6 minute read

Het Deventer vriendenboekje van Lena van Rossem

Lena van Rossem of Anna Helena van Rossem, zoals haar volledige naam luidde (1873-1959), was een dochter van ds. Gerard van Rossem en Arnolda Jacoba Holleman. Het gezin met in totaal zeven kinderen kwam in 1884 in Deventer wonen, waar Gerard beroepen was als doopsgezind predikant. Zij hadden een woning gevonden aan de Brinkpoortstraat, vlakbij de school waar de kinderen naar toe zouden gaan, en zo ging Lena, de elfjarige dochter, op haar eerste Deventer schooldag met haar vriendenboekje de deur uit.

DOOR TINEKE STEIN-WILKESHUIS

Na een verblijf van niet meer dan vijf jaar verliet het gezin in 1889 de stad weer vanwege de slechte gezondheid van moeder Arnolda en vestigde zich in Den Haag. Daar overleed zij alsnog in 1892. Ondertussen was in1887 Lena’s jongste broer Arnold geboren, die in 1943, ’45 en ‘50 grootvader werd van respectievelijk Maarten, Mary (Sis) en Vincent van Rossem. Onlangs is het vriendenboekje van Lena weer naar Deventer teruggekeerd.

‘Uw u liefhebbende zusje’

Het album is eigenlijk een doosje, van 15 x 9 cm, met losse blaadjes, zowel doosje als blaadjes goud op snee en mooi van kleur. Zestien inscripties staan erin, meestal met pen geschreven, bijna allemaal voorzien van illustraties of ingeplakte bloemstukjes. Er zijn ook enkele gedichtjes bij van wisselende lengte. Merkwaardig is een uitdrukking die vrij regelmatig voorkomt, bijvoorbeeld ‘Ter herinnering aan je je liefhebbende vriendinnetje ‘, waarbij het

eerste ‘je’ een bezittelijk voornaamwoord is, het tweede ‘je’ als persoonlijk voornaamwoord fungeert. Zo gaat het ook met ‘Uw’ en ‘U’.

Helaas kunnen niet alle schrijvers in Lena’s album geïdentificeerd worden. Sommigen geven hun naam en nadere informatie onvolledig aan, en haar ouders hebben geen enkele inscriptie nagelaten in het album van hun dochter. Wel zijn er twee bijdragen van haar zusje Dina : ’Ter herrinnering [sic] aan uw u liefhebbend zusje Dina’ , en ook twee van haar broertje Wouter, die een potloodtekening maakte van een pomp, schop en muur: ‘Uw U liefh. broertje W. van Rossem’. De meisjes Johanna en Suze Bake uit respectievelijk Woensel en Eindhoven waren nichtjes van Lena, immers hun moeder was een zus van Lena’s moeder. In 1884 en 1885 schrijven deze nichtjes elk een bijdrage voor Lena in het album.

Als eerste vriendin komt dan Marie Ledeboer, die op 2 maart 1886 haar bijdrage schrijft: ‘Ter herinnering aan je je liefh. vriendin Marie Ledeboer’. En ze versiert het met een bloemstukje. De opa van Marie, Adrianus Marinus, geboren in 1797 te Rotterdam, was in 1823 aan de universiteit van Leiden gepromoveerd tot doctor in de verloskunde. Het had hem een gezin van twaalf kinderen opgeleverd met zijn vrouw Jacoba Martha van Oordt. Zijn verzamelwoede zette hij voort, toen hij na haar overlijden naar Deventer verhuisde, waar hij curator werd van de Athenaeumbibliotheek en het Deventer Gymnasium. Hij stond bekend om een groot aantal publicaties en als stichter van het familiearchief. Dan komt een met pen geschreven bijdrage van G. A. ten Hove. Dat was een echte fabrikantenfamilie, in het bezit van een stoomolie- en zeepziederij in de Bergpoortstraat, waar raap- en lijnolie werden gemaakt. Vanwege enorme productie werd de fabriek uitgebreid met een pakhuis voor het opslaan van grondstoffen. Vervolgens is er in Lena’s boekje een bijdrage van Cato Ankersmit. Zij kwam uit een familie van fabrikanten, gespecialiseerd in het maken van garens en in de tapijtweverij. De vader van Cato had het bescheiden bedrijf, waarmee hij indertijd in de Polstraat begonnen was, sterk uitgebreid in de omgeving van de Lange Zandstraat. Aan de behuizing van de familie Ankersmit, de villa’s ‘Molenenk’ en ‘Het Löken’ in en bij het Nieuwe Plantsoen, kun je nog altijd zien dat de zaken uitstekend verliepen.

Een erg mooi silhouet in zwarte oost-indische inkt laat vervolgens een elegante vrouw zien met een rozenstruik,kaarten, brieven en twee kannen. Ondertekend ‘P.G. 1884’.

