NL
inDRUKwekkend NIEUWE TOPSTUKKEN UIT HET BRUGSE PRENTENKABINET
De kunst van het verzamelen De prent Sot’s Paradise van George Bickham is een treffende introductie op deze tentoonstelling met hoogtepunten uit de collectie van de handelaar en verzamelaar Guy Van Hoorebeke. De diversiteit van deze gegraveerde verzameling drukwerk is namelijk representatief voor de inhoud van de nieuw aangekochte prentencollectie. Sommige door Bickham afgebeelde prenten bevinden zich zelfs daadwerkelijk in de collectie van Guy Van Hoorebeke, of waren reeds in het bezit van het Groeningemuseum, zoals respectievelijk het portret van Philippe de Champaigne, of de hier getoonde prenten van Jacques Callot. Een dergelijke gegraveerde trompe l’oeil collage wordt ook wel een medley (mengelmoes) genoemd. Het is een vernieuwend prentgenre in het vroeg 18de-eeuwse Londen. Prentmakers etaleren hierin hun virtuositeit, enerzijds door het creëren van illusionistische collage-effecten, en anderzijds door het imiteren van verschillende grafische technieken. Het geheel fungeert als een soort reclame van wat de kunstenaar allemaal kan. Daarnaast prikkelt de medley de beschouwer om de verschillende afgebeelde prenten te identificeren en te gissen naar een mogelijke samenhang in het getoonde drukwerk.
De titel van de prent verwijst naar het afgebeelde pamflet van Sot’s Paradise, een werk van de 18de-eeuwse satirische schrijver Edward Wards. Ook het in de vitrine tentoongestelde album biedt een mooie introductie op deze tentoonstelling. Het bevat meer dan 600 portretten die hoofdzakelijk vervaardigd zijn in de 16de en 17de eeuw. Het zijn veelal beeltenissen van historische personages zoals kunstenaars, filosofen, clerici, koningen en krijgsheren. Wellicht werden ze in dit album samengebracht door een 18de-eeuwse collectioneur. De collectie van Guy Van Hoorebeke bevat opmerkelijk veel portretten, hoewel dit genre in feite niet goed verkocht. Deze portrettenverzameling toont mooi aan hoe de handelaar zich bij het aankopen van zijn werken soms eerder door zijn passie dan door zijn zakelijk instinct liet leiden.
Pieter Bruegel de Oude In de loop van de 16de eeuw neemt de vraag naar prenten enorm toe. Dit vraagt om een efficiëntere organisatie van het productieproces. Het ontwerpen, snijden, drukken en distribueren van de prent gebeurt daarom vaak niet meer door één en dezelfde kunstenaar. Meestal coördineert een uitgever de productie. Hij verdeelt de verschillende taken onder specialisten. Hiëronymus Cock is rond het midden van de 16de eeuw één van de belangrijkste uitgevers in Antwerpen. Hij werkt samen met vooraanstaande graveurs en ontwerpers. Wanneer Pieter Bruegel terugkeert van zijn Italiëreis in 1554, begint ook hij ontwerpen te maken voor deze prentuitgever. Er ontstaat een langdurige samenwerking die tot het einde van Bruegels carrière standhoudt. Zijn prentontwerpen worden door verschillende graveurs in prent gebracht.
Op de prent De ezel op school ontvangt een ondeugende leerling een pak slaag van de schoolmeester te midden van een klas rumoerige kinderen. De aandacht wordt vooral getrokken door de klasgenoot die links in de voorstelling een partituur bestudeert. Volgens het onderschrift – dat van deze prent afgesneden is – doet de ezel tevergeefs moeite: hij kan leren wat hij wil, een paard zal hij nooit worden. De prent is gemaakt door Pieter van der Heyden, die Bruegels ontwerpen meestal getrouw navolgt. Ook de Noord-Nederlandse prentmaker Philips Galle graveert ontwerpen van Pieter Bruegel. Galle is een veel inventievere kunstenaar en springt vrijer om met de ontwerpen. De prent Temperantia (Matigheid) is van zijn hand. Deze prent is afkomstig uit een reeks met de Zeven Deugden; een vervolg op de Zeven Ondeugden die Bruegel eerder ontwierp. De slangenriem van Temperantia verwijst naar de planeet Mercurius. Rondom Temperantia zijn allegorieën afgebeeld van de kunsten die onder invloed staan van deze planeet, zoals toneel en muziek, astronomie, meetkunde, retoriek, taalkunde en wiskunde.
Maniërisme in de Noordelijke Nederlanden Hendrick Goltzius introduceert in de 16de eeuw het maniërisme in de prentkunst uit de Nederlanden. Het maniërisme is de kunststroming die volgt op de harmonieuze stijl van de renaissance. Ze wordt gekenmerkt door voorstellingen met onnatuurlijk geproportioneerde en overdreven gespierde figuren in verwrongen lichaamshoudingen. Goltzius ontwikkelt een graveerstijl met aanzwellende lijnen die de welvingen van dergelijke figuren uitstekend volgt. Deze techniek vindt navolging bij zijn leerlingen en collega-graveurs, onder wie Jacob Matham, Jan Harmensz. Muller en Jan Saenredam.
De woorden ‘Fui, non sum; es, non eris’ zijn te lezen op een graf waarop een geraamte zit. Het is een boodschap aan de elegante jongeman die – net als de bloem in zijn hand – in de bloei van zijn leven is. Het geraamte herinnert de jongen aan zijn sterfelijkheid met de boodschap ‘wat ik was, ben ik niet, wat jij bent, zul jij niet zijn’. Dergelijke vanitasvoorstellingen, die de beschouwer op zijn vergankelijkheid wijzen, zijn een veelvoorkomend thema in de kunst. Jan Saenredam sneed deze prent naar Goltzius. Saenredam is ook de graveur van de prent Een oudere vrouw verleidt een jongeman. Op deze prent loopt een jong koppeltje langs een tafel waarachter een oude vrouw met een geldkist zit. Zij kan de jongen niet verleiden met haar schoonheid, zoals de vrouw naast hem, en daarom trekt zij zijn aandacht met het geld dat ze voor hem uittelt. De prent is de tegenhanger van een prent waarin een oude man een jonge vrouw probeert te verleiden (hier niet getoond).
Italiaanse prentkunst In de prentkunst van de Italiaanse renaissance speelt Marcantonio Raimondi een belangrijke rol. Hij ontwikkelt een graveertechniek die moeiteloos de chiaroscuro-effecten van schilderkunst en de volumes van beeldhouwwerken imiteert. Hierdoor legt hij in zekere zin de basis voor de reproductiegrafiek. Toch is Marcantonio geen typische reproductiegraveur. Hij kopieert namelijk niet letterlijk, maar citeert en parafraseert eerder elementen uit het werk van anderen. Hij creëert op die manier eigen interpretaties van zijn voorbeelden. Marco Dente en Agostino Veneziano, van wie hier werk wordt getoond, behoren tot de zogenaamde ‘school van Marcantonio’. Deze drie kunstenaars herhalen geregeld volledige composities of details uit hun eigen werk en dat van elkaar. De Naakte figuur die het voetstuk van een zuil draagt is bijvoorbeeld gemaakt door Agostino Veneziano naar een prent van Marcantonio Raimondi.
De kunstenaar Rafaël bekleedt een sleutelpositie in de prentproductie van de school van Marcantonio Raimondi. De graveurs snijden veel prenten die terug te voeren zijn op werken van deze meester. Vermoedelijk levert Rafaël hier zelf de ontwerpen voor. Zo is Marco Dentes Gevechtsscène gemaakt naar De slag om de Milvische Brug van Rafaël. Deze voorstelling is tevens door Giulio Romano als fresco in de Sala di Costantino van het Vaticaan aangebracht.
De monumentale prent Prediking van Johannes de Doper is gemaakt door Giovanni Battista Fontana. Er zijn ongeveer 68 prenten aan deze kunstenaar toegeschreven. De Prediking van Johannes de Doper is één van de weinige prenten die Fontana eigenhandig uitgevoerd heeft. Deze Veronese kunstenaar werkt vanaf 1573 als hofschilder voor de aartshertog Ferdinand II in Oostenrijk.
Rembrandt van Rijn De beroemde schilder Rembrandt van Rijn is ook een bijzonder getalenteerd etser. Hij is een zogenaamde peintre-graveur (letterlijk: schilder-graveur) die zelf zijn voorstellingen in prent uitvoert. De etstechniek leent zich hier heel goed toe. Om een ets te maken is het namelijk niet nodig om te snijden in een plaat. De kunstenaar tekent in een waslaag die op de drukplaat ligt, waarna de groeven met behulp van zuur in de plaat worden gebeten. Rembrandt kan daarom net zo gemakkelijk tekenen als hij op papier zou doen. Rembrandt maakt ongedwongen, treffende etsen waarin hij vaak speelt met licht- en donkercontrasten. Naast de portretten en mythologische, Bijbelse en historische voorstellingen die hij veelvuldig afbeeldt in zijn schilderijen, verkent deze Noord-Nederlandse meester in zijn etsen ook andere onderwerpen, waaronder het naakt en figuurstudies.
Als Rembrandt in 1630 de ets Bedelaar maakt, werkt hij al enkele jaren als zelfstandig meester in zijn atelier in Leiden. In deze periode etst de kunstenaar een groot aantal bedelaars, zwervers en kwakzalvers, die een grote bekendheid verwierven. Hij inspireert zich voor deze prenten op de reeks met straatfiguren van de Franse kunstenaar Jacques Callot en mogelijk ook op het werk van de Italiaan Stefano Della Bella. In 1631 vestigt Rembrandt zich in Amsterdam. Zijn Naakte vrouw zittend op een verhoging dateert uit datzelfde jaar. Het is één van de vroegste naakten in het geëtste oeuvre van Rembrandt. In tegenstelling tot classicistische kunstenaars beeldt Rembrandt geen geïdealiseerde lichamen af. Liever verbeeldt hij het natuurlijke lichaam, zoals deze prent laat zien.
Opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse overheersing In 1555 krijgt de Spaanse heerser Filips II het bestuur over de Nederlanden toegewezen. Al gauw ontstaat onvrede in de Nederlanden door het alsmaar slinkend medezeggenschap en zelfbeschikkingsrecht, het opgedrongen katholicisme en de verloren godsdienstvrijheid. Deze wrijving mondt in 1568 uit tot een oorlog die tachtig jaar zal duren. Op een prent van Willem Jacobsz. Delff zijn de provinciemaagden van de Nederlanden geketend afgebeeld. Zij knielen voor de hertog van Alva die door de Spaanse koning als landvoogd van de Nederlanden is aangeduid. Alva en de Spaanse adviseur Granvelle worden door een duivel met een pauselijke tiara gekroond. De gruwelijke gevolgen van de kwade ingevingen die Granvelle in het oor van Alva blaast, zijn op de achtergrond verbeeld. De legendarische weduwe Kenau Simonsdochter Hasselaer is het boegbeeld van de opstand in de Noord-Nederlandse stad Haarlem. Volgens de overlevering biedt zij samen met een groep Haarlemse vrouwen dapper weerstand tegen de Spaanse troepen die in 1572 voor de poort staan. Van de intrigerende moedige vrouw verschijnen al tijdens het beleg van Haarlem portretten in
prent. De hier getoonde prent is een tot nog toe onbekende variant op een veelvoorkomend type. Een nieuwsprent van de door Alva uit Antwerpen verbannen graveur Frans Hogenberg verbeeldt hoe Antwerpenaren in 1577 Duitse huurlingen de stad uitjagen. Deze troepen waren door de Spanjaarden in Antwerpen geïnstalleerd om de bevolking gedeisd te houden. Een andere prent prijst de heren Bourse, Van Roeck en Van Liedekercke als initiatiefnemers van dit verzet. Als later blijkt dat zij hun aandeel in het verzet schromelijk overdreven hebben, distantieert de maker van de prent, Pieter Baltens, zich van zijn werk. Met een reeks antieke en Bijbelse opstandelingen komt Willem van Haecht subtiel in verzet tegen de Spaanse overheersing. Enkel het voorwoord op de reeks zinspeelt op een verband tussen de moed van deze afgebeelde figuren en die van de ‘moderne’ opstandelingen. Van Haecht liet de helden uit deze serie per tweetal ontwerpen door vooraanstaande prentkunstenaars, zoals Maarten de Vos en Marten van Cleve I.
16de-eeuwse ornamentprenten Ornamentprenten zijn in eerste instantie gedrukte ontwerpen voor decoratieve motieven of volledige kunstwerken die in een ander medium worden uitgewerkt, zoals de edelsmeed-, glas-, of beeldhouwkunst. Dergelijke prenten werden echter ook omwille van hun esthetische kwaliteiten geapprecieerd. Voorbeelden zijn de ontwerpen voor juweelhangers van Hans Collaert, of het Ontwerp voor een schaalbodem met Willem van Oranje als de wijze bevelhebber. Deze laatste gravure behoort tot een reeks politiek getinte prenten, die aansluiten bij het ensemble rond de Opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse overheersing. Willem van Oranje, de aanvoerder van de rebellerende Noordelijke Nederlanden, wordt in deze serie voorgesteld als wijze bevelhebber. De decoratieve boord rond zijn portret bevat scènes met wijze oudtestamentische rechters. Een andere prent uit dezelfde serie (hier niet getoond) representeert de Spaanse landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden, de hertog van Alva als dwaze bevelhebber.
Verschillende hier getoonde prenten bevatten zogenaamde groteskenornamentiek: overdadige, maar vaak symmetrisch opgebouwde verzamelingen van fantasiewezens, rankwerk, architecturale elementen en maskers. Deze decoratie is geĂŻnspireerd op de wandschilderingen uit de Oudheid die tijdens de Renaissance werden ontdekt in opgegraven ruĂŻnes in Rome. Dergelijke ornamentprenten in groteskenstijl waren in grote mate verantwoordelijk voor de verspreiding van de beeldtaal van de Italiaanse Renaissance in de 16de eeuw. De prent van Lucas van Leyden is een vroege getuige van deze invloed in de Nederlanden.
Het landschap in de 16de-eeuwse Nederlanden In de 16de eeuw bevrijdt het landschap zich van haar tweederangspositie op de achtergrond. Het groeit uit tot een zelfstandig genre, dat internationaal zelfs als een specialiteit van kunstenaars uit de Nederlanden wordt beschouwd. Het hier getoonde ensemble is representatief voor enkele belangrijke tendensen in deze periode. In de loop van de 16de eeuw wordt het landschap steeds realistischer afgebeeld. Kunstenaars trekken de natuur in om studies ‘naar het leven’ te maken. Toch zijn de bewaarde composities in de meeste gevallen nog geen werkelijk realistische landschappen. Veeleer zijn het gecomponeerde voorstellingen die op de realiteit geïnspireerde natuurfragmenten bevatten. De prenten van Hans Bol zijn voorbeelden van typische Vlaamse (dorps) gezichten uit het midden van de 16de eeuw. Een ander type in deze periode is het topografische gezicht, zoals dat op Limburg, afkomstig uit de Beschrijving van de Nederlanden van de beroemde Italiaanse humanist Ludovico Guicciardini, die in Antwerpen woonachtig was.
Kunstenaars gaan vanaf de 16de eeuw ook steeds vaker naar het buitenland, hoofdzakelijk naar Italië, om er de kunst van de oudheid en renaissance te bewonderen en bestuderen. Hun impressies worden verwerkt in prenten die een grote verspreiding kennen in de Nederlanden en elders. De in 1551 door Hieronymus Cock uitgegeven reeks met Romeinse ruïnes is één van de vroegste series in dit genre. Ook Praag, waar het hof van de Habsburgse keizer Rudolf II gevestigd is, oefent in de 16de eeuw een grote aantrekkingskracht uit op kunstenaars. Hiervan getuigt het Boheemse landschap van Pieter Stevens, die als hofschilder van de keizer vrijwel zijn gehele loopbaan in Praag en omgeving doorbrengt.
Franse hofcultuur in de prentkunst Kunstenaarsfamilie Pérelle domineert in het 17de-eeuwse Frankrijk de productie van landschappen en topografische gezichten in prent. Vader Gabriel en zijn zoons Nicolas en Adam brengen samen ongeveer 1300 prenten op de markt. Omdat de graveurs dikwijls enkel met familienaam Pérelle ondertekenen, is het niet eenvoudig om de prenten van Gabriel van die van zijn zoons te onderscheiden. Gezichten op Parijse monumenten maken een groot deel uit van het oeuvre, waaronder ook vorstelijke paleizen met hun luisterrijke tuinen. Eén van de prenten stelt het koninklijk kasteel in Fontainebleau voor. In opdracht van koning François I wordt dit oorspronkelijk middeleeuwse kasteel in de 16de eeuw door Italiaanse kunstenaars van uitbreidingen in renaissancestijl voorzien. In de daaropvolgende eeuw inspireert Zonnekoning Lodewijk XIV zich op deze residentie voor de bouw van zijn exorbitante paleis in Versailles. Het kasteel van Fontainebleau verbleekt naast de overdadige architectuur en immense tuin van dit 17de-eeuwse paleis, eveneens door Pérelle in prent uitgevoerd.
Een indrukwekkende prent uit de 18de eeuw toont de praalbegrafenis van Koning Filips V van Spanje. Hij is de kleinzoon van de Franse Lodewijk XIV en de eerste Bourbon die op de Spaanse troon zetelt. Vanwege zijn Franse afkomst wordt hij in Parijs begraven. De prent geeft een goede indruk van de krachttoer die men heeft uitgehaald om de Notre Dame te verlichten met kaarsen.
Wetenschapsprenten in de 18de eeuw Tijdens de Verlichting groeit de behoefte om de wereld te meten, te onderzoeken en te beschrijven. Verdiepen, verzamelen en observeren gebeurt niet alleen ter lering, maar ook ter vermaak. De prent met een gezicht in perspectief op De tuin van graaf D’Althann in Wenen is bedoeld om te bekijken met een optische diagonaalmachine, ook wel zograscoop genoemd. Via de bolle lens en de spiegel van de zograscoop wordt het perspectief in de prent versterkt. Dergelijke opticaprenten verschijnen in uitvoerige reeksen met veelal spectaculaire zichten van uiteenlopende aard. Door de driedimensionale kijkervaring waant de beschouwer zich even op een exotische plaats. De prent met het ruiterstandbeeld van Lodewijk XIV licht de verloren-was-methode toe. Met behulp van dit procedé wordt een bronzen beeld gegoten. De prent toont de wassen mal van het ruiterstandbeeld met gietkanalen. In latere stadia van het proces wordt deze mal van een keramische laag voorzien. Bij het bakken van het geheel smelt de was en ontstaat er ruimte om via de kanalen brons in de mal te gieten. De voorstelling is oorspronkelijk afkomstig uit de 28-delige Encyclopédie ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des mé-
tiers (1751-72) van Denis Diderot en Jean le Rond d’Alembert. In deze vooraanstaande publicatie uit de Franse Verlichting documenteren de filosoof en de wiskundige zoveel mogelijk wetenschappelijke, ambachtelijke en artistieke kennis. De Drie cactussen en Cyclamen zijn illustraties uit Phythantoza Iconographia (173745) van apotheker en botanist Wilhelm Weinmann. De meeste prenten van deze publicatie zijn gebaseerd op de botanische tekeningen van Georg Ehret. Deze waren van grote invloed in de 18de eeuw. De prent Drie cactussen is in een bijzondere techniek gemaakt. Het is een gravure bewerkt met drogenaald, waardoor het effect van een mezzotint ontstaat. De subtiele toongradaties bewerkstelligen een genuanceerd kleurverloop in de voorstelling. Dit resultaat is ten slotte met de hand bijgekleurd.
