6 minute read
Pony’s en ondernemerschap in Slagharen
Ondernemerschap in Slagharen Pony’s &
Toen Henk Bemboom in 1963 in Slagharen met zijn ponypark begon, stond het toerisme in Nederland nog in de kinder schoenen. Het buitenland was nog ver weg en de Nederlandse vakantieganger ging in die tijd vooral naar de eigen stranden, de eilanden, de Veluwe, de Drentse hei of het Limburgse heuvelland.
Overal handel
Elders in den lande maakten, al voor de oorlog, recreatie-parken in Hellendoorn en Wassenaar (Duinrell) furore. Evenals, sinds 1952, De Efteling in Kaatsheuvel. Maar die begonnen als een theetuin met een doolhof en een speeltuin of als een sprookjestuin en zouden pas later uitgroeien tot grote attractieparken.
Ponypret in de jaren zeventig.
Tien jaar na de start
Bemboom pakte het vanaf 1973, tien jaar na de start, geheel anders aan. Hij kwam toen met het revolutionaire concept van het dagticket, de ‘all in’ toegangsprijs. Zijn idee vond wereldwijd navolging. In 2001 kreeg hij daarvoor officieel erkenning, toen hij in Orlando een plaats kreeg in de Hall of Fame van de vakorganisatie IAAPA (International Association of Amusement Parks and Attractions). Het was een prachtige erkenning voor bijna zeventig jaar ondernemerschap. Koud van de lagere school, twaalf jaar jong, ging Henk Bemboom in 1932 aan het werk. Op de markt, als hulpje van zijn vader. ‘Alles voor een dubbeltje!’, was hem opgedragen te roepen. Met avondstudies zou hij later zijn theoretische kennis bijspijkeren, maar het ondernemen leerde hij in de praktijk. Op zijn achttiende reed hij met een wagen vol galanterieën door het land. In 1942, toen zijn vader omkwam bij een treinongeluk, nam hij met zijn moeder het roer over van warenhuis Bemboom. Het was kort voor de oorlog in Slagharen geopend. Bemboom jr. zag overal handel in. In 1950 begon hij met een textielfabriek en in 1954 met een reizende beurs. In demontabele huisjes, in een U-vorm geplaatst, konden winkeliers hun waren uitstallen. Voor de kinderen van de bezoekers had Bemboom iets bijzonders in petto: een ritje op een Shetland-pony. Eind jaren vijftig constateerde de duizendpoot, die in de tussentijd ook een naaiatelier had geopend, dat de omzetten in zijn warenhuis in Slagharen terugliepen. Een toevallige ontmoeting in Zwolle zette hem aan het denken; hij was daar een klant tegen het lijf gelopen, die van schrik de pakjes uit haar handen had laten vallen. De vrouw schaamde zich er duidelijk voor dat haar dorpsgenoot ontdekte dat ze elders inkopen had gedaan en niet in zijn winkel. Bemboom had er begrip voor; want door de toegenomen mobiliteit was de actieradius van de Nederlander nu eenmaal flink toegenomen. Maar erin berusten dat de zaken in Slagharen terugliepen – dat zat niet in zijn karakter. Toeristen, die had het slaperige dorpje nodig, bedacht
hij. Bemboom huurde geen adviesbureau in voor een marktonderzoek, maar zette de huisjesvan zijn reizende beurs in een weiland, plantte tienduizenden bomen en struiken en voilà – Slagharen had een vakantiepark. Maar hoe kreeg je mensen naar Slagharen, dat allicht kwaliteiten had, maar niet op het vlak van recreatie en toerisme? Dat lukte met de pony’s. Elk huisje kreeg een pony plus een wagentje. De beestjes waren van het Shetland-ras, bekend vanwege de geringe afmetingen, wat de aaibaarheid verhoogde. Op een huisje met een pony komt niemand af, zei iedereen, maar Bembooms Fingerspitzengefühl had hem niet bedrogen. Vanaf week één waren de huisjes volgeboekt. Van het een kwam het ander. Al in het tweede jaar verdubbelde Bemboom het aantal huisjes en liet hij een zwembad bouwen. Het vertier bleef nog beperkt tot een rijtje lachspiegels en een waterorgel, maar het duurde niet lang voor mechanisch vertier zijn intrede deed. Naarmate het pretpark groeide dekte de naam ‘Shetland Ponypark Slagharen’ de lading steeds minder. Elk huisje had nog zijn eigen pony, zeker, maar er was zoveel meer te beleven. De naam werd veranderd in Attractiepark Slagharen en onder die vlag groeide het pretpark met vakantiehuisjes uit tot de toeristenmagneet die het tegenwoordig is.
