6 minute read

Johan Van Geluwe

the museum of museums 2009

1

Advertisement

“Hij is ongegeneerd lokaal en even vanzelfsprekend internationaal. In een regio die

zich globaal wenst en waant, maar die eigenlijk een heel beperkte horizon heeft, blijft dat ook nu nog een uitzonderlijke positie. Het maakt van hem een observator die breder kijkt dan andere toeschouwers, en die handelt op een manier die zowel ketters is voor de goede katholieken als voor hun protesterende tegenhangers. Een vleugje ketters toch – een beetje verdacht, te autonoom om te worden ingelijfd, te genereus om te worden uitgeband. Hij past altijd wel een beetje, maar nooit helemaal. Hij is niet sexy, omdat hij zich niet overgeeft en evenmin tegenstribbelt. Hij is minzaam zichzelf, Johan van Geluwe.” In de inleiding van de publicatie Johan van Geluwe, The Museum of Museums (Gent, 2004, p. 11 (126)) duidt Bart De Baere Johan van Geluwe en zijn artistieke persoonlijkheid op gevatte wijze. Door S andra Janss ens.

Johan van Geluwe (° 1929) is een gerenommeerde hedendaagse kunstenaar die zijn werk internationaal tentoonstelt. De eigenzinnige kunstenaar studeert architectuur aan het SintLucasinstituut in Gent van 1946 tot 1953. Van 1974 tot 1994 is hij als docent aan hetzelfde Sint-Lucasinstituut verbonden. In 1991 ontvangt Johan van Geluwe de staatsprijs voor beeldende kunst. Op de tentoonstelling ‘Visionair België’ (2005) in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel neemt hij een prominente plaats in. Projecten, installaties en concepten van Johan van Geluwe zijn te vinden in talrijke musea, kunstinstituten, culturele instellingen, en privéverzamelingen. De monografie Johan van Geluwe, The Museum of Museums werd in 2005 bekroond met de Plantin-Moretusprijs als best verzorgde boek binnen de categorie kunst. Sinds 1974 is het oeuvre van Johan van Geluwe wereldwijd gepresenteerd in talrijke tentoonstellingen. Naast de Brugse tentoonstelling creëert van Geluwe dit jaar meerdere presentaties, de eerst volgende zijn onder meer ‘Toute cruauté est-elle bonne à dire?’ in de Elektriciteitscentrale te Brussel van 9 tot 29 maart en ‘We can breathe in space, they just don’t want to

escape’ in de Altefabrik te Rapperswil-Jona van 14 maart tot 3 mei. Sinds 1969 is Johan van Geluwe directeur van de fictieve-echte instellingen A.R.T. (Art Recycling Terminal) en M.A.O. (Multinational Art Office) en is hij directeur-conservator en archivaris van het M.O.M. (The Museum of Museums). Naast deze titels, benoemt van Geluwe zichzelf tot ARTchitect. van Geluwe is opgeleid tot architect, was praktiserend architect en doceerde het vak. Maar hij plaatst zich buiten de architectuurdiscipline om aan de beeldende kunst methodes te ontlenen om het instituut van

de architectuur ter discussie te stellen. In zijn werk becommentarieert en reageert van Geluwe soms op scherpe en confronterende wijze op de maatschappij. Maar nooit gaat hij brutaal in de aanval of viseert hij iemand persoonlijk. In al zijn werk vertoont hij een bijzondere gevoeligheid voor de ambiguïteit van de taal. Zijn boodschappen werken dan ook als doordenkers, die maar pijn doen in de mate dat iemand zichzelf op de korrel genomen voelt. Centraal in de artistieke persoonlijkheid van Johan van Geluwe staat een kritische houding tegenover de maatschappij en politiek, met een aangeboren zin voor onafhankelijkheid. Hij verafschuwt de commercialisering en banalisering van de cultuur en de kunsten. Door koppig aan deze houding vast te houden biedt hij weerstand, gaat hij er tegen in. Hij weigert een knecht te zijn van het kunsthandelcircuit. Daarom is zijn werk niet te koop. Met ‘The Museum of Museums’ verwerft hij vanaf de jaren zeventig bekendheid in heel Europa. Vanuit dit imaginaire museum speelt van Geluwe met verschillende betekenislagen en invalshoeken. De relativering van de macht en de driehoeksrelatie tussen de artistieke scène, het kunstobject en het museum vormen hierbij de belangrijkste aandachtspunten.

