7 minute read

Generaal Wijnen blikt terug

‘Toen Defensie erbij kwam, ontstond er kalmte’

Ook voor Defensie betekende het afgelopen jaar veel veranderingen. Luitenant-generaal Wijnen, Commandant der Landstrijdkrachten, ging in gesprek met de Militaire Courant over de coronaperiode en de Defensievisie 2035. De generaal blikt terug op een bewogen jaar.

Advertisement

DOOR JAN LOUWERS

Ik heb u een jaar geleden ook gesproken, in het cadettenkamp van de KMA. De wereld ziet er inmiddels heel anders uit. Kunt u zich dat nog herinneren?

‘Ja, dat kan ik me nog heel goed herinneren. Dat waren de laatste weken van het oude normaal. We waren toen erg bezig met de voorbereiding van de oefening “DEFENDER-Europe 20”. Dat is een grote NAVO-oefening waarbij Amerikaanse troepen naar Europa werden overgebracht. Het werd ineens allemaal anders. De Amerikaanse vrachtschepen kwamen aan in Vlissingen, werden afgetankt en gingen weer huiswaarts.’

Toen we elkaar vorig jaar spraken, heb ik ook met een cadet gesproken. Weet u hoe die opleiding verder is verlopen? En wat voor impact had de coronacrisis op de landmacht?

‘De opleiding op de KMA valt onder het toezicht van het ministerie van Onderwijs, die hebben bepalingen waar wij ons aan te houden hebben. Maar in de volle breedte zijn we onszelf aan het heruitvinden geweest. We zijn een vitale organisatie voor Nederland. Zeker binnen de landmacht zelf, begreep iedereen wel dat we door moesten. ‘Maar commandant… hóe dan?’ was de vraag die ik vooral vaak kreeg. Wij doen immers veel werk binnen de anderhalve meter. Veilig achter een bureau zitten is bij ons voor weinigen weggelegd. Het merendeel is in groepsverband bezig met inzet of de voorbereiding daarop.’

En als commandant van de landmacht moest u de juiste toon aanslaan richting uw collega’s; enerzijds moest u voorwaarts, anderzijds moest u empathie tonen.

‘Ja, beiden. Een commandant moet reëel hoop bieden. Zicht bieden op wat binnen handbereik ligt en verder in de toekomst.’

MAART 2021 – 5 INTERVIEW

Commandant Landstrijdkrachten luitenantgeneraal Wijnen brengt op Bevrijdingsdag 2020 gebak bij het Erasmus MC.

‘Wij zijn de last organisation standing.’

Het afgelopen jaar heeft u veel legeronderdelen bezocht. Als u nu terugkijkt, wat heeft het meeste indruk op u gemaakt?

‘Dat is de veerkracht, de toewijding van al die collega’s die op dagelijkse basis bijdragen aan de output van de landmacht. Corona had een major impact, maar missies gingen gewoon door. We gingen naar Litouwen, Afghanistan, Irak en Jordanië. Vooraf en achteraf ging iedereen twee weken in quarantaine. Thuis ging het ook anders; opa en oma pasten niet meer op en de kinderen gingen niet meer naar school. Dus de impact is heel groot. Militairen, burgers en thuisfront, iedereen is aan zet.’

Bij de uitbraak van de coronacrisis waren er aanvankelijk vragen waarom Defensie niet werd ingezet. Uiteindelijk was er veel waardering. Hoe kijkt u daar nu op terug?

‘Wat belangrijk is, is dat wij rust en kalmte uitstralen. Er was een hoop hectiek, maar toen Defensie erbij kwam, ontstond er kalmte. Als de civiele instanties het niet meer aankonden, sprongen wij bij: mijn collega’s die gepokt en gemazeld waren in de inzetgebieden in het buitenland. Ze zorgden voor “actie-intelligentie”. Rustig aan het werk gaan en het probleem stukje bij beetje opeten. Dit zorgt voor wat lucht bij de civiele collega’s. ‘Vreemde ogen dwingen. Bijvoorbeeld, een keer stonden er achter in een ruimte bij het koffiezetapparaat een aantal verplegers en artsen bij elkaar en toen zei een militair die wat wilde bespreken: “Willen we even opletten!?” Dan hoorden we later terug, dat ze dat nog nooit hadden meegemaakt in dit ziekenhuis! Het was voor het eerst dat ze gewoon luisterden. ‘Defensie heeft heel veel gedaan. In de eerste golf, de tweede golf en nu weer. Bij de eerste golf was er absoluut een paniekstand. Logisch. Je weet niet wat er op je af komt. We hebben als Defensie toen het verschil kunnen maken door bij te springen in verschillende ziekenhuizen. In de tweede golf hebben we dat wat anders aangepakt. Onze inzet was minder versnipperd, we hebben ons geconcentreerd op één

ziekenhuis, het UMC in Utrecht, voor de opvang van de nationale overloop. Van de driehonderd beschikbare medics was bij de eerste golf iedereen ingezet, maar wisten we niet of die ook op de plekken stonden waar de nood echt het hoogst was. Overigens zijn op dit moment de meesten ook nog steeds ingezet. Op de plaats waar en het moment dat ze het allermeest nodig zijn.’

De medics en de burgerverpleegkundigen hebben een totaal andere achtergrond, en nu moesten ze ineens samenwerken. Daar zijn vast hele mooie, menselijke ontmoetingen geweest: botsingen, verbroedering. Heeft u daar iets van meegekregen?