Showbizz in Slagharen, jaren tachtig.
Dagtickets
De dagtickets die hij in 1973 invoerde, bleken een enorm succes. Voor een vast bedrag had de bezoeker vrije toegang tot alle attracties. Het Attractiepark is nu met dagprijzen van 12,50 tot 22,50 euro relatief goedkoop, maar de prijzen van 1973 lijken haast negentiende-eeuws: twee gulden vijftig. Dat is omgerekend één euro vijftien. Voor die paar muntjes mocht de dagjesmens een dag lang in de zweefmolen, de monorail, het zwembad, de rupsbaan en wat al niet meer. Van die ene rijksdaalder kon de schoorsteen bij het elfkoppige gezin Bemboom natuurlijk niet roken, maar al die bezoekers – op topdagen waren het al gauw tienduizend – gaven ook geld uit aan drankjes, snacks en souvenirs. En wat meegenomen was, zei Bemboom in 1973 tegen de Zwolsche Courant: ‘Vroeger, toen mensen alles nog apart moesten betalen, was het soms een gedrang van jewelste bij de attracties. Wie betaalt eist iets. Nu alles gratis is hebben de mensen helemaal geen haast meer.’ Eind jaren zeventig haalde Bemboom de showbizz binnen de poorten. Luv, drie vrouwen wier talenten even bescheiden waren als hun rokjes, trad geregeld op. Ook Vader Abraham – al dan niet met zijn smurfen – en Danny Christian stonden op het podium. Ook bijzonder: Stuif-es-in werd er opgenomen, het kinderprogramma waar bij ontstentenis van andere tv-programma’s alle Nederlandse kinderen naar keken. Het slotlied ‘Dit is het eiheinde’ moet tot in Hardenberg te horen zijn geweest. ■
Avonturierschap
Dochter Henric Bemboom was elf jaar toen Shetland Ponypark Slagharen de deuren opende, in het Pinksterweekeinde van 1963. ‘Ik weet nog dat de eerste gasten kwamen en dat er zo’n lage betonnen waterbak was. Daar zat zo’n klein laagje water in dat mijn badpak kapot schuurde.’ Haar eerste stapjes in vaders bedrijf waren jaren daarvoor. ‘De mobiele beurzen werden altijd geopend door de gravin van Shetland. Zij werd geholpen door kaboutertjes, daar was ik er één van.’ Henric (58) is tegenwoordig algemeen directeur, haar vijf jaar jongere broer Douwe is operationeel en technisch directeur. Het attractiepark dat ze runnen is in alles groter dan bijna een halve eeuw geleden. Er staan nu veertig hightech-attracties, op drukke dagen overnachten er vijfduizend mensen, in 2009 passeerden 1,4 miljoen mensen de kassa’s, in de drukke maanden werken er 750 mensen. Voor de oplettende bezoeker is het prille begin nog zichtbaar: ‘Dat gebouw daar’, en ze wijst naar een Amerikaanse saloon, ‘was de boerderij die mijn vader heeft gekocht. De oude naam staat er nog steeds op.’ Dat neemt niet weg dat wie er twintig jaar niet is geweest, het park nauwelijks herkent. ‘Mensen die hier als kind zijn geweest en nu met hun eigen kinderen komen, vallen bijna om van verbazing over hoe groot het is, en ja, hoe mooi het eigenlijk is.’ De laatste jaren is veel energie gestoken in de sfeer van het park, zegt de directrice. ‘Het verbindend thema van ons park is avonturierschap. Met dat als leidraad hebben we het concept versterkt.’ Dat lijkt aan te slaan, want ondanks de diepe economische crisis is het aantal bezoekers de laatste jaren gestaag gegroeid. Haar vader zag het allemaal niet zo verkeerd in de vroege jaren zestig, glimlacht Henric. ‘Hij is een heel intelligente en ondernemende man.’ Dat ondernemende kenmerkt de authentieke Slagharenaren, weet ze. ‘Ik zat zelf bij Hennie van der Most op school, Herman Wehkamp was een buurjongen van mijn vader. Die pioniersgeest zit in het dorp; de eerste bewoners, de verveners, waren pioniers.’