4 minute read

Van 't Lindenhoutmuseum: Van weeshuis tot kinderdorp

Evangelist en bijbelverkoper Johannes van ’t Lindenhout begon in 1863 met de opvang van weeskinderen. Het was een imposante missie die bijna aan het eigen succes ten onder ging. De inrichting groeide al snel uit tot de grootste in Nederland in die tijd. Het zelfvoorzienende dorp voor ‘kinderen in de knel’ werd later het welbekende ‘Kinderdorp Neerbosch’.

Opvang van 20.000 wees- en voogdij- kinderen in Neerbosch Van weeshuis tot kinderdorp

Advertisement

"Naast een museum zijn we voor veel mensen ook een archief en een herinneringscentrum"

Esther Bánki, Directeur Van 't Lindenhoutmuseum

'Het was het verhaal dat ik zo interessant vond aan deze functie, het is echt uniek wat hier heeft plaatsgevonden.” esther Bánki is sinds begin 2020 directeur van het Van ’t Lindenhoutmuseum. Ze studeerde kunstgeschiedenis in Nijmegen en museologie in Leiden. “Ik heb altijd in musea gewerkt, ik was hiervoor directeur van een maritiem museum op Texel en een natuurhistorisch museum in Twente. Van ’t Lindenhout sprak mij inhoudelijk aan omdat het niet alleen gaat over geschiedenis van wees- en voogdijkinderen, maar ook over mensen, zorg, jeugdcultuur, verschillende maatschappelijke ontwikkelingen en over identiteit. Dit is niet alleen een museum, wij zijn voor veel mensen ook een archief en een herinneringscentrum.”

In de negentiende eeuw hadden weeskinderen het zwaar te verduren. Tijdens veilingen werden ze ‘gegund’ aan degene die de minste vergoeding vroeg, om vervolgens aan het werk gezet te worden in bijvoorbeeld spinnerijen. Johannes van ’t Lindenhout en zijn vrouw Hendrina Sipman trokken zich dit lot aan en richtten in 1863 een weeshuis op. Aanvankelijk wordt dit gevestigd in een oude herberg aan de Lange Brouwerstraat in de Benedenstad, maar de opvang groeide zo snel dat werd uitgeweken naar een geschonken stuk boerenland in Neerbosch. Vier jaar na de oprichting wordt het nieuwe onderkomen geopend en verschijnen er werkplaatsen, een school, een kapel, een boerderij en een ziekenhuis. Bánki: “De insteek was heel sociaal: ieder kind kreeg een thuis, geestelijke opvoeding en een opleiding zodat het in staat was vervolgens een zelfstandig bestaan op te bouwen.”

Zelfvoorzienend dorp elk nieuw pand op het terrein, ook de Beth-el-kerk waar het museum nu in huist, werd door de jongens onder leiding van hun leermeesters gebouwd. Voor allerlei ambachten werden werkplaatsen ingericht, zo maakten de wezen meubels, kleding, schoenen en bakten ze brood. Voedsel kwam van de eigen boerderij en tuinderij. “Meisjes kregen les in de keuken, de wasserij en het naaiatelier, ze werden voornamelijk dienstbode of verzorgende”, vertelt Bánki. “Jongens konden ook in de drukkerij een opleiding volgen. Wat van de persen rolde - kranten, tijdschriften, boeken, bladmuziek en ansichtkaarten - leverde inkomsten en naamsbekendheid op waardoor er meer en meer giften voor de wezen binnenkwamen. Tevens werd veel gecollecteerd.”

Omdat de opvang gratis is voor jongens én meisjes tot 23 jaar, wonen er omstreeks 1893 maar liefst 1100 kinderen in Weesinrichting Neerbosch. “Kinderen bleven relatief lang omdat ze eerst hun opleiding moesten afronden. Hoewel in het archief is te zien dat dankbaarheid de overhand heeft, ging het natuurlijk ook wel eens mis.” er volgden steeds meer aantijgingen over onder andere het gebrekkige schoolsysteem, slechte hygiëne, het strenge opvoedingsklimaat en verduistering van financiële middelen. “De Weesinrichting was in heel Nederland bekend, dus dit was een grote rel. een onderzoekscommissie pleitte de instelling vrij, maar de groei is vanaf toen gestopt. Ook werden veel hygiënische en pedagogische verbeteringen doorgevoerd.” Vanaf 1901 waren de kinderwetten landelijk van kracht. Met de Wet op de kinderbescherming konden ouders uit de ouderlijke macht gezet worden. Voor de weesinrichting betekende dit financiële ondersteuning van de overheid bij het opvangen van voogdijkinderen. Tussen 1961 en 1975 veranderde de weesopvang in een eigentijdse instelling. Het ‘Kinderdorp Neerbosch’, zoals de kinderbeschermingsinstelling vanaf toen heette, werd uitgebreid met psychologen, orthopedagogen, maatschappelijk werkers, sport- en cultureel leiders en onderwijskundigen. De nieuwe hulpverlening, nog steeds op protestants-christelijke grondslag, probeerde het kind bij te staan in de nabijheid van het eigen gezin. Zo werden er ‘honinggraatpaviljoens’ gebouwd die fungeerden als gezinshuizen en begeleide kamerbewoning. “Later gaan achttien Gelderse jeugdzorginstellingen op in de overkoepelende Stichting Lindenhout, (vanaf januari 2020 ‘entrea Lindenhout’ genaamd) die van Neerbosch naar Arnhem verhuisd. Op het complex zijn nog steeds wel afdelingen van veel zorginstellingen te vinden, zoals het Leo Kannerhuis, RIBW, GrandCare en Huize Mientje. Daarnaast wonen er nu zo’n 26 gezinnen.”

Alleen de Beth-el kerk (‘Weezenkapel’), een aantal monumentale huizen, de boerderij en de honinggraatpaviljoens zijn van de sloophamer gespaard gebleven, maar de geschiedenis leeft voort in Van ’t Lindenhout. “We ontvangen veel oud-bewoners, oud-medewerkers en nazaten die geïnteresseerd zijn in het leven van hun voorouders. elke Hemelvaartsdag is er een reünie, de ‘oud-wezendag’. Ik merk dat bezoekers vaak verrast zijn; het is voor ouderen een feest van herkenning als het gaat om de tijdsgeest, maar ook de rijke geschiedenis die ze hier aantreffen ontroert.” Johannes van ’t Lindenhout was een visionair die het leven van 20.000 kinderen voorgoed veranderde. ¶ z Johannes van 't Lindenhout met weeskinderen voor het ziekenhuis (1900)

{ Aan het werk in de schoenmakerij (1935-1950)

~Wie Neerbosch verliet, kreeg een uitzetkist en werd een jaar lang gevolgd om te kijken hoe het ging.

De familietentoonstelling ‘Alleen op de Wereld’ gaat over wezen in literatuur en film. Te zien vanaf 1 oktober 2020 tot begin maart 2021. Het museum is geopend op de eerste zondag van de maand en op woensdag van 10:00-16:00 uur. Meer informatie: www.vantlindenhoutmuseum.nl

This article is from: