3 minute read
Badhuis Hengelo met sloop bedreigd
Bouwtekening van het Badhuis.
Het voormalige openbaar badhuis in Hengelo is uit architectonisch en historisch oogpunt zeer waardevol, wordt van verschillende kanten betoogd. B en W van deze Twentse gemeente willen echter een sloopvergunning afgeven voor het markante gebouw aan de Oldenzaalsestraat. Daartegen rezen bezwaren.
Het Badhuis aan de Oldenzaalsestraat nog in volle glorie.
De kwestie werd eind 2011 actueel. Toen bleek namelijk dat een projectontwikkelaar zowel het voormalige badhuis als de ernaast gelegen Ariënsschool wilde kopen. De bedoeling is om deze panden te slopen en vervolgens ter plaatse nieuwbouw te plegen. De rond 1900 gebouwde classicistische school en het uit 1932 daterende badhuis zijn beide gemeentelijk monument. De afgelopen jaren zijn ze in onbruik geraakt en sindsdien staan ze leeg.
Het badhuis was niet het eerste in Hengelo.Tussen 1888 en 1898 stelden de fabrikanten Stork en Dikkers voor hun personeel een zwem- en badinrichting open. Daarna werd een nieuw badhuis gebouwd, evenals tuindorp ’t Lansink ontworpen door de architect Karel Muller. In 1928 realiseerde ‘Stork en Dikkers’ een nieuwe overdekte zwem- en badinrichting, die in 1960 echter plaats moest maken voor een auto- en fietsenstalling. Waren het dus eerst Twentse metaalfabrikanten die het belang inzagen van een badinrichting voor het eigen personeel, langzamerhand begon de behoefte te ontstaan aan een openbaar badhuis. In het begin van de vorige eeuw waren het vooral socialistische SDAP-bestuurders die daarvoor pleitten. Zo overhandigde het raadslid mevrouw De Boer in 1919 aan wethouder Bennink een plan voor een badhuis, ‘mede uit hygiëne-oogpunt’. Toen er nog geen openbaar badhuis was, bezocht de schooljeugd het plaatselijk zwembad. Eerst konden daar alleen jongens terecht. Later, op aandrang van Bennink, ook meisjes. In 1928 werd een commissie ingesteld voor de oprichting van een nieuw overdekt zwembad. De architecten H.W. Gijzen en A.K. Beudt ontwierpen daarna ook, in de geest van het Nieuwe Bouwen, een in 1932 geopend badhuis. Deze stijl werd in Hengelo geïntroduceerd door de SDAP-er Voogtgeert, wethouder van 1902 tot 1940. Hij raakte daarbij geïnspireerd door het voorbeeld van zijn Amsterdamse collega Wibaut, die in de hoofdstad ruimte gaf aan de stijl van de Amsterdamse School. Andere Hengelose voorbeelden van het Nieuwe Bouwen zijn de woonwijk Nijverheid, de Wilderinkschool en de Wilbertschool.
Bezwaren tegen de sloop
Tegen de sloop van het badhuis, en de nabijgelegen school, werden van verschillende kanten bezwaren ingebracht. Ook door particulieren. Hengeloër Henk Hamer, in het verleden raadslid namens de PvdA en ook p.r.man van Techniekmuseum HEIM, zet zich met hart en ziel in voor het behoud van het badhuis. ‘Het is met zijn Berlage- of Dudokachtige uitstraling volstrekt uniek en zou zonder meer behouden moeten blijven’, vindt hij. ‘In Hengelo zijn door de vernielingen in de Tweede Wereldoorlog weinig waardevolle oude gebouwen bewaard. Ook na de oorlog is er veel verdwenen. Helaas zien weinig plaatsgenoten de grote waarde van het badhuis.’ Het Cuypersgenootschap - dat zich inzet voor het behoud van bouwkundig erfgoed uit de negentiende en twintigste eeuw en zich ook in toenemende mate richt op de bescherming van erfgoed uit de periode na 1940 - is eveneens in beroep gegaan tegen de voorgenomen sloopvergunning. Erfgoedvereniging Heemschut – opgericht in 1911 en de grootste particuliere vereniging voor bescherming van cultuurmonumenten – vindt dat niet alleen het badhuis behouden moet blijven. Ook de school dient volgens deze organisatie gespaard te worden, hoewel het badhuis uit architectonisch oogpunt het meest waardevol is. ‘Wij zijn niet tegen een deal met de projectontwikkelaar, wiens naam overigens nog steeds niet openbaar is’, aldus woordvoerder Adriaan Velsink. Hij is adviseur hergebruik cultureel erfgoed en voormalig projectleider gemeentelijke plannen van Overijssel. ‘Wij willen’, stelt hij nadrukkelijk, ‘echter wel dat de gemeente een visie op het totale gebied ontwikkelt en zelf de regie neemt. Momenteel gebeurt dat voortreffelijk in Hart van Zuid. Als de projectontwikkelaar zijn zin krijgt, gaat een marktpartij slechts een deel van het gebied ontwikkelen.’ Velsink heeft zijn standpunt herhaaldelijk uitgesproken in de Hengelose gemeentelijke monumentencommissie, waarvan hij op persoonlijke titel lid is. Namens Heemschut pleit hij voor een integrale aanpak van het totale gebied, uitgaande van de enorme kwaliteit van het badhuis. ‘Op dit moment is de politiek aan zet om sloop tegen te houden met respect voor de grote waarde van het pand.’ ■