‘Ja, daar komen twee werelden bij elkaar. Dat is mooi. Er zijn verschillen, maar ook overeenkomsten. Al onze verpleegkundigen en artsen zijn BIGgeregistreerd, ze voldoen aan civiele geneeskundige normen. Alleen zijn militairen gericht op trauma’s, verwondingen die ontstaan op het slagveld. Alles is erop gericht om de gewonde militair te stabiliseren en ervoor te zorgen dat hij of zij zo snel mogelijk op de operatietafel terechtkomt. Dat is heel wat anders dan het verplegen van een patient met een corona-infectie. Dus onze collega’s hebben ook heel snel veel moeten bijleren over deze specifieke situatie.’

Toen de avondklok werd ingevoerd ontstond er onrust en had de politie haar handen vol om de orde te bewaren. Er werd algemeen geroepen dat Defensie maar ingezet zou moeten worden. De marechaussee werd ingezet, dus Defensie was al actief. Maar er waren ook geluiden dat militairen niet de-escalerend zouden kunnen optreden. Hoe kijkt u daarnaar?

‘De landmacht kan dat, wij zijn de last organisation standing. Als de politie omvalt, en de marechaussee, dan kunnen wij echt optreden. In de West, het Caraïbisch gebied, zijn troepen getraind in het beteugelen van “woelingen”. Los hiervan zijn we bij alle uitzendingen die wij wereldwijd doen, voortdurend aan het de-escaleren. Dus wij kunnen dat prima, het is alleen de vraag of je dat moet willen. Dan kom je bij de kern van de parlementaire democratie: willen wij het leger tegenover onze burgers zetten? Dat lijkt me het allerlaatste wat je moet willen.’

Afgelopen oktober is de Defensievisie 2035 bekendgemaakt. Wat me daarin opvalt is dat er veel onderwerpen geadresseerd worden, zowel op technisch als internationaal vlak. Zo is het personeel al jaren een onderwerp van gesprek. Hoe staat dat er nu voor?

‘In januari 2021 hadden we zevenhonderd meer mensen in dienst dan in januari 2020. Die mensen zijn vooral met opleiding bezig en zijn niet meteen inzetbaar. De opleidingsinstituten zitten ramvol. We zijn druk bezig met officieren en onderofficieren op te leiden. Niet alleen om de mensen die ons verlaten te vervangen, maar ook om de gaten in de organisatie op te vullen, zodat alle posities weer bemenst zijn. Maar techneuten en medics, dat blijft altijd een schaarste, omdat dat ook in de rest van de samenleving een schaarste is. Het bemensingsvraagstuk is echt anders geworden. Ik zie herintreders, minder militairen gaan werken buiten Defensie. Uit een enquête onder ons personeel blijkt dat werken bij Defensie wordt gewaardeerd, dat zijn goede tendensen.’

Een onder onderwerp uit de Defensievisie is de vijand van de toekomst. Wie is eigenlijk onze vijand?

‘Het gaat niet de goede kant uit. Dreigingen nemen toe en komen steeds dichterbij en worden ook onvoorspelbaarder. Er zijn veranderingen die we niet aan zagen komen. Als ik kijk naar wat er in mijn eigen carrière, bijna 38 jaar, allemaal gebeurd is: de val van de muur, verschillende vredesmissies, 9/11, de Krim-annexatie door Rusland in 2014 en het neerhalen van het vliegtuig MH17 boven de Oekraïne. En dan nu recent de coronapandemie, ook dat zagen we niet aankomen. Ik geloof niet dat we erop mogen vertrouwen dat dit soort systeemschokken zich niet meer zullen voordoen en wij overbodig worden. Dat zou wel enorm naïef zijn. De samenwerking in de NAVO is de hoeksteen van onze bondgenootschappelijke verdediging. Amerika kijkt steeds meer naar China en vraagt tegelijk ook van de Europese NAVO-partners om meer bij te dragen. Ook financieel, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat we twee procent van ons nationale inkomen aan Defensie besteden, zoals we binnen de NAVO hebben afgesproken.’

We horen veel verhalen over concrete dreigingen vanuit Rusland en China. Ik neem voor het gemak deze informatie even als feiten aan. Zijn we nog wel in gesprek met bijvoorbeeld Rusland?

‘Je moet beide doen. Dialoog voeren en je ook voorbereiden op andere scenario’s. Afschrikking werkt alleen als je echt wat kunt doen in militair opzicht, want anders heb je niet zoveel te zoeken in de dialoog.’

Generaal, ik wil u bedanken voor dit gesprek. Is er wellicht nog iets wat u tot slot zou willen zeggen?

‘Ik merk het ongeduld bij mijn collega’s om echt goed te worden in hun vak. Daar hebben we echt extra geld voor nodig, om alles goed te kunnen doen. Nederland verdient dat ook, de militairen verdienen dat. Dingen duren vaak lang. Maar dit is het jaar van ontwikkeling en beweging. Materiaal aanschaffen kost tijd en is een complex proces, daar zijn de mensen van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) druk mee bezig. De nieuwe persoonsgebonden uitrusting begint gelukkig inmiddels binnen te stromen en ook de omwisseling van de operationele wielvoertuigen is nu begonnen. Daarmee springen we veertig jaar voorwaarts. Ook zijn de contracten afgesloten voor het vernieuwen van materieel, zoals pantservoertuigen, pantserhouwitsers en communicatieapparatuur. Om vandaag beter te zijn dan gisteren, morgen beter dan vandaag! Om te kunnen beschermen wat ons in Nederland dierbaar is.’

This article is from: