5 minute read
A.J. Brusse fotografeerde ‘álles, óveral, áltijd
Toen Aalbert, of Albert, Johannes Brusse uit Enschede in de vroege zomer van 1902 als veertienjarig knaapje met een bakkerskar brood aan het bezorgen was, werd er een foto gemaakt van hem en zijn kar. Hij was nieuwsgierig en liet zich uitleggen hoe je zoiets kon maken. Korte tijd later kreeg hij van een neef die naar Indië vertrok een kiekkast - een 6/9 boxje - en zo begon het. Hoewel hij in de bakkerszaak van zijn moeder, in 1899 weduwe geworden, nog moeilijk kon worden gemist, koos hij zijn eigen weg. Van belangrijke gebeurtenissen ging hij plaatjes schieten, die werden opgehangen in een sigarenmagazijn.
A.J.Brusse
fotografeerde ‘álles, óveral, áltijd’
Eerste foto’s gepubliceerd
In 1908 vroeg uitgever J.H. van der Loeff aan Brusse om opnames te maken van de feestelijke opening van de Twentsche Elektrische Tramwegmaatschappij en zo verschenen zijn eerste foto’s in Tubantia. Hij knipte ook, als één van de eersten, de ‘aviateur’ Jan Olieslagers, toen die rond eind september 1910 met zijn Blériot XI eendekker tijdens de vliegweek boven Enschede vloog. Er mocht maar één fotograaf aanwezig zijn bij de start. En dat zou niet Brusse zijn, zo was bepaald. Hij kwam tóch en werd bij de ingang van het terrein waar de start zou plaatsvinden, gefouilleerd. Een camera werd bij hem echter niet gevonden, want die had hij meegegeven aan een vriend. Toen Olieslagers na veel heisa eindelijk de lucht in ging, nam Brusse de camera over en maakte hij zijn foto’s. De officiële fotograaf kon nauwelijks iets maken, maar Brusse had alles vastgelegd; de start, de vlucht en wat iedereen maar wilde zien. Toen Olieslagers na afloop werd gehuldigd, kon Brusse hem zijn kant-en-klare foto’s al laten zien. Ontroerd sloot de vlieger hem in zijn armen. De naam van ‘Albert J.’ - de tweede ‘a’ in zijn naam verdween - was gevestigd. Korte tijd daarvoor, op 2 februari 1910, was hij getrouwd met Geertje van den Berg uit Tietjerksteradeel, die werkte bij zijn ouders. Het bascule-fabriekje dat hij tot dan toe met weinig succes had gedreven, kon aan de kant. Het echtpaar kreeg vijf kinderen: Jan Derk (1910), Sijtze Gjalt (1912), Aalbert Johannes, die in 1914 al na twee dagen overleed. Het was een moeilijke periode, want in die tijd werd Brusse ook doof. Later werden nog Hendrik (1918) en Aaltje (1920) geboren. De drie zoons die opgroeiden werden allemaal fotograaf. Doof, maar blijven
Doof, maar blijven fotograferen
Na zijn 25-ste werd Brusse binnen korte tijd totaal doof, maar hij liet zich hierdoor niet uit het veld slaan. In de auto’s waarmee hij voor zijn werk rondreisde, bleef hij de versjes zingen die hij op de zondagschool had geleerd. Met zijn ‘doordringingsvermogen’ wist hij ondanks zijn handicap alle deuren te openen en kon hij overal bij zijn. In 1925 werd hij de vaste fotograaf van het in dat jaar opgerichte blad Van Eigen Erf. Geïllustreerd Familieblad voor Overijssel en Drenthe. Onophoudelijk snorde zijn Studebaker, meestal in Oost-Nederland, over de wegen. Elke week moest hij acht actuele foto’s maken. ‘Brusse fotografeert álles, óveral, áltijd’ werd zijn slogan. ‘Zijn camera dook overal op. Hij werd een bekende verschijning’, schreef Tubantia bij zijn vijftigjarig jubileum als fotograaf. ‘De openstelling van de nieuwe boterfabriek werd rustig uitgesteld, zolang Brusse er niet was. Zijn relaties groeiden sprongsgewijs. Met burgemeesters en de politie heeft Brusse het altijd goed kunnen vinden. Hij was altijd beminnelijk vrijpostig. Met de vroegere Commissaris van de Koningin in Overijssel, baron van Voorst tot Voorst, groeide zelfs een vriendschappelijke verhouding. Zij ontmoetten elkaar bijna overal. Het kweken van relaties bleek één van zijn sterkste zijden. Wat dat aan sigaren heeft gekost, is moeilijk te becijferen. Ze waren altijd voorradig – bij dozen tegelijk.’
Montere levenshouding
Als een hoogtepunt in zijn carrière beschouwde Brusse de foto’s die hij maakte bij de verloving van prinses Juliana en prins Bernhard in 1936. Hij was de enige persfotograaf die op 24 oktober van dat jaar aanwezig was tijdens deze gebeurtenis in het Duitse jachtslot Lopshorn, nabij Detmold. In opdracht van de directie van de Hengelosche Courant, die lucht had gekregen van de ophanden zijnde verloving, reisde hij samen met verslaggever Gerard Kraemer spoorslags af naar Duitsland. Tot hun grote verbazing werden de beide heren gastvrij ontvangen en mochten er volop foto’s worden gemaakt. ‘Zo brutaal als Brusse’, was de uitdrukking, maar hij mocht overal binnenkomen, gewoon omdat hij ‘Albert J.’ was. Toen hij 65 werd en tegelijkertijd zijn vijftigjarig jubileum als fotograaf vierde, kreeg hij de gouden ere-medaille, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau op de borst gespeld. Trots en ontroerd liet hij zich - liplezend en schriftelijk antwoordend uitgebreid interviewen door burgemeester Van Veen van Enschede. Ook bij die gelegenheid gaf hij blijk van zijn montere levenshouding, zoals hij die bij diverse gelegenheden liet doorklinken in een eigen, verkorte en enigszins aangepaste, versie van een gedicht van Cäsar Flaischlen (1864-1920).
Tienduizenden foto’s had hij gemaakt en zevenhonderdduizend kilometers, ‘zonder ooit één ongeluk door eigen schuld’, had hij gereden in zijn Studebakers, elf in totaal, toen hij op 23 augustus 1971 overleed. Zijn zoon Hendrik was in 1938 ook in de zaak gekomen en kreeg op zijn beurt opvolgers in zoon Henk en dochter Alice.
Hab’ Sonne im Herzen, ob ’s stürmt oder schneit, Ob der Himmel voll Wolken, die Erde voll Streitt...
Vertraue auf Gott, verlier’nie den Mut, Hab Sonnen im Herzen und alles wird gut!
De winkel van Brusse, links op de voorgrond, tussen de beide wereldoorlogen. De winkel aan de Kalanderstraat 4a in de oorlogsjaren, afgeplakt om het springen van de ruiten na een bombardement te voorkomen.
Koninklijk bezoek aan Enschede in 1929.
< ‘Het kweken van relaties bleek één van zijn sterkste zijden.’