1/2 Johan van Geluwe, The Museum of Museums 2009

In ‘The Museum of Museums 2009’ worden enkele kamers van het Arentshuis door Van Geluwe ‘heringericht’. De traditionele museale sfeer moet plaats ruimen voor vervreemding en verwondering. In het achttiende-eeuwse herenhuis Arents wordt het imaginaire Museum of Museums van Johan van Geluwe werkelijkheid. De tentoonstelling opent met een panorama van Museum-postkaarten, resultaat van jarenlange grensoverschrijdende correspondentie. Dit is de allereerste keer dat van Geluwe zijn postkaartencollectie in een monografische tentoonstelling presenteert. De postkaart is een modaal communicatie- en promotiemiddel. Dit maakt het tot een uitgelezen instrument voor mail art,

waarbij de kern is: het herstellen van de menselijke dialoog en communicatie op democratische manier. Getuige hiervan de stelling van Johan van Geluwe van 29 december 1972: “Using letter-writing as a creative medium, I aim at replacing formulas, automatisms and phrases with personal communication.” Geen enkele kunstvorm voor mail art heeft zo’n groot, globaal en internationaal succes gekend, niet alleen van bewonderaars maar ook van personen die actief betrokken zijn in de beweging. Mail art is in alle wereldhoeken te vinden, in kleine dorpen en grote steden en het omarmt alle politieke en sociale systemen. Op die manier is mail art een sociaal fenomeen. Iedereen die kan schrijven is potentieel een performer. Ten tijde van de koude oorlog was mail art de enige mogelijkheid om grensoverschrijdende contacten te onderhouden met ‘gelijkgezinden’ uit het Oostblok en ook de dictatoriale staten in Latijns-Amerika. De glimmende prijsbekers staan symbool voor de status van de winnaar of weerspiegelen ze slechts de illusie van deze machtspositie? Het toekennen van bekers en trofeeën is een deel van de folklore, mensen verenigen zich in een club, werken samen aan een sport of activiteit. Een overwinning of goede prestatie levert een beker op, deze betekent erkenning en trots. Die prijs duidt enerzijds op een beloning maar is anderszijds ook eerder klatergoud om de schone schijn hoog te houden. Macht en vooral het gevoel of misschien beter de illusie macht

te hebben staat centraal, zowel bij degene die de beker of trofee geeft als degene die de prijs in ontvangst mag nemen. Deze illusie, de betrachting van de perceptie van (macht)status in de maatschappij wil Johan van Geluwe door de plaatsing ervan in een kunstcontext relativeren. Nep en echt, fictie en realiteit, banaliteit en belangrijkheid, kitsch en kunst zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De spiegel is een uitvergroting van de spiegel in het Portret van het echtpaar Arnolfini van Jan van Eyck (1434, London, National Gallery). van Geluwe’s spiegel bespioneert de ruimte, het museum, de kunst, de handelaren, de journalisten, de critici… Of houdt van Geluwe hen een spiegel voor? Jan van Eyck’s spiegel wordt omringd door kritische bespiegelingen rond de traditionele kunsthistorische canon en de kunstwereld. De museale functie en de kunsthandel spelen hierin een essentiële rol en worden op unieke wijze in vraag gesteld, evenals de gehele artistieke scène, de objecten en de toeschouwer. In de reeks ‘L’ART POOR L’ART – MORT POUR L’ART – L’OR POUR L’ART’ wordt de toeschouwer gevraagd de redenering te volgen en te doorzien. ‘L’art poor l’art’ is niet ‘L’art pour l’art’ of het principe van de ‘kunst om de kunst’. Er staat wel ‘Art, poor art’ want ze zal sterven (Mort), door toedoen van de handel en commercialisering (L’or). ARTchitect en conservator Johan van Geluwe is steeds aanwezig in dit Museum of Museums’ 2009, net als zijn vier suppoosten. In hun virtuele maar pertinente aanwezigheid bewaken ze de kritische stellingen tegenover de maatschappij van de waarnemer van Geluwe, die soms subtiel, soms scherp zijn en de toeschouwer tot een glimlach bewegen of tot nadenken brengen.

Sandra Janssens is adjunct-conservator van het Groeningemuseum.

1/2 Johan van Geluwe, The Museum of Museums 2009

This article is from: