8
NAAR DE PLEK VAN …
DOOR DINAND WEBBINK
(foto Willem van Walderveen)
Laurens ten Den:
Laurens ten Den
‘Onze zachte stem laten horen’
‘In het jaar dat ‘Woodstock’ plaats vond was ik vijf jaar, dus dat is toen langs mij heen gegaan. Toch ben ik met die muziek opgegroeid. Als zevende kind van het gezin luisterde ik altijd naar de grammofoonplaten die mijn broers draaiden. We hadden maar één pick-up, die stond in de woonkamer, dus je ontkwam er niet aan. Op het moment dat de vraag voorbij kwam of ik het scenario voor Woodstock the Story wilde schrijven, hapte ik meteen toe. Ik heb niet veel met musicals, wel met theater.
W
oodstock the Story is een theaterstuk waarin veel rockmuziek wordt gespeeld. Het is het verhaal van een generatie. Woodstock was een kantelpunt. Er was van alles aan de hand in die jaren. Emancipatie van de vrouw, en afro-amerikanen, de jeugd die zich radicaal losmaakte van de vorige generatie. Individualisme vierde hoogtij, maar dan in groepsverband. Woodstock kun je zien als het hoogtepunt in die ontwikkeling. In de show leg ik verbanden met het nu. Voordat op het eind With a little help from my friends gespeeld wordt, vertel ik: “De wereld is vol met bange boze mensen. En die laten zich altijd horen. Met harde stemmen. Dan is het toch wijs dat wij onze zachte stem laten horen. Met passie en compassie. Because if we don’t, well then perhaps in fifty years, we will have a sick narcissistic clown for president who wants to build walls between us and our Mexican friends. Als we in Duitsland spelen, voeg ik er nog aan toe: Aber wir sind eine Generation, wir bauen keine Mauern. Wir brechen sie ab!” De omgeving waar ik ben opgegroeid heeft mijn romantische geest gevoed. Vanuit ons huis aan de rand van Haarle, gemeente Hellendoorn, konden we altijd de toren van Palthe zien, die daar op het hoogste punt van de Haarlerberg staat. Hier vlak bij ligt ’n èèndenplas, een klein meertje. Als het droog stond, kon ik door de modder baggeren naar het eilandje in
Laurens ten Den bij het badhuisje op de Haarlerberg.
het midden. Die plek inspireerde mij tot het schrijven van Good te pas voor de serie Van jonge leu en oale groond: Zat ik miej doar of te vroagn o’k altied alleen zol blievn, geneen den miej ech kent Zát kunnigheid, völle wil, mer wa alleen, wet nich of dat ooit went. Het is een gezegend gevoel, dat je een plek hebt om naar terug te gaan. Ik ging veel met mijn pony alleen het bos in en voelde mij een soort Lucky Luke.
Dan kwam ik opeens in galop achter de bosjes vandaan. Ik vraag me nu af wat de mensen in die tijd wel eens gedacht zullen hebben, als ze mij zo zagen. Vlak bij de toren van Palthe, een landhuis van een Twentse textielbaron, staat nog steeds het oude badhuisje, waar de familie kon zwemmen. Zelf heb ik er nooit water gezien. Wij dachten dat het een heksenhuisje was. Nog zo’n romantische plek die tot de verbeelding spreekt.’ ●