Doopsgezinden

M. van Delden, afkomstig uit een uitgebreide en zeer gefortuneerde familie, was een bekende doopsgezinde predikant in Deventer. Hij kon ook goed tekenen en maakte met potlood een schets van een houten schuurtje en grote stenen bij het water (12 Febr. 1885).

Dan komt Elisabeth E. die, gezien de toevoeging ‘Wijnbergen’ onderaan de bladzij, mogelijk uit Olst kwam. Daar bevond zich een buitengoed met die naam, wat erop kan wijzen dat het vroeger toebehoorde aan zekere familie (van) Wijnbergen. Elisabeth schrijft:

Lieve Lena, Wanneer de zon in ’t koele westen zinkt, Sluit zich een bloem Met zilvren vocht bedropen, Maar ’t trouwe hart Blijft voor de vriendschap open, Schoon ook het licht Der vreugde niet meer blinkt. Ter herinnering aan je liefhebbende vriendin Elisabeth E.

H.J.E. Werle, van een bekende Deventer familie van handelaren in ijzer en staal, maakte een Frans gedichtje voor Lena op 17 Février 1885:

‘La rose la plus belle Ne dure qu’un instant Mais l’amitié fidèle Dure éternellement’.

Sophie Charlotte Vitringa, achtste en jongste kind van Annes Johan Vitringa en Catherina Schouten, maakte een gedichtje met edelweiss voor haar vriendin. Sophie’s vader was journalist en rector, en verwierf rond 1864 de titel ‘hoogleraar aan het Athenaeum’ in Deventer. Tegen het eind van de negentiende eeuw zette hij zich in voor het verbouwen van het zeventiende-eeuwse Penninckshuis aan de Brink tot doopsgezinde kerk. De oorspronkelijke voorgevel bleef daarbij bewaard. Een groot legaat was voor de werkzaamheden beschikbaar gesteld door de weduwe Van Calcar. De schuilkerk in de Korte Assenstraat hoefde vanaf 1892 geen dienst meer te doen. Sophie trok zich na het overlijden van haar man Ds Louis Bronsveld, hervormd predikant, in 1926 terug als kloosterlinge Domna Joanna. Zij overleed in 1933.

Tot slot schrijft A. von Beesten een bijdrage voor Lena. Zij kwam uit een adellijke familie, en woonde vermoedelijk in de Nederlands-Duitse grensstreek, regio Bentheim.

Het onderzoek liet zien dat veel intekenaren zich bewogen in de hogere kringen van de Deventer bevolking en contacten onderhielden met de doopsgezinde broederschap, een rijke gemeente met vaak grote gezinnen. Ze werden doopsgezinden genoemd omdat zij de kinderdoop afwezen en die wilden vervangen door een doop op latere leeftijd. Ook vanwege hun weigering om wapens te dragen en een eed af te leggen, kregen zij kritiek te verduren,

waardoor aanhangers zich genoodzaakt zagen om voor hun godsdienstoefeningen gebruik te maken van schuilkerken. Eén daarvan was te vinden aan de Korte Assenstraat te Deventer. Vaak bekleedden ze jarenlang openbare functies, zoals die van rector, bibliothecaris, predikant of secretaris, begunstigd door de aanwezigheid

van een athenaeum en bibliotheek in de stad. Anderen verdienden met handel en industrie zoveel, dat zij aan uitbreiding en /of ondersteuning konden gaan denken. De verhuizing van de familie van Rossem van Deventer naar Den Haag in het jaar 1889 betekende ook het einde van Lena’s album.

Vrienden voor het leven

Het album van Lena van Rossem is tot en met 18 december 2021 te zien op de kleine expositie ‘Vrienden voor het leven’ in de bibliotheek Deventer, Stromarkt 18. Het album amicorum – Latijn voor ‘vriendenboekje’ – is de voorloper van het moderne poesiealbum. Vanaf de zestiende eeuw verzamelden eigenaars van dergelijke boekjes handgeschreven bijdragen van vrienden, familie en kennissen. Naast spreuken en versjes bevatten deze boekjes tekeningen, borduurwerkjes of gedroogde bloemen.

Bronnen

• Album amicorum van Anna Helena (Lena) van Rossem. Deventer, 1884-1886 (Dv oct 1806 KL).

• Folkerts, S. ’Aanwinsten Athenaeumbibliotheek 2019’. Deventer Jaarboek (2020) p. 89 e.v.

• Moussault, P. Het geslacht van Delden. Laren, 1954.

• Rademaker-Helfferich, B. Een wit vaantje op de Brink; de geschiedenis van de doopsgezinde gemeente te Deventer. Deventer,1988.

This article is from: