Inleiding Lelijke vrouwen met wapperende haren, vliegend op bezems door de schoorsteen. Toverkollen die roeren in een grote kookpot bij een haard. Dat is ons beeld van heksen. Maar wie weet dat dit iconische beeld is ontstaan uit twee prenten van de Vlaamse meester Pieter Bruegel (1526/1530-1569)? In 1565, een onrustige periode waarin heksenvervolgingen oplaaien, maakt Bruegel twee prenten over hekserij. Tot die tijd bestaat er nog geen stereotype weergave van de heks. Bruegels werken brengen hierin verandering. Tientallen Hollandse en Vlaamse kunstenaars laten zich door zijn twee prenten inspireren. Tot op de dag van vandaag zien we de heksen geĂŻnspireerd op de figuren van Bruegel terug in sprookjes en films, wereldwijd. De tentoonstelling De heksen van Bruegel is een reis langs de ontwikkeling van dit heksbeeld. Van reĂŤle angst naar amusement, van schrikbeeld tot sprookjesfiguur.
A Handlangers van de duivel In de vijftiende eeuw groeit de angst voor de duivel. De duivel is de verpersoonlijking van al wat slecht en kwaad is. Hij wordt ook wel Lucifer of Satan genoemd en is eigenlijk een gevallen engel, door God verstoten en verbannen uit de hemel. Onder meer door het gure klimaat en veel mislukte oogsten waarvoor geen logische verklaring is, beginnen mensen te denken dat het einde der tijden nabij is. Overal herkennen ze het werk van de duivel in. Geleerden raken ervan overtuigd dat er mensen zijn die een pact met hem sluiten en een sekte vormen om kerk en maatschappij te gronde te richten: heksen. Dergelijke opvattingen sluimeren al langer, maar worden op dat moment geformuleerd tot een samenhangende heksenleer. In traktaten en handboeken beschrijven geleerden de kwaadaardige betoveringen (maleficia) en nachtelijke bijeenkomsten (sabbats) van heksen. Hun heksbeeld wordt vanwege het pact met de duivel (demon) ‘demonologische hekserij’ genoemd. De geleerden zelf noemt men ‘demonologen’, in dit verband feitelijk duiveldeskundigen.
In Brugge is de humanist en jurist Joost de Damhouder (1507-1581) één van de stadsschepenen die nauw betrokken is bij heksenprocessen. Hij werkt zijn opvattingen over tovenaars, het duivelsverbond en de sabbat zelfs uit in een eigen heksenleer: Praxis rerum Criminalium. A1 Malleus maleficarum - Heksenhamer Heinrich Kramer, 1490-1491 Museum Catharijneconvent, Utrecht
Het eerste en meest volledige traktaat over heksen is Malleus maleficarum (Heksenhamer) of letterlijk vertaald ‘de hamer van de opzettelijke kwaaddoen(st)ers’. De dominicaner inquisiteur Heinrich Kramer schrijft het boek in 1485-1486, een tijd waarin de heksenvervolging aanzienlijk toeneemt. Kramer bestempelt hekserij nadrukkelijk als ketterij en dus als het afvallen van het christelijke geloof. Met zijn handboek levert hij voor inquisiteurs bewijzen dat hekserij werkelijk bestaat. De inquisities of rechtbanken van de katholieke kerk, die speciaal werden opgericht ter bestrijding van ketterij, maken dankbaar gebruik van de richtlijnen van de Heksenhamer. Kramer beschrijft de verschillende vormen van hekserij, de uiterlijke kenmerken van heksen en hoe het proces tegen hen gevoerd moet worden.
Vanwege de nadruk die dit traktaat legt op vrouwelijke heksen, verschuift de verdenking van mannen én vrouwen naar vrijwel alleen vrouwen.
A2 Des vaudoises In: Le champion des dames, Martin Le Franc, 1451 Bibliothèque nationale de France, Parijs / Facsimile
Dit is de oudst bewaarde heksenvoorstelling. Ze is ontstaan in de Nederlanden. De heksen sieren het gedicht Le champion des dames (De verdediger van de vrouwen), waarin een ‘verdediger’ debatteert met een ‘tegenstander’ over de aard van de vrouw. Ze voeren eigentijdse voor- en tegenargumenten aan rondom het geloof in hekserij. De stok van de onderste vrouw wijst op de woorden van de tegenstander: ‘Ne cuide pas que je te gabe’ (Denk maar niet dat ik je wil bedriegen). Alles wat hij over de nachtelijke heksenvluchten vertelt is volgens hem echt waar.
A3 Sabbatscène In: Invectives contre la secte des vauderies, Johannes Tinctoris, ca. 1460 / Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel / Facsimile
Deze afbeelding is de oudst bekende voorstelling van een heksensabbat. De duivel, in de gedaante van een geitenbok, wordt door de omstanders aanbeden. De geknielde man
links maakt zich klaar voor de osculum infame: de kus op de anus van de bok. Dat het hier om duivels werk gaat, wordt extra benadrukt door de monsters in de lucht.
A4 Sabbatscène Atelier van de Meester van Margareta van York, In: Invectives contre la secte de vauderie, Johannes Tinctoris, ca. 1470-1480 / Bibliothèque Nationale de France, Parijs / Facsimile
Dit handschrift van Tinctoris’ Invectives contre la secte de vauderies heeft een belangrijke Brugse herkomst; het was in het bezit van de Bruggeling Lodewijk van Gruuthuse, een hooggeplaatste edelman aan het hof van Bourgondië. Daarnaast is het ook door een atelier in Brugge voorzien van prachtige schilderingen. In deze scène zit een man klaar om de anus van de bok te kussen. In de medaillons worden soortgelijke taferelen verbeeld. De gebeurtenis speelt zich in het donker af en in de lucht komen de heksen aangevlogen. Twee op bezems, één op een duivel en twee gedragen door duivels.
A5 Nieuwsbrief over heksenverbranding ‘Ein erschröklich Geschicht Vom Tewfel und einer Unholden’, Neurenberg, 1533 / Zentralbibliothek Zürich
In deze nieuwsbrief uit 1533 wordt geschreven over het verbranden van een vermeende heks die samen met de duivel verantwoordelijk werd geacht voor de stadsbrand van 1531 in Schiltach, in het Zwarte Woud.
A6 Nieuwsbrief over heksenverbranding ‘Ein erschröckliche Geschicht so zu Derneburg’, Neurenberg, 1555 / Zentralbibliothek Zürich
Deze nieuwsbrief werd gedrukt in Neurenberg en beschrijft het lot van twee heksen die verbrand werden in Derenstein, Duitsland. Je ziet ze uiterst links, terwijl het vuur flink wordt opgestookt door twee mannen. In de achtergrond rechts knielt een man die op het punt staat onthoofd te worden. Het zou gaan om een echtgenoot van één van de heksen die beschuldigd werd van een buitenechtelijke relatie met zijn schoonzus.
Johann Jakob Wick De Zwitserse protestantse geestelijke Johann Jakob Wick (1522-1588) beschrijft in zijn kroniek allerlei gebeurtenissen tussen 1560 en 1587. Overstromingen, aardbevingen, vreemde voorvallen en ook hekserij beschouwt hij als voortekenen van het einde van de wereld en voorboden van het Laatste Oordeel.
De kroniek en een verzameling nieuwsbrieven worden samen de Wickiana genoemd. In uitbundig gekleurde voorstellingen laten ze zien hoe heksen de duivel vereren tijdens de sabbat en hoe zij eindigen op de brandstapel. A7 Heksensabbat in Genève Johann Jakob Wick, 1570 / Zentralbibliothek Zürich / Facsimile
Deze tekening verwijst naar de heksensabbat die in 1570-1571 in Genève plaats zou hebben gevonden. De duivel zit op een troon, een man knielt voor hem neer, twee anderen hebben van hem een potje met een tovermiddel (gif) gekregen. Achter de troon brouwt een heks een storm. Onderaan links maakt een duivel met de hulp van een man het gif klaar. Een andere duivel zit onder de rokken van een vrouw, een tweede vrouw kust een van de duivels op zijn anus en een derde vrouw houdt in elke hand een gifpot vast, terwijl haar duivel naast haar staat.
A8 Terechtstelling van vijf heksen in Lausanne Johann Jakob Wick, 1573 / Zentralbibliothek Zürich / Facsimile
A9 Terechtstelling in Baden Johann Jakob Wick, 1585 / Zentralbibliothek Z端rich / Facsimile
A10 Heksenproces in Bremgarten, Zwitserland Johann Jakob Wick, ca. 1575 / Zentralbibliothek Z端rich / Facsimile
A11 Portret van Joost de Damhouder en zijn echtgenote, Louise de Chantraines dit Broucqault Pieter Pourbus (anonieme kopie naar), 1501-1600 / Kasteel van Loppem, Stichting Jean van Caloen (S.O.N.)
Joost de Damhouder werd in 1507 in Brugge geboren en maakte naam als rechtswetenschapper. Na studies in Leuven en Frankrijk, was hij in 1532 teruggekeerd naar Brugge. Daar huwde hij, nam hij enkele belangrijke gerechtelijke functies op en legde hij zich toe op het verhoren van getuigen, het ondervragen van verdachten en opmaken van strafvonnissen. Zijn boek Praxis rerum Criminalium schreef hij in dezelfde tijd, circa 1554, besteedt vooral veel aandacht aan ketterij en toverij, terwijl ook godslastering en geloofsafvalligheid worden besproken.
A12 Praxis rerum Criminalium De praktijk van het strafrecht Joost de Damhouder, 1554 Openbare Bibliotheek Brugge
Doordat er meer aandacht komt voor hekserij neemt het aantal verdachten toe. Inquisiteurs en rechters raadplegen rechterlijke handboeken. HĂŠt handboek voor de rechtspraak is Praxis rerum Criminalium. Vrijwel elke lokale schepenbank in de Lage Landen gebruikt dit juridische traktaat. De Brugse jurist Joost de Damhouder schrijft dit boek omdat hij meent dat gebrek aan kennis ervoor zorgt dat hekserij te vaak onbestraft blijft. Heksen zijn volgens hem ketters van de ergste soort, omdat ze ziektes en rampen veroorzaken.
A13 Koffer met de wapens van Joost de Damhouder en echtgenote ca. 1533 Kasteel van Loppem, Stichting Jean van Caloen (S.O.N.)
Maleficia B Het Latijnse woord maleficia betekent letterlijk ‘slechte daad’. In de context van hekserij verwijst het naar alle kwaadaardige betoveringen van heksen om de mensen, dieren en gewassen schade toe te brengen. Tot hun vermeende misdaden behoren het doden van baby’s, vernielen van oogsten, brouwen van guur weer, zuur maken van melk, het binnendringen van huizen om allerlei kwaad te verrichten, de vrouw onvruchtbaar en de man impotent maken. B1 Koestal met heksen Roelant Savery , 1615 Rijksmuseum, Amsterdam
Nietsvermoedend melkt een boerin één van haar koeien. Gouden vlechten vallen over haar schouders. Een gezel blaast gemoedelijk een deuntje en op de achtergrond baadt de welvarende boerderij in het zonlicht. Niets wijst op naderend onheil. Maar schijn bedriegt. In de hoeken van deze stalscène schildert Roelant Savery vier heksen. Zij staan klaar om het leven op de boerderij te gronde te richten, door melk te stelen of mens en vee ziek te maken.
B2 Warachtighe ende verschrickelijcke beschrijvinge van vele toovenaers en toovenerssen oft vandoysen Jan van Ghelen, 1589 Universiteitsbibliotheek Gent
Dit nieuwsbericht, gedrukt in Antwerpen in 1589, meldt sensationeel dat het ‘verschrikkelijke beschrijvingen’ bevat van tovenaars, tovenaressen, heksen en al hun bezigheden. Deze nieuwsbrief is een van de zeldzame bronnen met een beschrijving van het demonologisch heksbeeld in de volkstaal. De koper krijgt een kort overzicht van de belangrijkste zaken in zijn eigen taal en hoeft geen Latijn te kennen om dit traktaat te lezen. Aangezien ze vaak in herbergen werden voorgelezen, droegen de nieuwsbrieven bij aan de brede verspreiding van het duivelse heksbeeld.
B3 Paternoster 19de en 20ste eeuw MAS, Antwerpen
B4 Toverspiegel, Spiegel van Egypte, 1750-1904 MAS, Antwerpen
Tovenaars en tovenaressen probeerden duivels te vangen en op te sluiten in een fles, kristallen bol of spiegel. Op die manier hadden ze de duivel in hun macht en konden ze hem allerlei vragen stellen over de toekomst, ofwel hem uithoren over verborgen schatten en verloren voorwerpen.
B5 Een heks steelt melk In: Die Emeis, Johann Geiler von Kaysersberg, 1516 Zentralbibliothek ZĂźrich
Gebruikmakend van een bijl, steelt een heks melk. Een vrouw en een geestelijke bespreken de duistere magische krachten van de heks. De volksangst voor melktoverij is wijdverbreid. Het verschijnsel wordt door demonologen opgenomen in hun traktaten en met de duivel in verband gebracht. Ook predikant Johann Geiler von Kaysersberg neemt deze aantijging op in zijn preken, die in 1516 postuum worden gepubliceerd. Vanaf zijn kansel in Straatsburg waarschuwt hij burgers voor heksen. Net als het publiekelijk voorlezen van vonnissen, versterken en voeden deze preken de angst voor hekserij.
B6 Heksenscène met bange man In: Promptuarium exemplorum, Jost Amman, Frankfurt, 1577 Cabinet des Estampes et des Dessins Strasbourg
Voor deze houtsnede baseerde Jost Amman zich op een voorstelling in Die Emeis (zie B5). Deze levendige voorstelling van de Zwitserse Amman bevat een aantal typische elementen die ook in Bruegels prenten al voorkomen: de langharige heksen en de pruttelende kookpot. In de lucht zien we een heks die naakt een bok berijdt, terwijl Bruegel eerder koos voor een bezem. Let ook op de boom helemaal rechts, waarin een man zich verschanst en vanuit zijn schuilplaats de heksensabbat angstig gadeslaat.
B7 Lo stregozzo Processie van heks met demonen Marcantonio Raimondi en/of Agostino Veneziano, 1530 Rijksmuseum, Amsterdam
Het weergeven van een heksbeeld is eerder een NoordEuropese traditie. Deze Italiaanse prent toont een ander soort heks, een beeld dat teruggaat op de Romeinse Oudheid. De kunstenaar moet ge誰nspireerd zijn geweest door de beschrijvingen in Strix (Heks) uit 1523 van de Italiaanse filosoof Gianfrancesco Pico della Mirandola. Die vertellen over de nachtelijke uitstappen van de heks, haar seksuele ontmoetingen met mannelijke duivels, hoe ze haar tovermiddelen gebruikt en hoe ze zuigelingen doodt om hun bloed te drinken.
B8 Kwaadaardige toverij Hans Baldung Grien, 1510 Rijksmuseum, Amsterdam
Een van de eerste werken die Hans Baldung Grien in zijn eigen atelier in Straatsburg vervaardigde was deze chiaroscuro houtsnede, een technisch hoogstandje, waarbij hij verschillende versies maakte van dezelfde prent en experimenteerde met diverse kleuren papier om de sfeer in de prent te beĂŻnvloeden. Net als Cock en Bruegel meer dan vijftig jaar later speelde hij inhoudelijk in op de actualiteit: in de kathedraal van Straatsburg hield Geiler von Kaysersberg zijn preken over hekse. De Heksenhamer ontstond in SĂŠlestat, niet ver van Straatsburg, en diverse drukkers in de stad drukten demonologische traktaten, waaronder ook de Heksenhamer.
B9 Heksenbijeenkomst Hans Baldung Grien (toegeschreven aan), ca. 1514 Cabinet des Estampes et des Dessins Strasbourg
Nadat Hans Baldung Grien zich in Straatsburg had gevestigd, begon hij heksenvoorstellingen te maken, wellicht naar aanleiding van de preken van Geiler von Kaysersberg. In tegenstelling tot zijn houtsnede (zie B9) waren zijn tekeningen erotisch geladen en vaak zien we een kat in het gezelschap van de naakte heksen. Zijn deze katten heksen, duivels of gewone katten? Deze pentekening lijkt het antwoord te bevatten: in de rechterbenedenhoek zit een kat in een toverboek te lezen. Hier heeft Baldung dus een heks voorgesteld, want een duivel heeft geen toverboek nodig en een echte kat al evenmin.
C Bescherming tegen hekserij Om vermeende beheksingen ongedaan te maken, bezoeken mensen een heks of tovenaar. Want wie kan toveren, kan ook onttoveren en wie kan beheksen, kan ‘ontheksen’. Zo meent men dat een heks een (ongetwijfeld door magische krachten ontketende) rattenplaag ongedaan kan maken door de ratten met een toverfluitje naar een andere plek te doen verhuizen. Om erachter te komen wie precies de boosdoener van een betovering is, gebruikt men bezweringsloodjes. Gesmolten lood wordt in water gegoten en de vorm van het gestolde resultaat onthult het gelaat van de heks. Ter bescherming tegen betoveringen dragen mensen ook amuletten en talismannen. Sommige zijn religieus geĂŻnspireerd, andere niet. C1 Sint-Jansevangelie Jacobus Woons (drukker), 1683 / MAS, Antwerpen
Het Sint-Jansevangelie is een volksgebed waaraan afwerende krachten tegen onheil werden toegedicht. Het werd in kleine boekjes gedrukt en als amulet op het lichaam gedragen.
C2 Handboek van een belezer Zuid-Nederland, 17de eeuw Universiteitsbibliotheek, Gent
Om zich te beschermen tegen kwade toverij kunnen mensen toverformules inzetten. Die staan beschreven in bijzonder zeldzame handboeken. De teksten omvatten ellenlange bedreigingen en verwensingen aan het adres van boze geesten en duivels, met als doel hen te bezweren en te bedwingen. Dit zeventiende-eeuwse handboek bevat een spreuk tegen ‘beschaedijghen ofte hinderen, het tsij door consten ofte tooverije, ofte bij compaxen des duvels, ofte bij eenighe cracht ofte macht vande duvels’ op een boerderij. De formule moet in het oosten van de koeienstal drie, vijf, zeven of negen dagen na elkaar worden uitgesproken. De afbeelding van de stal symboliseert het hele erf, inclusief boerderij, bewoners en gewassen op het veld.
C3 Voorwerpen ter bescherming tegen het kwaad MAS, Antwerpen
Sator Arepo De interpretatie en herkomst van dit rechthoekige getallenschema (een zogenoemde matrix) blijft tot op vandaag mysterieus. Het vierkant bevat vijf Latijnse woorden die in verschillende richtingen gelezen kunnen worden en één lang palindroom of keerwoord vormen. Sommigen menen daarom dat het om een oude bezweringsformule zou gaan die bijvoorbeeld tegen hondsdolheid zou helpen. De woorden kunnen wel apart vertaald worden, maar de volgorde waarin ze gelezen moet worden blijft een raadsel. SATOR A R E PO T E N ET OPE R A ROTA S
= = = = =
de zaaier op het veld houdt vast door zijn arbeid de wielen
Ook in christelijke tijden genoot dit vierkant een grote populariteit. Men had immers ontdekt dat je met de 25 letters tweemaal ‘paternoster’ kon vormen en dat er tweemaal ‘A’ en ‘O’ voorkomen, het Alfa en Omega. Alfa is de eerste letter van het Griekse alfabet en Omega de laatste letter.
D Osculum infame of duivelskus Deze voorstelling van een heksensabbat komt uit een manuscript dat waarschijnlijk in een Brugs atelier is ontstaan, rond 1460-70. Het is het derde handschrift van Tinctoris (ca. 1435-1511) over de heksenvervolgingen in Arras: Tractatus contra sectam vaudensium. Vermoedelijk werd het door Lodewijk van Gruuthuse aan de Engelse Koning Edward IV geschonken. In het midden staat de duivel in de gedaante van een bok met zijn achterste naar de toeschouwer gekeerd. Hij wordt omringd door drie vrouwen en één man. Een vrouw heeft net de anus van de bok, die nog enkele keutels laat vallen, gekust. Haar lippen zijn er nog bruin van. In de lucht vliegen heksen rond, gezeten op een bezem, een dorsvlegel of spinrok. Uiterst rechts wringt een heks zich uit een schoorsteen. Op de achtergrond dansen heksen en duivels samen, één koppel lijkt de struiken in te gaan. Deze verwijzing naar seksuele omgang is nieuw. Let ook op de attributen op de voorgrond: een bezem, een stok en een haardtang. D1 Sabbatscène In: Tractatus contra sectam vaudensium, Johannes Tinctoris, ca. 1460 / The Bodleian Libraries, Oxford
E De Kleine IJstijd Vooral tussen 1560 en 1630 voelde men in Europa de Kleine IJstijd, een periode waarin koude, lange winters afgewisseld werden met koele, natte zomers. Als gevolg hiervan mislukten oogsten, waren er overstromingen, dichtgevroren rivieren, extreme koude en hongersnood. Niet toevallig viel de Kleine IJstijd samen met de meest intense Europese heksenvervolgingen. Mensen zochten een verklaring voor al het kwaad dat hen overkwam en vonden logische schuldigen in de heksen, handlangers van de duivel, omdat zij erom bekend stonden dat ze het weer konden betoveren. E1 Strenge winter in Antwerpen In: Die nieuwe chronijcke van Brabandt, Jan Mollijns, 1565 Universititeitsbibliotheek Gent
Deze kroniek is gepubliceerd in 1565, hetzelfde jaar waarin Pieter Bruegel zijn prenten over heksen maakt. De rechterpagina verbeeldt winterpret op de bevroren Schelde, die tijdens de extreme winter dat jaar dichtvriest. De kou brengt echter ook rampspoed. Volgens een Antwerpse ooggetuige, Godevaert van Haecht, overlijden
in Zeeland veel bemanningsleden voordat hun schepen een haven kunnen bereiken. Hekserij wordt gezien als verklaring voor het extreem koude weer.
E2 Winterlandschap met vogelknip Pieter Brueghel II, 1622 naar Pieter Bruegel de Oude, 1564-65 / Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen
De winters in de beginjaren van 1560 zijn extreem koud. Overal loert de dood. Mensen verklaren de ‘onnatuurlijke’ weersveranderingen als het werk van de duivel en zijn handlangers, de heksen. Deze extreme winters leiden tot een nieuw genre in de schilderkunst: het winterlandschap. Een voorbeeld is dit paneeltje, geschilderd door de oudste zoon van Pieter Bruegel. Links toont hij sneeuwpret, rechts het vangen van vogels om in leven te blijven. Het woord ‘vogelknip’ in de titel verwijst naar een klein tafereel in de rechterbenedenhoek. De vogelknip is een val voor vogels. Onder de plank ligt voedsel. Eens de vogels eronder zitten, klapt de plank dicht door aan een touw te trekken. Het staat tevens symbool voor de schrijnende toestanden die mensen dreef tot het vangen van vogels. Is het een waarschuwing dat de sneeuwpret het laatste plezier is voordat ook voor mensen, net als voor de vogels, de ellende toeslaat?
E3 De aanbidding door de koningen in de sneeuw Pieter Brueghel II Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen
Dit wintertafereel naar Pieter Bruegel geeft ons een treffend beeld van de gure weersomstandigheden die mee de heksenvervolging in de hand werkten. In het ondergesneeuwde dorp banen soldaten, dienaren en hun lastdieren zich een weg door dikke pakken sneeuw. Op de voorgrond links zien we de Heilige familie, die geschenken van de drie koningen ontvangt voor de geboorte van Jezus.
E4 De kindermoord te Bethlehem Pieter Brueghel II Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen
Ook in dit werk overheerst de gure koude wintersfeer die tijdens de heksenvervolgingen aan de orde was. Het vormt een stemmig decor voor het bijbelse verhaal waarin Herodes opdracht geeft alle jongentjes onder de twee jaar te doden. Herodes hoopt dat de ‘nieuwe koning’ Jezus zich ook onder de slachtoffers bevindt. Op dit schilderij speelt het verhaal zich niet af in het oosterse Bethlehem, maar in een typisch Vlaams dorp bedolven onder de sneeuw.
E5 Kruiend ijs te Delfshaven Cornelis Jacobsz van Culemborch, 1565 Stichting Museum Rotterdam
In de Kleine IJstijd volgen grimmig koude winters op koele, natte zomers met veel regen, onweer en hagel. Dit leidt tot overstromingen, afgerukte daken en brand door blikseminslag. Mislukte oogsten jagen de prijzen omhoog. De winter van 1564-1565 is buitengewoon koud en er valt veel sneeuw. Op 2 januari bedelft kruiend ijs in Delfshaven het ‘Vrouwenhuis’, een memorabel voorval dat Cornelis van Culemborch hier vastlegt.
E6 Newe Zeytung auss Ghendt, in Flandern Hanns Schultes, 1586 / Zentralbibliothek Zürich
Dit pamflet werd gedrukt in Augsburg, maar gaat over een woeste storm die Gent trof op 18 augustus 1586. Het is opvallend dat ook hier de schuld wordt gelegd bij de duivels. Let op de ‘kwade geesten’ die de toren vernielen, mensen ontvoeren en huizen binnendringen. Dit zijn misdrijven die ook aan heksen werden toegeschreven. Waarschijnlijk gaat deze nieuwsbrief terug op een verloren Antwerps vlugschrift.
E7 Een tovenares uit het hoge Noorden ontketent een storm en brengt een boot tot zinken In: Historia de gentibus septentrionalibus, Rome, Olaus Magnus, 1555 / Maurits Sabbebibliotheek, KU Leuven
De Zweedse bisschop en geleerde Olaus Magnus geeft in zijn ‘Geschiedenis van de noordelijke volken’ een eigentijdse beschrijving van het land en de bevolking van Noord-Europa. Zo schrijft hij over de boosaardige tovenaressen van Scandinavië, die vooral bekend staan om hun slecht-weer-toverij. Hier giet een vrouw de inhoud van haar ketel in zee en brouwt zo een flinke storm. Naast haar zit een tovenaar. Dit soort heidense toverij wordt geassocieerd met duivelse hekserij en beschrijft men in demonologische traktaten.
E8 Heksen toveren slecht weer In: De laniis et phitonicis mulieribus, Ulrich Molitor, 1489 Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Drie jaar na de Heksenhamer publiceert Ulrich Molitor in 1489 als tegenreactie zijn boek ‘Over heksen en toekomstvoorspellers’. Hoewel hij beargumenteert dat hekserij slechts een illusie is, tonen de houtsneden eigenaardig genoeg het tegenovergestelde. De voorstellingen bevestigen juist het demonologische
beeld van heksen en worden ongekend populair. Hier zien we twee vrouwen die een slang en een haan in een kookpot gooien. Ze brouwen slecht weer: boven hun hoofd pakken regenwolken zich samen.
E9 Disquisitionum magicarum Onderzoekingen naar magie Martín Antonius Delrio, 1599 - 1600 Museum Catharijneconvent, Utrecht
De auteur van dit boek is de in Antwerpen geboren theoloog Martín Delrio (1551-1608). Hij is een telg uit een voorname Spaanse familie, die werkt voor de koning van Spanje. Delrio schrijft zijn invloedrijke boek, een geleerd onderzoek naar de magie, speciaal voor theologen, advocaten, artsen en geleerden. Net als de Heksenhamer is het een demonologisch traktaat en verspreidt het de demonologische heksenleer in de Nederlanden. Vanaf de publicatie ervan wordt het beschouwd als dé katholieke autoriteit op het gebied van magie en hekserij.
Necromantie F Necromantie of rituele magie is het bewust oproepen van duivels en demonen met behulp van complexe rituelen en speciale voorwerpen, zoals messen, dolken, spiegels en magische cirkels. De mensen die het doen balanceren aan de rand van het kwaad, want necromantie wordt beschouwd als een uitermate ingewikkelde en gevaarlijke bezigheid. Bij de minste fout kan de duivel de tovenaar in zijn macht krijgen. Het is niet verwonderlijk dat veel kunstenaars, in navolging van geleerde duiveldeskundigen, deze door de Kerk verboden vorm van magie koppelen aan hekserij. Ook heksen hebben tenslotte contact met de duivel. F1 Toverijscène Charles Emmanuel Biset, 1661-1686 / Particuliere verzameling
Centraal afgebeeld staat een bijna naakte tovenaar midden in een magische cirkel. Hij voert een ritueel uit dat hij nauwgezet navolgt uit een toverboek. Aan de rechterzijde komt een oude heks aanlopen met een naakte dame die nog moet worden ingewijd in de toverkunsten. Net zoals Bruegel en andere navolgers, combineert de Zuid-
Nederlandse schilder Biset elementen van rituele magie met de weergave van hekserij. In de 16de en 17de eeuw wordt er geen onderscheid gemaakt tussen toverij en hekserij. In de kunst, zoals ook hier, zien we necromantie echter nog vooral als een mannelijke, en hekserij als een vrouwelijke activiteit.
F2 Hulpmiddelen gebruikt bij zwarte magie Schedel met kraai, schedels, zalfpotten, kandelaars, dolken, mes MAS, Antwerpen
F3 Der zauber Teuffel - De toverduivel Ludovicus Milichius, 1566 Bibliothèque nationale de France, Parijs
Vanaf de tweede helft van de 16de eeuw verschijnen ‘duivelsboeken,’ een nieuw, geliefd genre. Deze korte, didactische en vaak grappige werken benadrukken hoe de duivel de mens wil verleiden tot zonde. Op het titelblad van het populaire boek De toverduivel staat een tovenaar in een magische cirkel die een duivel in een fles heeft gevangen. Een lelijke duivel buiten de cirkel houdt hem een spiegel voor, waarin zijn achterste te zien is, het symbool van duivels bedrog. Tovenaars denken veilig te zijn in hun magische cirkel, maar de auteur denkt hier anders over.
F4 Clavicula Salamonis Brugge, 16de eeuw / Universiteitsbibliotheek Gent
De auteur van het handgeschreven toverboek Sleutel van Salomo zou volgens de overlevering (geheel ten onrechte) de oudtestamentische koning Salomo zijn. Het wordt aangetroffen in het bezit van een tovenaar die in een Gentse psychiatrische instelling terecht komt. Dergelijke toverboeken worden gebruikt door de geleerde elite, vaak geestelijken, die geïnteresseerd is in occulte wetenschap. Het boek bevat beschrijvingen hoe duivels op te roepen en schatten te vinden. Geleerde magie wordt door demonologen gelijkgesteld met hekserij – men doet immers een beroep op demonen – en is daarom verboden. De geleerde tovenaar echter, meent dat hij door het inroepen van de bescherming van God zijn experimenten wél kan uitvoeren.
F5 Magische cirkel met planetenstelsel in was Anoniem, 19de eeuw / MAS, Antwerpen
Deze symbolen zijn noodzakelijke hulpmiddelen voor beoefenaars van magische rituelen. Naargelang het beoogde doel worden cijfers en tekens toegevoegd ter ondersteuning van de rituelen.
F6 Latijns manuscript over rituele magie of necromantie Vermoedelijk Gent of omgeving, 16e eeuw Universiteitsbibliotheek Gent
Op de rechterpagina staat een magische cirkel met de woorden puer (jongen) en magister (leraar) en een driepoot - eenzelfde kruk als op de eerste Bruegelprent. Het beschreven ritueel zou helpen bij het vinden van een schat. Magische cirkels worden altijd gebruikt bij rituelen in necromantie, het bewust oproepen van demonen en geesten. Door in een cirkel te gaan staan, beschermen magiĂŤrs zichzelf. Dit toverboek is met enkele werktuigen van een tovenaar teruggevonden in een schoorsteen van een Gentse psychiatrische instelling die in 1835 werd gesloopt.
F7 Vier messen MAS, Antwerpen
G Verloop heksenproces en uitvoerders In Brugge werd steeds een procedure doorlopen voor een straf kon worden toegepast. Hoe de rechtszaak van beschuldigde heksen verliep en wat de strafmaat precies was, varieerde doorheen de eeuwen, maar het geestelijke en het centrale gezag werkten wel steeds nauw samen. Deze vier portretten stellen voogden voor van het Sint-Janshospitaal. Een voogd is een soort eretitel voor personen die de stad had afgevaardigd als hun vertegenwoordiger in dit hospitaal. Deze vier heren waren daarnaast ook betrokken bij de heksenprocessen. Anchemant en De Meulenaere hielpen beiden actief mee aan verhoren en folteringen. Ook De Vree bekleedde een hoge positie in de Brugse schepenbank in de periode waarin de meest intense getuigenverhoren plaatsvonden. G1 Portret Olivier de Vree Anoniem, 1641 / Sint-Janshospitaal, Brugge
G2 Portret Hendrik Anchemant Jacob Van Oost, de Oude (toegeschreven) 1663 Sint-Janshospitaal, Brugge
G3 Portret Alexander de Meulenaere Jacob Van Oost, de Oude (toegeschreven) 17de eeuw Sint-Janshospitaal, Brugge
G4 Portret Herman van Volden Jacob Van Oost, de Oude 17de eeuw Sint-Janshospitaal, Brugge
G5 De Heilig Bloedkapel en het Steen in Brugge Jacob Van Oost, de Oude 17de eeuw Sint-Janshospitaal, Brugge
G6 Plan van Brugge Marcus Gerards, Brugge, 1561-1562
G7 Zicht op de Burg waar vroeger de gevangenis Het Steen stond
H
De Bruegelprenten
Pieter Bruegel de Oude (†1569) is de eerste kunstenaar die een heks zo weet weer te geven dat ze voor iedereen herkenbaar en begrijpelijk is. Hij deed dat met twee gravures die verschenen in 1565: Sint-Jacob bij de tovenaar en Sint-Jacob en de val van de tovenaar. Ze werden verhandeld door de Antwerpse uitgever Hieronymus Cock. Hij maakte dat ze verspreid werden door gans Europa. Alle elementen waaraan wij nu nog een heks herkennen komen precies voor op deze prenten uit de zestiende eeuw: de haard, de bezem, de pruttelende kookpot en de zwarte kat. Tot lang na Bruegels dood laten kunstenaars zich inspireren door zijn werk. Bruegels prenten stimuleren veel Hollandse en Vlaamse meesters tot het weergeven van heksen, waarbij zij vaak letterlijk zijn composities en symbooltaal overnemen.
H1 Keisnijder of de heks van Mallegem (Meester Snottolf) Pieter Bruegel (ontwerper), Pieter van der Heyden (graveur), Hieronymus Cock (uitgever) / 1559 Rijksmuseum, Amsterdam
H2 De heks van Mallegem Pieter Bruegel (ontwerper), Pieter van der Heyden (graveur), Theodoor Galle (uitgever), 1610-1630 / Rijksmuseum, Amsterdam
Ogenschijnlijk zijn dit dezelfde prenten. Het verschil zit hem echter in het onderschrift. Meer dan vijftig jaar na de verschijning van de eerste prent, geeft een andere uitgever hem opnieuw uit. Door de vrouw centraal op de voorstelling als ‘Vrou hexe’ te bestempelen, sluit hij aan bij de actuele heksenvervolgingen. Het is een van de eerste vermeldingen van het woord ‘heks’ in het Nederlands. Omdat die benaming dan ook voor mannen gangbaar is, voegt hij expliciet Vrou toe. Pieter Bruegel heeft echter oorspronkelijk geen heks voor ogen, maar verbeeldde een keisnijder, Meester Snottolf. Volgens een populaire volkstraditie snijden keisnijders een ‘kei’ uit het hoofd van dwazen en zotten om hen te ‘genezen’. Bruegel ontwerpt dus oorspronkelijk een satirische prent over een kwakzalver en zijn bedrogen patiënten.
H3 Sint-Jacob bij de tovenaar Pieter Bruegel (ontwerper), Pieter van der Heyden (graveur), 1565 Rijksmuseum, Amsterdam
Dit is de eerste prent van het tweeluik dat Pieter Bruegel maakt in opdracht van Hieronymus Cock. Jacobus, hier weergegeven als pelgrim, gaat de strijd aan met tovenaar Hermogenes om hem te overwinnen. Eigentijdse heksen en tovenaars belichamen het kwaad. Uiteindelijk zou de tovenaar zich bekeren tot het christelijk geloof. In de verbeelding van het kwaad is het 16de-eeuwse heksbeeld te herkennen.
H4 Sint-Jacob en de val van de tovenaar Pieter Bruegel (ontwerper), Pieter van der Heyden (graveur), 1565 Rijksmuseum, Amsterdam
Hier zien we hoe Jacobus de tovenaar overwint. In de legende wordt Hermogenes bekeerd, maar Bruegel neemt in zijn ontwerpprent een harder standpunt in. Hij laat de tovenaar door demonen verscheuren. Opvallend is dat het kwaad hier niet alleen wordt belichaamd door een heks, maar ook door goochelaars, acrobaten en kunstenmakers. Doordat zij spelen met illusies worden zij ook in verband gebracht met duivelse toverij.
H5 Main de gloire Reeds eeuwenlang worden lijken van veroordeelde criminelen beroofd van hun handen vanwege de magische krachten die al sinds de Antieke Oudheid worden toegedicht. Tovenaars geloven dat ze zich onzichtbaar kunnen maken met een kaars gemaakt van menselijk vet en de échte hand van een terechtgestelde. Op de eerste Bruegelprent staat precies zo’n ‘main de gloire’ of dievenhand op de schouw. Ook zien we hoe monsters door een gat in de vloer een lijk opgraven, op zoek naar handen. De hand op de tentoonstelling is gemaakt van was.
H6 Heilige gekleed als pelgrim Zuid-Duitsland, ca. 1480-1500 Museum Catharijneconvent, Utrecht
Als apostel wordt Jacobus de Meerdere volgens de traditie blootshoofds afgebeeld in een ruimvallende tuniek en een mantel. Halverwege de twaalfde eeuw ondergaat Jacobus een gedaanteverandering. De apostelgarderobe wordt dan gecombineerd met de typische pelgrimsattributen: een tas, een breedgerande hoed en een staf. Het is precies zo’n pelgrimsstaf die Jacobus aan de tovenaar Hermogenes geeft na diens bekering, zodat hij zich kan beschermen tegen duivels.
H7 Bezem Op de vroegste afbeeldingen vliegen heksen op bezems of andere huishoudelijke voorwerpen, zelfs op duivelse monsters. Op de eerste Bruegelprent is dat ook te zien: in de lucht vliegen de heksen op monsterlijke wezens en door de haard op een bezem. Dit laatste element wordt zo populair bij navolgers, dat na de Bruegelprenten resoluut voor de bezem wordt gekozen als hét vervoersmiddel voor nachtelijke heksenvluchten.
H8 Kookketel 15de eeuw Raakvlak Intergemeentelijke dienst Archeologie Brugge
Pieter Bruegel is de eerste die in zijn prent een ketel prominent in de haard plaatst. Heksen bereiden in hun ketel het ‘feestmaal’ van de sabbat, vliegzalf en andere tovermiddelen. Er zijn verschillende ketels op de Bruegelprent te zien, maar het is degene bij de haard die door navolgers wordt gekopieerd. De combinatie van een ketel en een haard geeft kunstenaars de mogelijkheid om zowel de kwaadaardige toverij, als de vlucht door de schoorsteen te verbeelden.
H9 Jacobus en Hermogenes Cornelis Saftleven(toegeschreven), ca. 1650 Kunsthandel P. de Boer B.V., Amsterdam
De Rotterdamse schilder Cornelis Saftleven laat zich duidelijk inspireren door Bruegels prenten. Alles wat zich rond de haard afspeelt, vindt Saftleven op de eerste Bruegelprent: de vliegende heks op haar bezem, de walmende pot, het vuur waaraan apen, een kat en een pad zich warmen, een naakte tovenaar met een zwaard in een magische cirkel en de main de gloire op de schoorsteenmantel. Andere elementen ontleent Saftleven aan de tweede prent, zoals de stellingen voor koorddansers en andere acrobaten.
H10 Tymon den Toovenaer Cornelis Saftleven, 1660 / Statens Museum for Kunst, Kopenhagen
In dit schilderij van Cornelis Saftleven is vooral de invloed te zien van de tweede Bruegelprent. In het donkere tafereel schildert Saftleven in een magische cirkel een tovenaar, volgens het opschrift ene ‘Tymon den Toovenaer’. Aan de linkerzijde zijn, net als in het werk van Bruegel, koorddansers en acrobaten weergegeven. Wie goed kijkt, ziet nog veel meer overeenkomsten, zoals de main de gloire, de poppenspeler, de trommelaar en de aap met de kandelaar.
I
Goochelaars en waarzeggers
Goochelaars vertonen grappige kunstjes op jaarmarkten. Met behulp van attributen, zoals schijfjes en dobbelstenen, voorspellen waarzeggers tegen betaling de toekomst. Aangewakkerd door duiveldeskundigen, groeit halverwege de zestiende eeuw de argwaan jegens goochelaars en waarzeggers. Ook zij zouden een pact hebben gesloten met de duivel, om deze kunstjes of voorspellingen te kunnen doen. I1 De goochelaar Balthazar van den Bos, naar Jheronimus Bosch (ontwerper), 1528-1580 / Rijksmuseum, Amsterdam
I2 Goochelmes dat inschuift Anoniem, 1600-1699 / MAS, Antwerpen
I3 The Discoverie of Witchcraft De ontdekking van toverij en hekserij Reginald Scot, 1584 / Bibliothèque nationale de France, Parijs
I4 Attributen om de toekomst te voorspellen MAS, Antwerpen
Schijven met Romeinse cijfers, bloemen, sterren, maansikkels en kronen herinneren aan de symbolen en voorwerpen die Frans Francken schilderde op de tafel naast de schrijvende naakte heks op zijn Heksenbijeenkomst (Wenen). Ze behoorden tot de attributen die gebruikt werden om de toekomst te voorspellen.
J
Maycken Karrebrouck
Maycken Karrebrouck was een 65-jarige Brugse weduwe die leefde van de verkoop van melk en boter. Haar schoondochter geeft Maycken als heks aan bij de autoriteiten, naar verluidt als wraak omdat ze zich onvoldoende door haar gesteund voelt in huwelijksproblemen. Maycken wordt bijna vijf uur ‘aan den halsband onderworpen’ voor ze bekent heks te zijn. Op 23 juni 1634 wordt ze, samen met een andere van hekserij beschuldigde vrouw, Mayken Luucx, verbrand op de Burg. Deze publieke vuurdood brengt een golf van andere beschuldigingen teweeg. Een volgend slachtoffer laat niet lang op zich wachten: nauwelijks drie dagen later wordt de 73-jarige Catheline Ide gevangen genomen. Brugge lijkt dan haast door de duivel bezeten … bron: Dries Vanysacker, Hekserij in Brugge. De magische leefwereld van een stadsbevolking, 16de-17de eeuw, Brugge, 1988.
J1 Verslagen van getuigenverhoren in de zaak Mayken Luucx In: Criminele Examinatieboucken van de stad Brugge, 1633-1637 Rijksarchief Brugge
J2 Het vonnis van Maycken Karrebrouck In: Verluydboek, 1611-1676 Stadsarchief Brugge
K Het quaet wijf Verreweg de meeste veroordeelde heksen zijn vrouwen. Dit hangt samen met een uitgesproken negatief vrouwbeeld, dat al vroeg bestaat in de samenleving. De eerste listige vrouw komen we tegen in de Bijbel. In het paradijs wordt Adam door Eva verleid om te eten van de appel uit de boom van kennis van goed en kwaad, terwijl God dit juist verboden had. God straft hen voor hun zonde, ontneemt ze het eeuwige leven en zet ze uit het paradijs. Eva wordt daarna de belichaming van de vermeende zwakheid en verraderlijkheid van de vrouw. De ondeugd van vrouwen wordt een populair thema in de kunst. Mannen worden gewaarschuwd voor listige en wellustige vrouwen en ‘quade wiven’ die hen erin willen luizen. Het beeld van de vrouw als heks sluit hierbij aan. Met hun veronderstelde genotzieke, zwakke aard zouden vrouwen een makkelijke prooi zijn voor de duivel.
K1 Vrouw die het lid van een gehangene rooft en Vrouw die de penis van een slapende man rooft In: Buch der Tugend, Johann Vintler, Augsburg, 1486 Bayerische Staatsbibliothek, Augsburg
K2 Dulle Griet of Helleveeg David Rijckaert III, na 1650 Kunsthistorisches Museum, Wenen
Er bestaat een lange traditie van het weergeven van vrouwen als quaet wijf. Vooral oudere vrouwen moeten het ontgelden. Ze worden beschouwd als oud, lelijk, geil, dominant en agressief. Er bestaat vaak weinig verschil tussen de verbeelding van een quaet wijf en een heks. De kwade vrouw in dit schilderij veegt met haar bezem de hel schoon. Het is mogelijk een verwijzing naar het spreekwoord een roof voor de helle doen: iets gevaarlijks ondernemen met hoop op winst, zonder bang te zijn voor de duivel en de hel.
K3 De heks Albrecht D端rer, ca. 1500 Teylers Museum, Haarlem
Een kunstwerk als een postkaart zo klein, maar vol met
fascinerende details. Een naakte oude feeks vliegt omgekeerd op een bok. De bok symboliseert de duivel en het omgekeerd berijden van het beest is in die tijd een vorm van publieke schandbestraffing. De mollige putti of engeltjes verwijzen naar de wellustige aard van de heks. Ook de spinrok, een typisch vrouwelijk gebruiksvoorwerp, in haar hand verwijst hiernaar. Op deze stok wordt een bol wol of vlas gestoken om er een draad van te spinnen. De spinrok, die lijkt op een fallus, krijgt in de kunst vaak een erotische betekenis.
K4 Vrouw met spinrok achtervolgt kat met fallus In: Speculum doctrinale, Vincent van Beauvais, 1275-1300 Openbare Bibliotheek, Brugge
In de marge van dit handschrift achtervolgt een vrouw met een spinrok een kat met een fallus in zijn bek. Spinrokken worden door vrouwen gebruikt tijdens het spinnen. Bovendien vormen ze onderdeel van een bespottingsritueel. Wanneer een man is bedrogen, wordt hij als bespotting met een spinrok door de stad gevoerd. Spinrokken zijn synoniem voor de buitensporige lust van vrouwen. Deze betekenis wordt bekrachtigd door de kat met fallus. In het volkse bijgeloof leeft het idee dat de kat als handlanger van de heks penissen steelt.
K5 Erotische voorstellingen op insignes K6 Schandhuik Ambrosius Visscher en Jacobus van der Hoeven, 1688 Noordbrabants Museum, ’s-Hertogenbosch
Deze schandhuik is exclusief voor vrouwen ontworpen. In ’s-Hertogenbosch zijn prostituees en overspelige vrouwen hierin te schande gezet en op een vuilniskar door de stad gereden. De buitenzijde van de huik is versierd met drie bosbomen en een slinger van padden, slangen, ratten en hagedissen. Padden en slangen symboliseren niet alleen lust, zij zijn ook vaste ingrediënten van de kwalijke tovermiddelen van heksen. Er werd doelbewust nauwelijks onderscheid gemaakt tussen heksen en onkuise vrouwen, want heksen zouden ook seksuele betrekkingen hebben met de duivel.
L1 Deze lijst bevat de namen van heksen die in Brugge werden veroordeeld.
M
Van angst naar amusement
In de Lage Landen blijven heksenvoorstellingen lange tijd in trek. Enkele kunstenaars in het bijzonder, zoals Frans Francken II en David Teniers II, ontwikkelen het genre van het tooverycken. Ze hebben kennelijk plezier en veel succes met hun voorstellingen van heksenbijeenkomsten en -keukens. Het zijn duistere composities vol heksen en angstaanjagende monsters, duidelijk beĂŻnvloed door het voorbeeld van Pieter Bruegels prenten. Deze voorstellingen zijn ver verwijderd van de illustraties in juridische handboeken uit de vijftiende en zestiende eeuw. Dit is amusement, gemaakt voor de elite, om veilig te bekijken in de huiselijke kring, zoals we tegenwoordig doen bij een film. Mensen geloven wel in het bestaan van heksen, maar beleven dat eerder als een abstract griezelig gegeven, dan als reĂŤel gevaar.
M1 Heksenkeuken Frans Francken II, ca. 1610 Kunsthistorisches Museum, Wenen
Dit is het eerste schilderij uit een succesvolle reeks heksenkeukens van Frans Francken II. Waar hij zich op veel punten laat inspireren door het werk van Bruegel, introduceert hij ook iets nieuws: de twee rijk geklede heksen. Wellicht haalt Francken dit gegeven uit een Antwerpse nieuwsbrief uit 1589. Hier staat beschreven dat ook rijkere vrouwen meedoen aan hekserij. Erger nog, de duivel doet zich soms voor als een schoone jouffrouwe met schoone cleederen gecleedt, zodat hij er zelfs in slaagt om een pastoor te verleiden. Links is een zeldzame voorstelling van een duivelaanbidding te zien.
M2 Heksenkeuken Hieronymus Francken II (toegeschreven), 1600 Národní galerie, Praag
In het Antwerpse atelier van Frans Francken II worden succesvolle composities moeiteloos gekopieerd. Dit schilderij is waarschijnlijk gemaakt door zijn oudere broer Hieronymus. We zien twee chique dames die zich ontkleden. De aanleiding daarvoor blijkt uit de scène rechts. Een oude feeks smeert de blote huid van een
jongere heks in met vliegzalf. Deze zalf is volgens demonologen gemaakt van kindervet en wordt door heksen gebruikt om te kunnen vliegen.
M3 Heksenkeuken Frans Francken II, 1604 / Particuliere collectie
In 1603, een jaar voordat Frans Francken II dit werk schildert, wordt in Antwerpen de eerste - én enige - heks verbrand. Deze gebeurtenis heeft kennelijk diepe indruk gemaakt. Met zijn atelier produceert de Antwerpse kunstenaar meer dan 26 schilderijen en diverse tekeningen over heksen. In heldere kleuren schildert Francken een jonge vrouw omringd door oudere heksen in een heksenkeuken. Francken is één van de belangrijkste navolgers van Pieter Bruegel. Hier herkennen we de kookpot in een haard en de main de gloire op de schouw.
M4 Vertrek naar de sabbat David Teniers II, 1645 / Staatliche Kunsthalle Karlsruhe
Een oude vrouw zit in een donkere keuken. Bij het schijnsel van kaarslicht zien we haar doorgroefde gezicht. Vergezeld door de duivel bereidt de oude heks een tovermiddel. Over haar schouder bekijkt ze het tableau van zwarte magie op de grond. De scène op de achtergrond is inmiddels ook
vertrouwd. Hier vliegen jonge, naakte heksen door de schoorsteen.
M5 Vertrek naar de sabbat Jacques Aliamet naar David Teniers II, 1746-1788 Teylers Museum, Haarlem
De heksenvoorstellingen van David Teniers II blijven lang populair. Dit is een achttiende-eeuwse gravure geïnspireerd op zijn ‘Vertrek naar de sabbat’. De Franse graveur Jacques Aliamet reproduceert verschillende werken van Teniers in een periode waarin mensen nauwelijks nog geloven in heksen. De verbeeldingen van toverkollen en heksensabbats worden dan gewaardeerd als kunstwerken op zich. Ook deze voorstelling dient niet langer als waarschuwing of als illustratieve weergave van een angstaanjagende duivelse sekte, maar als amusement.
M6 La lecture diabolique François Basan naar David Teniers II Teylers Museum, Haarlem
M7 De tovenaar David Teniers II, ca. 1629-1690 / Musée des Beaux-Arts, Bordeaux
In processen, demonologische handboeken en nieuwsbrieven zijn heksen zowel mannen als vrouwen. Het aantal vrouwen dat wordt veroordeeld, ligt echter aanzienlijk hoger. In de kunst is de verhouding nog schever dan in de rechtszaal: heksen zijn vrijwel altijd vrouw. Het beeld van een naakte heks die zich insmeert met vliegzalf is natuurlijk erg aantrekkelijk. Dit paneel toont echter een man met een toverboek, een volkse tovenaar of belezer. Op de rug zien we een mysterieuze figuur met een fakkel. Is hij zojuist opgeroepen met de hulp van het toverboek? De domme boer heeft “te verre gelezen” in zijn toverboek en heeft zo onbewust de duivel opgeroepen.
M8 Heksenkeuken Frans Francken II / Musée du Louvre, Parijs
M9 Heksenkeuken Hieronymus Francken II (toegeschreven) Particuliere collectie
M10 Heksenbijeenkomst Jacques de Gheyn II (ontwerper), Andreas Stock (graveur), 1608-1619 / Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel
In 1565, het jaar van het verschijnen van de Bruegelprenten, wordt de Vlaamse meester Jacques de Gheyn II geboren. De Gheyn II maakt veel tekeningen van heksen, maar slechts één gravure. Deze prent toont een spectaculaire weergave van heksen die een aanval plannen op het vredige stadje op de achtergrond. Onheilspellende onweerswolken trekken de aandacht. In dit gedeelte is De Gheyn het meest schatplichtig aan Bruegel. Sommige heksen die in de lucht vliegen zijn ontleend aan de Bruegelprenten.
M11 Heksenbijeenkomst Frans Francken II, 1607 Kunsthistorisches Museum, Wenen
Spanning en sensatie. Dit lijkt het zeventiende-eeuwse equivalent van een actiefilm. Waarschijnlijk is het schilderij besteld door het Brusselse hof, waar dan Albrecht en Isabella regeren. Meerdere malen sporen zij de gerechtelijke instanties in de Zuidelijke Nederlanden aan om het ‘afschuwelijk misdrijf hekserij’ uit te roeien. Voor de belangrijke hofopdracht verbeeldt Francken deze verderfelijke heksen levensecht en bedreigend. De gruwelijke details vormen voor de beschouwer een bron van amusement. Toch moet de hekserijvoorstelling voor het toenmalig publiek minder ‘leesbaar’ zijn geweest: de
haard van Bruegel ontbreekt. Dit detail zou Francken in zijn latere schilderijen wel weer terugbrengen.
M12 De Betooverde weereld Balthasar Bekker, 1691 / Museum Catharijneconvent, Utrecht
In de 17de eeuw ontstaat er bij de elite openlijk twijfel over het bestaan van hekserij. Het volksgeloof is echter hardnekkig. Met dit boek laat predikant en theoloog Balthasar Bekker de Nederlanden op hun grondvesten trillen. In De betoverde weereld verzet hij zich tegen het bestaan van spoken, heksen en duivels. ‘Sien gaet vóór horen’, zegt Bekker, iets moet feitelijk waarneembaar zijn. Zijn boek is niet alleen revolutionair, maar ook bijzonder populair. Het brengt hem wel in conflict met de kerkelijke autoriteiten en het wordt hem verboden om te preken.
M13 Hekserijscène David Teniers II (omgeving van), ca. 1635 Particuliere collectie, Brussel
Met zichtbaar genoegen roert een heks in het nachtelijk duister in een kookpot. In haar linkerhand houdt zij een toverboek. Haar bezem wordt vastgehouden door een merkwaardig monster aan de linkerzijde. De schilder haalt zijn inspiratie uit een gravure van Jan van de Velde II,
uit 1626 (zie M14). Haar haren wapperen naar boven alsof een hevige storm uit de ketel opstijgt.
M14 De tovenares Jan van de Velde II, 1626 / Teylers Museum, Haarlem
Een tovenares met wapperende haren wordt dramatisch verlicht. Zij strooit poeder in een kookpot. In een wolk die uit de ketel ontsnapt, is het gezicht van een man te herkennen. De Latijnse tekst op de gravure doet vermoeden dat ze met erotische toverij in de weer is. Dit is de enige heksenvoorstelling uit het oeuvre van de Hollandse schilder Jan van de Velde II. In de Noordelijke Nederlanden zijn er meer kunstenaars die heksenvoorstellingen maken dan in het zuiden. Ze zijn echter minder productief en kennen geen ateliers die bepaalde thema’s herhalen, zoals dat van Frans Francken II en David Teniers II.
M15 Hekserij onder de galg Jacques Aliamet naar David Teniers II, 1746-1788 Teylersmuseum, Haarlem
M16 Hekserij onder de galg David Teniers II (ontwerp) / Staatliche Kunsthalle, Karlsruhe
Middenin de nacht graaft een heks samen met haar gezelschap naar alruin. Deze magische wortel zou geboren worden uit het sperma of de urine van een gehangene. De Franse graveur Aliamet maakt deze prent naar een werk van David Teniers II. Op het originele schilderij hangt er een veroordeelde aan een galg. Aliamet maakt van de galg een paal en laat het lijk weg. Waarschijnlijk vindt hij de gehangene te gruwelijk voor zijn publiek.
M17 Vertrek naar de sabbat David Teniers II, ca. 1640-1650 / MusĂŠes de Poitiers
In het schijnsel van de haard vertrekken heksen naar de sabbat. Duivels kijken verheugd toe. In de hoek aan de linkerzijde zit een wat oudere vrouw met een toverboek. Waarschijnlijk leert zij hoe zij demonen moet oproepen of giftige tovermiddelen moet maken. Terwijl de duivel haar schouder aanraakt komt er een man naar binnen lopen, vergezeld door een rijk arsenaal aan monsters. Zoals op veel heksenvoorstellingen, alsook in de Bruegelprenten, is hekserij hier gecombineerd met necromantie, de geleerde magie van het oproepen van geesten en demonen met behulp van magische cirkels.
M18 Heksensabbat David Teniers II, 1633 / Musée de la Chartreuse, Douai
Drie decennia na Frans Francken II, wordt David Teniers II (1610-1690) geboren. Hij zou een gevierd genreschilder worden en ontwikkelt eveneens een liefde voor de heks als onderwerp. Meer dan dertig heksenvoorstellingen zijn van hem en zijn atelier en navolgers bekend. Ook hij is een navolger van Bruegel. Dat is te zien in dit schilderij uit 1633, het jaar waarin Teniers toetreedt tot de schildersgilde. In het centrum van de compositie staat de Bruegeliaanse haard, compleet met heks en kookpot.
M19 Zayberÿ - Toverij Matthaus Merian I (graveur), naar Michael Herr (ontwerper), 1626 / Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel
Dat het werk van Hollandse en Vlaamse meesters genoeg verspreiding vindt om ook Duitse meesters te inspireren, zien we hier. Op deze Duitse nieuwsbrief uit 1626 is een sabbatscène te zien in de open lucht. In het midden staat een kleine kookpot die immense rookwolken uitbraakt. We herkennen dergelijke wolken uit de Heksenbijeenkomst van Jacques de Gheyn II, maar ook uit de prenten van Bruegel. Net als de kookpot in het centrum van de voorstelling, kokend in een bain marie.
M20 Heksensabbat Claes Jacobsz van der Heck, 1636 Schenking van de heer E. Heldring, in langdurig bruikleen van het Rijksmuseum Amsterdam aan het Stedelijk Museum Alkmaar
Van der Heck plaatst zijn heksensabbat middenin Romeinse ruïnes, al heeft hij waarschijnlijk zelf Rome nooit bezocht. Dit fantasielandschap wordt bevolkt door allerlei monsters en gedrochten. Het luchtruim is het speeltoneel van vliegende en buitelende duivels en heksen. In de ruïne helemaal links koken monsters in een pruttelende kookpot. Op de voorgrond banen heksen en katten zich een weg tussen allerlei fantastische figuren.
M21 Hekserijscène Leonaert Bramer, ca. 1635 / Národní galerie, Praag
De Delftenaar Leonaert Bramer heeft een voorliefde voor nachtelijke scènes. Het levert hem tijdens zijn verblijf in Italië de bijnaam Leonardo della Notte op. Meestal schildert hij bij zijn nachttaferelen één enkel lichtpunt, wat een dramatisch effect geeft. Rechts van het midden staat prominent een enorme heksenketel. Door het schijnsel van het kookvuur worden omstanders, heksen en demonen belicht. Net zoals in de heksenvoorstellingen van Frans Francken II en David Teniers II is één van de heksen gekleed als adellijke dame.
N Legende van de Balstraat Ook in Brugge kwamen heksen bijeen om samen met de duivel de sabbat te vieren. Ze hadden daarvoor een mooie plek uitgezocht: net onder de toren van de Jeruzalemkerk, op het hoekje van de Balstraat. Niet toevallig precies waar zich herberg ‘De Zwarte kat’ bevindt. De legende gaat dat een bultenaar daar zijn bult kwijtspeelde door het kussen van het achterste van de duivel. Het verhaal gaat zo. Na te lang aan de toog te hebben gehangen in Café Vlissinghe, sukkelde de bultenaar rond middernacht de Balstraat in. Groot was zijn verbazing toen hij een aantal voluptueuze dames rond een blauw vuur zag dansen. Al gauw waagde hij ook een paar pasjes, aangemoedigd door de wulpse vrouwen. Als beloning wilden ze hem wel verlossen van zijn bult. Helaas, daar stond wel iets tegenover: hij moest de duivel onder zijn staart kussen. Tot zijn grote verbazing rook het daar naar lavendel en rozen. Na zijn kus hing in geen mum van tijd de bult aan de torenspits van de Jezuzalemkerk!
Opgelucht van de bult te zijn verlost kon hij het niet laten een andere bultenaar zijn wedervaren te vertellen aan diezelfde toog van Café Vlissinghe. Vol hoop begaf deze tweede bultenaar zich op een koude winternacht naar de Balstraat. Hetzelfde scenario voltrok zich: ook hij huppelde in het rond met de bevallige heksen, tot hij de anus van de duivel moest kussen. Maar toen hij gretig de staart optilde bleek de stank niet te harden en weigerde hij. De heksen straften ‘de geile lafaard’, zoals zij hem noemden, en prompt kreeg hij de bult van de vorige bultenaar erbij! Of dit verhaal nu klopt of niet, misschien is de Balstraat een plek die je best vermijdt in de vroege en late uurtjes van de dag.
O Maar waar is de punthoed? Al lijkt de heks van nu heel erg op die van Pieter Bruegel, toch ontbreekt nog ĂŠĂŠn ding: de punthoed. De eerste tot nu toe bekende punthoed mĂŠt rand zien we op een werk van William Hogarth Credulity, Superstition and Fanaticism uit 1762. Op deze satirische prent zien we een heksenpop die de predikant vanaf de preekstoel aan de gelovigen beneden laat zien. Ervoor is er al sprake van een coroza, een papieren punthoed zonder rand, die als een soort zotskap op de hoofden van vermeende heksen werd gezet. Pas vanaf de negentiende eeuw dragen alle heksenpoppen in het Amerikaanse Salem, het stadje van de beruchte heksenprocessen, een punthoed met rand, net zoals de heks in The Wizard of Oz en alle heksen die daarna komen.
O1 Credulity, Superstition and Fanaticism William Hogarth, 1762 / The British Museum, London / facsimile
Colofon Tekst: Evelien Vanden Berghe en Renilde Vervoort Redactie: Marlies Nijkamp, Mieke Parez, Roosmarie Staats Projectcoördinatie: Mieke Parez Eindredactie: Ruud Priem Grafische vormgeving en druk: PK projects De tentoonstelling De heksen van Bruegel is ontwikkeld door Musea Brugge in samenwerking met Museum Catharijneconvent, Utrecht. Het tekstboekje is geïnspireerd op Kees van Schooten (eindred.), De heksen van Bruegel. Teksten tentoonstelling, Utrecht/Tilburg 2015.
Verwacht: Heksentoeren op muziek Concertgebouw Brugge 3 juni 2016 Verrassend heksenconcert van het ‘Transport Public Ensemble’ in het Concertgebouw met inleiding op de tentoonstelling. Componist Jean-Baptiste Lully schreef muziek bij het verhaal van de tovenares Armide die haar onwillige minnaar haar wil wist op te leggen. Informatie en tickets op www.concertgebouwbrugge.be