
6 minute read
Geschiedenis Sint-Jansplein
OP ZOEK NAAR DE VERDWENEN GESCHIEDENIS VAN HET SINT-JANSPLEIN
DEEL 2
Advertisement
In september 2020 gingen de archeologen van Raakvlak en de Universiteit Gent aan de slag om de verborgen geschiedenis van het Sint-Jansplein bloot te leggen. Ze gebruikten daarvoor hoogtechnologische apparatuur, zonder ook maar één spade in de grond te steken. Maar, wat vertellen de historische bronnen ons over dit plein en het gelijknamige kerkje dat er ooit stond? Op vraag van Frederik Roelens, de kersverse stadsarcheoloog, doken we de archieven in.
— Mathijs Speecke (UGent)
De houten kraan bij de Kraanrei met op de achtergrond de toren van de Sint-Janskerk. Detail uit: Anonieme Brugse meester, Portret van Filips Dominicle, ca. 1551-1560, olieverf op hout, 0000.GRO1424.I, © Musea Brugge, www.artsinflanders.be, foto: Hugo Maertens De Sint-Janskerk, bisschop Stefanus van Doornik en de graven van
Vlaanderen
Het verhaal van het Sint-Jansplein start in 1202. In dat jaar bevestigde Stefanus, bisschop van Doornik, aan de priesters van de Sint-Christoffel- en Sint-Janskerk in Brugge de vrijheid die zij genoten hadden onder zijn voorgangers. Hij deed dit weliswaar met uitzondering van alle rechten – lees: inkomsten – die aan hem als bisschop toebehoorden. Bisschop Stefanus van Doornik trad in 1192 aan, dus de bouw van het romaanse kerkje gaat minstens tot voor die datum terug. Sint-Jans moet met andere woorden al hebben bestaan in de tweede helft van de 12e eeuw (of werd ten laatste dan opgericht). Sint-Jans was afhankelijk van het grafelijke Sint-Donaaskapittel. Het is dan ook best mogelijk dat de SintJanskerk oorspronkelijk als bidplaats is gesticht door de Vlaamse graven. Die richtten her en der in het stadscentrum kapellen en kerkjes op als antwoord op de stijgende vraag naar gebedsruimten voor de snel groeiende bevolking. Bovendien leverden die bidplaatsen ook een aardige duit op. Diensten zoals begrafenissen, huwelijken en doopsels waren namelijk niet goedkoop, al waren het toch vooral gulle schenkingen van vrome buurtbewoners die het meeste opbrachten. Geen wonder dat ook de bisschop van Doornik er als de kippen bij was om zijn deel van de koek te eisen. Bovendien had bisschop Stefanus nog een eitje te pellen met graaf Boudewijn IX, de ‘baas’ van de kanunniken, die het enkele jaren voordien had aangedurfd om de bisschopsstad Doornik aan te vallen. Nu de graaf – en latere keizer van Constantinopel – andermaal op kruistocht was vertrokken, zag de bisschop zijn kans schoon om zijn gezag over de bidplaats te herstellen.

Detail uit het stadsplan van Marcus Gerards, 1562 © Openbare Bibliotheek Brugge
Op het kruispunt van handel en ambacht
Dat die machtige heren belangen hadden bij de organisatie van de Sint-Janskerk, had alles te maken met de gunstige ligging van het gebedshuis. De kerk stond namelijk in één van de oudste woonkernen van de stad, aan de ene kant begrensd door de natuurlijke Groene Rei en de Sint-Annarei, aan de andere kant door de gegraven Kraanrei en de natuurlijke depressie van de Spiegelrei. Dit zogenaamde ‘Groot Vierkant’ omvatte niet alleen het grafelijke machtscentrum (de Burg), maar ook een maritieme handelswijk waarvan de oorspronkelijke kern vermoedelijk in de buurt van de Ridderstraat lag. Met het graven van de Kraanrei (waarschijnlijk nog vóór 1127) moet het commerciële belang van de straten rond het huidige Sint-Jansplein zijn toegenomen, een proces dat eind 13e eeuw werd afgerond met de constructie van een houten kraan voor het laden en lossen van schepen. Het is in die context dat de bouw van de oorspronkelijke Sint-Janskerk moet worden gezien. Rond 1300 was de omgeving van het Sint-Jansplein in elk geval één van de rijkste buurten van de stad. Verschillende leden van oude ‘patriciërsgeslachten’ hadden er hun woning. Vooral de steenrijke en politiek actieve kruideniersfamilie Van Hertsberghe bezat er op dat moment heel wat panden. Verder woonden er ook enkele ‘hosteliers’ die er onderdak en opslagruimte boden aan buitenlandse handelaars. De buurt lijkt vooral in trek te zijn geweest bij kooplui afkomstig van het Iberische schiereiland. Het is dan ook geen toeval dat in de loop van de 14e eeuw aan de westzijde van het SintJansplein het zogenaamde ‘Spaanse’ of ‘IJzeren weeghuis’ werd opgericht, waar Spaanse kooplieden hun handelswaren (veelal wol en ijzerwaren) konden laten wegen en stockeren. Toch mogen we het Sint-Jansplein niet uitsluitend een mercantiel en elitair karakter toedichten. Op het Sint-Jansplein en vooral in de straten ten zuiden ervan woonden op dat moment ook heel wat gespecialiseerde handwerklieden die profiteerden van de vraag naar luxegoederen door de commerciële elite en de kanunniken van het prestigieuze Sint-Donaaskapittel. Onder
meer de Cordoeaniersstraat (schoenmakers die laarzen vervaardigden uit duur ‘Cordouaans’ leer) en Wapenmakersstraat verwijzen nog naar die ambachtelijke productie in de buurt van het Sint-Jansplein.
Volksdevotie
Hoewel de Sint-Janskerk nooit de status van parochiekerk bereikte, legde het commerciële succes van de buurt het kerkje in elk geval geen windeieren. In 1430 werd beslist om de bidplaats stevig te verbouwen. Vermoedelijk werd de eenbeukige kerk met toren toen uitgebreid met een tweede beuk aan de zuidkant.
Die uitbreiding kwam er wellicht om plaats te bieden aan de vele corporaties die de stad telde. Vanaf het midden van de 14e eeuw streefden ambachten, maar ook mercantiele gilden, religieuze lekenbroederschappen en allerlei beroepsorganisaties ernaar om een eigen stek in het stadslandschap te verwerven. Ze kozen bijvoorbeeld een altaar of kapel in een van de vele parochie- of kloosterkerken van de stad uit. De vroegst bekende stichting in die zin in de Sint-Janskerk dateert pas van 1394, toen het gezelschap van de wijnschroders een ‘vriendelijke broederschap’ ter ere van de Heilige Maagd Maria oprichtte en zich vestigde in de O.L.V.-kapel. Niet veel later blijken er ook religieuze broederschappen ter ere van de heilige Nikolaas en Johannes de Doper, de patroonheilige van de kerk, actief te zijn. Na de uitbreidingswerken nam het aantal corporaties dat haar religieuze diensten verrichtte in de Sint-Janskerk gestaag toe. Zo hielden de ijzerdragers of pijnders van de Sint-Jansbrug er vanaf 1435 hun misdiensten. Later volgden nog stichtingen van de ‘canivetsiers’ (canvasmakers), hoedenmakers, olie- en zeepverkopers en van een broederschap gewijd aan de populaire heiligen Wilgefortis (‘Ontkommer’) en Rochus. Tegelijkertijd was de Sint-Janskerk een trekpleister voor ‘pelgrims’ die er elk jaar het volkse Sint-Jansfeest (23 juni, aan de vooravond van Sint-Jansdag) kwamen vieren. Het stadsbestuur was maar matig enthousiast over de feestvierders die ’s ochtends in beschonken toestand hun offeranden kwamen brengen in de kerk. Het stadsbestuur verbood hen dan ook om ‘binnen der voorseide kercke te commene danne naer der noene’ en om in de buurt te bedelen om ‘drinkgeld’. Weliswaar zonder veel succes, want het gebod moest geregeld herhaald worden.
Verval en bescheiden hergeboorte
Lang heeft de bloeiperiode van het kerkje niet geduurd, want met het commerciële verval van de stad onderging ook het Sint-Jansplein en het gelijknamige kerkje een grondige transformatie. Waar het een eeuw voordien nog gonsde van de bedrijvigheid, was de ‘Sinte Jans plaetse’ tegen het midden van de 16e eeuw nog maar een schim van zichzelf. De buurt leed onder het vertrek van de vreemde naties die steeds vaker voor Antwerpen kozen als uitvalsbasis en kreeg af te rekenen met leegstand. Zo werd nog vóór het midden van de 16e eeuw het ‘IJzeren weeghuis’ op het plein tot op de grond afgebroken en ingericht als een grote privétuin. De gevolgen lieten zich ook voelen in de kerk zelf. De pijnders van de Sint-Jansbrug verlieten in 1522 de Sint-Janskerk en de resterende leden sloten zich aan bij de gilde van de rijkepijnders in de Sint-Gilliskerk. Een tijdlang werd Sint-Jan nog gebruikt door de Jezuïeten die zich tijdelijk in de buurt hadden gevestigd, maar in 1611 stortte de kerk gedeeltelijk in. Daarom werd beslist om het gebouw helemaal neer te halen. Kort daarna werd op dezelfde plaats een nieuwe, maar eenvoudige kapel opgetrokken die dienst deed als exclusieve bidplaats van de wijnschroders. Deze kapel hield nog even stand, maar eind 18e eeuw werd ook dit gebouw met de grond gelijkgemaakt, definitief deze keer.

18e-eeuwse plattegrond van de in 1611-1613 heropgerichte Sint-Janskapel met aanduiding van de grafplaten, uit Charles-François Custis, Curieuse vergaderinge van alle de inscriptien ende verbeeldingen der tomben, epitaphien, cabinetten van wapenen [...] de welcke in de kercken, cloosters, ende capellen binnen de stad van Brugge gevonden worden [...], vol. 4, s.l.n.d, f. 221r © Universiteitsbibliotheek Gent