3 minute read

Geschiedenis van de taal in Overijssel: Het genderneutrale dialect

DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER

Alle Europese talen, en dus ook het Nedersaksisch van Overijssel, kennen van oudsher een verschil tussen mannelijke en vrouwelijke woorden (de categorie ‘onzijdig’ is daar pas later aan toegevoegd). Dat strekte zich ook over de zelfstandige naamwoorden uit. In de vroege fasen kon je dat aan het zelfstandig naamwoord zelf zien.

Het Latijn is een voorbeeld van zo’n vroege fase. Zelfstandige naamwoorden die op -a eindigen zijn in het Latijn vrouwelijk, zelfstandige woorden die op -us eindigen zijn mannelijk. Wij hebben in Overijssel daarvan nog een rudiment bewaard: woorden die op een -e eindigen, zijn vrouwelijk (vrouwe, katte). In het noordoosten van Twente is die -e afgevallen, net als in het Nederlands. Om te bepalen of een zelfstandig naamwoord vrouwelijk of mannelijk is, heb je de hulp van andere woorden nodig. Het lidwoord en het bijvoeglijk naamwoord vertelt je in het Twents of een woord mannelijk of vrouwelijk is: de grote bloom (vrouwelijk) tegenover ’n groten boom (mannelijk).

In oostelijk Salland maken de lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden ook nog verschil in vrouwelijk en mannelijk (of maakten, want het is daar net als in Twente in hoog tempo aan het verdwijnen), in het westen van Overijssel bestaat het verschil alleen nog in de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden. Naar vrouwen en meisjes verwijs je met zie, zi-j, ze en (h)eur, naar mannen en jongens met (h)i-j, hee, (h)um en zien. Net als in het Nederlands dus, waar we zij, ze en haar voor vrouwelijke personen gebruiken, en hij, hem en zijn voor mannelijke. Die persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zijn het laatste bastion van het man-vrouwonderscheid dat ooit in veel meer woordsoorten aanwezig was. En ook dat laatste bastion leek te wankelen. Begin jaren tachtig hoorde ik een toen 76-jarige vrouw in Vollenhove over haar grootmoeder spreken als moe zien moe, letterlijk ‘moeder zijn moeder’. Het bezittelijk voornaamwoord zien kon door haar zowel voor vrouwen als voor mannen aangeduid worden; met recht een genderneutraal woord dus. Er wordt vaak gedacht dat genderneutraliteit een zeer recent bedenksel is van de (rand)stedelijke elite, maar hier zien we dat een bejaarde dialectspreekster dat veertig jaar geleden al in haar taalgebruik toepaste.

Het kwam overigens al eerder voor. Het Meertens Instituut heeft de gedigitaliseerde vragenlijsten op zijn site gepubliceerd, en op de vragenlijst die in 1934 werd rondgestuurd, is aan de invullers gevraagd het zinnetje Zij kwam uit de kerk te vertalen. Uit honderden plaatsen in Nederland en Vlaanderen kwam de ingevulde lijst retour, en in 18 plaatsen was het persoonlijk voornaamwoord vertaald met een woord dat je ook voor mannen zou kunnen gebruiken: (h)i-j, (h)ie, ij, hee. Van die 18 plaatsen liggen er 15 in Overijssel.

In de jaren tachtig hebben dialectologen het dialect opgenomen in 622 plaatsen in Nederland en (Frans-)Vlaanderen. Er is dan nog één plaats waar met dezelfde voornaamwoorden (persoonlijk hee en bezittelijk sin) naar mannen én vrouwen kan worden verwezen. Die plaats is Rijssen. Waarschijnlijk zijn er nog wel een paar dialecten, maar daar hebben we geen bewijs van.

This article is from: