden Zorgwekkender is echter dat ook het stuifmeel van wilde planten uit de akkerranden pesticiden als thiamethoxam bevat, soms zelfs in veel hogere doses dan het stuifmeel van het naastgelegen gewas. Het blijkt zelfs dat het stuifmeel van wilde planten in akkerranden in zijn totaliteit meer neoniBlz.: 72
’t Polleken
cotinoiden bevat dan het stuifmeel van het akkerbouwgewas koolzaad. Het door de honingbijen verzamelde stuifmeel bevat eveneens zorgwekkende concentraties neonicotinoiden. Tel daarbij op dat de honingbijen 97% van hun stuifmeel van wilde bloemen halen en dan blijkt dat honingbijen in hoofdzaak via (ingezaaide) wilde planten worden blootgesteld aan neonicotinoiden. Zowel voor bijen, vlinders en zweefvliegen als al die andere insecten is dit slecht nieuws, maar ook voor consumenten van deze grote groep insecten is het waarschijnlijk ellendiger dan we, met onze huidige kennis, kunnen overzien. Het is daarom uiterst noodzakelijk om deze situatie in de Nederlandse landbouw nader te onderzoeken. Ecologisch nut of ecologische val? Uit het onderzoek naar veldleeuweriken van Wageningen Universiteit en Werkgroep Grauwe Kiekendief in 2009-2013 wisten we al dat de helft van de brede akkerranden in Oost-Groningen op een voor veldleeuweriken onbereikbare plek ligt. Uit dezelfde studie kwam ook naar voren dat de akkerranden rond Finsterwolde wel degelijk door foeragerende veldleeuweriken werden bezocht en dat de opgroeiende jongen met ouders die voedselvluchten ondernamen naar deze randen ook een gevarieerder dieet hadden. Nu blijkt dat er pesticiden in het stuifmeel van akkerranden achterblijven, is er reden om na te gaan of de beheermaatregelen voor akkervogels ook in Nederland niet onbedoeld averechts werken voor insecten en vogels die insecten eten. We weten dat tijdens spuitwerkzaamheden boeren niet altijd kunnen voorkomen dat pesticiden ‘verdriften’, en het blijkt in de praktijk dat veel akkerbouwers een rand ‘preventief’ meespuiten, omdat er angst bestaat dat voor de landbouw schadelijke insecten vanuit akkerranden het gewas koloniseren. Het is de hoogste tijd om de kennis van de Britse onderzoekers in de Nederlandse situatie te gebruiken om te voorkomen dat onze agrarische landschappen nog stiller en saaier worden.
Neonicotinoid Residues in Wildflowers, a Potential Route of Chronic Exposure for Bees Christina Botias, Arthur David, Julia Horwood, Alaa Abdul-Sada, Elizabeth Nicholls, Elizabeth Hill and Dave Goulson School of Life Sciences, Sussex University, Flamer BNI 9QG, U.K.
Titel van wetenschappelijke artikel van de Universiteit van Sussex (Bron: Botías et al. 2015) Maatschappelijke verantwoordelijkheid Het is een dure plicht voor overheden dat maatschappelijke gelden op de juiste wijze hun weg vinden naar meer biodiversiteit en een mooier landschap. Bij deze verantwoordelijkheid hoort ook het uitvoeren van systematisch opgezet wetenschappelijk onderzoek en gevalideerde monitoring. Agrarische collectieven kunnen laten zien dat de verantwoordelijkheden waar ze de laatste jaren om vroegen ’t Polleken
Blz.: 73
goed aan ze is besteed. Bijen zijn wat dit betreft misschien wel de grootste graadmeter die er is om de gezondheid van ons huidige landbouwsysteem in de gaten te houden. De resultaten van het excellente werk van Dave Goulson en zijn onderzoeksgroep hebben verregaande gevolgen voor het ecologische effect van ingezaaide akkerranden. Een akkerrand heeft tot doel om de biodiversiteit in agrarisch gebied te stimuleren, maar kan dus eveneens fungeren als bron van met neonicotinoiden vervuild stuifmeel. Wanneer deze stoffen via akkerranden in het natuurlijke systeem van bestuivende insecten terecht komen, zijn we hiermee verder van huis. We roepen dan ook op om het gebruik van bestrijdingsmiddelen streng te reguleren in maatregelen die tot doel hebben om de natuur te helpen, waarvan de akkerrand een voorbeeld is. Alleen dan zijn natuurmaatregelen in agrarisch gebied zinvol en helpen ze bijen, vlinders, vogels en andere biodiversiteit.
heim ... e g Het ijen b e d van eral n v o ijn ne ze z erdwij ze v als
Agenda 19 juni: - Babbelkroeg 11 september: - Getuigschriften uitreiking - Pannenkoekendag 1 oktober: - Congres te Leuven 18 november: Isabelle Peters - Gezonde voeding 11 of 18 december: Ledenfeest Wet op de persoonlijke bescherming van de levenssfeer:
Iedereen die dit tijdschrift ontvangt, is opgenomen in het adressenbestand van onze Imkersgilde Neerbrabant en heeft er inzage- en correctierecht van. Het bestand wordt enkel gebruikt binnen de normale ledenadministratie.
Blz.: 74
’t Polleken
Lavendula angustifilia Mill. 1768
Identiteit: orde: LAMIALES; familie: LAMIACEAE (alt.LABIATAE) Eerstbeschrijving: In 1768 door de Britse plantkundige Philip Miller in Gard. dict. ed. 8: Lavandula no. 2. 1768 Synoniem: Lavandula officinalis Chaix 1786 Lavandula spica Linneaus 1753 (nom. Utique rej.) Lavandula vera de Candolle 1815 Nederlandse naam: Lavendel, echte lavendel en smalbladige lavendel Maximale grootte: De hoogte van de plant bedraagt zo’n 80 cm. Bladeren hebben een lengte van maximaal 4 cm en de bloem iheet een Ă˜ van 3-5 mm. Nectar: 101-200 kg/ha
Pollen:
Bloei: juni tot augustus
Ph: ietwat zure tot neutrale ph-waarde
Begroeitype: in cultuur & natuur; overblijvende kruidachtige plant. Voeding: droog, normaal
Licht: vraagt veel licht
Vocht: gemiddelde grondvochtigheid
Verspreiding: Echte lavendel is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Europa, waar de plant groeit op droge, rotsige, kalkrijke hellingen. Tegenwoordig is lavendel in grote delen van Europa een populaire tuinplant. Biotoop: groeit op droge zonnige kalkrijke plaatsen. Gedrag: Door snoeien kunnen de planten compact gehouden worden en er worden zo veel jonge scheuten gevormd. De bladeren zijn grijsgroen en behaard. Ze zijn min of meer lijnvormig. De soortaanduiding angustifolia is dan ook latijn voor ‘smal blad’. De bloemen zijn violet blauw, roze of wit. De bloeiwijze is aarvormig. Tijdens de bloei groeit de stamper zover uit dat de stempels tot in de bloemopening reiken. Stuifmeelkorrels hebben een ovale vorm en zes langwerpige kiemopeningen. Vermeerdering: Eenvoudig te vermeerderen door scheuren of stekken. Voor stekken neemt men in de lente of de herfst 10 tot 20 cm lange stekken van de stengel. kan vermeerderd worden uit zaad, maar vraagt een relatief lange kiemduur, minimaal een viertal weken. Het is aan te raden het zaad vooraf 30-60 min te laten weken. Verspeen de plantjes op het ogenblik dat hun eerste echte blaadjes verschijnen. Je kan de plantjes stilaan laten wennen aan de buitenlucht als ze zo’n 10 cm hoog zijn, en de bodem begint op te warmen. Verwacht de eerste zomer zeker nog geen bloei. Na de bloei, de bloemen en een deel van het blad verwijderen. Na de winter, zodra de eerste scheuten verschijnen, snoeien tot aan de nieuwe scheuten. Bijzonderheden: Er bestaan twee ondersoorten Lavandula angustifolia subsp. angustifolia en Lavandula angustifolia subsp. pyrenaica . Daarnaast zijn er talrijke cultivars op de markt. Bijen verzamelen hoofdzakelijk nectar, die op de bloembodem wordt afgescheiden. Lavendelbloemen zijn decoratief. Gedroogd in reukzakjes en als potpouri geven ze een aangename geur en verdrijven ze motten. Een tonicum van lavendelbloemen versnelt de celgroei en werkt antiseptisch bij acne. Olie is te gebruiken bij massages tegen spierpijn, vochtretentie en cellulitis, werkt ook slijmoplossend, helpt bij verkoudheid en griep, verlaagd de bloeddruk, voorkomt maagkramp, misselijkheid en spijsverteringsstoornissen. Lavendel wordt al heel lang gebruikt in liefdesbezweringen en sachets. De geur van Lavendel trekt vooral mannen aan, en Lavendelwater en de etherische olie werden gedragen door prostituees, zowel om mannen aan te trekken, maar ook om hun professie duidelijk te maken. Lavendel beschermt ook tegen huiselijk geweld als het gedragen wordt. De plant is zo krachtig dat men bij een depressie enkel naar de plant hoeft te kijken om weer vreugdevol in het leven te staan. Steekkaart - Bijenweide uitgegeven door de Imkersgilde Neerbrabant