Piranesi en de Romeinse oudheid Ook na de renaissance blijft de vergane glorie van de oudheid aantrekkingskracht uitoefenen op kunstenaars. In de 18de eeuw komt het tot een hevig debat over wie aan de oorsprong ligt van de westerse beschaving: de Grieken of Romeinen. De Italiaanse kunstenaar Giovanni Battista Piranesi is overtuigd van de superioriteit van de Romeinen, en dit komt sterk tot uiting in zijn kunst. De kunstenaar vervaardigt meer dan duizend prenten die beeldbepalend zijn voor de 18de-eeuwse visie op de Romeinse oudheid. In zijn etsen documenteert hij de overwoekerde en in het moderne stadsweefsel ingekapselde overblijfselen uit het roemrijke Romeinse verleden. Voorbeelden zijn de series Gezichten op Rome en Romeinse Oudheden. Piranesi meent dat men antieke elementen niet louter moet imiteren, maar ook op een creatieve manier verwerken. Hij illustreert dit met een serie fantasierijke ontwerpen voor schouwen, waarvan er hier één in Egyptische stijl wordt getoond. Sommige van deze ontwerpen zijn ook effectief uitgevoerd en tot op vandaag bewaard.
De bevlogen Italiaan maakt niet alleen prenten, hij restaureert en verkoopt ook antiquiteiten; een op dat moment florerende handel in Rome. Bij wijze van reclame geeft Piranesi prenten uit met antiquiteiten uit eigen collectie, maar ook uit die van anderen. Via opschriften geeft hij de herkomst en huidige locatie van de afgebeelde objecten aan. Het Titelblad voor een verzameling prenten naar tekeningen van Guercino getuigt ten slotte van de experimentele aard van de kunstenaar op vlak van prenttechnieken. Om de tekenstijl van Guercino te imiteren, werkt de kunstenaar met twee inktkleuren en met plaattoon – dit laatste is een dunne laag inkt die doelbewust op de plaat wordt gelaten om effecten te creëren.
Curiosa De opmerkelijke 17de- en 18de-eeuwse prenten in dit kabinet tonen een intrigerende voorstelling of zijn gemaakt met behulp van een bijzondere prenttechniek. De ingekleurde ets met het grote ei is oorspronkelijk bedoeld als briefpapier. Kinderen schreven hierop een paasbrief of paaswens aan hun vader of moeder. De feestende figuurtjes aan de onderzijde zijn gebaseerd op figuren van de 17de-eeuwse Noord-Nederlandse kunstenaar Cornelis Bega. De paasbrief illustreert dat prenten in oorsprong niet enkel kunstwerken waren, maar ook gebruiksvoorwerpen. Het portret van de Noord-Nederlandse dichter en toneelschrijver Joost van den Vondel is vervaardigd met behulp van een bijzondere techniek; de ponsgravure. Een dergelijke prent wordt gemaakt door putjes in de drukplaat te slaan met een hamer. Graveur Johannes Lutma II is één van de eerste kunstenaars die in de zeventiende eeuw in de Nederlanden met deze techniek experimenteert.
Ook de voorstelling van Winterkoning Frederik van de Palts V en zijn vrouw op het ijs is opgebouwd uit stippen. Hier betreft het een stippelgravure die is gemaakt met behulp van een zogenaamde roulette. De kleuren van de verschillende exemplaren van de prent zijn steeds verschillend, omdat zij met de hand à la poupée (met een propje textiel) zijn aangebracht. Frederik is keurvorst van de Palts in het Heilige Roomse Rijk en slechts één winter lang (1619-1620) koning van Bohemen. Na zijn
kroning verliest hij een belangrijke veldslag, waarna hij verbannen wordt. De prent is gemaakt naar een tekening van de 17de-eeuwse Noord-Nederlandse kunstenaar Hendrick Avercamp, die bekend is om zijn ijsvoorstellingen. Het stelt wellicht de Winterkoning tijdens zijn ballingschap in Den Haag voor.
MODERNE MEESTERS
GROENINGEMUSEUM